direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Camping International 2022
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1714.bpinternational-VG01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding en doel

De exploitant/eigenaar van Camping International in Nieuwvliet is bezig met een kwaliteitsverbeteringstraject van het kampeerterrein. Bij de herinrichting van het terrein worden de aangrenzende boomgaard en het terrein van Pierewiet (met minicamping en dagrecreatieve voorzieningen) betrokken. De kwaliteitsverbetering heeft betrekking op het vergroten van de standplaatsen, het aanpassen van de accommodaties, het realiseren van privé sanitair op de standplaatsen, een verbetering van het voorzieningenniveau en het integreren van de sport- en spelvoorzieningen van Pierewiet met de camping.

Deze ontwikkeling past in de gewenste kwaliteitsslag voor dergelijke bedrijven, zoals in de Kadernota Recreatief Verblijf en het visiedocument Krachtig Verbonden van de gemeente Sluis is aangegeven.

De gemeente Sluis staat positief tegenover deze plannen en wil hieraan meewerken. Omdat de beoogde ontwikkeling niet past in de geldende bestemmingsplannen voor de terreinen van Camping International en Pierewiet, is daarvoor in 2014, in 2016 en in 2018 een bestemmingsplanprocedure doorlopen. Dit heeft niet geleid tot een onherroepelijk bestemmingsplan. Daarom is voorliggend bestemmingsplan opgesteld. In paragraaf 1.2 wordt nader op de voorgeschiedenis ingegaan.

Voorliggend bestemmingsplan voorziet in een regeling, afgestemd op de genoemde kwaliteitsverbetering en op actuele wet- en regelgeving. Daarnaast is rekening gehouden met de reeds doorlopen beroepsprocedures. Dit bestemmingsplan vervangt het bestemmingsplan Buitengebied uit 1978 en het bestemmingsplan Kom Nieuwvliet uit 2002 voor de terreinen van Camping International en Pierewiet.

1.2 Toelichting doorlopen planologische procedures

Voor de ontwikkeling is eerder een bestemmingsplan vastgesteld: bestemmingsplan Camping International, vastgesteld door de gemeenteraad op 25 september 2014. Op 29 september 2016 en op 5 juli 2018 zijn door de gemeenteraad aanvullende vaststellingsbesluiten genomen.

Het bestemmingsplan dat op 25 september 2014 is vastgesteld is onderwerp van een beroepsprocedure geweest. Bij uitspraak van 7 september 2016 (ECLI:NL:RVS:2016:2416) heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hier: ABRvS) het besluit van de raad van 25 september 2014 vernietigd omdat de raad de in de tussenuitspraak gegeven termijn ongebruikt heeft laten verstrijken. De ABRvS heeft de raad daarbij opgedragen om binnen 16 weken na verzending van deze einduitspraak een nieuw besluit te nemen met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen.

Vervolgens is op 29 september 2016 een nieuw bestemmingsplan vastgesteld. Ook dit bestemmingsplan is onderwerp van een beroepsprocedure geweest. De ABRvS heeft in de tussenuitspraak van 21 maart 2018 (ECLI:NL:RVS:2019:3014) opdracht gegeven inzichtelijk te maken wat de gevolgen zijn van de beoogde ontwikkeling voor het woonklimaat in de omgeving, waarbij wordt uitgegaan van de juiste aannames voor de toetspunten aan de perceelsgrenzen, zo nodig nader akoestisch onderzoek te verrichten en het plan aan de hand van de uitkomsten van dat nadere onderzoek zo nodig aan te passen. Aangegeven is dit te herstellen binnen 26 weken na de uitspraak.

Op 5 juli 2018 is het bestemmingsplan opnieuw (gewijzigd) vastgesteld. Met hierin de aanpassingen die voortvloeien uit de uitspraak van de ABRvS. Opnieuw is het bestemmingsplan onderwerp van een beroepsprocedure geweest.

Vervolgens heeft de ABRvS beoordeeld of de raad met het gewijzigd vaststellen van het bestemmingsplan voldaan heeft aan de tussenuitspraak. De Stichting Advisering Bestuursrechtspraak voor Milieu en Ruimtelijke Ordening (hierna: de STAB) heeft op verzoek van de ABRvS een deskundigenbericht uitgebracht. Naar aanleiding van het deskundigenbericht van de STAB heeft de gemeenteraad te kennen gegeven dat hij kan instemmen met de constatering van de STAB dat een aanvullende berekening nodig was om de effecten van de maximale mogelijkheden van het plan te kunnen beoordelen en dat op basis van de door de STAB uitgevoerde berekeningen een aanpassing van het plan moest plaatsvinden. De raad heeft aangegeven het plan opnieuw te willen wijzigen. Nu de raad zich op een ander standpunt heeft gesteld dan bij de vaststelling van het plan op 5 juli 2018, en niet is gebleken dat gewijzigde omstandigheden hier aanleiding toe hebben gegeven, is geoordeeld dat het besluit van 5 juli 2018 niet met de juiste zorgvuldigheid is voorbereid. Op 4 september 2019 heeft de ABRvS het bestemmingsplan van 29 september 2016 vernietigd (ECLI:NL:RVS:2019:3014).

In voorliggend bestemmingsplan is rekening gehouden met de uitspraken van de ABRvS en het advies van de STAB.

1.3 Geldende bestemmingsplannen

Voor het plangebied geldt het in 1978 vastgestelde bestemmingsplan Buitengebied van de voormalige gemeente Oostburg (voor het terrein van Camping International) en het bestemmingsplan Kom Nieuwvliet uit 2002 (voor het terrein van Pierewiet; zie figuur 1.1).

afbeelding "i_NL.IMRO.1714.bpinternational-VG01_0001.jpg"

Figuur 1.1 Actuele planologische situatie Camping International en Pierewiet

Op grond van het bestemmingsplan Buitengebied geldt voor het oudste deel van camping International (groen omlijnd in figuur 1.1) de bestemming Verblijfsrecreatie met een subbestemming kampeerterrein. De uitbreiding aan de noordwestzijde van de camping (blauw omlijnd in figuur 1.1) is mogelijk gemaakt door middel van een vrijstelling conform de artikel 19-procedure op basis van de toenmalige Wet Ruimtelijke Ordening (hierna: WRO).

Pierewiet was oorspronkelijk een agrarisch bedrijf met minicamping en boomgaard (tussen Pierewiet en de St. Bavodijk). Figuur 1.2 geeft een beeld van de geldende bestemmingsregeling voor Pierewiet. Voor de gronden van Speelboerderij Pierewiet geldt een dagrecreatieve bestemming met een nadere aanwijzing kinderboerderij. De boomgaard en de minicamping zijn in bestemmingsplan Kom Nieuwvliet uit 2002 bestemd voor grondgebonden agrarische bedrijven, waarbij rekening moet worden gehouden met het karakter van het gebied als agrarische randzone. Op basis van het bestemmingsplan is het toegestaan een grondgebonden agrarisch bedrijf te hebben, waaronder in elk geval worden verstaan: akker- en vollegrondstuinbouw, fruitteelt, bollenteelt, grondgebonden veehouderij, paardenhouderij en sierteelt. Op deze gronden mag een hectare aan agrarische bedrijfsgebouwen worden gebouwd en één bedrijfswoning van ten hoogste 200 m². Binnen deze bestemming is verder een minicamping toegestaan. In het kader van de intrekking van de Wet openluchtrecreatie en vooruitlopend op de herziening van het bestemmingsplan, is een gedoogbeschikking afgegeven voor de minicamping met 15 standplaatsen. Bij de gedoogbeschikking zijn tekeningen gevoegd van de inrichting van Pierewiet, met midgetgolf, een waterspeeltuin, een doolhof, sportterrein, dierenweide/kinderboerderij en een parkeerterrein aan de Sint Bavodijk.

Inmiddels is op basis van het in 2014 vastgestelde bestemmingsplan Camping International ter plaatse van de boomgaard achter Pierewiet een dierenweide gerealiseerd. Omdat dit bestemmingsplan inmiddels is vernietigd door de ABRvS, past deze dierenweide niet in de geldende planologische regeling (bestemmingsplan Kom Nieuwvliet).

afbeelding "i_NL.IMRO.1714.bpinternational-VG01_0002.jpg"

Figuur 1.2 Uitsnede bestemmingsplan Kom Nieuwvliet voor terrein Pierewiet

afbeelding "i_NL.IMRO.1714.bpinternational-VG01_0003.jpg"

Figuur 1.3 Uitsnede bestemmingsplan Buitengebied voormalige gemeente Oostburg voor Camping International

Voormalige kampeervergunning

Op basis van de voormalige kampeervergunning voor het recreatieterrein en de minicamping zijn op het terrein van Camping International in totaal 266 eenheden toegestaan, die als volgt zijn verdeeld:

  • 142 vaste standplaatsen;
  • 28 seizoensplaatsen;
  • 77 toeristische plaatsen;
  • 4 recreatiewoningen;
  • 15 toeristische plaatsen op de minicamping.

1.4 Leeswijzer

De opbouw van de toelichting op bestemmingsplan Camping International 2022 is als volgt.

  • In hoofdstuk 2 wordt het plangebied, de directe omgeving en de beoogde planontwikkeling beschreven.
  • Hoofdstuk 3 gaat in op het beleidskader en daarmee op de planologische inpasbaarheid van de ontwikkeling.
  • Hoofdstuk 4 omvat de toetsing van de beoogde ontwikkeling aan de planologisch relevante ruimtelijke en milieuaspecten.
  • Hoofdstuk 5 gaat in op de bestemmingsregeling.
  • Hoofdstuk 6 gaat in op de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.
  • Tot slot wordt in hoofdstuk 7 ingegaan op de maatschappelijke uitvoerbaarheid.

Hoofdstuk 2 Planbeschrijving

2.1 Ligging plangebied

Het plangebied grenst aan de noordelijke rand van Nieuwvliet en ligt in een geulpolder tussen de Mettenijedijk en de St. Bavodijk.

Aan de noordwestzijde begrenst de Molenweg het plangebied. Aan deze zijde bevindt zich op het perceel Molenweg 5 een in 1850 gebouwde ronde stenen grondmolen op een bijna 2 m hoge berg. Het betreft een korenmolen, die sinds 1954 niet meer bedrijfsmatig in gebruik is. In 1958 is de molen leeggehaald op de bovenas, het bovenwiel, de koningsspil en het spoorwiel na. In 1980 is de molen weer maalvaardig gerestaureerd. In 2020-2021 is de molen opnieuw gerestaureerd.

De camping is rondom voorzien van een afschermende groenvoorziening. De beide aangrenzende dijken en de Molenweg behouden daarmee hun karakteristieke beeld. Tussen de zuidzijde van de camping en de kern Nieuwvliet komen de volgende functies voor:

  • Pierewiet met bijbehorende minicamping;
  • een voormalige (peren)boomgaard, waarin een kinderboerderij en (gedeeltelijk) een verhard voetbalveldje zijn gerealiseerd;
  • een door afschermende groenvoorzieningen omzoomd voetbalveld (ten zuiden van Pierewiet; buiten plangebied).

Het plangebied heeft een omvang van 7,6 hectare. De figuren 2.1 en 2.2. geven een beeld van het plangebied en omgeving in 2008 en 2019.

afbeelding "i_NL.IMRO.1714.bpinternational-VG01_0004.jpg"

Figuur 2.1 Plangebied en omgeving 2008 (bron: geoweb provincie Zeeland)

afbeelding "i_NL.IMRO.1714.bpinternational-VG01_0005.png"

Figuur 2.2 Plangebied en omgeving 2019 (bron: geoweb provincie Zeeland)

2.2 Huidige situatie

Camping International

De eigenaar heeft het recreatieterrein in 2006 aangekocht. De hoofdingang van de camping ligt aan de St. Bavodijk, van de dagrecreatieve voorzieningen van Pierewiet aan de Mettenijedijk. Aan de Molenweg bevindt zich een achteringang (met name een functie voor langzaam verkeer en noodontsluiting). Geparkeerd wordt op het terrein alsook op de groenstrook langs de Molenweg (aan weerszijden van de achteringang).

Op Camping International zijn planologisch 266 verblijfsrecreatieve eenheden (waarvan 4 recreatiewoningen) en een bedrijfswoning toegestaan. In 2021 waren feitelijk 266 standplaatsen aanwezig (in diverse vormen: stacaravanplaatsen, seizoenplaatsen, camperplaatsen, toeristische comfortplaatsen en enkele chalets en trekkershutten), alsmede één bedrijfswoning.

Er zijn op de camping aanvullende voorzieningen aanwezig, zoals horeca (bar, eetcafé), een recreatieruimte, diverse speeltuintjes en sportvelden, een peuterzwembad, een wasserette en een sanitairgebouw. De oppervlakte van het terrein van Camping International bedraagt 6 hectare (zie figuur 2.3).

Pierewiet

In 2008 is het naastgelegen dagrecreatieterrein Pierewiet aangekocht. Dit terrein bestaat uit een speeltuin, een kinderboerderij, lichte horeca en een minicamping met 15 eenheden. Deze 15 standplaatsen maken onderdeel uit van het totaal van 266 verblijfsrecreatieve eenheden. Daarnaast is een bedrijfswoning aanwezig. De feitelijke oppervlakte van de gronden van de speelboerderij bedraagt 0,65 hectare en van de minicamping 0,40 hectare. Tegelijkertijd is de aangrenzende boomgaard aangekocht, met een oppervlakte van 0,45 hectare, zie figuren 2.3 a en b voor de oppervlakteverdeling in de feitelijke situatie en in de geldende bestemmingsplannen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1714.bpinternational-VG01_0006.png"

Figuur 2.3 Oppervlakteverdeling feitelijke situatie

De afgelopen jaren is er flink in Camping International geïnvesteerd om aan te sluiten bij de hedendaagse eisen van de recreant. Kwaliteitsverbetering is een cyclisch proces voor een recreatiebedrijf. Het bedrijf heeft de afgelopen jaren privé sanitair geplaatst, er is een wifisysteem aangelegd; eveneens is een bakkerijtje geopend en de bestaande horeca is verbeterd. De doelgroep waar men zich op richt bestaat met name uit (jonge) gezinnen.

Dagrecreatieterrein Pierewiet beschikt over diverse speelvoorzieningen, binnen en buiten: binnen- en buitenspeeltuin, kinderboerderij, skelterbaan, uitkijktoren, tokkelbaan, springkussen en een horeca/frituur met terras. Speelboerderij Pierewiet wordt zowel door bezoekers van buiten als door de gasten van Camping International gebruikt. Ter plaatse van de voormalige boomgaard is aansluitend aan Speelboerderij Pierewiet een dierenweide gerealiseerd. Op de grens van Camping International en de voormalige boomgaard is een pannakooi gerealiseerd.

Combinatie en integratie van de camping met de voorzieningen van Pierewiet hebben een belangrijke meerwaarde voor de camping, doordat de dagrecreatieve voorzieningen door de bezoekers van de camping gebruikt kunnen worden.

Langs de dierenweide is ter afscheiding van de aangrenzende woonbebouwing een grondwal gerealiseerd.

Opgemerkt wordt dat de dierenweide in het najaar 2016-voorjaar 2017 is gerealiseerd. Dit is gebeurd op basis van het op 29 september 2016 vastgestelde bestemmingsplan Camping International. Aangezien er geen voorlopige voorziening was aangevraagd tegen het bestemmingsplan was dit mogelijk. Dit bestemmingsplan is door de ABRvS op 4 september 2019 vernietigd. Dit betekent dat moet worden teruggevallen op het voorheen geldende bestemmingsplan Kom Nieuwvliet 2002 en dat de dierenweide alsnog planologisch geregeld moet worden.

Ditzelfde geldt voor de bestaande geluidswal. De geluidswal is gerealiseerd in het jaar 2015 na vaststelling van het bestemmingsplan op 25 september 2014. Aangezien geen voorlopige voorzieningen zijn aangevraagd, was het toegestaan om een geluidswal conform het toen vastgestelde bestemmingsplan te realiseren. Het bestemmingsplan is op 7 september 2016 vernietigd.

2.3 Kwaliteitsverbetering en uitgangspunten voorliggend bestemmingsplan

Om Camping International en Pierewiet verder toekomstig bestendig te maken en aan te sluiten bij de huidige wensen van de recreant is het noodzakelijk om verder te investeren. In voorliggend bestemmingsplan wordt het volgende mogelijk gemaakt.

  • 1. Functiewijziging gronden ter plaatse van de dierenweide (voormalige boomgaard) van agrarisch naar verblijfsrecreatie (0,55 hectare).

Door de gronden een verblijfsrecreatieve bestemming te geven en te betrekken bij de camping wordt het mogelijk om het gehele recreatieterrein te herinrichten. Hierdoor kunnen standplaatsen worden vergroot van 80 naar 120 m². Op basis van voorliggend bestemmingsplan zijn op deze gronden ook een dierenweide en een speelterrein toegestaan. Door de uitbreiding komt het recreatieterrein dichter bij de omliggende woonbebouwing te liggen. Daarom worden voorwaarden gesteld aan de uitbreiding van de verblijfsrecreatieve bestemming.

  • 2. Minicamping bestemmen voor verblijfsrecreatie (0,45 hectare).

De huidige bestemming van de minicamping is Agrarisch met de subbestemming kampeerterrein. Met het oog op de gewenste kwaliteitsverbetering en integratie in Camping International is het nodig om de gronden van de minicamping als Verblijfsrecreatie te bestemmen. Er is feitelijk geen sprake meer van een (zelfstandige) minicamping, maar van standplaatsen die onderdeel uitmaken van de camping.

  • 3. Realiseren van een grondwal met hierop groenblijvende beplanting ten behoeve van de geluidsreductie voor de omliggende woningen.
  • 4. Het onder voorwaarden positief bestemmen van de bestaande uitzichttoren en andere sport- en speelvoorzieningen.
  • 5. Een actuele bestemmingsregeling, afgestemd op het geldende gemeentelijk beleid: uitgangspunt hiervoor is de Kadernota Recreatief Verblijf (zie voor een nadere toelichting hierop paragraaf 3.3.3).
  • 6. Op het recreatieterrein mag het hele jaar door gerecreëerd worden, dit is conform de Kadernota Recreatief Verblijf. Bovendien wordt er conform het gemeentelijk beleid voor recreatieterreinen geen onderscheid meer gemaakt tussen vaste plaatsen of seizoensplaatsen.
  • 7. Het gezamenlijk aantal standplaatsen en recreatiewoningen bedraagt maximaal 266. Conform de geldende vergunde situatie zijn 4 recreatiewoningen toegestaan.
  • 8. Zowel voor Camping International als voor Pierewiet wordt één bedrijfswoning mogelijk gemaakt, conform de bestaande planologische regeling.
  • 9. Onder voorwaarden mogelijk maken van het omzetten van standplaatsen in recreatiewoningen: het streven in het kader van de kwaliteitsverbetering is om naast de bestaande kampeermogelijkheden ook te voorzien in meer luxe verblijfsaccommodaties. Het omzetten van standplaatsen in recreatiewoningen zal plaatsvinden overeenkomstig de daaraan door gemeente en provincie verbonden voorwaarden. Deze voorwaarden zijn vastgelegd in het Gebiedsplan West Zeeuws-Vlaanderen.

Op basis van voorliggend bestemmingsplan wordt aan 7 hectare van het bedrijf een verblijfsrecreatieve bestemming toegekend en aan 0,6 hectare (het terrein van Pierewiet, dat ook in de geldende bestemmingsregeling is voorzien van een dagrecreatieve bestemming) een dagrecreatieve bestemming. In totaal wordt er ten opzichte van de voorheen geldende bestemmingsplannen daadwerkelijk 0,55 hectare (de dierenweide) toegevoegd als verblijfsrecreatie. De 15 standplaatsen op de minicamping waren overeenkomstig het voorheen geldende bestemmingsplan al toegestaan.

2.4 Waarborgen adequate ruimtelijke inpassing

Algemeen

Ingezet wordt op waarborging en versterking van de bestaande afschermende groenvoorzieningen rondom het terrein. De bestaande groenstroken aan de zijden van de Sint Bavodijk (3 m breed), de Molenweg (5 tot 8 m breed) en de Mettenijedijk (8 tot 15 m breed) blijven gehandhaafd.

Aan de noordoost- en zuidoostzijde, tussen de voormalige boomgaard en de woningen aan de Sint Bavodijk en de Wilhelminastraat is inmiddels eveneens een grondwal gerealiseerd, die tevens dient als geluidswal met daarop bosschages. De grondwal heeft een hoogte van minimaal 3 m en maximaal 3,5 m en heeft een breedte van 7 m. De bosschages op de grondwal hebben een hoogte van maximaal 1,5 m. Daarmee ontstaat een maximale hoogte die vergelijkbaar is met de voormalige boomgaard. Ook deze groenstrook wordt in het bestemmingsplan geborgd.

Ter plaatse van het perceel aan de Sint Bavodijk 6 is ook een windsingel zoals gebruikelijk rond fruitboomgaarden als voorwaarde in de regeling opgenomen.

2.5 Bedrijfsmatige exploitatie

Het gehele verblijfsrecreatieterrein, inclusief alle standplaatsen, recreatiewoningen en voorzieningen wordt centraal bedrijfsmatig geëxploiteerd. Het verblijfsrecreatief gebruik wordt daarmee gewaarborgd.

2.6 Toetsing ontwikkelingen aan beleid- en omgevingsaspecten

2.6.1 Toetsing aan beleid

De plannen van Camping International passen in het geldende beleid van Rijk, provincie en gemeente. Ingezet wordt op de beleidsmatige gewenste kwaliteitsverbetering en productdifferentiatie; daarmee draagt de ontwikkeling ook bij aan versterking van het toeristisch recreatieve product. Voor een uitgebreide toelichting op dit aspect wordt verwezen naar hoofdstuk 3.

2.6.2 Toetsing aan omgevingsaspecten

Het plangebied grenst aan de zuidoostzijde aan de kern Nieuwvliet. In voorliggend bestemmingsplan is uitgebreid onderzoek verricht naar de invloed van de ontwikkeling op de omliggende woningen. Met name voor het aspect inrichtingslawaai zijn er aanvullende voorwaarden in voorliggend bestemmingsplan opgenomen om ervoor te zorgen dat toekomstige ontwikkelingen voldoen aan de daaraan te stellen voorwaarden, met het oog op eventuele hinder.

Op het recreatieterrein kan op basis van de uitgevoerde onderzoeken een aanvaardbaar verblijfsklimaat worden gerealiseerd. Het recreatieterrein vormt bovendien geen belemmering voor het woon- en leefklimaat van de omliggende woningen. Met het aanhouden van afstanden voor functies, het niet toestaan van activiteiten in zones op bepaalde tijdstippen en de aanwezige geluidswal wordt hinder voor de omgeving beperkt. Voor een nadere toelichting wordt verwezen naar hoofdstuk 4 en paragraaf 5.3.

2.7 Ruimtelijke afweging

De beoogde kwaliteitsverbetering en een actuele daarop gerichte bestemmingsregeling dragen beiden bij aan het versterken van het toeristische product conform het recreatiebeleid van de provincie en de gemeente. Voor de ontwikkeling is zorgvuldig onderzoek uitgevoerd. Met inachtneming van de nodige maatregelen, past de ontwikkeling binnen de wettelijke kaders en blijft sprake van een goede leefomgeving voor de omwonenden. Hiervoor is een specifieke regeling opgenomen in het bestemmingsplan. Er zijn daarom geen belemmeringen om voorliggend bestemmingsplan vast te stellen.

Tegengaan overlast

In voorliggend bestemmingsplan is zoveel mogelijk ingezet op het voorkómen van mogelijke geluidsoverlast voor de omwonenden. In paragraaf 4.4 wordt hier nader op ingegaan. Door specifieke maatregelen op te nemen in voorliggend bestemmingsplan wordt een aanvaardbaar woon- en leefklimaat gewaarborgd.
Dit betekent niet dat er in de praktijk nooit overlast kan zijn. Gemeente en campingeigenaar gaan ervan uit dat als er overlast wordt ervaren, dat kan worden gemeld bij de campingeigenaar en bij de gemeente. Hiervoor zijn de 06-nummers beschikbaar gesteld. De campingeigenaar heeft aangegeven al het nodige te doen om onevenredige overlast te voorkomen. En in het uiterste geval kan overlast worden gemeld bij de gemeente of de politie.  

Hoofdstuk 3 Beleid

De ontwikkeling van Camping International is getoetst aan het geldende beleid van Rijk, provincie en gemeente. Uit de toetsing blijkt dat de ontwikkeling van Camping International past in het geldende beleid. In deze paragraaf is de toetsing aan het beleid beschreven. Op Rijksniveau zijn de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte en het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) van (zeer beperkte) betekenis. Ten aanzien van het provinciaal beleid dient rekening te worden gehouden met het Omgevingsplan Zeeland 2006-2012 en de Omgevingsverordening Zeeland 2018. Voor het regionaal en gemeentelijk beleid is het Gebiedsplan West Zeeuwsch-Vlaanderen 'Natuurlijk Vitaal', de Kadernota Recreatief Verblijf en het visiedocument Krachtig Verbonden van de gemeente Sluis van belang.

3.1 Nationaal beleid

3.1.1 Nationale omgevingsvisie (NOVI)

Toetsingskader

De Nationale Omgevingsvisie, kortweg NOVI, loopt vooruit op de inwerkingtreding van de Omgevingswet en vervangt op rijksniveau de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte.

Aan de hand van een toekomstperspectief 2050 brengt de NOVI de langetermijnvisie van het Rijk in beeld.

Nationale belangen

Gemeenten, waterschappen, provincies en het Rijk zijn samen verantwoordelijk voor de fysieke leefomgeving. Sommige belangen en opgaven overstijgen het lokale, regionale en provinciale niveau en vragen om nationale aandacht. Dit zijn de 'nationale belangen'. Het Rijk heeft voor alle nationale belangen een zogenaamde systeem verantwoordelijkheid. Voor een aantal belangen is het Rijk zelf eindverantwoordelijk. Maar voor een groot aantal nationale belangen zijn dat de medeoverheden.

De NOVI richt zich op die ontwikkelingen waarin meerdere nationale belangen bij elkaar komen, en keuzes in samenhang moeten worden gemaakt tussen die nationale belangen.

Toetsing en conclusie

Het planvoornemen is dermate kleinschalig dat het geen invloed heeft op de nationale belangen. Het beleid inzake het mogelijk maken van de beoogde ontwikkeling wordt dan ook neergelegd bij de decentrale overheden. In dit bestemmingsplan zijn geen strijdigheden met de NOVI.

3.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

Toetsingskader

Voor de ruimtelijke onderwerpen die de Rijksoverheid van 'nationaal belang' acht, heeft de minister van Infrastructuur & Milieu een beschermende regeling opgenomen in het Barro. Op grond van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) dient een gemeentebestuur bij het vaststellen van een ruimtelijk plan de algemene regels van het Barro in acht te nemen.

Het gaat om de volgende nationale belangen: Rijksvaarwegen, Project Mainportontwikkeling Rotterdam, Kustfundament, Grote rivieren, Waddenzee en waddengebied, Defensie, Ecologische Hoofdstructuur, Erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde, Hoofdwegen en hoofdspoorwegen, Elektriciteitsvoorziening, Buisleidingen van nationaal belang voor vervoer van gevaarlijke stoffen, Primaire waterkeringen buiten het kustfundament en IJsselmeergebied (uitbreidingsruimte).

Toetsing en conclusie

Geen van de aangegeven nationale belangen zijn van toepassing op het plangebied. Het Barro staat de ontwikkeling dan ook niet in de weg.

3.1.3 Besluit ruimtelijke ordening

Toetsingskader

Een zorgvuldige benutting van de beschikbare ruimte vraagt om een goede onderbouwing van nut en noodzaak van een nieuwe stedelijke ruimtevraag en een zorgvuldige ruimtelijke inpassing van de nieuwe ontwikkeling. Dit is de reden dat in artikel 3.1.6 lid 2 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) de 'ladder voor duurzame verstedelijking' is opgenomen. Vanaf 1 juli 2017 is het tweede lid vereenvoudigd en luidt dit lid als volgt.

De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.

Toetsing

Hoewel verblijfsrecreatie niet primair als stedelijke ontwikkeling wordt gezien, dienen ook verblijfsrecreatieve ontwikkelingen – gelet op de uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak – in het kader van de Ladder voor duurzame verstedelijking als zodanig te worden aangemerkt.

De recreatiemarkt verandert. De recreant vraagt om meer ruimte en kwalitatief betere accommodaties. Om als recreatiebedrijf levensvatbaar en toekomstbestendig te zijn en blijven, is investering noodzakelijk. Dit kan worden gedaan door het aanpassen van de accommodaties en een ruimere opzet en betere centrale voorzieningen op het recreatieterrein. Het totale aantal plaatsen op het recreatieterrein blijft gelijk, waardoor nieuw ruimtebeslag nodig is om de kwaliteit van de aanwezige voorzieningen te kunnen versterken en aldus een financieel gezonde en toekomstbestendige bedrijfsvoering te kunnen behouden.

Uitbreiding van de oppervlakte van het terrein is noodzakelijk ten behoeve van de beoogde kwaliteitsverbetering en dient aansluitend op het bestaande verblijfsrecreatieterrein plaats te vinden. Omdat de camping aan drie zijden wordt begrensd door wegen en andere (woon)functies, is uitbreiding uitsluitend in zuidoostelijke richting haalbaar. De dierenweide (voormalige boomgaard) ligt aan de rand van de kern Nieuwvliet, ingeklemd tussen woonbebouwing en het oorspronkelijke recreatieterrein. De dierenweide is dan ook de meest aangewezen locatie om uit te breiden. De uitbreiding van de verblijfsrecreatie vindt plaats ter plaatse van de minicamping en de dierenweide c.q. de voormalige boomgaard van Pierewiet. Deze gronden maken op basis van het Omgevingsplan 2018 van de provincie deel uit van de kern Nieuwvliet (zie figuur 3.1). Het gaat daarbij om een relatief klein terrein dat deel uitmaakt van het 'stedelijk' gebied van de kern Nieuwvliet. De uitbreiding van Camping International vindt dan ook plaats binnen de grenzen van bestaand stedelijk gebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.1714.bpinternational-VG01_0007.png"

Figuur 3.1 Toekomstbestendige en bereikbare woon- en leefomgeving (bron: Omgevingsplan Zeeland 2018; kaart 19)

Het gemeentebestuur acht invulling van deze overgangszone tussen Camping International en de woonbebouwing van Nieuwvliet met de beoogde verblijfsrecreatieve ontwikkeling beleidsmatig aanvaardbaar, vanwege het feit dat de camping elders geen uitbreidingsmogelijkheden heeft en gelet op het huidige karakter van de overgangszone tussen de camping en Nieuwvliet.

Conclusie

Het planvoornemen past binnen de uitgangspunten van de ladder voor duurzame verstedelijking.

3.2 Provinciaal beleid

3.2.1 Zeeuwse omgevingsvisie

Toetsingskader

In de Zeeuwse Omgevingsvisie geeft de provincie de ruimtelijke visie op Zeeland weer en geeft aan waar de komende jaren door de provincie op wordt ingezet: ruimte voor economische ontwikkeling, een gezonde en veilige woonomgeving en goede kwaliteit van bodem, water, natuur en landschap. Een aantal onderwerpen uit de Omgevingsverordening Zeeland is juridisch vertaald in de Omgevingsverordening Zeeland (inclusief wijzigingen).

Toetsing

De beoogde ontwikkeling draagt bij aan de kwaliteitsverbetering van het toeristisch recreatieve product. Met de ontwikkeling wordt Camping International meer toekomstbestendig en kan beantwoord worden aan de toeristische vraag. In het kader van de kwaliteitsverbetering wordt de aard van de standplaatsen beter afgestemd op de vraag, wordt de omvang van de standplaatsen vergroot en wordt het voorzieningenniveau versterkt. Door de combinatie met Pierewiet wordt de camping nog aantrekkelijker voor gezinnen met jonge kinderen.

De uitbreiding van de camping voldoet ook aan de voorwaarden uit de Kustvisie. Verwezen wordt naar de toetsing van de ontwikkeling aan de Omgevingsverordening 2018 (zie paragraaf 3.2.2).

Een tweede aandachtspunt in het Omgevingsplan is de woon- en leefomgeving. Uit de uitgevoerde akoestische onderzoeken blijkt dat in de beoogde situatie aan de wettelijke geluidsnormen wordt voldaan. Dat wordt ook geborgd in het bestemmingsplan. In dat licht past de ontwikkeling dan ook in de omgeving en wordt een goed woon- en leefmilieu gewaarborgd.

Tot slot is uitvoering gegeven aan het vereveningsprincipe, in de vorm van inrichtingsmaatregelen op eigen terrein. Op 1 juli 2016 is een voorstel ingediend dat besproken is met de stuurgroep op 6 juli 2016. De stuurgroep was akkoord met het voorstel. Inmiddels zijn de maatregelen uitgevoerd:

  • 1. de bunker op de parking bij Pierewiet is geschikt gemaakt voor vleermuizen en gecombineerd met een faunawal;
  • 2. ook op de kinderboerderij zijn diverse fauna elementen opgehangen.

Conclusie

Gelet op het voorgaande kan worden geconcludeerd dat de beoogde ontwikkeling van Camping International past binnen het provinciale beleid zoals beschreven in het Omgevingsplan 2018.

3.2.2 Omgevingsverordening Zeeland 2018

Toetsingskader

Op 21 september 2018 hebben Provinciale Staten van Zeeland de Omgevingsverordening Zeeland 2018 vastgesteld. De Omgevingsverordening Zeeland 2018 is een instrument om het provinciale beleid uit de Omgevingsvisie voor zover gewenst juridisch door te laten werken.

In de omgevingsverordening zijn regels opgenomen met betrekking tot nieuwvestiging en uitbreiding van bestaande verblijfsrecreatieterreinen. Daarnaast is een verbod op permanent wonen opgenomen.

Voor de ontwikkeling en uitbreiding van verblijfsrecreatieterreinen zijn de volgende artikelen van belang.

Artikel 2.10 Verblijfsrecreatie in de kustzone

Camping International is gelegen in de kustzone (zie figuur 3.2.).

afbeelding "i_NL.IMRO.1714.bpinternational-VG01_0008.png"

Figuur 3.2 Uitsnede recreatiekaart Omgevingsplan 2018 met ligging Camping International (bewerking Rho adviseurs)

  • Buiten de badplaatsen is uitbreiding van een bestaand verblijfsrecreatieterrein conform artikel 2.10 sub 5 uitsluitend toegestaan als voldaan wordt aan de in bijlage D onder 1 genoemde voorwaarden.
    • 1. Uitbreiding in gebieden met de aanduiding Groene Zeeuwse Topkwaliteit is alleen toegestaan als er sprake is van een aandachtsgebied en er geen sprake is van een significante aantasting. De kenmerken en waarden van de gebieden met de aanduiding Groene Zeeuwse Topkwaliteit zijn vermeld in de kustvisie zoals die luidt op de datum van vaststelling van deze verordening.
    • 2. Uitbreiding in de beschermingsgebieden is alleen toegestaan als geen sprake is van significante aantasting van de gebieden.

In bijlage D onder 1 worden de volgende voorwaarden gesteld aan ontwikkeling van de verblijfsrecreatieterreinen in de omgeving.

  • Ruimtelijke kwaliteit:
    • 1. beperkte uitbreiding van oppervlakte is mogelijk als het nieuw uit te breiden terrein de dichtheid en omvang van de bebouwing passend is in het betreffende landschap;
    • 2. het beheer en onderhoud van het landschap geborgd is;
    • 3. er sprake is van een maximale invulling ten behoeve van verblijfsrecreatie op het totale uitbreidingsoppervlakte van 13% (het gaat daarbij om verblijfsrecreatieve bebouwing, exclusief centrale voorzieningen: bouwwerken voor recreatief nachtverblijf (zoals stacaravans, trekkershutten, chalets), recreatiewoningen, daarbij behorende bijgebouwen en overkappingen);
    • 4. maximaal 20% van het totale terrein mag aan de openbaarheid worden onttrokken (deze maximale maat is vanwege het aspect veiligheid niet van toe passing bij kampeerterreinen);
    • 5. de openbaar toegankelijke paden en routestructuren integraal onderdeel uitmaken van het landschap.
  • Economische haalbaarheid: ontwikkelingen zijn economisch uitvoerbaar, vinden plaats op basis van een businessplan en voorzien in een centrale bedrijfsmatige exploitatie.
  • Markt en onderscheidend vermogen van het concept: ontwikkelingen zetten qua verschijningsvorm en type accommodatie in op een innovatief en hoogwaardig concept. Hierdoor wordt bijgedragen aan een gedifferentieerd product in de Zeeuwse kust.
  • Sociaal maatschappelijke bijdrage: ontwikkelingen leveren een bijdrage aan de werkgelegenheid, behoud van voorzieningen en zijn een toegevoegde waarde voor de leefomgeving.

Artikel 2.13 Centraal bedrijfsmatige exploitatie en verbod permanent wonen

Het is alleen toegestaan standplaatsen of bouwwerken die bestemd zijn voor recreatief nachtverblijf in de vorm van centrale bedrijfsmatige exploitatie te verhuren.

Artikel 2.29 Molenbiotoop

Als gevolg van nieuwe ontwikkelingen mogen geen nadelige effecten optreden voor de windvang en de cultuurhistorische waarde van in of in de omgeving van het plangebied gelegen traditionele windmolens.

Tot 400 m vanuit het middelpunt van de molen kunnen regels worden gesteld om een zekere mate van vrije windvang te waarborgen. Binnen een afstand van 100 m van de molen mag geen nieuwe bebouwing en beplanting worden opgericht die hoger is dan het laagste punt van de verticaal staande wieken. Belangrijk is echter dat deze regeling van toepassing is op nieuwe situaties en niet op bestaande situaties. Onder bestaande situaties wordt verstaan: de daadwerkelijk aanwezige situatie en de situatie die is toegestaan volgens een bestemmingsplan, een ontheffing of een artikel 19 WRO-vrijstelling.

Toetsing

Voorwaarden voor ontwikkeling van verblijfsrecreatie in de kustzone

Camping International is gelegen in de kustzone, maar niet in gebieden met Zeeuwse Topkwaliteit of aandachtsgebieden. Wat betreft de kwaliteitsverbetering van Camping International is geen sprake van toename van het aantal standplaatsen. In het kader van de kwaliteitsverbetering wordt de camping uitgebreid met de gronden die horen bij een dagrecreatiebedrijf met een minicamping (Pierewiet). Een deel van het terrein van Pierewiet heeft een agrarische bestemming. Op deze gronden zijn met een gedoogbeschikking een minicamping met 15 standplaatsen en diverse speelvoorzieningen toegestaan. Deze gronden liggen helemaal omsloten door Camping International, Pierewiet, de sportvelden aan de Mettenijedijk en de woonpercelen aan de Wilhelminastraat en de St. Bavodijk. Deze gronden zijn vanaf de openbare ruimte nauwelijks waarneembaar. Daarmee is geen sprake van een situatie waarbij een bestaand verblijfsrecreatieterrein uitbreidt in een agrarisch gebied; de situatie waar de regels in de Omgevingsverordening 2018 op zijn toegespitst. In die zin is de voorwaarde van het creëren van nieuw landschap niet op de uitbreiding van het terrein van Camping International van toepassing. De mogelijkheden om ter plaatse van de als Agrarische doeleinden bestemde gronden ten zuiden van de camping nieuw landschap te creëren zijn bovendien beperkt. In de huidige situatie zijn de gronden al verblijfsrecreatief en dagrecreatief in gebruik. Bovendien is het landschap op deze locatie een overgangszone tussen een camping en een woonkern, dat nauwelijks van buitenaf beleefbaar is. De uitbreiding van Camping International gaat dan ook niet gepaard met een aantasting van een bestaand agrarisch landschap, dat moet worden gecompenseerd met nieuw openbaar toegankelijk landschap.

Dat laat onverlet dat bij de inrichting van nieuwe verblijfsrecreatieve standplaatsen binnen het terrein een inrichting met een boomgaardlandschap worden gecreëerd. Daarbij wordt als voorwaarde gesteld dat 1 fruitboom per 200 m² wordt geplant. Deze voorwaarde wordt in de regels van het bestemmingsplan opgenomen, in combinatie met de instandhouding van deze situatie door goed beheer en onderhoud. Aanvullend voldoet Camping International aan de voorwaarde van verevening, waarmee elders in West Zeeuws-Vlaanderen nieuw landschap ontwikkeld wordt.

De dichtheid en omvang van de bebouwing moet in de toekomstige situatie passend zijn in het betreffende landschap. Gelet op de huidige situatie is een verblijfsrecreatieve invulling in een boomgaardcontext hier een passende vertaling van deze voorwaarde. Bovendien zal worden voldaan aan de maximale bebouwingsdichtheid van verblijfsrecreatieve bebouwing van 13% op het uitbreidingsterrein. De voorwaarde van openbaarheid van het terrein is niet van toepassing voor een kampeerterrein en daarmee ook niet voor Camping International. Bovendien betreft de uitbreiding van het terrein een bestaand dagrecreatief bedrijf met minicamping, dat niet geschikt is om openbaar toegankelijk te maken.

De economische haalbaarheid van de kwaliteitsverbetering is verzekerd. De camping draagt de kosten daarvan en de kwaliteitsverbetering draagt bij aan een actueel toeristisch product, aansluitend op de vraag vanuit de markt. Het gaat hier om een camping gericht op gezinnen met jonge kinderen, met relatief veel dagrecreatieve voorzieningen. Dat concept wordt versterkt en de kwaliteit van het verblijfsrecreatieve deel wordt verbeterd. Met deze ontwikkelingsruimte worden werkgelegenheid en behoud van voorzieningen verzekerd. De ontwikkeling heeft ook een toegevoegde waarde voor de (leef)omgeving. Dat geldt zeker bezien vanuit de camping en vanuit recreatief oogpunt. Voor de omwonenden zijn waarborgen opgenomen in het bestemmingsplan om de goede kwaliteit van de leefomgeving te verzekeren.

Artikel 2.13 Centraal bedrijfsmatige exploitatie en verbod permanent wonen

De verblijfsrecreatieve eenheden en de standplaatsen worden door Camping International centraal bedrijfsmatig geëxploiteerd.

Artikel 2.29 Molenbiotoop

In de Provinciale omgevingsverordening is opgenomen dat tot 400 m vanuit het middelpunt van de molen regels kunnen worden gesteld om een zekere mate van vrije windvang te waarborgen. Binnen een afstand van 100 m van de molen mag geen nieuwe bebouwing en beplanting worden opgericht die hoger is dan het laagste punt van de verticaal staande wieken. Belangrijk is echter dat deze regeling van toepassing is op nieuwe situaties en niet op bestaande situaties (voor de eerste 100 m). Onder bestaande situaties wordt verstaan: de daadwerkelijk aanwezige situatie en de situatie die is toegestaan volgens een bestemmingsplan of een artikel 19 WRO-vrijstelling.

  • Rondom de molen zijn aan de noordoostzijde op hetzelfde perceel en aan de noordzijde van de Molenweg, gebouwen gerealiseerd met een goothoogte van 3 tot 6 m en een bouwhoogte van 6 tot 8 m. Dat betekent dat de windvang door andere gebouwen reeds is beperkt. Mede daardoor heeft de molenbiotoop de kwalificatie 'bedenkelijk' (volgens de gegevens van Vereniging de Hollandsche Molen). Rondom de camping, dus ook nabij de molen, is opgaande beplanting aangebracht.
  • De oorspronkelijke camping is in het bestemmingsplan Buitengebied recreatief bestemd: Rk4 (goothoogte 4 m; geen bouwhoogtemaat).
  • Destijds is voor de 'uitbreiding' van de camping een artikel 19 WRO-vrijstelling verleend. Daarbij is voor die gronden ook de aanduiding Rk4 aangegeven. Dat betekent dat ingevolge de Provinciale ruimtelijke verordening, als bestaande situatie wordt aangemerkt de mogelijkheid te bouwen tot een goothoogte van 4 m. Gebruikelijk is dat de bouwhoogte 4 m meer bedraagt dan de goothoogte (zie vergelijkbare bestemmingsplannen in Oostburg/Sluis).

Er is een afweging nodig tussen de belangen van de molen en die van de omgeving, zoals van de camping, met name voor de zone tussen 100 m en 400 m. Daarbij zijn de bestaande rechten, de belangen van de molen en de bestaande situatie relevant, zoals hiervoor aangegeven. Op basis van een afweging van rechten en belangen van de molen en het campingbedrijf wordt de volgende regeling opgenomen.

  • Binnen 100 m van de molen bedraagt zowel de goothoogte als de bouwhoogte maximaal 4 m. Hiermee wordt tegemoet gekomen aan de belangen van de molen en 'levert' de camping rechten in.
  • Buiten deze 100 m bedraagt de goothoogte 4 m en de bouwhoogte 8 m.
  • In de regeling wordt een molenbiotoop opgenomen. Daarin wordt bepaald dat de beplanting niet hoger mag worden dan de bouwhoogte die voor de betreffende gronden geldt (binnen 100 m is dit 4 m; daarbuiten 8 m).
  • Binnen 400 m mag beplanting niet hoger worden dan 8 m.

Hiermee wordt een regeling opgenomen die op evenwichtige wijze rekening houdt met de verschillende belangen.

Conclusie

Geconcludeerd wordt dat de beoogde ontwikkeling past in de Omgevingsverordening 2018.

3.3 Gemeentelijk beleid

3.3.1 Krachtig verbonden

Toetsingskader

Het Visiedocument Krachtig verbonden 2021-2025 is vastgesteld door de gemeenteraad in 2021. Het Visiedocument is een herziening van de Structuurvisie Goed Leven, het Wmo-beleidsplan, de woonvisie en het gebiedsplan 'Natuurlijk Vitaal', samengevoegd in één integrale beleidsnota. Het doel van deze visie is om de hoofdlijnen van het ruimtelijk-economisch en sociaal-maatschappelijk beleid helder vast te leggen en hiermee een koers te kunnen bepalen voor de komende 4 jaar. Deze beleidslijnen geven richting en vormen een kapstok voor verdere uitwerking in deelvisies, bestemmingsplannen en projecten.

Verblijfsrecreatie

Met betrekking tot de verblijfsrecreatie worden de volgende doelen geformuleerd in het Visiedocument.

  • Een kwalitatief hoogwaardig, duurzaam en divers verblijfsproduct, waarbij ingespeeld wordt op de trends en ontwikkelingen bij de gast.
  • Een gevarieerd toeristisch-recreatief product, waarbij gebruikgemaakt wordt van zowel de kust als het achterland.
  • Een aanbod van recreatieve overnachtingsmogelijkheden dat aansluit bij de vraag; kwaliteit is hierbij leidend in plaats van kwantiteit.
  • Een passende vereveningsregeling (rood-voor-groen), waarbij recreatieondernemers die uitbreiden evenredig bijdragen aan voorzieningen elders en die hen niet belemmert te investeren in kwaliteit.
  • Geen permanente bewoning op verblijfsrecreatieterreinen.
  • In basis geen verdere toeristische verhuur van woningen in de kernen.
  • Stimuleren van innovatief ondernemerschap.
  • Het bewaken van een divers maar ook evenwichtig aanbod aan verblijfsrecreatieve voorzieningen.
  • Creëren van ontwikkelruimte voor ondernemers met behoud van kwaliteit van de omgeving maar waarbij terughoudend wordt omgegaan met extra bebouwing.
  • Inspelen op het groeiende campertoerisme.

In de uitwerking van hoe de gemeente deze doelen wil bereiken, zijn onder andere de volgende punten opgenomen.

  • Uitbreiding in oppervlakte en/of eenheden gaat alleen gepaard met een kwaliteitsslag op het gehele terrein, waarbij het totale aantal aan recreatieve eenheden binnen de gemeente niet mag toenemen. Uitbreiding in eenheden wordt dus gekoppeld aan sanering van minimaal hetzelfde aantal eenheden. Om flexibiliteit in tijd en locatie te bewerkstellingen, wordt een eenhedenbank gecreëerd. Binnen deze eenhedenbank ontstaat een overzicht van het aantal gesaneerde verblijfseenheden en het aantal nieuwe verblijfseenheden. Dit uitgangspunt is gekoppeld aan de pilot Groenfonds en geldt niet buiten deze pilot om.
  • Actualiseren vereveningskader.
  • Verscherpte kwaliteitseisen voor kwaliteitsslagen: maximaal 20 recreatiewoningen per hectare.
  • Herstructurering van bestaande recreatieterreinen (kwaliteitsslag) wordt gestimuleerd door het onder voorwaarden bieden van mogelijkheden tot (beperkte) uitbreiding. Uitbreiding van 10% is toegestaan voor terreinen met meer dan 100 eenheden en 20% voor terreinen met minder dan 100 eenheden (met inachtneming van de ruimte binnen de eenhedenbank).
  • Uitbreiding van een recreatieterrein met meer dan 20% wordt slechts in zeer uitzonderlijke situaties toegestaan. Voorwaarde hierbij is dat per hectare uitbreiding minimaal één hectare recreatienatuur wordt gerealiseerd. Het beheer en onderhoud van deze recreatienatuur dient geborgd te zijn.
  • Bij de uitbreiding van bestaande verblijfsrecreatieterreinen wordt onderscheid gemaakt tussen het omzetten van kampeereenheden in woningen en uitbreiding met (toeristische) kampeerplaatsen. Uitbreiding met recreatiewoningen wordt in principe niet meer toegestaan tenzij er sprake is van een bijzonder product en een doelgroep met een toegevoegde waarde voor de streek of ten behoeve van een kwaliteitsslag.
  • Duurzaamheidseisen stellen aan uitbreidingen van bestaande verblijfsrecreatieterreinen. Ook zal toegezien worden op daadwerkelijke realisatie van deze duurzame elementen.

Beleidsmatig wordt ingezet op versterking van het toeristisch-recreatief product, een hoogwaardig toeristisch-recreatief voorzieningenniveau, toename van het aantal overnachtingen, versterking van de toeristische werkgelegenheid en een betere spreiding van de toeristische druk door het jaar. Deze doelstellingen moeten tot stand worden gebracht door de volgende maatregelen en koerswijzigingen.

Gebundelde deconcentratie van verblijfsrecreatie in de kuststrook: afwisselend bebouwde en onbebouwde zones.

In het kustgebied wordt alleen uitbreiding van het aantal verblijfseenheden op bestaande terreinen bij kwaliteitsverbetering toegestaan. Het verplichte aandeel toeristisch kamperen op recreatieterreinen wordt losgelaten en het omzetten naar gebouwde recreatieverblijven wordt toegestaan mits sprake is van kwaliteitsverbetering (voor zover dit niet past binnen de mogelijkheden in het bestemmingsplan).

Ruimtelijk gezien dient gestreefd te worden naar gebundelde deconcentratie van verblijfsrecreatie in de kuststrook: afwisselend bebouwde en onbebouwde zones. Seizoensverlenging kan worden bereikt door meer jaarrondvoorzieningen in de hele gemeente te faciliteren. Het beleid zoals dat is vastgelegd in het Gebiedsplan wordt gecontinueerd.

Fonds Recreatieontwikkeling/verevening

Vereveningsbijdragen worden voortaan ingezet ten behoeve van het toeristische product in de breedste zin van het woord. Daartoe wordt het Fonds Recreatieontwikkeling ingezet dat bestaat uit een 'rood voor groen' en een 'rood voor rood' component.

Toetsing

Verblijfsrecreatie

Met de ontwikkeling is sprake van versterking van het recreatieve product. De omgeving noordelijk van Nieuwvliet is aangewezen als concentratiegebied voor verblijfsrecreatie. Het plangebied maakt hier deel van uit. Conform de Kadernota Verblijfsrecreatie (zie hierna) wordt de verhouding permanente en niet-permanente standplaatsen losgelaten. Hierdoor ontstaat de mogelijkheid van seizoensverlenging.

Fonds Recreatieontwikkeling/verevening

Verevening heeft plaatsgevonden door natuurvriendelijke inrichtingsmaatregelen op eigen terrein uit te voeren, conform de afspraken daarover met de gemeente. In dat kader is de bunker op Pierewiet geschikt gemaakt voor vleermuizen en gecombineerd met een faunawal. Verder zijn bij de kinderboerderij ecologisch waardevolle voorzieningen getroffen.

Conclusie

De ontwikkeling past binnen de doelstellingen van het Visiedocument Krachtig verbonden.

3.3.2 Kadernota Recreatief Verblijf

Toetsingskader

De Kadernota Recreatief Verblijf is op 19 april 2012 vastgesteld. De in deze nota geformuleerde beleidsuitgangspunten vormen het toetsingskader voor ontwikkelingen op de bestaande verblijfsrecreatieterreinen.

Productdifferentiatie

Met de kadernota heeft de gemeente de driedeling tussen toeristische plaatsen, jaarplaatsen en vaste standplaatsen losgelaten, met als doel om ondernemers meer flexibiliteit te geven. In het bestemmingsplan wordt de mogelijkheid geboden om een standplaats te gebruiken voor zowel permanente als niet-permanente eenheden. Deze norm geldt alleen bij een kwaliteitsslag, bij uitbreiding van een bestaand terrein en voor nieuwe terreinen.

Omzetting van stacaravans in permanente recreatiewoningen kan onder de voorwaarden zoals geformuleerd in het Gebiedsplan (o.a. omzetting als onderdeel van een kwaliteitsslag, dichtheid ten hoogste 20 eenheden per hectare, bedrijfsmatige exploitatie, getalsmatige begrenzing uit gebiedsplan aanhouden, en waarbij een landschappelijke inpassing verzekerd is).

Omvang recreatiewoningen

Voor de recreatiewoningen wordt op basis van de kadernota eenmalig een uitbreidingsmogelijkheid geboden van maximaal 20% van de omvang toegestane oppervlakte van het bouwperceel.

Landschappelijke inpassing

Voor bestaande terreinen is het vigerende bestemmingsplan bepalend. Indien hierin geen landschappelijke inpassing is geregeld, dan geldt een uitgangspunt van 5 m rondom een recreatieterrein.

Interne groenstructuur

Interne groenstructuur wordt niet langer in het bestemmingsplan vertaald. Het wordt ondernemers overigens wel aangeraden een hoogwaardige groenstructuur aan te leggen.

Centrale voorzieningen

  • Ondernemers worden binnen algemene randvoorwaarden vrijgelaten in de keuze voor aard en omvang van de voorzieningen.
  • Voorzieningen dienen gericht te zijn op het eigen recreatiepark.
  • Horeca tot categorie 1c (zogenaamde lichte horeca) is algemeen toelaatbaar.
  • Per terrein wordt 15% aan centrale voorzieningen toegestaan.

Sanitair

Per recreatieterrein zijn collectieve sanitaire voorzieningen toegestaan. Per standplaats zijn individuele sanitaire voorzieningen toegestaan, die moeten voldoen aan de eisen van bijgebouwen.

Bijgebouwen

Het plaatsen van een bijgebouw met een oppervlakte van ten hoogste 10 m² per standplaats is toegestaan.

Ontsluiting

Hoofdontsluitingen en breedtes worden op de verbeelding weergegeven.

Bedrijfswoning

Per recreatieterrein is één bedrijfswoning toegestaan.

Huisvesting personeel

Huisvesting van personeel is toegestaan onder de centrale voorzieningen van een recreatieterrein.

Uitponding/Bedrijfsmatige exploitatie

Voor de verblijfsrecreatieterreinen waar in het voorheen geldende bestemmingsplan bedrijfsmatige exploitatie was vereist, geldt dit ook voor voorliggend bestemmingsplan.

Particuliere recreatiewoningenterreinen

Op particuliere recreatiewoningenterreinen worden de komende jaren geen ontwikkelingen verwacht. Dit komt mede doordat de ruimte van het terrein goed is benut.

Toetsing

In voorliggend plangebied:

  • blijft de horeca beperkt tot ten hoogste categorie 1b;
  • wordt 10% aan centrale voorzieningen toegestaan;
  • zijn twee bedrijfswoningen aanwezig (één ten behoeve van Pierewiet en één ten behoeve van Camping International). Deze situatie blijft ongewijzigd.

Conclusie

De voorgenomen ontwikkeling past binnen de beleidsdoelstelling van de Kadernota Verblijfsrecreatie.

3.4 Algehele conclusie

3.4 Algehele conclusie

De plannen van Camping International passen in het geldende beleid van Rijk, provincie en gemeente. Ingezet wordt op de beleidsmatige gewenste kwaliteitsverbetering en productdifferentiatie, daarmee en draagt de beoogde ontwikkeling ook bij aan versterking van het toeristische recreatieve product.

  • Het plangebied maakt deel uit van de kustzone. Het bestemmingsplan geeft invulling aan de revitaliserings- en vernieuwingsopgave voor het bestaande verblijfsrecreatieve aanbod in deze zone.
  • Beperkingen wat betreft kustversterking zijn niet aan de orde aangezien het plangebied buiten het kustfundament ligt.
  • Verevening heeft plaatsgevonden op eigen terrein.
  • De landschappelijke kwaliteiten van de omgeving zijn geenszins in het geding. Voorzien wordt in een adequate landschappelijke inpassing. Aan de voorwaarden van verevening en bedrijfsmatige exploitatie wordt voldaan.
  • In het bestemmingsplan worden herstructurering en kwaliteitsverbetering in combinatie met (een beperkte) uitbreiding van het bestaande verblijfsrecreatieterrein planologisch mogelijk gemaakt. Het aantal toegestane verblijfsrecreatieve eenheden wordt gehandhaafd op 266 eenheden, waaronder 4 recreatiewoningen. De hiermee gepaard gaande uitbreiding is ruimtelijk en financieel noodzakelijk om de beoogde kwaliteitsslag (paragraaf 2.3) te kunnen maken.
  • In het gemeentelijk beleid is het noordelijke deel van Nieuwvliet aangewezen als concentratiegebied voor verblijfsrecreatie en in het kustgebied is uitbreiding van het aantal verblijfseenheden op bestaande terreinen bij kwaliteitsverbetering toegestaan. Het plan beantwoordt aan deze doelstellingen. Dit geldt ook voor wat betreft de door de provincie geboden ruimte voor maatwerk (waaronder ontwikkelen met deskundig advies).
  • In het kader van het Gebiedsplan West Zeeuws Vlaanderen 'Natuurlijk Vitaal' is een deskundige en onafhankelijke toetsingscommissie ingesteld: deze heeft positief geoordeeld over de voorgestane ontwikkeling en heeft hiermee dan ook ingestemd.
  • Het bestemmingsplan bevat een wijzigingsbevoegdheid waarmee standplaatsen kunnen worden omgezet in recreatiewoningen. Daarvoor is een aantal criteria opgenomen, die aansluiten op het gemeentelijk beleid, waaronder de voorwaarde van een dichtheid van maximaal 20 recreatiewoningen per hectare.

Hoofdstuk 4 Toetsing aan ruimtelijke en overige aspecten

4.1 Water

Toetsingskader

Het plangebied ligt binnen het beheersgebied van het Waterschap Scheldestromen, verantwoordelijk voor het waterkwantiteits- en waterkwaliteitsbeheer. Ten behoeve van de beoogde ontwikkelingen is het aanmeldformulier van het waterschap voor de watertoets ingevuld (zie bijlage 1). Dit aanmeldformulier wordt voorgelegd aan het waterschap.

Toetsing en conclusie

Uit het aanmeldformulier blijkt dat er geen belangrijke aandachtspunten voor de waterhuishouding zijn. Bij de realisatie van verblijfsrecreatie op het uitbreidingsterrein, zal worden voorzien in voldoende waterberging. Daartoe is een voorwaarde opgenomen in de regels. Indien op het uitbreidingsterrein een toename van verharding plaatsvindt, zal afstemming plaatsvinden met het Waterschap Scheldestromen over de vraag hoeveel bergingscapaciteit gerealiseerd moet worden en in welke vorm dat zal gebeuren.

4.2 Ecologie

Toetsingskader

Bij de voorbereiding van een ruimtelijk plan dient onderzocht te worden of de Wet natuurbescherming (hierna: Wnb) en het beleid van de provincie ten aanzien van de bescherming van dier- en plantensoorten en de bescherming van het Natuurnetwerk Nederland de uitvoering van het plan niet in de weg staan. In elk geval moet aannemelijk zijn dat vergunning of ontheffing van de bij of krachtens deze wet geldende verbodsbepalingen kan worden verkregen voor de activiteiten die met dit bestemmingsplan mogelijk worden gemaakt.

Met de Wnb zijn alle bepalingen met betrekking tot de bescherming van natuurgebieden en dier- en plantensoorten samengebracht in één wet. De Wnb implementeert diverse Europeesrechtelijke regelgeving, zoals de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn in de Nederlandse wetgeving.

Soortenbescherming

In de Wnb wordt een onderscheid gemaakt tussen soorten die worden beschermd in de Vogelrichtlijn, soorten die worden beschermd in de Habitatrichtlijn en de bescherming van overige soorten. De provincie kan ontheffing verlenen van de verboden voor overige soorten.

In de provincie Zeeland geldt voor ruimtelijke inrichting of ontwikkeling van gebieden en bestendig beheer en onderhoud een vrijstelling voor een groot deel van de 'overig' beschermde soorten. Het betreft aardmuis, bastaardkikker, bosmuis, bruine kikker, bunzing, dwergmuis, dwergspitsmuis, egel, gewone bosspitsmuis, gewone pad, hermelijn, huisspitsmuis, kleine watersalamander, meerkikker, ondergrondse woelmuis, ree, rosse woelmuis, tweekleurige bosspitsmuis, veldmuis, vos, wezel en woelrat. Dit betreft de meest algemene soorten amfibieën en zoogdieren. Voor de Europees beschermde soorten (Vogel- en Habitatrichtlijn) is er geen beleidsruimte en is de bescherming onveranderd.

Gebiedsbescherming

De Wnb kent diverse soorten natuurgebieden: Natuurnetwerk Nederland (NNN) en Natura 2000-gebieden. De minister van Economische Zaken (EZ) wijst gebieden aan die deel uitmaken van het Europese netwerk van natuurgebieden: Natura 2000. Voor ieder Natura 2000-gebied zijn instandhoudingsdoelstellingen voor de leefgebieden van vogelsoorten (Vogelrichtlijn) en voor de natuurlijke habitats en habitats van soorten (Habitatrichtlijn) opgesteld. De bescherming van deze gebieden heeft externe werking, zodat ook ingrepen die buiten deze gebieden plaatsvinden verstoring kunnen veroorzaken en moeten worden getoetst op het effect van de ingreep op soorten en habitats.

Gebieden die deel uitmaken van het Natuurnetwerk Nederland (NNN) worden aangewezen in de provinciale verordening. Het NNN is in Zeeland uitgewerkt in het Natuur Netwerk Zeeland (NNZ). Voor dit soort gebieden geldt het 'nee, tenzij'-principe, wat inhoudt dat binnen deze gebieden in beginsel geen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogen plaatsvinden.

Onderzoek

Gebiedsbescherming

Natura 2000/Natuurbeschermingswet

Het plangebied is geen Beschermd Natuurmonument of Natura 2000-gebied. De afstand tot een Natura 2000-gebied bedraagt circa 2.000 m. Dit betreft het Natura 2000-gebied 'Westerschelde & Saeftinghe' (zie figuur PM). Gezien de aard en omvang van de ontwikkeling en de afstand tot natuurgebieden kunnen ook verstoring en verandering van de waterhuishouding worden uitgesloten. De gevolgen voor verzuring en vermesting zijn niet op voorhand uit te sluiten, daarom is onderzoek uitgevoerd naar de stikstofdepositie. Om te onderzoeken of er sprake is van stikstofdepositie op stikstof gevoelige Natura 2000-gebieden is een Aerius-berekening uitgevoerd, de memo met uitgangspunten en uitkomst is opgenomen in bijlage 2. Uit berekeningen voor de gebruiksfase blijkt dat er geen sprake is van stikstofdeposities die hoger zijn dan 0,00 mol/ha/j op Natura 2000-gebied (zie bijlage 3).

Uit de berekeningen voor de aanlegfase blijkt dat er eveneens geen sprake is van enige stikstofdepostie binnen de Natura 2000-gebieden (zie hiervoor bijlage 4). Dit betekent dat geen significante gevolgen optreden en dat de instandhoudingsdoelstelling van de omliggende Natura 2000-gebieden niet in gevaar komt. Voor projecten die niet leiden tot een toename van depositie is geen vergunning conform de Wet natuurbescherming nodig. De ontwikkeling heeft geen negatieve effecten op de natuurwaarden van Natura-2000 gebieden.

afbeelding "i_NL.IMRO.1714.bpinternational-VG01_0009.png"

Figuur 4.1 Ligging van de planlocatie (rood omcirkeld) ten opzichte van Natura 2000-gebied (Bron: Provincie Zeeland, bewerking Rho adviseurs)

Natuurnetwerk Zeeland

Het plangebied ligt in een gebied dat aan de noord- en zuidkant is begrensd in het kader van het Natuurnetwerk Zeeland (NNZ). Aan zowel de noord- als de zuidzijde van het plangebied grenst beheertype N14.03 'Bestaande natuur binnendijk nieuw'. De geplande activiteit heeft geen negatief effect op de natuurwaarden van de gebieden die zijn begrensd in het kader van het Natuurnetwerk Zeeland.

afbeelding "i_NL.IMRO.1714.bpinternational-VG01_0010.png"

Figuur 4.2 Ligging plangebied (rode cirkel) ten opzichte van Natuurnetwerk Zeeland (Bron: Provincie Zeeland, bewerking Rho adviseurs)

Soortenbescherming

Het terrein waar omzetting van dagrecreatie naar verblijfsrecreatie mogelijk wordt gemaakt, bestaat uit een dierenweide (voormalige boomgaard) die in gebruik is ten behoeve van dagrecreatie en een grondwal. Gezien het huidige intensieve gebruik zijn konijn en haas niet te verwachten. Mogelijk dat er in de hagen broedvogels voorkomen. Indien beplanting gerooid wordt zal dat buiten het broedseizoen plaatsvinden. In het plangebied zijn kleine zoogdieren aanwezig. Het betreft hier dan algemene soorten muizen, egel en mol. Overige beschermde natuurwaarden zijn niet te verwachten. De aangrenzende beplanting blijft gehandhaafd.  

afbeelding "i_NL.IMRO.1714.bpinternational-VG01_0011.png"

Figuur 4.3 De agrarische gronden die gewijzigd worden naar verblijfsrecreatie (Bron: Rho adviseurs)

Conclusie

Gebiedsbescherming

Het plangebied ligt niet binnen Natura 2000-gebied. Het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied betreft het 'Westerschelde & Saeftinghe' op circa 2 km ten noordwesten. Uit AERIUS-berekeningen voor de aanleg- en gebruiksfase blijkt dat er geen sprake is van relevante stikstofdeposities (hoger dan 0,00 mol/ha/j) in de omliggende Natura 2000-gebieden. Het plangebied maakt geen onderdeel uit van het Natuurnetwerk Nederland (figuur 4.2). Verder ligt het plangebied niet binnen een waterwin-, grondwaterbeschermings- of milieubeschermingsgebied. De Wnb en het beleid van de Provincie Zeeland staan de ontwikkeling niet in de weg.

Soortenbescherming

Geconcludeerd wordt dat het onderwerp soortenbescherming geen belemmering vormt voor het vaststellen van het bestemmingsplan.

4.3 Archeologie en cultuurhistorie

4.3.1 Archeologie

Toetsingskader

In Europees verband is het zogenoemde 'Verdrag van Malta' tot stand gekomen. Uitgangspunt van dit verdrag is het archeologisch erfgoed zo veel mogelijk te behouden. Waar dit niet mogelijk is, dient het bodemarchief met zorg ontsloten te worden. Bij het ontwikkelen van ruimtelijk beleid moet het archeologisch belang vanaf het begin meewegen in de besluitvorming.

Op 20 juni 2013 is de Nota Archeologiebeleid gemeente Sluis & Gemeentelijke Onderzoeksagenda Archeologie Sluis vastgesteld. Daarin is het archeologisch beleid van de gemeente verankerd. Dit beleid geldt voor het gehele grondgebied van de gemeente. Op 28 september 2017 heeft er bijstelling van dit beleid plaatsgevonden. Deze bijstelling is beleidsmatig vastgelegd in het document Archeologiebeleid & Onderzoeksagenda Sluis 2017 Eerste herziening. De archeologische beleidskaart is de basis voor het facetbestemmingsplan 'Sluis, parapluplan archeologie'. Op 31 januari 2019 is het bestemmingsplan 'Parapluplan Archeologie, gemeente Sluis' als juridische vertaling van het archeologiebeleid vastgesteld.

Toetsing en conclusie

De gronden van de camping zijn op de Archeologische beleidskaart gelegen in een gebied van categorie 6 met een lage archeologische verwachting en zijn daarom volledig vrijgesteld van archeologisch onderzoek (zie figuur 4.4). Dat is ook de reden dat er geen dubbelbestemming voor het plangebied is opgenomen in het parapluplan archeologie en dus ook geen Regels.

Op basis van het beleid van de gemeente Sluis is aanvullend onderzoek naar archeologische resten in het plangebied niet noodzakelijk. De aanwezigheid van archeologische sporen of resten in het plangebied kan nooit volledig worden uitgesloten. Indien er tijdens werkzaamheden toch archeologische waarden worden aangetroffen, geldt er conform artikel 5.10 van de Erfgoedwet uit juli 2016 een meldingsplicht bij het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed). Het aspect archeologie staat de ontwikkeling niet in de weg.

afbeelding "i_NL.IMRO.1714.bpinternational-VG01_0012.png"

Figuur 4.4 Archeologische beleidskaart gemeente Sluis, met in het rode vierkant het plangebied aangegeven (Bron: gemeente Sluis)

4.3.2 Cultuurhistorie

Toetsingskader

In het Bro (artikel 3.6.1 lid 2) is bepaald dat in de toelichting van het bestemmingsplan een beschrijving moet worden opgenomen van de wijze waarop met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten monumenten rekening is gehouden. De facetten historische (steden)bouwkunde en historische geografie dienen te worden meegenomen in de belangenafweging. Ook zal aandacht moeten worden besteed aan de molen die op korte afstand van het plangebied staat.

Toetsing

Cultuurhistorische informatie

Aan de Molenweg staat de molen van Nieuwvliet. Het is een naamloze stenen grondzeiler die gebouwd is in 1850 door Charel Cappon. Deze beltmolen is tot 1954 als korenmolen in gebruik geweest. In 1959 is de molen leeggehaald. Van 1979-1980 werd de molen gerestaureerd en in 1980 werd de molen opnieuw in gebruik genomen. Sinds 1998 is de molen eigendom van de Stichting Molen Nieuwvliet. Begin 2000 zijn er nieuwe natuurstenen in de molen gelegd en nu wordt graan gemalen voor enkele veehouders en volkorenmeel. In 2020-2021 is de molen opnieuw gerestaureerd. De molen draait iedere woensdag en zaterdagmiddag en is vrij te bezichtigen.

De molen staat op een molenberg van ongeveer 2 m hoogte en is tot 1954 in gebruik geweest.

De buitenkant: de romp is het type stenen bovenkruier; de romp is gemetseld van gele baksteen (1 7,5/19 x 8,511 0 x 4 cm); de roeden zijn van staal van het fabricaat DERCKX Beegden (L); de wieken hebben een vlucht van 24 m; de staart, schoren, staartbalk met kruiwiel en spruiten zijn van hout; de staart is afkomstig van een zeilschip; de kap is bedekt met spanen.

De binnenkant: de diameter van het grondvlak is 6 m en er zijn drie zolders (steen, lui- en kapzolder). Inrichting: 1 koppel estiender klinststenen en 1 luiwerk. De vang is een gewone Vlaamse- of blokvang.

Molenbiotoop

In de provinciale Omgevingsverordening 2018 is opgenomen dat tot 400 m vanuit het middelpunt van de molen regels kunnen worden gesteld om een zekere mate van vrije windvang te waarborgen. Binnen een afstand van 100 m van de molen mag geen nieuwe bebouwing en beplanting worden opgericht die hoger is dan het laagste punt van de verticaal staande wieken.

Zoals beschreven is in paragraaf 3.2 is de bestemmingsregeling afgestemd op de provinciale Omgevingsverordening, waarbij rekening is gehouden met de feitelijk bestaande en planologisch toegestane situatie.

Overige cultuurhistorische waarden in de omgeving

In de provinciale omgevingsverordening zijn naast de molen aan de Molenweg, de St. Bavodijk en de Mettenijedijk als cultuurhistorisch waardevolle elementen aangemerkt. Deze dijken markeren de ontstaansgeschiedenis van het gebied en zijn landschappelijk en cultuurhistorisch waardevolle structuurelementen in het landschap.

De beoogde ontwikkeling van Camping International heeft geen invloed op de landschappelijke en cultuurhistorische waarden van deze lijnelementen in het landschap. Het terrein van de camping en van Pierewiet is met een groenstrook ingepast in de omgeving. Deze groenstroken bepalen mede het zicht van de dijken op het terrein.

Cultuurhistorische waardenkaart

De cultuurhistorische waardevolle objecten zijn door de provincie aangegeven op de cultuurhistorische waardenkaart. Op de uitsnede in figuur 4.5 is te zien dat er op het perceel een bouwhistorisch object aanwezig is, namelijk een historische boerderij. Deze historische boerderij is onderdeel van de camping. De boerderij bestaat uit een woonhuis, een achterliggend bakhuisje en een schuur. Aan de feitelijke situatie zal niets veranderen waardoor er geen invloed is op de cultuurhistorische waarde.

Ten westen van het plangebied, aan de Mettenijedijk, bevindt zich een MIP monument. Aan de noordzijde van het plangebied, aan de Molenweg, bevindt zich een Rijksmonument. Ook aan de zuidzijde van het plangebied bevinden zich meerdere Rijksmonumenten en cultuurhistorische boerderijen. De ontwikkeling heeft geen invloed op deze cultuurhistorische waardevolle objecten.

afbeelding "i_NL.IMRO.1714.bpinternational-VG01_0013.png"

Figuur 4.5 Cultuurhistorische waardenkaart (Bron: Provincie Zeeland)

Conclusie

Het aspect archeologie speelt geen rol in de plannen voor de camping. In de bestemmingsregeling is rekening gehouden met de belangen van de molen en de bestaande situatie rondom de molen en op de camping (inclusief planologisch toelaatbare gebruiks- en bouwmogelijkheden). De beoogde ontwikkeling heeft geen invloed op de cultuurhistorische waarde van de dijken en omliggende cultuurhistorische waardevolle objecten.

4.4 Relatie met omliggende functies

4.4.1 Toetsingskader

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang dat bij de realisatie van woningen nabij bedrijven of vice versa:

  • 1. een goed woon- en leefmilieu kan worden gegarandeerd ter plaatse van de woningen;
  • 2. rekening wordt gehouden met de bedrijfsvoering en de milieuruimte van de eventueel in de omgeving aanwezige bedrijven/inrichtingen.

Om in de bestemmingsregeling de belangenafweging tussen bedrijvigheid en woningen in voldoende mate mee te nemen, is de ontwikkeling getoetst aan de hierna genoemde wetgeving en beoordelingskaders.

Activiteitenbesluit

Voor recreatiebedrijven is het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer, beter bekend als het Activiteitenbesluit, van belang. Dit besluit heeft op 1 januari 2008 het Besluit horeca-, sport- en recreatie-inrichtingen milieubeheer vervangen.

In het Activiteitenbesluit zijn milieuvoorschriften opgenomen ter voorkoming of zo veel mogelijk beperken van gevaar, schade of hinder voor de directe omgeving. Zo dienen de inrichtingen ervoor te zorgen dat de geluidsoverlast van het bedrijf of de accommodatie bepaalde grenzen niet overschrijdt. Tevens zijn meer op preventie gerichte voorschriften opgenomen betreffende verwijdering, preventie en hergebruik van afvalstoffen en zuinig gebruik van energie en water.

De gemeente kan onder bepaalde voorwaarden, als de lokale omstandigheden daartoe aanleiding geven, afwijken van hetgeen in het Activiteitenbesluit staat.

Afhankelijk van het type inrichting kan het Activiteitenbesluit geheel of gedeeltelijk van toepassing zijn op de inrichting. In het Activiteitenbesluit wordt onderscheid gemaakt in drie typen inrichtingen.

  • 1. Inrichting type A: dit zijn inrichtingen die onder het zogenaamde lichte regime van het Activiteitenbesluit vallen. Het betreft hoofdzakelijk weinig milieubelastende activiteiten. De algemene milieuvoorschriften uit het besluit zijn op deze bedrijven toepassing.
  • 2. Inrichting type B: dit zijn inrichtingen die onder het volledige regime van het Activiteitenbesluit vallen. Het gaat hierbij om de inrichtingen die voorheen ook moesten voldoen aan algemene milieuvoorschriften of nog een milieuvergunning hadden. Het Activiteitenbesluit is voor deze voorschriften en milieuvergunningen in de plaats getreden.
  • 3. Inrichting type C: dit zijn inrichtingen die niet volledig onder het regime van algemene regels van het Activiteitenbesluit vallen. Voor deze bedrijven geldt de verplichting om een milieuvergunning aan te vragen. Voor enkele, in het Activiteitenbesluit genoemde onderwerpen, zijn de milieuvoorschriften uit het besluit naast een eventuele milieuvergunning van toepassing. Landbouwbedrijven vallen ook in deze categorie. Hierop zijn het Besluit landbouw milieubeheer, het Besluit glastuinbouw of het Besluit Mestbassins milieubeheer op van toepassing.

Bedrijven en milieuzonering

In het kader van een goede ruimtelijke ordening vindt afstemming van bestaande en nieuwe functies plaats door het aanhouden van zogenaamde richtafstanden. Hierbij kan gebruik worden gemaakt van de publicatie 'Bedrijven en Milieuzonering' van de VNG (2009). Bij deze richtafstanden wordt rekening gehouden met milieuaspecten als geur-, stof- en geluidshinder. De richtafstanden gelden ten opzichte van een rustige woonwijk. Uit jurisprudentie en de genoemde VNG-publicatie blijkt dat in het geval van een gemengd gebied verkleinde richtafstanden gelden. De richtafstanden worden in dat geval met één afstandsstap verkleind (bijvoorbeeld van 50 naar 30 m). Op basis van nader onderzoek kan onderbouwd worden afgeweken van de richtafstanden.

Horeca

Voor het reguleren van horecabedrijven is een Staat van Horeca-activiteiten beschikbaar. In dit bestemmingsplan wordt hiervan gebruikgemaakt. Vergelijkbaar met de Staat van Bedrijfsactiviteiten worden bij de uitwerking van ruimtelijk beleid voor hinderlijke horeca-activiteiten drie stappen onderscheiden:

  • 1. indelen van activiteiten in ruimtelijk relevante hindercategorieën;
  • 2. onderscheiden van gebiedstypen met een verschillende hindergevoeligheid;
  • 3. uitwerken van een beleid in hoofdlijnen: in welke gebieden zijn welke categorieën in het algemeen toelaatbaar.

Mede op grond van bovengenoemde criteria worden in de Staat van Horeca-activiteiten categorieën horeca-activiteiten onderscheiden: 'lichte horeca' (categorie 1), 'middelzware horeca' (categorie 2) en 'zware horeca' (categorie 3). Voor een nadere toelichting op deze categorieën wordt verwezen naar bijlage 4 (toelichting op de Staat van Horeca-activiteiten).

4.4.2 Toetsing

Activiteitenbesluit

Camping International is op grond van het Activiteitenbesluit een inrichting type B, de beoogde activiteiten worden dan ook in dit kader bij het bevoegd gezag gemeld. Aan de voorschriften genoemd in het betreffende besluit wordt voldaan. Daarom hoeft geen milieuvergunning te worden aangevraagd.

Bedrijven en milieuzonering

Gemengd gebied

Camping International en dagrecreatiebedrijf Pierewiet maken deel uit van een divers gebied. Dit karakter vloeit voort uit de directe nabijheid van:

  • woningen;
  • een sportveld;
  • dagrecreatief bedrijf Pierewiet;
  • een camping;
  • een minicamping;
  • een opslagbedrijf;
  • andere bedrijvigheid en voorzieningen op enige afstand;
  • doorgaande wegen, waaronder de St. Bavodijk. Deze maakt deel uit van een doorgaande route voor ontsluiting van het kustgebied, aan de noordzijde, met diverse (grotere) recreatiecomplexen.

In de kern is een diversiteit aan functies aanwezig. Deze zijn verspreid over de kern gelegen. Het gemengde karakter van de omgeving van de camping blijkt uit de functiekaart zoals opgenomen in figuur 4.6 en de verbeelding van http://www.ruimtelijkeplannen.nl (zie figuur 4.7). Hierop zijn de verschillende bestemmingen aangegeven die de verschillende functies in de kern illustreren. Naast de woonfunctie in enkele straten (gele kleur) geven de andere kleuren, een afwisselend functioneel beeld van een gemengd gebied.

Deze omgevingskenmerken zorgen ervoor dat niet gesproken kan worden van het gebiedstype 'rustige woonwijk', maar juist van een gemengd gebied. Op basis hiervan kan in de beoordeling van de toelaatbaarheid van de functies in het plangebied worden getoetst aan de richtafstanden voor een gemengd gebied. Daarbij kan een afstandsstap lager worden aangehouden dan de richtafstanden uit de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering.

In de tussenuitspraak van 21 maart 2018 (ECLI:NL:RVS:2018:955) heeft de Afdeling bestuursrechtspraak geconcludeerd dat de gemeente, ondanks enkele veranderingen in de omgeving, terecht de omgeving van het plangebied heeft aangemerkt als gemengd gebied. Daarbij heeft de Afdeling in aanmerking genomen dat de St. Bavodijk, die langs het plangebied loopt, een doorgaande route richting kustgebied vormt en het kustgebied ontsluit.

Het relevante gedeelte van de kern Nieuwvliet van het bestemmingsplan Kleine Kernen (vastgesteld 30 april 2014) is hierna opgenomen in figuur 4.8. Tevens is het wijzigingsplan voor het perceel Prinses Wilhelminastraat 20 weergegeven, figuur 4.9 (vastgesteld 28 oktober 2014).

afbeelding "i_NL.IMRO.1714.bpinternational-VG01_0014.jpg"

Figuur 4.6 Karakteristiek plangebied en omgeving

afbeelding "i_NL.IMRO.1714.bpinternational-VG01_0015.png"

Figuur 4.7 Ruimtelijk-planologische situatie 2014

afbeelding "i_NL.IMRO.1714.bpinternational-VG01_0016.png"

Figuur 4.8 Uitsnede bestemmingsplan Kleine Kernen, gedeelte Nieuwvliet

afbeelding "i_NL.IMRO.1714.bpinternational-VG01_0017.png"

Figuur 4.9 Wijzigingsplan Prinses Wilhelminastraat 20

Verblijfsrecreatieterrein

Op grond van de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering is voor de categorie 'kampeerterreinen, vakantiecentra, e.d. (met keuken)' (SBI-code 552) sprake van een richtafstand van 50 m ten opzichte van reguliere woongebieden vanwege het milieuaspect geluid. Voor de milieuaspecten geur en gevaar geldt een richtafstand van 30 m. Dat betekent dat in een gemengd gebied de richtafstand voor het maatgevende aspect (geluid) 30 m bedraagt. In principe worden conform de VNG-systematiek de afstanden gemeten tussen de grens van de inrichting en de gevels van woningen. Vanuit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening is in dit geval echter ook het verblijfsklimaat in de tuinen bij de woningen in de afwegingen betrokken.

  • De minimale afstand tussen de omliggende woonbebouwing en kampeermiddelen zal op het uitbreidingsterrein ruim 20 m bedragen.
  • De afstand tussen de woningen en het kampeerterrein (op de grens van de geluidswal en het kampeerterrein) bedraagt voor de woningen aan de Wilhelminastraat minimaal 22 m, voor de woningen aan de St. Bavodijk 35 m. Alleen voor het perceel St. Bavodijk 6 bedraagt de afstand van de woning substantieel minder, namelijk 10 m. De afstand van de tuinen tot het kampeerterrein bedraagt 10 m. Zie ook figuur 4.6.

afbeelding "i_NL.IMRO.1714.bpinternational-VG01_0018.png"f

Figuur 4.10 Afstandsmaten tussen kampeerterrein en woningen

  • De maatgevende functies op het uitbreidingsterrein, voor het aspect geluidshinder zijn niet de standplaatsen, maar functies als parkeren, horeca, animatie-activiteiten, centrale voorzieningen, sportvelden en een zwembad. Om die reden worden deze functies op het uitbreidingsterrein uitgesloten in een zone langs de rand van het kampeerterrein, zodanig dat de afstand tot de woonpercelen voor deze functies minimaal 37 m bedraagt. Daarmee wordt voor deze functies voldaan aan de richtafstand voor een kampeerterrein in gemengd gebied ten opzichte van de tuinen van de aangrenzende woningen. Op kortere afstand zijn alleen verblijfsfuncties (kampeermiddelen, gebouwen voor recreatief nachtverblijf en recreatiewoningen), een dierenweide, een visvijver en een speelterrein toegestaan.
  • Aanvullend wordt voor het noordoostelijke deel van het uitbreidingsterrein achter Sint Bavodijk dagrecreatief gebruik na 19.00 uur beperkt. Daarmee zijn binnen deze zone alleen activiteiten toegestaan die relatief weinig hinder veroorzaken.
  • In dat licht is het ook van belang dat tussen de woonpercelen en het uitbreidingsterrein een geluidswal met een hoogte van 3 tot 3,5 m is gerealiseerd. Deze geluidswal heeft een geluidsafschermend effect, waardoor het afstandseffect wordt versterkt.

afbeelding "i_NL.IMRO.1714.bpinternational-VG01_0019.jpg"

Figuur 4.11 Foto van het aanwezige zwembad

  • Bovendien wordt voor de toegestane horeca een minimale afstand van 50 m aangehouden tot de bestemming Wonen.
  • In de huidige situatie is een kleuterbad aanwezig op Camping International (zie figuur 4.11). Voorliggend bestemmingsplan maakt verplaatsing van dit bad mogelijk, onder andere naar het terrein van Pierewiet of het uitbreidingsterrein. Zoals hiervóór aangegeven, zal een nieuw zwembad slechts op een afstand van minimaal 37 m worden toegestaan van de tuinen van de omliggende woningen.

De aangegeven afstanden van het toekomstige kampeerterrein tot de woningen zijn, vanwege de aanwezige geluidswal tussen de woningen en het toekomstige kampeerterrein en met inachtneming van de in de regels opgenomen waarborgen, voldoende om het woon- en leefklimaat te borgen. Uit het uitgevoerde akoestische onderzoek blijkt dat de geluidsbelasting ter plaatse van de woonbebouwing en in de tuinen voldoet aan de daarvoor te hanteren richtwaarden. Verwezen wordt naar paragraaf 4.5.

Speelboerderij Pierewiet

Voor een speeltuin of buitenspeelterrein zijn in de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering geen richtafstanden opgenomen. Voor een kinderboerderij (categorie 9253.1) geldt een richtafstand van 10 m in een gemengd gebied (30 m voor het gebiedstype rustige woonwijk) voor de aspecten geluid en geur. Vanwege de samenhang tussen het speelterrein en het verblijfsrecreatieterrein wordt ook voor het speelterrein uitgegaan van een richtafstand van 30 m (gemengd gebied).

  • De afstand bedraagt minimaal 30 m ten opzichte van woningen. De minimale afstand tot de meest nabijgelegen tuin is wel kleiner dan 30 m.
  • Ook ter hoogte van het speelterrein is een geluidswal aanwezig, die het geluid van de activiteiten afschermt.
  • Voor de ontwikkeling is, op verzoek van omwonenden, onderzoek verricht naar het aspect inrichtingslawaai. Voor een uitgebreide toelichting hierop wordt verwezen naar paragraaf 4.5. Op basis van onderzoeken en advies van de STAB (Stichting advisering bestuursrechtspraak) zijn de volgende maatregelen daar waar nodig geborgd in voorliggend bestemmingsplan:
    • 1. het gebruik van de tokkelbaan en beweegbare brug bij Speelboerderij Pierewiet vanaf de avonduren (na 19:00 uur) en verplaatsing hiervan naar een plaats op kortere afstand van de bestemming Groen is niet toegestaan;
    • 2. de bouwhoogte van speeltoestellen in de strook langs de woonpercelen wordt beperkt;
    • 3. de hoogte van de geluidswal is samen met de hiervoor genoemde maatregelen toereikend voor het reduceren van het geluid tot een aanvaardbaar geluidsniveau. In de onderzoeken is daarnaast voor het speelterrein uitgegaan van een aantal aanwezige kinderen, dat hoger ligt dan de aantallen die in de praktijk aanwezig zijn (gemiddeld over een dag of avond genomen). Er is geen reden het aantal te begrenzen, aangezien van een relatief hoog gemiddeld aantal is uitgegaan, waarbij nog steeds aan de normen wordt voldaan.

Hinder en bouwhinder

  • De verlichting die op Camping International voorkomt is in hoofdzaak naar beneden gericht. In het bestemmingsplan is bepaald dat verlichting slechts is toegestaan als sprake is van neerwaartse uitstraling. De maximale hoogte van lichtmasten bedraagt 5 m. De regeling die hiervoor is opgenomen, is destijds overeengekomen met natuurorganisaties. De verlichting die Camping International toepast, is niet toereikend voor het veroorzaken van enige lichthinder. Campings zijn ook geen lichtbronnen die van grote afstand waarneembaar zijn.
  • Van ontregeling van de natuur door de uitbreiding is dan ook geen sprake, evenmin van energieverspilling, verstoring van het nachtelijk landschap, aantasting van gezondheid, een verbleekte sterrenhemel en gebrek aan duisternis.
  • Er wordt geen bebouwing met bouwwerkzaamheden verwacht, afgezien van mogelijke sanitair gebouwtjes. De gemeente heeft beleid inzake dergelijke activiteiten en het voorkomen van schade aan woningen. De desbetreffende regeling is ook hier van toepassing.
  • De eigenaar heeft nadrukkelijk richting omwonenden aangegeven dat als er sprake is van overlast in welke vorm dan ook direct hierover contact op te nemen met het bedrijf. Waar mogelijk zal de overlast vervolgens worden beëindigd. In paragraaf 2.6 wordt hier nader op ingegaan.

Horeca

  • De afstand tussen de centrale voorzieningen en de woonpercelen aan de Prinses Wilhelminastraat bedraagt 63 m, tot de woningen 75 m. De afstand van de horeca op Pierewiet tot de woonpercelen bedraagt meer dan 80 m.
  • Voor restaurants, cafetaria's, snackbars, ijssalons en cafés geldt op basis van de VNG-brochure een richtafstand van 10 m. Aan deze afstand wordt ruim voldaan. Daarbij is het van belang dat de horecavoorziening recent is gemoderniseerd. De apparatuur voldoet aan de laatste eisen.
  • Horeca wordt in het centrale deel van Camping International gehandhaafd, dat is in de regels geborgd. Ditzelfde geldt voor de beheers- en dienstgebouwen die op voldoende afstand worden gerealiseerd. Dit laat onverlet dat kleinschalige sanitaire units op de standplaats passend zijn, zoals dit elders reeds is gerealiseerd.
    Deze units veroorzaken geen overlast. Dit blijkt in de praktijk op de camping ook niet tot overlast te leiden.
  • Het campingreglement en de vergunningssituatie zijn toereikend voor de regelgeving inzake de horecagebouwen. Hiervoor is in het bestemmingsplan geen aanvulling nodig.
4.4.3 Conclusie

Op het recreatieterrein is sprake van een aanvaardbaar verblijfsklimaat. Het recreatieterrein vormt in de huidige en de toekomstige situatie daarnaast geen belemmering voor het woon- en leefklimaat van de omliggende woningen. Met het aanhouden van afstanden voor functies, het niet toestaan van activiteiten in bepaalde zones en op bepaalde tijdstippen en de aanwezige geluidswal wordt hinder voor de omgeving zodanig beperkt, dat een goed woon- en leefklimaat behouden blijven. Voor een nadere toelichting hoe een en ander is verwerkt in voorliggend bestemmingsplan wordt verwezen naar paragraaf 5.3.

Op basis van de voorgestelde zonering, is het niet aannemelijk dat de omliggende woningen hinder zullen ondervinden van de beoogde herstructurering van Camping International. Met de vorenstaande motivering is sprake van een zorgvuldige afweging en een goede ruimtelijke ordening.

De eigenaar van het recreatieterrein is zich bewust van de ligging van het recreatiebedrijf nabij de kern van Nieuwvliet. De eigenaar heeft nadrukkelijk richting omwonenden aangegeven dat als er sprake is van overlast in welke vorm dan ook direct hierover contact op te nemen met het bedrijf, waarna zo nodig maatregelen zullen worden genomen.

4.5 Akoestisch onderzoek naar inrichtingslawaai

4.5.1 Inleiding

Voor de ontwikkeling is tijdens de doorlopen (beroeps)procedures meerdere malen (aanvullend) akoestisch onderzoek uitgevoerd naar het geluid dat voortkomt uit de uitbreiding van de camping ter plaatse van de voormalige boomgaard en van Pierewiet. Voor het voorliggende bestemmingsplan is op basis van de eerdere onderzoeken een nieuw en actueel akoestisch onderzoek verricht (zie bijlage 5). Bij het uitvoeren van dat onderzoek is zorgvuldig aangesloten bij de uitgangspunten van de eerdere onderzoeken en het advies dat de Stichting advisering bestuursrechtspraak (STAB-40701; 5 februari 2019) in het kader van een vorige beroepsprocedure heeft uitgebracht. Deze uitgangspunten betreffen:

  • het aanmerken van de omgeving als gemengd gebied;
  • het hanteren van geluidsnormen uit het Activiteitenbesluit behorend bij een gemengd gebied;
  • realisering van een grondwal langs de randen van de uitbreiding van de camping en een hoek van Pierewiet;
  • het aantal kinderen en gemiddelde bronvermogenniveaus, maximale bronvermogenniveau en verschillende bronhoogtes van kinderen;
  • het niet in gebruik zijn van de tokkelbaan en beweegbare brug ter plaatse van Pierewiet en een noordoostelijke hoek van de uitbreiding van de camping gedurende de avondperiode.

Toetsing

Voor de beoordeling of bij de geluidsniveaus die voortvloeien uit de uitbreiding van de camping en het gebruik van Pierewiet sprake is van een voldoende woon- en leefklimaat is getoetst aan de normen uit het Activiteitenbesluit voor een gemengd gebied. De rekenresultaten zijn voor het gemiddelde geluidsniveau en voor het maximale geluidsniveau in de tabellen 4.1 en 4.2 opgenomen. Het akoestisch onderzoek is als bijlage 5 van deze toelichting opgenomen.

Tabel 4.1 Rekenresultaten langtijdgemiddelde beoordelingsniveau

locatie   gevels van woningen   tuinen van woningen  
periode   dag   avond   nacht   dag   avond   nacht  
dagrecreatie   43   40   -   38   36   -  
verblijfsrecreatie   46   44   -   42   38   -  
totaal   47   45   -   43   39   -  
geluidsnorm   50   45   40   50   45   40  

Tabel 4.2 Rekenresultaten maximaal geluidsniveau

locatie   gevels van woningen   tuinen van woningen  
periode   dag   avond   nacht   dag   avond   nacht  
dagrecreatie   63   63   -   67   66   -  
verblijfsrecreatie   68   65   -   68   65   -  
totaal   68   65   -   68   65   -  
geluidsnorm   70   65   60   70   65   60  

4.5.2 Conclusie

Voor de uitbreiding van Camping International en voor Pierewiet is akoestisch onderzoek verricht. De activiteiten van Pierewiet zullen niet wijzigen. Op de voormalige boomgaard wordt het gebruik als camping, speelterrein en kinderboerderij mogelijk gemaakt. Op basis van uitspaken over eerdere bestemmingsplannen voor dit gebied en het advies van de STAB, dat in dat kader is uitgebracht, worden in de bestemmingsregeling de volgende maatregelen getroffen voor het aspect inrichtingslawaai om te kunnen voldoen aan een aanvaardbaar woon- en leefklimaat:

  • 1. Het gebruik van de tokkelbaan en beweegbare brug bij Speelboerderij Pierewiet vanaf de avonduren (na 19.00 uur) en verplaatsing hiervan op kortere afstand van de bestemming Groen is niet toegestaan.
  • 2. De bouwhoogte van speeltoestellen in de strook langs de woonpercelen aan de noordzijde wordt beperkt.
  • 3. De hoogte van de geluidswal is samen met de hiervoor genoemde maatregelen toereikend voor het reduceren van het geluid.

In de onderzoeken is daarnaast voor het speelterrein uitgegaan van een aantal aanwezige kinderen, dat hoger ligt dan de aantallen die in de praktijk aanwezig zijn (gemiddeld over een dag of avond genomen). Er is geen reden het aantal te begrenzen, aangezien van een relatief hoog gemiddeld aantal is uitgegaan, waarbij nog steeds aan de normen wordt voldaan.

Uit het akoestisch onderzoek is gebleken dat indien deze maatregelen gehanteerd worden er ter plaatse van de gevels en in de tuinen van deze woningen van derden voldaan kan worden aan de richt- en grenswaarden uit de VNG-publicatie 'Bedrijven en milieuzonering' en het Activiteitenbesluit, zoals deze voor een gemengd gebied van toepassing zijn.

In paragraaf 5.3 is aangegeven hoe de maatregelen zijn geregeld in de bestemmingsregeling.

4.6 Verkeer en parkeren

Binnen de beoogde ontwikkeling wordt een kwaliteitsverbetering mogelijk gemaakt. Er is geen uitbreiding beoogd die invloed heeft op de verkeersaantrekkende werking. Parkeren vindt plaats op eigen terrein. De verkeersgegevens zijn opgenomen in bijlage 9.

Ten aanzien van de verkeerstoename en parkeren gelden de volgende overwegingen.

  • 1. Voor Camping International is er geen toename van de verkeersstroom als gevolg van een toename van standplaatsen. Op iedere standplaats is ruimte voor één voertuig. Bij de entree van de camping heeft een verbetering van de parkeervoorziening plaatsgevonden. Hiermee komt extra parkeergelegenheid beschikbaar. Aan de Molendijk is ook ruimte voor parkeren. Die strook wordt ook voor langzaam verkeer direct ontsloten via de camping. Het gaat om een parkeervoorziening langs een rustige weg, direct bereikbaar voor de camping. Het is niet bekend bij de gemeente dat campinggasten eventueel langdurig in de dorpskern parkeren en ook zodanig dat hierdoor bewoners verstoken zijn van parkeergelegenheid. Hierover kunnen klachten in voorkomend geval worden gemeld en worden verholpen.
  • 2. Er is geen toename van zwaar vrachtverkeer. Hiertoe ontbreekt ook de noodzaak, ook al zouden er 15 standplaatsen worden toegevoegd. Hoe en waarom het verkeer tot een onaanvaardbaar volume zou toenemen, blijft in de zienswijze overigens onduidelijk.
  • 3. Pierewiet trekt in beperkte mate bussen met kinderen. Het aantal bussen is beperkt, tot één of enkele bussen per dag. Zo'n gering aantal is voor de Mettenijedijk en de locatie geenszins bezwaarlijk. Tot op heden is er geen aanleiding maatregelen te treffen. De beoogde ontwikkeling brengt hier overigens geen verandering in. Er worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt.

4.7 Bodemkwaliteit

Toetsingskader

De Wet bodembescherming gaat uit van het principe dat de bodem geschikt dient te zijn voor de beoogde functie. De gewenste functie bepaalt als het ware de gewenste bodemkwaliteit.

Voor alle bestemmingen, waar een functiewijziging of herinrichting wordt voorzien, dient ten minste het eerste deel van het verkennend bodemonderzoek, het historisch bodemonderzoek, te worden verricht. Indien op grond van historische informatie blijkt dat in het verleden activiteiten hebben plaatsgevonden met een verhoogd risico op bodemverontreiniging, dan dient een volledig verkennend bodemonderzoek te worden uitgevoerd. Op basis van geconstateerde belemmeringen uit dit onderzoek, kan vervolgens worden nagegaan welke maatregelen moeten worden genomen om die belemmeringen weg te nemen (functiegericht saneren).

Onderzoek en conclusie

Voor het nieuwe deel van de camping is een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd1 ( bijlage 6). De conclusie van dit onderzoek is dat er in de huidige situatie en met betrekking tot de toekomstige activiteiten geen risico's voor de volksgezondheid en het milieu aanwezig zijn.

De eigenaar zal geen bouwgrond of iets dergelijks aanvoeren die vervuild is. Hiervoor bestaan vanuit regelgeving belemmeringen. Dergelijke grond is niet verkrijgbaar voor recreatiebedrijf. Anders is er ook sprake van een economisch en een milieudelict.

4.8 Akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai

Toetsingskader

Wanneer nieuwe geluidsgevoelige voorzieningen worden gerealiseerd, dient op basis van de Wet geluidhinder akoestisch onderzoek te worden uitgevoerd. Daarbij geldt een voorkeursgrenswaarde van 48 dB.

Verblijfsrecreatieve eenheden worden op basis van de Wet geluidhinder niet aangemerkt als geluidsgevoelige functies. Uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening en een goed verblijfsklimaat, is het echter gewenst om te toetsen of voor de realisatie van nieuwe verblijfsrecreatieve eenheden wordt voldaan aan de voorkeursgrenswaarde uit de Wet geluidhinder.

Onderzoek en conclusie

Hoewel in het kader van de beoogde ontwikkeling van Camping International geen sprake is van een toevoeging van verblijfsrecreatieve eenheden, worden wel eenheden verplaatst. Tegen die achtergrond is in het kader van een goede ruimtelijke ordening ten behoeve van de kwaliteitsverbetering van Camping International akoestisch onderzoek uitgevoerd naar wegverkeerslawaai. In de bijlage 7 en 8 is het akoestisch onderzoek gevoegd waarvan in deze paragraaf een samenvatting van de resultaten en conclusies is weergegeven.

Uit berekeningen blijkt dat de voorkeursgrenswaarde van 48 dB als gevolg van het verkeer op de Mettenijedijk en de St Bavodijk niet reikt tot aan de locatie waar nieuwe verblijfsrecreatieve eenheden kunnen worden gerealiseerd. Hiermee wordt de voorkeursgrenswaarde niet overschreden en is derhalve sprake van een aanvaardbaar akoestisch klimaat.

4.9 Luchtkwaliteit

Toetsingskader

In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een ruimtelijk plan uit het oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens rekening gehouden met de luchtkwaliteit.

Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer (Wm). Dit onderdeel van de Wm bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang.

Op grond van artikel 5.16 van de Wm kunnen bestuursorganen bevoegdheden, die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit (zoals de vaststelling van een bestemmingsplan), uitoefenen indien:

  • a. de bevoegdheden/ontwikkelingen niet leiden tot een overschrijding van de grenswaarden (lid 1 onder a);
  • b. de concentratie in de buitenlucht van de desbetreffende stof als gevolg van de uitoefening van die bevoegdheden per saldo verbetert of ten minste gelijk blijft (lid 1 onder b1);
  • c. bij een beperkte toename van de concentratie van de desbetreffende stof, door een met de uitoefening van de betreffende bevoegdheid samenhangende maatregel of een door die uitoefening optredend effect, de luchtkwaliteit per saldo verbetert (lid 1 onder b2);
  • d. de bevoegdheden/ontwikkelingen niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht (lid 1 onder c);
  • e. het voorgenomen besluit is genoemd in of past binnen het omschreven Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) of een vergelijkbaar programma dat gericht is op het bereiken van de grenswaarden (lid 1 onder d).

Besluit niet in betekenende mate (Besluit nibm)

In het Besluit nibm is bepaald in welke gevallen een project vanwege de gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Hierbij worden 2 situaties onderscheiden:

  • 1. een project heeft een toename van minder dan 3% van de jaargemiddelde concentratie NO2 en PM10 (= 1,2 µg/m³);
  • 2. een project valt in een categorie die is vrijgesteld aan toetsing aan de grenswaarden; deze categorieën betreffen onder andere woningbouw met niet meer dan 1.500 woningen aan één ontsluitingsweg of kantoorlocaties met maximaal 100.000 m² bvo bij één ontsluitingsweg en 200.000 m² bij twee ontsluitingswegen.

Toetsing

De beoogde ontwikkeling zorgt niet voor een toename aan verkeersgeneratie en levert geen bijdrage aan de concentratie luchtverontreinigende stoffen. Het is hiermee vrijgesteld van toetsing aan de grenswaarden.

Conclusie

Geconcludeerd wordt dat het aspect luchtkwaliteit de uitvoering van het plan niet in de weg staat. Uit het oogpunt van luchtkwaliteit is sprake van een aanvaardbaar woon- en leefmilieu ter plaatse.

4.10 Externe veiligheid

Toetsingskader

Bij ruimtelijke plannen dient ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten te worden gekeken, namelijk:

  • 1. bedrijven waar activiteiten plaatsvinden die gevolgen hebben voor de externe veiligheid;
  • 2. vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoor, water of door buisleidingen.

Voor zowel bedrijvigheid als vervoer van gevaarlijke stoffen zijn twee aspecten van belang, te weten het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon dodelijk wordt getroffen door een ongeval, indien hij zich onafgebroken (dat wil zeggen 24 uur per dag gedurende het hele jaar) en onbeschermd op een bepaalde plaats zou bevinden. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting dan wel infrastructuur. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als direct gevolg van een ongeval waarbij gevaarlijke stoffen betrokken zijn. De norm voor het GR is een oriëntatiewaarde. Het bevoegd gezag heeft een verantwoordingsplicht als het GR toeneemt en/of de oriëntatiewaarde overschrijdt.

Vervoer van gevaarlijke stoffen

Per 1 april 2015 is het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) en het Basisnet in werking getreden. Het Bevt vormt de wet- en regelgeving, en de concrete uitwerking volgt in het Basisnet. Met het in werking treden van het Bevt vervalt de circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen. Het Basisnet beoogt voor de lange termijn (2020, met uitloop naar 2040) duidelijkheid te bieden over het maximale aantal transporten van, en de bijbehorende maximale risico's die het transport van gevaarlijke stoffen mag veroorzaken. Het Basisnet is onderverdeeld in drie onderdelen: Basisnet Spoor, Basisnet Weg en Basisnet Water.

Het Bevt en het bijbehorende Basisnet maakt bij het PR onderscheid in bestaande en in nieuwe situaties. Voor bestaande situaties geldt een grenswaarde voor het PR van 10-5 per jaar ter plaatse van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten en een streefwaarde van 10-6 per jaar. Voor nieuwe situaties geldt de 10-6-waarde als grenswaarde voor kwetsbare objecten, en als richtwaarde bij beperkt kwetsbare objecten. In het Basisnet Weg en het Basisnet Water zijn veiligheidsafstanden (PR 10-6-contour) opgenomen vanaf het midden van de transportroute.

Tevens worden in het Basisnet de plasbrandaandachtsgebieden benoemd voor transportroutes. Hiermee wordt geanticipeerd op de beperkingen voor ruimtelijke ontwikkelingen die samenhangen met deze plasbrandaandachtsgebieden. Het Basisnet vermeldt dat op een afstand van 200 m vanaf de rand van het tracé in principe geen beperkingen hoeven te worden gesteld aan het ruimtegebruik.

Risicovolle inrichtingen

Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (hierna: Bevi) geeft een wettelijke grondslag aan het externe veiligheidsbeleid rondom risicovolle inrichtingen. Op basis van het Bevi geldt voor het PR rondom een risicovolle inrichting een grenswaarde voor kwetsbare objecten en een richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten. Beide liggen op een niveau van 10-6 per jaar. Bij een ruimtelijke ontwikkeling moet aan deze normen worden voldaan.

Het Bevi bevat geen grenswaarde voor het GR; wel geldt op basis van het Bevi een verantwoordingsplicht ten aanzien van het GR in het invloedsgebied rondom de inrichting. De in het externe veiligheidsbeleid gehanteerde norm voor het GR geldt daarbij als oriëntatiewaarde. Deze verantwoordingsplicht geldt zowel in bestaande als in nieuwe situaties.

Toetsing

afbeelding "i_NL.IMRO.1714.bpinternational-VG01_0020.png"

Figuur 4.12 Uitsnede risicokaart met het plangebied weergegeven als het linker terrein

Uit de risicokaart voor Nederland blijkt dat in de nabije omgeving van het plangebied geen vervoer van gevaarlijke stoffen plaatsvindt over de weg, het spoor, het water of door buisleidingen. Ten oosten bevindt zich een propaantank van 3 m³. De PR-contour is 20 m en reikt niet tot het plangebied. Voor een tank met een inhoud van minder dan 5 m³ is de maximale veiligheidsafstand 25 m voor zeer kwetsbare objecten en 20 m bij een bevoorrading van meer dan 5 keer per jaar. Met een afstand van 186 m tot het terrein en circa 311 m tot de tank wordt hier ruim aan voldaan. Ook op het terrein van de beoogde ontwikkeling bevindt zich een propaantank van 3 m³. De kwaliteitsverbetering vindt niet plaats in de PR-contour. Er wordt voldoende afstand gehouden. Het bedrijf voldoet tevens aan de brandweereisen. Die zijn ook van toepassing op het gebruik van gastoestellen. Aan de voorgeschreven afstandsbepalingen wordt voldaan of er zijn anderszins brandveiligheidsmaatregelen getroffen. Op verblijfsrecreatieterreinen worden controles uitgeoefend. Voor Camping International zijn geen tekortkomingen geconstateerd. Er worden aan de propaantank geen veranderingen aangebracht en tevens worden met de ontwikkeling geen nieuwe risicovolle bronnen mogelijk gemaakt. Belangrijke nadelige milieugevolgen voor het aspect externe veiligheid zijn daarmee uitgesloten.

Conclusie

Geconcludeerd wordt dat het aspect externe veiligheid de uitvoering van het plan niet in de weg staat.

4.11 Leidingen en telecommunicatieverbindingen

Planologisch relevante leidingen dienen in het bestemmingsplan te worden bestemd. Tevens dienen relevante zones te worden aangegeven, waarbinnen mogelijke beperkingen gelden. In en in de directe omgeving van het plangebied zijn geen planologisch relevant aan te merken solitaire leidingen en geen leidingstroken, hoogspanningsverbindingen en optisch vrije paden voor telecommunicatieverbindingen aanwezig die als zodanig dienen te worden opgenomen in het bestemmingsplan.

Mogelijk zijn wel diverse niet-planologisch relevante leidingen (rioolleidingen, leidingen nutsvoorzieningen, drainageleidingen) aanwezig. Deze kabels en leidingen zijn veelal aangelegd langs/in combinatie met aanwezige infrastructuur. Drie werkdagen voor de aanvang van eventuele graafwerkzaamheden in het plangebied zal door degene die de graafwerkzaamheden uitvoert contact (moeten) worden opgenomen met het KLIC1 waarbij dient te worden gemeld waar en wanneer wordt gegraven.

4.12 Vormvrije m.e.r.-beoordeling

Toetsingskader

Uitbreiding van een recreatieterrein is een activiteit die is vermeld op de D-lijst bij het Besluit milieueffectrapportage. Dat betekent dat in het kader van het nieuwe bestemmingsplan een zogenaamde 'vormvrije m.e.r.-beoordeling' moet worden uitgevoerd waarbij onderzocht wordt of de activiteit belangrijke nadelige gevolgen heeft voor het milieu, gelet op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. Deze omstandigheden betreffen de kenmerken van het project, de plaats van het project en de kenmerken van de potentiële (milieu)effecten.

Per 16 mei 2017 is de regelgeving voor de MER en m.e.r.-beoordeling gewijzigd met daarin een nieuwe procedure voor de vormvrije m.e.r.-beoordeling. Voor de ontwerpbestemmingsplanfase moet een m.e.r.-beoordelingsbeslissing worden genomen, waarin wordt aangegeven of wel of geen MER nodig is, gelet op de kenmerken van het project, de plaats van het project en de kenmerken van de potentiële (milieu)effecten en mogelijke mitigerende maatregelen.

Bij een (vormvrije) m.e.r.-beoordeling is een van de aspecten waar naar gekeken moet worden cumulatie van effecten met andere ruimtelijke ontwikkelingen. Uit de wetgeving en bijbehorende toelichting blijkt niet duidelijk wat daar precies onder moet worden verstaan en hoe daarmee moet worden omgegaan.

Toetsing en conclusie

Het plangebied is niet gelegen in kwetsbaar gebied en/of gebied met een beschermde status. Verder leiden de aard en omvang van het project niet tot belangrijke nadelige milieugevolgen, mits een aantal mitigerende maatregelen worden uitgevoerd. Met inachtneming van deze maatregelen is het doorlopen van een volledige m.e.r.-procedure niet noodzakelijk.

Het gaat om de volgende maatregelen:

  • Ten aanzien van een gunstig woon- en leefklimaat dienen er wat betreft inrichtingslawaai de volgende maatregelen te worden getroffen:
    • 1. het gebruik van de tokkelbaan en beweegbare brug bij Speelberderij Pierewiet vanaf de avonduren (na 19:00 uur) en verplaatsing hiervan op kortere afstand van de bestemming Groen is niet toegestaan.
    • 2. de bouwhoogte van speeltoestellen in de strook langs de woonpercelen aan de noordzijde beperken.

4.13 Algehele conclusie

Gelet op het voorgaande kan worden geconcludeerd dat de kwaliteitsverbetering van Camping International zoals beschreven in hoofdstuk 2 voorziet in een gewenste ontwikkeling, waarmee het verblijfsrecreatieve aanbod in de regio een positieve impuls krijgt, gericht op jonge gezinnen.

De ontwikkeling past in het beleidskader van gemeente en provincie. Bovendien past de ontwikkeling wat betreft ruimtelijke en milieuaspecten in de omgeving. In verband met eerdere procedures heeft met name het aspect van geluidshinder voor de omgeving bijzondere aandacht gekregen bij het toetsen van het initiatief. Naar aanleiding van het uitgevoerde aanvullende akoestisch onderzoek is geconcludeerd dat de beoogde ontwikkeling past in de omgeving. Op een aantal punten worden voorwaarden in de regels opgenomen om dat juridisch te borgen:

  • locatie en hoogte van een aantal speeltoestellen wordt heel concreet vastgelegd;
  • de gebruikstijden van de tokkelbaan en de beweegbare brug worden beperkt, zodat gebruik na 19:00 uur 's avonds niet mogelijk is.

Gelet op het voorgaande kan worden geconcludeerd dat planologische medewerking kan worden verleend aan de beoogde ontwikkeling. Het voorliggende bestemmingsplan voorziet daarin.

Hoofdstuk 5 Bestemmingsregeling

In dit hoofdstuk wordt de bestemmingsregeling toegelicht, waarbij inzicht wordt gegeven in de doorwerking van de beleidsuitgangspunten en in de opzet en methodiek van het bestemmingsplan (plankaart en regels).

5.1 Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP)

Op 1 juli 2008 is de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het daarbij behorende Besluit ruimtelijke ordening (Bro) in werking getreden. Deze wet vormt het wettelijk kader voor het bestemmingsplan. Sinds 1 januari 2010 moeten alle nieuwe ruimtelijke plannen digitaal, uitwisselbaar en vergelijkbaar worden gemaakt. Het gaat om bestemmingsplannen, provinciale verordeningen, Algemene maatregelen van Bestuur (AMvB's) en structuurvisies. Uitgangspunt hierbij is dat gemeenten, provincies en departementen verantwoordelijk zijn voor het maken en beheren van hun eigen ruimtelijke plannen en verordeningen. Tevens worden deze plannen en verordeningen digitaal beschikbaar gesteld voor burgers, bedrijven en medeoverheden.

Een vergelijkbaar ruimtelijk plan is opgebouwd volgens de Standaard Vergelijkbare Bestemmings Plannen, editie 2012 (SVBP2012), die is verankerd in het Bro. Daarnaast is in het Bro een aantal bepalingen opgenomen waaraan de regels van het bestemmingsplan moeten voldoen. Het gaat hierbij om een aantal begrippen, wijze van meten, regels ten aanzien van het overgangsrecht en de anti-dubbeltelbepaling.

Het voorliggende bestemmingsplan is opgebouwd en vormgegeven conform de bindende afspraken van de SVBP2012. Dat is ook de reden waarom er een heel nieuw bestemmingsplan voor de kwaliteitsverbetering van het recreatieterrein gekozen is.

5.2 Opzet van het bestemmingsplan

Ten aanzien van de opzet van het bestemmingsplan (verbeelding en regels) is het volgende van belang.

Opzet plankaart

Algemeen

Het bestemmingsplan moet voldoen aan de eis van rechtszekerheid. Dit betekent dat een bestemmingsregeling duidelijk en voor één uitleg vatbaar is. In aansluiting hierop en in relatie tot digitale ontwikkelingen verdient het de voorkeur de bestemmingsregeling zo veel mogelijk op de plankaart te visualiseren en de planregels zo transparant mogelijk te houden. Uitgangspunt is dat zoveel mogelijk informatie op de plankaart wordt aangegeven en dat de plankaart digitaal wordt opgebouwd.

Daarbij is gebruikgemaakt van een combinatie van de GBKN (Grootschalige Basiskaart Nederland) en de digitale kadastrale ondergrond.

Bestemmingen

Op de plankaart wordt aangegeven welke bestemming geldt en waar bebouwing is toegestaan. Door middel van hoofdletters wordt de bestemming aangeduid, bijvoorbeeld R-VR voor Recreatie - Verblijfsrecreatie.

Op het renvooi wordt de betekenis aangegeven van de bestemmingen en de aanduidingen. Tevens wordt in een onderhoek op de plankaart de naam van het bestemmingsplan aangegeven, de datum van terinzagelegging, vaststelling en (eventueel) van de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Ook is het identificatienummer van het bestemmingsplan en het kaartblad aangegeven. De kaart bestaat uit 1 kaartblad en renvooi, op een schaal van 1:1.000.

Aanduidingen

Op de kaart zijn maatvoeringsaanduidingen op de kaart aangegeven zoals de maximaal toegestane hoogtemaat (goothoogte en bouwhoogte). Bij het toekennen van de aanduidingen is zo veel mogelijk gebruikgemaakt van de standaard (en verplichte) aanduidingen uit SVBP2008.

Opzet planregels

Volgens SVBP2008 hebben de planregels een vaste hoofdstukindeling, in een vaste volgorde.

  • 1. In hoofdstuk 1 (inleidende regels) worden in de regels gehanteerde begrippen, voor zover nodig, gedefinieerd, en wordt de wijze van meten bepaald.
  • 2. In hoofdstuk 2 (bestemmingsregels) worden alfabetisch de regels gegeven waarmee de bestemmingen die op de plankaart voorkomen nader worden omschreven.
  • 3. Hoofdstuk 3 (algemene regels) bevat een aantal regels die voor alle bestemmingen gelden, zoals een anti-dubbeltelbepaling, dan wel regels die voor de nodige flexibiliteit kunnen zorgen, zoals algemene ontheffings- of wijzigingsbevoegdheden.
  • 4. Hoofdstuk 4 (overgangs- en slotregels) ten slotte geeft overgangsrecht voor bestaand gebruik en bestaande bebouwing (artikel 13) en de titel van het plan (artikel 14).

Een bestemmingsartikel (Hoofdstuk 2, Bestemmingsregels) wordt als volgt opgebouwd:

  • 1. bestemmingsomschrijving;
  • 2. bouwregels (onderverdeeld in toelaatbaarheid van bouwwerken en bouwhoogte, oppervlakte en inhoud);
  • 3. ontheffing van de bouwregels;
  • 4. specifieke gebruiksregels;
  • 5. ontheffing van de gebruiksregels;
  • 6. aanlegvergunningen;
  • 7. wijzigingsbevoegdheden.

Een bestemmingsartikel hoeft niet alle elementen te bevatten. Dit is afhankelijk van de aard van de bestemming. Alle bestemmingen bevatten wel een bestemmingsomschrijving en bouwregels.

5.3 Gehanteerde bestemmingen

5.3.1 Groen

De groenzone rondom de camping is bestemd als 'Groen'. In deze bestemming zijn groen, water, voet- en fietspaden en nutsvoorzieningen toegestaan. In deze bestemming mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd. In uitzondering daarop zijn voor nutsvoorzieningen, gebouwen tot 15 m² toegestaan.

De grondwal met beplanting die dient om de geluidsoverlast te beperken, is voorzien van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - 1'.

Binnen de molenbiotoop mag beplanting niet hoger worden dan 8 m. Er is aangegeven dat de afschermende groenstrook aan de kant van de woningen moet bestaan uit een grondwal met een hoogte van 3,5 m met daarop hoog opgaande beplanting met een hoogte van 1 tot 1,5 m.

5.3.2 Recreatie - Dagrecreatie

Speelboerderij Pierewiet is bestemd als Recreatie - Dagrecreatie. De bestemmingsregeling voor speelboerderij Pierewiet wijkt op onderdelen af van de oorspronkelijke bestemming Recreatie - Dagrecreatie. In voorliggend bestemmingsplan mogen de gronden met deze bestemming worden gebruikt voor een dierenweide (kinderboerderij), sport- en spelvoorzieningen en daarmee vergelijkbare voorzieningen. Daarnaast is er horeca uit ten hoogste categorie 1b toegestaan. Voor deze voorzieningen mogen gebouwen worden gebouwd. In totaal mag 10% van het bestemmingsvlak worden bebouwd. In verband met de molenbiotoop mag beplanting niet hoger worden dan 8 m.

In verband met de aangrenzende woonbebouwing zijn specifieke aanduidingen opgenomen om er voor te zorgen dat er sprake is van een aanvaard woon- en leefklimaat. Voor een nadere toelichting hierop wordt verwezen naar paragraaf 4.4.

Concreet betekent dit dat ter plaatse van de aanduiding:

  • 'specifieke vorm van recreatie - voorwaardelijke verplichting grondwal' geldt dat de gronden alleen gebruikt mogen worden voor dierenweide/kinderboerderij, sport- en spelvoorzieningen en daarmee vergelijkbare dagrecreatieve voorzieningen behorende bij de camping nadat een grondwal met groenblijvende beplanting is aangebracht;
  • 'specifieke bouwaanduiding - 1' de bouwhoogte van speeltoestellen ten hoogste 2 m bedraagt;
  • 'specifieke vorm van recreatie - beperking gebruikstijden tokkelbaan' het gebruik van de tokkelbaan en beweegbare brug vanaf de avonduren (na 19:00 uur) en verplaatsing hiervan op kortere afstand van de bestemming Groen niet zijn toegestaan.
5.3.3 Recreatie - Verblijfsrecreatie

Deze bestemming is opgenomen voor de bestaande camping, de minicamping van Pierewiet en de oude boomgaard. In deze bestemming zijn toegestaan: verblijfsrecreatie in kampeermiddelen en gebouwen voor recreatief nachtverblijf, recreatiewoningen en dienstverlening, beheer en onderhoud ten behoeve van de verblijfsrecreatie op hetzelfde terrein.

Onder dienstverlening zijn onder andere begrepen horeca, een parkwinkel en sport- en spelvoorzieningen. Ook zijn de twee bestaande (bedrijfs)woningen in deze bestemming opgenomen.

Er is een specifieke aanduiding opgenomen voor de strook tussen de centrale voorzieningen/Pierewiet en de woningen aan de oost- en noordoostrand (de voormalige boomgaard).

  • Met deze aanduiding is aangegeven dat in die strook nieuwe ontwikkelingen zijn beoogd. Die ontwikkelingen zijn in de regels, gekoppeld aan de bedoelde aanduiding, toelaatbaar gesteld.
  • Concreet kan daarbij worden gedacht aan een dierenweide, een visvijver en een speelterrein/tuin alsmede eventueel standplaatsen voor enkele tenten en caravans.
  • Uitgesloten zijn, mede ten behoeve van het bieden van zekerheid aan omwonenden: animatie-activiteiten, sportvelden, een zwembad, een restaurant, beheers- en dienstgebouwen en parkeergelegenheid; daarvoor is de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - alleen kampeermiddelen en bouwwerken voor recreatief nachtverblijf' opgenomen.

Tussen deze strook en de woonpercelen wordt in ieder geval een groenstrook met een breedte van 10 m aangelegd (bestemming Groen).

Binnen de molenbiotoop mag beplanting niet hoger worden dan 8 m.

Op gronden met de bestemming Recreatie - Verblijfsrecreatie mogen bedrijfsgebouwen worden gebouwd, in totaal tot 10% van het bestemmingsvlak.

Binnen de bestemming zijn in totaal ten hoogste 262 standplaatsen voor kampeermiddelen en gebouwen voor recreatief nachtverblijf toegestaan, alsmede 4 recreatiewoningen. Het totaal aantal verblijfsrecreatieve eenheden bedraagt daarmee 266. De bedrijfswoning en de horeca zijn geconcentreerd op het centrale deel van de camping. Daarvoor zijn specifieke aanduidingen opgenomen.

In de bestemming Recreatie -Verblijfsrecreatie is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen. Deze maakt het mogelijk standplaatsen te vervangen door recreatiewoningen. De voorwaarden voor het gebruikmaken hiervan zijn overeenkomstig het Gebiedsplan West Zeeuws-Vlaanderen opgenomen in de wijzigingsbevoegdheid.

Binnen de bestemming Recreatie - Verblijfsrecreatie zijn bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan. Om te voorkomen dat op het kampeerterrein onnodige lichthinder wordt veroorzaakt zijn de volgende aspecten relevant.

  • a. De hoogte van een lichtmast op een kampeerterrein bedraagt 4 tot 5 m. Deze hoogte komt overeen met de hoogte van beplanting. Een hoogte van iets meer dan 4 m is veelal nodig voor (toegangs)wegen voor vrachtverkeer (hoogte maximaal 4 m).
  • b. In de praktijk zijn lichtmasten nodig voor met name de veiligheid van gebruikers. Steeds vaker worden lichtmasten gekozen die gericht schijnen en voorzien zijn van LED-verlichting gelet op het milieu en energie- en kostenbesparing.
  • c. Volgens de VNG-brochure dient de afstand tussen sportvelden met verlichting en rustige woonwijken 30 m te bedragen in verband met het visuele aspect en 50 m als gevolg van geluid (publiek dat 's avonds juicht).

Hieruit is de volgende planregeling voor lichtmasten gedestilleerd. Lichtmasten dienen een neerwaartse lichtuitstraling te hebben. De hoogte van de lichtmasten bedraagt ten hoogste 5 m.

In verband met de aangrenzende woonbebouwing zijn specifieke aanduidingen opgenomen om er voor te zorgen dat er sprake is van een aanvaard woon- en leefklimaat. Voor een nadere toelichting hierop wordt verwezen naar paragraaf 4.4. Concreet betekent dit dat ter plaatse van de aanduiding:

  • a. 'specifieke bouwaanduiding - 2' bedraagt de bouwhoogte van speeltoestellen ten hoogste 1,5 m;
  • b. 'specifieke bouwaanduiding - 3' bedraagt de bouwhoogte van speeltoestellen ten hoogste 2 m;
  • c. 'beperking gebruikstijden tokkelbaan' zijn het gebruik van de tokkelbaan en beweegbare brug vanaf de avonduren (na 19:00 uur) en verplaatsing hiervan op kortere afstand van de bestemming Groen niet toegestaan.
5.3.4 Molenbiotoop

Op de verbeelding is de aanduiding 'vrijwaringszone - molenbiotoop' opgenomen. In de bijbehorende regels is bepaald dat opgaande beplanting hoger dan de aangegeven bouwhoogte in de bestemming Recreatie - Verblijfsrecreatie niet is toegestaan. Bouwregels zijn in het artikel betreffende de molenbiotoop niet nodig, omdat de opgenomen bouwregels in het artikel Recreatie - Verblijfsrecreatie al voor zover nodig zijn afgestemd op de molenbiotoop.

In verband met de molenbiotoop mag beplanting niet hoger worden dan 8 m.

Hoofdstuk 6 Uitvoeringsaspecten

In dit hoofdstuk wordt inzicht gegeven in de handhaving en de financiële uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

6.1 Handhaving

Tegen activiteiten, die in strijd zijn met het bestemmingsplan zal het gemeentebestuur, administratiefrechtelijk optreden, op grond van de Gemeentewet en de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

Voor een aanvaardbaar handhavingsbeleid wordt in de eerste plaats gestreefd naar een voldoende draagvlak. Een bestemmingsplan met weinig draagvlak houdt immers het risico in dat het slecht wordt nageleefd en is dan weinig zinvol.

In verband hiermee is het bestemmingsplan zodanig opgezet dat het voor zoveel mogelijk betrokkenen een duidelijke, toegankelijke en op de hedendaagse behoeften en eisen afgestemde bestemmingsregeling bevat.

Verder wordt informatie verstrekt omtrent de inhoud van het bestemmingsplan. Hiermee wordt onder andere beoogd het begrip bij de burger te vergroten. Het geven van voorlichting vormt daarmee ook een belangrijke schakel in de handhavingactiviteiten. Van gemeentewege worden hiertoe de nodige activiteiten ondernomen, waaronder een inspraakbijeenkomst.

Daarnaast worden de voorschriften in de praktijk toegepast en gehandhaafd. Ten aanzien van overtredingen zal een actief handhavingsbeleid worden gevoerd. Getracht wordt de controlewerkzaamheden ten aanzien van geconstateerde overtredingen op een intensieve manier uit te voeren.

Handhavingactiviteiten worden zoveel mogelijk onderling afgestemd. Controle in het kader van het bestemmingsplan wordt gekoppeld aan controle in het kader van milieuwetgeving en omgekeerd. Dit is van belang om de benodigde inzet van extra middelen zo beperkt mogelijk te houden, maar ook om tot een samenhangend handhavingsbeleid te komen.

Wanneer eenmaal sancties moeten worden getroffen, zal dit op consistente wijze, maar met oog voor de juridische spelregels, worden gedaan. Indien de activiteiten niet kunnen worden gelegaliseerd, zullen de instrumenten van aanschrijving, stillegging bouw, bestuursdwang en dwangsom worden toegepast. De uitvoering van de strafrechtelijke vervolging ligt in handen van het Openbaar Ministerie.

6.2 Financiële uitvoerbaarheid

Naast de planologische haalbaarheid van het project, zoals getoetst in voorgaande paragrafen, moet ook de financiële uitvoerbaarheid van het project aangetoond worden. In de Wet ruimtelijke ordening is de grondexploitatiewet opgenomen. Deze afdeling regelt verplicht kostenverhaal door de gemeente. De gemeente legt dit kostenverhaal vast in een exploitatieplan. Van een exploitatieplan kan worden afgeweken door in het kostenverhaal anderszins te voorzien (overeenkomst met alle grondeigenaren in het plangebied of volledig grondeigendom). In een bestemmingsplan is sprake van kostenverhaal (6.2.3. tot en met 6.2.5. Bro) als een bouwplan (6.2.1 Bro) wordt mogelijk gemaakt.

De gemeente is van mening dat er geen belemmeringen zijn aangaande de financiële uitvoerbaarheid. Sprake is van een bestemmingsplan waarin een aantal ontwikkelingen in het kader van kwaliteitsverbetering mogelijk worden gemaakt. Deze ontwikkelingen worden geheel bekostigd door de initiatiefnemer. De door de initiatiefnemer aan de gemeente overgelegde gegevens tonen afdoende aan dat deze de benodigde investeringen financieel kan dragen. Een exploitatieplan is niet noodzakelijk aangezien met een anterieure overeenkomst tussen initiatiefnemer en gemeente in het kostenverhaal is voorzien.

Hoofdstuk 7 Maatschappelijke uitvoerbaarheid en overleg

7.1 Overleg met instanties

In artikel 3.1.1 van het Bro is vastgelegd dat tijdens de voorbereiding van een bestemmingsplan (hieronder wordt ook een wijzigingsplan verstaan) overleg moet worden gepleegd met instanties die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen die in het plan in het geding zijn. Daarbij zijn met name genoemd het waterschappen en diensten van provincie en Rijk. Ten aanzien van bekendmaking van het plan is artikel 3:6 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.

Het ontwerp van het bestemmingsplan is in het kader van het vooroverleg toegestuurd aan:

  • 1. de Provincie Zeeland;
  • 2. het Waterschap Scheldestromen;
  • 3. de Veiligheidsregio Zeeland.

In totaal zijn twee overlegreacties ontvangen. Deze zijn samengevat en beantwoord in de Nota overlegreacties bestemmingsplan "Camping International 2022", die als bijlage 10 bij de toelichting is opgenomen.

7.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Het ontwerpbestemmingsplan Camping International heeft vanaf 30 september 2021 tot en met 10 november 2021 ter inzage gelegen. Gedurende deze termijn konden zienswijzen worden ingediend. Ook is de gebruikelijke overlegpartners de mogelijkheid geboden tijdens deze termijn een reactie in te dienen. Er zijn 15 zienswijzen ontvangen. De provincie Zeeland heeft een overlegreactie ingediend.

In de Nota beantwoording zienswijzen en overlegreacties (bijlage 11) zijn de overlegreacties en zienswijzen samengevat en van een beantwoording voorzien. Zienswijzen die zijn ingediend door particulieren, zijn geanonimiseerd.