Plan: | Molenstraat 63 |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | wijzigingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.1714.wp14molenstrt63-VG01 |
De zussen Anniek en Jeannice Adriaansens zijn voornemens om het voormalige schoolgebouw dat zich op het perceel Molenstraat 63 te Waterlandkerkje bevindt aan te kopen met als doel hier zowel te wonen als een deel van het bestaande pand in te richten en te gebruiken voor maatschappelijke doeleinden.
Realisering van het initiatief is niet mogelijk op basis van het vigerende bestemmingsplan 'Kleine kernen Sluis', vastgesteld door de gemeenteraad van de gemeente Sluis op 27 juni 2013. Aan het betreffende perceel is een bestemming 'Maatschappelijk' toegekend, welke bestemming de vestiging van een woning niet zonder meer toestaat. Wel bevat het, recent in werking getreden, bestemmingsplan een wijzigingsbevoegdheid om de bestaande bebouwing te benutten om één woning en een maatschappelijke functie en/of praktijkruimte te realiseren. Hierin is onder meer voorzien om vrijkomende bebouwing te beschermen tegen verval door hergebruik toe te staan. De mogelijkheid voor de realisatie van een woning gecombineerd met een maatschappelijke functie lag hierbij voor de hand.
Nu dit in de voorschriften van een bestemmingsplan is aangegeven, is een wijziging van het bestemmingsplan door het college van burgemeester en wethouders mogelijk. Dit is geregeld in artikel 3.6, lid 1, sub a van de Wet ruimtelijke ordening.
Het plangebied ligt in de kern Waterlandkerkje binnen de gemeente Sluis en betreft het perceel Molenstraat 63.
Figuur 1.1 Ligging plangebied, blauw omkaderd (bron: geoloket provincie Zeeland)
Op het perceel bevindt zich reeds bebouwing in de vorm van het voormalig schoolgebouw en daarbij behorende bijgebouwen zoals de fietsenstalling.
Figuur 1.2 Zijaanzicht (zuidzijde) bestaande bebouwing (bron: verkoopbrochure)
Fig. 1.3 Plattegrond bestaande bebouwing (bron: verkoopbrochure)
De initiatiefneemsters beogen het deel van het bestaande pand dat blauw is omkaderd te gebruiken voor maatschappelijke doeleinden. Deze omvatten:
1. Kerngerichte activiteiten:
2. Lokale kerngerichte participatie:
3. Productieruimte film en/of televisie:
Het overige deel van het pand zal bewoond worden, waarbij de gang en de toiletten tegenover de maatschappelijke functies een dubbelgebruik zullen kennen.
De ruimtelijke onderbouwing bestaat naast dit inleidende hoofdstuk uit drie hoofdstukken. In hoofdstuk 2 wordt het geldende beleidskader kort toegelicht. Vervolgens wordt in hoofdstuk 3 gemotiveerd waarom er in dit geval sprake is van een goede ruimtelijke ordening. Ten slotte wordt in hoofdstuk 4 de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid aangetoond.
Op 13 maart 2012 is de Rijkstructuurvisie Infrastructuur en Ruimte vastgesteld. Deze structuurvisie vervangt de Nota Ruimte. Het Rijk streeft naar een concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig Nederland. Hiernaar wordt gestreefd middels een krachtige aanpak die gaat voor een excellent internationaal vestigingsklimaat, ruimte geeft aan regionaal maatwerk, de gebruiker voorop zet, investeringen scherp prioriteert en ruimtelijke ontwikkelingen en infrastructuur met elkaar verbindt.
Er is in dit geval sprake van de realisatie van nieuwe functies, waaronder een woning, binnen bestaande bebouwing, zodat ontwikkeling niet van invloed is op de genoemde nationale belangen.
Op 28 september 2012 heeft het college van Gedeputeerde Staten het Omgevingsplan 2012-2018 vastgesteld. Het Omgevingsplan geeft de provinciale visie op Zeeland en de provinciale belangen waar een (groot) belang aan wordt gehecht. Ingezet wordt op ruimte voor economische ontwikkeling, een gezonde en veilige woonomgeving en goede kwaliteit van bodem, water, natuur en landschap. Binnen bestaand bebouwd gebied heeft de gemeente grote vrijheid bij de regie van ruimtelijke ontwikkelingen. Provinciale belangen zoals die zijn gedefinieerd in de Provinciale Ruimtelijke Verordening (zoals bijvoorbeeld het tegengaan van nieuwe woningen in het buitengebied, aantasting van natuur of molenbiotopen), worden in dit geval, waarin sprake is van de toevoeging van een woning met beperkte maatschappelijke functies binnen de bebouwde kom en in bestaande bebouwing, niet geraakt.
Het Omgevingsplan gaat uit van samenwerking tussen de provincie, andere overheden en maatschappelijke organisaties, maar een aantal uitgangspunten uit het plan vindt de provincie van zo'n groot belang dat ze worden opgenomen in een verordening die bindend is voor gemeenten, de Verordening ruimte provincie Zeeland. Hierin zijn onder andere regels voor uitbreiding van bedrijventerreinen en woonwijken, bescherming van natuurgebieden en regionale waterkeringen opgenomen. Voor de toevoeging van één woning met beperkte maatschappelijke functies binnen de bestaande bebouwing in de als bestaand bebouwd gebied aangewezen kern van Waterlandkerkje zijn geen specifieke eisen in de Verordening opgenomen.
Op grond van zowel het rijksbeleid (het Bro), als het provinciaal beleid (het Omgevingsplan en de Verordening Ruimte) dient bij een bestemmingsplan, een wijzigingsplan daaronder begrepen, uitgegaan te worden van de duurzaamheidsladder. Het doel hiervan is een zorgvuldig ruimtegebruik, de herstructurering van bebouwde terreinen/gebieden en de bundeling van functies.
De duurzaamheidsladder werkt met de volgende stappen:
De beoogde ontwikkeling voldoet aan de genoemde stappen. Enerzijds heeft de gemeente de taak woningbouwmogelijkheden te bieden om zo te voldoen aan de woningbehoefte van de inwoners. Anderzijds wenst zij de in haar eigendom zijnde panden, die niet meer geschikt zijn voor het doel waarvoor ze zijn opgericht zoals dit schoolgebouw, te behouden en te behoeden voor verpaupering. Daarbij ligt het plangebied binnen het bestaand stedelijk gebied.
De provincie geeft in haar brief van 17 december 2013 zelf ook aan dat het toevoegen van woningen in beeldbepalende leegstaande panden in centra van steden of dorpen erg belangrijk is voor de ruimtelijke kwaliteit en de leefbaarheid. Daarom achten zij het mogelijk om nieuwe initiatieven, waarbij dergelijke panden herontwikkeld worden door toevoeging van woningbouw, los te zien van de huidige regionale woningmarktafspraken. Een ontwikkeling als deze wordt dan ook niet belemmerd bij de voortgang.
Bij de eerstvolgende herijking kan de onderhavige woning opgenomen worden in de regionale woningmarktafspraken.
Het plangebied wordt via de bestaande wegenstructuur in het dorp ontsloten. Op dit aspect wordt in paragraaf 3.9 nader ingegaan. Ook wordt Waterlandkerkje aangedaan door een openbaar vervoer verbinding (busdienst).
Uit het vorenstaande kan geconcludeerd worden dat er geen beperking is ten aanzien van de realisatie van één woning binnen de bestaande bebouwing op de planlocatie.
Bestemmingsplan Kleine kernen Sluis
Waterlandkerkje is aan te merken als woonkern, beperkt van omvang en met een eenvoudige historische structuur. Deze bepaalt nog steeds het ruimtelijk karakter van de kern. Het eerste stuk van de Molenstraat en het Redouteplein vormen het centrum van het dorp, waar zich ook de bijzondere functies zoals het dorpshuis, de kerk en, tot aan dit moment, de school bevinden. Deze basisschool is niet langer in gebruik en in het bestemmingsplan is dan ook door middel van een wijzigingsbevoegdheid de mogelijkheid gecreëerd om binnen de bestaande bebouwing één woning te realiseren met de mogelijkheid voor een maatschappelijke functie of praktijkruimte met een oppervlakte groter dan 50 m². Door middel van deze herbestemming wordt verval van de bestaande bebouwing, waarin de vestiging van een volledig maatschappelijke functie conform de bestemming niet meer te verwachten valt, voorkomen.
De wijzigingsbevoegdheid houdt in dat het college van burgemeester en wethouders de bestemming 'Maatschappelijk' kan wijzigen in de bestemming 'Wonen', met dien verstande dat:
Aan de wijzigingsbevoegdheid kan toepassing worden gegeven, uitgaande van de realisatie van één woning binnen de bestaande bebouwing en circa 60 m² aan maatschappelijke functies zoals hiervoor omschreven. Op de onderdelen als genoemd onder f tot en met h wordt later in dit plan ingegaan. Ook hieraan wordt overigens voldaan.
Figuur 2.1 uitsnede bestemmingsplankaart, plangebied is blauw omkaderd
Zowel de gemeente als de provincie streven naar een woon-, werk- en leefklimaat dat past bij de wensen van de inwoners. Binnen de kaders van het bestaand gebied en bestaande bebouwing staan het provinciaal, noch het gemeentelijk beleid aan de beoogde ontwikkeling in de weg.
Er bestaat een duidelijke relatie tussen milieubeleid en ruimtelijke ordening. De laatste decennia groeien deze beleidsvelden dan ook naar elkaar toe. De milieukwaliteit vormt een belangrijke afweging bij de ontwikkelingsmogelijkheden van ruimtelijke functies. Bij de besluitvorming over het al dan niet toelaten van een bepaalde ruimtelijke ontwikkeling, wordt dan ook onderzocht welke milieuaspecten daarbij een rol (kunnen) spelen. Het is van belang om milieubelastende functies (zoals bepaalde bedrijfsactiviteiten) ruimtelijk te scheiden ten opzichte van milieugevoelige functies zoals woningen. Andersom moet in de ruimtelijke ordening nadrukkelijk rekening gehouden worden met de gevolgen van ruimtelijke ingrepen voor het milieu. Milieubelastende situaties moeten voorkomen worden.
In Europees verband is het zogenaamde 'Verdrag van Malta' tot stand gekomen. Uitgangspunt van dit verdrag is het archeologisch erfgoed zoveel mogelijk te behouden. Waar dit niet mogelijk is, dient het bodemarchief met zorg ontsloten te worden. Bij het ontwikkelen van ruimtelijk beleid moet het archeologisch belang vanaf het begin meewegen in de besluitvorming. In de geest van het Verdrag van Malta is in 2007 een wijziging van de monumentenwet 1988 in de vorm van de Wet op de archeologische monumentenzorg (WAMZ) van kracht geworden. Een belangrijk onderdeel van de WAMZ is dat de verantwoordelijkheid voor het cultureel erfgoed bij de gemeenten komt te liggen. In de WAMZ wordt geregeld dat de gemeenteraad bij de vaststelling van een bestemmingsplan rekening houdt met de in de grond aanwezige dan wel te verwachten monumenten.
Aan het perceel is een dubbelbestemming Waarde - Archeologie - 4 toegekend. Dit betekent dat als de te bebouwen of uit te breiden oppervlakte meer bedraagt dan 2.500 m², archeologisch onderzoek noodzakelijk is.
In dit geval wordt de beoogde ontwikkeling gerealiseerd in de bestaande bebouwing, zodat het uitvoeren van archeologisch onderzoek dan ook niet noodzakelijk is.
Per 1 januari 2012 is de Monumentenwet 1988 gewijzigd en gelijktijdig, als gevolg daarvan, ook het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Hiermee is het wettelijk verplicht om in de toelichting van een bestemmingsplan een beschrijving op te nemen van de wijze waarop met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten monumenten rekening is gehouden. Naast archeologie (zie daarvoor paragraaf 3.1.1) dient ook een aspect als historische (steden)bouwkunde te worden meegenomen in de belangenafweging. Hierbij gaat het om zowel beschermde als niet formeel beschermde objecten en structuren. Blijkens de plantoelichting is ter plaatse van de Molenstraat het welstandsniveau 'historisch' van toepassing. Nu de beoogde ontwikkeling binnen de bestaande bebouwing plaatsvindt, staat het aspect cultuurhistorie niet aan de plannen in de weg.
Om het risico uit te sluiten, dat mensen gezondheidsproblemen krijgen als gevolg van een verblijf op verontreinigde grond, kan de gemeente in het kader van een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het bouwen eisen dat er onderzoek is uitgevoerd naar bodemverontreiniging. In onderhavig geval is geen sprake van een bouwplan, de woning en beoogde maatschappelijke functies worden ondergebracht in bestaande bebouwing. Een bodemonderzoek is dan ook niet noodzakelijk.
De doelstelling van het externe veiligheidsbeleid is het realiseren van een veilige woon- en leefomgeving voor het beheersen van risico's van activiteiten met gevaarlijke stoffen (zoals het gebruik, de opslag, de productie als het transport). Het beleid is erop gericht te voorkomen dat er dichtbij gevoelige activiteiten met gevaarlijke stoffen plaatsvinden. Nieuwe (ruimtelijke) ontwikkelingen in de nabijheid van risicobronnen dienen te worden getoetst aan het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) en de Regeling externe veiligheid inrichtingen (Revi).
Het plangebied is niet gelegen binnen het invloedsgebied van risicovolle inrichtingen. Er is geen route gevaarlijke stoffen aangewezen in of nabij het plangebied. Externe veiligheid vormt derhalve geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling.
In deze paragraaf wordt de ontwikkeling – wat ecologie betreft – getoetst aan de Flora- en faunawet, de Natuurbeschermingswet 1998 en de Provinciale Ecologische Hoofdstructuur.
Toetsingskader
Flora- en faunawet (soortbescherming)
Wat de soortenbescherming betreft is de Flora- en faunawet van belang. Deze wet is gericht op de bescherming van dier- en plantensoorten in hun natuurlijke leefgebied. De Flora- en faunawet bevat onder meer verbodsbepalingen met betrekking tot het aantasten, verontrusten of verstoren van beschermde dier- en plantensoorten, hun nesten, holen en andere voortplantings- of vaste rust- en verblijfsplaatsen. De wet maakt hierbij een onderscheid tussen 'licht' en 'zwaar' beschermde soorten. Indien sprake is van bestendig beheer, onderhoud of gebruik dan wel van ruimtelijke ontwikkeling of inrichting, gelden voor sommige, met name genoemde soorten, de verbodsbepalingen van de Flora- en faunawet niet. Er is dan sprake van vrijstelling op grond van de wet. Voor zover deze vrijstelling niet van toepassing is, bestaat de mogelijkheid om van de verbodsbepalingen ontheffing te verkrijgen van het Ministerie van EZ (voormalig Ministerie van EL&I/LNV).
Natuurbeschermingswet 1998 (gebiedsbescherming)
Uit een oogpunt van gebiedsbescherming is de Natuurbeschermingswet 1998, die op 1 oktober 2005 in werking is getreden, van belang. Deze wet onderscheidt drie soorten gebieden:
De wet bevat een zwaar beschermingsregime voor de onder a en b bedoelde gebieden (in de vorm van verboden voor allerlei handelingen, behoudens vergunning van Gedeputeerde Staten of de minister van EZ). De bescherming van de onder c bedoelde gebieden vindt plaats door middel van het bestemmingsplan.
Er zijn geen Natura 2000-gebieden in de nabijheid gelegen, die nadelige gevolgen zouden kunnen ondervinden van de voorgenomen activiteit. Het perceel is geen onderdeel van de Provinciale Ecologische Hoofdstructuur. Het perceel is, naast de bestaande bebouwing, geheel ingericht en in gebruik als schoolplein. Wel bevinden zich hier enkele bomen. Het schoolplein zal, met uitzondering van de benodigde verharding ten behoeve van het parkeren, worden geamoveerd en worden vervangen door een tuin voor de woning. De bomen blijven hierbij vanzelfsprekend behouden. Deze 'vergroening' kent enkel positieve effecten voor in de omgeving voorkomende flora en fauna.
Geluid kan hinderlijk en schadelijk voor de gezondheid zijn. Zo kunnen hoge geluidsniveaus het gehoor beschadigen. Maar ook verstoring van de slaap kan op de lange duur slecht zijn voor de gezondheid. In Nederland zijn afspraken gemaakt over wat acceptabele geluidsniveaus zijn en wat niet (de geluidsnormen). Bij ruimtelijke plannen kan akoestisch onderzoek nodig zijn om geluidshinder bij geluidsgevoelige objecten (scholen, woningen, etc.) te voorkomen van door het aanhouden van voldoende afstand ten opzichte van geluidsproducenten (industrie, wegverkeer etc.) of het treffen van andere maatregelen. De Wet geluidhinder (Wgh) bevat geluidsnormen en richtlijnen over de toelaatbaarheid van geluidsniveaus als gevolg van rail- en wegverkeerslawaai, industrielawaai en luchtvaartlawaai.
Een akoestisch onderzoek moet worden uitgevoerd als een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling een geluidsgevoelig object mogelijk maakt binnen een geluidszone van een bestaande geluidsbron of indien het plan een nieuwe geluidsbron mogelijk maakt. Het akoestisch onderzoek moet dan uitwijzen of de wettelijke voorkeursgrenswaarde bij geluidsgevoelige objecten wordt overschreden en zo ja, welke maatregelen nodig zijn om aan de voorkeursgrenswaarde te voldoen. Ten behoeve van onderhavige ontwikkeling is door Rho adviseurs voor leefruimte een akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai uitgevoerd. De resultaten zijn verwoord in een memo van 7 februari 2014, 'Onderzoek wegverkeerslawaai en parkeren Molenstraat 63 in Waterlandkerkje'. Hieruit blijkt dat de voorkeursgrenswaarde van 48 dB niet wordt overschreden. Het volledige memo is bijgevoegd als bijlage 1.
De beoogde ontwikkeling ziet toe op de toevoeging van een woning in een, overwegende, woonstraat. Nu er geen sprake is van milieu-invloed van omliggende bedrijfsactiviteiten, ook niet voor wat betreft geluid, is een voldoende woon- en leefklimaat gewaarborgd. Het aspect wegverkeerslawaai vormt geen beperking voor de nieuw te realiseren woning.
Kabels en leidingen
Het plangebied bevat geen planologisch relevante kabels en leidingen.
In het kader van een goede ruimtelijke ordening dient rekening te worden gehouden met luchtkwaliteit. De realisatie van een woning met beperkte maatschappelijke functies draagt niet 'in betekenende mate' bij aan de concentraties van diverse verontreinigende stoffen, waaronder stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10) in de buitenlucht. Toetsing aan de grenswaarden kan dus achterwege kan blijven.
Een goede ruimtelijke ordening voorziet in het voorkomen van voorzienbare hinder en gevaar door milieubelastende activiteiten. Sommige activiteiten die planologisch mogelijk worden gemaakt, veroorzaken milieubelasting voor de omgeving. Andere activiteiten moeten juist beschermd worden tegen milieubelastende activiteiten. Door bij nieuwe ontwikkelingen voldoende afstand in acht te nemen tussen milieubelastende activiteiten (zoals bedrijven) en gevoelige functies (zoals woningen) worden hinder en gevaar voorkomen en wordt het bedrijven mogelijk gemaakt zich binnen aanvaardbare voorwaarden te vestigen. Het doel van milieuzonering is om te komen tot een optimale kwaliteit van de leefomgeving.
Door het aanbrengen van een zone tussen bedrijvigheid en gevoelige bestemmingen kan de overlast ten gevolge van bedrijfsactiviteiten zo laag mogelijk gehouden worden. In de omgeving zijn geen relevante bedrijfsactiviteiten aanwezig. Het opslagbedrijf op nummer 63A kan door de beperkte milieucategorie 2 niet als zodanig worden aangemerkt. Bovendien is er sprake van een bestaand woongebied zodat er voor de vestiging van en reeds gevestigde bedrijfsmatige activiteiten al beperkingen zijn. De te realiseren woning is voor het opslagbedrijf, dat is gevestigd op nummer 63A, dan ook niet als maatgevend te beschouwen. Milieuhinder vormt derhalve geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling.
Het gaat in dit geval om de toevoeging van een woning en een oppervlakte van circa 60 m² aan maatschappelijke functies. Dit gebruik zal ten aanzien van het aantal verkeersbewegingen nauwelijks gevolgen hebben voor de verkeersafwikkeling in de Molenstraat, de nieuwe woning en de beperkte oppervlakte aan maatschappelijke functies komen immers in de plaats van een gebruik als schoolgebouw. Bovendien is een eenvoudige en vlotte ontsluiting op de Turkeijeweg/Philipsweg aanwezig.
In de huidige situatie is het perceel aan de Molenstraat 63 in Waterlandkerkje enkel bestemd voor maatschappelijke functies. In de toekomstige situatie wordt binnen de bestaande bebouwing een woning gerealiseerd en wordt 59,5 m² aan bruto vloeroppervlak bestemd voor maatschappelijke doelen, zoals eerder omschreven. Deze maatschappelijke functies hebben een lokaal karakter en zijn voornamelijk gericht op bezoekers uit de kern zelf.
In de wijzigingsregels van het vigerende bestemmingsplan is opgenomen dat de parkeerbehoefte geheel op eigen terrein opgevangen dient te worden. In dat kader is voor de ontwikkeling een parkeerberekening opgesteld. Hiervoor is aangesloten bij de parkeerkencijfers van het CROW, opgenomen in publicatie 317 ('Kencijfers parkeren en verkeersgeneratie', 2012). Voor de woning geldt, uitgaande van een niet-stedelijke omgeving (bron: CBS) en een ligging binnen het restgebied van de bebouwde kom, een parkeernorm van 1,9 parkeerplaatsen. Voor het maatschappelijk deel is, op basis van de mogelijkheid tot het organiseren van filmavonden, uitgegaan van de parkeernorm voor filmhuizen. In vergelijking met de overige activiteiten die binnen dit deel van het pand plaatsvinden, levert dit de hoogste parkeervraag op (worstcasesituatie). Voor filmhuizen geldt een parkeernorm van 6,9 parkeerplaatsen per 100 m² bruto vloeroppervlak. Op basis hiervan geldt voor de maatschappelijke functies een maximale parkeerbehoefte van 4,1 parkeerplaatsen. Uit de berekeningen blijkt dat op het eigen terrein in totaal 6 parkeerplaatsen gerealiseerd dienen te worden. Voor deze parkeerplaatsen is ruimte gereserveerd aan de achterzijde van het perceel. Hier is een strook van 16 m aanwezig, waar de aanleg van 6 haakse parkeervakken is voorzien. Bij het ontwerp dient, ten behoeve van de functionaliteit, rekening gehouden te worden met voldoende ruimte voor het in- en uitrijden van deze parkeerplaatsen.
Binnen de ontwikkeling wordt voorzien in de opvang van de parkeerbehoefte op eigen terrein. Het aspect parkeren staat de ontwikkeling zodoende niet in de weg.
Per 1 november 2003 is door een wijziging van het Besluit op de ruimtelijke ordening (Bro) een watertoets in ruimtelijke plannen verplicht geworden. Beschreven moet worden op welke wijze in het plangebied met water en watergerelateerde aspecten wordt omgegaan. Voorkomen moet worden dat ontwikkelingen in het ruimtegebruik ongewenste effecten hebben op de waterhuishouding. Een goede afstemming tussen beide is derhalve noodzakelijk om problemen, zoals bijvoorbeeld wateroverlast, slechte waterkwaliteit, verdroging, etc., te voorkomen.
Bestaande situatie
De bestaande situatie voorziet in bebouwing en volledige verharding door het gebruik als schoolplein.
Nieuwe situatie
In de nieuwe situatie worden de beoogde functies, waaronder een woning, gerealiseerd binnen de bestaande bebouwing. Het grootste deel van de verharding wordt geamoveerd ten behoeve van de aanleg van een tuin bij de woning. De oppervlakte van de overblijvende verharding is nog niet bekend, dit is afhankelijk van de situering van de noodzakelijke 6 parkeerplaatsen en een mogelijke rijroute over het perceel. Wel staat vast dat de situatie ten opzichte van de bestaande situatie aanzienlijk zal verbeteren. Voor de beoogde ontwikkelingen behoeven geen maatregelen ten aanzien van waterberging te worden getroffen.
Milieuaspecten ten aanzien van de ontwikkeling van een woning met beperkte maatschappelijke functies op het perceel Molenstraat 63 te Waterlandkerkje zijn onderzocht en vormen geen belemmering voor de ontwikkeling. Planologische medewerking aan het initiatief ligt dan ook in de rede.
De kosten die gemaakt worden bij de uitvoering van de ontwikkeling zijn voor rekening van de initiatiefnemers. De ontwikkeling heeft voor de gemeente geen negatieve financiële gevolgen.
Er is geen sprake van een bij Algemene Maatregel van Bestuur aangewezen bouwplan (zoals gedefinieerd in artikel 6.2.1 Besluit ruimtelijke ordening), zodat geen sprake is van verplicht kostenverhaal.
Voor de beoogde ontwikkeling dient blijkens de wijzigingsregels een bijdrage aan het Fonds Woningbouwontwikkeling te worden voldaan, de zogenaamde herstructureringsbijdrage. In onderhavig geval is deze bijdrage verdisconteerd in de aankoopprijs zoals door een besluit van het college van burgemeester en wethouders van 17 oktober 2013 is bevestigd.
Voor een wijzigingsplan als het onderhavige is volgens artikel 6.18 van het Besluit omgevingsrecht artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening van overeenkomstige toepassing.
In het kader van dit bestuurlijke vooroverleg is het plan besproken met de provincie en het waterschap. Dit heeft vooralsnog niet geleid tot reacties.
Het ontwerpbesluit en het wijzigingsplan hebben met ingang van 14 maart 2014 voor zes weken ter inzage gelegen. Gedurende de termijn van terinzagelegging zijn geen zienswijzen ingediend.
Met dit wijzigingsplan is voor het plangebied de bestemming 'Maatschappelijk' vervallen. Voor het perceel is een bestemming 'Wonen' opgenomen, alsmede de functieaanduidingen 'erf' en 'maatschappelijk'. De dubbelbestemming Waarde - Archeologie 4, die reeds aan het perceel was toegekend, blijft behouden.
De voorschriften van het bestemmingsplan Kleine kernen Sluis gelden tevens voor het plangebied van onderhavig wijzigingsplan. Om binnen het plangebied de beoogde ontwikkeling van de maatschappelijke functies te kunnen laten plaatsvinden, is daarbij een aanvulling van de voorschriften opgenomen. De bestemmingsomschrijving van de bestemming 'Wonen' is aangevuld met de bepaling dat ter plaatse van de aanduiding 'maatschappelijk' tevens maatschappelijke voorzieningen zijn toegestaan.