Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: TAM-omgevingsplan Hoofdstuk 22e, Bedrijventerreinen Sluis
Status: ontwerp
Plan identificatie: NL.IMRO.1714.tamdevlaschaard4-ON01

Regels

 
Dit TAM-omgevingsplan vormt juridisch een nieuw hoofdstuk (hoofdstuk 22e) van het omgevingsplan van de gemeente Sluis. Dit hoofdstuk is op grond van artikel 11.1, tweede lid, van het Besluit elektronische publicaties, bekend gemaakt en digitaal beschikbaar gesteld met de landelijke voorziening www.ruimtelijkeplannen.nl. Het is met deze landelijke voorziening niet mogelijk dit hoofdstuk conform de juridische vormgeving van het omgevingsplan in STOP-TPOD beschikbaar te stellen.
 
De in dit op https://www.ruimtelijkeplannen.nl uitgegeven deel van het omgevingsplan (hierna: dit deel) weergegeven hoofdstukken moeten gelezen worden als paragrafen van hoofdstuk 22e van het omgevingsplan van de gemeente Sluis. In de artikelkop van de in dit deel weergegeven artikelen moet na het woord 'Artikel', na de spatie en direct voor het artikelnummer '22e.' gelezen worden. In de kop van de bijlagen bij het in dit deel weergegeven hoofdstuk moet na het woord ‘Bijlage’, na de spatie en direct voor het nummer van de bijlage '22e.' gelezen worden.
 
1 Inleidende regels
Artikel 1 Begripsbepalingen
 
Begripsbepalingen die zijn opgenomen in onderstaande wet en algemene maatregelen van bestuur zijn van toepassing op dit TAM-omgevingsplan:
  1. de bijlage bij de Omgevingswet;
  2. bijlage I bij het Besluit activiteiten leefomgeving;
  3. bijlage I bij het Besluit bouwwerken leefomgeving;
  4. bijlage I bij het Besluit kwaliteit leefomgeving;
  5. bijlage I bij het Omgevingsbesluit;
  6. bijlage I bij de Omgevingsregeling;
  7. bijlage I bij het Omgevingsplan Sluis.
 
tenzij in Artikel 2 daarvan is afgeweken.
 
Artikel 2 Aanvullende begripsbepalingen
 
Voor de toepassing van dit hoofdstuk 22e gelden de volgende begripsbepalingen:
 
1.1 TAM-Omgevingsplan
het ontwerp ‘TAM-Omgevingsplan Hoofdstuk 22e, Bedrijventerreinen Sluis ’ met identificatienummer NL.IMRO.1714.tamdevlaschaard4-ON01 van de Gemeente Sluis.
 
1.2 Omgevingsplan
het omgevingsplan van de gemeente Sluis.
 
1.3 Aanduiding
Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
 
1.4 Aanduidingsgrens
Grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
 
1.5 Archeologisch deskundige
De gemeentelijke archeoloog dan wel een andere door het bevoegd gezag aan te wijzen deskundige of commissie van deskundigen op het gebied van archeologie.
 
1.6 Archeologisch onderzoek
Onderzoek verricht door of namens de gemeente, door een dienst, bedrijf of instelling erkend door de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE) en werkend volgens de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie (KNA).
 
1.7 Archeologische waarde
De aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied aanwezige archeologische sporen en relicten.
 
1.8 Bebouwing
Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
 
1.9 Bebouwingspercentage
Een in de regels aangegeven percentage, dat de grootte van het bouwperceel aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd.
 
1.10 Bedrijf
Een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen.
 
1.11 Bedrijfswoning
Eén woning in of nabij een gebouw of op een terrein, dat dient voor de huisvesting van één huishouden, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming noodzakelijk is.
 
1.12 Bedrijfsvloeroppervlak
Alle inpandige ruimte die voor de individuele bedrijfsuitvoering benodigd is: de totale bedrijfsruimte, inclusief de niet direct met de (bedrijfs)activiteit verband houdende ruimten, zoals kantines, toiletten, kantoor, magazijn, etc.
 
1.13 Beroep aan huis
Een dienstverlenend beroep, dat in een woning door de bewoner wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.
 
1.14 Bestaand
Ten tijde van de inwerkingtreding van dit plan.
 
1.15 Bestemmingsgrens
De grens van een bestemmingsvlak.
 
1.16 Bestemmingsvlak
Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
 
1.17 Bevoegd gezag
Het bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning, zoals bedoeld in de Omgevingswet
 
1.18 Bijbehorend bouwwerk
Uitbreiding van het belangrijkste gebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk, met een dak.
 
1.19 Bouwen
Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.
 
1.20 Bouwwerk
Een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.
 
1.21 Bouwgrens
De grens van een bouwvlak.
 
1.22 Bouwlaag
Een boven het peil gelegen en doorlopend gedeelte van een gebouw, dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen binnenwerks is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder.
 
1.23 Bouwperceel
Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
 
1.24 Bouwperceelsgrens
De grens van een bouwperceel.
 
1.25 Bouwvlak
Een geometrisch bepaald vlak, waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.
 
1.26 Detailhandel
Het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die de goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de
uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.
 
1.27 Detailhandel in grove bouwmaterialen
Detailhandel in materialen voor de ruwbouw van gebouwen en dergelijke, zoals stenen, zand, beton, bestratingsmaterialen en hout.
 
1.28 Detailhandel in volumineuze goederen
Detailhandel in auto's, boten, caravans, landbouwwerktuigen, bouwmarkten, grove bouwmaterialen,
brand- en explosiegevaarlijke stoffen, detailhandel in scooters en vergelijkbare gemotoriseerde
voertuigen, zwembaden, tuincentra, keukens en sanitair, woninginrichting waaronder meubels en
kringloopwinkels en naar aard en omvang vergelijkbare goederen.
 
1.29 Erf
Al dan niet omheind stuk grond dat in ruimtelijk opzicht direct behoort bij, in functioneel opzicht ten dienste staat van, en in feitelijk opzicht direct aansluit aan een gebouw en dat, blijkens de kadastrale gegevens behoort tot het bouwperceel waarop dat gebouw is geplaatst.
 
1.30 Erkende partij
Een dienst, bedrijf of instelling, erkend door Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE) en werkend volgens de specificaties van de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie.
 
1.31 Gebouw
Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
 
1.32 Groothandel
Het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop en het gebruik als experience center (showroom en demonstratieruimte) voor de zakelijke markt, verkopen en/of leveren van goederen aan wederverkopers, dan wel aan bedrijven of instellingen, die deze goederen in een door hen gedreven onderneming aanwenden, alsmede onderschikte verkoop en/of levering van deze goederen aan de particuliere markt.
 
1.33 Hoofdgebouw
Een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.
 
1.34 Horecabedrijf
Een bedrijf gericht op het bedrijfsmatig verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken, het bedrijfsmatig exploiteren van zaalaccommodatie en / of het bedrijfsmatig verstrekken van nachtverblijf.
 
1.35 Huishouden
Een persoon of groep personen die een (duurzame) gemeenschappelijke huishouding voert. Indien het huishouden uit twee of meer personen bestaat, betreft het een leefvorm of samenlevingsvorm met een continuïteit in de samenstelling en een onderlinge verbondenheid. Kenmerken van de continuïteit in de samenstelling en een onderlinge verbondenheid zijn:
  1. voor onbepaalde tijd samenleven;
  2. een ieder neemt deel aan het gezinsleven, bijvoorbeeld samen eten en verdeling huishoudelijke taken;
  3. eigen kamer, maar gemeenschappelijk sanitair, keuken en woonkamer;
  4. personen worden niet door instelling geplaatst, er vindt geen behandelingstraject plaats.
 
Bedrijfsmatige kamerverhuur en bijzondere woonvormen vallen niet onder het begrip 'huishouden'.
 
1.36 Inpandige (statische) opslag
het in een gebouw bergen van goederen, die geen regelmatige verplaatsing behoeven, zoals (antieke) auto's, boten, caravans en (terras)meubilair, alsmede bedrijfsvoorraad al dan niet voor elders gevestigde bedrijven.
 
1.37 Internethandel
Verkoop via internet aan particulieren, zonder showroom, waarbij het ter plaatse afhalen van een product dat via internet is besteld is toegestaan, alsmede het afrekenen van een product. De afhaalfunctie mag enkel in een bedrijfsruimte die is gevestigd op een bedrijventerrein of bij een winkelcentrum. Opslag is toegestaan.
  
1.38 Kantoor
Voorzieningen gericht op het verlenen van diensten op administratief, financieel, architectonisch, juridisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied, waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen.
 
1.39 Kunstwerken
Bouwwerken geen gebouwen zijnde van weg- en waterbouwkundige aard, zoals bruggen, viaducten, duikers, keerwanden, beschoeiingen, kademuren en dergelijke.
 
1.40 Maatvoeringsvlak
Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar een bepaalde maatvoering geldt.
 
1.41 Opgraving
De ontsluiting van een archeologische vindplaats met als doel de informatie te verzamelen en vast te leggen die nodig is voor het beantwoorden van de in het Programma van Eisen verwoorde onderzoeksvra(a)g(en) en het bepalen van de onderzoeksdoelstellingen. Opgravingen worden verricht door een erkende partij, beschikkend over een opgravingsvergunning ex artikel 45 van de Monumentenwet en uitgevoerd volgens de desbetreffende specificatie in de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie (KNA).
 
1.42 Ondergronds bouwwerk
Een (gedeelte van) een bouwwerk, waarvan de bovenkant van de vloer is gelegen op ten minste 1,75 meter beneden peil.
 
1.43 Overig bouwwerk
Een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.
 
1.44 Overkapping
Een bouwwerk, geen gebouw zijnde voorzien van een gesloten dak en voorzien van maximaal één wand, waaronder begrepen een carport.
 
1.45 Pand
De kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is.
 
1.46 Peil
De kruin van de weg indien de afstand tussen het bouwwerk en de kant van de weg minder dan 5 meter bedraagt, en in de andere gevallen de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte bouwterrein.
 
1.47 Productiegebonden detailhandel
Beperkte op de eindgebruiker gerichte verkoop van goederen vanuit een bedrijf dat die goederen vervaardigt/produceert, bewerkt en/of toepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie.
 
1.48 Risicovol bedrijf
Een bedrijf zoals bedoeld in bijlage VII van het Besluit Kwaliteit Leefomgeving, vallend onder B Activiteiten met vastgestelde afstanden voor het plaatsgebonden risico met vergunningplicht.
 
1.49 Straatmeubilair:
Openbare voorzieningen van geringe afmetingen, zoals banken, bloem- en plantenbakken, gedenktekens, speeltoestellen, straatverlichting, wegbebakening en -bewijzering en andere, hiermee gelijk te stellen bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
 
1.50 Verkoopvloeroppervlak
De voor publiek toegankelijke, zichtbare, overdekte en ommuurde winkelruimte (excl. magazijn, kantoor, e.d.).
 
1.51 Voorgevel
De gevel van het hoofdgebouw die door zijn aard, functie, constructie of uitstraling als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt.
 
1.64 Voorgevellijn
Denkbeeldige lijn die strak loopt langs de voorgevel van een gebouw tot aan de perceelsgrenzen.
 
1.65 Voorzieningen van algemeen nut
Voorzieningen ten behoeve van het op het openbare net aangesloten nutsvoorziening, het telecommunicatieverkeer, het openbaar vervoer en/of het wegverkeer.
 
1.66 Waterhuishoudkundige voorzieningen
Voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede waterkering, wateraanvoer, waterafvoer, waterberging, (hemel)waterinfiltratie en waterkwaliteit. Hierbij kan onder meer gedacht worden aan voorzieningen als duikers, stuwen, infiltratievoorzieningen, gemalen, inlaten, ondergrondse bergbezinkbassins en dergelijke.
 
1.67 Weg
Als bedoeld in artikel 1, lid 1, sub b van de Wegenverkeerswet 1994.
 
1.68 Wet/wettelijke regelingen
Indien en voor zover in deze regels wordt verwezen naar wettelijke regelingen c.q. verordeningen e.d., dienen deze regelingen te worden gelezen zoals deze luiden op het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerpplan, tenzij anders bepaald.
 
1.69 Windturbine
Een windturbine is een machine met rotorbladen, waarmee door middel van windkracht elektriciteit wordt opgewekt.
 
1.70 Wonen
Het gehuisvest zijn in een woning/wooneenheid.
 
1.71 Woning
Een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.
 
1.72 Zijdelingse perceelsgrens
De kadastrale grens van een bouwperceel tussen twee bouwpercelen, die voor- en achterzijde van een bouwperceel verbindt.
 
Artikel 3 Toepassingsbereik
 
  1. De besluiten als bedoeld in artikel 4.6, eerste lid, onder a, b, c, g, h, i, j, k, l of m, van de Invoeringswet Omgevingswet zijn niet van toepassing op de locatie, bedoeld in het derde lid.
  2. De regels in afdeling 22.2, met uitzondering van paragraaf 22.2.7.3, en de regels in afdeling 22.3 zijn niet van toepassing op de locatie, bedoeld in het derde lid, voor zover die regels in strijd zijn met regels in dit hoofdstuk.
  3. De regels in dit hoofdstuk zijn van toepassing op de locatie Bedrijventerreinen Sluis, waarvan de geometrische bepaalde planobjecten zijn vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1714. tamdevlaschaard4-ON01.
 
Artikel 4 Meet- en rekenbepalingen
 
De meet- en rekenbepalingen uit artikel 22.24 van het omgevingsplan zijn van overeenkomstige toepassing op het meten van de waarden die in dit hoofdstuk in m, m² of m³ zijn uitgedrukt, voor zover hiervan niet is afgeweken in het bepaalde in onderhavig artikel 4.
 
4.1. Afstand
van gebouwen onderling alsmede afstanden van bouwwerken, geen gebouwen zijnde tot de perceelsgrens worden daar gemeten, waar deze afstanden het kleinst zijn.
 
4.2. De goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
 
4.3. De bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
 
4.4. De dakhelling
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
 
4.5. Breedte, lengte en diepte van een bouwwerk
tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidsmuren, met dien verstande dat wanneer de betreffende gevels niet evenwijdig lopen of verspringen, het gemiddelde wordt genomen van de kleinste en de grootste maat.
 
4.6. De oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
 
4.7. De inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
 
4.8. Het bebouwde oppervlak
optellen van de oppervlakten van alle op een terrein gelegen gebouwen en overkappingen bij elkaar, tenzij in deze regels anders is bepaald;
 
4.9. Ondergeschikte bouwdelen
Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen zoals plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, liftopbouwen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons, overstekende daken en goten buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding niet meer dan 1 meter bedraagt.
 
2 Algemene regels
Artikel 5 Algemeen gebruiks- en bouwverbod
 
Niet genoemde gebruiks- en bouwactiviteiten en gebruiks- en bouwactiviteiten die in strijd zijn met dit omgevingsplan zijn niet toegestaan, met uitzondering van bestaande bouwwerken.
Artikel 6 Normadressaat
 
Diegene die de activiteit verricht, dan wel laat verrichten, draagt zorg voor de naleving van de regels over de activiteit, tenzij elders in dit hoofdstuk anders is bepaald.
Artikel 7 Anti-dubbeltelregel
 
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van activiteiten waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere activiteiten buiten beschouwing.
3 Gebruiksactiviteiten
   
Artikel 8 Gebruiksactiviteiten anders dan toegestaan in of op grond van dit plan zijn verboden
 
Het is verboden gronden of bouwwerken te gebruiken anders dan overeenkomstig de aan de locatie toegedeelde functies.
Artikel 9 Groen
 
9.1 Toepassingsbereik
De regels in dit artikel zijn van toepassing op de locaties die op de verbeelding zijn aangewezen als Groen.
 
9.2 Functieomschrijving
Een als Groen aangewezen locatie heeft de volgende functies:
 
  1. groen, water, speelvoorzieningen en voet- en fietspaden;
  2. landschappelijke inpassing;
  3. bijbehorende nutsvoorzieningen.
 
9.3 Beoordelingsregels bouwactiviteit gebouwen en overkappingen
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
  1. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, worden gebouwd;
  2. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, bedraagt ten hoogste 2 m.
 
9.4 Specifieke functieregels
9.4.1 Gebodsbepaling
  1. De gronden ter plaatse van de functie Groen moeten binnen 2 jaar na in gebruik name van het bedrijventerrein worden ingericht en duurzaam in stand worden gehouden conform het landschapsplan dat is opgenomen in bijlage 2.
 
Artikel 10 Bedrijventerrein
 
10.1 Toepassingsbereik
De regels in dit artikel zijn van toepassing op de locaties die op de verbeelding zijn aangewezen als Bedrijventerrein.
 
10.2 Functieomschrijving
Een als Bedrijventerrein aangewezen locatie heeft de volgende functies:
 
  1. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 2' voor het uitoefenen van bedrijfsactiviteiten die staan vermeld in de categorieën 1 en 2 van de Lijst van bedrijfsactiviteiten;
  2. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.2' voor het uitoefenen van bedrijfsactiviteiten die staan vermeld in de categorieën 1 t/m 3.2 van de Lijst van bedrijfsactiviteiten;
  3. bedrijfsverzamelgebouwen;
  4. ondergeschikte kantoorruimten behorende bij het bedrijf;
  5. open opslag van goederen en materialen;
  6. inpandige (statische) opslag;
  7. internethandel;
  8. productiegebonden detailhandel;
  9. detailhandel in de volgende volumineuze goederen: auto's, boten, caravans en landbouwwerktuigen;
  10. ontsluitingen, waaronder tevens calamiteiten- en hoofdontsluitingen worden verstaan;
  11. landschappelijke inpassing;
  12. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals erven, tuinen, groen, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen en water.
 
10.3 Beoordelingsregels bouwactiviteit gebouwen en overkappingen
In aanvulling op het bepaalde in artikel 22.29 van dit omgevingsplan gelden de volgende beoordelingsregels voor het bouwen van gebouwen en overkappingen:
 
10.3.1 Hoofdgebouwen
  1. Gebouwen en overkappingen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak;
  2. Het bouwvlak mag volledig worden bebouwd, tenzij op de verbeelding een maximaal bebouwingspercentage is aangeduid, dan geldt dat als maximaal bebouwingspercentage van het bouwvlak per bouwperceel. Met dien verstande dat altijd voldaan moet worden aan de parkeerregeling zoals opgenomen onder 12.2;
  3. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 10 meter, tenzij op de verbeelding een maximale bouwhoogte is aangeduid, dan geldt dat als maximale bouwhoogte;
  4. De goothoogte mag niet meer bedragen dan de bouwhoogte, tenzij op de verbeelding een goothoogte is aangeduid, dan geldt dat als maximale bouwhoogte.
  5. De onderlinge afstand tussen niet-aaneengebouwde gebouwen dient ten minste 3 meter te bedragen;
  6. De oppervlakte van een unit in een bedrijfsverzamelgebouw bedraagt minimaal 100 m²;
  7. De minimale afstand tot zijdelingse perceelgrens bedraagt 3 meter;
  8. De inhoud mag niet meer bedragen dan 1.000 m³.
 
10.4 Beoordelingsregels bouwactiviteit bouwwerken, geen gebouwen zijnde
In aanvulling op het bepaalde in artikel 22.29 van dit omgevingsplan gelden de volgende beoordelingsregels voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde:
 
10.4.1 Bouwwerken geen gebouwen zijnde
  1. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt maximaal 2 meter, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen voor de voorgevelrooilijn maximaal 1 meter bedraagt;
  2. De bouwhoogte van antennes bedraagt maximaal 5 meter;
  3. De bouwhoogte van licht- en overige masten bedraagt maximaal 10 meter;
  4. De bouwhoogte van sport-, spel- en speelvoorzieningen bedraagt maximaal 3 meter;
  5. De bouwhoogte van pergola's mag niet meer bedragen dan 2,75 meter;
  6. De bouwhoogte van speelvoorzieningen mag niet meer bedragen dan 3 meter;
  7. De bouwhoogte van bewegwijzering en overig straatmeubilair mag niet meer bedragen dan 4,5 meter;
  8. De bouwhoogte van overige bouwwerken geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 1 meter.
 
10.5 Specifieke functieregels
10.5.1 Strijdig gebruik
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in ieder geval gerekend het gebruik voor:
 
  1. wonen, behoudens in de toegelaten bedrijfswoningen;
  2. het huisvesten van meer dan één huishouden in een bedrijfswoning;
  3. zelfstandige kantoren;
  4. ondergeschikte kantoorruimten groter dan 20% van de bedrijfsvloeroppervlakte per bouwperceel;
  5. detailhandel;
  6. (permanente) open opslag van goederen en materialen voor de voorgevellijn, met uitzondering van het tentoonstellen van goederen voor de voorgevellijn ten behoeve van de verkoop.
 
10.5.2 Toegestaan gebruik
Tot een toegestaan gebruik van gronden en bouwwerken wordt in ieder geval gerekend het gebruik voor:
 
  1. de uitoefening van een beroep aan huis in hoofd- en bijbehorende bouwwerken met dien verstande dat maximaal 25% van de vloeroppervlakte van de begane grond van het hoofdgebouw en bijbehorende bouwwerken mag worden gebruikt ten behoeve van een beroep aan huis met een maximum van 50m²;
  2. productiegebonden detailhandel tot maximaal 15% van de bedrijfsvloeroppervlakte met een maximum van 150m² verkoopvloeroppervlak per bouwperceel.
  
10.5.3 Internethandel
Ten aanzien van internethandel moet aan de volgende regels worden voldaan:
 
  1. ter plaatse is uitsluitend een afhaalfunctie toegestaan en de mogelijkheid tot het afrekenen van de producten;
  2. het afhaalgedeelte mag niet meer bedragen dan 10 m2;
  3. uitstalling van producten voor de verkoop is niet toegestaan.
 
10.6 Afwijken van de functieregels
10.6.1 Milieucategorie
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 10 lid 2 ten behoeve van:
 
  1. bedrijven die voorkomen in één categorie hoger dan genoemd in artikel 10 lid 2, voorzover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm alsmede getoetst aan de aangegeven maatgevende milieuaspecten) geacht kan worden te behoren tot de algemeen toelaatbare categorieën van de Lijst van Bedrijfsactiviteiten;
  2. bedrijven die niet in de Lijst van Bedrijfsactiviteiten zijn genoemd, voorzover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de werkwijze of bijzondere verschijningsvorm) geacht kan worden te behoren tot de algemeen toelaatbare categorieën van de Lijst van Bedrijfsactiviteiten.
 
Bij de beoordeling van de aard en invloed van de milieubelasting van een bedrijf dienen alleen de milieuaspecten (geur, stof, geluid, gevaar) onderbouwd te worden, die conform de Lijst van Bedrijfsactiviteiten een grotere richtafstand hebben dan de grootste richtafstand van de milieucategorie die op basis van artikel 10 lid 2 maximaal toelaatbaar is. Als in de Lijst van Bedrijfsactiviteiten een of meer van de hierin opgenomen indices (verkeer, visueel, bodem, lucht) mogelijk (milieu)belastend zijn of als er sprake is van diversiteit of een continu karakter, dienen de aspecten die van toepassing zijn ook onderbouwd te worden.
 
10.6.2 Kantoor
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken voor het toestaan van een groter oppervlakte aan kantoor, onder de volgende voorwaarden:
 
  1. een zelfstandig kantoor is niet toegestaan;
  2. maximaal 50% van de bedrijfsvloeroppervlakte tot een maximum van 1.000m² per bouwperceel is toegestaan aan kantoor;
  3. parkeren dient op eigen terrein plaats te vinden, waarbij voldaan dient te worden aan de parkeerregeling zoals opgenomen in artikel 12;
  4. er ontstaat geen onevenredige aantasting van het straat- en bebouwingsbeeld;
  5. er ontstaat geen onevenredige overlast voor de omgeving.
 
10.6.3 Risicovol bedrijf
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 10 lid 2 behoeve van het vestigen van een risicovol bedrijf, met dien verstande dat middels onderzoek aangetoond wordt dat:
  1. voldaan wordt aan het externe veiligheidsbeleid van de gemeente;
  2. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  3. er geen onevenredige toename van de aantasting van het woon- en leefklimaat plaatsvindt;
  4. de plaatsgebonden risicocontour 10-6 binnen de eigen perceelsgrens dient te liggen.
 
10.6.6 Open opslag voor de voorgevellijn
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 10.5.1 ten behoeve van het toestaan van (permanente) open opslag van goederen en materialen voor de voorgevellijn, onder de volgende voorwaarden:
 
  1. aangetoond is dat achter de voorgevellijn onvoldoende ruimte is voor opslag of dat opslag door een andere reden niet achter de voorgevellijn plaats kan vinden;
  2. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  3. er ontstaat geen onevenredige aantasting van het straat- en bebouwingsbeeld;
  4. er ontstaat geen onevenredige overlast voor de omgeving.
 
Artikel 11 Waarde - Archeologie 2
 
11.1 Toepassingsbereik
  1. De regels in dit artikel zijn van toepassing op bouwactiviteiten en werken en werkzaamheden ter plaatse van de locaties die zijn aangewezen als Waarde – Archeologie 2.
  2. In geval van strijdigheid van regels, gaan de regels van dit artikel vóór de overige regels die ingevolge andere artikelen opgenomen in deze regels van toepassing zijn.
 
11.2 Functieomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 2'aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden.
 
11.3 Beoordelingsregels bouwactiviteit
11.3.1 Toegestane bouwactiviteiten
Het is toegestaan om te bouwen als het een bouwplan betreft waarbij de grond- of graafwerkzaamheden:
  1. de grond-of graafwerkzaamheden dieper gaan dan 0,40 meter beneden het maaiveld en hierbij het te verstoren oppervlak dieper dan 0,40 meter beneden het maaiveld groter is dan 500 m²;
  2. betrekking hebben op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
 
11.3.2 Beoordelingsregels
De omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 22.26 wordt alleen verleend als:
  1. een archeologisch rapport is overgelegd, waarin wordt aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn of dat de archeologische waarden van het terrein naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate worden veiliggesteld.
 
11.3.3 Maatwerkvoorschriften
Indien uit het onder 11.3.2 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen of kunnen worden verstoord, kunnen de volgende voorschriften worden verbonden aan de vergunning::
  1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  2. de verplichting tot het doen van opgravingen; of
  3. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
   
11.3.4 Advies
Bij het verlenen van de omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 22.26, vragen burgemeester en wethouders aan de archeologisch deskundige om advies omtrent het criterium als bedoeld in 11.2. Bij een negatief advies verzoeken burgemeester en wethouders de archeologisch deskundige de verder te nemen stappen aan te geven.
 
11.4 Regels werken en werkzaamheden
11.4.1 Toegestane werken en werkzaamheden
Het is toegestaan om werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden zonder omgevingsvergunning uit te voeren die:
  1. een te verstoren oppervlak van het plangebied beslaan van ten hoogste 500 m², of een verstorend oppervlak onder 0,40 meter beneden het maaiveld te hebben van minder dan 500 m²;
  2. het normale onderhoud en/of gebruik betreffen;
  3. het aanbrengen van drainage middels sleufloze technieken betreffen;
  4. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
  5. ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.
 
11.4.2 Omgevingsvergunning werken en werkzaamheden
Het is verboden zonder omgevingsvergunning de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren, tenzij wordt voldaan aan het bepaalde in 11.4.1:
  1. het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte dan 0,40 meter beneden het maaiveld, waartoe ook wordt gerekend afgraven, diep woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen en aanleggen van drainage met kettingtechniek;
  2. het ophogen van de bodem met meer dan 2 meter waartoe wordt gerekend het aanleggen van tijdelijke gronddepots;
  3. het aanleggen, vergraven, verruimen en dempen van sloten, vijvers en andere wateren op een grotere diepte dan 0,40 meter beneden het maaiveld;
  4. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, paden, banen of parkeergelegenheid en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, zulks indien de diepte van de aan te brengen verharding meer dan 0,40 meter beneden het maaiveld bedraagt;
  5. het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op één of andere wijze indrijven van voorwerpen in de grond op een grotere diepte dan 0,40 meter beneden het maaiveld;
  6. het verlagen van het waterpeil, voor zover dit geen bevoegdheid van het waterschap betreft;
  7. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd op een grotere diepte dan 0,40 meter beneden het maaiveld; of
  8. het aanleggen van ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur op een grotere diepte dan 0,4 meter beneden het maaiveld.
 
11.4.3 Beoordelingsregels
De omgevingsvergunning als bedoeld in 11.4.2 wordt alleen verleend als:
  1. is gebleken dat de in 11.4.2 genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden niet zullen leiden tot een verstoring van archeologische waarden;
  2. de aanvrager een archeologisch rapport heeft overgelegd, waarin de archeologische waarde van het terrein, dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, en dat naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld.
 
11.4.4 Maatwerkvoorschriften
Aan de vergunning voor de in 11.4.2 genoemde werken en werkzaamheden, waarbij sprake is van directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden die kunnen leiden tot een verstoring van archeologische waarden, kunnen de volgende voorschriften worden verbonden:
  1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
  2. de verplichting tot het doen van opgravingen, of;
  3. de verplichting de oprichting van werken en werkzaamheden te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
 
11.4.5 Advies
Bij het verlenen van de omgevingsvergunning als bedoeld in 11.4.2, vragen burgemeester en wethouders aan de archeologisch deskundige om advies omtrent het criterium als bedoeld in 11.4.3 onder b. Bij een negatief advies verzoeken burgemeester en wethouders de archeologisch deskundige de verder te nemen stappen aan te geven.
 
4 Algemene regels
Artikel 12 Algemene bouwregels
 
12.1 Bestaande maten
12.1.1 Bestaande afstanden
Indien afstanden op de datum van de inwerkingtreding van dit plan meer dan wel minder bedragen dan ingevolge Hoofdstuk 2 van dit deel is toegestaan, mogen de bestaande afstanden als maximaal respectievelijk minimaal toelaatbaar worden aangenomen.
 
12.1.2 Bestaande maten en hoeveelheden
In die gevallen dat hoogten, inhoud, aantal en/of oppervlakten van bestaande bouwwerken op de datum van de inwerkingtreding van dit plan meer of minder bedragen dan ingevolge Hoofdstuk 2 van dit deel is voorgeschreven, mogen de bestaande maten en hoeveelheden als maximaal respectievelijk minimaal worden aangehouden.
 
12.1.3 Herbouw
In geval van herbouw is het bepaalde in lid 12.1.1 en 12.1.2 slechts van toepassing, indien de herbouw op dezelfde plaats of binnen het geldende bouwvlak plaatsvindt.
 
12.2 Parkeren
  1. Er dient voldoende parkeergelegenheid te zijn, ook bij een wijziging van functies in de bestaande bebouwing;
  2. Parkeren dient op eigen terrein plaats te vinden.
  
5 Overgangs- en slotregels
Artikel 13 Overgangsrecht
 
13.1 Overgangsrecht bouwwerken en gebruik
  1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van dit TAM-Omgevingsplan aanwezig is op de locatie mag blijven bestaan.
  2. Lid 13.1, onder a, is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
  3. Het gebruik van gronden en bouwwerken dat bestond op tijdstip van inwerkingtreding van dit TAM-omgevingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet totdat de activiteiten op de locatie zijn gestart.
  4. Het is verboden het met dit TAM-omgevingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 14, onder a, te veranderen of laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  5. indien het gebruik, bedoeld in lid 13, onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  6. Lid 13, onder a, is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende (bestemmings)plan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.