Plan: | Cadzandseweg 30 en 32, Nieuwvliet |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | wijzigingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.1714.wp16cadzandsew3032-VG01 |
De eigenaar van de kadastrale percelen Oostburg EN 204, 996 en 927, gelegen aan de Cadzandseweg 30 en 32 in Nieuwvliet, beoogt de bestaande bedrijfswoning om te zetten naar een burgerwoning, een extra woning te realiseren op het onbebouwde deel van het perceel en de huidige loods te gaan gebruiken als schuur bij de woning. Op de locatie geldt het bestemmingsplan 'Kleine Kernen Sluis' uit 2014, waarin de betreffende percelen zijn bestemd tot 'Bedrijf'. Tevens is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen waarmee burgemeester en wethouders de bestemming 'Bedrijf' kunnen wijzigen in de bestemming 'Wonen'.
Voorliggend wijzigingsplan voorziet in het toepassen de wijzigingsbevoegdheid voor het perceel Cadzandseweg 30-32. De betreffende locatie is weergegeven in figuur 1.1. Voor het bestemmingsplan 'Kleine Kernen Sluis' is een herziening in voorbereiding, die voornamelijk betrekking heeft op de huisvesting van individuele personen. Zodra de herziening is vastgesteld, zal deze ook van toepassing zijn op het plangebied van dit wijzigingsplan.
Figuur 1.1 Ligging plangebied (bron: aangepast van Google Maps, 2013)
Huidige situatie
Het plangebied betreft de kadastrale percelen Oostburg EN 204, 996 en 927, gelegen aan de Cadzandseweg 30 en 32 in Nieuwvliet. In totaal gaat het om een oppervlakte van ruim 2.000 m2. In de huidige situatie zijn in het plangebied ter plaatse van Cadzandseweg 30 een bedrijfswoning met garage, tuin en enkele kleine bijbehorende bouwwerken aanwezig. Ter plaatse van Cadzandseweg 32 staat een loods met een oppervlakte van circa 100 m2. De huidige situatie is weergegeven op de luchtfoto in figuur 1.2.
Zoals beschreven in paragraaf 1.3, heeft het gehele plangebied momenteel een bedrijfsbestemming. Er worden echter al geruime tijd geen bedrijfsactiviteiten meer uitgeoefend.
Figuur 1.2 Huidige situatie (bron: aangepast van Google Maps, 2013)
Beoogde situatie
Gezien het feit dat in het plangebied al geruime tijd geen bedrijfsactiviteiten meer worden uitgeoefend en nog uitsluitend een woonfunctie heeft, is het gewenst om de bestemming aan te passen op het huidige gebruik. Het plangebied krijgt daarom een woonbestemming. In het plangebied zijn de volgende ontwikkelingen voorzien:
De situering en uitstraling van de nieuwe woning zullen aansluiten bij de omliggende bebouwing en de geplande woonbebouwing aan de zuidzijde van het plangebied.
Het saneren van de bedrijfsbestemming die momenteel op de gronden rust (zie ook paragraaf 1.3), brengt een verbetering van de kwaliteit van de leefomgeving met zich mee. In de kern Nieuwvliet, waar het plangebied is gelegen, bevinden zich voornamelijk woonfuncties. Ten zuiden van het plangebied is inmiddels ook woningbouw voorzien. Een mogelijke nieuwe bedrijfsfunctie in een woonkern is met het oog op de kwaliteit van wonen niet optimaal. Met het saneren van de bedrijfsbestemming zal het plangebied beter bij diens directe omgeving aansluiten.
Geldende bestemmingsplan
In figuur 1.3 is een uitsnede van het geldende bestemmingsplan 'Kleine Kernen Sluis' weergegeven. De betreffende percelen hebben de bestemming 'Bedrijf'. Hier mogen bedrijfsactiviteiten tot en met categorie 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten worden uitgeoefend. Hier onder vallen onder andere een akkerbouw- en fruitteeltbedrijf, een kledingfabriek, een drukkerij, autohandel, taxibedrijf, of opslagbedrijf.
Binnen deze bestemming is aan de straatzijde een bouwvlak opgenomen met een bebouwingspercentage van maximaal 50% en een goothoogte van maximaal 5 meter. Ter plaatse van Cadzandseweg 30 heeft het bouwvlak daarnaast de functieaanduiding 'bedrijfswoning'. Artikel 42, lid 42.17 van de regels van het bestemmingsplan bevat de wijzigingsbevoegdheid waarmee de bedrijfsbestemming omgezet kan worden naar een woonbestemming om vervolgens maximaal drie woningen op de percelen mogelijk te maken.
Figuur 1.3 Uitsnede geldend bestemmingsplan met plangrens wijzigingsplan (bron: ruimtelijkeplannen.nl, 2016)
Wijzigingsvoorwaarden
Om de bevoegdheid te kunnen toepassen, zal ten minste aan de wijzigingsvoorwaarden uit het bestemmingsplan moeten worden voldaan. Daarnaast kunnen ook andere eisen of voorwaarden van belang zijn, bijvoorbeeld als er nieuw planologisch beleid of nieuwe wet- of regelgeving is vastgesteld. In paragraaf 1.4 wordt hierop ingegaan.
In tabel 1.1 zijn de wijzigingsvoorwaarden vermeld en is het initiatief aan de betreffende bepalingen getoetst.
Criterium | Toetsing | |
a | Het toepassen van de wijzigingsbevoegdheid is uitsluitend toegestaan, indien de bedrijfsactiviteiten op het perceel Cadzandseweg 32 zijn beëindigd. | Aan deze voorwaarde wordt voldaan. De bedrijfsactiviteiten zijn beeïndigd en de milieuvergunning is ingetrokken. |
b | Het aantal woningen bedraagt maximaal 3. | Aan deze voorwaarde wordt voldaan. Het wijzigingsplan voorziet in het omzetten van de bestaande bedrijfswoning naar een burgerwoning en daarnaast de bouw van één extra woning. Het totaal aantal woningen zal 2 bedragen. Dit is geborgd met de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden'. |
c | Woningen worden vrijstaand en/of twee-aaneen gebouwd. | Aan deze voorwaarde wordt voldaan. Op de verbeelding is dit geborgd met de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - vrijstaand'. |
d | De goothoogte bedraagt maximaal 4 meter en de bouwhoogte bedraagt maximaal 9 meter. | Aan deze voorwaarde wordt voldaan. Op de verbeelding is een maatvoeringsaanduiding opgenomen waarmee de betreffende maatvoeringen worden geborgd. |
e | De afstand tussen de te bouwen woningen en de oostelijke perceelsgrens tot Cadzandseweg 30 bedraagt minimaal 5 meter. | Aan deze voorwaarde wordt voldaan. Het bouwvlak op de percelen Oostburg EN 996 en 927 is op 5 meter afstand van de oostelijke perceelsgrens (Oostburg EN 204) gelegd. |
f | De voorgevel van de woningen is op minimaal 3 meter uit de voorste perceelsgrens gelegen. | Aan deze voorwaarde wordt voldaan. Het nieuwe bouwvlak is op 3 meter afstand van de voorste perceelsgrens gelegd. Dit geldt niet voor de bestaande woning en loods, die op circa 2 meter afstand van de perceelsgrens staan. Hier is het bestaande bouwvlak overgenomen. |
g | De bouwdiepte van de woning bedraagt maximaal 15 meter. | Aan deze voorwaarde wordt voldaan. Het bouwvlak is 15 meter diep. |
h | De parkeervraag dient op eigen terrein te worden gerealiseerd; de parkeernorm is minimaal 1 parkeerplaats per woning. | Deze voorwaarde is opgenomen in de regels van het wijzigingsplan. |
i | Er dient een bijdrage aan het Fonds Woningbouwontwikkeling te worden voldaan. | De bijdrage aan het Fonds Woningbouwontwikkeling is geborgd in de anterieure overeenkomst tussen de initiatiefnemer en de gemeente. |
j | De regels ten aanzien van de bestemming 'Wonen' worden van overeenkomstige toepassing verklaard. | Aan deze voowaarde wordt voldaan. In de regels van het wijzigingsplan zijn de regels ten aanzien van de bestemming 'Wonen' van overeenkomstige toepassing verklaard. |
Tabel 1.1 Toetsing aan wijzigingsvoorwaarden geldend bestemmingsplan
In deze paragraaf wordt in aanvulling op de toetsing aan de wijzigingsregels ingegaan op de relevante beleids- en milieuaspecten en de financiële uitvoerbaarheid van het wijzigingsplan.
Rijksbeleid
Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR)
Het beleid op nationaal niveau met betrekking tot ruimte en mobiliteit is vastgelegd in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) uit 2012. Deze visie geeft doelstellingen van de overheid weer voor 2028.
De schaal en het abstractieniveau van de visie is dusdanig dat een kleinschalige ontwikkeling als bedoeld in deze onderbouwing niet van invloed is op de visie en de doelstellingen.
Ladder voor duurzame verstedelijking
Een zorgvuldige benutting van de beschikbare ruimte voor verschillende functies vraagt om een goede onderbouwing van nut en noodzaak van een 'nieuwe stedelijke ontwikkeling' of 'overige stedelijke voorzieningen' en een zorgvuldige ruimtelijke inpassing van deze nieuwe ontwikkeling. Partijen die nieuwe stedelijke voorzieningen mogelijk willen maken, moeten standaard een aantal stappen zetten die borgen dat tot een zorgvuldige ruimtelijke afweging en inpassing van die nieuwe ontwikkeling wordt gekomen. Ruimtelijke besluiten moeten aandacht besteden aan de Ladder van duurzame verstedelijking.
In het artikel 3.1.6. lid 2 Bro (Besluit ruimtelijke ordening) staan de drie stappen van de Ladder voor Duurzame verstedelijking als volgt beschreven:
1. De beoogde ontwikkeling moet voorzien in een actuele regionale behoefte. De relevante regio is afhankelijk van de ontwikkeling. De behoefte moet voortkomen van consumenten.
2. Als er behoefte is aan een ontwikkeling, dan moet getracht worden deze in te passen binnen bestaand stedelijk gebied door herontwikkeling, intensivering of transformatie.
3. Indien de ontwikkeling niet binnen bestaand stedelijk gebied kan plaatsvinden, moet worden beschreven in hoeverre het gebied voor verschillende middelen van vervoer passend ontsloten is of als zodanig wordt ontwikkeld.
Het saneren van een bedrijfsbestemming en het bouwen van een woning in bestaand stedelijk gebied vormt geen nieuwe stedelijke ontwikkeling. De ladder voor duurzame verstedelijking is daarom niet van toepassing. De betreffende nieuwe woning past bovendien in de gemeentelijke woningbouwprogrammering.
Provinciaal beleid
Het ruimtelijke beleid van de provincie Zeeland is vastgelegd in de structuurvisie Omgevingsplan 2012-2018 en in de provinciale Verordening Ruimte die zijn vastgesteld op 28 september 2012. Op 11 maart 2016 is de eerste wijziging van de verordening vastgesteld.
Voor kleinschalige particuliere woningbouw geldt dat de Verordening hier aan voorwaarden stelt indien een dergelijke ontwikkeling buiten bestaand stedelijk gebied plaatsvindt. Het plangebied ligt echter in het bestaand stedelijk gebied. Beide beleidsdocumenten bevatten daarom geen bepalingen die van toepassing zijn op de beoogde ontwikkeling. De ontwikkeling past binnen provinciaal beleid.
Gemeentelijk beleid
Na de vaststelling van het geldende bestemmingsplan zijn in oktober 2013 de Woonvisie 2013-2020 en in december 2015 de Structuurvisie Krachtig Verbonden van de gemeente Sluis vastgesteld. Hierin wordt de verwachting uitgesproken dat de vraag naar nieuwe woningen in de toekomst zal dalen. In alle kernen blijft echter beperkt ruimte voor levensloopbestendige woningen, starterswoningen en kleinschalige particuliere nieuwbouw voor eigen inwoners of mensen die van elders bewust naar ons gebied komen om te wonen.
De ontwikkeling betreft herstructurering in bestaand stedelijk gebied en maakt gebruik van de ruimte die de Woonvisie biedt voor kleinschalige particuliere nieuwbouw in de kernen. Er wordt één woning toegevoegd. Hiermee is in de woningbouwplanning en het geldende bestemmingsplan al rekening gehouden. De Structuurvisie en de Woonvisie vormen daarom geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling.
Hierna wordt de ontwikkeling getoetst aan de verschillende milieuaspecten. Geconcludeerd wordt dat milieuaspecten geen belemmering vormen voor de beoogde ontwikkeling.
Bodem
Door Econsultancy is in oktober 2016 een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd, dat is opgenomen in bijlage 3. Uit het onderzoek blijkt het volgende.
De zwak puinhoudende en sterk schelphoudende bovengrond is licht verontreinigd met cadmium, koper, lood, zink, PCB, PAK en minerale olie. Deze lichte verontreinigingen houden hoogstwaarschijnlijk verband met de zwakke bijmenging met puin die plaatselijk in de bovengrond is aangetroffen. In het zintuiglijk schone grondmengmonster van de bovengrond, alsmede in de ondergrond zijn geen verontreinigingen geconstateerd. In het grondwater zijn eveneens geen verontreinigingen geconstateerd.
De onderzoeksresultaten komen gedeeltelijk overeen met de resultaten van een eerder uitgevoerd bodemonderzoek op het naastgelegen perceel. De vooraf gestelde hypothese, dat de onderzoekslocatie als "onverdacht" kan worden beschouwd wordt, op basis van de onderzoeksresultaten, niet geheel bevestigd. Gelet op de aard en mate van verontreiniging, bestaat er echter géén reden voor een nader onderzoek en bestaan er met betrekking tot de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem géén belemmeringen voor de bestemmingswijziging, alsmede de beoogde nieuwbouw op de onderzoekslocatie.
Het aspect bodem vormt derhalve geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling.
Archeologie
In het document 'Archeologiebeleid gemeente Sluis & Gemeentelijke Onderzoeksagenda Archeologie
Sluis' (2013) staat beschreven waar in de gemeente archeologische waarden te verwachten zijn en hoe de gemeente daarmee om wil gaan. Voor de kern Nieuwvliet en omgeving, waarin het plangebied is gelegen, geldt dat de bewoningsgeschiedenis nog zodanig recent is dat deze omgeving in het algemeen niet archeologisch relevant wordt geacht. Resten van bewoning zijn op oude kaarten vanaf 1811 goed gedocumenteerd, waardoor archeologie een beperkte toegevoegde waarde heeft voor onderzoeksvragen ten aanzien van de ontstaansgeschiedenis van deze kern.
Hoewel de kern Nieuwvliet weliswaar archeologisch niet relevant wordt gevonden, kunnen er wel
archeologische waarden aanwezig zijn. Op basis van de Maatregelen-in-lagen die
onderdeel uitmaken van het archeologiebeleid (blz. 129 t/m 140) heeft het plangebied in kaartlaag
1 (Walcheren) een lage verwachting (categorie 6, zie figuur 1.4). De overige lagen zijn voor deze locatie niet relevant. Dit betekent een vrijstellingsgrens van 2.500 m².
Figuur 1.4 Uitsnede Maatregelen-in-lagen, Kaartlaag I "Walcheren" (bron: Archeologiebeleid gemeente
Sluis & Gemeentelijke Onderzoeksagenda Archeologie Sluis, Artefact, 2013)
Het plangebied is kleiner dan 2.500 m2. Het aspect archeologie staat de beoogde ontwikkeling daarom niet in de weg.
Water
Bij het Waterschap Scheldestromen wordt voor de watertoets een watertoetstabel gebruikt. In deze tabel zijn de hiervoor genoemde aspecten verwerkt. Onderstaande watertoetstabel is ingevuld voor de beoogde ontwikkeling en is ter toetsing aan het Waterschap aangeboden. Het Waterschap heeft op 7 november 2016 haar akkoord gegeven. Het wateradvies is opgenomen in bijlage 1.
Thema en water(beheer)doelstelling | Uitwerking |
Waterveiligheid Waarborgen van het veiligheidsniveau en rekening houden met de daarvoor benodigde ruimte. |
In de directe omgeving zijn geen primaire of regionale waterkeringen aanwezig. Het plan heeft daarmee geen effect op de waterveiligheid. |
Wateroverlast (vanuit oppervlaktewater) Het plan biedt voldoende ruimte voor het vast-houden, bergen en afvoeren van water. Waarborgen van voldoende hoog bouwpeil om inundatie vanuit oppervlaktewater in maatgevende situaties te voorkomen. Waterberging voldoet aan de capaciteit om 75 liter per m2 verhard oppervlak te kunnen bergen. Rekeninghouden met de gevolgen van klimaat-verandering en de kans op extreme weersituaties. |
Het plan betreft de realisatie van 1 woning. De gronden waar deze nieuwe woning is beoogd zijn in de huidige situatie al grotendeels verhard. De zeer beperkte toename van het verhard oppervlak zal elders op het terrein worden gecompenseerd door verharding te verwijderen. |
Grondwaterkwantiteit en verdroging Tegengaan / verhelpen van grondwateroverlast en -tekort. Rekening houden met de gevolgen van klimaatverandering. Beschermen van infiltratiegebieden en benutten van infiltratie-mogelijkheden. |
De ontwikkeling voorziet niet in het onttrekken van grondwater. De ontwikkeling veroorzaakt evenmin mogelijke grondwateroverlast. |
Hemel- en afvalwater (inclusief water op straat / overlast) Waarborgen optimale werking van de zuiveringen/ RWZI's en van de (gemeentelijke) rioleringen. Afkoppelen van (schone) verharde oppervlakken in verband met de reductie van hydraulische belasting van de RWZI, het transportsysteem en het beperken van overstorten. |
Het huishoudelijk afvalwater wordt gescheiden van het hemelwater afgevoerd via het bestaande gemeentelijke rioolstelstel en aangeboden voor zuivering. Hiervoor is het noodzakelijk dat er nieuwe aansluitingen worden aangebracht. Voor de afvoer van het hemelwater wordt in overleg met de gemeente en het waterschap aansluiting gezocht op het hemelwatersysteem in de kern Nieuwvliet. |
Volksgezondheid (water gerelateerd) Minimaliseren risico watergerelateerde ziekten en plagen. Voorkomen van verdrinkingsgevaar/-risico's via o.a. de daarvoor benodigde ruimte. |
De ontwikkeling heeft geen watergerelateerde consequenties voor de volksgezondheid. |
Bodemdaling Voorkomen van maatregelen die (extra) maaivelddalingen in zettinggevoelige gebieden kunnen veroorzaken. |
De ontwikkeling wordt gerealiseerd in matig zettinggevoelig gebied. Hier hoeft dan ook geen rekening mee gehouden te worden bij de bouwwerkzaamheden. |
Oppervlaktewaterkwaliteit Behoud / realisatie van goede oppervlaktewaterkwaliteit. Vergroten van de veerkracht van het watersysteem. Toepassing van de trits schoonhouden, scheiden en zuiveren. |
In de nabije omgeving van het project zijn geen oppervlaktewateren aanwezig. Van obstakelvrije en/of onderhoudsstroken is dan ook geen sprake. Het project heeft geen invloed op het onderhoud van oppervlaktewater. |
Grondwaterkwaliteit Behoud / realisatie van een goede grondwaterkwaliteit. Denk aan grondwaterbeschermingsgebieden. |
Zowel tijdens de bouwfase als de gebruiksfase worden geen uitlogende materialen gebruikt. Daarom heeft de ontwikkeling geen negatief effect op de grondwaterkwaliteit. |
Natte natuur Ontwikkeling/bescherming van een rijke gevarieerde en natuurlijk karakteristieke aquatische natuur. |
In de nabije omgeving van de ontwikkeling is geen natte natuur aanwezig. |
Onderhoud oppervlaktewater Oppervlaktewater moet adequaat onderhouden worden. Rekening houden met obstakelvrije onderhoudsstroken vrij van bebouwing en opgaande (hout)beplanting. |
In de directe omgeving van het projectgebied is geen oppervlaktewater aanwezig. Er hoeft dan ook geen rekening te worden gehouden met obstakelvrije onderhoudsstroken en opgaande (hout)beplanting. |
Andere belangen waterbeheerder(s) | |
Relatie met eigendom waterbeheerder Ruimtelijke ontwikkelingen mogen de werking van objecten (terreinen, milieuzonering) van de waterbeheerder niet belemmeren. |
De ontwikkeling wordt niet gerealiseerd nabij waterschapsobjecten. Dit aspect vormt dan ook geen belemmering. |
Scheepvaart en/of wegbeheer Goede bereikbaarheid en in stand houden van veilige vaarwegen en wegen in beheer en onderhoud bij Rijkswaterstaat, de provincie en/of het waterschap. |
De twee beoogde woningen liggen niet nabij (vaar)wegen die in beheer zijn bij Rijkswaterstaat, de provincie of het Waterschap. Daarom vormt dit aspect geen belemmering. |
Conclusie
De gevolgen van het plan voor de waterhuishouding zijn goed in beeld gebracht. De toename aan verharding wordt elders op het perceel gecompenseerd door het wegnemen van verharding. Geconcludeerd wordt dat het plan, met inachtname van het voorgaande, voldoet aan het beleid en de normstelling ten aanzien van water.
Ecologie
Het plangebied ligt niet in de nabijheid van Natura 2000 of Natuur Netwerk Zeeland gebieden. Daarnaast is de omvang van de ontwikkeling beperkt. Negatieve effecten op beschermde gebieden zijn dan ook uitgesloten. In de huidige situatie is het plangebied daarnaast grotendeels verhard en in gebruik als tuin en erf. Er zijn daarom geen te beschermen natuurwaarden te verwachten. Ten behoeve van de ontwikkeling worden geen bomen gekapt. De voorgenomen ontwikkeling leidt niet tot negatieve effecten op beschermde natuurgebieden of beschermde soorten. Het aspect ecologie vormt dan ook geen belemmering voor de uitvoering van het plan. Bij de uitvoering van het plan zal de algemene zorgplicht van de Ffw in acht worden genomen.
Milieuhinder
In de directe omgeving van het plangebied zijn hoofdzakelijk woningen gelegen. Er is dan ook sprake van een rustige woonwijk/buitengebied. Aan de westzijde grenst het plangebied aan agrarische gronden waar met spuitdrift wordt gewerkt. Met de betreffende agrariër is een afspraak gemaakt over het oprichten van een beschermende afscheiding, die in de regels van dit wijzigingsplan als voorwaardelijke verplichting is opgenomen. Daarnaast is op circa 40 m ten zuiden van het plangebied een kerk gelegen. Hiervoor geldt volgens de VNG-publicatie een richtafstand van 30 m ten opzichte van een rustige woonwijk. Aan deze richtafstand wordt voldaan. Circa 40 m ten noordoosten van het plangebied (Cadzandseweg 18) is een grondgebonden agrarisch bedrijf gelegen. Op kortere afstand van dit bedrijf zijn reeds woningen aanwezig waar rekening mee gehouden moet worden. Het bedrijf zal daarom door de beoogde ontwikkeling niet in de eigen bedrijfsvoering worden beperkt en ter plaatste van het plangebied zal sprake zijn van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.
Aan de Cadzandseweg staan twee opslagloodsen. In het vigerend bestemmingsplan zijn opslagloodsen zoals bedoeld aan de Cadzandseweg ingedeeld in milieucategorie 2. Categorie 2-activiteiten zijn bedrijfsactiviteiten die een richtafstand van 30 m hebben. In de huidige situatie zijn er woningen op 15 m vanaf de bedrijfsactiviteiten gebouwd. Zover bekend levert dit geen hinderlijke situaties op.
Om te voldoen aan een goed woon- en leefklimaat wordt tevens een richtafstand van minstens 15 m aangehouden.
Verder zijn er in de omgeving geen bedrijven aanwezig die een belemmering vormen voor de milieusituatie ter plaatse van het plangebied, of die door de beoogde ontwikkeling worden belemmerd in hun bedrijfsvoering. Het aspect milieuhinder vormt dan ook geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling.
Geluidhinder
Ten aanzien van de functiewijziging van bedrijfswoning naar burgerwoning geldt dat geen akoestisch onderzoek uitgevoerd hoeft te worden, omdat geen sprake is van een nieuwe woonfunctie. Voor de nieuw te realiseren woning is dit wel het geval. Het gebouw is een nieuwe geluidgevoelige functie en is gelegen binnen de wettelijke geluidszone van twee bestaande wegen rond het plangebied. Het plangebied valt binnen de wettelijke geluidzone van:
In het kader van een goede ruimtelijke ordening en op basis van jurisprudentie worden 30 km/h wegen
die invloed hebben op een projectlocatie eveneens beschouwd. In de onderhavige situatie ligt het plangebied aan een 30 km/h weg (de Cadzandseweg).
De geluidsbelasting ten gevolge van de 30 km/h weg is meegerekend en onderdeel van dit onderzoek. De resultaten van het onderzoek zijn opgenomen in de rapportage 'Woningbouw Cadzandseweg 30-32 - Akoestisch onderzoek' (Rho Adviseurs voor leefruimte, 10 oktober 2016). Deze rapportage is opgenomen in bijlage 2.
Uit de modelresultaten blijkt dat de richtwaarde van 48 dB ten gevolge van het verkeer op de
Cadzandsweg (niet gezoneerd) wordt overschreden. Voor de Sint Jansdijk en de N675 wordt wel aan de voorkeursgrenswaarde voldaan. De maximale geluidsbelasting als gevolg van de Cadzandseweg bedraagt 50 dB. De gecumuleerde geluidbelasting is niet onderzocht daar het een overschrijding van één bron betreft.
Maatregelen om de geluidbelasting ten gevolge van de Cadzandseweg te reduceren zijn in het kader van
een goede ruimtelijke ordening onderzocht. Het toepassen van bron- of overdrachtsmaatregelen om de
geluidsbelasting te reduceren zijn niet doeltreffend of redelijkerwijs niet mogelijk vanwege
overwegende bezwaren van stedenbouwkundige, verkeerskundige, vervoerskundige, financiële of
praktische aard.
Omdat alleen sprake is van overschrijding van de richtwaarde ten gevolge van een niet-gezoneerde weg is een nadere procedure voor het vast stellen van een hogere waarde niet mogelijk en niet nodig. Uit de resultaten blijkt dat de maximale aanvaardbare waarde van 63 dB in het plangebied nergens wordt overschreden, waardoor sprake is van een akoestisch aanvaardbaar klimaat.
Luchtkwaliteit
Er wordt één extra woning gerealiseerd. Een dergelijke ontwikkeling valt onder het Besluit niet in betekenende mate onder de categorie woningbouw tot 1.500 woningen aan één ontsluitingsweg. Dit betekent dat de ontwikkeling niet in betekenende mate bijdraagt aan de luchtkwaliteit ter plaatse, en dat nader onderzoek niet noodzakelijk wordt geacht. Het aspect luchtkwaliteit vormt derhalve geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling.
Externe veiligheid
Volgens de professionele risicokaart (http://www.risicokaart.nl/) zijn er in de directe omgeving van het plangebied geen risicovolle inrichtingen aanwezig zijn. Daarnaast vindt er geen vervoer van gevaarlijke stoffen plaats over de weg, het spoor of over het water.
Grondexploitatiewet
Het realiseren van een woning is een bouwplan als bedoeld in artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke
ordening (Bro). Dit betekent dat de grondexploitatiewet van toepassing is en dat de gemeente de kosten die gepaard gaan met het initiatief op de initiatiefnemer kunnen verhalen. Deze afdwingbare kosten omvatten onder andere de kosten van ambtelijke uren voor het voeren van de planologische procedure, de kosten van benodigde onderzoeken, eventuele (infrastructurele) werkzaamheden die de gemeente moet verrichten om de (toekomstige) realisatie van het bouwplan mogelijk te maken. Ook mogelijke planschade is bij initiatiefnemer te verhalen.
Vereveningsprincipe
Daarnaast is conform de gemeentelijke Structuurvisie voor alle initiatieven voor nieuwbouwwoningen het vereveningsprincipe van toepassing. Voor elke woning die wordt toegevoegd aan de woningvoorraad wordt een herstructureringsbijdrage gevraagd aan de initiatiefnemer. Deze bijdrage zet de gemeente in voor de aanpak van de bestaande kwalitatief slechtere woningvoorraad (sloop of verbetering). De verevingsbijdrage is minimaal € 10.000,- en maximaal € 25.000,-. De hoogte van de bijdrage wordt residueel bepaald. Dit betekent dat aan de hand van de te verwachten kosten om bouwgrond te kunnen verkrijgen (bv. aankoop grond, sloop opstallen) en de te verwachten opbrengst, een berekening wordt gemaakt op basis waarvan de gemeente een redelijke bijdrage vraagt voor het Fonds Woningbouwontwikkeling.
Bovengenoemde zaken kunnen worden geregeld in een exploitatieplan. Echter in dit geval worden deze zaken geregeld in een anterieure overeenkomst tussen initiatiefnemer en gemeente. Er zijn vooralsnog geen belemmeringen bekend die de financiële uitvoerbaarheid van het plan in de weg zitten. De ontwikkeling wordt overigens geheel bekostigd door initiatiefnemer.
Algemeen
De plangrens van het wijzigingsplan omvat de kadastrale percelen Oostburg EN 204, 996 en 927. Met dit wijzigingsplan wordt de bedrijfsbestemming gewijzigd naar een woonbestemming en wordt het bouwvlak zodanig aangepast dat de bouw van een extra woning mogelijk is. Er is gekozen voor twee aparte bouwvlakken. Voor de bestaande woning zijn het bestaande bouwvlak en de daarbij behorende maatvoeringen overgenomen.
Het nieuwe bouwvlak is conform de wijzigingsregels 15 meter diep en ligt op 5 m afstand van de oostelijke perceelsgrens en op 3 m afstand van de zuidelijke (voorste) perceelsgrens. De maximum toegestane goothoogte gaat van 5 meter naar 4 meter. Ook krijgt het nieuwe bouwvlak de bouwaanduiding 'vrijstaand'. Daarnaast is voor beide bouwvlakken een aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' opgenomen, waarmee in elk bouwvlak maximaal 1 woning is toegestaan.
De gronden die buiten de bouwvlakken en op minstens 3 m van de voorste perceelsgrens zijn gelegen, is de aanduiding 'erf' en een bebouwingspercentage van 20% opgenomen. De loods en de overige bijgebouwen zijn daarmee tevens geregeld.
Regels
De regels die deel uitmaken van het bestemmingsplan 'Kleine Kernen Sluis' zijn van overeenkomstige toepassing op het voorliggende wijzigingsplan. Daarnaast gelden er twee aanvullende bepalingen met betrekking tot parkeren en een beschermende afscheiding tegen spuitdrift.