Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Kapelleweg 1 Nieuwvliet
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.1714.bpkapelleweg1-VG01
1 Inleidende regels
 
Artikel 1 Begrippen
 
In deze regels wordt verstaan onder
 
1.1 bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML - bestand (nummer
NL.IMRO.1714.bpKapelleweg1-VG01) met de bijbehorende regels en bijlagen.
 
1.2 aanduiding
Een geometrisch bepaald vlak of een figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ten aanzien van het
gebruik en/ of het bebouwen van deze gronden regels worden gesteld.
 
1.3 aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
 
1.4 aan- en uitbouw
Een aan een hoofdgebouw gebouwd gebouw dat in bouwkundig opzicht is te onderscheiden van het
hoofdgebouw.
 
1.5 aan – huis – gebonden beroep
Een dienstverlenend beroep, dat in een woning door de bewoner wordt uitgeoefend, waarbij de woning
in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling heeft met die met de
woonfunctie in overeenstemming is.
 
1.6 achtererf
De gronden die behoren bij het hoofdgebouw en gelegen zijn achter de achtergevel van het
hoofdgebouw of achter een denkbeeldige lijn in het verlengde daarvan.
 
1.7 afhankelijke woonruimte
Een deel van het hoofdgebouw of (een deel van) de (dienst)woning dan wel een (vrijstaand) bijgebouw
bij dat hoofdgebouw of een (vrijstaand) bijgebouw bij die (dienst)woning waarin een gedeelte van de
huishouding uit een oogpunt van mantelzorg gehuisvest is of waarin een zelfstandige huishouding uit
een oogpunt van mantelzorg gehuisvest is.
 
1.8 archeologisch deskundige
Een door het bevoegd gezag aan te wijzen onafhankelijke en als zodanig geregistreerde deskundige op
het gebied van archeologisch onderzoek.
 
1.9 archeologisch onderzoek
Onderzoek verricht door of namens een dienst of instelling die over een opgravingsvergunning beschikt.
 
1.10 archeologische waarde
De aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende overblijfselen uit
oude tijden.
 
1.11 bebouwing
Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
 
1.12 bedrijf
Een onderneming gericht op het produceren, bewerken, herstellen, installeren of inzamelen van
goederen, alsmede verhuur, opslag en distributie van goederen.
 
1.13 bestaande afstands-, hoogte-, inhouds-, en oppervlaktematen
Afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het
bestemmingsplan tot stand zijn gekomen of tot stand kunnen komen met inachtneming van het
bepaalde bij of krachtens de Wabo.
 
1.14 bestemmingsgrens
De grens van een bestemmingsvlak.
 
1.15 bestemmingsvlak
Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
 
1.16 bevoegd gezag
Bevoegd gezag zoals bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
 
1.17 bouwen
Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een
bouwwerk.
 
1.18 bouwgrens
De grens van een bouwvlak.
 
1.19 bouwperceel
Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende
bebouwing is toegelaten.
 
1.20 bouwperceelgrens
De grens van een bouwperceel.
 
1.21 bouwvlak
Een geometrisch bepaald vlak waarmee gronden zijn aangeduid, waar ten gevolge van de regels
bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.
 
1.22 bouwwerk
Elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij
indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
 
1.23 bruto vloeroppervlak
De totale vloeroppervlakte van een bedrijf, met inbegrip van de daartoe behorende opslag en overige
dienstruimten.
 
1.24 bijgebouw
Een vrijstaand gebouw dat in functioneel en bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde
bouwperceel gelegen hoofdgebouw.
 
1.25 cultuurhistorische waarde
De aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde in verband met ouderdom en/ of historische
gaafheid.
 
1.26 dakkapel
Een constructie ter vergroting van een gebouw, die zich tussen de dakgoot en de nok van een dakvlak
bevindt, waarbij deze constructie onder de noklijn is gelegen en de onderzijde van de constructie in het
dakvlak is geplaatst.
 
1.27 dakopbouw
Een constructie ter vergroting van een gebouw, die zich boven de dakgoot bevindt, waarbij deze
constructie (deels) boven de oorspronkelijke nok uitkomt en de onderzijden van de constructie in één of
beide dakvlak(ken) is (zijn) geplaatst.
 
1.28 detailhandel
Het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en
leveren van goederen aan diegenen die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending
anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.
 
1.29 detailhandel in volumineuze goederen
Detailhandel in de volgende categorieën:
  1. detailhandel in brand- en explosiegevaarlijke goederen;
  2. detailhandel in volumineuze goederen, zoals auto's, keukens, badkamers, boten, motoren, caravans, landbouwwerktuigen en grove bouwmaterialen en daarmee rechtstreeks samenhangende artikelen, zoals accessoires, onderhoudsmiddelen, onderdelen en materialen;
  3. tuincentra;
  4. grootschalige meubelbedrijven, al dan niet – in ondergeschikte mate – in combinatie met woninginrichting en stoffering;
  5. bouwmarkten.
1.30 dienstverlening
Het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te
woord wordt gestaan en geholpen, zoals reis- en uitzendbureaus, kapsalons, pedicures, wasserettes,
makelaarskantoren, internetwinkels en bankfilialen.
 
1.31 extensieve dagrecreatie
Niet - gemotoriseerde recreatieve activiteiten, zoals wandelen, fietsen, skaten, paardrijden, vissen,
zwemmen en natuurobservatie, sporten en toestellen voor buitenfitness.
 
1.32 gebouw
Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden
omsloten ruimte vormt.
 
1.33 geluidsgevoelige objecten
Woningen en andere geluidsgevoelige gebouwen en geluidsgevoelige terreinen, zoals bedoeld in art. 1.
Van de Wet geluidhinder.
 
1.34 hoofdgebouw
Een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie, afmetingen of functie als het belangrijkste
bouwwerk valt aan te merken.
 
1.35 kantoor
Voorzieningen gericht op het verlenen van diensten op administratief, financieel, architectonisch,
juridisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied, waarbij het publiek niet of slechts in
ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen.
 
1.36 kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten
Het in een woning of bijgebouw door de bewoner op bedrijfsmatige wijze uitoefenen van activiteiten,
waarbij de woning in overwegende mate zijn woonfunctie behoudt met een ruimtelijke uitstraling die
daarbij past.
 
1.37 kleinschalige dagrecreatieve voorzieningen
Voorzieningen, zoals aanlegsteigers, picknickplaatsen, observatiepunten, informatieborden en banken,
ten behoeve van activiteiten, zoals wandelen, fietsen, vissen, zwemmen, kanoën en natuurobservatie,
sporten en toestellen voor buitenfitness.
 
1.38 kleinschalig kampeerterrein
een terrein of plaats, gelegen op een (voormalig) agrarisch bouwvlak en/of op direct daaraan grenzende
en volgens het bestemmingsplan Buitengebied als agrarische bestemde gronden, geheel of gedeeltelijk
ingericht, en blijkens de inrichting bestemd, om daarop gelegenheid te geven tot het plaatsen van
maximaal 25 standplaatsen ten behoeve van recreatief nachtverblijf door personen die hun
hoofdverblijf elders hebben.
 
1.39 kleinschalige sportieve dagrecreatieve activiteiten
Activiteiten gericht op een sportieve dagbesteding, die in omvang en publieksaantrekkende werking niet
als grootschalig zijn aan te merken zoals in- en outdoor - sportactiviteiten in de vorm van bijvoorbeeld
een klimmuur, tokkelen, touwbanen en mountainbiken.
 
1.40 landschaps- en natuurdeskundige
Een door het bevoegd gezag aan te wijzen deskundige of commissie van deskundigen inzake landschap
waarden, cultuurhistorische waarden en/ of natuurwaarden.
 
1.41 landschapswaarde
De aan een gebied toegekende waarde met betrekking tot het waarneembare deel van de
aardoppervlakte, die wordt bepaald door de herkenbaarheid en de identiteit van de onderlinge
samenhang tussen levende en niet- levende natuur.
 
1.42 mantelzorg
Intensieve zorg of ondersteuning, die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt
aangeboden aan een hulpbehoevende, ten behoeve van zelfredzaamheid of participatie, rechtstreeks
voortvloeiend uit een tussen personen bestaande sociale relatie, die de gebruikelijke hulp van
huisgenoten voor elkaar overstijgt, en waarvan de behoefte met een verklaring van een huisarts,
wijkverpleegkundige of andere door de gemeente aangewezen sociaal-medisch adviseur kan worden
aangetoond.
 
1.43 natuurwaarde
De aan een gebied toegekende waarde in verband met de aanwezige flora en fauna.
 
1.44 NED nieuwe economische drager
Een nevenactiviteit die bij een agrarisch bedrijf, of als zelfstandige activiteit bij een voormalig agrarisch
bedrijf met de bestemming Wonen-2, of als zelfstandige activiteit bij de bestemming Wonen, mag
worden ondernomen.
 
1.45 NEN
Door de stichting Nederlands Normalisatie Instituut uitgegeven norm, zoals deze luidde op het moment
van vaststelling van het bestemmingsplan.
 
1.46 nevenactiviteit
Niet-agrarische activiteiten die in ruimtelijk opzicht ondergeschikt zijn aan de hoofdfunctie op een
(voormalig) agrarisch bouwvlak.
 
1.47 omgevingskwaliteit
Kwaliteiten die van belang zijn voor een goede leefomgeving; bij de beoordeling van de
omgevingskwaliteit worden tenminste de volgende aspecten in ogenschouw genomen: luchtkwaliteit,
geur, geluid, lichtvervuiling, bereikbaarheid en veiligheid, bodem- en waterkwaliteit (waterbodems en
grondwater daaronder begrepen), waterkwantiteit, ecologische, landschappelijke en cultuurhistorische
kwaliteiten.
 
1.48 omgevingswaarden
met omgevingswaarden zoals bedoeld in artikel 18 en 20 worden bedoeld de fysieke, van nature
aanwezige, waardevolle kenmerken van het strand, de zee en de duinen; hierbij kan gedacht worden
aan de specifieke begroeiing, openheid en hoogteverschillen.
 
1.49 overkapping
Een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak.
 
1.50 peil
voor gebouwen die onmiddellijk aan de weg grenzen: de hoogte van de weg. In andere gevallen en voor
bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld.
 
1.51 planologische samenhang
van een planologische samenhang zoals bedoeld in artikel 3.4, 4.4, 8.4, 9.4 en 28.4 van het
bestemmingsplan Buitengebied Sluis 2e herziening, is sprake indien de woning en de bijgebouwen zowel
bestemmingsplanmatig als juridisch (dezelfde eigenaar) bijeen horen.
 
1.52 praktijkruimte
Een gebouw, of een gedeelte ervan, dat dient voor het beroepsmatig verlenen van diensten op
administratief, architectonisch, kunstzinnig, juridisch, medisch, paramedisch, therapeutisch of een
daarmee gelijk te stellen gebied.
 
1.53 ruimtelijke kwaliteitswinst
Ruimtelijke meerwaarde die bestaat uit de inrichting van het erf, landschaps-en/ of natuurontwikkeling,
herstel of herkenbaar maken van cultuurhistorische waarden of het vergroten van de toegankelijkheid
van het agrarisch gebied ten behoeve van extensieve dagrecreatie.
 
1.54 staat van bedrijfsactiviteiten
De Staat van bedrijfsactiviteiten die van deze regels onderdeel uitmaakt, zoals opgenomen in het
bestemmingsplan buitengebied gemeente Sluis, 2e herziening, vastgesteld d.d. 20 oktober 2015.
 
1.55 voorgevelrooilijn
de lijn gelegen:
  1. evenwijdig aan de weg en in het verlengde van de dichtst bij de weg gelegen gevel van een (bedrijfs)woning;
  2. dan wel (indien deze gevel niet evenwijdig is aan de weg): evenwijdig aan de weg door het dichtst bij de weg gelegen hoekpunt van gevels van een (bedrijfs)woning.
1.56 zijerf
De gronden die behoren bij het hoofdgebouw en gelegen zijn aan de zijkanten van het hoofdgebouw
tussen de denkbeeldige lijnen in het verlengde van de voor- en achtergevel.
Artikel 2 Wijze van meten
 
Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
 
2.1 afstand
De afstand tussen bouwwerken onderling alsmede de afstand van bouwwerken tot perceelgrenzen
worden daar gemeten waar deze afstand het kleinst zijn.
 
2.2 bouwhoogte van een bouwwerk, geen antenne – installatie zijnde
Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde,
met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en daarmee naar
aard gelijk te stellen bouwonderdelen.
 
2.3 bouwhoogte van een antenne - installatie
  1. ingeval van een vrijstaande (schotel)antenne - installatie: tussen het peil en het hoogste punt van de (schotel)antenne - installatie;
  2. ingeval van een op of aan een bouwwerk gebouwde (schotel)antenne - installatie: tussen de voet van de (schotel)antenne - installatie en het hoogste punt van de (schotel)antenne - installatie.
2.4 breedte, lengte en diepte van een bouwwerk
Tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidsmuren.
 
2.5 goothoogte van een bouwwerk
Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot / de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te
stellen constructiedeel; indien een bouwwerk met betrekking tot deze constructiedelen over
verschillende hoogten beschikt, wordt als volgt gemeten:
  1. indien zich aan de voorgevelzijde een goot / druiplijn, boeibord of een ander, daarmee gelijk te stellen constructiedeel bevindt, wordt uitgegaan van de hoogte aan de voorgevelzijde;
  2. indien zich – in geval van een lessenaarsdak – aan de voorgevelzijde van het gebouw geen goot / druiplijn, boeibord of een ander, daarmee gelijk te stellen constructiedeel bevindt, wordt uitgegaan van de laagste hoogte.
2.6 inhoud van een bouwwerk
Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/ of het hart van de
scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
 
2.7 oppervlakte van een bouwwerk
Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/ of het hart van de scheidsmuren, neerwaarts geprojecteerd
op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
 
2.8 vloeroppervlakte
De gebruiksvloeroppervlakte volgens NEN 2580.
2 Bestemmingsregels
 
Artikel 3 Wonen
 
Artikel 3.1 Bestemmingsomschrijving
 
De voor Wonen aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. het wonen met aan - huis - gebonden beroepen, kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten en de opslag van agrarische machines en aanverwante materialen en producten;
  2. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen – verblijfsrecreatie' tevens een economische nevenactiviteit in de vorm van verblijfsrecreatie;
  3. ter plaatse van de aanduiding ´specifieke vorm van wonen - afhankelijke woonruimte´ een mantelzorgwoning;
  4. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals erven, tuinen, groen, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen en water.
Artikel 3.2 Bouwregels
 
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
  1. op deze gronden mogen hoofdgebouwen (woningen) met bijbehorende aan- en uitbouwen, bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met dien verstande dat op de gronden met de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - zonder gebouwen' geen gebouwen of overkappingen zijn toegestaan;
  2. per bestemmingsvlak is ten hoogste één woning toegestaan, tenzij met de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' of de aanduiding 'woning uitgesloten' anders is aangegeven;
  3. op bestemmingsvlakken waar tevens een bouwvlak is aangegeven worden gebouwen en overkappingen binnen bouwvlakken gebouwd;
  4. per woning is ten hoogste één paardenbak en/ of stapmolen toegestaan.
  5. de afstand van gebouwen tot de perceelgrens bedraagt tenminste 3 m. Tenzij de bestaande afstand tot de perceelgrens minder bedraagt;
  6. indien gebouwen op een bouwperceel niet aaneen worden gebouwd, geldt een onderlinge afstand van tenminste 3 m. Tenzij de bestaande afstand tussen gebouwen onderling minder bedraagt;
  7. de afstand van gebouwen en overkappingen tot de bestemming Verkeer bedraagt tenminste 40 m bij de volgende wegen:
    1. N253 (Rondweg, Oostburgseweg, Nieuwstraat, Commerswerveweg, Lange Heerenstraat);
    2. N675 (Sterreboschweg, Nieuwvlietseweg, Voorstraat, Provincialeweg, Hoogstraat);
    3. N61 (Willemsweg, Middenweg);
    4. N251 (Draaibrugseweg, Beekmanstraat, Rijksweg);
    5. N674 (Mariastraat, Oostburgsestraat, Oude Haven);
    6. Zuidzandseweg;
  8. de afstand van gebouwen en overkappingen tot de bestemming Verkeer bedraagt tenminste 20 m bij overige wegen. Tenzij de bestaande afstand tot de bestemming Verkeer minder bedraagt;
  9. de goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte en/of inhoud van een gebouw of bouwwerk, geen gebouw zijnde, bedragen ten hoogste:
bouwwerkgoothoogtebouwhoogteoppervlakte/inhoud
hoofdgebouwen
(inclusief aan- en
uitbouwen) /woning
zonder aanduiding
6 m10 m
ten hoogste 40 % van
het bouwperceel met
een maximum van
1000 m³
bijgebouwen en
overkappingen
4 m8 m
ten hoogste 40% van
het zij- en achtererf
met een maximum
van 120 m²
Bijgebouwen en
overkappingen met de
aanduiding 'maximum
oppervlakte
bijgebouwen'
Bestaande hoogteBestaande hoogte
330 m
2 in de vorm van
de bestaande
bebouwing
paardenbak en / of
stapmolen
 2 m
ten hoogste 1.200 m²
erfafscheidingen voor
de voorgevel
 1 m 
erfafscheidingen
elders
 2 m 
overige bouwwerken,
geen gebouwen zijnde
 3 m 
 
  1. bijgebouwen mogen uitsluitend achter de voorgevelrooilijn worden gebouwd; tenzij de bestaande situering afwijkt;
  2. de goothoogte van de woning mag worden overschreden door dakkapellen, indien:
    1. de afstand tot de dakvoet, de nok en de zijkanten van het dakvlak tenminste 0,5 m bedraagt.
    2. de bouwhoogte van een dakkapel, gemeten vanaf de voet van de dakkapel ten hoogste 1,5 m bedraagt;
    3. de breedte van dakkapellen aan de voor- of zijkant van de woning ten hoogste 50% van het dakvlak bedraagt;
    4. de breedte van de dakkapellen aan de achterkant van het hoofdgebouw ten hoogste 70% van het dakvlak bedraagt.
Artikel 3.3 Afwijken van de bouwregels
 
3.3.1 Bouwen grotere bijgebouwen
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.2 onder i voor
het vergroten van de maximaal toelaatbare oppervlakte bijgebouwen ten behoeve van het stallen van
(klein)vee of de opslag van materieel ten behoeve van het onderhoud van het aangrenzende perceel tot
een gezamenlijk oppervlakte van de bijgebouwen van:
  1. ten hoogste 200 m², onder de voorwaarde dat de omgevingsvergunning alleen kan worden verleend voor bouwpercelen met een omvang van meer dan 3.500 m²;
  2. ten hoogste 250 m², onder de voorwaarde dat de omgevingsvergunning alleen kan worden verleend voor bouwpercelen met een omvang van meer dan 1 ha;
met dien verstande dat:
  1. het aangrenzende perceel ten dienste moet staan van de bestemming Wonen;
  2. het bijgebouw binnen het bestemmingsvlak met de bestemming Wonen gerealiseerd dient te worden.
3.3.2 Bouwen tot perceelgrens
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.2 onder e
voor de bouw van een aan- of uitbouw of bijgebouw op een kleinere afstand tot of in de zijdelingse
perceelgrens, mits verlening van de omgevingsvergunning niet leidt tot onevenredige aantasting
van de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van naastgelegen percelen.
 
3.3.3 Bouwen nabij de bestemming Verkeer
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.2 onder h voor
het bouwen van een gebouw of overkapping binnen een afstand van 20 m tot de bestemming Verkeer,
met in achtneming van het volgende:
  1. verlening van de omgevingsvergunning leidt niet tot een verkeersonveilige situatie;
  2. verlening van de omgevingsvergunning leidt niet tot aantasting van de verkeersplanologische functie van de weg.
3.3.4 Nieuwbouw NED
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.2 voor het
vervangend nieuw bouwen van een gebouw ten behoeve van een NED per woning, met inachtneming
van het volgende:
  1. de omgevingsvergunning wordt verleend voor het bouwen van een gebouw ten behoeve van één NED waarbij het vloeroppervlak niet meer bedraagt dan ten hoogste 250 m² of de bestaande oppervlakte van bebouwing die reeds ten behoeve van een NED in gebruik is;
  2. de omgevingsvergunning wordt slechts verleend indien tenminste eenzelfde oppervlak bestaande gebouwen op het betreffende bouwvlak wordt gesloopt;
  3. nieuwe gebouwen worden binnen het bestemmingsvlak gebouwd;
  4. de omgevingsvergunning wordt slechts verleend indien ook toepassing is of wordt gegeven aan het bepaalde in lid 3.5.1.
3.3.5 Hogere erfafscheiding
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.2 onder i voor
erfafscheidingen hoger dan 1 m voor de voorgevel, met in achtneming van het volgende:
  1. de bouwhoogte van de erfafscheiding mag niet meer dan 2 m bedragen;
  2. verlening van de omgevingsvergunning leidt niet tot een verkeersonveilige situatie;
  3. verlening van de omgevingsvergunning niet leidt tot onevenredige aantasting van de gebruiksen ontwikkelingsmogelijkheden van naastgelegen percelen;
  4. medewerking wordt uitsluitend verleend indien de erfafscheiding passend is in het landschap en met beplanting wordt ingekleed.
Artikel 3.4 Specifieke gebruiksregels
 
Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:
  1. de vloeroppervlakte ten behoeve van aan - huis - gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten bedraagt ten hoogste 25% van de vloeroppervlakte van de betrokken woning met een maximum van 50 m².
  2. Het aanbieden van meer dan 3 kamers ten behoeve van logies met ontbijt per woning is niet toegestaan;
  3. het aanbieden van overnachtingsmogelijkheden is uitsluitend toegestaan indien er op het betreffende perceel gewoond wordt en er sprake is van een planologische samenhang tussen de woning en de logiesfunctie;
  4. het gebruiken van een deel van de woning, of een aan- of uitbouw van de woning ten behoeve van het ontvangen of verlenen van mantelzorg is toegestaan;
  5. de opslag van caravans, boten en inboedels is uitsluitend binnen de bestaande gebouwen toegestaan;
  6. bij een paardenbak en / of stapmolen is het gebruik van een geluidsinstallatie, of verlichting door middel van lichtmasten die niet zijn voorzien van bovenafdekking, niet toegestaan;
  7. detailhandel is niet toegestaan;
  8. de gronden met de aanduiding 'specifieke vorm van wonen – verblijfsrecreatie’ mogen voor de volgende economische nevenactiviteiten worden benut, waarbij de vloeroppervlakte ten behoeve van de economische nevenactiviteiten ten hoogste mag bedragen:
aanduidingactiviteitvloeroppervlakte
specifieke vorm van wonenverblijfsrecreatie
verblijfsrecreatie
in bestaand (bij)gebouw
  1. Gronden met de aanduiding ‘specifieke vorm van wonen – afhankelijke woonruimte’ mogen ten behoeve van mantelzorg worden benut.
aanduidingactiviteitvloeroppervlakte
specifieke vorm van wonen –
afhankelijke woonruimte
mantelzorg
in bestaand (bij)gebouw
 
Artikel 3.5 Afwijken van de gebruiksregels
 
3.5.1 Nieuwe Economische Dragers (NED's)
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.1 voor een NED,
met inachtneming van het volgende:
  1. de omgevingsvergunning wordt verleend voor:
    1. een NED die voorkomt in de positieve lijst Nieuwe Economische Dragers zoals opgenomen in bijlage 1, met dien verstande dat verblijfsrecreatie (groepsaccommodatie, 5 appartementen en 10 hotelkamers zoals genoemd in bijlage 1 niet is toegestaan mits:
      • op het perceel van oudsher meer dan 250 m2 aan bijgebouwen aanwezig is;
      • de ruimtelijke uitstraling en de perceelsgrootte van het perceel vergelijkbaar is met dat van een agrarisch bedrijf;
    2. overige bedrijfsactiviteiten, die naar aard en omvang gelijk te stellen zijn met de NED's zoals vermeld in bijlage 1, met dien verstande dat detailhandel niet is toegestaan;
  2. de oppervlakte van een NED bedraagt ten hoogste de in bijlage 1 genoemde omvang;
  3. tenzij toepassing wordt gegeven aan het bepaalde in lid 3.3.4, vindt de NED plaats in bestaande gebouwen op het bestemmingsvlak;
  4. de NED of NED’s zijn niet toegestaan in de woning;
  5. de NED, of alle NED's tezamen op een bestemmingsvlak, wordt of worden uitgeoefend in een kleinschalige omvang, hetgeen blijkt uit:
    1. de ruimtelijke uitstraling;
    2. de verkeersaantrekkende werking, waarbij verlening van de omgevingsvergunning niet tot een onevenredige toename leidt van de automobiliteit;
    3. de categorie uit de Staat van Bedrijfsactiviteiten waartoe de activiteit behoort, waarbij geldt dat:
      • de bedrijfsactiviteit ten hoogste tot categorie 2 uit de Staat van Bedrijfsactiviteiten behoort;
      • de bedrijfsactiviteit ten hoogste tot categorie 3 uit de Staat van Bedrijfsactiviteiten behoort, mits is aangetoond dat daardoor geen milieuhinder voor aangrenzende percelen ontstaat; alvorens de omgevingsvergunning te verlenen vraagt het bevoegd gezag hierover schriftelijk advies van de milieudeskundige;
  6. de verkeersveiligheid wordt niet negatief beïnvloed;
  7. op eigen terrein wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid;
  8. opslag van goederen ten behoeve van de NED buiten gebouwen is niet toegestaan;
  9. nieuwe bouwwerken, geen gebouwen zijnde, lichtmasten en lichtbakken voor reclamedoeleinden daaronder begrepen zijn niet toegestaan;
  10. ter plaatse van de uitbreiding wordt voorzien in een adequate landschappelijke inpassing die bestaat uit een beplantingsstrook met een dichte struik- en boomlaag van voornamelijk streekeigen soorten, met een gemiddelde breedte van tenminste 10 m; op basis van een landschapsplan, opgesteld door een gecertificeerde landschapsarchitect of goedgekeurd door de landschaps- en natuurdeskundige, kan volstaan worden met een landschappelijke inpassing waarbij voldaan wordt aan de ‘Richtlijn landschappelijke inpassing gemeente Sluis’ zoals opgenomen in Bijlage 7 van het Bestemmingsplan Buitengebied Sluis 2e herziening;
  11. verlening van de omgevingsvergunning leidt niet tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van naastgelegen percelen;
  12. de omgevingsvergunning wordt verleend als zorg wordt gedragen voor ruimtelijke kwaliteitswinst in de vorm van landschaps- of natuurontwikkeling of het verbeteren van de inrichting van het erf;
  13. medewerking wordt slechts verleend indien een privaatrechtelijke overeenkomst wordt gesloten over de aanleg, het beheer en het onderhoud van de landschappelijke inpassing en de ruimtelijke kwaliteitswinst
  14. verlening van de omgevingsvergunning leidt niet tot onevenredige gevolgen voor het waterbeheer; het bevoegd gezag vraagt hierover schriftelijk advies van de waterbeheerder alvorens de omgevingsvergunning te verlenen.
Artikel 4 Waarde - Archeologie
 
Artikel 4.1 Bestemmingsomschrijving
 
De voor Waarde - Archeologie aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende
bestemming(en) - mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologisch waardevolle
terreinen.
 
Artikel 4.2 Bouwregels
 
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
  1. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 4.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 2m;
  2. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien:
    1. de aanvrager van de omgevingsvergunning een rapport heeft overlegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
    2. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning regels te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige;
  3. het bepaalde in dit lid onder b.1 en b.2 is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op één of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
    1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
    2. een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 50 m2;
    3. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 40 cm en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.
Artikel 4.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of
van werkzaamheden
 
4.3.1 Aanlegverbod zonder omgevingsvergunning
Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Waarde - Archeologie zonder of in afwijking
van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van
werken of werkzaamheden) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te
voeren:
  1. het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte dan 40 cm, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
  2. het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op een of ander wijze indrijven van voorwerpen;
  3. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen;
  4. het verlagen of verhogen van het waterpeil;
  5. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
  6. het aanleggen van ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  7. het graven, verbreden en dempen van sloten, vijvers en andere wateren dieper dan 40 cm onder het bestaande maaiveld.
4.3.2 Uitzondering op het aanlegverbod
Het verbod van 4.3.1 is niet van toepassing, indien de werken en werkzaamheden:
  1. werken en/of werkzaamheden die normaal beheer of onderhoud betreffen;
  2. werken en/of werkzaamheden die mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende omgevingsvergunning voor het bouwen of omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden of ontgrondingsvergunning;
  3. een oppervlakte beslaan van ten hoogste 50 m²;
  4. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan;
  5. ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.
4.3.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning
De werken en werkzaamheden, zoals in lid 4.3.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien de aanvrager
van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden aan de hand van nader
archeologisch onderzoek kan aantonen dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden
aanwezig zijn.
Voorts zijn de werken en werkzaamheden toelaatbaar, indien:
  1. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden een rapport heeft overlegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
  2. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de activiteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden regels te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de activiteiten door een archeologische deskundige.
3 Algemene regels
Artikel 5 Anti-dubbeltelregel
 
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is
gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen, waarvoor een
omgevingsvergunning voor bouwen is vereist, buiten beschouwing.
Artikel 6 Algemene bouwregels
 
6.1 Overschrijding bouwgrenzen
 
De bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, mogen in afwijking van het bestemmingsplan
worden overschreden door:
  1. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, funderingen, balkons, entreeportalen, veranda's en afdaken, mits de overschrijding ten hoogste 2,5 m bedraagt;
  2. tot gebouwen behorende erkers en serres, mits de overschrijding ten hoogste 2 m bedraagt;
  3. andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mits de overschrijding ten hoogste 1,5 m bedraagt.
6.2 Bestaande maten
 
Met betrekking tot bestaande maten gelden de volgende regels:
  1. de op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen die meer bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten hoogste toelaatbaar worden aangehouden;
  2. de op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen die minder bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als tenminste toelaatbaar worden aangehouden;
  3. in geval van herbouw is het bepaalde onder a en b slechts van toepassing, indien de herbouw op dezelfde plaats plaatsvindt;
  4. op een bouwwerk als hiervoor bedoeld, is het Overgangsrecht bouwwerken zoals opgenomen in 11.1 niet van toepassing.
6.3 Afstanden van woningen tot wegen
 
Ingeval van herbouw van een (bedrijfs-, dienst-)woning elders op een bestemmingsvlak of
bouwvlak mag de afstand van de woning (inclusief aan- en uitbouwen) tot de as van de weg - ter
beperking van geluidhinder - niet worden verkleind.
Artikel 7 Algemene gebruiksregels
 
De algemene gebruiksregels luiden als volgt:
  1. het is verboden gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel strijdig met de aan de grond gegeven bestemming, de bestemmingsomschrijving en de overige regels.
  2. het bevoegd gezag wijkt af van het bepaalde onder a, indien strikte toepassing van het verbod leidt tot beperkingen in het meest doelmatige gebruik die niet door dringende redenen worden gerechtvaardigd.
Artikel 8 Algemene afwijkingsregels
 
8.1 Geringe afwijkingen
 
Het bevoegd gezag kan - tenzij op grond van hoofdstuk 2 reeds bij een omgevingsvergunning kan
worden afgeweken - bij een omgevingsvergunning afwijken van de regels voor:
  1. afwijkingen van maten (waaronder percentages) met ten hoogste 10%;
  2. overschrijding van bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen echter ten hoogste 3 m bedragen en het bouwvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot.
  3. de omgevingsvergunning wordt niet verleend, indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
Artikel 9 Algemene wijzigingsregels
 
9.1 Overschrijding bestemmingsgrenzen
 
Het bevoegd gezag kan de in het bestemmingsplan opgenomen bestemming wijzigen ten behoeve van
overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover dit van belang is voor een technisch betere
realisering van de bestemming of het bouwwerk/ de bouwwerken dan wel voor zover dit noodzakelijk is
in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijdingen mogen ten hoogste 3 m
bedragen en het bestemmingsvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot.
 
9.2 Archeologische verwachtingswaarden.
 
9.2.1 Wijziging voor de verandering van een bouwvlak ten behoeve van het veilig stellen van
archeologische waarden.
Het bevoegd gezag kan de begrenzing van bouwvlakken veranderen, indien dit op grond van
archeologisch onderzoek noodzakelijk is met het oog op de bescherming of veiligstelling van de ter
plaatse aanwezige archeologische waarden, met inachtneming van het volgende:
  1. wijziging vindt slechts plaats als:
    1. uit nader archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn;
    2. het op grond van nader archeologisch onderzoek vast te stellen archeologie beleid niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan ter plaatse in bescherming en veiligstelling van archeologische waarden voorziet;
  2. voordat tot wijziging wordt beslist, wint het bevoegd gezag omtrent het bepaalde onder a schriftelijk advies in van een archeologisch deskundige.
9.2.2 Wijziging voor de verandering van een bouwvlak ten behoeve van de onderliggende
archeologische bestemming.
Het bevoegd gezag kan de begrenzing van de bouwvlakken veranderen, indien de bebouwing ten
behoeve van de voor dat bouwvlak geldende bestemming zonder deze verandering niet of niet goed zou
kunnen worden gerealiseerd en op grond van archeologisch onderzoek is gebleken dat de verandering
van het bouwvlak geen afbreuk doet aan de bescherming of de veiligstelling van de aanwezige
archeologische waarden, met inachtneming van de volgende regels:
  1. wijziging vindt slechts plaats als:
    1. uit nader archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn;
    2. of het op grond van nader archeologisch onderzoek niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan ter plaatse in bescherming en veiligstelling van archeologische waarden voorziet;
  2. alvorens omtrent wijziging te beslissen winnen burgemeester en wethouders omtrent het bepaalde onder a schriftelijk advies in van een archeologisch deskundige.
9.2.3 Wijziging voor de verschuiving en vormverandering van een bouwvlak
Burgemeester en wethouders kunnen de begrenzing van de bouwvlakken op de gronden met de
bestemming Waarde - Archeologie veranderen, met inachtneming van de volgende regels:
  1. wijziging vindt slechts plaats indien sprake is van een verschuiving en / of vormverandering van het bouwvlak waarbij de gronden die in het bouwvlak worden opgenomen niet zijn bestemd tot Waarde - Archeologie;
  2. alvorens omtrent wijziging te beslissen winnen burgemeester en wethouders omtrent het bepaalde onder a. schriftelijk advies in van een archeologisch deskundige.
9.3 Wijziging landschapscamping
 
Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen door het opnemen van de
bestemming Agrarisch, Agrarisch - 1, Agrarisch met waarden - Landschapswaarden of de bestemming
Agrarisch met waarden - Landschapswaarden - 1 met de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie -
landschapscamping' en de bestemming 'Recreatie - Verblijfsrecreatie' met de aanduiding 'specifieke
vorm van recreatie - landschapscamping' en de bestemming Natuur met aanduiding ' specifieke vorm
van recreatie - landschapscamping' ten behoeve van de realisering van landschapscampings op de
gronden met de aanduiding 'wro-zone - wijzigingsgebied - 2', met in achtneming van het volgende:
  1. uitsluitend gronden met een agrarische bestemming zoals bedoeld in artikel 3, 4, 8 of 9 van het bestemmingsplan Buitengebied Sluis 2e herziening komen voor wijziging in aanmerking;
  2. het aantal standplaatsen per landschapscamping bedraagt tenminste 10 en ten hoogste 60 seizoensgebonden standplaatsen; de gronden waarop de standplaatsen worden gerealiseerd krijgen na wijziging de bestemming Recreatie - Verblijfsrecreatie met de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - landschapscamping';
  3. de wijziging kan voor ten hoogste 3 nieuwe landschapscampings worden toegepast;
  4. het aantal standplaatsen bedraagt ten hoogste 30 per ha;
  5. per standplaats wordt een oppervlakte van tenminste 833 m² aan landschaps- en natuurwaarden gerealiseerd; de gronden waarop de landschaps- en natuurwaarden worden gerealiseerd krijgen na wijziging de bestemming Natuur met de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie – landschapscamping';
  6. het bij de landschapscamping behorende oppervlak bedraagt tenminste 2 ha, waarbij geldt dat de verhouding tussen de bij het agrarisch bedrijf behorende bouwgrond en de gronden van de landschapscamping tenminste 2:1 bedraagt;
  7. voorzien wordt in voldoende parkeerplaatsen ten behoeve van de landschapscamping op het eigen terrein;
  8. een gebouw als een sanitairgebouw en / of recreatieruimte ten behoeve van de landschapscamping, wordt gesitueerd op het bouwvlak van het bijbehorende agrarische bedrijf;
  9. in afwijking van het bepaalde onder h, kan buiten het bouwvlak van het bijbehorende agrarische bedrijf een gebouw als een sanitairgebouw en / of recreatieruimte ten behoeve van de landschapscamping worden gesitueerd, onder de voorwaarden dat:
    1. het gebouw niet binnen een afstand van 50 m ten opzichte van de meest nabij gelegen woning van derden is gelegen;
    2. de bouw noodzakelijk is omdat de bestaande bebouwing niet geschikt is om te dienen als sanitaire voorziening of als recreatieruimte;
    3. het gebouw wordt voorzien van een adequate landschappelijke inpassing die is afgestemd op de onder d genoemde landschaps- en natuurwaarden;
  10. de bouwhoogte van het sanitairgebouw en / of recreatieruimte bedraagt ten hoogste 4 m;
  11. het oppervlak van het sanitairgebouw en / of recreatieruimte bedraagt ten hoogste 150 m²;
  12. ter plaatse van de standplaatsen mag de geluidsbelasting als gevolg van wegverkeerslawaai niet groter zijn dan 48 dB;
  13. de afstand tot een reeds bestaande landschapscamping bedraagt tenminste 100 m;
  14. wijziging leidt niet tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van naastgelegen percelen;
  15. indien de afstand tot gronden met de bestemming Natuur minder dan 100 m bedraagt wordt medewerking uitsluitend verleend indien geen onevenredige aantasting van de landschaps- of natuurwaarden van het natuurgebied plaatsvindt;
  16. wijziging leidt niet tot onevenredige gevolgen voor het waterbeheer; burgemeester en wethouders vragen hierover schriftelijk advies van de waterbeheerder alvorens de wijziging toe te passen;
  17. medewerking wordt niet verleend alvorens een privaatrechtelijke overeenkomst wordt gesloten over de aanleg, het beheer en het onderhoud van de landschaps- en natuurwaarden ter plaatse van de landschapscamping.
Artikel 10 Overige regels
 
De wettelijke regelingen waarnaar in de regels wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het
moment van vaststelling van het bestemmingsplan.
4 Overgangs- en slotregels
Artikel 11 Overgangsrecht
 
11.1 Overgangsrecht bouwwerken
 
Voor bouwen luidt het overgangsrecht als volgt:
  1. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het bestemmingsplan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan;
  2. het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van sub. a. een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in dit lid onder 1 met maximaal 10%.
  3. Dit lid onder sub. a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
11.2 Overgangsrecht gebruik
 
Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt:
  1. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  2. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in dit lid onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  3. indien het gebruik, bedoeld in dit lid onder a, na de inwerkingtreding van het bestemmingsplan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
  4. dit lid onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsregeling van dat plan.
Artikel 12 Slotregel
 
Deze regels worden aangehaald onder de naam Regels van het bestemmingsplan ‘Kapelleweg 1’.