direct naar inhoud van 3.1 Rijksbeleid
Plan: Wijzigingsplan Scherpenheuvel 7 te IJzendijke
Status: ontwerp
Plantype: wijzigingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1714.wpscherpenheuvel11-ON01

3.1 Rijksbeleid

3.1.1 Wet ruimtelijke ordening (Wro) en Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo)

Op 1 juli 2008 is de fundamentele herziening van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO) in werking getreden, de zogenaamde Wet ruimtelijke ordening (Wro). De wetswijziging zorgt voor een duidelijke taakverdeling tussen de overheden waarbij ruimtelijke beleidsplannen van rijk, provincie en gemeenten in hoge mate verticaal op elkaar zijn afgestemd. In de Wro is de sturingsfilosofie dat elke overheid op basis van de eigen verantwoordelijkheid en de daarbij behorende instrumenten vooral proactief optreedt ter realisering van haar eigen ruimtelijk beleid. Hiertoe stelt elke overheidslaag een structuurvisie vast. De Nota ruimte en het Streekplan worden aangemerkt als structuurvisie in het kader van de Wro.

De Wro geldt niet alleen als wettelijk kader voor overheden, maar ook als houvast voor burgers. Het bestemmingsplan is hierbij een belangrijk instrument; het bepaalt wat er wel en niet gebouwd mag worden. Aangezien de gewenste ontwikkeling nog niet mogelijk is in de huidige ruimtelijke wettelijke kaders van de betreffende gemeenten, dienen deze aangepast te worden. Dit kan onder andere door een rechtstreekse wijziging van het vigerend bestemmingsplan of het nemen van een projectbesluit. De Wro regelt hierbij de overheidstaken en de rechten en plichten van burgers, bedrijven en instellingen.

De Wro biedt drie mogelijke bestemmingsplanprocedures, namelijk een partiële herziening, een wijzigingsplan en een projectbesluit.

Op 1 oktober 2010 is de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) in werking getreden. Deze nieuwe wet bevat een herziening van het ruimtelijk beleid ten aanzien van vergunningen en bestemmingsplannen. Alle vergunningen worden hierin samengevoegd tot een omgevingsvergunning. Dit heeft niet alleen invloed op bijvoorbeeld de bouw- of milieuvergunningen, maar ook op projectbesluiten. Een projectbesluit is met de invoering van de Wabo komen te vervallen en opgenomen in een integrale omgevingsvergunning. Er is na invoering van de Wabo dus geen sprake meer van een projectbesluit, maar van een aanvraag van een omgevingsvergunning tot het buitenplans afwijken van het bestemmingsplan.

Er zijn dus nog steeds drie bestemmingsplanprocedures mogelijk, namelijk een partiële herziening, een wijzigingsplan en een omgevingsvergunning tot het buitenplans afwijken van het bestemmingsplan.

Als de voorgenomen ontwikkeling in strijd is met het vigerende bestemmingsplan, maar er is in dat bestemmingsplan een wijzigingsbevoegdheid opgenomen waarbinnen deze ontwikkeling zou passen, dan kan worden volstaan met een wijzigingsplan, zoals gesteld in artikel 3.6 Wro. Mocht de voorgenomen ontwikkeling in strijd zijn met het bestemmingsplan en er is geen wijzigingsbevoegdheid opgenomen waarbinnen de ontwikkeling zou passen kan gekozen worden voor een omgevingsvergunning of partiële herziening.

Een omgevingsvergunning tot buitenplans afwijken van het bestemmingsplan, ook vaak projectomgevingsvergunning of buitenplanse afwijking genoemd, biedt de mogelijkheid af te wijken van de bepalingen zoals opgenomen in het vigerend bestemmingsplan, mits aan de ontwikkeling een aanvraag voor een omgevingsvergunning ten grondslag ligt, conform artikel 2.12 lid 1 onder a onder 3ovan de Wabo.

Een partiële herziening, zoals gesteld in artikel 3.1 Wro, wordt ook wel postzegelplan genoemd. Dit is in feite een op zichzelf staand bestemmingsplan dat voor slechts het betreffende deel van het grondgebied van de gemeente waarop de ontwikkeling plaatsvindt geldt.

Om de voorgenomen ontwikkeling mogelijk te maken is het van belang een van de drie mogelijke bestemmingsplanprocedures te doorlopen. Ten behoeve van de voorgenomen ontwikkeling zal, zoals is bepaald in overleg met de gemeente, een wijzigingsplan worden opgesteld. Deze toelichting dient ter verantwoording van de te doorlopen bestemmingsplanprocedure conform artikel 3.6 Wro.

3.1.2 Nota Ruimte - Ruimte voor Ontwikkeling

De Nota Ruimte is een nota van het Rijk waarin de uitgangspunten voor de ruimtelijke ontwikkeling van Nederland zijn vastgelegd. In de Nota Ruimte gaat het om inrichtingsvraagstukken die spelen tussen nu en 2020, met een doorkijk naar 2030. In de nota worden de hoofdlijnen van beleid aangegeven, waarbij de ruimtelijke hoofdstructuur van Nederland (RHS) een belangrijke rol zal spelen.

De nota heeft vier algemene doelen:

  • versterken van de economie (oplossen van ruimtelijke knelpunten);
  • krachtige steden en een vitaal platteland (bevordering leefbaarheid en economische vitaliteit in stad en land);
  • waarborging van waardevolle groengebieden (behouden en versterken natuurlijke, landschappelijke en culturele waarden);
  • veiligheid (voorkoming van rampen).

'Ruimte voor ontwikkeling' is niet alleen de titel van de Nota Ruimte, maar is ook het uitgangspunt van het nieuwe ruimtelijk beleid: het Rijk geeft meer ruimte aan mede-overheden, maatschappelijke organisaties, marktpartijen en burgers. Het Rijk echter focust zich meer dan voorheen op gebieden en netwerken die van nationaal belang zijn.

Alle niet-ruimtelijke facetten van het mobiliteitsbeleid en het landbouwbeleid zullen in de Agenda voor een Vitaal Platteland worden vastgelegd. Met de agenda Vitaal Platteland heeft het kabinet voor het eerst een integrale visie gegeven op een vitaal platteland: economisch, ecologisch en sociaal cultureel. Uitgangspunt is decentraal wat kan en centraal wat moet. De uitwerking moet op gebiedsniveau plaatsvinden om maatwerk te kunnen verrichten.

Een ontwikkeling past binnen de beleidskaders van de Nota Ruimte als geen sprake is van een gebied van nationaal belang en als het past binnen de doelstellingen voor een vitaal platteland. In onderhavig geval is sprake van een Nationaal Landschap. West Zeeuws-Vlaanderen, waarin de gemeente Sluis is gelegen, maakt onderdeel uit van Zuid West Zeeland, een van de 20 Nationale Landschappen die in de Nota Ruimte zijn aangewezen.

Nationale landschappen zijn gebieden met internationaal zeldzame of unieke en nationaal kenmerkende landschapskwaliteiten met in samenhang daarmee bijzondere natuurlijke en recreatieve kwaliteiten. Landschappelijke, cultuurhistorische en natuurlijke kwaliteiten van nationale landschappen moeten behouden blijven, duurzaam beheerd en waar mogelijk worden versterkt. In samenhang hiermee zal de toeristisch-recreatieve betekenis moeten toenemen. Binnen nationale landschappen is daarom "behoud door ontwikkeling" het uitgangspunt voor het ruimtelijke beleid. De landschappelijke kwaliteiten zijn medesturend voor de wijze waarop de gebiedsontwikkeling plaatsvindt.

Het Nationale Landschap Zuidwest Zeeland bestaat uit drie afzonderlijke gebieden: Walcheren, de Zak van Zuid-Beveland en het westelijk deel van Zeeuws-Vlaanderen. Elk gebied heeft zijn eigen karakter, maar de verschillende deelgebieden hebben ook gemeenschappelijke kenmerken. De strijd tegen het water is daarbij de belangrijkste overeenkomst. De Westerschelde, hoewel geen onderdeel van Nationale Landschap, draagt bij aan het weidse karakter van Nationale Landschap Zuidwest Zeeland.

Het gedeelte Nationale Landschap - westelijk deel van Zeeuws-Vlaanderen wordt begrensd door twee kreekrestanten: de Braakman in het oosten en het Zwin in het westen. Enkele langgerekte polders verraden de oorspronkelijke loop van deze en andere kreken, zoals de Zwinpolder bij Sluis en de Passageulepolder bij Oostburg. De vele dijken die verdwenen kreken begeleiden zijn met dubbele bomenrijen beplant, wat het landschap een besloten karakter geeft. Overal staan voorbeelden van de typische Zeeuwse boerenschuur: zwart geteerd met witte randen ter markering van deuren en ramen.

De definitieve begrenzing van Nationaal Landschap Zuid West Zeeland is een taak van de provincie; de begrenzing is in het Omgevingsplan Zeeland 2006-2012 opgenomen. Verdere toetsing dient dan ook plaats te vinden aan het Omgevingsplan Zeeland 2006-2012.

3.1.3 Conclusie

Een initiatief past binnen het Rijksbeleid als een bestemmingsplanprocedure wordt doorlopen zoals gesteld in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en/of de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo), mits geen sprake is van een gebied van nationaal belang.

In onderhavige situatie is sprake van een gebied van nationaal belang. De richtlijnen hiervoor zijn opgenomen in het provinciaal beleid. Om de voorgenomen ontwikkeling mogelijk te maken zal een artikel 3.6 Wro procedure doorlopen worden.

Gesteld kan dus worden dat de voorgenomen ontwikkeling past binnen het Rijksbeleid zoals verwoord in de Nota Ruimte en de Wet ruimtelijke ordening en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht. Verdere toetsing vindt plaats aan het provinciale beleid zoals verwoord in het Omgevingsplan Zeeland, het Gebiedsplan West Zeeuwsch-Vlaanderen en de Provinciale Ruimtelijke Verordening Zeeland.