Plan: | MFC Breskens |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.1714.bpmfcbreskens12-VG01 |
In deze ecologieparagraaf is de bestaande situatie vanuit ecologisch oogpunt beschreven en is aangegeven waaraan de beoogde ontwikkelingen - wat ecologie betreft - moeten worden getoetst. Hierbij is een onderscheid gemaakt tussen het toetsingskader dat door wettelijke regelingen wordt bepaald en het toetsingskader dat wordt gevormd door het beleid van rijk en provincie.
Gebiedsbescherming
Regelgeving
Op 1 oktober 2005 is de (gewijzigde) "Natuurbeschermingswet 1998" in werking getreden. De Europese regelgeving in het kader van de Vogel- en Habitatrichtlijn is nu geheel in Nederlandse wetgeving geïmplementeerd. De ecologische hoofdstructuur is beschermd in het provinciale beleid.
Toetsing
Het plangebied ligt in de dorpskern Breskens en vormt geen onderdeel van een natuur- of groengebied met een beschermde status, zoals Natura-2000.
In de directe omgeving zijn geen gebieden aanwezen of aangemeld die vallen onder de Natuurbeschermingswet 1998 of de ecologische hoofdstructuur. De Westerschelde (exclusief de haven van Breskens) is het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied, dat op ruime afstand (meer dan 900 meter) noordelijk van het plangebied ligt. Voor dit Natura 2000-gebied zijn geen negatieve effecten te verwachten als gevolg van de ontwikkeling van het MFC.
Soortbescherming
Regelgeving
De Flora- en faunawet bevat onder meer verbodsbepalingen met betrekking tot het aantasten, verontrusten of verstoren van beschermde dier- en plantensoorten, hun nesten, holen en andere voortplantings- of vaste rust- en verblijfsplaatsen. De Flora- en faunawet is in zoverre voor het onderhavige bestemmingsplan van belang, dat bij de voorbereiding van het plan moet worden onderzocht of deze wet de uitvoering van het bestemmingsplan niet in de weg staat.
Veldbezoek en typering plangebied
Tijdens veldbezoeken op 18 november 2011 en 2 februari 2012 door ir. J. van den Berg (adviesbureau RBOI-Middelburg) is een indruk verkregen van de beschermde natuurwaarden in het plangebied. Het plangebied is naast de aanwezige bebouwing, beplanting en verharding in gebruik als braakliggend terrein. Het terrein heeft geen duidelijke functie maar wordt extensief beheerd (ruig gras). Het gedeelte waar bebouwing is voorzien heeft een grazige vegetatie.
Beschermde soorten
Beschermde flora is niet waargenomen en is gezien de wijze van inrichting en onderhoud ook niet te verwachten. In de beplanting rond het terrein kunnen struweel- en boombroeders, zoals merel, heggemus, tortelduif en houtduif voorkomen. Er zijn geen nesten waargenomen van vogels met een vaste nestplaats. De te slopen bebouwing en de te rooien beplanting herbergen geen broedvogels met een vaste nestplaats zoals huismus en gierzwaluw.
Het gebied vervult een functie als leefgebied voor algemene soorten kleine zoogdieren (egel, huisspitsmuis, bosmuis en veldmuis). De te slopen bebouwing is door de constructiewijze ongeschikt als verblijfplaats voor vleermuizen.
Het plangebied is ongeschikt als leefgebied voor algemene soorten amfibieën zoals kleine watersalamander en gewone pad.
Het gebied is als gevolg van ligging, inrichting en beheer ongeschikt als verblijfplaats van overig beschermde soorten en van de zwaar beschermde soorten, die staan vermeld op tabel 2 en 3 van de Flora- en faunawet.
Beoordeling
De benodigde werkzaamheden ten behoeve van de realisatie van het project (sloop van bestaande bebouwing, bouwrijp maken, bouwwerkzaamheden) kunnen leiden tot aantasting van beschermde natuurwaarden (broedvogels en algemene zoogdieren). De beschermde natuurwaarden van het plangebied (uitgezonderd de broedvogels) staan alle vermeld op tabel 1 van de Flora- en faunawet.
Er is geen ontheffing nodig voor de soorten uit categorie 1 (algemene soorten) daar er voor deze soorten een vrijstelling van de verbodsbepalingen van de Flora- en faunawet geldt. De aantasting en verstoring van broedvogels dient te worden voorkomen door werkzaamheden buiten het broedseizoen (globaal van 15 maart tot en met 15 juli) te laten starten of geen broedvogels te verstoren.
Het toekomstig gebruik van het plangebied zal niet leiden tot verstoring van beschermde natuurwaarden in de omgeving. In de huidige situatie wordt het gebied extensief gebruikt en door de ligging in de bebouwde kom zijn er geen kwetsbare natuurwaarden in de directe omgeving aanwezig.
Conclusie
Geconcludeerd wordt dat voor de beoogde ontwikkeling geen ontheffing in het kader van de Flora- en faunawet vereist is. Hierbij dient wel gewerkt te worden volgens de principes van zorgvuldig handelen en mogen broedvogels niet verstoord worden.
Wat de gebiedsbescherming betreft mag worden geconcludeerd dat zowel de Natuurbeschermingswet 1998 als de Ecologische hoofdstructuur geen beletsel vormen voor de ontwikkeling.