Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: De Lindenhoeve Sluis
Status: ontwerp
Plan identificatie: NL.IMRO.1714.BPlindenhoeve12-ON02

Artikel 3 Centrum

3.1 Bestemmingsomschrijving

De op de plankaart voor “Centrum” aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. detailhandel;
  2. kantoren;
  3. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'horeca', horeca of ondergeschikte horeca tot en met horecacategorie 1;
  4. kleinschalige bedrijfsactiviteiten als bedoeld in categorie 1 van de als bijlage bij deze regels opgenomen Staat van Bedrijfsactiviteiten;
  5. het wonen zowel in combinatie met het bepaalde onder a, b, c en d als zelfstandig;
  6. bij deze doeleinden behorende voorzieningen, zoals erven, tuinen, toegangs- en achterpaden, parkeervoorzieningen en speelvoorzieningen.

3.2 Bouwregels

3.2.1 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:
  1. hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  2. het bouwvlak mag volledig worden bebouwd;
  3. ter plaatse van de aanduiding 'gevellijn' is de voorgevel van het hoofdgebouw gesitueerd. Indien de aanduiding 'gevellijn' niet aanwezig op een bouwperceel, geldt deze bepaling niet;
  4. ter plaatse van de aanduiding 'maximale goothoogte' geldt de aangegeven maatvoering als maximale goothoogte;
  5. bij toepassing van hellende dakvlakken, bedraagt de dakhelling minimaal 35° en maximaal 50°.

3.2.2 Bijgebouwen en aan- en uitbouwen

Voor het bouwen van bijgebouwen en aan- en uitbouwen gelden de volgende regels:
  1. bijgebouwen en aan- en uitbouwen mogen binnen het bouwvlak en ter plaatse van de aanduiding 'erf' worden gebouwd;
  2. de bebouwde oppervlakte van het bouwperceel dat buiten het bebouwingsvlak is gelegen ten hoogste 75% mag worden bebouwd;
  3. de totale hoogte van bijgebouwen, aan- en uitbouwen bedraagt maximaal 6 meter. Indien een dakhelling wordt toegepast bedraagt de helling maximaal 55°;
  4. de minimale afstand tussen het hoofdgebouwen en bijgebouwen bedraagt 1 meter.
  5. de afstand van gebouwen tot de perceelsgrens mag niet minder dan 1 meter bedragen, tenzij gebouwen in de perceelsgrens worden gebouwd.

3.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:
  1. de maximale bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de voorgevellijn bedraagt 2 meter;
  2. de maximale bouwhoogte van pergola's en overkappingen bedraagt 2,75 meter;
  3. de maximale bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt 1 meter.

3.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen omtrent:
  1. de dakhelling van hellende dakvlakken van gebouwen;
  2. de plaatsing van gebouwen ten opzichte van de perceelsgrenzen en ten opzichte van elkaar;
  3. de plaatsing en afmeting van bouwwerken geen gebouwen zijnde;
  4. de in sub a t/m c gestelde nadere eisen mogen slechts worden gesteld met het doel te voorkomen dat de belangen van derden zouden worden geschaad- of afbreuk zou worden gedaan aan de doeleinden van het plan met het oog op de bereikbaarheid van gebouwen, bouwwerken geen gebouwen zijnde en gronden in verband met calamiteiten.

3.4 Specifieke gebruiksregels

3.4.1 Strijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:
  1. geluidszoneringsplichtige inrichtingen;
  2. risicovolle inrichtingen;
  3. de verkoop van LPG;
  4. de opslag van meer dan 10.000 kilogram consumentenvuurwerk;
  5. wonen in bijgebouwen;
  6. seksinrichtingen;
  7. het ingebruik nemen van gronden ten behoeve van windmolens;
  8. (permanente) buitenopslag van goederen en materialen voor de voorgevellijn, met dien verstande dat dergelijke opslag tot een hoogte van ten hoogste 2 meter is toegestaan voor zover en indien de minimale afstand van de opslaglocatie tot de rand van de openbare weg minimaal 10 meter bedraagt.

3.5 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en Wethouders zijn bevoegd af te wijken van het bepaalde in:
  1. artikel 3 lid 1 sub d voor bedrijfsactiviteiten die voorkomen in een hogere categorie van de Staat van Bedrijfsactiviteiten dan op grond van artikel 3 lid 1 sub d toelaatbaar is, mits de betreffende bedrijfsactiviteit naar aard en invloed op de omgeving gelijkgesteld kan worden aan bedrijfsactiviteiten die ingevolge artikel 3 lid 1 sub d  zijn toegestaan;
  2. artikel 3 lid 1 sub d voor bedrijfsactiviteiten die niet in de Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn genoemd, mits de betreffende bedrijfsactiviteiten naar aard en invloed op de omgeving gelijkgesteld kan worden aan bedrijfsactiviteiten die ingevolge artikel 3 lid 1 sub d zijn toegelaten.