direct naar inhoud van Regels
Plan: Eeckenrhode Irenelaan, Aalst
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0866.BP00208-0301

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 Plan

Het bestemmingsplan Eeckenrhode Irenelaan, Aalst met identificatienummer NL.IMRO.0866.BP00208-0301 van de gemeente Waalre.

1.2 Aanduiding

Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.3 Aanduidingsgrens

De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.4 Aangebouwd bijgebouw

Een uitbreiding van het hoofdgebouw, die wat afmetingen betreft ondergeschikt is aan het hoofdgebouw, dat direct dan wel niet direct ten dienste staat aan de woonfunctie.

1.5 Bebouwing

Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

1.6 Bebouwingspercentage

Een in de regels of op de verbeelding aangegeven percentage dat de grootte van het gedeelte van het bouwvlak of bouwperceel aangeeft, dat maximaal mag worden bebouwd, tenzij in de regels anders is bepaald.

1.7 Bedrijf aan huis

Het bedrijfsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid, gericht op consumentenverzorging, geheel of overwegend door middel van het handwerk en waarvan de omvang in de activiteiten zodanig is dat de activiteiten in een woning en de daarbij behorende gebouwen, met overwegend behoud van de woonfunctie, kan worden uitgeoefend.

1.8 Beroep aan huis

Een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied, dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende gebouwen, met overwegend behoud van de woonfunctie, kan worden uitgeoefend.

1.9 Bestaand
  • a. bij bouwwerken; een bouwwerk dat op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van het plan bestaat of wordt gebouwd, dan wel nadien kan worden gebouwd krachtens een bouwvergunning, waarvoor de aanvraag vóór het tijdstip van terinzagelegging is ingediend, tenzij in de regels anders is bepaald;
  • b. bij gebruik: het gebruik dat op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van het plan bestaat, tenzij in de regels anders is bepaald.
1.10 Bestemmingsgrens

De grens van een bestemmingsvlak.

1.11 Bestemmingsvlak

Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.12 Bijgebouw

Een gebouw behorende bij een op het zelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw.

1.13 Bouwen

Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.

1.14 Bouwgrens

De grens van een bouwvlak.

1.15 Bouwlaag

Een begane grond of een hogere gelegen verdieping, waarbij ruimten in de kap met een helling van niet meer dan 70 graden en kelders e.d. niet worden meegerekend.

 

1.16 Bouwperceel

Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.17 Bouwperceelgrens

De grens van een bouwperceel.

1.18 Bouwvlak

Een geometrisch bepaald vlak, waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.

1.19 Bouwwerk

Elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.20 Carport

Een bouwwerk op het erf van een perceel, dat strekt tot de vergroting van het woongenot en dat minimaal aan twee zijden open is. Een carport welke wordt gebouwd tegen een carport of zijgevel van een gebouw op het belendende bouwperceel, behoeft slechts aan een zijde open te zijn.

1.21 Dak

Een gesloten bovenbeëindiging van een gebouw.

1.22 Detailhandel

Het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.23 Dienstverlening

Het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen.

1.24 Extensief dagrecreatief medegebruik

Recreatie met weinig dynamiek die nauwelijks druk uitoefent op de omgeving, zoals wandelen en fietsen.

1.25 Gebouw

Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.26 Gestapelde woning

Boven dan wel beneden en/of naast elkaar gesitueerde woningen waarbij per woning een zelfstandige toegankelijkheid, al dan niet direct vanaf het voetgangersniveau, gewaarborgd is.

1.27 Hoofdgebouw

Een gebouw, op een bouwperceel dat door zijn constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste gebouw valt aan te merken.

1.28 Horeca

Het bedrijfsmatig verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken, het bedrijfsmatig exploiteren van zaalaccomodatie en/of het bedrijfsmatig verstrekken van nachtverblijf.

Horeca, categorie 1 "lichte horeca"

horecabedrijven die in beginsel alleen overdag en 's avonds behoeven te zijn geopend (vooral verstrekking van etenswaren en maaltijden) en daardoor slechts beperkte hinder voor omwonenden veroorzaken. Binnen deze categorie worden de volgende subcategorieën onderscheiden:

1a. Aan de detailhandel verwante horeca, zoals:

  • automatiek
  • broodjeszaak
  • cafetaria
  • croissanterie
  • koffiebar
  • lunchroom
  • ijssalon
  • snackbar
  • tearoom
  • traiteur

1b. Overige lichte horeca, zoals:

  • bistro
  • restaurant (zonder bezorg- en/of afhaalservice)
  • hotel

1c. Horecabedrijven met een relatief grote verkeersaantrekkende werking, zoals:

  • horecabedrijven genoemd onder 1a en 1b met een bedrijfsoppervlak van meer dan 250 m²;
  • restaurant met bezorg- en/of afhaalservice (o.a. pizza, chinees, drive-in restaurant).

Horeca, categorie 2 "middelzware horeca"

horecabedrijven die normaal gesproken ook delen van de nacht geopend zijn en die daardoor aanzienlijke hinder voor omwonenden kunnen veroorzaken, zoals:

  • bierhuis
  • biljartcentrum
  • café
  • proeflokaal
  • shoarma /grillroom
  • zalenverhuur (zonder regulier gebruik ten behoeve van feesten en muziek-/dansevenementen).

Horeca, categorie 3 "zware horeca"

horecabedrijven die voor een goed functioneren ook 's nachts geopend zijn en die tevens een groot aantal bezoekers aantrekken en daardoor grote hinder voor de omgeving met zich mee kunnen brengen, zoals:

  • dancing
  • discotheek
  • nachtclub
  • partycentrum (regulier gebruik ten behoeve van feesten en muziek-/dansevenementen).
1.29 Huishouden

Een verzameling van één of meer personen die een huishouding voeren, waarbij sprake is van continuïteit in samenstelling en onderlinge verbondenheid.

1.30 Nutsvoorzieningen

Voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen en apparatuur voor telecommunicatie.

1.31 Ondergeschikte horeca

Niet-zelfstandige horeca, uitsluitend zijnde horeca die wordt of is gerealiseerd binnen een andere hoofdfunctie en daar naar oppervlakte en ruimtelijke uitstraling ondergeschikt aan is.

1.32 Ondergronds bouwwerk

Een (gedeelte van) een bouwwerk, waarvan de bovenkant van de vloer is gelegen op ten minste 1,75 meter beneden peil.

1.33 Ondersteunende horeca

Gebruik ten behoeve voor horeca dat in functioneel en ruimtelijk opzicht ondersteunend is aan een andere activiteit of functie waarbij de ondersteunende horeca deze andere activiteit of functie vergroot of completeert.

1.34 Overkapping

Een bouwwerk met een open constructie zonder eigen wanden, op het erf van een gebouw of standplaats, dat strekt tot vergroting van het woongenot van het gebouw of de standplaats.

1.35 Peil
  • a. voor gebouwen, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  • b. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld.
1.36 Prostitutie

Het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.

1.37 Seksinrichting

Een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotische/pornografische aard plaatsvinden, waaronder in ieder geval worden verstaan een prostitutiebedrijf, een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar.

1.38 Speelvoorzieningen

Speelgelegenheid, speelgelegenheden, ontmoetingsplaatsen voor jongeren en sport- en speelplaatsen.

1.39 Uitbouw

Een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.40 Voorgevel

De naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van het plan kennelijk als zodanig diende te worden aangemerkt.

1.41 Voorgevellijn

Denkbeeldige lijn die strak loopt langs de voorgevel van een gebouw tot aan de perceelsgrenzen.

1.42 Vrijstaand bijgebouw

Een van de woning (en haar aangebouwde bijgebouwen) vrijstaand bijgebouw, dat niet direct ten dienste staat van de woonfunctie, zoals een garage, een berging of een hobbyruimte en dat zowel wat betreft afmetingen als in functioneel opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.43 Wonen

Het gehuisvest zijn in een woning/wooneenheid zoals omschreven in onderhavige begripsbepalingen.

1.44 Woning/wooneenheid

Een (gedeelte van een) gebouw dat dient voor de huisvesting van één huishouden.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 De goothoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.2 De bouwhoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.3 De oppervlakte van een bouwwerk

Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.4 De afstand tot de zijdelingse bouwperceelgrens

Tussen de zijdelingse grens van het bouwperceel en een bepaald punt van het bouwwerk, waar die afstand het kortst is.

2.5 De horizontale diepte van een gebouw

De diepte van het hoofdgebouw, gemeten loodrecht vanaf de gevel waaraan wordt gebouwd.

2.6 Meten

Bij toepassing van deze regels wordt gemeten tot of vanuit een lijn op de verbeelding.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bos

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bos' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. behoud, herstel en/of ontwikkeling van bos en natuurwaarden;
  • b. extensief recreatief medegebruik in de vorm van wandelen, fietsen en paardrijden;
  • c. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • d. behoud van archeologische waarden;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'ontsluiting' een ontsluiting ten behoeve van de aangrenzende bestemming 'Wonen'.
3.2 Bouwregels

In of op deze gronden mag niet worden gebouwd.

3.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd middels een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in 3.2 voor het bouwen van afscheidingen met in achtneming van de volgende regels:

  • a. de hoogte bedraagt maximaal 2 m;
  • b. de afscheiding bestaat uit minimaal 85% open constructie.

3.4 Specifieke gebruiksregels

Het is verboden de grond te gebruiken in strijd met de bestemming. Onder met de bestemming strijdig gebruik van de grond wordt in elk geval begrepen, het gebruik als:

  • a. standplaats voor meer dan een kampeermiddel, alsmede het gebruik van het gedeelte van het bouwperceel als standplaats voor kampeermiddelen;
  • b. opslag-, stort-, lozings- of bergplaats van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, stoffen of producten, behoudens voorzover dat noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • c. terrein voor het al dan niet voor de verkoop opslaan en opstellen van ongebruikte en/of gebruikte dan wel geheel of gedeeltelijk of gebruikte onderdelen samengestelde machines en voer- of vaartuigen c.q. onderdelen daarvan, welke bruikbaar en niet aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken zijn, behoudens voor zover het betreft parkeren in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • d. opslagplaats van bouw- en/of aannemersmaterialen.

3.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
3.5.1 Verplichting omgevingsvergunning

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op de in dit artikel 3.1 bedoelde gronden de volgende werken of werkzaamheden uit te (doen) voeren:

  • a. het ontgronden, vergraven, afgraven, egaliseren, diepploegen, woelen en mengen en ophogen van gronden, wanneer dit een hoogte cq. diepte van meer dan 30 cm betreft;
  • b. het aanleggen, verbreden en verharden van paden, banen en andere oppervlakteverhardingen;
  • c. het aanleggen, verdiepen, verbreden en dempen van sloten, watergangen en overige waterpartijen;
  • d. het aanleggen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- en/of communicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;
  • e. het aanbrengen of verwijderen van diepwortelende beplantingen, het bebossen en aanplanten van gronden en het rooien en/of kappen van bos of andere houtgewassen;
  • f. het scheuren van grasland;
  • g. andere werken die een verandering van de waterhuishouding of het grondwaterpeil tot gevolg hebben, zoals drainage en (onder)bemaling;
  • h. het aanleggen van voorzieningen ten behoeve van het recreatief medegebruik.

3.5.2 Weigeringsgronden

De andere werken als bedoeld in 3.5.1 zijn slechts toelaatbaar indien:

  • a. aangetoond is dat de waarden zoals bedoeld in 3.1 niet worden bedreigd;
  • b. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad.

3.5.3 Uitzondering omgevingsvergunning

Het verbod als bedoeld in lid 3.5.1 is niet van toepassing op andere werken die:

  • a. het normale onderhoud, gebruik en beheer ten dienste van de bestemming betreffen;
  • b. reeds legaal in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  • c. reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning;
  • d. het realisering van een ontsluiting zoals bedoeld in lid 3.1 sub e ter plaatse van de aanduiding 'ontsluiting'.

Artikel 4 Wonen

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen;
  • b. tuinen en erven;
  • c. groenvoorzieningen;
  • d. parkeren (op eigen terrein ten behoeve van de bewoners van het desbetreffende perceel);
  • e. waterhuishoudkundige voorzieningen, waterlopen, waterpartijen en (ondergrondse) waterbergings- en infiltratievoorzieningen;
  • f. vrije beroepen;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'maatschappelijk' tevens ten behoeve van de bewoners, ondergeschikte woonvoorzieningen als praktijk medische ondersteuning (fysio, zorg, huisartsenpraktijk etc.), ontmoetingsruimte, dienstverlening en bij deze activiteiten en functies behorende ondersteunende horeca, met dien verstande dat:
    • 1. de woonfunctie van het perceel daarbij gehandhaafd blijft;
    • 2. er uitsluitend voorzieningen zijn toegestaan van milieucategorie 1 op basis van de VNG-brochure 'Bedrijven en Milieuzonering';
    • 3. de totale oppervlakte van deze voorzieningen niet meer dan 500 m2 bvo bedraagt.

met daarbij behorende gebouwen en bouwwerken geen gebouw zijnde.

4.2 Bouwregels
4.2.1 Algemeen
  • a. op de in 4.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend hoofdgebouwen, aanbouwen, bijgebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde, ten dienste van de bestemming 'Wonen' worden gebouwd;
  • b. het maximum bebouwingspercentage bedraagt per bouwperceel zoals op de verbeelding is aangeduid.

met dien verstande dat bij de berekening van het bebouwingspercentage de oppervlakte van een kelder beneden het maaiveld en gelegen buiten de bebouwing, en de oppervlakte van niet-overdekte zwembaden niet meegerekend worden.

4.2.2 Hoofdgebouw

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. hoofdgebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak met dien verstande dat de helft van de constructiebreedte van de gevels buiten het bouwvlak mag worden gebouwd;
  • b. het aantal wooneenheden bedraagt maximaal het ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' op de verbeelding aangegeven aantal wooneenheden;
  • c. de maximale goothoogte ter plaatse van de aanduiding 'maximale goothoogte' op de verbeelding mag niet worden overschreden.

4.2.3 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. aan- en uitbouwen en bijgebouwen zijn uitsluitend binnen het bouwvlak toegestaan;
  • b. de goothoogte bedraagt maximaal 3,5 meter;
  • c. de bouwhoogte bedraagt maximaal 6 meter;
  • d. de afstand tot de perceelsgrens bedraagt 0 of minimaal 1 meter;
  • e. de oppervlakte per vrijstaand bijgebouw bedraagt maximaal 50 m².

4.2.4 Kelders

Voor het bouwen van kelders gelden de volgende regels:

  • a. bij iedere woning mogen één of meer kelders worden gebouwd;
  • b. de kelders moeten vanuit de woning of een aangebouwd bijgebouw bereikbaar zijn;
  • c. de oppervlakte van de kelders mag in totaal niet meer bedragen dan 1,5 maal de oppervlakte van de woning, exclusief aan- en bijgebouwen;
  • d. de bovenkant van een kelder gelegen buiten de bebouwing dient geheel gelegen te zijn beneden maaiveld.

4.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erfafscheidingen, achter de voorgevel of het verlengde daarvan bedraagt maximaal 2 meter;
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen en geen erfafscheidingen zijnde, achter de voorgevel (of het verlengde daarvan) bedraagt maximaal 2,5 meter;
  • c. In afwijking van hetgeen bepaald onder a en b gelden voor het bouwen van overkappingen de volgende regels;
    • 1. overkappingen mogen enkel worden opgericht binnen het bouwvlak op ten minste 1 meter achter de voorgevel(of het verlengde daarvan);
    • 2. de bouwhoogte bedraagt maximaal 3,3 meter;
    • 3. de totale oppervlakte bedraagt maximaal 25 m2.

4.3 Specifieke gebruiksregels
4.3.1 Gebruik van woningen voor handel en/of bedrijf

Het is verboden bebouwing te gebruiken voor de uitoefening van enige vorm van handel en/of bedrijf, dan wel voor een seksinrichting, met uitzondering van ondergeschikte woonzorgvoorzieningen zoals bedoeld in lid 4.1 sub g.

4.3.2 Gebruik van bijgebouwen

Het is verboden om:

  • a. bijgebouwen bij een woning te gebruiken of te laten gebruiken als zelfstandige woningen en als afhankelijke woonruimte;
  • b. gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken ten behoeve van een seksinrichting.

4.3.3 Voorwaardelijke verplichting hemelwaterberging

Het gebruiken van gronden en bouwwerken conform de bestemming 'Wonen', is uitsluitend toegestaan indien:

  • a. bij een aanvraag omgevingsvergunning aangetoond is dat de toename van de afvoer van afstromend regenwater ten gevolge van bouw, herbouw en/of een toename van verhard oppervlak voldoende gecompenseerd wordt conform hetgeen hierover in het gemeentelijk Programma Water, Riolering en Klimaat of diens rechtsopvolger is opgenomen;
  • b. Van voldoende compensatie is in elk geval sprake indien op eigen terrein wordt voorzien in een voorziening voor de berging van hemelwater met een capaciteit van ten minste 60 mm3 per m2 verhard oppervlak en deze voorziening duurzaam in stand wordt gehouden.

Artikel 5 Waarde - Archeologie

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden.

5.2 Bouwregels
5.2.1 Omgevingsvergunning ten behoeve van het bouwen
  • a. Voor het bouwen overeenkomstig de regels voor de andere op deze gronden voorkomende bestemming(en) dient de aanvrager van een omgevingsvergunning ten behoeve van het bouwen, voor bouwwerken met een oppervlakte groter dan 100 m² en dieper dan 30 centimeter, een rapport te overleggen waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord, naar oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld.
  • b. Burgemeester en wethouders verlenen de vergunning indien naar hun oordeel uit het rapport als bedoeld in lid a van dit artikel genoegzaam blijkt dat:
    • 1. er geen archeologische waarden zijn te verwachten of kunnen geschaad;
    • 2. schade door de bouwactiviteiten kan worden voorkomen of zoveel mogelijk kan worden beperkt door het in acht nemen van aan de omgevingsvergunning verbonden voorschriften.

5.2.2 Voorwaarden

Indien uit het in 5.2.1 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen of kunnen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  • c. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een gecertificeerde dienst, bedrijf of instelling zoals bedoeld in de Erfgoedwet 2016.
5.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
5.3.1 Verbod

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Waarde - Archeologie' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden, de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het verrichten van graafwerkzaamheden en andere grondbewerkingen, zulks indien de oppervlakte 100 m² of meer bedraagt en de bodem wordt verstoord op een grotere diepte dan 30 centimeter;
  • b. het vellen en rooien van houtgewas/opstanden,zulks indien de oppervlakte 100 m² of meer bedraagt en de bodem wordt verstoord op een grotere diepte dan 30 centimeter ;
  • c. het aanleggen, verbreden en/of verharden van wegen, paden, banen en andere oppervlakteverhardingen, zulks indien de oppervlakte 100 m² of meer bedraagt;
  • d. het veranderen van het huidige maaiveldniveau door ontginnen, bodemverlagen, egaliseren, afgraven of ophogen, zulks indien de oppervlakte 100 m² of meer bedraagt;
  • e. het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op een of ander wijze indrijven van voorwerpen;
  • f. het aanleggen van kabels en leidingen en daarmee verband houdende constructies, zulks indien de oppervlakte 100 m² of meer bedraagt waarbij de breedte van deze werken tenminste 1,25 meter bedraagt;
  • g. het aanleggen van wateren of het vergraven, verruimen of dempen van reeds bestaande wateren, zulks indien de oppervlakte 100 m² of meer bedraagt;
  • h. het aanbrengen van bovengrondse constructies, installaties of apparatuur van 2,5 meter of hoger;
  • i. het verlagen of het verhogen van het waterpeil;
  • j. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en/of bomen, zulks indien de oppervlakte 100 m² of meer bedraagt en de bodem daarmee wordt verstoord op een grotere diepte dan 30 centimeter;
  • k. het slopen van bouwwerken indien de oppervlakte groter is dan 100 m² en de diepte meer dan 30 cm bedraagt.
5.3.2 Uitzonderingen

Het in 5.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke

  • a. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  • c. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.
5.3.3 Toelaatbaarheid
  • a. De omgevingsvergunning wordt verleend, indien is gebleken dat de in 5.3.1 genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden niet zullen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal.
  • b. Voor zover de in 5.3.1 genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden kunnen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal, kan de vergunning worden verleend, indien aan de vergunning één van de volgende voorschriften wordt verbonden:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
    • 3. de verplichting de uit te voeren werken en werkzaamheden te laten begeleiden door een archeologische deskundige die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
  • c. De vergunning wordt niet verleend dan nadat de aanvrager een rapport heeft overgelegd, waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld.
5.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het bestemmingsplan te wijzigen door de bestemming "Waarde - Archeologie" geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.

 

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 6 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 7 Algemene bouwregels

7.1 Ondergeschikte bouwdelen

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, liftschachten, gevel- en kroonlijsten, luifels, uitbouwen, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw-, c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 meter bedraagt.

Artikel 8 Algemene gebruiksregels

8.1 Strijdig gebruik

Onder gebruik in strijd met de bestemming wordt in ieder geval begrepen:

  • a. het gebruik van gronden en opstallen voor een seksinrichting;
  • b. het gebruik van gronden als opslag-, stort- en of lozingsplaats van al dan niet aan het gebruik onttrokken goederen, grond, stoffen en materialen, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik van de grond.

8.2 Parkeren
8.2.1 Voorwaardelijke verplichting

Een omgevingsvergunning voor het bouwen, het uitbreiden en het wijzigen van de functie van gebouwen en gronden wordt slechts verleend, indien bij de aanvraag wordt aangetoond dat wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid. Aan deze eis van voldoende parkeergelegenheid wordt geacht te zijn voldaan indien:

  • a. ten minste 0,8 aantal parkeerplaatsen per wooneenheid in het plangebied wordt gerealiseerd.
  • b. de parkeerplaatsen minimaal de volgende minimale afmetingen hebben:
    • 1. ten minste 1,80 x 6,00 meter voor langsparkeren in de openbare ruimte;
    • 2. ten minste 2,30 x 5,00 meter voor haaks parkeren in de openbare ruimte;
    • 3. ten minste 2,30 x 6,00 meter voor parkeerplaatsen op eigen terrein.

8.2.2 Afwijken

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 8.2.1 en toestaan dat minder parkeergelegenheid in het plangebied wordt gerealiseerd, mits:

  • a. dit geen onevenredige afbreuk doet aan de parkeersituatie ter plaatse;
  • b. er bijzondere omstandigheden zijn, waardoor het realiseren van voldoende parkeergelegenheid in het plangebied op overwegende bezwaren stuit.

Artikel 9 Algemene aanduidingsregels

9.1 Overige zone - in interim Omgevingsverordening te verwijderen Natuur Netwerk Brabant

Ter plaatse van de aanduiding 'Overige zone - in interim Omgevingsverordening te verwijderen Natuur Netwerk Brabant' worden de gronden onttrokken aan het Natuurnetwerk Brabant en de bijbehorende gebiedsbescherming.

Artikel 10 Algemene afwijkingsregels

10.1 Afwijken algemeen

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van:

  • a. in het plan genoemde goothoogten, bouwhoogten (met uitzondering van goot- en bouwhoogten van bijgebouwen), oppervlakte- en inhoudsmaten, percentages en afstandseisen, waarbij een overschrijding is toegestaan tot maximaal 10%;
  • b. de bouwhoogte voor bouwwerken geen gebouwen zijnde ten behoeve van kunstwerken en zend-, ontvang- en/of sirenemasten, tot een hoogte van 40 m.
10.2 Voorwaarden

Een afwijking als bedoeld in artikel 10.1 kan slechts worden verleend, mits:

  • a. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
  • b. het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen niet onevenredig worden geschaad.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 11 Overgangsrecht

11.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van sub a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in sub a met maximaal 10%.
  • c. Sub a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

11.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het bepaalde in sub a te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld in sub a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Sub a is niet van toepassing op het gebruik, dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 12 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan 'Eeckenrhode Irenelaan, Aalst'.