Plan: | Camping International 2022 |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.1714.bpinternational-VG01 |
De exploitant/eigenaar van Camping International in Nieuwvliet is bezig met een kwaliteitsverbeteringstraject van het kampeerterrein. Bij de herinrichting van het terrein worden de aangrenzende boomgaard en het terrein van Pierewiet (met minicamping en dagrecreatieve voorzieningen) betrokken. De kwaliteitsverbetering heeft betrekking op het vergroten van de standplaatsen, het aanpassen van de accommodaties, het realiseren van privé sanitair op de standplaatsen, een verbetering van het voorzieningenniveau en het integreren van de sport- en spelvoorzieningen van Pierewiet met de camping.
Deze ontwikkeling past in de gewenste kwaliteitsslag voor dergelijke bedrijven, zoals in de Kadernota Recreatief Verblijf en het visiedocument Krachtig Verbonden van de gemeente Sluis is aangegeven.
De gemeente Sluis staat positief tegenover deze plannen en wil hieraan meewerken. Omdat de beoogde ontwikkeling niet past in de geldende bestemmingsplannen voor de terreinen van Camping International en Pierewiet, is daarvoor in 2014, in 2016 en in 2018 een bestemmingsplanprocedure doorlopen. Dit heeft niet geleid tot een onherroepelijk bestemmingsplan. Daarom is voorliggend bestemmingsplan opgesteld. In paragraaf 1.2 wordt nader op de voorgeschiedenis ingegaan.
Voorliggend bestemmingsplan voorziet in een regeling, afgestemd op de genoemde kwaliteitsverbetering en op actuele wet- en regelgeving. Daarnaast is rekening gehouden met de reeds doorlopen beroepsprocedures. Dit bestemmingsplan vervangt het bestemmingsplan Buitengebied uit 1978 en het bestemmingsplan Kom Nieuwvliet uit 2002 voor de terreinen van Camping International en Pierewiet.
Voor de ontwikkeling is eerder een bestemmingsplan vastgesteld: bestemmingsplan Camping International, vastgesteld door de gemeenteraad op 25 september 2014. Op 29 september 2016 en op 5 juli 2018 zijn door de gemeenteraad aanvullende vaststellingsbesluiten genomen.
Het bestemmingsplan dat op 25 september 2014 is vastgesteld is onderwerp van een beroepsprocedure geweest. Bij uitspraak van 7 september 2016 (ECLI:NL:RVS:2016:2416) heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hier: ABRvS) het besluit van de raad van 25 september 2014 vernietigd omdat de raad de in de tussenuitspraak gegeven termijn ongebruikt heeft laten verstrijken. De ABRvS heeft de raad daarbij opgedragen om binnen 16 weken na verzending van deze einduitspraak een nieuw besluit te nemen met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen.
Vervolgens is op 29 september 2016 een nieuw bestemmingsplan vastgesteld. Ook dit bestemmingsplan is onderwerp van een beroepsprocedure geweest. De ABRvS heeft in de tussenuitspraak van 21 maart 2018 (ECLI:NL:RVS:2019:3014) opdracht gegeven inzichtelijk te maken wat de gevolgen zijn van de beoogde ontwikkeling voor het woonklimaat in de omgeving, waarbij wordt uitgegaan van de juiste aannames voor de toetspunten aan de perceelsgrenzen, zo nodig nader akoestisch onderzoek te verrichten en het plan aan de hand van de uitkomsten van dat nadere onderzoek zo nodig aan te passen. Aangegeven is dit te herstellen binnen 26 weken na de uitspraak.
Op 5 juli 2018 is het bestemmingsplan opnieuw (gewijzigd) vastgesteld. Met hierin de aanpassingen die voortvloeien uit de uitspraak van de ABRvS. Opnieuw is het bestemmingsplan onderwerp van een beroepsprocedure geweest.
Vervolgens heeft de ABRvS beoordeeld of de raad met het gewijzigd vaststellen van het bestemmingsplan voldaan heeft aan de tussenuitspraak. De Stichting Advisering Bestuursrechtspraak voor Milieu en Ruimtelijke Ordening (hierna: de STAB) heeft op verzoek van de ABRvS een deskundigenbericht uitgebracht. Naar aanleiding van het deskundigenbericht van de STAB heeft de gemeenteraad te kennen gegeven dat hij kan instemmen met de constatering van de STAB dat een aanvullende berekening nodig was om de effecten van de maximale mogelijkheden van het plan te kunnen beoordelen en dat op basis van de door de STAB uitgevoerde berekeningen een aanpassing van het plan moest plaatsvinden. De raad heeft aangegeven het plan opnieuw te willen wijzigen. Nu de raad zich op een ander standpunt heeft gesteld dan bij de vaststelling van het plan op 5 juli 2018, en niet is gebleken dat gewijzigde omstandigheden hier aanleiding toe hebben gegeven, is geoordeeld dat het besluit van 5 juli 2018 niet met de juiste zorgvuldigheid is voorbereid. Op 4 september 2019 heeft de ABRvS het bestemmingsplan van 29 september 2016 vernietigd (ECLI:NL:RVS:2019:3014).
In voorliggend bestemmingsplan is rekening gehouden met de uitspraken van de ABRvS en het advies van de STAB.
Voor het plangebied geldt het in 1978 vastgestelde bestemmingsplan Buitengebied van de voormalige gemeente Oostburg (voor het terrein van Camping International) en het bestemmingsplan Kom Nieuwvliet uit 2002 (voor het terrein van Pierewiet; zie figuur 1.1).
Figuur 1.1 Actuele planologische situatie Camping International en Pierewiet
Op grond van het bestemmingsplan Buitengebied geldt voor het oudste deel van camping International (groen omlijnd in figuur 1.1) de bestemming Verblijfsrecreatie met een subbestemming kampeerterrein. De uitbreiding aan de noordwestzijde van de camping (blauw omlijnd in figuur 1.1) is mogelijk gemaakt door middel van een vrijstelling conform de artikel 19-procedure op basis van de toenmalige Wet Ruimtelijke Ordening (hierna: WRO).
Pierewiet was oorspronkelijk een agrarisch bedrijf met minicamping en boomgaard (tussen Pierewiet en de St. Bavodijk). Figuur 1.2 geeft een beeld van de geldende bestemmingsregeling voor Pierewiet. Voor de gronden van Speelboerderij Pierewiet geldt een dagrecreatieve bestemming met een nadere aanwijzing kinderboerderij. De boomgaard en de minicamping zijn in bestemmingsplan Kom Nieuwvliet uit 2002 bestemd voor grondgebonden agrarische bedrijven, waarbij rekening moet worden gehouden met het karakter van het gebied als agrarische randzone. Op basis van het bestemmingsplan is het toegestaan een grondgebonden agrarisch bedrijf te hebben, waaronder in elk geval worden verstaan: akker- en vollegrondstuinbouw, fruitteelt, bollenteelt, grondgebonden veehouderij, paardenhouderij en sierteelt. Op deze gronden mag een hectare aan agrarische bedrijfsgebouwen worden gebouwd en één bedrijfswoning van ten hoogste 200 m². Binnen deze bestemming is verder een minicamping toegestaan. In het kader van de intrekking van de Wet openluchtrecreatie en vooruitlopend op de herziening van het bestemmingsplan, is een gedoogbeschikking afgegeven voor de minicamping met 15 standplaatsen. Bij de gedoogbeschikking zijn tekeningen gevoegd van de inrichting van Pierewiet, met midgetgolf, een waterspeeltuin, een doolhof, sportterrein, dierenweide/kinderboerderij en een parkeerterrein aan de Sint Bavodijk.
Inmiddels is op basis van het in 2014 vastgestelde bestemmingsplan Camping International ter plaatse van de boomgaard achter Pierewiet een dierenweide gerealiseerd. Omdat dit bestemmingsplan inmiddels is vernietigd door de ABRvS, past deze dierenweide niet in de geldende planologische regeling (bestemmingsplan Kom Nieuwvliet).
Figuur 1.2 Uitsnede bestemmingsplan Kom Nieuwvliet voor terrein Pierewiet
Figuur 1.3 Uitsnede bestemmingsplan Buitengebied voormalige gemeente Oostburg voor Camping International
Voormalige kampeervergunning
Op basis van de voormalige kampeervergunning voor het recreatieterrein en de minicamping zijn op het terrein van Camping International in totaal 266 eenheden toegestaan, die als volgt zijn verdeeld:
De opbouw van de toelichting op bestemmingsplan Camping International 2022 is als volgt.
Het plangebied grenst aan de noordelijke rand van Nieuwvliet en ligt in een geulpolder tussen de Mettenijedijk en de St. Bavodijk.
Aan de noordwestzijde begrenst de Molenweg het plangebied. Aan deze zijde bevindt zich op het perceel Molenweg 5 een in 1850 gebouwde ronde stenen grondmolen op een bijna 2 m hoge berg. Het betreft een korenmolen, die sinds 1954 niet meer bedrijfsmatig in gebruik is. In 1958 is de molen leeggehaald op de bovenas, het bovenwiel, de koningsspil en het spoorwiel na. In 1980 is de molen weer maalvaardig gerestaureerd. In 2020-2021 is de molen opnieuw gerestaureerd.
De camping is rondom voorzien van een afschermende groenvoorziening. De beide aangrenzende dijken en de Molenweg behouden daarmee hun karakteristieke beeld. Tussen de zuidzijde van de camping en de kern Nieuwvliet komen de volgende functies voor:
Het plangebied heeft een omvang van 7,6 hectare. De figuren 2.1 en 2.2. geven een beeld van het plangebied en omgeving in 2008 en 2019.
Figuur 2.1 Plangebied en omgeving 2008 (bron: geoweb provincie Zeeland)
Figuur 2.2 Plangebied en omgeving 2019 (bron: geoweb provincie Zeeland)
Camping International
De eigenaar heeft het recreatieterrein in 2006 aangekocht. De hoofdingang van de camping ligt aan de St. Bavodijk, van de dagrecreatieve voorzieningen van Pierewiet aan de Mettenijedijk. Aan de Molenweg bevindt zich een achteringang (met name een functie voor langzaam verkeer en noodontsluiting). Geparkeerd wordt op het terrein alsook op de groenstrook langs de Molenweg (aan weerszijden van de achteringang).
Op Camping International zijn planologisch 266 verblijfsrecreatieve eenheden (waarvan 4 recreatiewoningen) en een bedrijfswoning toegestaan. In 2021 waren feitelijk 266 standplaatsen aanwezig (in diverse vormen: stacaravanplaatsen, seizoenplaatsen, camperplaatsen, toeristische comfortplaatsen en enkele chalets en trekkershutten), alsmede één bedrijfswoning.
Er zijn op de camping aanvullende voorzieningen aanwezig, zoals horeca (bar, eetcafé), een recreatieruimte, diverse speeltuintjes en sportvelden, een peuterzwembad, een wasserette en een sanitairgebouw. De oppervlakte van het terrein van Camping International bedraagt 6 hectare (zie figuur 2.3).
Pierewiet
In 2008 is het naastgelegen dagrecreatieterrein Pierewiet aangekocht. Dit terrein bestaat uit een speeltuin, een kinderboerderij, lichte horeca en een minicamping met 15 eenheden. Deze 15 standplaatsen maken onderdeel uit van het totaal van 266 verblijfsrecreatieve eenheden. Daarnaast is een bedrijfswoning aanwezig. De feitelijke oppervlakte van de gronden van de speelboerderij bedraagt 0,65 hectare en van de minicamping 0,40 hectare. Tegelijkertijd is de aangrenzende boomgaard aangekocht, met een oppervlakte van 0,45 hectare, zie figuren 2.3 a en b voor de oppervlakteverdeling in de feitelijke situatie en in de geldende bestemmingsplannen.
Figuur 2.3 Oppervlakteverdeling feitelijke situatie
De afgelopen jaren is er flink in Camping International geïnvesteerd om aan te sluiten bij de hedendaagse eisen van de recreant. Kwaliteitsverbetering is een cyclisch proces voor een recreatiebedrijf. Het bedrijf heeft de afgelopen jaren privé sanitair geplaatst, er is een wifisysteem aangelegd; eveneens is een bakkerijtje geopend en de bestaande horeca is verbeterd. De doelgroep waar men zich op richt bestaat met name uit (jonge) gezinnen.
Dagrecreatieterrein Pierewiet beschikt over diverse speelvoorzieningen, binnen en buiten: binnen- en buitenspeeltuin, kinderboerderij, skelterbaan, uitkijktoren, tokkelbaan, springkussen en een horeca/frituur met terras. Speelboerderij Pierewiet wordt zowel door bezoekers van buiten als door de gasten van Camping International gebruikt. Ter plaatse van de voormalige boomgaard is aansluitend aan Speelboerderij Pierewiet een dierenweide gerealiseerd. Op de grens van Camping International en de voormalige boomgaard is een pannakooi gerealiseerd.
Combinatie en integratie van de camping met de voorzieningen van Pierewiet hebben een belangrijke meerwaarde voor de camping, doordat de dagrecreatieve voorzieningen door de bezoekers van de camping gebruikt kunnen worden.
Langs de dierenweide is ter afscheiding van de aangrenzende woonbebouwing een grondwal gerealiseerd.
Opgemerkt wordt dat de dierenweide in het najaar 2016-voorjaar 2017 is gerealiseerd. Dit is gebeurd op basis van het op 29 september 2016 vastgestelde bestemmingsplan Camping International. Aangezien er geen voorlopige voorziening was aangevraagd tegen het bestemmingsplan was dit mogelijk. Dit bestemmingsplan is door de ABRvS op 4 september 2019 vernietigd. Dit betekent dat moet worden teruggevallen op het voorheen geldende bestemmingsplan Kom Nieuwvliet 2002 en dat de dierenweide alsnog planologisch geregeld moet worden.
Ditzelfde geldt voor de bestaande geluidswal. De geluidswal is gerealiseerd in het jaar 2015 na vaststelling van het bestemmingsplan op 25 september 2014. Aangezien geen voorlopige voorzieningen zijn aangevraagd, was het toegestaan om een geluidswal conform het toen vastgestelde bestemmingsplan te realiseren. Het bestemmingsplan is op 7 september 2016 vernietigd.
Om Camping International en Pierewiet verder toekomstig bestendig te maken en aan te sluiten bij de huidige wensen van de recreant is het noodzakelijk om verder te investeren. In voorliggend bestemmingsplan wordt het volgende mogelijk gemaakt.
Door de gronden een verblijfsrecreatieve bestemming te geven en te betrekken bij de camping wordt het mogelijk om het gehele recreatieterrein te herinrichten. Hierdoor kunnen standplaatsen worden vergroot van 80 naar 120 m². Op basis van voorliggend bestemmingsplan zijn op deze gronden ook een dierenweide en een speelterrein toegestaan. Door de uitbreiding komt het recreatieterrein dichter bij de omliggende woonbebouwing te liggen. Daarom worden voorwaarden gesteld aan de uitbreiding van de verblijfsrecreatieve bestemming.
De huidige bestemming van de minicamping is Agrarisch met de subbestemming kampeerterrein. Met het oog op de gewenste kwaliteitsverbetering en integratie in Camping International is het nodig om de gronden van de minicamping als Verblijfsrecreatie te bestemmen. Er is feitelijk geen sprake meer van een (zelfstandige) minicamping, maar van standplaatsen die onderdeel uitmaken van de camping.
Op basis van voorliggend bestemmingsplan wordt aan 7 hectare van het bedrijf een verblijfsrecreatieve bestemming toegekend en aan 0,6 hectare (het terrein van Pierewiet, dat ook in de geldende bestemmingsregeling is voorzien van een dagrecreatieve bestemming) een dagrecreatieve bestemming. In totaal wordt er ten opzichte van de voorheen geldende bestemmingsplannen daadwerkelijk 0,55 hectare (de dierenweide) toegevoegd als verblijfsrecreatie. De 15 standplaatsen op de minicamping waren overeenkomstig het voorheen geldende bestemmingsplan al toegestaan.
Algemeen
Ingezet wordt op waarborging en versterking van de bestaande afschermende groenvoorzieningen rondom het terrein. De bestaande groenstroken aan de zijden van de Sint Bavodijk (3 m breed), de Molenweg (5 tot 8 m breed) en de Mettenijedijk (8 tot 15 m breed) blijven gehandhaafd.
Aan de noordoost- en zuidoostzijde, tussen de voormalige boomgaard en de woningen aan de Sint Bavodijk en de Wilhelminastraat is inmiddels eveneens een grondwal gerealiseerd, die tevens dient als geluidswal met daarop bosschages. De grondwal heeft een hoogte van minimaal 3 m en maximaal 3,5 m en heeft een breedte van 7 m. De bosschages op de grondwal hebben een hoogte van maximaal 1,5 m. Daarmee ontstaat een maximale hoogte die vergelijkbaar is met de voormalige boomgaard. Ook deze groenstrook wordt in het bestemmingsplan geborgd.
Ter plaatse van het perceel aan de Sint Bavodijk 6 is ook een windsingel zoals gebruikelijk rond fruitboomgaarden als voorwaarde in de regeling opgenomen.
Het gehele verblijfsrecreatieterrein, inclusief alle standplaatsen, recreatiewoningen en voorzieningen wordt centraal bedrijfsmatig geëxploiteerd. Het verblijfsrecreatief gebruik wordt daarmee gewaarborgd.
De plannen van Camping International passen in het geldende beleid van Rijk, provincie en gemeente. Ingezet wordt op de beleidsmatige gewenste kwaliteitsverbetering en productdifferentiatie; daarmee draagt de ontwikkeling ook bij aan versterking van het toeristisch recreatieve product. Voor een uitgebreide toelichting op dit aspect wordt verwezen naar hoofdstuk 3.
Het plangebied grenst aan de zuidoostzijde aan de kern Nieuwvliet. In voorliggend bestemmingsplan is uitgebreid onderzoek verricht naar de invloed van de ontwikkeling op de omliggende woningen. Met name voor het aspect inrichtingslawaai zijn er aanvullende voorwaarden in voorliggend bestemmingsplan opgenomen om ervoor te zorgen dat toekomstige ontwikkelingen voldoen aan de daaraan te stellen voorwaarden, met het oog op eventuele hinder.
Op het recreatieterrein kan op basis van de uitgevoerde onderzoeken een aanvaardbaar verblijfsklimaat worden gerealiseerd. Het recreatieterrein vormt bovendien geen belemmering voor het woon- en leefklimaat van de omliggende woningen. Met het aanhouden van afstanden voor functies, het niet toestaan van activiteiten in zones op bepaalde tijdstippen en de aanwezige geluidswal wordt hinder voor de omgeving beperkt. Voor een nadere toelichting wordt verwezen naar hoofdstuk 4 en paragraaf 5.3.
De beoogde kwaliteitsverbetering en een actuele daarop gerichte bestemmingsregeling dragen beiden bij aan het versterken van het toeristische product conform het recreatiebeleid van de provincie en de gemeente. Voor de ontwikkeling is zorgvuldig onderzoek uitgevoerd. Met inachtneming van de nodige maatregelen, past de ontwikkeling binnen de wettelijke kaders en blijft sprake van een goede leefomgeving voor de omwonenden. Hiervoor is een specifieke regeling opgenomen in het bestemmingsplan. Er zijn daarom geen belemmeringen om voorliggend bestemmingsplan vast te stellen.
Tegengaan overlast
In voorliggend bestemmingsplan is zoveel mogelijk ingezet op het voorkómen van mogelijke geluidsoverlast voor de omwonenden. In paragraaf 4.4 wordt hier nader op ingegaan. Door specifieke maatregelen op te nemen in voorliggend bestemmingsplan wordt een aanvaardbaar woon- en leefklimaat gewaarborgd. Dit betekent niet dat er in de praktijk nooit overlast kan zijn. Gemeente en campingeigenaar gaan ervan uit dat als er overlast wordt ervaren, dat kan worden gemeld bij de campingeigenaar en bij de gemeente. Hiervoor zijn de 06-nummers beschikbaar gesteld. De campingeigenaar heeft aangegeven al het nodige te doen om onevenredige overlast te voorkomen. En in het uiterste geval kan overlast worden gemeld bij de gemeente of de politie. |
De ontwikkeling van Camping International is getoetst aan het geldende beleid van Rijk, provincie en gemeente. Uit de toetsing blijkt dat de ontwikkeling van Camping International past in het geldende beleid. In deze paragraaf is de toetsing aan het beleid beschreven. Op Rijksniveau zijn de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte en het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) van (zeer beperkte) betekenis. Ten aanzien van het provinciaal beleid dient rekening te worden gehouden met het Omgevingsplan Zeeland 2006-2012 en de Omgevingsverordening Zeeland 2018. Voor het regionaal en gemeentelijk beleid is het Gebiedsplan West Zeeuwsch-Vlaanderen 'Natuurlijk Vitaal', de Kadernota Recreatief Verblijf en het visiedocument Krachtig Verbonden van de gemeente Sluis van belang.
Toetsingskader
De Nationale Omgevingsvisie, kortweg NOVI, loopt vooruit op de inwerkingtreding van de Omgevingswet en vervangt op rijksniveau de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte.
Aan de hand van een toekomstperspectief 2050 brengt de NOVI de langetermijnvisie van het Rijk in beeld.
Nationale belangen
Gemeenten, waterschappen, provincies en het Rijk zijn samen verantwoordelijk voor de fysieke leefomgeving. Sommige belangen en opgaven overstijgen het lokale, regionale en provinciale niveau en vragen om nationale aandacht. Dit zijn de 'nationale belangen'. Het Rijk heeft voor alle nationale belangen een zogenaamde systeem verantwoordelijkheid. Voor een aantal belangen is het Rijk zelf eindverantwoordelijk. Maar voor een groot aantal nationale belangen zijn dat de medeoverheden.
De NOVI richt zich op die ontwikkelingen waarin meerdere nationale belangen bij elkaar komen, en keuzes in samenhang moeten worden gemaakt tussen die nationale belangen.
Toetsing en conclusie
Het planvoornemen is dermate kleinschalig dat het geen invloed heeft op de nationale belangen. Het beleid inzake het mogelijk maken van de beoogde ontwikkeling wordt dan ook neergelegd bij de decentrale overheden. In dit bestemmingsplan zijn geen strijdigheden met de NOVI.
Toetsingskader
Voor de ruimtelijke onderwerpen die de Rijksoverheid van 'nationaal belang' acht, heeft de minister van Infrastructuur & Milieu een beschermende regeling opgenomen in het Barro. Op grond van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) dient een gemeentebestuur bij het vaststellen van een ruimtelijk plan de algemene regels van het Barro in acht te nemen.
Het gaat om de volgende nationale belangen: Rijksvaarwegen, Project Mainportontwikkeling Rotterdam, Kustfundament, Grote rivieren, Waddenzee en waddengebied, Defensie, Ecologische Hoofdstructuur, Erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde, Hoofdwegen en hoofdspoorwegen, Elektriciteitsvoorziening, Buisleidingen van nationaal belang voor vervoer van gevaarlijke stoffen, Primaire waterkeringen buiten het kustfundament en IJsselmeergebied (uitbreidingsruimte).
Toetsing en conclusie
Geen van de aangegeven nationale belangen zijn van toepassing op het plangebied. Het Barro staat de ontwikkeling dan ook niet in de weg.
Toetsingskader
Een zorgvuldige benutting van de beschikbare ruimte vraagt om een goede onderbouwing van nut en noodzaak van een nieuwe stedelijke ruimtevraag en een zorgvuldige ruimtelijke inpassing van de nieuwe ontwikkeling. Dit is de reden dat in artikel 3.1.6 lid 2 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) de 'ladder voor duurzame verstedelijking' is opgenomen. Vanaf 1 juli 2017 is het tweede lid vereenvoudigd en luidt dit lid als volgt.
De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.
Toetsing
Hoewel verblijfsrecreatie niet primair als stedelijke ontwikkeling wordt gezien, dienen ook verblijfsrecreatieve ontwikkelingen – gelet op de uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak – in het kader van de Ladder voor duurzame verstedelijking als zodanig te worden aangemerkt.
De recreatiemarkt verandert. De recreant vraagt om meer ruimte en kwalitatief betere accommodaties. Om als recreatiebedrijf levensvatbaar en toekomstbestendig te zijn en blijven, is investering noodzakelijk. Dit kan worden gedaan door het aanpassen van de accommodaties en een ruimere opzet en betere centrale voorzieningen op het recreatieterrein. Het totale aantal plaatsen op het recreatieterrein blijft gelijk, waardoor nieuw ruimtebeslag nodig is om de kwaliteit van de aanwezige voorzieningen te kunnen versterken en aldus een financieel gezonde en toekomstbestendige bedrijfsvoering te kunnen behouden.
Uitbreiding van de oppervlakte van het terrein is noodzakelijk ten behoeve van de beoogde kwaliteitsverbetering en dient aansluitend op het bestaande verblijfsrecreatieterrein plaats te vinden. Omdat de camping aan drie zijden wordt begrensd door wegen en andere (woon)functies, is uitbreiding uitsluitend in zuidoostelijke richting haalbaar. De dierenweide (voormalige boomgaard) ligt aan de rand van de kern Nieuwvliet, ingeklemd tussen woonbebouwing en het oorspronkelijke recreatieterrein. De dierenweide is dan ook de meest aangewezen locatie om uit te breiden. De uitbreiding van de verblijfsrecreatie vindt plaats ter plaatse van de minicamping en de dierenweide c.q. de voormalige boomgaard van Pierewiet. Deze gronden maken op basis van het Omgevingsplan 2018 van de provincie deel uit van de kern Nieuwvliet (zie figuur 3.1). Het gaat daarbij om een relatief klein terrein dat deel uitmaakt van het 'stedelijk' gebied van de kern Nieuwvliet. De uitbreiding van Camping International vindt dan ook plaats binnen de grenzen van bestaand stedelijk gebied.
Figuur 3.1 Toekomstbestendige en bereikbare woon- en leefomgeving (bron: Omgevingsplan Zeeland 2018; kaart 19)
Het gemeentebestuur acht invulling van deze overgangszone tussen Camping International en de woonbebouwing van Nieuwvliet met de beoogde verblijfsrecreatieve ontwikkeling beleidsmatig aanvaardbaar, vanwege het feit dat de camping elders geen uitbreidingsmogelijkheden heeft en gelet op het huidige karakter van de overgangszone tussen de camping en Nieuwvliet.
Conclusie
Het planvoornemen past binnen de uitgangspunten van de ladder voor duurzame verstedelijking.
Toetsingskader
In de Zeeuwse Omgevingsvisie geeft de provincie de ruimtelijke visie op Zeeland weer en geeft aan waar de komende jaren door de provincie op wordt ingezet: ruimte voor economische ontwikkeling, een gezonde en veilige woonomgeving en goede kwaliteit van bodem, water, natuur en landschap. Een aantal onderwerpen uit de Omgevingsverordening Zeeland is juridisch vertaald in de Omgevingsverordening Zeeland (inclusief wijzigingen).
Toetsing
De beoogde ontwikkeling draagt bij aan de kwaliteitsverbetering van het toeristisch recreatieve product. Met de ontwikkeling wordt Camping International meer toekomstbestendig en kan beantwoord worden aan de toeristische vraag. In het kader van de kwaliteitsverbetering wordt de aard van de standplaatsen beter afgestemd op de vraag, wordt de omvang van de standplaatsen vergroot en wordt het voorzieningenniveau versterkt. Door de combinatie met Pierewiet wordt de camping nog aantrekkelijker voor gezinnen met jonge kinderen.
De uitbreiding van de camping voldoet ook aan de voorwaarden uit de Kustvisie. Verwezen wordt naar de toetsing van de ontwikkeling aan de Omgevingsverordening 2018 (zie paragraaf 3.2.2).
Een tweede aandachtspunt in het Omgevingsplan is de woon- en leefomgeving. Uit de uitgevoerde akoestische onderzoeken blijkt dat in de beoogde situatie aan de wettelijke geluidsnormen wordt voldaan. Dat wordt ook geborgd in het bestemmingsplan. In dat licht past de ontwikkeling dan ook in de omgeving en wordt een goed woon- en leefmilieu gewaarborgd.
Tot slot is uitvoering gegeven aan het vereveningsprincipe, in de vorm van inrichtingsmaatregelen op eigen terrein. Op 1 juli 2016 is een voorstel ingediend dat besproken is met de stuurgroep op 6 juli 2016. De stuurgroep was akkoord met het voorstel. Inmiddels zijn de maatregelen uitgevoerd:
Conclusie
Gelet op het voorgaande kan worden geconcludeerd dat de beoogde ontwikkeling van Camping International past binnen het provinciale beleid zoals beschreven in het Omgevingsplan 2018.
Toetsingskader
Op 21 september 2018 hebben Provinciale Staten van Zeeland de Omgevingsverordening Zeeland 2018 vastgesteld. De Omgevingsverordening Zeeland 2018 is een instrument om het provinciale beleid uit de Omgevingsvisie voor zover gewenst juridisch door te laten werken.
In de omgevingsverordening zijn regels opgenomen met betrekking tot nieuwvestiging en uitbreiding van bestaande verblijfsrecreatieterreinen. Daarnaast is een verbod op permanent wonen opgenomen.
Voor de ontwikkeling en uitbreiding van verblijfsrecreatieterreinen zijn de volgende artikelen van belang.
Artikel 2.10 Verblijfsrecreatie in de kustzone
Camping International is gelegen in de kustzone (zie figuur 3.2.).
Figuur 3.2 Uitsnede recreatiekaart Omgevingsplan 2018 met ligging Camping International (bewerking Rho adviseurs)
In bijlage D onder 1 worden de volgende voorwaarden gesteld aan ontwikkeling van de verblijfsrecreatieterreinen in de omgeving.
Artikel 2.13 Centraal bedrijfsmatige exploitatie en verbod permanent wonen
Het is alleen toegestaan standplaatsen of bouwwerken die bestemd zijn voor recreatief nachtverblijf in de vorm van centrale bedrijfsmatige exploitatie te verhuren.
Artikel 2.29 Molenbiotoop
Als gevolg van nieuwe ontwikkelingen mogen geen nadelige effecten optreden voor de windvang en de cultuurhistorische waarde van in of in de omgeving van het plangebied gelegen traditionele windmolens.
Tot 400 m vanuit het middelpunt van de molen kunnen regels worden gesteld om een zekere mate van vrije windvang te waarborgen. Binnen een afstand van 100 m van de molen mag geen nieuwe bebouwing en beplanting worden opgericht die hoger is dan het laagste punt van de verticaal staande wieken. Belangrijk is echter dat deze regeling van toepassing is op nieuwe situaties en niet op bestaande situaties. Onder bestaande situaties wordt verstaan: de daadwerkelijk aanwezige situatie en de situatie die is toegestaan volgens een bestemmingsplan, een ontheffing of een artikel 19 WRO-vrijstelling.
Toetsing
Voorwaarden voor ontwikkeling van verblijfsrecreatie in de kustzone
Camping International is gelegen in de kustzone, maar niet in gebieden met Zeeuwse Topkwaliteit of aandachtsgebieden. Wat betreft de kwaliteitsverbetering van Camping International is geen sprake van toename van het aantal standplaatsen. In het kader van de kwaliteitsverbetering wordt de camping uitgebreid met de gronden die horen bij een dagrecreatiebedrijf met een minicamping (Pierewiet). Een deel van het terrein van Pierewiet heeft een agrarische bestemming. Op deze gronden zijn met een gedoogbeschikking een minicamping met 15 standplaatsen en diverse speelvoorzieningen toegestaan. Deze gronden liggen helemaal omsloten door Camping International, Pierewiet, de sportvelden aan de Mettenijedijk en de woonpercelen aan de Wilhelminastraat en de St. Bavodijk. Deze gronden zijn vanaf de openbare ruimte nauwelijks waarneembaar. Daarmee is geen sprake van een situatie waarbij een bestaand verblijfsrecreatieterrein uitbreidt in een agrarisch gebied; de situatie waar de regels in de Omgevingsverordening 2018 op zijn toegespitst. In die zin is de voorwaarde van het creëren van nieuw landschap niet op de uitbreiding van het terrein van Camping International van toepassing. De mogelijkheden om ter plaatse van de als Agrarische doeleinden bestemde gronden ten zuiden van de camping nieuw landschap te creëren zijn bovendien beperkt. In de huidige situatie zijn de gronden al verblijfsrecreatief en dagrecreatief in gebruik. Bovendien is het landschap op deze locatie een overgangszone tussen een camping en een woonkern, dat nauwelijks van buitenaf beleefbaar is. De uitbreiding van Camping International gaat dan ook niet gepaard met een aantasting van een bestaand agrarisch landschap, dat moet worden gecompenseerd met nieuw openbaar toegankelijk landschap.
Dat laat onverlet dat bij de inrichting van nieuwe verblijfsrecreatieve standplaatsen binnen het terrein een inrichting met een boomgaardlandschap worden gecreëerd. Daarbij wordt als voorwaarde gesteld dat 1 fruitboom per 200 m² wordt geplant. Deze voorwaarde wordt in de regels van het bestemmingsplan opgenomen, in combinatie met de instandhouding van deze situatie door goed beheer en onderhoud. Aanvullend voldoet Camping International aan de voorwaarde van verevening, waarmee elders in West Zeeuws-Vlaanderen nieuw landschap ontwikkeld wordt.
De dichtheid en omvang van de bebouwing moet in de toekomstige situatie passend zijn in het betreffende landschap. Gelet op de huidige situatie is een verblijfsrecreatieve invulling in een boomgaardcontext hier een passende vertaling van deze voorwaarde. Bovendien zal worden voldaan aan de maximale bebouwingsdichtheid van verblijfsrecreatieve bebouwing van 13% op het uitbreidingsterrein. De voorwaarde van openbaarheid van het terrein is niet van toepassing voor een kampeerterrein en daarmee ook niet voor Camping International. Bovendien betreft de uitbreiding van het terrein een bestaand dagrecreatief bedrijf met minicamping, dat niet geschikt is om openbaar toegankelijk te maken.
De economische haalbaarheid van de kwaliteitsverbetering is verzekerd. De camping draagt de kosten daarvan en de kwaliteitsverbetering draagt bij aan een actueel toeristisch product, aansluitend op de vraag vanuit de markt. Het gaat hier om een camping gericht op gezinnen met jonge kinderen, met relatief veel dagrecreatieve voorzieningen. Dat concept wordt versterkt en de kwaliteit van het verblijfsrecreatieve deel wordt verbeterd. Met deze ontwikkelingsruimte worden werkgelegenheid en behoud van voorzieningen verzekerd. De ontwikkeling heeft ook een toegevoegde waarde voor de (leef)omgeving. Dat geldt zeker bezien vanuit de camping en vanuit recreatief oogpunt. Voor de omwonenden zijn waarborgen opgenomen in het bestemmingsplan om de goede kwaliteit van de leefomgeving te verzekeren.
Artikel 2.13 Centraal bedrijfsmatige exploitatie en verbod permanent wonen
De verblijfsrecreatieve eenheden en de standplaatsen worden door Camping International centraal bedrijfsmatig geëxploiteerd.
Artikel 2.29 Molenbiotoop
In de Provinciale omgevingsverordening is opgenomen dat tot 400 m vanuit het middelpunt van de molen regels kunnen worden gesteld om een zekere mate van vrije windvang te waarborgen. Binnen een afstand van 100 m van de molen mag geen nieuwe bebouwing en beplanting worden opgericht die hoger is dan het laagste punt van de verticaal staande wieken. Belangrijk is echter dat deze regeling van toepassing is op nieuwe situaties en niet op bestaande situaties (voor de eerste 100 m). Onder bestaande situaties wordt verstaan: de daadwerkelijk aanwezige situatie en de situatie die is toegestaan volgens een bestemmingsplan of een artikel 19 WRO-vrijstelling.
Er is een afweging nodig tussen de belangen van de molen en die van de omgeving, zoals van de camping, met name voor de zone tussen 100 m en 400 m. Daarbij zijn de bestaande rechten, de belangen van de molen en de bestaande situatie relevant, zoals hiervoor aangegeven. Op basis van een afweging van rechten en belangen van de molen en het campingbedrijf wordt de volgende regeling opgenomen.
Hiermee wordt een regeling opgenomen die op evenwichtige wijze rekening houdt met de verschillende belangen.
Conclusie
Geconcludeerd wordt dat de beoogde ontwikkeling past in de Omgevingsverordening 2018.
Toetsingskader
Het Visiedocument Krachtig verbonden 2021-2025 is vastgesteld door de gemeenteraad in 2021. Het Visiedocument is een herziening van de Structuurvisie Goed Leven, het Wmo-beleidsplan, de woonvisie en het gebiedsplan 'Natuurlijk Vitaal', samengevoegd in één integrale beleidsnota. Het doel van deze visie is om de hoofdlijnen van het ruimtelijk-economisch en sociaal-maatschappelijk beleid helder vast te leggen en hiermee een koers te kunnen bepalen voor de komende 4 jaar. Deze beleidslijnen geven richting en vormen een kapstok voor verdere uitwerking in deelvisies, bestemmingsplannen en projecten.
Verblijfsrecreatie
Met betrekking tot de verblijfsrecreatie worden de volgende doelen geformuleerd in het Visiedocument.
In de uitwerking van hoe de gemeente deze doelen wil bereiken, zijn onder andere de volgende punten opgenomen.
Beleidsmatig wordt ingezet op versterking van het toeristisch-recreatief product, een hoogwaardig toeristisch-recreatief voorzieningenniveau, toename van het aantal overnachtingen, versterking van de toeristische werkgelegenheid en een betere spreiding van de toeristische druk door het jaar. Deze doelstellingen moeten tot stand worden gebracht door de volgende maatregelen en koerswijzigingen.
Gebundelde deconcentratie van verblijfsrecreatie in de kuststrook: afwisselend bebouwde en onbebouwde zones.
In het kustgebied wordt alleen uitbreiding van het aantal verblijfseenheden op bestaande terreinen bij kwaliteitsverbetering toegestaan. Het verplichte aandeel toeristisch kamperen op recreatieterreinen wordt losgelaten en het omzetten naar gebouwde recreatieverblijven wordt toegestaan mits sprake is van kwaliteitsverbetering (voor zover dit niet past binnen de mogelijkheden in het bestemmingsplan).
Ruimtelijk gezien dient gestreefd te worden naar gebundelde deconcentratie van verblijfsrecreatie in de kuststrook: afwisselend bebouwde en onbebouwde zones. Seizoensverlenging kan worden bereikt door meer jaarrondvoorzieningen in de hele gemeente te faciliteren. Het beleid zoals dat is vastgelegd in het Gebiedsplan wordt gecontinueerd.
Fonds Recreatieontwikkeling/verevening
Vereveningsbijdragen worden voortaan ingezet ten behoeve van het toeristische product in de breedste zin van het woord. Daartoe wordt het Fonds Recreatieontwikkeling ingezet dat bestaat uit een 'rood voor groen' en een 'rood voor rood' component.
Toetsing
Verblijfsrecreatie
Met de ontwikkeling is sprake van versterking van het recreatieve product. De omgeving noordelijk van Nieuwvliet is aangewezen als concentratiegebied voor verblijfsrecreatie. Het plangebied maakt hier deel van uit. Conform de Kadernota Verblijfsrecreatie (zie hierna) wordt de verhouding permanente en niet-permanente standplaatsen losgelaten. Hierdoor ontstaat de mogelijkheid van seizoensverlenging.
Fonds Recreatieontwikkeling/verevening
Verevening heeft plaatsgevonden door natuurvriendelijke inrichtingsmaatregelen op eigen terrein uit te voeren, conform de afspraken daarover met de gemeente. In dat kader is de bunker op Pierewiet geschikt gemaakt voor vleermuizen en gecombineerd met een faunawal. Verder zijn bij de kinderboerderij ecologisch waardevolle voorzieningen getroffen.
Conclusie
De ontwikkeling past binnen de doelstellingen van het Visiedocument Krachtig verbonden.
Toetsingskader
De Kadernota Recreatief Verblijf is op 19 april 2012 vastgesteld. De in deze nota geformuleerde beleidsuitgangspunten vormen het toetsingskader voor ontwikkelingen op de bestaande verblijfsrecreatieterreinen.
Productdifferentiatie
Met de kadernota heeft de gemeente de driedeling tussen toeristische plaatsen, jaarplaatsen en vaste standplaatsen losgelaten, met als doel om ondernemers meer flexibiliteit te geven. In het bestemmingsplan wordt de mogelijkheid geboden om een standplaats te gebruiken voor zowel permanente als niet-permanente eenheden. Deze norm geldt alleen bij een kwaliteitsslag, bij uitbreiding van een bestaand terrein en voor nieuwe terreinen.
Omzetting van stacaravans in permanente recreatiewoningen kan onder de voorwaarden zoals geformuleerd in het Gebiedsplan (o.a. omzetting als onderdeel van een kwaliteitsslag, dichtheid ten hoogste 20 eenheden per hectare, bedrijfsmatige exploitatie, getalsmatige begrenzing uit gebiedsplan aanhouden, en waarbij een landschappelijke inpassing verzekerd is).
Omvang recreatiewoningen
Voor de recreatiewoningen wordt op basis van de kadernota eenmalig een uitbreidingsmogelijkheid geboden van maximaal 20% van de omvang toegestane oppervlakte van het bouwperceel.
Landschappelijke inpassing
Voor bestaande terreinen is het vigerende bestemmingsplan bepalend. Indien hierin geen landschappelijke inpassing is geregeld, dan geldt een uitgangspunt van 5 m rondom een recreatieterrein.
Interne groenstructuur
Interne groenstructuur wordt niet langer in het bestemmingsplan vertaald. Het wordt ondernemers overigens wel aangeraden een hoogwaardige groenstructuur aan te leggen.
Centrale voorzieningen
Sanitair
Per recreatieterrein zijn collectieve sanitaire voorzieningen toegestaan. Per standplaats zijn individuele sanitaire voorzieningen toegestaan, die moeten voldoen aan de eisen van bijgebouwen.
Bijgebouwen
Het plaatsen van een bijgebouw met een oppervlakte van ten hoogste 10 m² per standplaats is toegestaan.
Ontsluiting
Hoofdontsluitingen en breedtes worden op de verbeelding weergegeven.
Bedrijfswoning
Per recreatieterrein is één bedrijfswoning toegestaan.
Huisvesting personeel
Huisvesting van personeel is toegestaan onder de centrale voorzieningen van een recreatieterrein.
Uitponding/Bedrijfsmatige exploitatie
Voor de verblijfsrecreatieterreinen waar in het voorheen geldende bestemmingsplan bedrijfsmatige exploitatie was vereist, geldt dit ook voor voorliggend bestemmingsplan.
Particuliere recreatiewoningenterreinen
Op particuliere recreatiewoningenterreinen worden de komende jaren geen ontwikkelingen verwacht. Dit komt mede doordat de ruimte van het terrein goed is benut.
Toetsing
In voorliggend plangebied:
Conclusie
De voorgenomen ontwikkeling past binnen de beleidsdoelstelling van de Kadernota Verblijfsrecreatie.
3.4 Algehele conclusie
De plannen van Camping International passen in het geldende beleid van Rijk, provincie en gemeente. Ingezet wordt op de beleidsmatige gewenste kwaliteitsverbetering en productdifferentiatie, daarmee en draagt de beoogde ontwikkeling ook bij aan versterking van het toeristische recreatieve product.
Toetsingskader
Het plangebied ligt binnen het beheersgebied van het Waterschap Scheldestromen, verantwoordelijk voor het waterkwantiteits- en waterkwaliteitsbeheer. Ten behoeve van de beoogde ontwikkelingen is het aanmeldformulier van het waterschap voor de watertoets ingevuld (zie bijlage 1). Dit aanmeldformulier wordt voorgelegd aan het waterschap.
Toetsing en conclusie
Uit het aanmeldformulier blijkt dat er geen belangrijke aandachtspunten voor de waterhuishouding zijn. Bij de realisatie van verblijfsrecreatie op het uitbreidingsterrein, zal worden voorzien in voldoende waterberging. Daartoe is een voorwaarde opgenomen in de regels. Indien op het uitbreidingsterrein een toename van verharding plaatsvindt, zal afstemming plaatsvinden met het Waterschap Scheldestromen over de vraag hoeveel bergingscapaciteit gerealiseerd moet worden en in welke vorm dat zal gebeuren.
Toetsingskader
Bij de voorbereiding van een ruimtelijk plan dient onderzocht te worden of de Wet natuurbescherming (hierna: Wnb) en het beleid van de provincie ten aanzien van de bescherming van dier- en plantensoorten en de bescherming van het Natuurnetwerk Nederland de uitvoering van het plan niet in de weg staan. In elk geval moet aannemelijk zijn dat vergunning of ontheffing van de bij of krachtens deze wet geldende verbodsbepalingen kan worden verkregen voor de activiteiten die met dit bestemmingsplan mogelijk worden gemaakt.
Met de Wnb zijn alle bepalingen met betrekking tot de bescherming van natuurgebieden en dier- en plantensoorten samengebracht in één wet. De Wnb implementeert diverse Europeesrechtelijke regelgeving, zoals de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn in de Nederlandse wetgeving.
Soortenbescherming
In de Wnb wordt een onderscheid gemaakt tussen soorten die worden beschermd in de Vogelrichtlijn, soorten die worden beschermd in de Habitatrichtlijn en de bescherming van overige soorten. De provincie kan ontheffing verlenen van de verboden voor overige soorten.
In de provincie Zeeland geldt voor ruimtelijke inrichting of ontwikkeling van gebieden en bestendig beheer en onderhoud een vrijstelling voor een groot deel van de 'overig' beschermde soorten. Het betreft aardmuis, bastaardkikker, bosmuis, bruine kikker, bunzing, dwergmuis, dwergspitsmuis, egel, gewone bosspitsmuis, gewone pad, hermelijn, huisspitsmuis, kleine watersalamander, meerkikker, ondergrondse woelmuis, ree, rosse woelmuis, tweekleurige bosspitsmuis, veldmuis, vos, wezel en woelrat. Dit betreft de meest algemene soorten amfibieën en zoogdieren. Voor de Europees beschermde soorten (Vogel- en Habitatrichtlijn) is er geen beleidsruimte en is de bescherming onveranderd.
Gebiedsbescherming
De Wnb kent diverse soorten natuurgebieden: Natuurnetwerk Nederland (NNN) en Natura 2000-gebieden. De minister van Economische Zaken (EZ) wijst gebieden aan die deel uitmaken van het Europese netwerk van natuurgebieden: Natura 2000. Voor ieder Natura 2000-gebied zijn instandhoudingsdoelstellingen voor de leefgebieden van vogelsoorten (Vogelrichtlijn) en voor de natuurlijke habitats en habitats van soorten (Habitatrichtlijn) opgesteld. De bescherming van deze gebieden heeft externe werking, zodat ook ingrepen die buiten deze gebieden plaatsvinden verstoring kunnen veroorzaken en moeten worden getoetst op het effect van de ingreep op soorten en habitats.
Gebieden die deel uitmaken van het Natuurnetwerk Nederland (NNN) worden aangewezen in de provinciale verordening. Het NNN is in Zeeland uitgewerkt in het Natuur Netwerk Zeeland (NNZ). Voor dit soort gebieden geldt het 'nee, tenzij'-principe, wat inhoudt dat binnen deze gebieden in beginsel geen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogen plaatsvinden.
Onderzoek
Gebiedsbescherming
Natura 2000/Natuurbeschermingswet
Het plangebied is geen Beschermd Natuurmonument of Natura 2000-gebied. De afstand tot een Natura 2000-gebied bedraagt circa 2.000 m. Dit betreft het Natura 2000-gebied 'Westerschelde & Saeftinghe' (zie figuur PM). Gezien de aard en omvang van de ontwikkeling en de afstand tot natuurgebieden kunnen ook verstoring en verandering van de waterhuishouding worden uitgesloten. De gevolgen voor verzuring en vermesting zijn niet op voorhand uit te sluiten, daarom is onderzoek uitgevoerd naar de stikstofdepositie. Om te onderzoeken of er sprake is van stikstofdepositie op stikstof gevoelige Natura 2000-gebieden is een Aerius-berekening uitgevoerd, de memo met uitgangspunten en uitkomst is opgenomen in bijlage 2. Uit berekeningen voor de gebruiksfase blijkt dat er geen sprake is van stikstofdeposities die hoger zijn dan 0,00 mol/ha/j op Natura 2000-gebied (zie bijlage 3).
Uit de berekeningen voor de aanlegfase blijkt dat er eveneens geen sprake is van enige stikstofdepostie binnen de Natura 2000-gebieden (zie hiervoor bijlage 4). Dit betekent dat geen significante gevolgen optreden en dat de instandhoudingsdoelstelling van de omliggende Natura 2000-gebieden niet in gevaar komt. Voor projecten die niet leiden tot een toename van depositie is geen vergunning conform de Wet natuurbescherming nodig. De ontwikkeling heeft geen negatieve effecten op de natuurwaarden van Natura-2000 gebieden.
Figuur 4.1 Ligging van de planlocatie (rood omcirkeld) ten opzichte van Natura 2000-gebied (Bron: Provincie Zeeland, bewerking Rho adviseurs)
Natuurnetwerk Zeeland
Het plangebied ligt in een gebied dat aan de noord- en zuidkant is begrensd in het kader van het Natuurnetwerk Zeeland (NNZ). Aan zowel de noord- als de zuidzijde van het plangebied grenst beheertype N14.03 'Bestaande natuur binnendijk nieuw'. De geplande activiteit heeft geen negatief effect op de natuurwaarden van de gebieden die zijn begrensd in het kader van het Natuurnetwerk Zeeland.
Figuur 4.2 Ligging plangebied (rode cirkel) ten opzichte van Natuurnetwerk Zeeland (Bron: Provincie Zeeland, bewerking Rho adviseurs)
Soortenbescherming
Het terrein waar omzetting van dagrecreatie naar verblijfsrecreatie mogelijk wordt gemaakt, bestaat uit een dierenweide (voormalige boomgaard) die in gebruik is ten behoeve van dagrecreatie en een grondwal. Gezien het huidige intensieve gebruik zijn konijn en haas niet te verwachten. Mogelijk dat er in de hagen broedvogels voorkomen. Indien beplanting gerooid wordt zal dat buiten het broedseizoen plaatsvinden. In het plangebied zijn kleine zoogdieren aanwezig. Het betreft hier dan algemene soorten muizen, egel en mol. Overige beschermde natuurwaarden zijn niet te verwachten. De aangrenzende beplanting blijft gehandhaafd.
Figuur 4.3 De agrarische gronden die gewijzigd worden naar verblijfsrecreatie (Bron: Rho adviseurs)
Conclusie
Gebiedsbescherming
Het plangebied ligt niet binnen Natura 2000-gebied. Het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied betreft het 'Westerschelde & Saeftinghe' op circa 2 km ten noordwesten. Uit AERIUS-berekeningen voor de aanleg- en gebruiksfase blijkt dat er geen sprake is van relevante stikstofdeposities (hoger dan 0,00 mol/ha/j) in de omliggende Natura 2000-gebieden. Het plangebied maakt geen onderdeel uit van het Natuurnetwerk Nederland (figuur 4.2). Verder ligt het plangebied niet binnen een waterwin-, grondwaterbeschermings- of milieubeschermingsgebied. De Wnb en het beleid van de Provincie Zeeland staan de ontwikkeling niet in de weg.
Soortenbescherming
Geconcludeerd wordt dat het onderwerp soortenbescherming geen belemmering vormt voor het vaststellen van het bestemmingsplan.
Toetsingskader
In Europees verband is het zogenoemde 'Verdrag van Malta' tot stand gekomen. Uitgangspunt van dit verdrag is het archeologisch erfgoed zo veel mogelijk te behouden. Waar dit niet mogelijk is, dient het bodemarchief met zorg ontsloten te worden. Bij het ontwikkelen van ruimtelijk beleid moet het archeologisch belang vanaf het begin meewegen in de besluitvorming.
Op 20 juni 2013 is de Nota Archeologiebeleid gemeente Sluis & Gemeentelijke Onderzoeksagenda Archeologie Sluis vastgesteld. Daarin is het archeologisch beleid van de gemeente verankerd. Dit beleid geldt voor het gehele grondgebied van de gemeente. Op 28 september 2017 heeft er bijstelling van dit beleid plaatsgevonden. Deze bijstelling is beleidsmatig vastgelegd in het document Archeologiebeleid & Onderzoeksagenda Sluis 2017 Eerste herziening. De archeologische beleidskaart is de basis voor het facetbestemmingsplan 'Sluis, parapluplan archeologie'. Op 31 januari 2019 is het bestemmingsplan 'Parapluplan Archeologie, gemeente Sluis' als juridische vertaling van het archeologiebeleid vastgesteld.
Toetsing en conclusie
De gronden van de camping zijn op de Archeologische beleidskaart gelegen in een gebied van categorie 6 met een lage archeologische verwachting en zijn daarom volledig vrijgesteld van archeologisch onderzoek (zie figuur 4.4). Dat is ook de reden dat er geen dubbelbestemming voor het plangebied is opgenomen in het parapluplan archeologie en dus ook geen Regels.
Op basis van het beleid van de gemeente Sluis is aanvullend onderzoek naar archeologische resten in het plangebied niet noodzakelijk. De aanwezigheid van archeologische sporen of resten in het plangebied kan nooit volledig worden uitgesloten. Indien er tijdens werkzaamheden toch archeologische waarden worden aangetroffen, geldt er conform artikel 5.10 van de Erfgoedwet uit juli 2016 een meldingsplicht bij het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed). Het aspect archeologie staat de ontwikkeling niet in de weg.
Figuur 4.4 Archeologische beleidskaart gemeente Sluis, met in het rode vierkant het plangebied aangegeven (Bron: gemeente Sluis)
Toetsingskader
In het Bro (artikel 3.6.1 lid 2) is bepaald dat in de toelichting van het bestemmingsplan een beschrijving moet worden opgenomen van de wijze waarop met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten monumenten rekening is gehouden. De facetten historische (steden)bouwkunde en historische geografie dienen te worden meegenomen in de belangenafweging. Ook zal aandacht moeten worden besteed aan de molen die op korte afstand van het plangebied staat.
Toetsing
Cultuurhistorische informatie
Aan de Molenweg staat de molen van Nieuwvliet. Het is een naamloze stenen grondzeiler die gebouwd is in 1850 door Charel Cappon. Deze beltmolen is tot 1954 als korenmolen in gebruik geweest. In 1959 is de molen leeggehaald. Van 1979-1980 werd de molen gerestaureerd en in 1980 werd de molen opnieuw in gebruik genomen. Sinds 1998 is de molen eigendom van de Stichting Molen Nieuwvliet. Begin 2000 zijn er nieuwe natuurstenen in de molen gelegd en nu wordt graan gemalen voor enkele veehouders en volkorenmeel. In 2020-2021 is de molen opnieuw gerestaureerd. De molen draait iedere woensdag en zaterdagmiddag en is vrij te bezichtigen.
De molen staat op een molenberg van ongeveer 2 m hoogte en is tot 1954 in gebruik geweest.
De buitenkant: de romp is het type stenen bovenkruier; de romp is gemetseld van gele baksteen (1 7,5/19 x 8,511 0 x 4 cm); de roeden zijn van staal van het fabricaat DERCKX Beegden (L); de wieken hebben een vlucht van 24 m; de staart, schoren, staartbalk met kruiwiel en spruiten zijn van hout; de staart is afkomstig van een zeilschip; de kap is bedekt met spanen.
De binnenkant: de diameter van het grondvlak is 6 m en er zijn drie zolders (steen, lui- en kapzolder). Inrichting: 1 koppel estiender klinststenen en 1 luiwerk. De vang is een gewone Vlaamse- of blokvang.
Molenbiotoop
In de provinciale Omgevingsverordening 2018 is opgenomen dat tot 400 m vanuit het middelpunt van de molen regels kunnen worden gesteld om een zekere mate van vrije windvang te waarborgen. Binnen een afstand van 100 m van de molen mag geen nieuwe bebouwing en beplanting worden opgericht die hoger is dan het laagste punt van de verticaal staande wieken.
Zoals beschreven is in paragraaf 3.2 is de bestemmingsregeling afgestemd op de provinciale Omgevingsverordening, waarbij rekening is gehouden met de feitelijk bestaande en planologisch toegestane situatie.
Overige cultuurhistorische waarden in de omgeving
In de provinciale omgevingsverordening zijn naast de molen aan de Molenweg, de St. Bavodijk en de Mettenijedijk als cultuurhistorisch waardevolle elementen aangemerkt. Deze dijken markeren de ontstaansgeschiedenis van het gebied en zijn landschappelijk en cultuurhistorisch waardevolle structuurelementen in het landschap.
De beoogde ontwikkeling van Camping International heeft geen invloed op de landschappelijke en cultuurhistorische waarden van deze lijnelementen in het landschap. Het terrein van de camping en van Pierewiet is met een groenstrook ingepast in de omgeving. Deze groenstroken bepalen mede het zicht van de dijken op het terrein.
Cultuurhistorische waardenkaart
De cultuurhistorische waardevolle objecten zijn door de provincie aangegeven op de cultuurhistorische waardenkaart. Op de uitsnede in figuur 4.5 is te zien dat er op het perceel een bouwhistorisch object aanwezig is, namelijk een historische boerderij. Deze historische boerderij is onderdeel van de camping. De boerderij bestaat uit een woonhuis, een achterliggend bakhuisje en een schuur. Aan de feitelijke situatie zal niets veranderen waardoor er geen invloed is op de cultuurhistorische waarde.
Ten westen van het plangebied, aan de Mettenijedijk, bevindt zich een MIP monument. Aan de noordzijde van het plangebied, aan de Molenweg, bevindt zich een Rijksmonument. Ook aan de zuidzijde van het plangebied bevinden zich meerdere Rijksmonumenten en cultuurhistorische boerderijen. De ontwikkeling heeft geen invloed op deze cultuurhistorische waardevolle objecten.
Figuur 4.5 Cultuurhistorische waardenkaart (Bron: Provincie Zeeland)
Conclusie
Het aspect archeologie speelt geen rol in de plannen voor de camping. In de bestemmingsregeling is rekening gehouden met de belangen van de molen en de bestaande situatie rondom de molen en op de camping (inclusief planologisch toelaatbare gebruiks- en bouwmogelijkheden). De beoogde ontwikkeling heeft geen invloed op de cultuurhistorische waarde van de dijken en omliggende cultuurhistorische waardevolle objecten.
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang dat bij de realisatie van woningen nabij bedrijven of vice versa:
Om in de bestemmingsregeling de belangenafweging tussen bedrijvigheid en woningen in voldoende mate mee te nemen, is de ontwikkeling getoetst aan de hierna genoemde wetgeving en beoordelingskaders.
Activiteitenbesluit
Voor recreatiebedrijven is het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer, beter bekend als het Activiteitenbesluit, van belang. Dit besluit heeft op 1 januari 2008 het Besluit horeca-, sport- en recreatie-inrichtingen milieubeheer vervangen.
In het Activiteitenbesluit zijn milieuvoorschriften opgenomen ter voorkoming of zo veel mogelijk beperken van gevaar, schade of hinder voor de directe omgeving. Zo dienen de inrichtingen ervoor te zorgen dat de geluidsoverlast van het bedrijf of de accommodatie bepaalde grenzen niet overschrijdt. Tevens zijn meer op preventie gerichte voorschriften opgenomen betreffende verwijdering, preventie en hergebruik van afvalstoffen en zuinig gebruik van energie en water.
De gemeente kan onder bepaalde voorwaarden, als de lokale omstandigheden daartoe aanleiding geven, afwijken van hetgeen in het Activiteitenbesluit staat.
Afhankelijk van het type inrichting kan het Activiteitenbesluit geheel of gedeeltelijk van toepassing zijn op de inrichting. In het Activiteitenbesluit wordt onderscheid gemaakt in drie typen inrichtingen.
Bedrijven en milieuzonering
In het kader van een goede ruimtelijke ordening vindt afstemming van bestaande en nieuwe functies plaats door het aanhouden van zogenaamde richtafstanden. Hierbij kan gebruik worden gemaakt van de publicatie 'Bedrijven en Milieuzonering' van de VNG (2009). Bij deze richtafstanden wordt rekening gehouden met milieuaspecten als geur-, stof- en geluidshinder. De richtafstanden gelden ten opzichte van een rustige woonwijk. Uit jurisprudentie en de genoemde VNG-publicatie blijkt dat in het geval van een gemengd gebied verkleinde richtafstanden gelden. De richtafstanden worden in dat geval met één afstandsstap verkleind (bijvoorbeeld van 50 naar 30 m). Op basis van nader onderzoek kan onderbouwd worden afgeweken van de richtafstanden.
Horeca
Voor het reguleren van horecabedrijven is een Staat van Horeca-activiteiten beschikbaar. In dit bestemmingsplan wordt hiervan gebruikgemaakt. Vergelijkbaar met de Staat van Bedrijfsactiviteiten worden bij de uitwerking van ruimtelijk beleid voor hinderlijke horeca-activiteiten drie stappen onderscheiden:
Mede op grond van bovengenoemde criteria worden in de Staat van Horeca-activiteiten categorieën horeca-activiteiten onderscheiden: 'lichte horeca' (categorie 1), 'middelzware horeca' (categorie 2) en 'zware horeca' (categorie 3). Voor een nadere toelichting op deze categorieën wordt verwezen naar bijlage 4 (toelichting op de Staat van Horeca-activiteiten).
Activiteitenbesluit
Camping International is op grond van het Activiteitenbesluit een inrichting type B, de beoogde activiteiten worden dan ook in dit kader bij het bevoegd gezag gemeld. Aan de voorschriften genoemd in het betreffende besluit wordt voldaan. Daarom hoeft geen milieuvergunning te worden aangevraagd.
Bedrijven en milieuzonering
Gemengd gebied
Camping International en dagrecreatiebedrijf Pierewiet maken deel uit van een divers gebied. Dit karakter vloeit voort uit de directe nabijheid van:
In de kern is een diversiteit aan functies aanwezig. Deze zijn verspreid over de kern gelegen. Het gemengde karakter van de omgeving van de camping blijkt uit de functiekaart zoals opgenomen in figuur 4.6 en de verbeelding van http://www.ruimtelijkeplannen.nl (zie figuur 4.7). Hierop zijn de verschillende bestemmingen aangegeven die de verschillende functies in de kern illustreren. Naast de woonfunctie in enkele straten (gele kleur) geven de andere kleuren, een afwisselend functioneel beeld van een gemengd gebied.
Deze omgevingskenmerken zorgen ervoor dat niet gesproken kan worden van het gebiedstype 'rustige woonwijk', maar juist van een gemengd gebied. Op basis hiervan kan in de beoordeling van de toelaatbaarheid van de functies in het plangebied worden getoetst aan de richtafstanden voor een gemengd gebied. Daarbij kan een afstandsstap lager worden aangehouden dan de richtafstanden uit de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering.
In de tussenuitspraak van 21 maart 2018 (ECLI:NL:RVS:2018:955) heeft de Afdeling bestuursrechtspraak geconcludeerd dat de gemeente, ondanks enkele veranderingen in de omgeving, terecht de omgeving van het plangebied heeft aangemerkt als gemengd gebied. Daarbij heeft de Afdeling in aanmerking genomen dat de St. Bavodijk, die langs het plangebied loopt, een doorgaande route richting kustgebied vormt en het kustgebied ontsluit.
Het relevante gedeelte van de kern Nieuwvliet van het bestemmingsplan Kleine Kernen (vastgesteld 30 april 2014) is hierna opgenomen in figuur 4.8. Tevens is het wijzigingsplan voor het perceel Prinses Wilhelminastraat 20 weergegeven, figuur 4.9 (vastgesteld 28 oktober 2014).
Figuur 4.6 Karakteristiek plangebied en omgeving
Figuur 4.7 Ruimtelijk-planologische situatie 2014
Figuur 4.8 Uitsnede bestemmingsplan Kleine Kernen, gedeelte Nieuwvliet
Figuur 4.9 Wijzigingsplan Prinses Wilhelminastraat 20
Verblijfsrecreatieterrein
Op grond van de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering is voor de categorie 'kampeerterreinen, vakantiecentra, e.d. (met keuken)' (SBI-code 552) sprake van een richtafstand van 50 m ten opzichte van reguliere woongebieden vanwege het milieuaspect geluid. Voor de milieuaspecten geur en gevaar geldt een richtafstand van 30 m. Dat betekent dat in een gemengd gebied de richtafstand voor het maatgevende aspect (geluid) 30 m bedraagt. In principe worden conform de VNG-systematiek de afstanden gemeten tussen de grens van de inrichting en de gevels van woningen. Vanuit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening is in dit geval echter ook het verblijfsklimaat in de tuinen bij de woningen in de afwegingen betrokken.
f
Figuur 4.10 Afstandsmaten tussen kampeerterrein en woningen
Figuur 4.11 Foto van het aanwezige zwembad
De aangegeven afstanden van het toekomstige kampeerterrein tot de woningen zijn, vanwege de aanwezige geluidswal tussen de woningen en het toekomstige kampeerterrein en met inachtneming van de in de regels opgenomen waarborgen, voldoende om het woon- en leefklimaat te borgen. Uit het uitgevoerde akoestische onderzoek blijkt dat de geluidsbelasting ter plaatse van de woonbebouwing en in de tuinen voldoet aan de daarvoor te hanteren richtwaarden. Verwezen wordt naar paragraaf 4.5.
Speelboerderij Pierewiet
Voor een speeltuin of buitenspeelterrein zijn in de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering geen richtafstanden opgenomen. Voor een kinderboerderij (categorie 9253.1) geldt een richtafstand van 10 m in een gemengd gebied (30 m voor het gebiedstype rustige woonwijk) voor de aspecten geluid en geur. Vanwege de samenhang tussen het speelterrein en het verblijfsrecreatieterrein wordt ook voor het speelterrein uitgegaan van een richtafstand van 30 m (gemengd gebied).
Hinder en bouwhinder
Horeca
Op het recreatieterrein is sprake van een aanvaardbaar verblijfsklimaat. Het recreatieterrein vormt in de huidige en de toekomstige situatie daarnaast geen belemmering voor het woon- en leefklimaat van de omliggende woningen. Met het aanhouden van afstanden voor functies, het niet toestaan van activiteiten in bepaalde zones en op bepaalde tijdstippen en de aanwezige geluidswal wordt hinder voor de omgeving zodanig beperkt, dat een goed woon- en leefklimaat behouden blijven. Voor een nadere toelichting hoe een en ander is verwerkt in voorliggend bestemmingsplan wordt verwezen naar paragraaf 5.3.
Op basis van de voorgestelde zonering, is het niet aannemelijk dat de omliggende woningen hinder zullen ondervinden van de beoogde herstructurering van Camping International. Met de vorenstaande motivering is sprake van een zorgvuldige afweging en een goede ruimtelijke ordening.
De eigenaar van het recreatieterrein is zich bewust van de ligging van het recreatiebedrijf nabij de kern van Nieuwvliet. De eigenaar heeft nadrukkelijk richting omwonenden aangegeven dat als er sprake is van overlast in welke vorm dan ook direct hierover contact op te nemen met het bedrijf, waarna zo nodig maatregelen zullen worden genomen.
Voor de ontwikkeling is tijdens de doorlopen (beroeps)procedures meerdere malen (aanvullend) akoestisch onderzoek uitgevoerd naar het geluid dat voortkomt uit de uitbreiding van de camping ter plaatse van de voormalige boomgaard en van Pierewiet. Voor het voorliggende bestemmingsplan is op basis van de eerdere onderzoeken een nieuw en actueel akoestisch onderzoek verricht (zie bijlage 5). Bij het uitvoeren van dat onderzoek is zorgvuldig aangesloten bij de uitgangspunten van de eerdere onderzoeken en het advies dat de Stichting advisering bestuursrechtspraak (STAB-40701; 5 februari 2019) in het kader van een vorige beroepsprocedure heeft uitgebracht. Deze uitgangspunten betreffen:
Toetsing
Voor de beoordeling of bij de geluidsniveaus die voortvloeien uit de uitbreiding van de camping en het gebruik van Pierewiet sprake is van een voldoende woon- en leefklimaat is getoetst aan de normen uit het Activiteitenbesluit voor een gemengd gebied. De rekenresultaten zijn voor het gemiddelde geluidsniveau en voor het maximale geluidsniveau in de tabellen 4.1 en 4.2 opgenomen. Het akoestisch onderzoek is als bijlage 5 van deze toelichting opgenomen.
Tabel 4.1 Rekenresultaten langtijdgemiddelde beoordelingsniveau
locatie | gevels van woningen | tuinen van woningen | ||||
periode | dag | avond | nacht | dag | avond | nacht |
dagrecreatie | 43 | 40 | - | 38 | 36 | - |
verblijfsrecreatie | 46 | 44 | - | 42 | 38 | - |
totaal | 47 | 45 | - | 43 | 39 | - |
geluidsnorm | 50 | 45 | 40 | 50 | 45 | 40 |
Tabel 4.2 Rekenresultaten maximaal geluidsniveau
locatie | gevels van woningen | tuinen van woningen | ||||
periode | dag | avond | nacht | dag | avond | nacht |
dagrecreatie | 63 | 63 | - | 67 | 66 | - |
verblijfsrecreatie | 68 | 65 | - | 68 | 65 | - |
totaal | 68 | 65 | - | 68 | 65 | - |
geluidsnorm | 70 | 65 | 60 | 70 | 65 | 60 |
Voor de uitbreiding van Camping International en voor Pierewiet is akoestisch onderzoek verricht. De activiteiten van Pierewiet zullen niet wijzigen. Op de voormalige boomgaard wordt het gebruik als camping, speelterrein en kinderboerderij mogelijk gemaakt. Op basis van uitspaken over eerdere bestemmingsplannen voor dit gebied en het advies van de STAB, dat in dat kader is uitgebracht, worden in de bestemmingsregeling de volgende maatregelen getroffen voor het aspect inrichtingslawaai om te kunnen voldoen aan een aanvaardbaar woon- en leefklimaat:
In de onderzoeken is daarnaast voor het speelterrein uitgegaan van een aantal aanwezige kinderen, dat hoger ligt dan de aantallen die in de praktijk aanwezig zijn (gemiddeld over een dag of avond genomen). Er is geen reden het aantal te begrenzen, aangezien van een relatief hoog gemiddeld aantal is uitgegaan, waarbij nog steeds aan de normen wordt voldaan.
Uit het akoestisch onderzoek is gebleken dat indien deze maatregelen gehanteerd worden er ter plaatse van de gevels en in de tuinen van deze woningen van derden voldaan kan worden aan de richt- en grenswaarden uit de VNG-publicatie 'Bedrijven en milieuzonering' en het Activiteitenbesluit, zoals deze voor een gemengd gebied van toepassing zijn.
In paragraaf 5.3 is aangegeven hoe de maatregelen zijn geregeld in de bestemmingsregeling.
Binnen de beoogde ontwikkeling wordt een kwaliteitsverbetering mogelijk gemaakt. Er is geen uitbreiding beoogd die invloed heeft op de verkeersaantrekkende werking. Parkeren vindt plaats op eigen terrein. De verkeersgegevens zijn opgenomen in bijlage 9.
Ten aanzien van de verkeerstoename en parkeren gelden de volgende overwegingen.
Toetsingskader
De Wet bodembescherming gaat uit van het principe dat de bodem geschikt dient te zijn voor de beoogde functie. De gewenste functie bepaalt als het ware de gewenste bodemkwaliteit.
Voor alle bestemmingen, waar een functiewijziging of herinrichting wordt voorzien, dient ten minste het eerste deel van het verkennend bodemonderzoek, het historisch bodemonderzoek, te worden verricht. Indien op grond van historische informatie blijkt dat in het verleden activiteiten hebben plaatsgevonden met een verhoogd risico op bodemverontreiniging, dan dient een volledig verkennend bodemonderzoek te worden uitgevoerd. Op basis van geconstateerde belemmeringen uit dit onderzoek, kan vervolgens worden nagegaan welke maatregelen moeten worden genomen om die belemmeringen weg te nemen (functiegericht saneren).
Onderzoek en conclusie
Voor het nieuwe deel van de camping is een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd1 ( bijlage 6). De conclusie van dit onderzoek is dat er in de huidige situatie en met betrekking tot de toekomstige activiteiten geen risico's voor de volksgezondheid en het milieu aanwezig zijn.
De eigenaar zal geen bouwgrond of iets dergelijks aanvoeren die vervuild is. Hiervoor bestaan vanuit regelgeving belemmeringen. Dergelijke grond is niet verkrijgbaar voor recreatiebedrijf. Anders is er ook sprake van een economisch en een milieudelict.
Toetsingskader
Wanneer nieuwe geluidsgevoelige voorzieningen worden gerealiseerd, dient op basis van de Wet geluidhinder akoestisch onderzoek te worden uitgevoerd. Daarbij geldt een voorkeursgrenswaarde van 48 dB.
Verblijfsrecreatieve eenheden worden op basis van de Wet geluidhinder niet aangemerkt als geluidsgevoelige functies. Uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening en een goed verblijfsklimaat, is het echter gewenst om te toetsen of voor de realisatie van nieuwe verblijfsrecreatieve eenheden wordt voldaan aan de voorkeursgrenswaarde uit de Wet geluidhinder.
Onderzoek en conclusie
Hoewel in het kader van de beoogde ontwikkeling van Camping International geen sprake is van een toevoeging van verblijfsrecreatieve eenheden, worden wel eenheden verplaatst. Tegen die achtergrond is in het kader van een goede ruimtelijke ordening ten behoeve van de kwaliteitsverbetering van Camping International akoestisch onderzoek uitgevoerd naar wegverkeerslawaai. In de bijlage 7 en 8 is het akoestisch onderzoek gevoegd waarvan in deze paragraaf een samenvatting van de resultaten en conclusies is weergegeven.
Uit berekeningen blijkt dat de voorkeursgrenswaarde van 48 dB als gevolg van het verkeer op de Mettenijedijk en de St Bavodijk niet reikt tot aan de locatie waar nieuwe verblijfsrecreatieve eenheden kunnen worden gerealiseerd. Hiermee wordt de voorkeursgrenswaarde niet overschreden en is derhalve sprake van een aanvaardbaar akoestisch klimaat.
Toetsingskader
In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een ruimtelijk plan uit het oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens rekening gehouden met de luchtkwaliteit.
Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer (Wm). Dit onderdeel van de Wm bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang.
Op grond van artikel 5.16 van de Wm kunnen bestuursorganen bevoegdheden, die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit (zoals de vaststelling van een bestemmingsplan), uitoefenen indien:
Besluit niet in betekenende mate (Besluit nibm)
In het Besluit nibm is bepaald in welke gevallen een project vanwege de gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Hierbij worden 2 situaties onderscheiden:
Toetsing
De beoogde ontwikkeling zorgt niet voor een toename aan verkeersgeneratie en levert geen bijdrage aan de concentratie luchtverontreinigende stoffen. Het is hiermee vrijgesteld van toetsing aan de grenswaarden.
Conclusie
Geconcludeerd wordt dat het aspect luchtkwaliteit de uitvoering van het plan niet in de weg staat. Uit het oogpunt van luchtkwaliteit is sprake van een aanvaardbaar woon- en leefmilieu ter plaatse.
Toetsingskader
Bij ruimtelijke plannen dient ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten te worden gekeken, namelijk:
Voor zowel bedrijvigheid als vervoer van gevaarlijke stoffen zijn twee aspecten van belang, te weten het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon dodelijk wordt getroffen door een ongeval, indien hij zich onafgebroken (dat wil zeggen 24 uur per dag gedurende het hele jaar) en onbeschermd op een bepaalde plaats zou bevinden. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting dan wel infrastructuur. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als direct gevolg van een ongeval waarbij gevaarlijke stoffen betrokken zijn. De norm voor het GR is een oriëntatiewaarde. Het bevoegd gezag heeft een verantwoordingsplicht als het GR toeneemt en/of de oriëntatiewaarde overschrijdt.
Vervoer van gevaarlijke stoffen
Per 1 april 2015 is het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) en het Basisnet in werking getreden. Het Bevt vormt de wet- en regelgeving, en de concrete uitwerking volgt in het Basisnet. Met het in werking treden van het Bevt vervalt de circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen. Het Basisnet beoogt voor de lange termijn (2020, met uitloop naar 2040) duidelijkheid te bieden over het maximale aantal transporten van, en de bijbehorende maximale risico's die het transport van gevaarlijke stoffen mag veroorzaken. Het Basisnet is onderverdeeld in drie onderdelen: Basisnet Spoor, Basisnet Weg en Basisnet Water.
Het Bevt en het bijbehorende Basisnet maakt bij het PR onderscheid in bestaande en in nieuwe situaties. Voor bestaande situaties geldt een grenswaarde voor het PR van 10-5 per jaar ter plaatse van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten en een streefwaarde van 10-6 per jaar. Voor nieuwe situaties geldt de 10-6-waarde als grenswaarde voor kwetsbare objecten, en als richtwaarde bij beperkt kwetsbare objecten. In het Basisnet Weg en het Basisnet Water zijn veiligheidsafstanden (PR 10-6-contour) opgenomen vanaf het midden van de transportroute.
Tevens worden in het Basisnet de plasbrandaandachtsgebieden benoemd voor transportroutes. Hiermee wordt geanticipeerd op de beperkingen voor ruimtelijke ontwikkelingen die samenhangen met deze plasbrandaandachtsgebieden. Het Basisnet vermeldt dat op een afstand van 200 m vanaf de rand van het tracé in principe geen beperkingen hoeven te worden gesteld aan het ruimtegebruik.
Risicovolle inrichtingen
Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (hierna: Bevi) geeft een wettelijke grondslag aan het externe veiligheidsbeleid rondom risicovolle inrichtingen. Op basis van het Bevi geldt voor het PR rondom een risicovolle inrichting een grenswaarde voor kwetsbare objecten en een richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten. Beide liggen op een niveau van 10-6 per jaar. Bij een ruimtelijke ontwikkeling moet aan deze normen worden voldaan.
Het Bevi bevat geen grenswaarde voor het GR; wel geldt op basis van het Bevi een verantwoordingsplicht ten aanzien van het GR in het invloedsgebied rondom de inrichting. De in het externe veiligheidsbeleid gehanteerde norm voor het GR geldt daarbij als oriëntatiewaarde. Deze verantwoordingsplicht geldt zowel in bestaande als in nieuwe situaties.
Toetsing
Figuur 4.12 Uitsnede risicokaart met het plangebied weergegeven als het linker terrein
Uit de risicokaart voor Nederland blijkt dat in de nabije omgeving van het plangebied geen vervoer van gevaarlijke stoffen plaatsvindt over de weg, het spoor, het water of door buisleidingen. Ten oosten bevindt zich een propaantank van 3 m³. De PR-contour is 20 m en reikt niet tot het plangebied. Voor een tank met een inhoud van minder dan 5 m³ is de maximale veiligheidsafstand 25 m voor zeer kwetsbare objecten en 20 m bij een bevoorrading van meer dan 5 keer per jaar. Met een afstand van 186 m tot het terrein en circa 311 m tot de tank wordt hier ruim aan voldaan. Ook op het terrein van de beoogde ontwikkeling bevindt zich een propaantank van 3 m³. De kwaliteitsverbetering vindt niet plaats in de PR-contour. Er wordt voldoende afstand gehouden. Het bedrijf voldoet tevens aan de brandweereisen. Die zijn ook van toepassing op het gebruik van gastoestellen. Aan de voorgeschreven afstandsbepalingen wordt voldaan of er zijn anderszins brandveiligheidsmaatregelen getroffen. Op verblijfsrecreatieterreinen worden controles uitgeoefend. Voor Camping International zijn geen tekortkomingen geconstateerd. Er worden aan de propaantank geen veranderingen aangebracht en tevens worden met de ontwikkeling geen nieuwe risicovolle bronnen mogelijk gemaakt. Belangrijke nadelige milieugevolgen voor het aspect externe veiligheid zijn daarmee uitgesloten.
Conclusie
Geconcludeerd wordt dat het aspect externe veiligheid de uitvoering van het plan niet in de weg staat.
Planologisch relevante leidingen dienen in het bestemmingsplan te worden bestemd. Tevens dienen relevante zones te worden aangegeven, waarbinnen mogelijke beperkingen gelden. In en in de directe omgeving van het plangebied zijn geen planologisch relevant aan te merken solitaire leidingen en geen leidingstroken, hoogspanningsverbindingen en optisch vrije paden voor telecommunicatieverbindingen aanwezig die als zodanig dienen te worden opgenomen in het bestemmingsplan.
Mogelijk zijn wel diverse niet-planologisch relevante leidingen (rioolleidingen, leidingen nutsvoorzieningen, drainageleidingen) aanwezig. Deze kabels en leidingen zijn veelal aangelegd langs/in combinatie met aanwezige infrastructuur. Drie werkdagen voor de aanvang van eventuele graafwerkzaamheden in het plangebied zal door degene die de graafwerkzaamheden uitvoert contact (moeten) worden opgenomen met het KLIC1 waarbij dient te worden gemeld waar en wanneer wordt gegraven.
Toetsingskader
Uitbreiding van een recreatieterrein is een activiteit die is vermeld op de D-lijst bij het Besluit milieueffectrapportage. Dat betekent dat in het kader van het nieuwe bestemmingsplan een zogenaamde 'vormvrije m.e.r.-beoordeling' moet worden uitgevoerd waarbij onderzocht wordt of de activiteit belangrijke nadelige gevolgen heeft voor het milieu, gelet op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. Deze omstandigheden betreffen de kenmerken van het project, de plaats van het project en de kenmerken van de potentiële (milieu)effecten.
Per 16 mei 2017 is de regelgeving voor de MER en m.e.r.-beoordeling gewijzigd met daarin een nieuwe procedure voor de vormvrije m.e.r.-beoordeling. Voor de ontwerpbestemmingsplanfase moet een m.e.r.-beoordelingsbeslissing worden genomen, waarin wordt aangegeven of wel of geen MER nodig is, gelet op de kenmerken van het project, de plaats van het project en de kenmerken van de potentiële (milieu)effecten en mogelijke mitigerende maatregelen.
Bij een (vormvrije) m.e.r.-beoordeling is een van de aspecten waar naar gekeken moet worden cumulatie van effecten met andere ruimtelijke ontwikkelingen. Uit de wetgeving en bijbehorende toelichting blijkt niet duidelijk wat daar precies onder moet worden verstaan en hoe daarmee moet worden omgegaan.
Toetsing en conclusie
Het plangebied is niet gelegen in kwetsbaar gebied en/of gebied met een beschermde status. Verder leiden de aard en omvang van het project niet tot belangrijke nadelige milieugevolgen, mits een aantal mitigerende maatregelen worden uitgevoerd. Met inachtneming van deze maatregelen is het doorlopen van een volledige m.e.r.-procedure niet noodzakelijk.
Het gaat om de volgende maatregelen:
Gelet op het voorgaande kan worden geconcludeerd dat de kwaliteitsverbetering van Camping International zoals beschreven in hoofdstuk 2 voorziet in een gewenste ontwikkeling, waarmee het verblijfsrecreatieve aanbod in de regio een positieve impuls krijgt, gericht op jonge gezinnen.
De ontwikkeling past in het beleidskader van gemeente en provincie. Bovendien past de ontwikkeling wat betreft ruimtelijke en milieuaspecten in de omgeving. In verband met eerdere procedures heeft met name het aspect van geluidshinder voor de omgeving bijzondere aandacht gekregen bij het toetsen van het initiatief. Naar aanleiding van het uitgevoerde aanvullende akoestisch onderzoek is geconcludeerd dat de beoogde ontwikkeling past in de omgeving. Op een aantal punten worden voorwaarden in de regels opgenomen om dat juridisch te borgen:
Gelet op het voorgaande kan worden geconcludeerd dat planologische medewerking kan worden verleend aan de beoogde ontwikkeling. Het voorliggende bestemmingsplan voorziet daarin.
In dit hoofdstuk wordt de bestemmingsregeling toegelicht, waarbij inzicht wordt gegeven in de doorwerking van de beleidsuitgangspunten en in de opzet en methodiek van het bestemmingsplan (plankaart en regels).
Op 1 juli 2008 is de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het daarbij behorende Besluit ruimtelijke ordening (Bro) in werking getreden. Deze wet vormt het wettelijk kader voor het bestemmingsplan. Sinds 1 januari 2010 moeten alle nieuwe ruimtelijke plannen digitaal, uitwisselbaar en vergelijkbaar worden gemaakt. Het gaat om bestemmingsplannen, provinciale verordeningen, Algemene maatregelen van Bestuur (AMvB's) en structuurvisies. Uitgangspunt hierbij is dat gemeenten, provincies en departementen verantwoordelijk zijn voor het maken en beheren van hun eigen ruimtelijke plannen en verordeningen. Tevens worden deze plannen en verordeningen digitaal beschikbaar gesteld voor burgers, bedrijven en medeoverheden.
Een vergelijkbaar ruimtelijk plan is opgebouwd volgens de Standaard Vergelijkbare Bestemmings Plannen, editie 2012 (SVBP2012), die is verankerd in het Bro. Daarnaast is in het Bro een aantal bepalingen opgenomen waaraan de regels van het bestemmingsplan moeten voldoen. Het gaat hierbij om een aantal begrippen, wijze van meten, regels ten aanzien van het overgangsrecht en de anti-dubbeltelbepaling.
Het voorliggende bestemmingsplan is opgebouwd en vormgegeven conform de bindende afspraken van de SVBP2012. Dat is ook de reden waarom er een heel nieuw bestemmingsplan voor de kwaliteitsverbetering van het recreatieterrein gekozen is.
Ten aanzien van de opzet van het bestemmingsplan (verbeelding en regels) is het volgende van belang.
Opzet plankaart
Algemeen
Het bestemmingsplan moet voldoen aan de eis van rechtszekerheid. Dit betekent dat een bestemmingsregeling duidelijk en voor één uitleg vatbaar is. In aansluiting hierop en in relatie tot digitale ontwikkelingen verdient het de voorkeur de bestemmingsregeling zo veel mogelijk op de plankaart te visualiseren en de planregels zo transparant mogelijk te houden. Uitgangspunt is dat zoveel mogelijk informatie op de plankaart wordt aangegeven en dat de plankaart digitaal wordt opgebouwd.
Daarbij is gebruikgemaakt van een combinatie van de GBKN (Grootschalige Basiskaart Nederland) en de digitale kadastrale ondergrond.
Bestemmingen
Op de plankaart wordt aangegeven welke bestemming geldt en waar bebouwing is toegestaan. Door middel van hoofdletters wordt de bestemming aangeduid, bijvoorbeeld R-VR voor Recreatie - Verblijfsrecreatie.
Op het renvooi wordt de betekenis aangegeven van de bestemmingen en de aanduidingen. Tevens wordt in een onderhoek op de plankaart de naam van het bestemmingsplan aangegeven, de datum van terinzagelegging, vaststelling en (eventueel) van de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Ook is het identificatienummer van het bestemmingsplan en het kaartblad aangegeven. De kaart bestaat uit 1 kaartblad en renvooi, op een schaal van 1:1.000.
Aanduidingen
Op de kaart zijn maatvoeringsaanduidingen op de kaart aangegeven zoals de maximaal toegestane hoogtemaat (goothoogte en bouwhoogte). Bij het toekennen van de aanduidingen is zo veel mogelijk gebruikgemaakt van de standaard (en verplichte) aanduidingen uit SVBP2008.
Opzet planregels
Volgens SVBP2008 hebben de planregels een vaste hoofdstukindeling, in een vaste volgorde.
Een bestemmingsartikel (Hoofdstuk 2, Bestemmingsregels) wordt als volgt opgebouwd:
Een bestemmingsartikel hoeft niet alle elementen te bevatten. Dit is afhankelijk van de aard van de bestemming. Alle bestemmingen bevatten wel een bestemmingsomschrijving en bouwregels.
De groenzone rondom de camping is bestemd als 'Groen'. In deze bestemming zijn groen, water, voet- en fietspaden en nutsvoorzieningen toegestaan. In deze bestemming mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd. In uitzondering daarop zijn voor nutsvoorzieningen, gebouwen tot 15 m² toegestaan.
De grondwal met beplanting die dient om de geluidsoverlast te beperken, is voorzien van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - 1'.
Binnen de molenbiotoop mag beplanting niet hoger worden dan 8 m. Er is aangegeven dat de afschermende groenstrook aan de kant van de woningen moet bestaan uit een grondwal met een hoogte van 3,5 m met daarop hoog opgaande beplanting met een hoogte van 1 tot 1,5 m.
Speelboerderij Pierewiet is bestemd als Recreatie - Dagrecreatie. De bestemmingsregeling voor speelboerderij Pierewiet wijkt op onderdelen af van de oorspronkelijke bestemming Recreatie - Dagrecreatie. In voorliggend bestemmingsplan mogen de gronden met deze bestemming worden gebruikt voor een dierenweide (kinderboerderij), sport- en spelvoorzieningen en daarmee vergelijkbare voorzieningen. Daarnaast is er horeca uit ten hoogste categorie 1b toegestaan. Voor deze voorzieningen mogen gebouwen worden gebouwd. In totaal mag 10% van het bestemmingsvlak worden bebouwd. In verband met de molenbiotoop mag beplanting niet hoger worden dan 8 m.
In verband met de aangrenzende woonbebouwing zijn specifieke aanduidingen opgenomen om er voor te zorgen dat er sprake is van een aanvaard woon- en leefklimaat. Voor een nadere toelichting hierop wordt verwezen naar paragraaf 4.4.
Concreet betekent dit dat ter plaatse van de aanduiding:
Deze bestemming is opgenomen voor de bestaande camping, de minicamping van Pierewiet en de oude boomgaard. In deze bestemming zijn toegestaan: verblijfsrecreatie in kampeermiddelen en gebouwen voor recreatief nachtverblijf, recreatiewoningen en dienstverlening, beheer en onderhoud ten behoeve van de verblijfsrecreatie op hetzelfde terrein.
Onder dienstverlening zijn onder andere begrepen horeca, een parkwinkel en sport- en spelvoorzieningen. Ook zijn de twee bestaande (bedrijfs)woningen in deze bestemming opgenomen.
Er is een specifieke aanduiding opgenomen voor de strook tussen de centrale voorzieningen/Pierewiet en de woningen aan de oost- en noordoostrand (de voormalige boomgaard).
Tussen deze strook en de woonpercelen wordt in ieder geval een groenstrook met een breedte van 10 m aangelegd (bestemming Groen).
Binnen de molenbiotoop mag beplanting niet hoger worden dan 8 m.
Op gronden met de bestemming Recreatie - Verblijfsrecreatie mogen bedrijfsgebouwen worden gebouwd, in totaal tot 10% van het bestemmingsvlak.
Binnen de bestemming zijn in totaal ten hoogste 262 standplaatsen voor kampeermiddelen en gebouwen voor recreatief nachtverblijf toegestaan, alsmede 4 recreatiewoningen. Het totaal aantal verblijfsrecreatieve eenheden bedraagt daarmee 266. De bedrijfswoning en de horeca zijn geconcentreerd op het centrale deel van de camping. Daarvoor zijn specifieke aanduidingen opgenomen.
In de bestemming Recreatie -Verblijfsrecreatie is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen. Deze maakt het mogelijk standplaatsen te vervangen door recreatiewoningen. De voorwaarden voor het gebruikmaken hiervan zijn overeenkomstig het Gebiedsplan West Zeeuws-Vlaanderen opgenomen in de wijzigingsbevoegdheid.
Binnen de bestemming Recreatie - Verblijfsrecreatie zijn bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan. Om te voorkomen dat op het kampeerterrein onnodige lichthinder wordt veroorzaakt zijn de volgende aspecten relevant.
Hieruit is de volgende planregeling voor lichtmasten gedestilleerd. Lichtmasten dienen een neerwaartse lichtuitstraling te hebben. De hoogte van de lichtmasten bedraagt ten hoogste 5 m.
In verband met de aangrenzende woonbebouwing zijn specifieke aanduidingen opgenomen om er voor te zorgen dat er sprake is van een aanvaard woon- en leefklimaat. Voor een nadere toelichting hierop wordt verwezen naar paragraaf 4.4. Concreet betekent dit dat ter plaatse van de aanduiding:
Op de verbeelding is de aanduiding 'vrijwaringszone - molenbiotoop' opgenomen. In de bijbehorende regels is bepaald dat opgaande beplanting hoger dan de aangegeven bouwhoogte in de bestemming Recreatie - Verblijfsrecreatie niet is toegestaan. Bouwregels zijn in het artikel betreffende de molenbiotoop niet nodig, omdat de opgenomen bouwregels in het artikel Recreatie - Verblijfsrecreatie al voor zover nodig zijn afgestemd op de molenbiotoop.
In verband met de molenbiotoop mag beplanting niet hoger worden dan 8 m.
In dit hoofdstuk wordt inzicht gegeven in de handhaving en de financiële uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.
Tegen activiteiten, die in strijd zijn met het bestemmingsplan zal het gemeentebestuur, administratiefrechtelijk optreden, op grond van de Gemeentewet en de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
Voor een aanvaardbaar handhavingsbeleid wordt in de eerste plaats gestreefd naar een voldoende draagvlak. Een bestemmingsplan met weinig draagvlak houdt immers het risico in dat het slecht wordt nageleefd en is dan weinig zinvol.
In verband hiermee is het bestemmingsplan zodanig opgezet dat het voor zoveel mogelijk betrokkenen een duidelijke, toegankelijke en op de hedendaagse behoeften en eisen afgestemde bestemmingsregeling bevat.
Verder wordt informatie verstrekt omtrent de inhoud van het bestemmingsplan. Hiermee wordt onder andere beoogd het begrip bij de burger te vergroten. Het geven van voorlichting vormt daarmee ook een belangrijke schakel in de handhavingactiviteiten. Van gemeentewege worden hiertoe de nodige activiteiten ondernomen, waaronder een inspraakbijeenkomst.
Daarnaast worden de voorschriften in de praktijk toegepast en gehandhaafd. Ten aanzien van overtredingen zal een actief handhavingsbeleid worden gevoerd. Getracht wordt de controlewerkzaamheden ten aanzien van geconstateerde overtredingen op een intensieve manier uit te voeren.
Handhavingactiviteiten worden zoveel mogelijk onderling afgestemd. Controle in het kader van het bestemmingsplan wordt gekoppeld aan controle in het kader van milieuwetgeving en omgekeerd. Dit is van belang om de benodigde inzet van extra middelen zo beperkt mogelijk te houden, maar ook om tot een samenhangend handhavingsbeleid te komen.
Wanneer eenmaal sancties moeten worden getroffen, zal dit op consistente wijze, maar met oog voor de juridische spelregels, worden gedaan. Indien de activiteiten niet kunnen worden gelegaliseerd, zullen de instrumenten van aanschrijving, stillegging bouw, bestuursdwang en dwangsom worden toegepast. De uitvoering van de strafrechtelijke vervolging ligt in handen van het Openbaar Ministerie.
Naast de planologische haalbaarheid van het project, zoals getoetst in voorgaande paragrafen, moet ook de financiële uitvoerbaarheid van het project aangetoond worden. In de Wet ruimtelijke ordening is de grondexploitatiewet opgenomen. Deze afdeling regelt verplicht kostenverhaal door de gemeente. De gemeente legt dit kostenverhaal vast in een exploitatieplan. Van een exploitatieplan kan worden afgeweken door in het kostenverhaal anderszins te voorzien (overeenkomst met alle grondeigenaren in het plangebied of volledig grondeigendom). In een bestemmingsplan is sprake van kostenverhaal (6.2.3. tot en met 6.2.5. Bro) als een bouwplan (6.2.1 Bro) wordt mogelijk gemaakt.
De gemeente is van mening dat er geen belemmeringen zijn aangaande de financiële uitvoerbaarheid. Sprake is van een bestemmingsplan waarin een aantal ontwikkelingen in het kader van kwaliteitsverbetering mogelijk worden gemaakt. Deze ontwikkelingen worden geheel bekostigd door de initiatiefnemer. De door de initiatiefnemer aan de gemeente overgelegde gegevens tonen afdoende aan dat deze de benodigde investeringen financieel kan dragen. Een exploitatieplan is niet noodzakelijk aangezien met een anterieure overeenkomst tussen initiatiefnemer en gemeente in het kostenverhaal is voorzien.
In artikel 3.1.1 van het Bro is vastgelegd dat tijdens de voorbereiding van een bestemmingsplan (hieronder wordt ook een wijzigingsplan verstaan) overleg moet worden gepleegd met instanties die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen die in het plan in het geding zijn. Daarbij zijn met name genoemd het waterschappen en diensten van provincie en Rijk. Ten aanzien van bekendmaking van het plan is artikel 3:6 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.
Het ontwerp van het bestemmingsplan is in het kader van het vooroverleg toegestuurd aan:
In totaal zijn twee overlegreacties ontvangen. Deze zijn samengevat en beantwoord in de Nota overlegreacties bestemmingsplan "Camping International 2022", die als bijlage 10 bij de toelichting is opgenomen.
Het ontwerpbestemmingsplan Camping International heeft vanaf 30 september 2021 tot en met 10 november 2021 ter inzage gelegen. Gedurende deze termijn konden zienswijzen worden ingediend. Ook is de gebruikelijke overlegpartners de mogelijkheid geboden tijdens deze termijn een reactie in te dienen. Er zijn 15 zienswijzen ontvangen. De provincie Zeeland heeft een overlegreactie ingediend.
In de Nota beantwoording zienswijzen en overlegreacties (bijlage 11) zijn de overlegreacties en zienswijzen samengevat en van een beantwoording voorzien. Zienswijzen die zijn ingediend door particulieren, zijn geanonimiseerd.