Plan: | 4 Woningen Dierkensteenweg Oostburg |
---|---|
Status: | voorontwerp |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.1714.bpdierkensteenweg-VO01 |
Aan de zuidzijde van de kern Oostburg ligt aan de Dierkensteenweg, tussen het bestaand lint aan de Grotendam en het appartementencomplex 'Hoogendamme', een onbebouwd terrein. AM Zeeland is eigenaar van deze grond en heeft het voornemen op deze locatie vier ruime woonkavels te realiseren voor vrijstaande woningen.
Op basis van het geldende bestemmingsplan 'Kom Oostburg' (2008) is deze ontwikkeling niet mogelijk. Om deze ontwikkeling mogelijk te maken, is voor deze locatie voorliggend bestemmingsplan opgesteld.
Het plangebied ligt aan de zuidzijde van de kern Oostburg, en is in figuur 1.1 aangeduid met een cirkel. Het plangebied omvat het voorste gedeelte van het huidig agrarisch perceel aan de Dierkensteenweg (zie figuur 1.2). Aan de oost- en westzijde van het plangebied is woningbouw gesitueerd. Aan de noordzijde ligt een agrarisch perceel en aan de zuidzijde open agrarisch en recreatiegebied. De ontsluiting van het plangebied vindt plaats via de Dierkensteenweg en de Nieuwstraat in de richting van de provinciale weg N253. De ontsluiting richting het centrum van Oostburg kan via de Nieuwstraat of de Grotendam.
Figuur 1.1. Ligging plangebied (bron: ArcGIS, 2017)
Figuur 1.2. Begrenzing plangebied (bron: ArcGIS, 2017)
Ter plaatse van het plangebied geldt het bestemmingsplan 'Kom Oostburg' (vastgesteld op 18 december 2008). De gronden van het plangebied zijn bestemd als 'Agrarisch (A)' zonder bouwmogelijkheden voor woningbouw of agrarische gebouwen.
Figuur 1.3. Uitsnede van de verbeelding van het geldend bestemmingsplan 'Kom Oostburg' (bron: Gemeente Sluis, 2008)
Het plangebied is in de bestaande situatie een volledig onverhard en onbebouwd agrarisch perceel aan de zuidzijde van de kern Oostburg. Aan de oost- en westzijde is het plangebied begrensd door woonpercelen, met uitzicht over het recreatiegebied aan de zuidzijde van het plangebied.
Figuur 2.1. Zicht vanaf de westzijde over de Dierkensteenweg in de huidige situatie (bron: Google Streetview, 2016)
Figuur 2.2. Appartementen 'Hoogendamme' aan de westzijde van de locatie (bron: Google Streetview, 2016)
Figuur 2.3. Uitzicht over het recreatiegebied aan de zuidzijde van de projectlocatie (bron: Google Streetview, 2016)
De beoogde ontwikkeling omvat de realisatie van 4 vrijstaande woningen aan de Dierkensteenweg. Deze woningen worden gesitueerd op grote kavels van circa 2.000 m2 oppervlakte. De woningen, opgebouwd uit maximaal 2 bouwlagen met een kap, zijn georiënteerd op de Dierkensteenweg. De woningen kunnen door de eigenaar naar eigen inzicht worden ontwikkeld, uiteraard binnen de mogelijkheden die het bestemmingsplan biedt en binnen de welstandscriteria van de welstandscommissie.
Door de ontwikkeling krijgt de kern Oostburg een logische afronding aan de Dierkensteenweg waardoor het appartementengebouw 'Hoogendamme' beter wordt ingepast. De lintbebouwing aan de Grotendam krijgt op deze manier een logisch vervolg. Aan de voorzijde van de percelen, langs de Dierkensteenweg, worden ten behoeve van een goede waterhuishouding wadi's aangelegd.
Figuur 2.4. Beoogde situatie Dierkensteenweg (bron: AM Zeeland, 2014)
Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) (2012)
Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar & veilig. Daar streeft het Rijk naar. Een aanpak die ruimte geeft aan regionaal maatwerk, de gebruiker voorop zet, investeringen scherp prioriteert en ruimtelijke ontwikkelingen en infrastructuur met elkaar verbindt. De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (2012) geeft een integraal kader voor het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid op rijksniveau en is de 'kapstok' voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties.
Toetsing
Voor de projectlocatie geldt dat bij de ontwikkeling geen nationale belangen uit de structuurvisie in het geding zijn.
Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)
Het Rijk heeft met het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro), de nationale ruimtelijke belangen juridisch vastgelegd. Het gaat om regels voor onder meer het bundelen van verstedelijking, de bufferzones, nationale landschappen, de Ecologische Hoofdstructuur, de kust, grote rivieren en militaire terreinen. Met de AMvB Ruimte maakt het Rijk proactief duidelijk waar provinciale verordeningen en gemeentelijke bestemmingsplannen aan moeten voldoen. Om een zorgvuldig gebruik van de schaarse ruimte te bevorderen, is een ladder voor duurzame verstedelijking geïntroduceerd. Dat betekent: eerst bekijken of er in de regio vraag is naar een bepaalde nieuwe ontwikkeling, vervolgens bekijken of het bestaande stedelijk gebied of bestaande bebouwing kan worden hergebruikt en mocht nieuwbouw echt nodig zijn, dan altijd zorgen voor een optimale inpassing en multimodale bereikbaarheid.
Toetsing
Uit marktonderzoeken uitgevoerd door regionale De Dobbelaere Makelaars uit Oostburg en door AM Zeeland zelf is gebleken dat er een substantiële vraag is naar vrijstaande woningen op grote kavels. In totaal zijn er 44 unieke belangstellenden. Herkomst van deze belangstellenden is als volgt:
Figuur 3.1 Begrenzing bebouwd gebied (bron: Geoloket Provincie Zeeland, 2016)
De ontwikkeling vindt plaats in bestaand stedelijk gebied (zie figuur 3.1). Toch is het bestaand stedelijk gebied van Oostburg geanalyseerd om te bekijken of door middel van herstructurering geen andere locaties (beter) geschikt zijn voor de realisatie van vrijstaande woningen op grote (> 1.000 m2) kavels. De volgende locaties zijn daarbij nader bekeken:
1. Zandstraat - 1e Hogendijk - Werf waterschap Scheldestromen
Voor deze locatie is een wijzigingsbevoegdheid naar woningbouw opgenomen in het vigerende bestemmingsplan Kom Oostburg. Daarbij wordt uitgegaan van maximaal 6 grondgebonden woningen op kavels niet groter dan 200 m2. Los van deze wijzigingsbevoegdheid is de locatie klein (1.200 m2), waardoor slechts 1 vrijstaande woning in het beoogde segment kan worden gerealiseerd en daarmee is een dergelijke ontwikkeling, mede gelet op sloop- en/of saneringskosten financieel onrendabel/onhaalbaar. De locatie is tevens niet opgenomen in de woningmarktafspraken voor Zeeuws-Vlaanderen.
2. Saturnus - Orion - Basisschool De Drieklank
Voor deze locatie is een wijzigingsbevoegdheid naar woningbouw opgenomen in het vigerende bestemmingsplan Kom Oostburg. Deze locatie is recentelijk herontwikkeld voor basisschool De Drieklank.
3. Stadhouderslaan - Prins Willem Alexanderschool
Voor deze locatie is een wijzigingsbevoegdheid naar woningbouw opgenomen in het vigerende bestemmingsplan Kom Oostburg. Daarbij wordt uitgegaan van maximaal 20 woningen grondgebonden aaneen-gebouwd en/of gestapeld, passend in de stedenbouwkundige context aan de Stadhouderslaan waar nu aaneen-gebouwde eengezinswoningen zijn gesitueerd. De locatie is niet opgenomen in de woningmarktafspraken voor Zeeuws-Vlaanderen en is op dit moment (nog) niet beschikbaar voor herontwikkeling. Daarnaast heeft de locatie een beperkte oppervlakte (2.500 m2) waardoor deze slechts geschikt is voor 2 vrijstaande woningen in het beoogde segment. Mede gelet op de sloopkosten van de school is deze locatie dan onrendabel.
4. De Burght
De herstructureringslocatie is gelegen in het centrum van Oostburg. De locatie is opgenomen in de woningmarktafspraken voor Zeeuws-Vlaanderen met ruimte voor 35 appartementen/gestapelde woningen. Deze locatie is recentelijk herontwikkeld. Elders in het bestaand stedelijk gebied van Oostburg zijn geen geschikte locaties voor dergelijke grote kavels.
Tenslotte sluit het plangebied aan op de bestaande wegenstructuur.
Omgevingsplan Zeeland 2012-2018
Het provinciaal ruimtelijk beleid is vastgelegd in het Omgevingsplan Zeeland 2012-2018. Hierin wordt het beleid gesteld voor de hele provincie Zeeland op het gebied van ruimte, milieu, water en natuur.
Toetsing
Voor de voorgenomen ontwikkeling geldt dat in het Omgevingsplan Zeeland, naast de ladder voor duurzame verstedelijking (Barro) en woningbouwafspraken (woonvisie 2013-2020) geen sturende kaders omvat waaraan het plan moet voldoen.
Structuurvisie 'Krachtig verbonden 2016-2020' (2015)
De structuurvisie 'Krachtig Verbonden 2016-2020' heeft het doel de hoofdlijnen van het ruimtelijk-economisch en sociaal-maatschappelijk beleid helder vast te leggen. De gemeente Sluis heeft te maken met een woningvoorraad die onvoldoende is afgestemd op de behoefte vanuit de woningmarkt. Er is bijvoorbeeld een overschot aan kwalitatief verouderde woningen en een tekort aan woningen die specifiek geschikt zijn voor (zorgbehoevende) ouderen. De gemeente Sluis streeft naar een hoogwaardige woongemeente waar de inwoners een kwalitatief goede woning hebben in een aantrekkelijke en toegankelijke woonomgeving. De gemeente biedt hierbij beperkt ruimte voor levensloopbestendige woningen, starterswoningen en kleinschalige particuliere nieuwbouw voor eigen inwoners of mensen die van elders bewust naar de gemeente Sluis komen om daar te wonen. Bij nieuwbouw moet de behoefte wel worden aangetoond. Er wordt dus vraaggericht ontwikkeld.
Tevens zal, met betrekking tot de woonomgeving, aandacht moeten worden geschonken aan het kwalitatief verbeteren van de openbare ruimte. Een ontwikkeling zal een ruimtelijke kwaliteitswinst moeten opleveren voor de omgeving.
Woonvisie 2013-2020 (2013)
In de woonvisie wordt ingespeeld op de veranderende behoefte van de samenleving. Uit de woonvisie blijkt dat er een overschot is aan verouderde (een)gezinswoningen en een te kort aan woningen voor specifieke doelgroepen, zoals ouderen. De gemeente Sluis ontwikkelt zich in de periode tot 2030 als een hoogwaardig woongebied voor de werknemers in de gemeente, de Kanaalzone, Midden Zeeland en ook Belgisch Vlaanderen. Verder wordt Oostburg aangemerkt als dragende kern van de gemeente. Het droombeeld is een geslaagd landelijk voorbeeld van hoe demografische ontwikkelingen kunnen worden aangegrepen voor het maken van een kwaliteitslag.
Regionale woningmarktafspraken voor Zeeuws-Vlaanderen (2013)
In deze woningmarktafspraken is de locatie Dierkensteenweg opgenomen als inbreidingslocatie voor totaal 12 woningen. Met deze ontwikkeling worden binnen deze afspraken daarvan niet meer dan 4 woningen gerealiseerd. Ook in de toekomst zullen de overige 8 woningen niet worden gerealiseerd.
Masterplan 'Aantrekkelijk Oostburg' (2012)
In het masterplan 'Aantrekkelijk Oostburg' is een actieplan opgenomen. In dit actieplan wordt beschreven dat er wordt ingespeeld op drie punten: het herstel van het evenwicht op de woningmarkt, het verbeteren van de kwaliteit van de woningen en het verbeteren van de kwaliteit van de leefomgeving.
Toetsing
Uit het marktonderzoek is gebleken dat van buiten de provincie Zeeland en uit Vlaanderen vraag is naar kwalitatief goede woningen in een aantrekkelijke en toegankelijke woonomgeving. De beoogde ontwikkeling sluit aan op de visie die de gemeente Sluis heeft voor de ontwikkeling van de gemeente. Tevens draagt de ontwikkeling bij aan een evenwichtige woningmarkt door toevoegen van een segment wat elders in de dragende kern Oostburg niet is te realiseren.
In dit hoofdstuk worden de milieu- en planologische aspecten van de projectlocatie nader onderzocht. Hiervoor is waar mogelijk gebruik gemaakt van de 'Ruimtelijke onderbouwing Oostburg, gedeelte Dierkensteenweg' van RDH uit 2008.
Ontsluiting
De woningen worden ontsloten op de Dierkensteenweg. Deze weg kent een erftoegangsfunctie met een maximum snelheid van 50 km/u. Het gemotoriseerd verkeer en fietsverkeer maken hier gebruik van dezelfde verkeersruimte. Gezien het beperkt aanbod van verkeer (ca. 1.000 mvt/etmaal), is dit acceptabel. De Dierkensteenweg sluit ten oosten van de ontwikkeling aan op de Nieuwstraat. Deze weg (50 km/u) vormt een van de hoofdontsluitingen van de kern Oostburg en leidt in noordelijke en zuidelijke richting naar respectievelijk het centrumgebied van de kern en naar de N253. Deze provinciale weg (80 km/u) verzorgt de verdere ontsluiting in de richting van de Belgische grens en Terneuzen.
Verkeersgeneratie en -afwikkeling
De ontwikkeling van vier woningen heeft een (beperkte) toename van de verkeersintenziteiten op het wegennet tot gevolg. Deze verkeerstoename is berekend op basis van kencijfers van het CROW zoals opgenomen in publicatie 317 ('Kencijfers parkeren en verkeersgeneratie', 2012). Het te hanteren kencijfers is afhankelijk van de stedelijkheidsgraad van de gemeente en de ligging van het plangebied binnen deze gemeente. Op basis van cijfers van het CBS geldt voor de gemeente Sluis de stedelijkheidsgraad 'niet stedelijk'. Het plangebied ligt in het restgebied van de bebouwde kom. Tenslotte dient, op basis van het autobezit binnen de gemeente Sluis, uitgegaan te worden van het gemiddelde van de door het CROW gegeven bandbreedte. Het kencijfer voor vrijstaande woningen bedraagt op basis van deze gegevens 8,2 mvt/etmaal. Voor vier woningen volgt dan een totale verkeersgeneratie van circa 30 mvt/etmaal. Dit betreft de verkeersgeneratie op een weekdag. Omrekening naar een werkdag vindt plaats op basis van een omrekenfactor van 1,11. De verkeersgeneratie bedraagt dan 35 mvt/etmaal. Een dergelijke verkeersgeneratie is dermate beperkt dat deze niet zal leiden tot knelpunten in de verkeersafwikkeling.
Parkeren
Ook de parkeerbehoefte is bepaald op basis van de kencijfers van het CROW. Hiervoor gelden dezelfde uitgangspunten als bij de berekening van de verkeersgeneratie. Het parkeerkencijfer voor vrijstaande woningen binnen een niet stedelijke omgeving in het restgebied van de bebouwde kom bedraagt 2,3 parkeerplaatsen per woning. Dit leidt tot een totale parkeerbehoefte van tien parkeerplaatsen. Hiervan dienen tenminste twee parkeerplaatsen openbaar bereikbaar te zijn. Het plan voorziet in de realisatie van negen openbare parkeerplaatsen. Daarnaast wordt binnen de kavels ruimte gereserveerd voor parkeren op eigen terrein. Er zal ruimschoots worden voldaan aan de parkeerkencijfers.
Conclusies
De ontsluiting van het plangebied is voor alle modaliteiten acceptabel. De ontwikkeling zal niet leiden tot knelpunten op gebied van verkeersafwikkeling en, doordat voldoende parkeergelegenheid wordt gerealiseerd, parkeren.
Toetsingskader
Ten behoeve van een ruimtelijke ontwikkeling dient een watertoets aan het waterschap overlegd te worden. Bij de watertoets gaat het om allerlei waterhuishoudkundige aspecten, waaronder veiligheid, wateroverlast, watertekort, waterkwaliteit en verdroging, en om alle wateren: rijkswateren, regionale wateren en grondwater. Het is niet een toets achteraf, maar een proces dat de initiatiefnemer van een ruimtelijk plan en de waterbeheerder in een zo vroeg mogelijk stadium met elkaar in gesprek brengt. Bij het tot stand komen van deze paragraaf wordt overleg gevoerd met de waterbeheerder. De opmerkingen van de waterbeheerder worden vervolgens verwerkt in deze waterparagraaf.
Onderzoek
Bij het waterschap Scheldestromen wordt hiervoor een watertoetstabel gebruikt. In deze tabel zijn de hiervoor genoemde aspecten verwerkt. De watertoetstabel is bijgevoegd als bijlage 3.
Conclusie
De ontwikkeling heeft geen negatieve gevolgen voor het watersysteem ter plaatse van het plangebied.
Toetsingskader
Bij de voorbereiding van een ruimtelijk plan dient onderzocht te worden of de Wet natuurbescherming (hierna: Wnb) en het beleid van de provincie ten aanzien van de bescherming van dier- en plantensoorten en de bescherming van het Natuurnetwerk Nederland de uitvoering van het plan niet in de weg staan. In elk geval moet aannemelijk zijn dat vergunning of ontheffing van de bij of krachtens deze wet geldende verbodsbepalingen kan worden verkregen voor de activiteiten die met dit bestemmingsplan mogelijk worden gemaakt.
Met de Wnb zijn alle bepalingen met betrekking tot de bescherming van natuurgebieden en dier- en plantensoorten samengebracht in één wet. De Wnb implementeert diverse Europeesrechtelijke regelgeving, zoals de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn in de Nederlandse wetgeving.
Onderzoek en conclusie
Voor onderhavig plan is een quickscan ecologie uitgevoerd, zie bijlage 2. Uit het onderzoek komt naar voren dat de ontwikkeling niet leidt tot negatieve effecten op beschermde natuurgebieden of soorten indien onderstaand advies ten aanzien van soortenbescherming wordt nageleefd:
Archeologie
Met behulp van de Archeologische Monumentenkaart (AMK) en de Indicatieve Kaart Archeologische Waarden (IKAW) kan worden nagegaan of de gronden binnen de projectlocatie archeologisch van betekenis zijn. Op de AMK zijn alle bekende archeologische terreinen (monumenten) aangegeven. De IKAW geeft de verwachtingswaarde op archeologische waarden aan.
Raadpleging van de AMK wijst erop dat in en om het plangebied geen bekende archeologische terreinen (monumenten) liggen, en raadpleging van de IKAW leert dat het plangebied is gelegen in een gebied met lage tot middelhoge archeologische verwachtingswaarde. Raadpleging van Archis 2 geeft hetzelfde resultaat. Daarom is er een archeologisch verkennend onderzoek noodzakelijk. In figuur 4.1 zijn de AMK en IKAW kaart weergegeven.
Figuur 4.1. Ligging projectlocatie op AMK en IKAW-kaart (bron: RDH, 2008)
Door SMA is op 27 juni 2008 archeologisch Bureauonderzoek uitgevoerd met betrekking tot het plangebied Dierkensteenweg te Oostburg. Conclusie uit dit bureauonderzoek is dat de beoogde bodemingrepen ten behoeve van de geplande woningbouw zullen leiden tot verstoring van het bodemarchief en de eventueel daarin nog aanwezige archeologische waarden. Binnen het plangebied bestaat de kans op de aanwezigheid van relevante archeologische waarden. In hoeverre deze sporen tot nu toe al zijn verstoord is onduidelijk.
Op basis van het door SMA opgestelde Archeologisch verwachtingsmodel is een veldonderzoek met controle boringen uitgevoerd (SOB Research, oktober 2008). Tijdens het veldonderzoek werden geen relevante archeologische indicatoren aangetroffen, ook niet in het dieper gelegen (meestal niet intacte) Hollandveen. Op basis van de onderzoeksresultaten wordt nader archeologisch onderzoek ten behoeve van het onderzoeksgebied niet noodzakelijk geacht.
De archeologische rapporten dateren uit 2008 en kunnen niet zonder meer op de huidige situatie van toepassing verklaard worden. Er geldt inmiddels nieuw beleid en er zijn nieuwe provinciale richtlijnen voor archeologisch onderzoek. Bekeken zal worden of op basis van het uitgevoerde onderzoek, het nieuwe gemeentelijke beleid en de nieuwe provinciale richtlijnen kan worden volstaan met een nieuwe conclusie of dat er eventueel aanvullend onderzoek noodzakelijk is. In het ontwerp van voorliggend plan zal hierin dan worden voorzien.
Cultuurhistorie
De projectlocatie heeft geen cultuurhistorische betekenis en er zijn geen waardevolle cultuurhistorische gebouwen of structuren aanwezig op of in de nabijheid van de projectlocatie.
Toetsingskader
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang dat bij de aanwezigheid van bedrijven in de omgeving van milieugevoelige functies zoals woningen:
Om in de bestemmingsregeling de belangenafweging tussen bedrijvigheid en nieuwe woningen in voldoende mate mee te nemen, wordt in dit plan gebruikgemaakt van de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (editie 2009).
Onderzoek
De beoogde woningen worden aangemerkt als een milieugevoelige functie. De dichtstbijzijnde hinder veroorzakende inrichtingen, agrarische bedrijven liggen op meer dan 350 meter van het plangebied, verder zijn geen bedrijven aanwezig in de omgeving. Aan de richtafstanden wordt ruimschoots voldaan. Ter plaatse van de beoogde woningen is sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.
Conclusie
Het aspect bedrijven en milieuzonering staat de beoogde ontwikkeling niet in de weg.
Beleid en normstelling
Wettelijke geluidzone wegen
Woningen worden door de Wet geluidhinder (hierna: Wgh) als geluidgevoelige functie aangemerkt. Indien nieuwe geluidgevoelige functies mogelijk worden gemaakt, dan is volgens de Wgh akoestisch onderzoek verplicht indien deze worden geprojecteerd binnen de geluidzone van een weg. Daarnaast dient op basis van jurisprudentie in het kader van een goede ruimtelijke ordening aannemelijk te worden gemaakt dat ook sprake is van een aanvaardbaar geluidniveau wanneer de ontwikkeling is gesitueerd nabij niet gezoneerde wegen (30 km/u wegen).
Langs alle wegen - met uitzondering van 30 km/u-wegen en woonerven - bevinden zich op grond van de Wet geluidhinder (Wgh) geluidzones waarbinnen de geluidhinder vanwege de weg moet worden getoetst. De breedte van de geluidzone is afhankelijk van het aantal rijstroken en van binnen- of buitenstedelijke ligging. De geluidhinder wordt berekend aan de hand van de Europese dosismaat Lden (L day-evening-night). Deze dosismaat wordt weergegeven in dB. Deze waarde vertegenwoordigt het gemiddelde geluidsniveau over een etmaal.
Nieuwe situaties
Voor de geluidsbelasting aan de buitengevels van woningen binnen de wettelijke geluidszone van een weg geldt een voorkeursgrenswaarde van 48 dB. In bepaalde gevallen is vaststelling van een hogere waarde mogelijk. Hogere grenswaarden kunnen alleen worden verleend nadat is onderbouwd dat maatregelen om de geluidsbelasting aan de gevel van geluidsgevoelige bestemmingen terug te dringen onvoldoende doeltreffend zijn, dan wel overwegende bezwaren ontmoeten van stedenbouwkundige, verkeerskundige, vervoerskundige, landschappelijke of financiële aard. Deze hogere grenswaarde mag de uiterste grenswaarde niet te boven gaan. De uiterste grenswaarde is op grond van artikel 83 Wgh afhankelijk van de ligging van de woningen (binnen- of buitenstedelijk). Voor de beoogde binnenstedelijke ontwikkeling geldt een maximaal toelaatbare hogere waarde van 63 dB voor wegverkeerslawaai.
De locatie ligt binnen de wettelijke geluidzone van de Nieuwstraat en Dierkensteenweg. In het kader van een goede ruimtelijke ordening is eveneens onderzoek gedaan naar de geluidbelasting als gevolg van het verkeer op de Grotendam.
Aftrek ex artikel 3.4 RMG 2012
Krachtens artikel 3.4 van het Reken- en Meetvoorschrift Geluidhinder (RMG) 2012 mag het berekende geluidsniveau van het wegverkeer worden gecorrigeerd in verband met de verwachting dat motorvoertuigen in de toekomst stiller zullen worden. Voor wegen met een representatief te achten snelheid lager dan 70 km/u geldt een aftrek van 5 dB. Voor alle onderzochte wegen is deze aftrek van toepassing.
Onderzoek
Uit het akoestisch onderzoek blijkt dat de geluidbelasting als gevolg van wegverkeer op de Dierkensteenweg maximaal 47 dB bedraagt inclusief aftrek artikel 110g Wgh. Als gevolg van het wegverkeer op de Nieuwstraat bedraagt de geluidbelasting maximaal 40 dB inclusief aftrek artikel 110g Wgh. Hiermee wordt voldaan aan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB en is er sprake van een akoestisch aanvaardbaar klimaat.
De geluidbelasting bedraagt maximaal 42 dB inclusief aftrek artikel 110g Wgh als gevolg van het wegverkeer op de Grotendam. Hiermee wordt voldaan aan de richtwaarde van 48 dB en is er sprake van een akoestisch aanvaardbaar klimaat.
Een overzicht van de rekenresultaten en de ingevoerde verkeersgegevens is opgenomen in bijlage 1.
Conclusie
Het aspect wegverkeerslawaai staat de beoogde ontwikkeling niet in de weg.
Beleid en normstelling
In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een ruimtelijk plan uit het oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens rekening gehouden met de luchtkwaliteit.
Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer. Dit onderdeel van de Wet milieubeheer (Wm) bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang.
Op grond van artikel 5.16 van de Wm kunnen bestuursorganen bevoegdheden, die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit (zoals de vaststelling van een bestemmingsplan), uitoefenen indien:
NIBM
In het Besluit niet in betekenende mate is bepaald in welke gevallen een project vanwege de gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Hierbij worden 2 situaties onderscheiden:
Onderzoek
De beoogde ontwikkeling heeft betrekking op de realisatie van vier woningen. Dit aantal woningen valt ruim onder de drempelwaarde van 1.500 woningen die is vrijgesteld aan toetsing aan de grenswaarden. De beoogde ontwikkeling draagt dan ook 'niet in betekenende mate' bij aan de concentraties luchtverontreinigende stoffen. Er wordt dus voldaan aan de luchtkwaliteitswetgeving en nader onderzoek is niet noodzakelijk.
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is nagegaan hoe het met de luchtkwaliteit ter plaatse van het plangebied is gesteld. Dit is gedaan aan de hand van de monitoringstool (http://www.nsl-monitoring.nl/viewer/) die bij het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit hoort. De dichtstbijzijnde voor luchtkwaliteit relevante weg is de N61. Hieruit blijkt dat zowel in 2020 als in 2030 ruimschoots wordt voldaan aan de voor die jaren geldende normen uit de Wet Milieubeheer zoals weergegeven in tabel 4.3.
De grenswaarden van de laatstgenoemde stoffen zijn in de volgende tabel 6.3 weergegeven.
Tabel 6.3 Toetsing aan grenswaarden maatgevende stoffen Wm stof |
grenswaarde | maximale waarden in jaar 2020 | maximale waarden in jaar 2030 |
stikstofdioxide (NO2)) | 40 µg/m³ | 15,5 | 12,3 |
fijn stof (PM10) | 40 µg/m³ | 18,4 | 16,9 |
max. 35 keer p.j. meer dan 50 µg/m³ | 6,5 | 6,0 | |
Fijn stof (PM2,5) | 25 µg/m³ | 11,0 | 9,4 |
Hieruit blijkt dat in 2020 de jaargemiddelde concentraties stikstofdioxide en fijn stof direct langs de N61 (als maatgevende weg het dichtst bij het plangebied waar in de NSL-monitoringstool toetspunten langs gelegen zijn) ruimschoots onder de grenswaarden uit de wetgeving lagen. Omdat direct langs deze weg aan de grenswaarden wordt voldaan, zal dit ook ter plaatse van het plangebied het geval zijn. Concentraties luchtverontreinigende stoffen nemen immers af naarmate een locatie verder van de weg ligt.
Aangetroffen gehalten lood, zink en PAK die in de grond zijn dusdanig gericht dat zij geen risico opleveren voor de volksgezondheid, of voor het milieu. Hierdoor zijn verder onderzoeksinspanningen niet noodzakelijk en gelden er geen gebruiksbeperkingen voor de projectlocatie. Grondtransport moet uitgevoerd worden conform het Besluit bodemkwaliteit. De vrijkomende grond moet gekeurd worden door middel van een partijkeuring (AP04) en het transport moet gemeld worden via de website www.Meldpuntbodemkwaliteit.nl.
Op basis van de provinciale risicokaart lopen in en nabij de projectlocatie geen routes voor gevaarlijke stoffen en zijn geen risicovolle inrichtingen in de nabijheid van de projectlocatie aanwezig. Daardoor is het vervoer van gevaarlijke stoffen geen belemmering voor de beoogde woningbouwontwikkeling.
Ten behoeve van het uit te voeren explosievenonderzoek is een projectplan opgesteld, welke door het bevoegd gezag goedgekeurd dient te worden. Deze is recent ingediend. Zodra het projectplan is goedgekeurd zal het onderzoek worden uitgevoerd. De resultaten van dit onderzoek zullen in deze paragraaf worden beschreven en het onderzoek zal als bijlage bij de toelichting worden opgenomen.
Op basis van de kaart buisleidingen en leidingstroken uit het Omgevingsplan Zeeland 2006-2012 zijn er geen planologisch relevante buisleidingen in of nabij de projectlocatie aanwezig.
De Wet ruimtelijke ordening (Wro) bepaalt dat ruimtelijke plannen digitaal en analoog beschikbaar moet zijn. Dit brengt met zich mee da bestemmingsplannen digitaal uitwisselbaar en op vergelijkbare wijze gepresenteerd moeten worden. Met het oog hierop stellen de Wro en de onderliggende regelgeving eisen waaraan digitale en analoge plannen moeten voldoen. Zo bevat de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) bindende afspraken voor het bestemmingsplan. De SVBP kent (onder meer) hoofdgroepen van bestemmingen, een lijst met functie- en bouwaanduidingen, gebiedsaanduidingen en een verplichte opbouw van de regels en het renvooi.
Op de website www.ruimtelijkeplannen.nl kunnen de digitale bestemmingsplannen
worden bekeken. Bij raadpleging van het digitale bestemmingsplan wordt de gebruiker bij het
aanklikken van de percelen op een beeldscherm naar de relevante delen van het
bestemmingsplan 'doorverwezen'.
Op de verbeelding is in de ondergrond de bestaande situatie (bebouwing en kadastrale eigendomsgrenzen) weergegeven. Daarbij is gebruikgemaakt van een zo actueel mogelijk digitaal bestand.
Op de ondergrond zijn vlakken getekend waarin door middel van hoofdletters is aangegeven welke bestemming ter plaatse geldt. De bestemmingen corresponderen met afzonderlijke artikelen in de bestemmingsregels. In het renvooi is daarbij dezelfde volgorde aangehouden als in het betreffende hoofdstuk.
De betekenis van de aanduidingen wordt verklaard in het renvooi, een overzicht met verklaringen van de aanduidingen op de verbeelding. Dit renvooi bestaat betreft de aanduidingen uit het bouwvlak.
Voor een beoordeling van alle bouw- en gebruiksmogelijkheden ter plaatse van een perceel dient
derhalve de op de verbeelding aangebrachte aanduiding te worden bekeken, het renvooi te worden
geraadpleegd voor het kiezen van het juiste bestemmingsartikel in de regels, waarna het bijbehorende
artikel dient te worden gelezen. Deze volgorde is de meest doelmatige om inzicht te krijgen in de mogelijkheden die het bestemmingsplan biedt voor het gebruik van en bebouwing op een perceel.
In de Wro en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is geregeld dat alle nieuwe ruimtelijke plannen, waaronder bestemmingsplannen, digitaal moeten worden vervaardigd, met inachtneming van de daartoe wettelijk verplicht gestelde standaarden (thans SVBP2012, IMRO2012, STRI2012). Op die wijze zijn bestemmingsplannen onderling vergelijkbaar en ook digitaal uitwisselbaar.
Ook de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) is van belang voor bestemmingsplannen.
De regels bevatten bepalingen omtrent het gebruik van gronden, bepalingen omtrent de toegelaten bebouwing en regelingen betreffende het gebruik van aanwezige en/of nog op te richten bouwwerken. De regels zijn onderverdeeld in de volgende hoofdstukken.
In het hoofdstuk bestemmingsregels zijn regels opgenomen betreffende de bestemmingen en de aanduidingen. Bij de opzet van deze regels is de standaardvolgorde gehanteerd zoals opgenomen in SVBP2012.
Artikel 3 Wonen
Ter plaatse van de ontwikkellocatie is de bestemming 'Wonen' opgenomen. Binnen deze bestemming is wonen toegestaan, met een aan - huis - gebonden beroep en kleinschalige bedrijvigheid. Binnen het bestemmingsvlak Wonen is één bouwvlak opgenomen. De bebouwing moet binnen het bouwvlak worden gebouwd. De regeling is flexibel opgesteld, omdat ten tijde van het opstellen van voorliggend bestemmingsplan geen concreet bouwplan beschikbaar is. Binnen de bestemming 'Wonen' is de aanduiding erf (e) opgenomen. Binnen deze aanduiding is het realiseren van bijgebouwen en overkappingen toegestaan. De maatvoering voor de bebouwing staat in de bouwregels.
Er is sprake van een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen bouwplan (zoals gedefinieerd in artikel 6.2.1 Besluit ruimtelijke ordening), zodat sprake is van verplicht kostenverhaal. In beginsel wordt hiertoe een exploitatieplan opgesteld, tenzij het kostenverhaal anderszins is verzekerd, bijvoorbeeld door middel van een anterieure overeenkomst. Met de initiatiefnemer is door het gemeentebestuur een intentieovereenkomst gesloten, waarin o.a. de afspraken over de verplichte verevening (herstructureringsbijdrage) en kostenverhaal zijn opgenomen. Deze afspraken worden uitgewerkt in de anterieure overeenkomst, die in ieder geval moet zijn ondertekend voor vaststelling van het bestemmingsplan. Een zakelijke samenvatting van deze overeenkomst zal worden gepubliceerd.
Op grond van artikel 3.1.6 Bro dient inzicht te worden gegeven in de maatschappelijke uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan. Het gaat daarbij zowel om de wijze waarop burgers en maatschappelijke organisaties bij de planvoorbereiding zijn betrokken alsook om de resultaten van het overleg ex artikel 3.1.1 Bro.