direct naar inhoud van Artikel 3 Gemengd
Plan: Bootstraat 4-6-8 Aardenburg
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1714.bpbootstraat12-VG01

Artikel 3 Gemengd

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. maatschappelijke voorzieningen inzake zorg en welzijn, openbare dienstverlening, verenigingsleven, jeugd- en kinderopvang, onderwijs en bibliotheken en voorzieningen inzake religie en daarbij behorende ondergeschikte horeca;
  • b. wonen in maximaal 3 woningen;
  • c. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals erven, tuinen, toegangs- en achterpaden, parkeervoorzieningen, (ontsluitings)wegen, nutsvoorzieningen, laad- en losruimten, groenvoorzieningen en water ten behoeve van wateraanvoer en -afvoer, waterberging en sierwater en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding in het plangebied, zoals waterinfiltratie en -transportvoorzieningen en ondergrondse bergbezinkbassins.

3.2 Bouwregels
3.2.1 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. Het bouwvlak mag volledig worden bebouwd;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'maximale goothoogte' geldt de aangegeven maatvoering als maximale goothoogte;
  • d. de maximale bouwhoogte bedraagt 4 meter meer dan de maximale goothoogte;
  • e. de afstand van hoofdgebouwen tot de perceelsgrens mag niet minder dan 1 meter bedragen, tenzij gebouwen in de perceelsgrens worden gebouwd.

3.2.2 Bijgebouwen

Voor het bouwen van bijgebouwen en aan- en uitbouwen gelden de volgende regels:

  • a. bijgebouwen en aan- en uitbouwen mogen uitsluitend achter de voorgevellijn worden gebouwd;
  • b. de maximale goothoogte bedraagt 3 meter;
  • c. de maximale bouwhoogte bedraagt 7 meter;
  • d. de minimale afstand tussen het hoofdgebouwen en bijgebouwen bedraagt 1 meter.
  • e. de afstand van gebouwen tot de perceelsgrens mag niet minder dan 1 meter bedragen, tenzij gebouwen in de perceelsgrens worden gebouwd;
  • f. op gronden buiten het bouwvlak mag tot maximaal 40% worden bebouwd met bijgebouwen, aan- en uitbouwen en overkappingen met een maximum van 60 m²;
  • g. indien de toelaatbare bebouwing ingevolge het bepaalde in sub f minder zou bedragen dan 20 m² is een bebouwingspercentage van 50% tot een maximum van 20 m² toegestaan.

3.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de maximale bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de voorgevellijn bedraagt 2 meter;
  • b. de maximale bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór voorgevellijn bedraagt 1 meter;
  • c. de maximale bouwhoogte van pergola's en overkappingen bedraagt 2,75 meter;
  • d. de maximale bouwhoogte van vrijstaande antennes bedraagt 15 meter;
  • e. de maximale bouwhoogte van speelvoorzieningen bedraagt 3 meter;
  • f. de maximale bouwhoogte van lichtmasten en overige masten bedraagt 10 meter;
  • g. de maximale bouwhoogte van voorwerpen van beeldende kunst of kunstuitingen en gedenktekens bedraagt 2 meter;
  • h. de maximale bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt 1 meter.

3.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen omtrent:

  • a. de dakhelling van hellende dakvlakken van gebouwen;
  • b. de plaatsing van gebouwen ten opzichte van de perceelsgrenzen en ten opzichte van elkaar;
  • c. de plaatsing en afmeting van bouwwerken geen gebouwen zijnde;
  • d. de in sub a t/m c gestelde nadere eisen mogen slechts worden gesteld met het doel te voorkomen dat de belangen van derden zouden worden geschaad- of afbreuk zou worden gedaan aan de doeleinden van het plan met het oog op de bereikbaarheid van gebouwen, bouwwerken geen gebouwen zijnde en gronden in verband met calamiteiten.

3.4 Afwijken van de bouwregels
3.4.1 Afwijken bouwhoogte bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.2.3 tot een bouwhoogte die ten hoogste gelijk is aan de in een bouwvlak toelaatbare bouwhoogte.

3.4.2 Afwijken maximum bebouwd oppervlak buiten het bouwvlak

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.2.2sub f om een groter oppervlakte aan bijgebouwen en overkappingen toe te staan buiten het bouwvlak, met dien verstande dat per bouwperceel:

  • a. een groter oppervlakte noodzakelijk is voor een doelmatige bedrijfsvoering;
  • b. ten hoogste 40% mag worden bebouwd met gebouwen en overkappingen;
  • c. het maximum bebouwd oppervlak niet meer mag bedragen dan 75 m².

3.4.3 Voorwaarden

De omgevingsvergunning mag niet worden verleend indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

3.5 Specifieke gebruiksregels
3.5.1 Beroep aan huis

In samenhang met het wonen is ook het gebruik toegestaan van gedeelten van hoofdgebouwen, inclusief aan- en uitbouwen, voor beroepen aan huis, voor zover:

  • a. het vloeroppervlak ten behoeve van beroepen aan huis niet groter is dan 25% van het vloeroppervlak van het hoofdgebouw, inclusief aan- en uitbouwen, met een maximum van 50 m²;
  • b. ten behoeve van de beroepen aan huis in voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien;
  • c. het gebruik ondergeschikt is aan de woonfunctie en een kleinschalig karakter heeft. Wonen blijft de hoofdfunctie. Het gebruik dient de woonfunctie te ondersteunen. Degene die de activiteiten in de woning uitvoert is tevens eigenaar/bewoner van de woning;
  • d. het gebruik in overeenstemming is met het woonkarakter en de aard van de omgeving en er en geen onevenredig nadelige gevolgen voor het woon- en leefklimaat van omwonenden ontstaat;
  • e. de uitstraling van de woning intact blijft en het gebruik geen afbreuk doet aan het woonkarakter van de wijk of buurt;
  • f. zodanige verkeersaantrekkende activiteiten die kunnen leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de omgeving, verboden zijn;
  • g. de activiteiten niet op het erf plaatsvinden, uitgezonderd parkeren voor bezoekers;
  • h. er geen verstoring plaatsvindt in de evenwichtige opbouw in de voorzieningenstructuur.

3.5.2 Strijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  • a. permanente of tijdelijke bewoning, voor zover het vrijstaande bijgebouwen betreft;
  • b. bewoning als afhankelijke woonruimte;
  • c. kamerbewoning;
  • d. garages en bergplaagsten voor handel en distributie van goederen;
  • e. het gebruik van onbebouwde gronden voor de opslag hoger dan 2 meter;
  • f. seksinrichtingen.

3.6 Afwijken van de gebruiksregels
3.6.1 Bedrijf aan huis

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.1 en bedrijf aan huis toestaan, voor zover:

  • a. het vloeroppervlak ten behoeve van bedrijven aan huis niet groter is dan 25% van het vloeroppervlak van het hoofdgebouw, inclusief aan- en uitbouwen, met een maximum van 50 m²;
  • b. het gebruik ondergeschikt is aan de woonfunctie en een kleinschalig karakter heeft. Wonen blijft de hoofdfunctie. Het gebruik dient de woonfunctie te ondersteunen. Degene die de activiteiten in de woning uitvoert is tevens eigenaar/bewoner van de woning;
  • c. het gebruik in overeenstemming is met het woonkarakter en de aard van de omgeving en er en geen onevenredig nadelige gevolgen voor het woon- en leefklimaat van omwonenden ontstaat;
  • d. het gebruik niet plaatsvindt in een bijgebouw;
  • e. de uitstraling van de woning intact blijft en het gebruik geen afbreuk doet aan het woonkarakter van de wijk of buurt;
  • f. zodanige verkeersaantrekkende activiteiten die kunnen leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de omgeving, verboden zijn;
  • g. de activiteiten niet op het erf plaatsvinden, uitgezonderd parkeren voor bezoekers;
  • h. er geen detailhandel plaatsvindt, uitgezonderd een verkoop in het klein aan huis in verband met het betreffende bedrijf;
  • i. er geen verstoring plaatsvindt in de evenwichtige opbouw in de voorzieningenstructuur.

3.6.2 Bed & Breakfast

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.5.1 en bed & breakfast toestaan, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de hoofdfunctie van het pand is wonen, deze hoofdfunctie dient immer gehandhaafd te blijven;
  • b. de woning dient permanent bewoond te worden;
  • c. de voorziening ten behoeve van bed and breakfast dient binnen de bestaande woning te worden gerealiseerd;
  • d. het pand moet er blijven uitzien als woning, er mogen geen bouwkundige ingrepen plaatsvinden die afbreuk doen aan het woonkarakter;
  • e. de voorziening mag door de bouwkundige opzet, indeling en maatvoering niet functioneren als een zelfstandige woning;
  • f. bed and breakfast is niet mogelijk in gestapelde woningen (appartementen), woningen met één slaapkamer, studio's, of een bijbehorend bouwwerk;
  • g. er mag niet overnacht worden op bergzolders, of anderszins ongeschikte ruimtes;
  • h. bed and breakfast mag aan maximaal zes personen worden aangeboden;
  • i. er mogen geen onevenredige nadelige gevolgen voor het woon- en leefklimaat van omwonenden en de bedrijfsvoering van omliggende bedrijven ontstaan, dit geldt o.a. voor parkeer- en geluidsoverlast;
  • j. indien mogelijk dient op het eigen terrein voldoende parkeergelegenheid worden geboden en indien op eigen terrein geen ruimte is voor parkeergelegenheid, dan dienst in de nabijheid van de eigen woning ruim voldoende openbare parkeergelegenheid te zijn, zodanig dat de activiteiten geen parkeeroverlast kunnen veroorzaken.

3.6.3 Mantelzorg

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.5.1 sub a en b voor het gebruik van een deel van het hoofdgebouw of bijgebouwen bij een woning als afhankelijke woonruimte (inwoning), met dien verstande dat:

  • a. een dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit het oogpunt van mantelzorg;
  • b. op het perceel al een woning aanwezig is;
  • c. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in het geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en bedrijven;
  • d. per woning maximaal één omgevingsvergunning ten behoeve van inwoning voor mantelzorg mag worden verleend;
  • e. maximaal 75 m² van hoofdgebouw en/of bijgebouwen mag worden gebruikt ten behoeve van de inwoning.