direct naar inhoud van Artikel 5 Wonen
Plan: Woonwagencentrum Broekweg
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0866.BP00163-0201

Artikel 5 Wonen

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'woonwagenstandplaats' is uitsluitend een woonwagenstandplaats toegestaan;
  • c. tuinen en erven;
  • d. groenvoorzieningen;
  • e. parkeren (op eigen terrein ten behoeve van de bewoners van het desbetreffende perceel);
  • f. waterhuishoudkundige voorzieningen, waterlopen, waterpartijen en (ondergrondse) waterbergings- en infiltratievoorzieningen;

met daarbij behorende gebouwen en bouwwerken geen gebouw zijnde.

5.2 Bouwregels
5.2.1 Algemeen

Er mag slechts gebouwd worden met inachtneming van het bepaalde in 5.3.1.

5.2.2 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. hoofdgebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak met dien verstande dat de helft van de constructiebreedte van de gevels buiten het bouwvlak mag worden gebouwd;
  • b. het maximaal toegestane aantal wooneenheden bedraagt het ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' op de verbeelding aangegeven aantal wooneenheden;
  • c. de maximale goothoogte bedraagt 4 meter, tenzij dit anders op de verbeelding aangegeven is;
  • d. het bouwvlak mag voor 100% worden bebouwd.

5.2.3 Aan- en uitbouwen, bijgebouwen

Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. aan- en uitbouwen en bijgebouwen zijn binnen en buiten het bouwvlak toegestaan;
  • b. de goothoogte bedraagt maximaal 3,5 meter;
  • c. de bouwhoogte bedraagt maximaal 6 meter;
  • d. de afstand tot de perceelsgrens bedraagt 0 of minimaal 1 meter;
  • e. het maximum bebouwingspercentage bedraagt 50%, met een maximum van 100 m2, gerekend per woonwagenstandplaats en buiten het bouwvlak;
  • f. de oppervlakte per vrijstaand bijgebouw bedraagt maximaal 50 m²;
  • g. bijgebouwen mogen uitsluitend achter de achtergevellijn gerealiseerd worden.

5.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erfafscheidingen, achter de voorgevel of het verlengde daarvan bedraagt maximaal 2 meter;
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen en geen erfafscheidingen zijnde, achter de voorgevel (of het verlengde daarvan) bedraagt maximaal 2,5 meter;
  • c. In afwijking van hetgeen bepaald onder a en b gelden voor het bouwen van overkappingen de volgende regels;
    • 1. de afstand tot de voorgevel (of het verlengde daarvan) bedraagt minimaal 1 meter;
    • 2. de bouwhoogte bedraagt maximaal 3,3 meter;
    • 3. het oppervlakte bedraagt maximaal 25 m2.

5.3 Specifieke gebruiksregels
5.3.1 Voorwaardelijke bepaling

Vanwege mogelijk risico voor de volksgezondheid vanwege de aanwezige bodemvervuiling en de vuilstort is het verboden om bebouwing in de bodem te funderen uitgezonderd de reeds ten tijde van de ter visie legging van het ontwerpbestemmingsplan bestaande fundering, alsmede om graafwerkzaamheden of andere werkzaamheden waarbij de bodem geroerd wordt uit te voeren. De verharding binnen het bestemmingsgebied dient volledig in stand gehouden te worden .

5.3.2 Gebruik van woningen voor handel en/of bedrijf

Het is verboden bebouwing te gebruiken of te laten gebruiken voor:

  • a. de uitoefening van enige vorm van handel en/of bedrijf;
  • b. voor een seksinrichting.

5.3.3 Gebruik van aan- en uitbouwen en bijgebouwen

Het is verboden:

  • a. aan- en uitbouwen en bijgebouwen te gebruiken of te laten gebruiken als zelfstandige woningen en als afhankelijke woonruimte;
  • b. gronden, aan- en uitbouwen en bijgebouwen te gebruiken of te laten gebruiken voor de uitoefening van enige vorm van handel en/of bedrijf, danwel voor een seksinrichting.

5.4 Afwijken van de gebruiksregels
5.4.1 Graafwerkzaamheden of andere werkzaamheden waarbij de grond geroerd wordt

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 5.3.1 voor werkzaamheden ten behoeve van infrastructurele maatregelen in de bodem tot een diepte van maximaal 1,50 meter onder peil onder de voorwaarden dat:

  • a. de waterhuishouding niet wordt verstoord;
  • b. maatregelen worden getroffen ter voorkoming van risico’s voor de volksgezondheid;
  • c. het belang van de boringvrije zone niet onevenredig wordt aangetast.

5.4.2 Uitoefening van bedrijf en/of beroep aan huis

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 5.3.2a voor de uitoefening van een bedrijf en/of beroep aan huis mits:

  • a. de woonfunctie van het perceel daarbij gehandhaafd blijft;
  • b. de bebouwing blijft voldoen aan de inrichtingseisen van de woning zoals gesteld in de bouwverordening en het bouwbesluit;
  • c. geen gebruik plaatsvindt dat vergunnings- of meldingsplichtig is ingevolge de Wet milieubeheer (danwel een AMvB op grond van deze wet) zoals deze van kracht is op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp-bestemmingsplan, tenzij voldoende vaststaat dat de vestiging van de activiteiten geen overwegende bezwaren van milieuhygiënische aard zal oproepen, gelet op de ligging, bedrijfsvoering en omvang van het bedrijf ten opzichte van de belendende woonbebouwing;
  • d. geen detailhandel plaatsvindt, uitgezonderd een beperkte verkoop van goederen die ter plaatse in verband met het 'bedrijf aan huis' zijn vervaardigd:
  • e. verkoop en opslag van motorbrandstoffen en horeca-activiteiten zijn niet toegestaan;
  • f. het niet betreft zodanig verkeersaantrekkende activiteiten, dat extra maatregelen, waaronder extra parkeervoorzieningen, noodzakelijk zijn;
  • g. het niet betreft activiteiten die in de regel in winkelpanden worden uitgeoefend, zoals kappersbedrijf en videotheek;
  • h. een bedrijf aan huis in een woning uitsluitend wordt gevestigd door de bewoner van het hoofdgebouw.

5.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om het plan te wijzigen met betrekking tot het bepaalde in 5.1 juncto 5.3.1 teneinde vrijstaande woningen toe te staan, in die zin dat niet voldaan hoeft te worden aan de in voornoemd artikel genoemde voorwaarden, met dien verstande dat:

  • a. middels een bodemonderzoek voor het gehele perceel waarop de vrijstaande woning gerealiseerd zal worden, aangetoond dient te worden dat er geen milieuhygiënische belemmeringen bestaan voor de volksgezondheid, dan wel er aangetoond dient te worden dat er aanvullende maatregelen genomen zullen worden welke de volksgezondheid ter plaatse in voldoende mate beschermen. Of er al dan niet sprake is van een voldoende bescherming van de volksgezondheid ter plaatse, zal bepaald worden door Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant;
  • b. men blijft voldoen aan de regels uit artikel 5, alsmede overige van toepassing zijnde wet- en regelgeving, waaronder het Bouwbesluit en de bouwverordening;
  • c. het belang van de boringvrije zone niet onevenredig wordt aangetast.