Plan: | Zeeweg 9 Groede |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.1714.BPzeeweg9groede-VG01 |
Voor de recreatiewoning aan de Zeeweg 9 in Groede is een plan opgesteld om deze permanent te bewonen. De initiatiefnemer wenst ook een aanbouw te bouwen waarin een galerie kan worden gevestigd. De betreffende gronden zijn op basis van het geldende bestemmingsplan 'Groede-Bad' bestemd voor 'Verblijfsrecreatieve doeleinden – Recreatiewoningen', 'Erf', en 'Tuin'. Binnen deze bestemmingen is permanente bewoning niet toegestaan. De beoogde permanente bewoning van de recreatiewoning aan de Zeeweg 9 in Groede wordt in voorliggend bestemmingsplan mogelijk gemaakt door gebruik te maken van eenzelfde regeling als in het (aangrenzende) bestemmingsplan 'Buitengebied' van de gemeente Sluis 2011. De recreatiewoningen in dat plan hebben namelijk een woonbestemming waarmee permanente bewoning mogelijk is.
De gemeente Sluis is van mening dat het plan planologisch en stedenbouwkundig aanvaardbaar is. Om de realisatie van het project juridisch-planologisch mogelijk te maken, is voorliggend bestemmingsplan opgesteld.
Het plangebied ligt ten noordwesten van het dorp Groede aan de voet van de zeedijk. Het perceel wordt ingeklemd door de Zeeweg (ten zuiden), de doodlopende Cletemsweg (ten westen/noorden) en een agrarisch perceel met landschaps- en natuurwaarden (ten oosten). Op het perceel staat de naast de recreatiewoning ook een schuur uit 1953. In deze schuur zijn 3 recreatie-appartementen vergund en (grotendeels) gerealiseerd. Het plangebied heeft een oppervlakte van circa 1.300 m².
Figuur 1.1. Ligging plangebied (Bron: Google Maps)
Het plangebied is planologisch-juridisch geregeld in het bestemmingsplan Groede-Bad (vastgesteld 29-09-2005). In figuur 1.2 is een uitsnede van de (analoge) plankaart van dat plan weergegeven.
Figuur 1.2. Fragment plankaart geldend bestemmingsplan (bron: ruimtelijkeplannen.nl)
De gronden hebben daarin de enkelbestemmingen 'Verblijfsrecreatieve doeleinden', 'Tuinen' en 'Erven'. De woning heeft de bestemming 'Verblijfsrecreatieve doeleinden' en heeft daarbinnen de subbestemming recreatiewoning. Het beoogde permanente gebruik van de recreatiewoning is op basis daarvan niet mogelijk.
De schuur en de ruimte tussen de schuur en de woning zijn bestemd tot Erven. De goot- of boeibordhoogte van de recreatiewoning bedraagt ten hoogste 4 meter en van de schuur ten hoogste 3 meter. In de bestemming 'Tuinen' mogen geen gebouwen worden gebouwd.
Naast het bestemmingsplan Groede-Bad zijn nog twee bestemmingsplannen van kracht:
Het plangebied bestaat uit een recreatiewoning een schuur, met daarin 3 recreatie-appartementen, en omliggende tuinen (zie figuur 2.1).
Figuur 2.1 Plangebied en directe omgeving (Bron: Google Maps 2019)
Op basis van oud kaartmateriaal blijkt dat op deze locatie al vanaf de 17e eeuw wordt geboerd en gewoond. Op kaartmateriaal uit 1639 is de Clethemspolder (drooggelegd 1613) te zien en is er al een vestiging op deze locatie.
Dwars op de huidige schuur heeft een veel grotere schuur gestaan. Tijdens de vloed van 1797 is er veel land weggeslagen, onder andere de zogenoemde 'Aanwas van Wulpen'. Er was geen bestaansreden meer voor een grote boerderij op deze plek en de schuur is verkocht, afgebroken en weer opgebouwd in IJzendijke. Het woonhuis is in de 2e Wereldoorlog zwaar beschadigd en is daarna weer opgebouwd met deels nieuwe muren en een nieuw dak. Rond 1953 is een schuur gebouwd voor opslag en een kleine stal voor verschillende dieren. Ongeveer 15 jaar geleden is vergunning verleend om in de schuur 3 recreatie-appartementen te realiseren. In 1987 heeft de toenmalige eigenaar de woning verbouwd tot zomerwoning. Onlangs heeft de huidige eigenaar deze woning uitgebreid gerenoveerd.
Figuur 2.2. Foto bestaande situatie (bron: Google)
Op het terrein is in de huidige situatie parkeerruimte voor minimaal 7 auto's. De ontsluiting van het perceel vindt plaats via 2 in- en uitritten, te weten aan de Cletemsweg en de Zeeweg. De Zeeweg leidt in oostelijke richting naar Breskens, Groede of Terneuzen en in westelijke richting naar Nieuwvliet, Cadzand en Sluis. Langs de Zeeweg ligt in westelijke richting een vrij liggend fietspad aan de voet van de zeedijk. Het vrij liggende fietspad sluit ter hoogte van het plangebied aan op de Cletemsweg. De Cletemsweg gaat vanaf daar in oostelijke richting dan ook door als fietspad. Vanaf het plangebied ligt op de zeedijk een langzaamverkeersverbinding. Deze loopt van Breskens tot Cadzand. Aan de strandzijde van de zeedijk liggen ook langzaamverkeersverbindingen door de smalle duinstrook.
Verder zijn in de directe nabijheid van het plangebied een strandovergang, een openbare parkeerplaats (betaald parkeren) en een restaurant aanwezig. Ten zuiden van het plangebied, aan de overzijde van de Zeeweg, liggen agrarische percelen (zie figuur 2.1).
De initiatiefnemer wil de huidige recreatiewoning permanent bewonen. De 3 bestaande recreatieappartementen in de grote schuur worden behouden en blijven in beheer bij de initiatiefnemer. Daarnaast is de wens om een galerie realiseren. De beoogde galerie is geen commerciële activiteit of atelier, maar een culturele activiteit die door een beperkt aantal kunstlievend publiek wordt bezocht. De beoogde galerie kan niet worden gerealiseerd in de huidige bebouwing. Hiervoor is een lichte ruimte noodzakelijk van enige omvang zonder tussenmuren.
Het voornemen bestaat om de woning aan de zuidzijde uit te breiden met een kleine galerie. De aanbouw heeft een groot raam voor goede lichtinval en uitzicht op de agrarische velden. De aanbouw heeft een grondoppervlakte van (7,30 m x 3,20 m =) 23,4 m². De bouwhoogte van het platte dak van de aanbouw bedraagt maximaal 3 meter. Het volume van de beoogde aanbouw bedraagt dus maximaal 70 m³.
Daarnaast wordt de 'lelijke' uitbouw aan de schuur van 5 m² gesloopt.
De huidige parkeermogelijkheden worden gehandhaafd.
Figuur 2.3 Impressies en metrages van beoogde uitbreiding en situering parkeerplaatsen
Het bestemmingsplan is opgebouwd en vormgegeven volgens de Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen, editie 2012 (SVBP2012), die is verankerd in het Besluit ruimtelijke ordeing (Bro). Daarnaast is in het Bro een aantal bepalingen opgenomen waaraan de regels van het bestemmingsplan moeten voldoen. Het gaat hierbij om een aantal begrippen, wijze van meten, regels ten aanzien van het overgangsrecht en de anti-dubbeltelbepaling.
Opzet verbeelding
Algemeen
Het bestemmingsplan moet voldoen aan de eis van rechtszekerheid. Dit betekent dat een bestemmingsregeling duidelijk en voor één uitleg vatbaar is. In aansluiting hierop en in relatie tot digitale ontwikkelingen verdient het de voorkeur de bestemmingsregeling zo veel mogelijk op de verbeelding te visualiseren en de planregels zo transparant mogelijk te houden. Uitgangspunt is dat zoveel mogelijk informatie op de verbeelding wordt aangegeven en dat de verbeelding digitaal wordt opgebouwd.
Daarbij is gebruik gemaakt van een combinatie van de Basisregistratie Grootschalige Topografie (BGT) en de digitale kadastrale ondergrond.
Bestemmingen
Op de verbeelding wordt aangegeven welke bestemming geldt en waar bebouwing is toegestaan. In bepaalde gevallen vloeit dit reeds direct uit de bestemming voort. Door middel van de hoofdletter W wordt de bestemming Wonen aangeduid.
Aanduidingen
Op de verbeelding wordt de aanduiding bijgebouwen [bg] opgenomen. Ten slotte worden maatvoeringsaanduidingen op de kaart aangegeven zoals de maximaal toegestane hoogtemaat (goothoogten en bouwhoogte), het maximale bebouwingspercentage en het maximum aantal wooneenheden. Bij het toekennen van de aanduidingen is gebruik gemaakt van de standaard (en verplichte) aanduidingen uit SVBP2012.
Opzet planregels
Overeenkomstig SVBP2012 kent de indeling hoofdstukken waarin de regels zijn opgenomen de volgende vaste volgorde.
Een bestemmingsartikel heeft ook een vaste opbouw.
De woning met bijbehorende bijgebouwen en tuinen zijn als Wonen bestemd. De inhoudsmaat van de woning bedraagt maximaal 1.000 m³ waarbij niet meer dan 40 % van het bouwperceel bebouwd mag worden. De oppervlakte aan bijgebouwen mag per woning maximaal 60 m²/40% van het erf bedragen, en na het verlenen van een omgevingsvergunning voor afwijken, afhankelijk van de oppervlakte van het perceel, 120 m². Woning en bijgebouwen kunnen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd. Permanente bewoning van bijgebouwen is niet toegestaan. De woning mag zowel permanent als recreatief worden bewoond.
Met deze regeling wordt aangesloten op de bestemming Wonen in het bestemmingsplan Buitengebied Sluis.
Artikel 4 Waterstaat - Waterkering
De dubbelbestemming Waterstaat - Waterkering geeft aan, aan welke gronden een waterstaatkundige functie is verbonden (de primaire waterkering en de regionale waterkeringen). Voor het bouwen gelden in deze gebieden aanlegvergunningen voor graven en (aan)planten. Overleg met de beheerder(s) van de dijken is geregeld in de planregels.
Met deze regeling wordt aangesloten op de bestemming Waterstaat - Waterkering in het bestemmingsplan Buitengebied Sluis.
Omdat het perceel feitelijk in het buitengebied ligt, wordt voorgesteld om gebruik te maken van de regeling van recreatiewoningen in het aangrenzende bestemmingsplan 'Buitengebied'. Andere recreatiewoningen in het direct aangrenzende buitengebied van Sluis hebben in 2011 bij vaststelling van het bestemmingsplan 'Buitengebied' een woonbestemming gekregen waarmee permanente bewoning mogelijk is. Het beoogde permanente gebruik van de recreatiewoning is op basis van het geldende bestemmingsplan Groede-Bad niet mogelijk. Omdat het perceel aan de Zeeweg 9 niet in het dorp Groede-Bad ligt, is voorgesteld om gebruik te maken van een zelfde regeling als in het bestemmingsplan 'Buitengebied'.
Wonen
Door het samenvoegen van de voormalige gemeentes Oostburg en Sluis-Aardenburg, is in 2005 besloten om voor het buitengebied van deze gemeentes één nieuw bestemmingsplan op te stellen. Een van de elementen die daarin geüniformeerd werd, is dat alle bestaande, recreatief of permanent bewoonde, burgerwoningen bestemd worden tot 'Wonen'. Deze woningen mochten dus sindsdien permanent of recreatief worden bewoond. Bij actualisatie van het bestemmingsplan Buitengebied in 2011 is de regel met betrekking tot het permanent en recreatief wonen behouden.
In het bestemmingsplan Groede-Bad bezit het perceel aan de Zeeweg 9 een bijzondere positie; het is de enige recreatiewoning die geen deel uit maakt van een recreatiepark. Hoewel het betreffende perceel formeel geen onderdeel uitmaakt van het bestemmingsplan Buitengebied, sluit het ruimtelijk gezien beter aan bij het buitengebied dan bij de naastgelegen recreatieterreinen. Om deze reden zijn er daarom ruimtelijk gezien geen bezwaren om voor het perceel aan de Zeeweg 9 in Groede de bestemming 'Wonen' op te nemen, zoals opgenomen in het bestemmingsplan '2e herziening buitengebied Sluis'. In deze herziening is het permanent en recreatief bewonen van de woning toegestaan.
Galerie
In overleg met het Waterschap Scheldestromen (20-01-2021) is bepaald dat met gebruikmaking van de zogenoemde 20%-regel een maximale uitbreiding van het vloeroppervlak van 35 m² mag plaatsvinden. In het voorliggende bouwplan is een uitbreiding van de galerie met 23,4 m² voorzien. Door de sloop van de huidige aanbouw aan de schuur van 5 m² (23,4 m² - 5 m² = 18,4 m²) blijft de uitbreiding van het vloeroppervlakte binnen de gestelde 35 m².
De Nationale Omgevingsvisie, kortweg NOVI, loopt vooruit op de inwerkingtreding van de Omgevingswet en vervangt op rijksniveau de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte. Aan de hand van een toekomstperspectief 2050 brengt de NOVI de langetermijnvisie van het Rijk in beeld.
Toetsing en conclusie
Het planvoornemen is op nationaal niveau dermate kleinschalig dat het geen invloed heeft op de nationale belangen. Het beleid inzake het mogelijk maken van de functiewijziging, de kleinschalige galerie en de kleine berging wordt dan ook neergelegd bij de decentrale overheden. De Nationale Omgevingsvisie wordt gekenmerkt door een hoog abstractie- en schaalniveau en heeft geen directe belangen die geborgd moeten worden ten aanzien van het plangebied en de beoogde ontwikkeling.
Samenvatting
Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) stelt regels omtrent een aantal nationale belangen zoals genoemd in de NOVI. Van belang is Artikel 2.3.5. (bouwen in het kustfundament buiten stedelijk gebied). In dat artikel (lid 1) is bepaald dat een bestemmingsplan dat betrekking heeft op gronden buiten het stedelijk gebied ten opzichte van het daaraan voorafgaande geldende bestemmingsplan geen nieuwe bebouwing mogelijk maakt. Deze bepaling is niet van toepassing op onder andere:
Toetsing en conclusie
De woning heeft een oppervlakte van 72 m2 en de schuur met aanbouw een oppervlakte van 115,5 m2. Tezamen bedraagt het oppervlak 187,5 m2. Als daar 10% bij wordt opgeteld, dan komt de oppervlakte op 206,25 m2. Na realisering van de voorgenomen plannen bedraagt de oppervlakte (72 m2 + 110,5 m2 + 23,4 m2=) 205,9 m2. Daarmee blijft de uitbreiding binnen het maximumoppervlak dat in het Barro is vermeld. Voor het overige raakt dit initiatief geen rijksbelangen uit het Barro.
Samenvatting
In het Besluit ruimtelijke ordening (Bro, artikel 3.1.6 lid 2) is opgenomen dat bij een ruimtelijk plan, dat een nieuw stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, de ladder voor duurzame verstedelijking doorlopen moet worden. De reden hiervoor is om een zorgvuldig gebruik van de schaarse ruimte in Nederland te bevorderen. Een stedelijke ontwikkeling houdt in dat er nieuwe bebouwing wordt toegevoegd aan de huidige bebouwing. De ladder bestaat uit twee stappen: de eerste stap bevat een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling. De tweede stap omvat, indien de ontwikkeling mogelijk wordt gemaakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.
Toetsing en conclusie
De ontwikkeling is van dusdanig kleinschalige omvang dat geen sprake is van een stedelijke ontwikkeling. Voorliggende ontwikkeling voorziet in de functiewijziging van een recreatiewoning naar de bestemming Wonen waarbij een beperkte uitbreiding van het vloeroppervlak wordt mogelijk gemaakt. Een toetsing aan de ladder kan achterwege worden gelaten.
Zeeuwse Omgevingsvisie en Omgevingsverordening Zeeland
In de Zeeuwse Omgevingsvisie geeft de provincie de ruimtelijke visie op Zeeland weer en geeft aan waar de komende jaren door de provincie op wordt ingezet: ruimte voor economische ontwikkeling, een gezonde en veilige woonomgeving en goede kwaliteit van bodem, water, natuur en landschap. Een aantal onderwerpen uit de Omgevingsverordening Zeeland is juridisch vertaald in de Omgevingsverordening Zeeland (inclusief wijzigingen). De regels uit deze verordening zijn van belang voor het opstellen van een ruimtelijke onderbouwing.
Toetsing en conclusie
Relevant zijn het beleid en de regels over het wonen in het landelijk gebied. In de verordening is daarover het volgende geregeld.
Samenvatting
Artikel 2.7 Wonen
In de toelichting bij een bestemmingsplan waarin een nieuwe kleinschalige woningbouwlocatie in het landelijk gebied wordt toegelaten, wordt aannemelijk gemaakt dat wordt voldaan aan de in bijlage C (van de verordening, red.) bedoelde voorwaarden. Nieuwe kleinschalige woningbouwlocaties in het landelijk gebied, die niet voldoen aan de in bijlage C bedoelde voorwaarden, worden in een bestemmingsplan niet toegelaten. In de betreffende bijlage zijn de volgende 3 voorwaarden of situaties beschreven:
Toetsing
In de regels van de verordening is geen begrip “nieuwe kleinschalige woningbouwlocatie” opgenomen. In de toelichting op artikel 2.7 staat evenwel het volgende: “Met de term "kleinschalige woningbouwmogelijkheden" wordt beoogd een afzonderlijke categorie aan te duiden die wordt onderscheiden van reguliere uitbreidingslocaties / nieuwe woonwijken die, in hoofdzaak, in of aansluitend aan het bestaand stedelijk gebied worden ontwikkeld alsmede van de andere hiervoor aangegeven uitzonderingen”.
Hieruit wordt geconcludeerd dat dat het omzetten van een recreatiewoning in een reguliere woning niet wordt beschouwd als het creëren van een nieuwe kleinschalige woningbouwlocatie. Het is een functieverandering en hierover spreekt de verordening zich niet uit.
Voor het overige zijn er geen belangrijke onderwerpen of thema's van belang zijn. Sectorale toetsen, die ook worden vermeld in het provinciale toetsingskader, worden getoetst in hoofdstuk 4.
Samenvatting
In het beleidsplan Wonen worden de woondoelen tot en met 2032 beschreven en hoe de gemeente Sluis deze willen bereiken. Het woonbeleid gaat over hoe de gemeente wil omgaan met locaties, type woningen, aantallen, wonen in combinatie met zorg, verhouding tussen tweede woningen en permanente bewoning en meer. Het doel van het woonbeleid is om de woonfunctie in de 15 woonkernen te verbeteren, waardoor de leefbaarheid kan worden behouden en wordt versterkt.
Toetsing en conclusie
In de gemeente Sluis is het aandeel woningen dat niet permanent bewoond wordt in verhouding groot. Dit aandeel neemt steeds verder toe. Het gaat om woningen die vaak worden gebruikt als tweede woning door de eigenaar. Deze ontwikkeling tast de leefbaarheid aan; minder permanente bewoners betekent ook dat er minder gebruik wordt gemaakt van voorzieningen, met alle gevolgen van dien.
Met de beoogde functie van een verblijfsrecreatieve functie naar een woonbestemming wordt invulling gegeven aan de wens van de gemeente Sluis. Het beleid staat de beoogde functiewijziging dan ook niet in de weg.
Samenvatting
In het visiedocument worden herzieningen van verschillende beleidsdocumenten, waaronder de Woonvisie, gegeven. Voor wonen is het volgende van belang. De gemeente Sluis heeft te maken met veranderende bevolkingssamenstelling en een daling van de bevolking en het aantal huishoudens. Er is een overschot aan goedkope kwalitatief verouderde woningen. De gemeente Sluis wil een hoogwaardige woongemeente zijn waar de inwoners een kwalitatief goede woning hebben in een aantrekkelijke en toegankelijke woonomgeving.
Toetsing en conclusie
Met de beoogde ontwikkeling wordt een verouderde woning gemoderniseerd en de realisatie van een kleinschalige galerie draagt bij aan een aantrekkelijke woonomgeving. Het gewenste plan wordt gerealiseerd De ontwikkeling sluit aan bij het gemeentelijk beleid van de gemeente Sluis, het beleid staat derhalve de ontwikkeling niet in de weg.
Samenvatting
Op korte termijn zal er woonbeleid voor de gemeente Sluis ter inzage worden gelegd. Hierin wordt aangegeven op welke wijze wonen binnen de gemeente Sluis mogelijk is en welke ruimte er is voor de toekomst.
De gemeente Sluis wil inzetten op de groei van het aantal huishoudens in de gemeente. De gemeente Sluis wordt steeds vaker gevonden door huishoudens van buiten de gemeente. Deze ontwikkeling wordt omarmd en de gemeente wil deze verder stimuleren. De gemeente Sluis kiest er bewust voor om de gemeentelijke rol te veranderen: van een reagerende rol (in het verleden) en een adaptieve rol (nu) naar een proactieve rol waarmee de ambities kunnen worden verwezenlijkt. Dit betekent dat in beginsel in alle kernen – naar aard en schaal - de mogelijkheid wordt geboden om nieuwe woningen toe te voegen. Het doel daarbij is steeds om de leefbaarheid en vitaliteit in de verschillende kernen te verbeteren en te borgen.
Toetsing en conclusie
Met de omzetting van een recreatiewoning naar een woning voor permanente bewoning wordt invulling gegeven aan de groeiambitie van de gemeente Sluis.
In dit hoofdstuk wordt het project getoetst aan alle relevante sectorale aspecten. Deze toetsing geldt als basis voor de planologische afweging.
Beleids-/toetsingskader
In het Bro (artikel 3.6.1. lid 2) is bepaald dat in de toelichting van het bestemmingsplan een beschrijving te worden opgenomen van de wijze waarop met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten monumenten rekening is gehouden. De facetten historische (steden)bouwkunde en historische geografie dienen te worden meegenomen in de belangenafweging.
Toetsing/onderzoek
Het gebied is cultuurhistorisch niet van betekenis. Er zijn geen beschermde en niet formeel beschermde objecten en structuren aanwezig. Overigens worden met de beoogde functiewijziging en realisatie van een galerie en schuurtje geen structuren aangetast. Geconcludeerd kan worden dat het aspect cultuurhistorie geen belemmering vormt voor de beoogde ontwikkeling.
Wettelijk en beleidskader
In Europees verband is het zogenoemde “Verdrag van Malta” tot stand gekomen. Uitgangspunt van dit verdrag is het archeologisch erfgoed zo veel mogelijk te behouden. Waar dit niet mogelijk is, dient het bodemarchief met zorg ontsloten te worden. Bij het ontwikkelen van ruimtelijk beleid moet het archeologisch belang vanaf het begin meewegen in de besluitvorming. Om dit meewegen te laten plaatsvinden wordt, naast de bestaande regelgeving en beleid, een economische factor toegevoegd.
Op 20 juni 2013 is de Nota Archeologiebeleid gemeente Sluis & Gemeentelijke Onderzoeksagenda Archeologie Sluis vastgesteld. Daarin is het archeologisch beleid van de gemeente verankerd. Dit beleid geldt voor het gehele grondgebied van de gemeente. Op 28 september 2017 heeft er bijstelling van dit beleid plaatsgevonden. Deze bijstelling is beleidsmatig vastgelegd in het document Archeologiebeleid & Onderzoeksagenda Sluis 2017 Eerste herziening.
De archeologische maatregelenkaart is de basis voor het facetbestemmingsplan ‘Sluis, parapluplan archeologie’. In het facetbestemmingsplan (parapluplan) worden de archeologische waarden voorzien van een dubbelbestemming. De dubbelbestemming geldt boven de (enkelvoudige) bestemming van de gronden, zoals Wonen.
Onderzoek en conclusie
Over het plangebied ligt geen dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie'. De kans is dus zeer klein dat archeologische sporen en vondsten in de bodem aanwezig zijn en aangetroffen worden tijdens de graaf- en inrichtingswerkzaamheden. Indien archeologische sporen onverwachts toch worden aangetroffen, geldt dat er een wettelijke meldingsplicht is ex. artikel 5.10 van de Erfgoedwet uit 2016. Opdrachtgever verplicht de aannemers om attent te zijn op eventuele vondsten en/of sporen tijdens de werkzaamheden en verplicht hen archeologische vondsten onverwijld te melden bij de bevoegde overheid.
Geconcludeerd kan worden dat het aspect archeologie de voorgenomen ontwikkeling niet belemmert.
Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening dient in verband met de (economische) uitvoerbaarheid van een plan rekening gehouden te worden met de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijzigingen dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde functie en moet worden vastgesteld of er sprake is van een saneringsnoodzaak. In de Wet bodembescherming is bepaald dat indien de desbetreffende bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de beoogde functie, de grond zodanig dient te worden gesaneerd dat zij kan worden gebruikt door de desbetreffende functie (functiegericht saneren). Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur op schone grond te worden gerealiseerd.
Ten behoeve van ruimtelijke plannen dient ten minste het eerste deel van het verkennend bodemonderzoek, het historisch onderzoek, te worden verricht. Indien uit het historisch onderzoek wordt geconcludeerd dat op de betreffende locatie sprake is geweest van activiteiten met een verhoogd risico op verontreiniging dient een volledig verkennend bodemonderzoek te worden uitgevoerd.
In de gemeentelijke bouwverordening (artikel 2.4.1.) is een verbod opgenomen om te bouwen indien de bodem zodanig verontreinigd is dat er onaanvaardbare risico's te verwachten zijn.
Het perceel is sinds lange tijd in gebruik als verblijfsrecreatief terrein. De bodemkwaliteitseisen voor de beoogde woonfunctie zijn niet strenger dan voor de verblijfsrecreatieve functie. Er is dus geen reden om aan te nemen dat de bodemkwaliteit de beoogde functiewijziging in de weg staat.
Het aspect bodem staat de beoogde ontwikkeling niet in de weg.
Toetsingskader
Wet natuurbescherming
Met de Wnb zijn alle bepalingen met betrekking tot de bescherming van natuurgebieden en dier- en plantensoorten samengebracht tot één wet. De Wnb implementeert diverse Europeesrechtelijke regelgeving, zoals de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn in de Nederlandse wetgeving.
Gebiedsbescherming
Bescherming van natuurgebieden wordt gewaarborgd door de Wet natuurbescherming (Wnb) en de Wet Ruimtelijke Ordening (Wro). Natura 2000-gebieden worden beschermd door de Wnb en het Natuurnetwerk Nederland (NNN) wordt beschermd door de Wro.
Natura-2000 gebieden
De Minister van Economische Zaken (EZ) wijst gebieden aan die deel uitmaken van het Europese netwerk van natuurgebieden: Natura 2000. Een dergelijk besluit bevat instandhoudingsdoelstellingen voor de leefgebieden van vogelsoorten (Vogelrichtlijn) en de instandhoudingsdoelstellingen voor de natuurlijke habitats en habitats van soorten (Habitatrichtlijn).
Een bestemmingsplan dat afzonderlijk of in combinatie met andere plannen of projecten significante gevolgen kan hebben voor een Natura 2000-gebied, kan uitsluitend vastgesteld worden indien uit een passende beoordeling de zekerheid is verkregen dat het plan, onderscheidenlijk het project de natuurlijke kenmerken van het gebied niet zal aantasten. Indien deze zekerheid niet is verkregen, kan het plan worden vastgesteld, indien wordt voldaan aan de volgende drie voorwaarden:
De bescherming van deze gebieden heeft een externe werking, zodat ook ingrepen die buiten deze gebieden plaatsvinden verstoring kunnen veroorzaken en moeten worden getoetst op het effect van de ingreep op soorten en habitats.
Soortenbescherming
In het Wnb wordt een onderscheid gemaakt tussen:
De Wnb bevat onder andere verbodsbepalingen ten aanzien van het opzettelijk vernielen of beschadigen van nesten, eieren en rustplaatsen van vogels bedoeld in artikel 1 van de Vogelrichtlijn. Gedeputeerde Staten (hierna: GS) kunnen hiervan ontheffing verlenen en bij verordening kunnen Provinciale Staten (hierna: PS) vrijstelling verlenen van dit verbod. De voorwaarden waaraan voldoen moet worden om ontheffing of vrijstelling te kunnen verlenen zijn opgenomen in de Wnb en vloeien direct voort uit de Vogelrichtlijn. Verder is het verboden in het wild levende dieren van soorten, genoemd in bijlage IV, onderdeel a, bij de Habitatrichtlijn, bijlage II bij het Verdrag van Bern of bijlage I bij het Verdrag van Bonn, in hun natuurlijke verspreidingsgebied opzettelijk te doden of te vangen of te verstoren. GS kunnen hiervan ontheffing verlenen en bij verordening kunnen PS vrijstelling verlenen van dit verbod. De gronden voor verlening van ontheffing of vrijstelling zijn opgenomen in de Wnb en vloeien direct voort uit de Habitatrichtlijn.
Ten slotte is een verbodsbepaling opgenomen voor overige soorten. Deze soorten zijn opgenomen in de bijlage onder de onderdelen A en B bij de Wnb. De provincie kan ontheffing verlenen van deze verboden. De noodzaak tot ontheffing of vrijstelling kan hierbij ook verband houden met handelingen in het kader van de ruimtelijke inrichting of ontwikkeling van gebieden. Bij de voorbereiding van de ruimtelijke onderbouwing moet worden onderzocht of de Wet natuurbescherming de uitvoering van het plan niet in de weg staat. Dit is het geval wanneer de uitvoering tot ingrepen noodzaakt waarvan moet worden aangenomen dat daarvoor geen vergunning of ontheffing ingevolge de wet zal kunnen worden verkregen.
Uitwerking Verordening uitvoering Wet natuurbescherming Zeeland
In de provincie Zeeland worden in het kader van de ruimtelijke inrichting of ontwikkeling van gebieden vrijstellingen verleend ten aanzien van de soorten genoemd in bijlage IV bij deze verordening. Het betreft aardmuis, bastaardkikker, bosmuis, bruine kikker, dwergmuis, dwergspitsmuis, egel, gewone bosspitsmuis, gewone pad, hermelijn, huisspitsmuis, kleine watersalamander, meerkikker, ondergrondse woelmuis, ree, rosse woelmuis, tweekleurige bosspitsmuis, veldmuis, vos , wezel en woelrat. Zie hiervoor bijlage L van de Omgevingsverordening Zeeland.
De provincie Zeeland hanteert rondom het Natuurnetwerk Zeeland een 100 meter effectzone. Binnen deze zone wordt bij ruimtelijke ontwikkelingen een onderbouwing verwacht rondom de mogelijke effecten op het Natuurnetwerk.
Onderzoek
Gebiedsbescherming
Natura 2000/Natuurbeschermingswet
Het plangebied is geen Beschermd Natuurmonument of Natura 2000-gebied. De afstand tot Natura 2000-gebieden bedraagt circa 350 meter. Dit betreft het Natura 2000-gebied 'Westerschelde & Saeftinghe' (figuur 4.1). Gelet op deze afstand zal de beoogde ontwikkeling geen effect hebben op deze gebieden.
Figuur 4.1 Ligging van de planlocatie (rood omcirkeld) ten opzichte van het Natura 2000-gebied 'Westerschelde & Saeftinghe ' (Bron: Basisviewer Rho, 2022)
Vanwege de gevoeligheid voor stikstofdepositie van bepaalde habitats binnen Natura 2000 zijn voor de aanleg- en gebruiksfase met het programma AERIUS Calculator (2023) berekeningen uitgevoerd om de stikstofdepositie in beeld te brengen en om te toetsen of de eventuele toename past binnen de eisen die gelden op grond van de Wet natuurbescherming. De berekeningen zijn bijgevoegd in bijlage 1. Daaruit blijkt dat er voor de Natura 2000-gebieden geen toename van stikstofdepositie is berekend.
Natuurnetwerk Zeeland
Het plangebied ligt niet in een gebied dat begrensd is in het kader van het Natuurnetwerk Zeeland (NNZ). Het meest dichtstbijzijnde gebied wat deel uitmaakt van het NNZ, ligt aansluitend op het plangebied. Dit gebied maakt onderdeel uit van de Clethemspolder. Aangezien het perceel reeds lange tijd als recreatieve woning gebruikt is, kan er aangenomen worden dat de beoogde ontwikkeling geen negatief effect heeft op de natuurwaarden van de gebieden die zijn begrensd in het kader van het Natuurnetwerk Zeeland.
De functiewijziging, de beoogde realisatie van een galerie en de berging vinden plaats op een al bebouwd terrein of op terrein dat intensief gebruikt is en wordt.
Gezien de aard en zeer beperkte schaal van de hier beoogde ontwikkeling kunnen effecten op voorhand worden uitgesloten. Negatieve gevolgen voor de wezenlijke kenmerken en waarden van het naastgelegen onderdeel van het Natuurnetwerk Zeeland zijn niet te verwachten.
Figuur 4.2 Ligging plangebied (rode kaders) ten opzicht van Natuurnetwerk Zeeland (Bron: Provincie Zeeland)
Soortenbescherming
De te slopen uitbouw aan de schuur is enkelsteens en is niet geschikt als nest- of verblijfplaats voor vogels of vleermuizen. In figuur 4.3 is een foto opgenomen van de aanbouw die wordt gesloopt.
Figuur 4.3 Te slopen aanbouw die tegen de schuur is gebouwd.
Conclusie
De Wnb en het beleid van de Provincie Zeeland staan de ontwikkeling niet in de weg.
Voor ruimtelijke plannen dient met een watertoets aangetoond te worden dat dit geen negatieve gevolgen heeft voor de waterhuishouding. De initiatiefnemer dient in dat kader in een vroeg stadium overleg te voeren met de waterbeheerder over het ruimtelijke planvoornemen. Hieruit moet blijken of de beoogde ontwikkeling strijdig is met waterdoelstellingen c.q. noodzaakt tot waterhuishoudkundige maatregelen. De waterbeheerder is het waterschap Scheldestromen. Deze instantie is verantwoordelijk voor het waterkwantiteits- en waterkwaliteitsbeheer binnen het plangebied en de omgeving daarvan.
Het waterschap beschikt hiervoor over de Keur waterschap Zeeuwse Eilanden 2009 (hierna: de Keur). De Keur stelt regels in belang van het watersysteem en geeft aan welke activiteiten in de buurt van leggerwateren en waterkeringen wel en niet zijn toegestaan.
Om na te gaan of het voorliggend plan niet in strijd is met duurzaam waterbeheer, voldoet aan de waterdoelstellingen c.q. noodzaakt tot waterhuishoudkundige maatregelen, is de beoogde ontwikkeling getoetst aan de criteria uit de Zeeuwse Handreiking Watertoets. Deze criteria zijn bijeengezet in de watertoetstabel die door het Waterschap wordt gehanteerd en die in bijlage 2 is opgenomen. Het aanmeldformulier water is voorgelegd aan het Waterschap Scheldestromen. Het wateradvies van het waterschap is verwerkt in voorliggende toelichting.
Uitbreiding maximaal 20%
Het plangebied ligt in het gebied 'Kustfundament buiten stedelijk gebied' uit het Barro. In verband hiermee is met betrekking tot de beoogde galerie in overleg met het Waterschap Scheldestromen bepaald dat het bouwvolume en - anders dan hetgeen in het Barro is geregeld - het vloeroppervlak tot maximaal 20% kan worden uitgebreid.
Aan de gestelde percentages voor het vloeroppervlak en het bouwvolume wordt voldaan.
Uit toetsing aan de waterdoelstellingen van het waterschap en de maximale uitbreiding vanwege het kustfundament blijkt dat het aspect water geen belemmering vormt voor de voorgenomen ontwikkeling.
In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een ruimtelijk plan uit het oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens rekening gehouden met de luchtkwaliteit.
Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer. Dit onderdeel van de Wet milieubeheer (Wm) bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang. De grenswaarden van de laatstgenoemde stoffen zijn in tabel 4.1. weergegeven.
Tabel 4.1. Grenswaarden maatgevende stoffen Wm
stof | toetsing van | grenswaarde | |
stikstofdioxide (NO2)) | jaargemiddelde concentratie | 40 µg/m³ | |
fijn stof (PM10) | jaargemiddelde concentratie | 40 µg/m³ | |
24-uurgemiddelde concentratie | max. 35 keer p.j. meer dan 50 µg/m³ | ||
Fijn stof (PM2,5) | jaargemiddelde concentratie | 25 µg/m³ |
Op grond van artikel 5.16 van de Wm kunnen bestuursorganen bevoegdheden, die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit (zoals de vaststelling van een bestemmingsplan), uitoefenen indien:
NIBM
In het Besluit niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen) is bepaald in welke gevallen een project vanwege de gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Hierbij worden 2 situaties onderscheiden:
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is nagegaan hoe het met de luchtkwaliteit ter plaatse van het plangebied is gesteld. Dit is gedaan aan de hand van de monitoringstool (http://www.nsl-monitoring.nl/viewer/) die bij het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit hoort. De dichtstbijzijnde voor luchtkwaliteit relevante weg is de Middenweg (N61) ter hoogte van Schoondijke. Uit de dichtstbijzijnde rekenpunten blijkt dat ruimschoots wordt voldaan aan de normen uit de Wet Milieubeheer ten aanzien van stikstofdioxide, fijn stof (PM10) en fijn stof Fijn stof (PM2,5).
Figuur 4.4. Luchtkwaliteit o.b.v. NSL-monitoringstool.
Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de vaststelling van het bestemmingsplan. Uit het oogpunt van luchtkwaliteit is sprake van een aanvaardbaar woon- en leefmilieu.
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang dat bij de realisatie van woningen nabij bedrijven of vice versa:
Om in de bestemmingsregeling de belangenafweging tussen bedrijvigheid en nieuwe woningen in voldoende mate mee te nemen, wordt in dit plan gebruikmaakt van de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (editie 2009). In deze publicatie is een lijst opgenomen waarin de meest voorkomende bedrijven en bedrijfsactiviteiten zijn gerangschikt naar mate van milieubelasting. Voor elke bedrijfsactiviteit is de maximale richtafstand ten opzichte van milieugevoelige functies aangegeven op grond waarvan de categorie-indeling heeft plaatsgevonden. De richtafstanden gelden ten opzichte van het omgevingstype 'rustige woonwijk'. Milieuzonering beperkt zich tot de milieuaspecten met een ruimtelijke dimensie: geluid, geur, gevaar en stof.
De beoogde functieverandering naar een burgerwoning betreft een milieugevoelige functie. Ten gevolge van de omliggende bedrijfsactiviteiten kan de burgerwoning hinder ondervinden. Daarnaast kan de functieverandering omliggende (agrarische) bedrijven beperken in hun bedrijfsvoering. Op beide aspecten wordt getoetst. Gezien de ligging kan het gebied getypeerd worden als rustig buitengebied.
Omliggende bedrijfsactiviteiten
In de omgeving zijn geen agrarische bedrijven aanwezig die van invloed kunnen zijn op het woonklimaat in het plangebied en waarmee dus rekening moet worden gehouden. Ter plaatse van de Zeeweg 11, ten westen van het plangebied, ligt een agrarisch bouwvlak. Ten oosten van het plangebied, bij de Zeeweg 13, een openbaar parkeerterrein en het voormalige restaurant Fier.
Het dichtstbijzijnde agrarische bouwvlak aan de Zeeweg 11 in Groede ligt op een afstand van 300 meter. De richtafstand voor een agrarisch bedrijf bedraagt 100 meter. Hiermee wordt voldaan aan de richtafstand.
De openbare parkeerplaats ten oosten van het plangebied ligt op een afstand van circa 70 meter. De richtafstand voor een autoparkeerterrein is 30 meter. Hiermee wordt aan de gestelde richtafstand voldaan.
Het voormalige restaurant 'Fier' is al enige tijd gesloten, de bestemming Horeca is op basis van het bestemmingsplan 'Groede-Bad' nog steeds van toepassing. Het bouwvlak ligt ten oosten van het plangebied op circa 100 meter. De richtafstand voor een restaurant bedraagt 10 meter. Aan de gestelde richtafstand wordt voldaan.
Ter hoogte van Zeeweg 9 ligt op het strand het paviljoen Groede aan Zee, dat planologisch mogelijk is door middel van een bouwvlak. De afstand tot dit strandpaviljoen bedraagt ongeveer 175 meter en voldoet daarmee aan de gestelde richtafstand.
Verder is er geen (agrarische) bedrijvigheid in de directe omgeving aanwezig die van invloed is op de milieusituatie in het plangebied of die in hun bedrijfsvoering worden beperkt door de beoogde ontwikkeling.
Conclusie
Ter plaatse van de beoogde ontwikkeling is er sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Het aspect milieuhinder staat de beoogde ontwikkeling niet in de weg.
Uit oogpunt van milieuzonering is ter plaatse van de ontwikkeling sprake van een goed woon- en leefklimaat en het nabij gelegen agrarisch bedrijf, parkeerterrein en restaurant vormen geen belemmering voor de vaststelling van het bestemmingsplan.
Verkeersstructuur
De ontsluiting vanaf de woning voor gemotoriseerd verkeer is goed. Vanaf de woning vindt ontsluiting plaats via de Cletemsweg of rechtstreeks op de Zeeweg. In oostelijke richting vindt via de Zeeweg, Puijendijk en Noordweg de ontsluiting op de N675, N676 en de N61 richting Terneuzen plaats. In westelijke richting wordt via de Zeeweg, Zeedijk, Baanstpoldersedijk, Lampsinsdijk en Sint Bavodijk de N675 richting Sluis bereikt.
Verkeersgeneratie
De verkeersgeneratie van de nieuwe ontwikkeling is inzichtelijk gemaakt op basis van de kengetallen van het CROW (publicatie 381 'Kencijfers parkeren en verkeersgeneratie', 2018). De beoogde ontwikkeling omvat de omzetting van 1 vrijstaande recreatieve woning in een woning voor permanente bewoning en de realisatie van een kleinschalige galerie.
Voor de functiewijziging van een recreatieve woning naar een woning voor permanente bewoning wordt geen verschil in verkeersgeneratie verwacht. Ten behoeve van de beoogde galerie wordt aangesloten bij de verkeersgeneratiegegevens die horen bij een filmtheater/filmhuis. Het betreft beiden een culturele instelling, gericht op een in het algemeen minder groot publiek. Voor het filmtheater/filmhuis geldt in een niet stedelijk gebied een maximale verkeersgeneratie van 10,9 motorvoertuigen 100 m²/bvo per etmaal. De totale verkeersgeneratie bedraagt, bij een oppervlakte van de galerie van 23,4 m², zodoende circa 2,6 motorvoertuigen per etmaal tijdens een gemiddelde weekdag. De beoogde realisatie van een galerie zorgt hier niet voor een substantiële toename van de verkeersintensiteiten.
Parkeernorm
De gemeente Sluis heeft haar eigen parkeerbeleid vastgesteld en dit opgenomen in het bestemmingsplan 'Parapluherziening parkeren gemeente Sluis'.
Voor de functiewijziging van een recreatieve woning naar een woning voor permanente bewoning wordt geen verschil in parkeerbehoefte verwacht. Ten behoeve van de beoogde galerie wordt aangesloten bij de parkeerkencijfers die horen bij een filmtheater/filmhuis in het buitengebied. Het betreft beiden een culturele instelling, gericht op een in het algemeen minder groot publiek. Voor het filmtheater/filmhuis geldt in het buitengebied een parkeerkencijfer van 9,9 motorvoertuigen 100 m²/bvo per etmaal. De parkeerbehoefte bedraagt, bij een oppervlakte van de galerie van 23,4 m², zodoende circa 2,3 parkeerplaatsen.
Dit leidt tot een parkeerbehoefte, inclusief parkeerbehoefte voor de vrijstaande woning (2,4 parkeerplaatsen) en 3 recreatieappartementen (2,1 parkeerplaatsen) van 6,8 parkeerplaatsen. Het ontwerp voorziet in voldoende parkeergelegenheid en het terrein heeft voldoende omvang om 7 parkeerplaatsen te realiseren.
Conclusie
De ontsluiting voor de verschillende vervoerswijzen is goed te noemen. De verkeersgeneratie leidt niet tot onacceptabel hoge verkeersintensiteiten op de omliggende erftoegangswegen. In het plangebied worden voldoende parkeerplaatsen aangelegd. Geconcludeerd wordt dat het aspect verkeer de uitvoering van het plan niet in de weg staat.
Toetsingskader
Woningen worden door de Wet geluidhinder (hierna: Wgh) als geluidgevoelige functie aangemerkt. Indien in een bestemmingsplan nieuwe geluidgevoelige functies mogelijk worden gemaakt, dan is volgens de Wgh akoestisch onderzoek verplicht indien deze worden geprojecteerd binnen de geluidzone van een weg. Daarnaast dient op basis van jurisprudentie in het kader van een goede ruimtelijke ordening aannemelijk te worden gemaakt dat sprake is van een aanvaardbaar geluidniveau. Als de Wgh van toepassing is dan dient een nieuwe geluidgevoelige functie te voldoen aan bepaalde wettelijke normen. Voor de geluidbelasting aan de buitengevels van woningen binnen de wettelijke geluidzone van een weg geldt een voorkeursgrenswaarde van 48 dB. In bepaalde gevallen is vaststelling van een hogere waarde mogelijk (65 dB voor binnenstedelijke wegen en 53 voor een buitenstedelijke autoweg). De geluidwaarde binnen de geluidgevoelige bestemming (binnenwaarde) dient in alle gevallen te voldoen aan de in het Bouwbesluit neergelegde norm van 33 dB(A).
Onderzoek
Het plan voorziet in de functieverandering van een recreatie- naar een burgerwoning, hetgeen een geluidgevoelige functie betreft in het kader van de Wgh. Het plangebied ligt niet binnen de wettelijke geluidzone van de Zeeweg (60 km/u). Het perceel wordt ontsloten via de Zeeweg en de Cletemsweg (60 km/u). De Zeeweg betreft een weg die bestaat uit twee rijstroken in een buitenstedelijk gebied. Voor zo'n type weg geldt dat indien de beoogde ontwikkeling zich binnen 250 meter van de weg bevindt, akoestisch onderzoek moet worden uitgevoerd. De beoogde woning met uitbouw ligt in deze zogenoemde geluidzone, hetgeen betekent dat akoestisch onderzoek naar wegverkeerslawaai noodzakelijk is. Het uitgevoerde akoestisch onderzoek is opgenomen als bijlage 3).
Conclusie
Uit het akoestisch onderzoek blijkt dat de voorkeursgrenswaarde van 48 dB voor de geluidbelasting niet wordt overschreden. De realisatie van het plan is mogelijk binnen de randvoorwaarden van de Wet geluidhinder en er is sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Een hogere waarde procedure is niet aan de orde.
Beleid en normstelling
Bij ruimtelijke plannen wordt ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten gekeken, namelijk:
In het externe veiligheidsbeleid wordt onderscheid gemaakt in het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon op een bepaalde plaats overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen, indien hij onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting of langs een vervoersas. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep mensen van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Voor het GR geldt een oriëntatiewaarde. De gemeente heeft een verantwoordingsplicht als het GR toeneemt en/of de oriëntatiewaarde overschrijdt.
Risicorelevante inrichtingen
Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (hierna: Bevi) geeft een wettelijke grondslag aan het externe veiligheidsbeleid rondom risicovolle inrichtingen. Het doel van het besluit is de risico's waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld vanwege risicovolle inrichtingen tot een aanvaardbaar minimum te beperken. Op basis van het Bevi geldt voor het PR een grenswaarde voor kwetsbare objecten en een richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten. Beide liggen op een niveau van 10-6 per jaar. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet aan deze normen worden voldaan, ongeacht of het een bestaande of nieuwe situatie betreft.
Het Bevi bevat geen norm voor het GR; wel geldt op basis van het Bevi een verantwoordingsplicht ten aanzien van het GR in het invloedsgebied van de inrichting. De in het externe veiligheidsbeleid gehanteerde norm voor het GR geldt daarbij als oriëntatiewaarde.
Vervoer van gevaarlijke stoffen
Per 1 april 2015 is het Besluit externe veiligheid transportroutes (BEVT) en het Basisnet in werking getreden. Het BEVT vormt de wet- en regelgeving voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg, het spoor of over het water. De concrete uitwerking volgt in het Basisnet. Met het inwerking treden van het BEVT vervalt de circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen. Het Basisnet beoogt voor de lange termijn (2020, met uitloop naar 2040) duidelijkheid te bieden over het maximale aantal transporten van, en de bijbehorende maximale risico's die het transport van gevaarlijke stoffen mag veroorzaken. Het Basisnet is onderverdeeld in drie onderdelen: Basisnet Spoor, Basisnet Weg en Basisnet Water.
Het BEVT en het bijbehorende Basisnet maakt bij het PR onderscheid in bestaande en nieuwe situaties. Voor bestaande situaties geldt een grenswaarde voor het PR van 10-5 per jaar ter plaatse van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten en een streefwaarde van 10-6 per jaar. Voor nieuwe situaties geldt de 10-6 waarde als grenswaarde voor kwetsbare objecten, en als richtwaarde bij beperkt kwetsbare objecten. In het Basisnet Weg en het Basisnet Water zijn veiligheidsafstanden (PR 10-6 contour) opgenomen vanaf het midden van de transportroute.
Tevens worden in het Basisnet de plasbrandaandachtsgebieden benoemd voor transportroutes. Hiermee wordt geanticipeerd op de beperkingen voor ruimtelijke ontwikkelingen die samenhangen met deze plasbrandaandachtsgebieden.
Het Basisnet vermeldt dat op een afstand van 200 m vanaf de rand van het tracé in principe geen beperkingen hoeven te worden gesteld aan het ruimtegebruik.
Buisleidingen
Per 1 januari 2011 is het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) in werking getreden. In dat Besluit wordt aangesloten bij de risicobenadering uit het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) zodat ook voor buisleidingen normen voor het PR en het GR gelden. Op advies van de minister wordt bij de toetsing van externe veiligheidsrisico's van buisleidingen al enkele jaren rekening gehouden met deze risicobenadering. Op grond van het Bevb dient zowel bij consoliderende bestemmingsplannen als bij ontwikkelingen inzicht te worden gegeven in de afstand tot het plaatsgebonden risico en de hoogte van het groepsrisico als gevolg van het transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen.
Onderzoek
Uit de risicokaart voor Nederland blijkt dat er in de nabije omgeving van het projectgebied geen sprake is van het transport van gevaarlijke stoffen dan wel van overige risicovolle activiteiten. Daarbij wordt geen (beperkt) kwetsbaar object mogelijk gemaakt. Het aspect externe veiligheid staat de uitvoering van het plan dan ook niet in de weg.
Conclusie
Geconcludeerd wordt dat het plan voldoet aan het beleid en de normstelling ten aanzien van externe veiligheid. Het aspect externe veiligheid staat de uitvoering van het plan niet in de weg.
Uit de toetsing van de beoogde ontwikkeling aan de relevante sectorale aspecten blijkt dat deze de ontwikkeling niet in de weg staan en dat wordt voldaan aan de eisen van een goede ruimtelijke ordening.
Het plangebied is eigendom van een particulier, die onder zijn verantwoordelijk het gebied heeft aangekocht. De ontwikkeling betreft een functiewijziging van minder dan tien woningen. Daarom is het geen aangewezen bouwplan als bedoeld in artikel 6.12 lid 1 van de Wet ruimtelijke ordening. Het vaststellen door de gemeenteraad van een exploitatieplan is daarmee niet nodig. In plaats daarvan wordt met de gemeente Sluis een realisatieovereenkomst gesloten.
Gedurende de voorbereiding van het bestemmingsplan wordt het plan ter inzage gelegd. Tijdens de periode van terinzagelegging kunnen bewoners, bedrijven en andere geïnteresseerden of belanghebbenden reageren op het plan. De resultaten van de terinzagelegging kunnen leiden tot aanpassingen, verbeteringen of wijzigingen van het plan.
In het kader van het bestuurlijke vooroverleg is het voorontwerpbestemmingsplan (versie 2 november 2022) toegestuurd aan de volgende instanties (de wettelijke vooroverlegpartners):
De Veiligheidsregio heeft het plan beoordeeld aan de hand van de selectiestappen uit hun vastgestelde Advieskader Omgevingsveiligheid. Deze instantie acht het niet noodzakelijk om op deze ontwikkeling te adviseren.
Hierna zijn de reacties van de provincie en het waterschap samengevat, daaronder is met een cursieve en ingesprongen tekst het antwoord van de gemeente opgenomen.
Overlegreactie Provincie Zeeland, brief van 20 januari 2023
Wonen en vrijetijdseconomie
In de plantoelichting is geconcludeerd dat de beoogde ontwikkeling zich niet verzet tegen het provinciaal beleid, zoals dat is verwoord en vastgelegd in de Zeeuwse Omgevingsvisie en de Omgevingsverordening Zeeland. Het toevoegen van woningen in het buitengebied is echter alleen mogelijk na toepassing van de drie uitzonderingsmogelijkheden uit de verordening.
Het omzetten van een recreatiewoning naar een permanente woning is er daar niet een van. Verzocht wordt om de onderbouwing van de toetsing aan hierop te verbeteren
In het geldende bestemmingsplan Groede-Bad heeft het perceel de bestemming 'Verblijfsrecreatieve doeleinden - recreatiewoningen'. Deze manier van bestemmen komt overeen met de bestemmingssystematiek van het voormalige bestemmingsplan 'Landelijk gebied' van de voormalige gemeente Oostburg. Hierin waren recreatiewoningen in het buitengebied aangeduid met een specifieke aanduiding voor recreatiewoning. Met de vaststelling van het bestemmingsplan 'Buitengebied' in 2011 zijn deze woningen bestemd tot 'Wonen', inclusief de woningen die in het verleden in het bestemmingsplan 'Landelijk gebied' van de gemeente Oostburg niet positief bestemd waren. Gelet de eerder toegepaste systematiek heeft de gemeente in 2019 toegezegd dat aan de woning alsnog een woonbestemming kan worden toegekend.
Aanvullend wordt opgemerkt dat van enige strijd met het hiervoor vermelde provinciaal beleid geen sprake is. In artikel 2.7 Wonen van de verordening staat namelijk het volgende:
“In de toelichting bij een bestemmingsplan waarin een nieuwe kleinschalige woningbouwlocatie in het landelijk gebied wordt toegelaten wordt aannemelijk gemaakt dat wordt voldaan aan de in bijlage C bedoelde voorwaarden. Nieuwe kleinschalige woningbouwlocaties in het landelijk gebied, die niet voldoen aan de in bijlage C bedoelde voorwaarden, worden in een bestemmingsplan niet toegelaten. “
In de regels van de verordening is geen begrip “nieuwe kleinschalige woningbouwlocatie” opgenomen. In de toelichting op het betreffende artikel staat:
“Met de term "kleinschalige woningbouwmogelijkheden" wordt beoogd een afzonderlijke categorie aan te duiden die wordt onderscheiden van reguliere uitbreidingslocaties / nieuwe woonwijken die, in hoofdzaak, in of aansluitend aan het bestaand stedelijk gebied worden ontwikkeld alsmede van de andere hiervoor aangegeven uitzonderingen”.
Hieruit (en ook niet uit de rest van de toelichting op de verordening) wordt niet geconcludeerd dat het omzetten van een recreatiewoning in een reguliere woning moet worden beschouwd als het creëren van een nieuwe kleinschalige woningbouwlocatie. Het is een functieverandering en hierover spreekt de verordening zich niet uit.
Het is de provincie niet duidelijk of de woning nu een enkele woonbestemming krijgt, of een dubbele bestemming, zodat verblijfsrecreatie ook mogelijk blijft. In de schuren lijkt verblijfsrecreatie mogelijk te blijven. Gevraagd wordt of dat de bedoeling is en verzocht wordt aan te geven wat nu de verhouding zal zijn tussen wonen en verblijfsrecreatie.
Het geheel krijgt de bestemming Wonen. Het gebruik van de woning als recreatiewoning is daarmee niet meer toegestaan. De recreatieappartementen in de schuur naast de woning zijn al meer dan 15 jaar vergund en aanwezig. Dit recreatieve gebruik is in voorliggend bestemmingsplan bevestigd.
Natuur en stikstof
In het plan ontbreekt het onderdeel soortenbescherming uit de Wet Natuurbescherming in relatie tot de sloop. Daarnaast geldt dat voor de aanleg- en gebruiksfase een stikstofberekening moet worden uitgevoerd met de nieuwe Aerius-versie die op 26 januari beschikbaar komt.
Voor zowel de aanleg- als de gebruiksfase zijn stikstofberekeningen uitgevoerd en opgenomen in dit plan. Op basis daarvan wordt geconcludeerd dat significant negatieve effecten op Natura 2000-gebieden zijn uitgesloten. De beoogde herontwikkeling is daarom uitvoerbaar in het kader van de Wet natuurbescherming.
Overlegreactie Waterschap Scheldestromen, e-mail 3 januari 2023
Kustfundament
Het plan mist een onderbouwing dat de bouwbeperkingen (art. 2.3.5 lid 2b Barro: bouwen in kustfundament buiten stedelijk gebied) niet gelden voor dit initiatief.
In paragraaf 3.1.2 van de plantoelichting is alsnog op het bouwen in het kustfundament ingegaan. Daaruit blijkt dat de uitbreiding binnen het maximumoppervlak van 10% blijft dat in het Barro is vastgelegd.
Ook is geen onderbouwing gezien dat het grondoppervlak ook in volume niet groter wordt uitgebreid dan 20% (zijnde het percentage waarmee het waterschap in 2020 eerder mee heeft ingestemd, red.) ten opzichte van peildatum 30 december 2011.
In paragraaf 4.5 van de plantoelichting is berekend dat het volume met circa 5,4% toeneemt.
Aan de gestelde percentages voor het vloeroppervlak en het bouwvolume wordt aldus voldaan.
Compensatie watersysteem
In de waterparagraaf is een rekenfout gemaakt; 32 m2 met 75 mm/liter per m2 is 2,4 m3 waterberging. Als dit niet aansluit op het watersysteem moet voor 147 mm/liter aangelegd worden, dit betekent 4,7 m3 berging.
Het aanmeldformulier watertoets is op dit punt aangepast. Ook is wat extra informatie in het overzicht opgenomen.
Voor een eigen solitaire berging (147mm) kunnen ze zelf bepalen hoe hoog de grondwaterstand staat en hoeveel ruimte daarboven tot maaiveld zit. Voor nadere informatie kan contact worden gezocht met het waterschap.