direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Renovatie & Optopping Malvalaan (Aalst)
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0866.BP00219-0301

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

In 2019 hebben zorgorganisatie Oktober en woningcorporatie Wooninc. de handen ineen geslagen om met een bewoners gestuurde visie te komen voor het opwaarderen van de vier panden aan de Malvalaan in Waalre en de omgeving daaromheen. Er wordt samengewerkt met de gemeente en de TU/e in het project SLIMme wijk Malvalaan.

De visie op de SLIMme Wijk is dat de wijk, gebouwen en dienstverlening bijdragen aan de mogelijkheid om de bewoners te empoweren zodat zij zo zelfstandig mogelijk kunnen blijven wonen. De woonomgeving en dienstverlening zijn expliciet gericht op het vergroten van de eigen regie van de bewoners en hun actieve bijdrage aan de wijk. Sleutelwoorden voor deze visie zijn "verbinden en activeren" door middel van de slimme en leefbare omgeving die de bewoners weet te enthousiasmeren en activeren en het verbinden van ouderen met jongeren, maatschappelijke organisaties met het bedrijfsleven, wetenschap met praktijk en de bewoners onderling.


Er wordt gestreefd naar een slimme wijk waarin SLIM staat voor: Sociaal, Leefbaar, Innovatief en Mensgericht. Het gaat om het creëren van een vertrouwde, veilige en betaalbare omgeving die een gezonde leefstijl stimuleert, preventie ondersteunt, de verpleegzorg naar de wijk haalt en door de adequate inpassing van ruimtelijke aspecten, sociale functionaliteiten en technologie bijdraagt aan een inclusieve en vitale samenleving.


De huidige drie appartementengebouwen aan de Malvalaan zijn verouderd. Door deze woningen te renoveren en aan te passen aan de huidige eisen kunnen deze woningen weer lange tijd mee. De entree wordt aangepakt, zodat deze beter toegankelijk is voor ouderen. Ook worden de woningen aangepast om ze te laten voldoen aan de nieuwe eisen (rolstoelgeschiktheid, draaicirkels en grotere bad-,slaap- en woonkamer). Zo kunnen ouderen langer zelfstandig thuis blijven wonen.

Initiatiefnemer is tevens voornemens om extra woningen toe te voegen door middel van het realiseren van één extra bouwlaag op de bestaande drie gebouwen. Zodoende worden er 21 woningen (3 x 7) toegevoegd. In totaal zal de ontwikkeling voorzien in 141 appartementen. Ook krijgt elk appartementengebouw een extra lift om te voorkomen dat bij onderhoud of storing er geen lift beschikbaar is.

Het ter plaatse geldende bestemmingsplan biedt geen ruimte voor de realisatie van voornoemd plan binnen het plangebied. Om realisatie van het planvoornemen mogelijk te maken is een nieuw juridisch-planologisch kader nodig. Dit bestemmingsplan voorziet daarin.

1.2 Ligging van het plangebied

Het plangebied ligt aan de Malvalaan te Aalst, gelegen aan de noordwestzijde van het dorp. Het plangebied bestaat uit drie seniorengebouwen. In figuur 1.1 is de ligging van het plangebied opgenomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0866.BP00219-0301_0001.png"

Plangebied, rood omkaderd, in de wijk Voldijn

afbeelding "i_NL.IMRO.0866.BP00219-0301_0002.png"

Luchtfoto met plangebied (plangebied blauw omkaderd)

1.3 Vigerende bestemmingsplannen

Ter plaatse van het plangebied geldt het bestemmingsplan 'Aalst', vastgesteld op 25 mei 2013, waar het volgende geldt:

  • Enkelbestemming - Maatschappelijk;
  • Dubbelbestemming - Waarde - Archeologie;
  • Gebiedsaanduiding - Milieuzone - Grondwaterbeschermingsgebied.

Binnen de bestemming 'Maatschappelijk' is een bouwvlak gelegen waarbinnen maatvoeringen voor goothoogte en aantal wooneenheden zijn opgenomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0866.BP00219-0301_0003.png"

Uitsnede bestemmingsplan 'Aalst' met plangebied blauw omlijnd (bron: ruimtelijkeplannen.nl) 

Maatschappelijk

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor een gezondheidscentrum, onderwijsvoorzieningen, openbare dienstverlening, kinderdagverblijven, religieuze voorzieningen, sportvoorzieningen en welzijnsinstellingen. Tevens zijn hierbij de daarbehorende groenvoorzieningen, parkeervoorzieningen, speelvoorzieningen, waterhuishoudkundige doeleinden en wegen en paden toegestaan.

Hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd. Gebouwen zijn toegestaan tot een maximum goothoogte als aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximale goothoogte', waar in dit geval 15 meter geldt. Het aantal toegestane wooneenheden bedraagt het aantal als aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximaal aantal wooneenheden, waarbij in dit geval 120 wooneenheden geldt.

Waarde - Archeologie

De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de (potentiële) archeologische waarden van de gronden. Deze bestemming is primair ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende bestemmingen.

Ter plaatse van deze dubbelbestemming geldt dat de aanvrager van een omgevingsvergunning die betrekking heeft op gronden met een archeologische waarde of hoge/middelhoge archeologische verwachting, een rapport opstelt waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord in voldoende mate is vastgesteld.

Milieuzone - Grondwaterbeschermingsgebied

Ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied' geldt dat deze gronden zijn aangewezen voor de bescherming en veiligstelling van de kwaliteit van het grondwater.

Binnen deze gebiedsaanduiding mag niet worden gebouwd. In afwijking hiervan mag op basis van de onderliggende bestemmingen worden gebouwd, mits de kwaliteit van het grondwater daardoor niet wordt geschaad of in gevaar wordt gebracht.

Strijdigheid bestemmingsplan

Het planvoornemen van een toevoeging van 21 extra woningen is strijdig met het bestemmingsplan. Er zijn 120 wooneenheden toegestaan.

1.4 Leeswijzer

Hierna wordt in deze toelichting in Hoofdstuk 2 de huidige situatie beschreven middels de situering en begrenzing van het plangebied, de ruimtelijke opzet van het plangebied en de ontwikkelingen die er plaats hebben gevonden.

In Hoofdstuk 3 wordt onder andere de ruimtelijke opzet, de groenstructuur en het parkeren van de beoogde situatie beschreven.

Het beleidskader op nationaal, provinciaal en gemeentelijk niveau wordt in Hoofdstuk 4 getoetst. De toetsing aan alle omgevingsaspecten vindt in Hoofdstuk 5 plaats.

In Hoofdstuk 6 staat de juridische planopzet beschreven, in Hoofdstuk 7 de uitvoerbaarheid van het plan en in Hoofdstuk 8 de te volgen procedure.

Hoofdstuk 2 Huidige situatie

2.1 Situering en begrenzing

Het plangebied ligt aan de Malvalaan in het noordwesten van Aalst en ligt in een gebied dat voornamelijk bestaat uit woningen. Het plangebied wordt aan de noord, oost en westkant begrensd door woningen. Aan de westkant stond het woonzorgcomplex van Oktober, ze gaan een nieuw woonzorgcomplex op hun grondgebied realieren. Ten zuiden van het plangebied wordt deze begrensd door centrum-, kantoor- en bedrijfsfuncties.

Begin jaren '70 van de vorige eeuw zijn aan de Malvalaan vier gebouwen met (zorg)woningen gerealiseerd. Het westelijke gebouw van Oktober bevatte een woonzorgcomplex van zorginstelling Oktober, de andere drie gebouwen zijn van woningcorporatie Wooninc. en bevatten (inmiddels) zelfstandige seniorenwoningen.

De gebouwen zijn met gangen tussen de entreeruimten met elkaar verbonden. De gebouwen vertonen grote overeenkomst met elkaar: ze staan op regelmatige afstand van elkaar, ze hebben dezelfde hoofdvorm, en ze zijn in dezelfde materialen en kleuren uitgevoerd. De ontsluiting van de gebouwen vindt middels twee in-/uitriiten plaats aan de Malvalaan. Hier zijn ook de bestaande parkeerplaatsen gesitueerd.

Aan de Malvalaan is het oude verzorgingshuis op het perceel van Oktober inmiddels gesloopt. Het plan van Oktober is om hier een nieuw modern en toekomstbestendig verpleeghuis te realiseren, maar dat maakt geen onderdeel uit van dit bestemmingsplan.

Het terrein rondom de gebouwen is ingericht met groen (gras, struweel, bomen), paden, parkeren en logistiek (inritten, containers e.d.). Het gebied is met name aan de zuidkant groen ingericht waarbij de appartementengebouwen wegvallen achter de rij volwassen bomen. Ten oosten van het plangebied bevindt zich een publiek trapveldje. Sinds de ingebruikname zijn er aan de zijde van de Malvalaan parkeerplaatsen toegevoegd.

Het plangebied bestaat in de huidige situatie uit drie seniorenflats. Deze bestaan in de huidige situatie uit vijf bouwlagen met 119 appartementen (oorspronkelijk 120 appartementen, omdat in het verleden twee woningen zijn samengevoegd tot één woning) verdeeld over de drie woongebouwen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0866.BP00219-0301_0004.png"

Plangebied rood omkaderd (bron: ArcGIS)

afbeelding "i_NL.IMRO.0866.BP00219-0301_0005.png"

Foto A - Plangebied vanaf westkant vanaf de Malvalaan (bron: Google Streetview, april 2023)

afbeelding "i_NL.IMRO.0866.BP00219-0301_0006.png"

Foto B - Plangebied vanaf noordkant vanaf de Malvalaan (bron: Google Streetview, april 2023)

afbeelding "i_NL.IMRO.0866.BP00219-0301_0007.png"

Foto C - Plangebied vanaf oostkant vanaf de Malvalaan (bron: Google Streetview, april 2023)

Hoofdstuk 3 Beoogde situatie

3.1 Planbeschrijving

In 2019 hebben zorgorganisatie Oktober en woningcorporatie Wooninc. de handen ineen geslagen om met een bewoners gestuurde visie te komen voor het opwaarderen van de vier panden aan de Malvalaan in Waalre en de omgeving daaromheen. De uitgangspunten zijn daarbij inclusiviteit en menselijke maat, wijkgerichte en integrale aanpak, stimuleren van een actieve leefstijl en betaalbaar wonen (met zorg). Er wordt samengewerkt met de gemeente en de TU/e in het project SLIMme wijk Malvalaan. SLIM staat daarbij voor Sociaal, Leefbaar, Inclusief en Mensgericht. (zie Bijlage 1 voor de volledige visie op de Slimme Wijk).

De huidige drie appartementengebouwen aan de Malvalaan zijn verouderd. Door deze woningen te renoveren en aan te passen aan de huidige eisen kunnen deze woningen weer lange tijd mee. De entree wordt aangepakt, zodat deze beter toegankelijk zijn voor ouderen. Ook worden de woningen aangepast om ze te laten voldoen aan de nieuwe eisen (rolstoelgeschiktheid, draaicirkels en grotere bad-,slaap- en woonkamer). Zo kunnen ouderen langer zelfstandig thuis blijven wonen.

In de huidige situatie zijn er 119 seniorenwoningen aanwezig. Door het splitsen van één woning wordt de oorspronkelijke situatie van 120 sociale appartementen weer hersteld. Tevens wordt elk woongebouw opgetopt met één bouwlaag met 7 woningen (in sociale- als middenhuur segment). Deze ontwikkeling maakt in totaal 141 appartementen mogelijk, waarvan dus 21 nieuwe woningen gerealiseerd. Met het toevoegen van middeldure huur wordt meer doorstroming in de wijk gefaciliteerd en hierdoor wordt tevens een positieve bijdrage geleverd aan de leefbaarheid (geen eenzijdige doelgroep van enkel sociale huur). Daarnaast krijgt elk woongebouw een extra lift.

Er wordt ook een ontmoetingsruimte gerealiseerd waar zowel de bewoners van de appartementen als de bewoners en bezoekers van het toekomstige verpleeghuis gebruik van kunnen maken. De ontmoetingsruimte kan ook worden gebruikt door bewoners uit de directe omgeving. Deze wordt in een later stadium gekoppeld aan het toekomstige zorggebouw dat geen onderdeel uitmaakt van het bestemmingsplan.

Een ontmoetingsruimte is onderdeel van de Slimme Wijk en draagt bij aan het langer goed zelfstandig wonen en de leefbaarheid. De ontmoetingsruimte heeft als doel bewoners de gelegenheid te geven elkaar te ontmoeten en gezamenlijk activiteiten te ontplooien. De ontmoetingsruimte is het hart van het nieuwbouwplan en soms ook de wijk. Het gebruik van de ruimte dient dit doel te ondersteunen.

De openbare ruimte tussen de gebouwen blijft groen en wordt heringericht, gericht op ontmoeten, een prettig en veilig verblijf voor de senioren en voor bewoners uit de omgeving.

afbeelding "i_NL.IMRO.0866.BP00219-0301_0008.png"

Situatieschets planvoornemen

afbeelding "i_NL.IMRO.0866.BP00219-0301_0009.png" Situatieschets zijaanzicht planvoornemen Wooninc.

Omdat de veranderingen van de beoogde nieuwbouw (van zorginstelling Oktober) en de aanpassingen aan de bestaande gebouwen niet groot zijn, blijft het plangebied in balans met de bestaande bebouwing. Er ontstaat een nieuw, eigentijds ensemble. De maten tussen de gebouwen onderling blijven nagenoeg even groot.

De vijf bestaande bouwlagen van de woongebouwen krijgen een 'optopping' met 1 bouwlaag en uitbreiding met een extra lift. De verdiepingshoogten van de nieuwe bouwlaag zal met ca. 3 meter iets groter zijn dan de huidige verdiepingshoogten van 2,8 meter. Dit is nodig om aan de hedendaagse eisen voor woningbouw te kunnen voldoen.

Niet alleen de kwaliteit van de gebouwen, maar juist ook de kwaliteit van de omgving is van groot belang in een 'Slimme wijk'. De verbinding in het project SLIMme wijk ligt naast de thema's wonen, preventie, welzijn en zorg, namelijk ook op ontmoeten en de leefomgeving. Zo onderzoekt de TU/e onder andere hoe de omgeving rond de woongebouwen ingericht kan worden om spontane ontmoetingen tussen buurtbewoners makkelijker te maken.

Ingezet wordt op behoud van zoveel mogelijk groen. Voor verbinding tussen de gebouwen wordt niet meer uitgegaan van een verbindende gang. Hierdoor ontstaat er een betere doorwaadbaarheid van het gebied en zijn er nieuwe paden door de hoven en rondom de gebouwen opgenomen. Naast de bestaande trottoirs is er op veel plaatsen ook ruimte voor informele routes in het groen.

Het parkeren blijft vanaf de Malvalaan bereikbaar. De parkeerplaatsen zullen op eigen terrein gerealiseerd worden. De toegangen voor voetgangers vanuit de 'Slimme Wijk' maken het plangebied nog beter bereikbaar. Van deze toegangen worden zogenaamde 'groene oases' gemaakt, met opvallende bomen en planten. Dit biedt een goede oriëntatie en een aangename beleving.

De entrees van de woongebouwen blijven op de Malvalaan gericht.

Hoofdstuk 4 Beleidskader

4.1 Rijksbeleid

4.1.1 Nationale Omgevingsvisie (NOVI)

De Nationale Omgevingsvisie, kortweg NOVI, is de langetermijnvisie op de toekomstige ontwikkeling van de leefomgeving in Nederland. Nederland staat voor urgente maatschappelijke opgaven, die zowel lokaal als regionaal, nationaal en internationaal spelen. Grote en complexe opgaven zoals klimaatverandering, energietransitie, circulaire economie, bereikbaarheid en woningbouw, zullen Nederland flink veranderen.


Uitgangspunt in de nieuwe aanpak is dat ingrepen in de leefomgeving niet los van elkaar plaatsvinden, maar in samenhang. Zo kunnen in gebieden betere, meer geïntegreerde keuzes worden gemaakt.


Aan de hand van een toekomstperspectief op 2050 brengt de NOVI de langetermijnvisie van het Rijk in beeld.


In wat voor Nederland willen we graag leven in 2050?

Als we alle wensen naast elkaar leggen, ontstaat het volgende beeld. We willen een land:

  • dat gezond en klimaatbestendig is, met schone lucht, schoon water en een schone bodem en veel ruimte voor groen en water;
  • met een uitstekend functionerende economie, die duurzaam en circulair is. Nauw verbonden met onze buurlanden en de rest van de wereld, als onderdeel van de internationale gemeenschap;
  • waar het goed wonen en werken is. Met aangename en vitale steden en dorpen, en een productief en aantrekkelijk platteland;
  • met uitstekende bereikbaarheid, waar iedereen snel en gemakkelijk van A naar B komt, met zo min mogelijk schadelijke uitstoot en overlast;
  • waar we voldoende ruimte hebben om te kunnen bewegen, ontspannen en tot onszelf te komen; zowel in de stad als daarbuiten.
  • dat veilig is en ons beschermt tegen overstromingen en andere gevaren;
  • waar een goede balans is tussen gebouwde omgeving en open landschap, tussen natuur en cultuur, tussen land en water;
  • dat openstaat voor verandering, en waar de kracht van zijn traditie, cultuur en identiteit wordt weerspiegeld in de inrichting van de leefomgeving.


Nationale belangen

Gemeenten, waterschappen, provincies en het Rijk zijn samen verantwoordelijk voor de fysieke leefomgeving. Sommige belangen en opgaven overstijgen het lokale, regionale en provinciale niveau en vragen om nationale aandacht. Dit noemen we 'nationale belangen'. Het Rijk heeft voor alle nationale belangen een zogenaamde systeem-verantwoordelijkheid. Voor een aantal belangen is het Rijk zelf eindverantwoordelijk. Maar voor een groot aantal nationale belangen zijn dat de medeoverheden. De NOVI richt zich op die ontwikkelingen waarin meerdere nationale belangen bij elkaar komen, en keuzes in samenhang moeten worden gemaakt tussen die nationale belangen.

Toetsing
Voor dit project relevante nationale belangen zijn:

  • Bevorderen van een duurzame ontwikkeling van Nederland als geheel en van alle onderdelen van de fysieke leefomgeving;
  • Realiseren van een goede leefomgevingskwaliteit;
  • Waarborgen en bevorderen van een gezonde en veilige fysieke leefomgeving;
  • Zorg dragen voor een woningvoorraad die aansluit op de woonbehoeften;

Hoewel (het schaalniveau van) de NOVI zich niet richt op (het schaalniveau van) een concreet project, kan niettemin worden geconcludeerd dat het project niet strijdig is met de uitgangspunten van de NOVI.

4.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) borgt een aantal van de nationale ruimtelijke belangen die deel uitmaken van het beleid, zoals beschreven in de voorganger van de NOVI, oftewel de SVIR. Op het moment dat de Omgevingswet in werking treedt, vervalt het Barro. De regels van het Barro worden dan vervangen door het Besluit kwaliteit leefomgeving (BKL). Het BKL wordt de uitwerking, in regelgeving, van het beleid dat in de NOVI staat. Zolang de Omgevingswet nog niet van kracht is, is het Barro nog van toepassing.

In het Barro, ook wel bekend als de AMvB Ruimte, zijn 14 nationale belangen opgenomen die juridische borging vereisen. Het besluit is gericht op doorwerking van de nationale belangen in provinciaal beleid en gemeentelijke bestemmingsplannen. Dat betekent dat het Barro voor de opgenomen onderwerpen regels geeft over bestemmingen en het gebruik van gronden. Daarnaast kan zij aan de gemeente opdragen in de toelichting bij een bestemmingsplan bepaalde zaken uitdrukkelijk te motiveren.

Toetsing

Dit bestemmingsplan heeft geen relatie met de nationale belangen, zoals deze in het Barro zijn opgenomen.

4.1.3 Ladder voor duurzame verstedelijking

Op grond van het bepaalde in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is voor een nieuwe stedelijke ontwikkeling vereist dat wordt onderbouwd of en in hoeverre er sprake is van 'duurzaam ruimtegebruik'. Om dit duurzaam ruimtegebruik te garanderen moet conform artikel 3.1.6 lid 2 Bro de 'ladder voor duurzame verstedelijking' worden doorlopen: "De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien".

Uit jurisprudentie blijkt dat een plan dat voorziet in meer dan 11 woningen, die gelet op hun onderlinge afstand als één woningbouwlocatie kunnen worden aangemerkt, wordt aangemerkt als een stedelijke ontwikkeling.

Toetsing

Het planvoornemen maakt 21 nieuwe huurappartementen mogelijk. Ten opzichte van de huidige planologische mogelijkheden worden er dus 21 woningen extra mogelijk gemaakt. Om die reden is er sprake van een stedelijke ontwikkeling als bedoeld in het Bro. De ‘ladder’ is daarmee van toepassing en het plan dient getoetst te worden aan de ladder.

Kwalitatieve verantwoording

Met het planvoornemen worden binnen bestaand stedelijk gebied 21 nieuwe woningen gerealiseerd in het middeldure en sociale huursegment. De realisatie van deze 21 woningen sluit in kwalitatieve zin aan bij het van toepassing zijnde beleid en de woningbehoefte in de gemeente. Op basis van de Woonnotitie ‘Visie op goed wonen in 2030 (d.d. 4 februari 2020), is bouwen binnen bestaand stedelijk gebied (inbreiding,herstructurering en transformatie) het uitgangspunt. Dit onder de voorwaarden dat het stedenbouwkundig en planologisch passend en milieutechnisch mogelijk is. Dit is in hoofdstuk 3 en 4 van deze toelichting aangetoond. Daarnaast moet het planvoornemen aansluiten bij het afwegingskader woningbouwkwaliteiten uit de Woonnotitie. In Waalre is op lokale schaal vraag naar woningen voor senioren. Er is momenteel niet of nauwelijks aanbod voor zulk soort woningen binnen de bestaande woningvoorraad.

Door de extra 21 woningen in het middeldure en sociale huursegment te realiseren wordt de doelgroep ouderen in de volledige breedte bediend en kan iedereen uit de wijk in deze complexen terecht. Zo kunnen ook rijkere ouderen in de eigen wijk blijven wonen. Het gehele complex blijft gericht op senioren (55+).

Kwantitatieve verantwoording

De gemeente Waalre beschikt over een gemeentelijk woningbouwprogramma, de woonnotitie, dat aansluit bij de kaders van de Regionale woonafspraken (zie ook Interim Omgevingsverordening provincie Noord-Brabant). Uitgangspunt voor de regionale woonafspraken is de provinciale bevolkings- en woningbehoefteprognose. Deze is per gemeente richtinggevend.

Tussen 2020 en 2030 dient Waalre 550 woningen te realiseren voor eigen gemeentelijke behoefte. Daarnaast dient Waalre te voorzien in een deel van de regionale woningbehoefte.

Waalre streeft ernaar om jaarlijks meer dan 100 woningen aan de voorraad toe te voegen. Lokaal is er vooral vraag naar woningen voor starters, senioren en kleine huishoudens in het algemeen. Regionaal is er met name behoefte aan woningen voor doorstromers naar ‘de bovenkant van de roltrap’. Het programma voor de regionale behoefte ligt derhalve meer in de (midden) dure huur- en koopsector. Binnen deze plancapaciteit is ruimte voor de realisatie van 21 woningen aan de Malvalaan.

Het totaal aan in het gemeentelijke woningbouwprogramma opgenomen woningen sluit zowel kwantitatief als kwalitatief aan bij de behoeften en voldoet daarmee aan de Ladder voor duurzame verstedelijking.

4.1.4 Conclusie

Het planvoornemen past binnen binnen het Rijksbeleid.

4.2 Provinciaal beleid

4.2.1 Omgevingsvisie Noord-Brabant

Op 14 december 2018 hebben de Provinciale Staten van Noord-Brabant de Omgevingsvisie Noord-Brabant vastgesteld. Daarin is het provinciaal beleid ten aanzien van de ruimtelijke ontwikkelingen in de provincie Noord-Brabant op hoofdlijnen uiteengezet voor de periode tot 2050. Naast een beeld van het Noord-Brabant van nu is een beeld geschetst van het welvarend, verbonden, klimaatproof en vernieuwend Noord-Brabant van 2050. De visie stelt vier hoofdopgaven die nauw met elkaar samenhangen:

  • werken aan de Brabantse energietransitie;
  • werken aan een klimaatproof Brabant;
  • werken aan de slimme netwerkstad;
  • werken aan een concurrerende, duurzame economie.

Samen met andere partijen zoals gemeenten en bedrijven wil de provincie uitvoering geven aan projecten die passen binnen deze opgaven. Van belang is dat het in de toekomst ook goed wonen, werken en verblijven blijft. Werken aan een goede omgevingskwaliteit zowel in de bebouwde als in de onbebouwde omgeving is het uitgangspunt.

Toetsing

Stedelijke ontwikkelingen moeten in principe plaatsvinden binnen 'bestaand stedelijk gebied'. Herbestemmen wordt gezien als het nieuwe bouwen: als gevolg van economische, technologische en maatschappelijke ontwikkelingen staan de steden en dorpen van Brabant steeds vaker voor (omvangrijke) herbestemmings- en transformatieopgaven in hun bebouwde gebied. Hier liggen namelijk de kansen om de forse woningbouwopgave van circa 120.000 woningen in de komende tien jaar te realiseren.

De renovatie en optopping van de bestaande seniorenflats met elk zeven appartementen in het bestaand stedelijk gebied van Aalst, is een duidelijk voorbeeld van inpassing. Daarmee past het voornemen binnen de omgevingsvisie van de provincie Noord-Brabant.

4.2.2 Interim omgevingsverordening Noord-Brabant

Provinciale Staten van Noord-Brabant hebben op 25 oktober 2019 de Interim omgevingsverordening (hierna: Iov) Noord-Brabant vastgesteld, als eerste stap op weg naar de definitieve omgevingsverordening voor de inwerkingtreding van de Omgevingswet.

Het project maakt in de geconsolideerde versie van de Iov d.d. 1 oktober 2022 deel uit van een 'stedelijk concentratiegebied', onderdeel van 'stedelijk gebied'. Voor dit gebied eist de Iov in artikel 3.42:

  • 1. Een bestemmingsplan dat voorziet in de ontwikkeling van een locatie voor wonen, werken of voorzieningen ligt binnen 'stedelijk gebied' en bevat een onderbouwing dat:
    • a. de ontwikkeling past binnen de regionale afspraken, bedoeld in afdeling 5.4 Regionaal samenwerken;
    • b. het een duurzame stedelijke ontwikkeling is.
  • 2. Een duurzame stedelijke ontwikkeling voor wonen, werken of voorzieningen:
    • a. bevordert een goede omgevingskwaliteit met een veilige en gezonde leefomgeving;
    • b. bevordert zorgvuldig ruimtegebruik, waaronder de transformatie van verouderde stedelijke gebieden;
    • c. geeft optimaal invulling aan de mogelijkheden voor productie en gebruik van duurzame energie;
    • d. houdt rekening met klimaatverandering, waaronder het tegengaan van hittestress en voldoende ruimte voor de opvang van water;
    • e. geeft optimaal invulling aan de mogelijkheden voor duurzame mobiliteit;
    • f. draagt bij aan een duurzame, concurrerende economie.

afbeelding "i_NL.IMRO.0866.BP00219-0301_0010.png"

Uitsnede kaart 3 Iov met ligging projectgebied in stedelijk concentratiegebied (bron: ruimtelijkeplannen.nl)

afbeelding "i_NL.IMRO.0866.BP00219-0301_0011.png"

Uitsnede kaart 5 Iov met ligging plangebied in grondwaterbeschermingsgebied (bron: ruimtelijkeplannen.nl)

Toetsing

Stedelijk concentratiegebied

Omdat het projectgebied in stedelijk gebied ligt, is dit project dat voorziet in ruimte voor wonen volgens de Iov toegestaan. Ook past het project binnen de regionale afspraken. Het regionaal en gemeentelijk woningbouwprogramma (zie paragraaf 4.1.3) bieden kwalitatief en kwantitatief voldoende ruimte voor de toevoeging van 21 huurappartementen voor ouderen.

Het project is ook een duurzame stedelijke ontwikkeling confrom de Iov: het bevordert een goede omgevingskwaliteit met een veilige en gezonde leefomgeving door het tegengaan van achterstallig onderhoud en het bevordert zorgvuldig ruimtegebruik door transformatie van bestaande woongebouwen in bestaand stedelijk gebied.

In paragraaf 4.3.5 is tevens ingegaan op het aspect gezondheid. Zorgorganisatie Oktober en initiatiefnemer hebben een visie (met bewoners) opgesteld met verschillende uitgangspunten zoals inclusiviteit en menselijke maat, wijkgerichte en integrale aanpak, stimuleren van een actieve leefstijl en betaalbaar wonen (met zorg). Er wordt samengewerkt met de gemeente en de TU/e in het project SLIMme wijk Malvalaan. SLIM staat daarbij voor Sociaal, Leefbaar, Inclusief en Mensgericht. Het onderzoek vanuit de TU/e richt zich daarbij op twee pijlers, gezondheid en zelfredzaamheid.

Grondwaterbeschermingsgebied

Op de verbeelding en in de regels van dit bestemminsplan is de aanduiding 'Milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied' opgenomen. Hiermee strekt dit bestemmingsplan mede tot bescherming van de kwaliteit van het grondwater en de bodem. Dit bestemmingsplan stelt regels die:

  • functies en activiteiten beperken die risico’s geven voor de kwaliteit van het grondwater, zoals stedelijke ontwikkeling, het houden van evenementen en milieubelastende activiteiten die (potentieel) schadelijke stoffen gebruiken;
  • het risico op schade aan de bodem en het zich daarin bevindende grondwater voorkomen;
  • het gebruik van schadelijk uitloogbaar bouwmateriaal verbieden.
4.2.3 Conclusie

Het planvoornemen voldoet aan het provinciaal beleid.

4.3 Gemeentelijk beleid

4.3.1 Omgevingsvisie Waalre 2040

Op 16 december 2021 heeft de gemeenteraad van Waalre de Omgevingsvisie Waalre 2040 vastgesteld. De drie kernopgaven daarin zijn:

  • 1. Versterken van de positie als kwalitatief hoogwaardige woongemeente;
  • 2. Behouden en versterken van het groene karakter;
  • 3. Werken aan een vitale gemeente.

Versterken van de positie als kwalitatief hoogwaardige woongemeente

De ambities van de gemeente voor 2040 zijn voor kernopgave 1:

  • Waalre staat nog steeds bekend als dé beste woongemeente van Zuid Nederland door haar hoogwaardige, gezonde, veilige en duurzame woonomgeving. Dit heeft een belangrijke aantrekkingskracht op (toekomstige) bewoners, maar ook voor bezoekers uit de regio.
  • Binnen de gemeentegrenzen is er voor iedereen geschikte woonruimte te vinden, zodat het voor iedere inwoner in elke levensfase mogelijk is om in de gemeente te komen of blijven wonen. We zetten in op de ontwikkeling van:
    • 1. Hoogwaardig en groen-dorps wonen op de geplande uitbreidingslocaties.
    • 2. Centraal dorps wonen in en aan de randen van Waalre en Aalst, goed bereikbaar en dicht bij voorzieningen.
    • 3. Landelijk wonen in het buitengebied.
  • Het aanbod moet bestaan uit zowel betaalbare woningen, als woningen in een hoger segment.
  • We streven naar gemengde woonmilieus met differentiatie aan woningtypen en prijsklassen. Dit draagt bij aan een inclusieve samenleving.
  • De woningen en woonomgeving in Waalre zijn aangepast aan de eisen van de tijd. Zo zijn woningen verduurzaamd en bieden de wijken een gezond en veilig leefklimaat. Het is voor elke inwoner mogelijk om dicht bij huis te sporten, bewegen en elkaar te ontmoeten.
  • Er is ruimte voor herontwikkeling en transformatie in bestaand stedelijk gebied en in het buitengebied.
  • De bosvillagebieden behouden hun hoogwaardige en groene karakter.

afbeelding "i_NL.IMRO.0866.BP00219-0301_0012.png"  afbeelding "i_NL.IMRO.0866.BP00219-0301_0013.png"

Plangebied, blauw omkaderd, in een gebied met duurzame en gezonde wijken (bron: Omgevingsvisie Waalre 2040) 

Behouden en versterken van het groene karakter

De ambities van de gemeente voor 2040 zijn voor kernopgave 2:

  • Waalre levert een volwaardige bijdrage aan de 95% broeikasgasreductie in Nederland tot 2050 ten opzichte van 1990, met als tussendoel 49% broeikasgasreductie in 2030.
  • De Waalrese woonwijken zijn duurzaam, de woningen hebben een hoge energetische waarde en gaan stap voor stap van het gas af.
  • Waalre werkt stapsgewijs toe naar een klimaatbestendige gemeente in 2050. We zijn voorbereid op en kunnen omgaan met de gevolgen van klimaatverandering (droogte, hitte en piekbuien), zowel in de kernen als het buitengebied.
  • We versterken de belevings- en gebruikswaarde van de natuur en het groen ten behoeve van een gezonde leefomgeving: voor iedereen is het aantrekkelijk om te bewegen en te ontmoeten.
  • We dragen zorg voor de groene randen van onze dorpen, vanuit de kernen ben je zo in het groen.
  • Waalre heeft een buitengebied met een robuust natuurnetwerk met een hoge biodiversiteit. De transitie naar een natuurinclusief landbouw- en voedselsysteem draagt hieraan bij.

afbeelding "i_NL.IMRO.0866.BP00219-0301_0014.png" afbeelding "i_NL.IMRO.0866.BP00219-0301_0015.png"

Plangebied, blauw omkaderd, in een gebied met groene en klimaatbestendige woonwijk (bron: Omgevingsvisie Waalre 2040)

Werken aan een vitale gemeente

De ambities van de gemeente voor 2040 zijn voor kernopgave 3:

  • Waalre biedt ruimte aan werk en ondernemerschap op veilige en aantrekkelijke werklocaties. Opgaven als de energietransitie en klimaatadaptatie dragen bij aan de ruimtelijke kwaliteit en de vernieuwing van deze locaties.
  • Door innovatieve vormen van openbaar vervoer wordt de gemeente steeds beter bereikbaar, ook zonder auto. Dit komt mede door de goede (regionale) fietsverbindingen.
  • Waalre is recreatief aantrekkelijk voor zowel onze eigen inwoners als bezoekers uit de wijde regio. Dit komt de levendigheid en vitaliteit ten goede.
  • Waalre is een inclusieve samenleving met aandacht voor iedereen. Iedereen kan op voet van gelijkwaardigheid meedoen in onze samenleving, ongeacht leeftijd, culturele achtergrond, gender, inkomen, talenten en beperkingen. Belangrijk zijn de toegankelijke voorzieningen en ontmoetingsplekken die horen bij Waalre als hoogwaardige woongemeente.

afbeelding "i_NL.IMRO.0866.BP00219-0301_0016.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0866.BP00219-0301_0017.png"

Ten noorden van het plangebied, blauw omkaderd, binnen De Pracht ligt een sportvoorziening (bron: Omgevingsvisie Waalre 2040)

Toetsing

Met het planvoornemen worden de bestaande flats opgetopt met 21 appartementen in het bestaand stedelijk gebied van Aalst. Hiermee worden betaalbare woningen aan de woningvoorraad toegevoegd door een binnen stedelijk gebied te transformeren.

4.3.2 Woonnotitie 'Goed wonen in 2030'

Op 17 september 2019 stemde de gemeenteraad van Waalre in met de regionale 'Visie op Wonen Stedelijk Gebied Eindhoven'. Deze visie is opgesteld in samenwerking met alle negen gemeenten in het Stedelijk Gebied Eindhoven (SGE). Een van de gezamenlijke opgaven is het realiseren van minimaal 2500 woningen per jaar en het versnellen ervan.

Het regionaal kader is verwerkt in de gemeentelijke 'Visie op Goed Wonen in 2030' die ook op 17 september 2019 door de gemeenteraad van Waalre is vastgesteld en die samen met bewoners tot stand is gekomen. Deze visie is vervolgens uitgewerkt in de Woonnotitie 'Goed wonen in 2030' die door de gemeenteraad van Waalre op 12 mei 2020 is vastgesteld.

Op basis van de provinciale prognose (2017) moeten er voor de groei van het aantal huishoudens in Waalre in de periode 2020-2030 nog 550 woningen worden toegevoegd. Daarnaast moet in Waalre worden voorzien in een deel van de regionale woningbehoefte. Kwantitatief is de mogelijke toevoeging voor deze regionale behoefte ongeveer even groot. De gemeente Waalre gaat uit van een programma van 1.000 woningen (lokale en regionale behoefte samen) en streeft ernaar om jaarlijks meer dan 100 woningen aan de voorraad toe te voegen.

Er is verschil in de kwalitatieve woningbehoefte, lokaal of regionaal. Lokaal ziet de gemeente vooral een vraag van starters, senioren en kleine huishoudens in het algemeen, die niet of nauwelijks aanbod vinden in de bestaande voorraad. In dat kader en voor deze doelgroepen is het omzetten van kantoren, winkels en bedrijfsgebouwen die hun functie verliezen een reële optie. Regionaal vervult Waalre als randgemeente van Eindhoven vooral een rol in de vraag naar gezinswoningen in de koopsector (de 'bovenkant van de roltrap').

Het is de bedoeling om 30% van de lokale behoefte in betaalbare huursector te realiseren.

Toetsing

Het woningbouwprogramma van de gemeente Waalre biedt voldoende ruimte voor de toevoeging van 21 huurappartementen met dit planvoornemen, voor invulling van de lokale woningbehoefte, met name van senioren.

4.3.3 Beleidsnotitie Duurzame nieuwbouw Waalre

Deze notitie is op 8 maart 2022 vastgesteld. In deze notitie ligt de focus op de nieuwbouw van woningen en utiliteitsgebouwen. In het belang van de (toekomstige) Waalrese inwoners is het cruciaal dat nieuwe woningen en utiliteitsgebouwen toekomstgericht en van hoogwaardige kwaliteit worden gebouwd. In de beleidsnotitie Duurzame nieuwbouw zijn ambities vertaald naar concrete speerpunten en accenten voor de toekomstige nieuwbouw in gemeente Waalre.

Gemeente Waalre heeft in haar beleid twee inhoudelijke speerpunten geformuleerd, deze worden hieronder samengevat:

Thema   Uitganspunten  
Materialen (circulariteit)  
• De uitgangspunten voor een circulair gebouw:
o Zoveel mogelijk gebruik maken van bestaande of hernieuwbare materialen
o Toepassen van materialen met een zo laag mogelijke milieu-impact (op basis van de MPG)
o Woningen zijn levensloopbestendig. Dat wil zeggen dat woningen eenvoudig aanpasbaar zijn op de actuele woonbehoefte
o Gebouwen kunnen indien nodig gemakkelijk van functie veranderen of zich aanpassen aan de veranderende behoeften van de gebruiker
o Gebouwen zijn losmaakbaar, zodat later onderdelen zijn her te gebruiken.
 
Energie  
• De uitganspunten voor een energiezuinig gebouw:
o ENG-ambitie
o De nieuwbouw kan een deel van de energievraag duurzaam opwekken
 

Gemeente Waalre wil daarnaast een tweetal aanvullende thema's toevoegen aan haar duurzame nieuwbouwbeleid, namelijk natuurinclusief bouwen en klimaatadaptief bouwen. Deze twee thema's worden bewust minder zwaar aangezet in deze beleidsnotitie, omdat de maatregelen hiervoor vooral betrekking hebben op gebiedsniveau. Deze notitie richt zich op gebouwniveau. Daarom stelt de gemeente geen specifieke eisen voor deze thema's.

Speerpunt materialen (circulariteit)

Circulair bouwen is een strategie die een grote bijdrage gaat leveren aan het reduceren van de milieubelastende effecten van bouwen. Door hier bewust op te sturen dragen we ook bij aan het creëren van een circulaire economie: afval bestaat niet, maar wordt benut voor hergebruik en recycling. Gemeente Waalre wil grondstofkringlopen sluiten. Zo wordt het milieu beschermd en blijven voldoende grondstoffen behouden voor toekomstige generaties.

Speerpunt energie

De gemeente Waalre wil marktpartijen uitdagen om beter te presteren dan de wettelijke eis door een ENG-ambitie na te streven bij nieuwbouw, om zo al voorbereid te zijn op toekomstige wetgeving.

De lange termijn ambitie is de CO2-emissie van nieuwbouw tot 0 te reduceren. Dat betekent vooral sturen op het terugdringen van het gebruik van fossiele brandstoffen. BENG2 is hiervoor de indicator en die willen we naar 0 kWh/m2 brengen. Waar het kan worden nieuwe woningen aangesloten op hernieuwbare energiebronnen. En wordt de nog benodigde energie duurzaam opgewekt.

Accent klimaatadaptief bouwen

Gemeente Waalre streeft bij nieuwbouwontwikkeling naar een hydrologisch neutrale situatie, oftewel: één keer in de 70 jaar is het niet mogelijk om het hemelwater (tijdelijk) binnen het plan gebied te bergen, waardoor het hemelwater verspreid afgevoerd moet worden. Open verhardingen of geen verharding kunnen hier aan bijdragen, tevens helpt dit bij het tegengaan van hittestress. Het gemeentelijk rioolplan van gemeente Waalre geeft aanvullend beleid voor het verwerken van hemelwater op of om het plangebied. Op deze manier wordt wateroverlast beperkt.

Gemeente Waalre moedigt groen op en rond gebouwen aan, omdat dit water vasthoudt wat in droge periodes gebruikt kan worden en bijdraagt aan het tegengaan van droogte. Tevens levert groen op en rond gebouwen een belangrijke bijdrage aan het tegengaan van hittestress.

Accent natuurinclusief bouwen

Bij natuurinclusief bouwen wordt de natuur in en om het gebouw geïntegreerd met het gebouw zelf. Bij nieuwbouwontwikkelingen in de gemeente Waalre wordt waar kan samenhang gezocht met de al bestaande groenstructuren, om zo een 'hoogwaardige' habitat te creëren, of te versterken, van ten minste gebouw gebonden soorten als onder andere huismussen, gierzwaluwen en vleermuizen. Dit op zowel horizontale als verticale oppervlakken. 'Hoogwaardige' habitat betekent in deze context dat men voorziet in de behoeften van een soort, mits dit redelijkerwijs kan op het perceel, of met behulp van de directe omgeving. De eisen waaraan gedacht moet worden zijn samengevat in de 4V's: Voedsel, Veiligheid, Voorplantingsmogelijkheden en Variatie.

RVO geeft in een storymap voorbeelden hoe in de praktijk concreet invulling kan worden gegeven aan natuurinclusief bouwen. Maatregelen waaraan gedacht kan worden zijn:

  • Het plaatsen van vleermuiskasten/neststenen
  • Groene daken en gevels
  • Betrekken van binnentuinen en private buitenruimte bij de al aanwezig groenstructuur

Toetsing

Initiatiefnemer zal bij de renovatie van hun gebouwen moeten voldoen aan de geldende duurzaamheidseisen van het bouwbesluit en de eisen uit de Woningwet die woningcorporaties verplichten om hun bezit te verduurzamen. Initiatiefnemer wil de woningen beter geschikt maken voor de doelgroep senioren (55+). Hierdoor zullen de woningen weer gedurende lange tijd mee kunnen.

Daarnaast zullen de 3 bestaande woongebouwen gasloos worden gemaakt.

4.3.4 Groenvisie Waalre

De Groenvisie “Een weelderige groene ruimte als excellente woonomgeving.” die in november 2019 door de gemeenteraad is vastgesteld onderschrijft dat Waalre een prachtige groene gemeente is en legt ambities vast om dit te behouden en versterken.

In de Groenvisie is vastgelegd, dat we komende jaren een inhaalslag maken in de kwaliteit van de openbare ruimte. De visie geeft richting aan de gewenste ontwikkelingen. Investeren in groen betekent investeren in gezondheid, klimaat, biodiversiteit en woongenot. Deze investeringen zijn komende jaren nodig om de huidige kwaliteiten te behouden en versterken. In dit Beleids- en beherplan groen en bomen en het vervaningsplan is inzichtelijk gemaakt waar deze investeringen noodzakelijk zijn en welke financiele consequenties dit heeft.

Toetsing

De openbare ruimte tussen de gebouwen blijft groen en wordt heringericht, gericht op ontmoeten, een prettig en veilig verblijf voor de ouderen en voor bewoners uit de omgeving.

4.3.5 Brainport Principes

Alle nieuwe woningbouwontwikkelingen dienen te worden ontwikkeld aan de hand van 7 Brainport Principes. De basis voor deze principes is vastgelegd in het regionale Afsprakenkader. Deze gelden voor alle gemeenten die deel uitmaken van het Stedelijk Gebied Eindhoven.

Koesteren van Identiteit (1), Ruimte voor Innovatie (2), Invloed voor bewoners (3) en Aantrekkelijke en gevarieerde woonmilieus: de wauw-factor (4)

Binnen het plangebied zal een (her)ontwikkeling plaatsvinden. Het betreft een netto toevoeging van 21 nieuwe woningen ter plaatse van drie bestaande seniorenflats. De bestaande gebouwen worden gerenoveerd en krijgen elk een nieuwe bouwlaag.

Daarnaast hebben in 2019 zorgorganisatie Oktober en woningcorporatie Wooninc. (initiatiefnemer planvoornemen) de handen ineen geslagen om met een bewoners gestuurde visie te komen voor het opwaarderen van de vier panden aan de Malvalaan in Waalre en de omgeving daaromheen. De uitgangspunten zijn daarbij inclusiviteit en menselijke maat, wijkgerichte en integrale aanpak, stimuleren van een actieve leefstijl en betaalbaar wonen (met zorg). Er wordt samengewerkt met de gemeente en de TU/e in het project SLIMme wijk Malvalaan. SLIM staat daarbij voor Sociaal, Leefbaar, Inclusief en Mensgericht.

In de gemeente is een sterke toenemende vergrijzing te zien. Het aantal kwetsbare ouderen dat sociale ondersteuning of zorg aan huis nodig heeft stijgt daarmee. Zo ook het aantal mensen met dementie welke niet meer langer thuis kunnen blijven wonen. Naast de toenemende zorgvraag speelt tegelijkertijd een toenemend tekort aan zorgpersoneel en oplopende zorgkosten voor zowel gemeente (WMO) als de Rijksoverheid (WLZ). Voor het oplossen van dit vraagstuk van wonen en zorg voor senioren is meer nodig dan een uitbreidingsopgave in woningen en zorgaanbod. De verbinding in het project SLIMme wijk ligt op de thema's wonen, preventie, welzijn en zorg, ontmoeten en de leefomgeving. De Technische Universiteit Eindhoven ondersteund dit traject door praktijk en onderzoek samen te brengen. De bedoeling is om een plek te realiseren waar (technische) innovaties worden getest en worden omgezet naar realistische (ontwerp)oplossingen; dit alles in het voordeel van de bewoners van de woongebouwen aan de Malvalaan en de omwonenden in de wijk Voldijn. Het onderzoek vanuit de TU/e richt zich daarbij op twee pijlers, gezondheid en zelfredzaamheid. De TU/e onderzoekt o.a. hoe de omgeving rond de woongebouwen ingericht kan worden om spontane ontmoetingen tussen buurtbewoners makkelijker te maken. De bevindingen vanuit het onderzoek door de TU/e worden meegegeven aan de projectgroep voor de herontwikkeling aan de Malvalaan.

Vraaggericht ontwikkelen (5) en Benutting regionaal schaalniveau (6)

Het betreffen woningen voor de doelgroep senioren. Uit het recente regionaal woningmarktonderzoek blijkt dat er nog een grote behoefte is aan dit type woningen. Door de extra woningen in het middeldure en sociale huursegment te realiseren wordt de doelgroep ouderen in de volledige breedte bediend en kan iedereen uit de wijk in deze complexen terecht. Zo kunnen ook rijkere ouderen in de eigen wijk blijven wonen. Het gehele complex blijft gericht op ouderen (55+).

Gezonde verstedelijking (7)

De gedachte daarbij is dat gezonde mensen de basis vormen van een gezonde stad. Andersom draagt een gezonde leefomgeving bij aan een gezonde leefstijl. Dat inzicht raakt direct aan stedelijke ontwikkelingen. Verdichting is daarbij een effectief middel in het streven naar een gezonde verstedelijking.

Onderhavig planvoornemen voorziet daarnaast in renovatie- en nieuwbouw. Het past ook in het concept van een duurzame stedelijke ontwikkeling omdat de levendigheid van de omgeving en het 'geheugen' van de plek behouden blijven.

4.3.6 Conclusie

Het project voldoet aan het gemeentelijk ruimtelijk en woonbeleid.

Hoofdstuk 5 Omgevingsaspecten

5.1 Vormvrije m.e.r.-beoordeling

5.1.1 Toetsingskader

Voor ruimtelijke plannen moet een m.e.r.(-beoordeling) worden opgesteld als er sprake is van een m.e.r.-(beoordelings)plichtige activiteit op grond van de bijlagen bij het Besluit m.e.r. of als er voor het plan een passende beoordeling op grond van de Natuurbeschermingswet (Nbw) is vereist. In de bijlage bij het Besluit m.e.r. is opgenomen welke activiteiten m.e.r.-plichtig zijn (de C-lijst) en welke activiteiten m.e.r.-beoordelingsplichtig (de D-lijst).

5.1.2 Toetsing

Bij het beoordelen of iets wel of geen stedelijk ontwikkelingsproject is, moet worden gekeken naar de concrete omstandigheden van het project. Onder meer de aard, de omvang en de milieugevolgen van de stedelijke ontwikkeling zijn relevant. In dit geval betreft het een renovatie en kleine uitbreiding (liftgebouw) op een bestaand bouwperceel en binnen een stedelijke omgeving. De ontwikkeling gaat het niet gepaard met een uitbreiding (van enige omvang) van de bebouwde oppervlakte. Van een stedelijk ontwikkelingsproject in de zin van het Besluit m.e.r. is dan ook geen sprake.

Gelet op het voorgaande kan een nadere toetsing aan het Besluit m.e.r. achterwege blijven. Er is geen sprake van een m.e.r.-plicht en er is geen vormvrije m.e.r.-beoordeling noodzakelijk.

5.1.3 Conclusie

Het milieu- en omgevingsaspect vormvrije m.e.r.-beoordeling vormt geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling.

5.2 Verkeer en parkeren

5.2.1 Toetsingskader

Op het gebied van verkeer en parkeren bestaat geen specifieke wetgeving die relevant is voor de voorgenomen activiteit. Wel dient in het kader van het ruimtelijk plan dat de activiteit mogelijk maakt te worden onderbouwd dat het geheel voldoet aan een goede ruimtelijke ordening. Dit houdt onder meer in dat er voldoende parkeergelegenheid aanwezig dient te zijn en de eventuele verkeerstoename niet leidt tot knelpunten in de verkeersafwikkeling

De parkeerbehoefte van de beoogde ontwikkeling is, ervan uitgaande dat deze wordt vastgesteld, bepaald aan de hand van de Nota Parkeernormen (30-06-2023). Voor de beoogde ontwikkeling wordt de verkeersgeneratie berekend op basis van kencijfers uit CROW publicatie 381 (toekomstbestendig parkeren). Voor het te hanteren kencijfer wordt een ligging in 'rest bebouwde kom' aangehouden en voor de stedelijkheidsgraad van de gemeente Waalre wordt op basis van CBS data uitgegaan van 'weinig stedelijk'. Tenslotte wordt op basis van de omgevingsadressendichtheid en het autobezit per huishouden per kencijfer het gemiddelde van de bandbreedte gehanteerd.

5.2.2 Toetsing

Ontsluiting 

Gemotoriseerd verkeer

De beoogde ontwikkeling is gelegen aan de Malvalaan te Aalst. Beide wegen zijn ingericht als erftoegangswegen met een maximumsnelheid van 30 km/u. Via de Spirealaan is de Burgemeester Mollaan te bereiken, zuidelijk gelegen van het plangebied. De Burgemeester Mollaan is ingericht als een gebiedsontsluitingsweg met een maximumsnelheid van 50 km/u en ontsluit in oostelijke richting op de Eindhovenseweg. De Eindhovenseweg is tevens ingericht als een gebiedsontsluitingsweg, met een maximumsnelheid van 50 km/u. In zuidelijke richting leidt de Eindhovenseweg naar Valkenswaard, terwijl in noordelijke richting de weg langs de aansluiting op de A2, tussen Amsterdam en Maastricht, naar Eindhoven leidt.

Langzaam verkeer

Voor voetgangers zijn op de Malvalaan aan weerszijde van de weg voetpaden aanwezig. Op de Malvalaan zijn geen aparte fietsvoorzieningen aanwezig, waardoor fietsers de rijbaan moeten delen met het gemotoriseerde verkeer. Ook op de Spirealaan zijn aan weerszijde van de weg voetpaden aanwezig en deelt de fietser de rijbaan met het gemotoriseerde verkeer. Doormiddel van de lage maximumsnelheid en de breedte van de rijbaan wordt op beide wegen de verkeersveiligheid van fietsers echter gewaarborgd. Op de Burgemeester Mollaan liggen aan weerszijden fietspaden.

Openbaar vervoer

De dichtstbijzijnde OV-halte (Hoogwaardig Openbaar Vervoerlijn) vanaf het plangebied is de bushalte 'Aalst, Spirealaan'. Vanaf deze halte kan gebruik worden gemaakt van lijn 271, richting Veldhoven, en lijn 408, richting Eindhoven Station.

Parkeren

Voor een goed functioneren van het planvoornemen en het voorkomen van overlast voor de omgeving, moet het planvoornemen voorzien in voldoende parkeerplaatsen. Uitgaande van de huidige situatie van de bestaande te renoveren appartementen is er een parkeerbehoefte van 49 parkeerplaatsen. De bestaande te renoveren appartementen vallen niet binnen de parkeernota. In de nieuwe situatie wordt er namelijk, net als de huidige situatie, gewoond. De bestaande woningen worden enkel vergroot om te voldoen aan Woonkeur D (rolstoelgeschiktheid), zodat de woningen voldoen aan de eisen met als doel dat de doelgroep langer thuis zelfstandig kan wonen.

In totaal worden er 9 nieuwe middeldure huurwoningen gerealiseerd en 12 nieuwe sociale huurwoningen. Op basis van de Nota Parkeernormen geldt voor de nieuwe middeldure huurwoningen een norm van 1,4 parkeerplaatsen en voor de nieuwe sociale huurwoningen een norm van 1 parkeerplaats per woning.

Zoals aangegeven zijn de 9 nieuwe middeldure huurwoningen bedoeld voor senioren. Dit is een specifiek programma qua maatvoering, gebruik en doelgroep. Uit CBS-gegevens blijkt bijvoorbeeld dat vanaf 75 jaar sprake is van een afnemend autobezit. Om die reden is voor deze situatie de norm van 1,4 parkeerplaatsen voor algemene middeldure huurwoningen aangepast naar 1,3 parkeerplaatsen per woning.

Voor de ontmoetingsruimte zijn geen extra parkeerplaatsen benodigd, omdat dit geen verkeersaantrekkende bewegingen teweeg brengt. De ontmoetingsruimte is bedoeld voor de huidige en toekomstige bewoners en direct omwonenden.

Daarmee is er een totaal van 49 (voor de bestaande woningen) + 24 ( 9 x 1,3 + 12 x 1,0) = 73 parkeerplaatsen benodigd voor het planvoornemen. Hieraan zal worden voldaan op eigen terrein.

Verkeersgeneratie

Bij het bepalen van de verkeersgeneratie is gebruik gemaakt van CROW publicatie 381. Hierbij wordt op basis van de omgevingsadressendichtheid en het autobezit voor de kengetallen het gemiddelde van de bandbreedte gehanteerd. Voor het berekenen van de verkeersgeneratie wordt uitgegaan van de ligging 'rest bebouwde kom'. Verder geldt voor de gemeente Waalre een stedelijkheidsgraad van 'weinig stedelijk'.

De beoogde ontwikkeling bestaat uit 21 extra middeldure en sociale huurappartementen (middenklasse). Met behulp van de kencijfers van het CROW zijn de weekdagintensiteiten berekend, terwijl voor het beoordelen van de verkeersafwikkeling de werkdagintensiteiten maatgevend zijn. In tabel 4.1 is de extra verkeersgeneratie van het plangebied weergegeven in de beoogde situatie.

Tabel 4.1: De verkeersgeneratie van het plangebied in de beoogde situatie

Beoogde situatie  
Functie   Aantal   Kencijfer per eenheid   Verkeersgeneratieplan (min)   Verkeersgeneratieplan (max)  
Huur, appartement, Middenklasse   21   3,2(min) - 4,0 (max)   67,2   84,0  

Uitgaande van de maximale verkeersgeneratie en een volledige ontsluiting van het verkeer via de Malvalaan en Spirealaan richting de Burgemeester Mollaan, wordt de etmaalintensiteit van de Malvalaan en Spirealaan met 84,0 verkeersbewegingen verhoogd. Op de Burgemeester Mollaan kan het verkeer zich ontsluiten in westelijke of oostelijke richting. Derhalve is de etmaalintensiteit van het wegdeel gelegen tussen de twee rotondes op de Burgemeester Mollaan met 42,0 motorvoertuigen per weekdag verhoogd.

Omgerekend naar een gemiddelde werkdag gaat het om circa 47 motorvoertuigen per etmaal. Verkeerskundig dient bij de beoordeling gekeken te worden naar het drukste uur. Voor het bepalen van de verkeersgeneratie in het drukste uur is gebruik gemaakt van de vuistregel. Die stelt dat het verkeer in het drukste uur 10% is van de etmaalwaarde. Uitgaande van een verkeersgeneratie van 47 motorvoertuigen per etmaal, betekent dit een verkeersgeneratie van 4 a 5 motorvoertuigen in het drukste uur. Oftewel het plan zorgt in het drukste uur voor een toename van 1 auto per 10 tot 15 minuten. Hiermee kan gesteld worden dat de toevoeging van het plan dermate laag is dat deze nauwelijks merkbaar is en dus geen effect heeft op de verkeersafwikkeling.

5.2.3 Conclusie

De parkeerbehoefte van de beoogde ontwikkeling bedraagt 73 parkeerplaatsen. De volledige parkeerbehoefte zal worden voorzien aan de zijde van de Malvalaan. Tevens zorgt het plan in het drukste uur voor een toename van 1 auto per 10 tot 15 minuten. Hiermee kan gesteld worden dat de toevoeging van het plan dermate laag is dat deze nauwelijks merkbaar is en dus geen effect heeft op de verkeersafwikkeling. Het aspect verkeer en parkeren staat de ontwikkeling daarmee niet in de weg.

5.3 Bedrijven en milieuzonering

5.3.1 Toetsingskader

Bij het bestemmen van milieugevoelige functies moet rekening worden gehouden met de milieuzonering van bestaande en/of bestemde bedrijven. Hierbij wordt gebruik gemaakt van de VNG-brochure 'Bedrijven en milieuzonering' (2009) die per bedrijfssoort aangeeft van welke milieu-invloed (in de vorm van geur, stof, geluid en gevaar) moet worden uitgegaan en met welke indicatieve (richt)afstand tussen een bedrijf en gevoelige functies rekening moet worden gehouden. De brochure vermeldt de richtafstanden die bij voorkeur worden aangehouden tussen bedrijven en gevoelige functies zoals woningen bij de omgevingstypen 'rustige woonwijk', 'rustig buitengebied' of 'gemengd gebied'. Resultaat hiervan moet zijn dat hinder bij milieugevoelige functies wordt voorkomen en de belangen van de bedrijven niet worden geschaad c.q. de bedrijven hun activiteiten kunnen blijven uitoefenen binnen de gangbare milieuvoorschriften, zonder daarin door (nieuwe) woningen beperkt te worden.

5.3.2 Toetsingskader

Het projectgebied ligt conform de VNG-brochure in 'gemengd gebied'. In dit geval een gebied met een matige functiemenging. Naast de omliggende woningen bevindt zich ten zuidoosten van het plangebied een gebied met bedrijven van categorie 3. Tevens bevindt zich ten zuiden van het plangebied een gebied met centrumfunctie, waar een restaurant en supermarkt gevestigd zijn

In tabel 4.2 staan de functies die op het moment van toetsen in de buurt van het plangebied aanwezig waren.

Tabel 4.2: Functies rondom plangebied

Functie   Volgens VNG brochure   Richtafstand   In gemengd gebied   Werkelijke afstand tot plangebied  
Machinefabriek   Machine- en apparatenfabriek incl. reparatie   100 meter   50 meter   55 meter  
Restaurant   Restaurant, cafetaria's, snackbars, ijsssalons met eigen ijsbereiding, viskramen e.d.   10 meter   0 meter   80 meter  
Supermarkt   Supermarkten, warenhuizen   10 meter   0 meter   80 meter  

De richtafstanden worden gehaald. Hierdoor wordt een goed en prettig woonklimaat binnen de beoogde woningen behaald. Tegelijkertijd worden de omliggende bedrijven niet belemmerd in hun bedrijfsvoering door de komst van de nieuwe woningen.

5.3.3 Conclusie

Het omgevingsaspect bedrijven en milieuzonering vormt geen belemmering voor het project.

5.4 Archeologie en cultuurhistorie

5.4.1 Toetsingskader

In hoofdstuk 4 van de Erfgoedwet is de bescherming van erfgoed opgenomen en in hoofdstuk 5 de archeologische monumentenzorg. De wet en de hierop gebaseerde regelgeving bevatten onder meer voorschriften met betrekking tot opgravingen, het melden van archeologische vondsten en de archeologische rapportage.

Op grond van artikel 3.1.6 Besluit ruimtelijke ordening moeten gemeenten de belangen van archeologische monumentenzorg in hun bestemmingsplannen verankeren. Om inzicht te krijgen in de aanwezige en te verwachten cultuurhistorische waarden is door de Kempengemeenten en A2-gemeenten een gezamenlijk erfgoedplan opgesteld. Het erfgoedplan bevat een uitgebreide inventarisatie van de archeologische en cultuurhistorische (verwachtings)waarden binnen het grondgebied van de betrokken gemeenten en een aanzet voor een integraal cultuurhistorisch beleid.

5.4.2 Onderzoek archeologie

Volgens de archeologische verwachtingskaart van de gemeente ligt de gehele onderzoekslocatie in een gebied met een archeologische verwachting (zie figuur ). In deze gebieden dient bij planvorming en voorafgaand aan vergunningverlening bij een verstoringsoppervlak groter dan 100 m² en bodemingrepen dieper dan 30 cm -mv er vroegtijdig een inventariserend archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0866.BP00219-0301_0018.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0866.BP00219-0301_0019.png"

Figuur Uitsnede archeologisch beleidsplan (plangebied blauw omkaderd)


Voor deze locatie is een vooronderzoek archeologie uitgevoerd met advies voor het opstellen van een PvE en uitvoeren van proefsleuven. Dit onderzoek is als Bijlage 2 bij deze toelichting toegevoegd. In dit bestemmingsplan is een dubbelbestemming 'archeologie' opgenomen. Hiermee worden initiaitiefnemer verplicht om onderzoek te doen naar archeologische waarden in het gebied voordat eventuele bouwwerkzaamheden beginnen.

5.4.3 Toetsing cultuurhistorie

Naast de archeologische waarden moet op grond van artikel 3.1.6 lid 5 Bro ook de wijze worden beschreven waarop met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden rekening is gehouden. Naast de aanwijzing van Rijks- en gemeentelijke monumenten is hierbij de Cultuurhistorische Waardenkaart (CHW) van de provincie Noord-Brabant relevant (zie figuur 4.4).

afbeelding "i_NL.IMRO.0866.BP00219-0301_0020.png" Uitsnede cultuurhistorische waardenkaart, plangebied blauw omkaderd

In en om het projectgebied zijn ook geen rijks- of gemeentelijke monumenten en evenmin andere cultuurhistorische waarden. Het projectgebied maakt ook geen deel uit van een beschermd dorpsgezicht.

5.4.4 Conclusie

De omgevingsaspecten archeologie en cultuurhistorie zijn geen belemmering voor het project.

5.5 Bodem

5.5.1 Toetsingskader

Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening moet in verband met de uitvoerbaarheid van een project rekening worden gehouden met de bodemgesteldheid in het projectgebied. Op grond van de Wet bodembescherming moet de bodemkwaliteit voldoen aan de norm voor de beoogde functie en moet de bodem zo nodig worden gesaneerd, zodat ze voor die functie kan worden gebruikt (functiegericht saneren).

5.5.2 Onderzoek bodem

Voor deze locatie een milieuhygiënisch vooronderzoek bodem uitgevoerd. Deze is als Bijlage 3 bij deze toelichting bijgevoegd.

Op basis van het milieuhygiënisch vooronderzoek bodem kan gesteld worden dat er gebruiksbeperkingen op een deel van de locatie van toepassing zijn. Twee van de drie beperkingen zijn van toepassing op de huidige onderzoekslocatie:


1. Wijziging naar een gevoeliger gebruik van het perceelgedeelte binnen de interventiewaardencontouren is alleen toegestaan met goedkeuring van de Omgevingsdienst Zuidoost-Brabant (ODZOB);


2. Het onttrekken van grondwater binnen de interventiewaardencontour van de grondwaterverontreiniging is alleen toegestaan met goedkeuring de ODZOB.


Gezien uit de reeds uitgevoerde onderzoeken naar de grondwaterverontreiniging blijkt dat de verontreiniging zich dieper dan 5 m -mv bevindt, acht Econsultancy risico op uitdamping niet aanwezig. Dit is in overeenstemming met de beschikking ernst en spoed die door de provincie is afgegeven.


Ter plaatse van de onderzoekslocatie is in het verleden nog geen verkennend bodemonderzoek uitgevoerd. Gezien hier grondroerende werkzaamheden (realiseren van een ontmoetingsruimte, geringe uitbreiding bestaande wooncomplexen, aanleggen nieuw parkeerterrein en (her)inrichting van het groen) voorzien zijn, adviseert Econsultancy om ter plaatse een verkennend bodemonderzoek (onderzoeksstrategie VED-HE-NL) uit te voeren.


De locatie wordt als heterogeen verdacht aangemerkt omdat wordt verwacht dat er enige bijmenging met puinresten aanwezig zijn in de bovengrond. Aangezien op het aangrenzende terrein asbest is aantroffen, wordt geadviseerd om asbest direct mee te nemen in het onderzoek.

Bij de aanvraag van de omgevingsvergunning zullen de benodigde bodemonderzoeken aangeleverd worden voor de beoogde bodemingrepen.

5.5.3 Conclusie

Bodemonderzoek wordt niet als noodzakelijk geacht. Om deze reden wordt het milieu- en omgevingsaspect bodem niet als belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling gezien.

5.6 Water

5.6.1 Toetsingskader

Voor het omgevingsaspect water is in dit project het beleid van het waterschap relevant. Gemeente Waalre ligt in het beheergebied van waterschap De Dommel en dat heeft haar beleid neergelegd in het Waterbeheerplan 2022-2027 de 'watertransitie': op weg naar een toekomstbestendige waterhuishouding. Uiterlijk in 2050 is de waterhuishouding in ons hele beheergebied toekomstbestendig. Dit betekent een waterhuishouding die in een goede waterkwaliteit voorziet. En een waterhuishouding die robuust, wendbaar en in balans is met de omgeving. Zowel in het bebouwde als het landelijke gebied en van de beekdalen tot en met de hoge zandruggen. Het grond- en oppervlaktewatersysteem kan de grotere weersextremen opvangen door maximaal gebruik te maken van de dempende sponswerking van de bodem/ondergrond en de natuurlijke hoogteverschillen voor het vasthouden van water.

We hanteren drie principes die inhoudelijke sturing geven aan de watertransitie:

  • Elke druppel vasthouden en infiltreren waar deze valt
  • Functies passen zich aan het bodem- en watersysteem aan
  • Wat schoon is moet schoon blijven

We moeten ons, nog meer dan voorheen, aanpassen aan de veranderende leefomgeving en op zoek gaan naar nieuwe oplossingen en antwoorden. Juist de voor Midden-Brabant zo karakteristieke verwevenheid van bebouwing, landbouw en natuur is een kans om de wateropgaven slim in te passen. Dit vereist een integrale, gebiedsgerichte aanpak samen met alle partijen. Een gebiedsgerichte aanpak is alleen succesvol als naast de wateropgaven ook de opgaven vanuit natuur, stikstof, economie, landbouwtransitie, energietransitie, biodiversiteit, mobiliteit en woningbouw onderdeel van de aanpak zijn. Niet sectoraal, maar integraal. Alleen dan gaan we oplossingen vinden voor een leefbaar Midden-Brabant met een duurzaam en toekomstbestendig watersysteem dat goed is voor inwoners, bedrijven, landbouw en natuur. De grote uitdaging zit hem vooral in de vraag hoe we dit gaan bereiken. Meer dan voorheen gaan we daarbij:

  • van beekdalgericht naar gebiedsgericht; onze aandacht gaat naast het beekdal ook uit naar de flanken, de hoge zandruggen en bebouwd gebied.
  • van sectoraal naar integraal; samen met overheden en gebiedspartners maken we keuzes over meerdere opgaven in een gebied.
  • van water afvoeren naar elke druppel telt; maximaal water conserveren, minder grondwater gebruiken en slimmer sturen.

Keur Waterschap De Dommel 2015

In de 'Keur Waterschap De Dommel 2015' staan regels (met name geboden en verboden) die het waterschap hanteert bij de bescherming van waterkeringen, watergangen en bijbehorende kunstwerken. Ook zijn er regels voor het onderhoud van sloten, beken en andere waterlopen om de waterafvoer in dit oppervlaktewater te waarborgen. Daarnaast kent de Keur beleidsregels voor het beschermen van bepaalde deelgebieden met elk een eigen beschermingsbeleid. Het gaat hierbij om beschermde gebieden waterhuishouding, beekdalen en attentiegebieden. Met deze beleidsregels wordt aangegeven op welke wijze gebiedsgericht wordt omgegaan met waterbelangen.

Realisatie van nieuw verhard oppervlak en het afkoppelen van verhard oppervlak moet op grond van de keur hydrologisch neutraal worden uitgevoerd en optimaal worden ingepast in het bestaande watersysteem. De aanvrager/initiatiefnemer moet daarom voldoende compenserende maatregelen nemen, zodat het oppervlaktewatersysteem na realisatie van de verharding voldoende robuust blijft. Uitgangspunt hierbij vormt de voorkeurstrits “vasthouden-bergen-afvoeren”. Vasthouden kan door hergebruik of door het infiltreren van water in de bodem. In geval niet of onvoldoende kan worden geïnfiltreerd is een aanvullende voorziening noodzakelijk die het water tijdelijk bergt.

In de Keur is aangegeven dat neerslag, afkomstig van toename verhard oppervlak of door afkoppelen van bestaand oppervlak, die direct tot afvoer naar een (keur)waterlichaam komt, verplicht gecompenseerd dient te worden middels de aanleg van waterbergende voorzieningen. Het waterschap verleent in enkele gevallen vrijstelling van deze verplichting. Dit wordt gedaan indien:

  • de toename van verhard oppervlak maximaal 500 m² bedraagt, of;
  • de toename van verhard oppervlak tussen 500 m² en 10.000 m² bedraagt en middels de rekenregels afdoende compenserende maatregelen zijn getroffen om versnelde afvoer van hemelwater tegen te gaan, of;
  • het af te koppelen verhard oppervlak maximaal 10.000 m² bedraagt, of;
  • er binnen het plangebied andere hydraulische afspraken gelden (bv. met de gemeente)

Indien een voorziening nodig is, dan bedraagt de maximale toegestane afvoer uit een voorziening 2 l/s/ha bij een neerslagsituatie van 60 mm. Groene (vegetatie)daken gelden hierbij niet als verhard oppervlak. Bij meer dan 10.000 m2 toename nieuw verhard oppervlak of het afkoppelen van 10.000 m2 bestaand verhard oppervlak is altijd een voorziening noodzakelijk volgens de geldende beleidsregels van het waterschap.

Beleid gemeente Waalre

Het Programma Water, Riolering en Klimaat Waalre 2023-2027 verantwoordt aan de inwoners van Waalre de ambities en bijbehorende maatregelen en middelen op watergebied. Met het Programma geeft de gemeente invulling aan de gemeentelijke zorgplicht en op het gebied van (grond)water. Het Programma bevat de geplande activiteiten voor het beheer en onderhoud van het rioolstelsel en bevat maatregelen ter verbetering van de oppervlaktewaterkwaliteit en het hydraulisch functioneren van het rioolstelsel. Deze maatregelen bestaan vooral uit het afkoppelen van verhard oppervlak.

In de grond- en hemelwaterverordening van de gemeente Waalre staat de waterbergingseis van 60 mm voor nieuwbouw opgenomen.

Waar mogelijk dient regenwater eerst te worden geborgen binnen het plangebied waarna alsnog vertraagd kan worden afgevoerd. Er geldt een verplichting om te infiltreren: per m² toename verhard oppervlak dient een infiltratievoorziening te worden gerealiseerd van 60 mm.

5.6.2 Toetsing

De drie bestaande gebouwen worden uitgebreid met één extra bouwlaag en een extra lift. Daarnaast komt er aan de westzijde van het plangebied een ontmoetingsgebouw en zal het terrein aan de zijde van de Malvalaan heringericht worden voor de realisatie van voldoende parkeerplaatsen.

Waterkwantiteit

De oppervlakte van de voorheen aanwezige bebouwing en terreinverharding bedraagt ca. 4.800 m². Om een indicatie te geven van het toekomstig verhard oppervlak is uitgegaan van een meest negatieve variant waarbij de parkeerplaatsen volledig worden verhard. In de toekomstige situatie kan het zo zijn dat er straks minder verharding mogelijk wordt gemaakt. Door ontwerpkeuzes als halfverharding voor wandelpaden, (een deel van de) parkeerplaatsen en rijbaan, of door minder parkeerplaatsen op eigen terrein te realiseren. Tevens worden de daken ter plaatse van de nieuwe entrees en de ontmoetingsruimte waar mogelijk (onder voorbehoud van o.a. zonnepanelen en installaties) als 'groen dak' uitgevoerd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0866.BP00219-0301_0021.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0866.BP00219-0301_0022.png"

De toename van het verhard oppervlak bedraagt ca. 1.150 m². Hiervoor dienen op eigen terrein waterbergingsvoorzieningen te worden gerealiseerd van ca. 70 m3. Deze opgave kan makkelijk op eigen terrein opgelost worden. Hiervoor is er ca. 5.000-6.000 m2 terrein excl parkeren en bebouwing beschikbaar.

Het toepassen van infiltratiekratten en/of het realiseren van wadi's zijn mogelijke maatregelen die uitvoerbaar zijn op eigen perceel. Infiltratiekratten of wadi's voor 70 m3 vragen ca. 200 m2 ruimte. Hiervoor is dus ruim voldoende ruimte aanwezig, waarbij minimaal 10% van de waterberging zal bestaan uit zichtbare waterberging, conform de vastgestelde beleidsnotitie 'Duurzame nieuwbouw Waalre (zie 4.3.3)

In de planregels is tevens een voorwaardelijke verplichting opgenomen: "Het gebruiken van gronden conform de bestemming 'Wonen' is alleen toegestaan indien een waterbergingsvoorziening van ten minste 0,06 m³ per vierkante meter verharding is gerealiseerd en in stand wordt gehouden.

Watersysteemkwaliteit en ecologie

Ter voorkoming van diffuse verontreinigingen van water en bodem is het van belang om duurzame, niet-uitloogbare materialen te gebruiken, zowel gedurende de bouw- als de gebruiksfase. Hier wordt in paragraaf 4.2.2 (Grondwaterbeschermingsgebied) nader op ingegaan.

Afvalwaterketen en riolering

Conform de Leidraad Riolering en vigerend waterschapsbeleid is het voor nieuwbouw gewenst een gescheiden rioleringsstelsel aan te leggen zodat schoon hemelwater niet bij een rioolzuiveringsinstallatie terecht komt. Afvalwater wordt aangesloten op de bestaande gemeentelijke riolering. Voor hemelwater wordt de volgende voorkeursvolgorde aangehouden:

  • hemelwater vasthouden voor benutting,
  • (in-) filtratie van afstromend hemelwater,
  • afstromend hemelwater afvoeren naar oppervlaktewater.

De bestaande aansluiting en de capaciteit van het gemeentelijk riool zullen vóór aanvraag omgevingsvergunning nader worden onderzocht. Dan zullen ook de exacte lozingseenheden inzichtelijk zijn en zal bekend zijn hoe de nieuwe aansluitingen gerealiseerd zullen worden.

Klimaat

Om ervoor te zorgen dat hitte een probleem wordt in de toekomst zal er minimaal 40% schaduw komen op verblijfsplekken en belangrijke loop- en fietsroutes. Daarnaast zal de openbare ruimte zodanig ingericht worden, dat de afstand tot groene koele plekken vanaf elke plek maximaal 300 meter is, waarbij de groene plek minimaal 200 m2 beslaat.

5.7 Externe veiligheid

5.7.1 Toetsingskader

Bij ruimtelijke plannen dient ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten te worden gekeken, namelijk:

  • bedrijven waar opslag, gebruik en/of productie van gevaarlijke stoffen plaatsvindt;
  • vervoer van gevaarlijke stoffen over weg, spoor of water en door buisleidingen.

Bij de beoordeling van externe veiligheid wordt onderscheid gemaakt tussen het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon op een bepaalde plaats overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen, indien hij onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting of langs een vervoersas. De norm voor het GR is een oriëntatiewaarde. De gemeente heeft een verantwoordingsplicht als het GR toeneemt en/of de oriëntatiewaarde overschrijdt.

5.7.2 Toetsing

Uit de provinciale Risicokaart (figuur 4.7) volgt dat het projectgebied niet ligt in een PR-contour of in een invloedsgebied voor de bepaling van het GR van risicovolle inrichtingen: de dichtstbijzijnde risicobron is een transportroute voor gevaarlijke stoffen op een afstand van circa 500 meter en een tankstation op een afstand van circa 500 meter.

Het plangebied ligt voor beide bronnen op voldoende afstand.

afbeelding "i_NL.IMRO.0866.BP00219-0301_0023.png" Uitsnede provinciale risicokaart (bron: atlasleefomgeving.nl)

5.7.3 Conclusie

Het omgevingsaspect externe veiligheid is geen belemmering voor het project.

5.8 Geluid

5.8.1 Toetsingskader

Op grond van artikel 74 lid 1 Wet geluidhinder (Wgh) heeft elke weg een geluidzone, tenzij de weg in een woonerf ligt of voor die weg een maximumsnelheid van 30 km/uur geldt. Een geluidzone is het gebied aan weerszijden van een weg waarbinnen - bij de vaststelling van een bestemmingsplan, een afwijking van een bestemmingsplan of bij de aanleg of reconstructie van wegen - moet worden nagegaan of de geluidsituatie bij woningen of andere geluidgevoelige functies in overeenstemming is met de geluidvoorschriften uit de Wgh. De breedte van de geluidzone is afhankelijk van het aantal rijstroken en van de ligging van de weg, al dan niet binnen de bebouwde kom.

Wegen waarvoor een maximumsnelheid van 30 km/uur geldt hebben geen zone en vallen als zodanig buiten het regime van de Wgh. In het kader van de Wet ruimtelijke ordening moet wel worden beoordeeld of er sprake is van een goed woon- en leefklimaat.

5.8.2 Onderzoek wegverkeerslawaai

Wegverkeerslawaai

Het plangebied is gelegen in de geluidszone van de A2, Burgemeester Mollaan, Juliane de Lannloylaan en Primulalaan. In het kader van de Wgh maar ook in het kader van een goede ruimtelijke ordening is een akoestisch onderzoek uitgevoerd om binnen het plangebied nieuwe geluidsgevoelige objecten, zoals de voorgenomen ontwikkeling van woningen, te kunnen realiseren.

Het onderzoeksrapport wegverkeerslawaai is te lezen in Bijlage 4. Hieruit blijkt dat ten gevolge van de Burgemeester Mollaan en de niet-gezoneerde wegen Spirealaan treedt een overschrijding op van de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting van 48 dB. De maximaal te ontheffen waarde van 63 dB wordt niet overschreden.

Het treffen van bron- en overdrachtsmaatregelen is niet doelmatig. Gezien de geluidsbelasting van de Burgemeester Mollaan dient een hogere waarde te worden aangevraagd. Voor de woningen dient het akoestisch klimaat in de woning (het zogenaamde binnenniveau te worden gegarandeerd. Voor de omgevingsvergunning ten behoeve van de bouw van de woningen is een nader onderzoek naar de geluidwering van de gevels noodzakelijk.

Met deze voorwaarden zal rekening worden gehouden.

Industrie- of inrichtingslawaai

Naast het wegverkeerslawaai is er geen sprake van industrie- of inrichtingslawaai.

5.9 Ecologie

5.9.1 Toetsingskader

Ter voorbereiding van een ruimtelijk plan of besluit moet worden onderzocht of de Wet natuurbescherming (Wnb) en het beleid van de provincie ten aanzien van de bescherming van dier- en plantensoorten en van natuurgebieden de uitvoering van het plan of project niet in de weg staan. In elk geval moet aannemelijk zijn dat de vergunning of ontheffing van de bij of krachtens deze wet geldende verbodsbepalingen kan worden verkregen voor de activiteiten die met het plan of besluit mogelijk worden gemaakt.

In de Wnb zijn alle bepalingen met betrekking tot de bescherming van natuurgebieden en dier- en plantsoorten samengebracht in één wet. De Wnb implementeert diverse Europeesrechtelijke regelgeving, zoals de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn in de Nederlandse wetgeving.

Soortenbescherming

In de Wnb is soortbescherming opgedeeld in drie categorieën. Voor elke categorie gelden verschillende verbodsbepalingen die zijn vermeld in artikel 3.1, 3.5 en 3.10 Wnb. Het gaat om de volgende drie categorieën:

  • soorten van de Vogelrichtlijn;
  • soorten van de Habitatrichtlijn, inclusief bijlage I en II uit verdrag van Bern en bijlage I uit Verdrag van Bonn;
  • 'andere soorten' (onderdeel A 'fauna' en onderdeel B 'flora').

De verbodsbepalingen en ontheffingsgronden voor de eerste twee categorieën komen rechtstreeks uit de Vogel- en Habitatrichtlijn. De derde categorie vindt zijn oorsprong in de nationale wetgeving.

Gebiedsbescherming

De Wnb kent diverse soorten beschermde natuurgebieden: Natuurnetwerk Nederland (NNN) en Natura 2000-gebieden. Wat betreft Natura 2000-gebieden:

  • verankert de Wnb e Europese gebiedsbescherming van Natura 2000, bestaande uit Speciale Beschermingszones (SBZ's) op grond van de Europese Vogel- en Habitatrichtlijn, in de Nederlandse wetgeving;
  • vormt de Wnb de wettelijke basis voor de aanwijzingsbesluiten met instandhoudingsdoelstellingen;
  • legt de rol van bevoegd gezag voor verlening van vergunningen meestal bij de provincies.

Voor Natura 2000-gebieden gelden onder meer de volgende verplichtingen:

  • De overheid dient ervoor te zorgen dat de kwaliteit van de natuurlijke habitats en de habitats van soorten in de speciale beschermingszones niet verslechtert. Tevens mag er geen verstoring optreden voor de soorten waarvoor de zones zijn aangewezen.
  • Voor elk plan of project dat niet direct verband houdt met of nodig is voor het beheer van het gebied, maar afzonderlijk of in combinatie met andere plannen of projecten significante gevolgen kan hebben voor zo'n gebied, wordt een passende beoordeling gemaakt van de gevolgen voor het gebied. Bevoegde nationale instanties geven slechts toestemming voor het plan of project nadat zij de zekerheid hebben verkregen dat de natuurlijke kenmerken van het gebied niet worden aangetast.
  • Als een plan of project om dwingende reden van groot openbaar belang toch moet worden gerealiseerd, terwijl significant negatieve effecten niet kunnen worden uitgesloten, moeten alle nodige compenserende maatregelen worden genomen om te waarborgen dat de algehele samenhang van het Europees ecologisch netwerk (Natura 2000) bewaard blijft.

Bij de beoordeling van de gevolgen van plannen, projecten en handelingen voor de instandhoudingsdoelstellingen spelen onder andere de ecologische effecten van verzuring en vermesting door een eventuele toename van stikstofdepositie een rol. Uit jurisprudentie volgt dat in een overbelaste situatie al bij een kleine toename van stikstofdepositie sprake kan zijn van significante negatieve effecten. In dat geval is een passende beoordeling noodzakelijk.

Gebieden die deel uitmaken van het Natuurnetwerk Nederland (NNN) worden aangewezen in de provinciale verordening. Het NNN is in Noord-Brabant uitgewerkt als Natuurnetwerk Brabant (NNB). Voor dit soort gebieden geldt het 'nee, tenzij' principe, wat inhoudt dat binnen deze gebieden in beginsel geen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogen plaatsvinden.

5.9.2 Onderzoek soortenbescherming

Om in beeld te brengen of het planvoornemen mogelijk verbodsbepalingen uit de Wnb veroorzaakt is een quickscan flora & fauna uitgevoerd. De quickscan heeft als doel de effecten op (mogelijk) aanwezige beschermde flora en fauna te toetsen alvorens de werkzaamheden gestart kunnen worden. Om te onderzoeken of de voorgenomen ontwikkelingen negatieve effecten hebben op beschermde soorten, is een veldbezoek uitgevoerd. Daarbij is beoordeeld of er mogelijk beschermde soorten in de invloedsfeer van het plangebied voorkomen en of de voorgenomen ontwikkelingen mogelijk in strijd zijn met de Wet natuurbescherming. Daarnaast is beoordeeld of er nader onderzoek nodig is om de aan- of afwezigheid van beschermde soorten uit te sluiten en of er een ontheffing nodig is voor de uitvoering van de werkzaamheden. De quickscan flora- en fauna is toegevoegd als Bijlage 6 bij deze toelichting. Hierna volgen de resultaten en conclusies.

De beoogde ontwikkeling heeft mogelijk negatieve effecten op door de Wnb beschermde soorten, namelijk algemene broedvogels en vleermuizen. Door het nemen van mitigerende maatregelen kunnen negatieve effecten op broedende vogels worden voorkomen. Dit kan door te werken buiten het broedseizoen (maart t/m augustus) of een broedvogelcontrole uit te voeren voorafgaand aan de start van de werkzaamheden. Nader onderzoek naar deze soorten is daarom niet nodig.


Voor vleermuizen is een nader onderzoek (zie Bijlage 11) uitgevoerd conform de vastgestelde soortspecifieke protocollen en methodes. Er zijn in het plangebied 4 zomerverblijfplaatsen, 3 paarverblijfplaatsen, 2 kraamverblijfplaatsen en één massawinterverblijfplaats van gewone dwergvleermuis aangetroffen, daarnaast zijn er nog twee zomerverblijfplaatsen van laatvlieger aanwezig in het plangebied. De beoogde ontwikkelingen zorgen voor vernietiging van de verblijfplaatsen en het verstoren van individuen. Dit is in strijd met verbodsbepalingen in de Wet natuurbescherming. Een ontheffing van de Wnb is zodoende noodzakelijk.

5.9.3 Onderzoek gebiedsbescherming

Het plangebied maakt geen onderdeel uit van Natuurnetwerk Brabant (figuur 4.10). Door de afstand van in ieder geval 340 meter heeft het plangebied geen directe invloed op deze natuur.

Het plangebied ligt op circa 1,4 kilometer van de rivier de Tongelreep (figuur 4.11). Deze rivier maakt onderdeel uit van het Natura 2000-gebied 'Leenderbos Groote Heide & Plateaux. Het plangebied kan een negatieve invloed hebben op het Natura 2000-gebied door de stikstofdepositie in de realisatiefase en in de gebruiksfase door de toename aan verkeer. Om uit te zoeken dat er geen stikstofdepositie in beide fases is op dit Natura 2000-gebied, zijn er stikstofdepositieberekeningen uitgevoerd in de AERIUS tool (versie 2022). pm

afbeelding "i_NL.IMRO.0866.BP00219-0301_0024.png"

Beschermde gebieden rondom plangebied (bron: tauw)

5.9.4 Conclusie

De relevante emissies van stikstofoxiden (NOx) en ammoniak (NH3) tijdens de aanlegfase vinden plaats door de verkeersbewegingen ten behoeve van de af- en aanvoer van materialen, het vervoer van personeel, de inzet van mobiele werktuigen tijdens de sloop en constructie, het gasverbruik en de verkeersbewegingen van de bewoners die tijdens de werkzaamheden blijven wonen en het stationair draaien van het vrachtverkeer. De relevante emissies tijdens de gebruiksfase vinden plaats door de verkeersbewegingen van en naar het plan.


Uit oriënterend onderzoek (zie Bijlage 5) blijkt dat, gezien de schaal en de locatie van het plan, het projecteffect van zowel de aanlegfase als de gebruiksfase > 0,00 mol/ha/jaar is. Voor zowel de aanleg- als de gebruiksfase wordt derhalve aansluiting gezocht bij interne saldering en is een verschilberekening gemaakt. Hierbij is de stikstofdepositie van beide fases vergeleken met de depositie ten gevolge van de referentiesituatie.


De berekening van het projecteffect van zowel de aanleg- als de gebruiksfase met de verschilberekeningen zijn verricht met behulp van het programma AERIUS Calculator. Uit de verschilberekeningen blijkt dat het projecteffect op de Natura 2000-gebieden van zowel de aanleg- als de gebruiksfase ten opzichte van de referentiesituatie kleiner dan of gelijk is aan 0,00 mol/ha/jaar. Bij een dergelijk projecteffect zal het beoogde plan niet voor een significante toename in stikstofdepositie zorgen en kunnen negatieve effecten worden uitgesloten.

5.10 Luchtkwaliteit

5.10.1 Toetsingskader

De hoofdlijnen voor regelgeving rondom luchtkwaliteitseisen staan beschreven in de Wet milieubeheer (hoofdstuk 5, titel 5.2 Wm). Hierin zijn grenswaarden opgenomen voor luchtvervuilende stoffen. Voor ruimtelijke projecten zijn fijn stof (PM10 en PM2,5) en stikstofdioxide (NO2) de belangrijkste stoffen. Een project is toelaatbaar als aan één van de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • er is geen sprake van een feitelijke of dreigende overschrijding van een grenswaarde;
  • het project leidt per saldo niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit;
  • het project is opgenomen in het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) of een regionaal programma van maatregelen;
  • het project draagt alleen 'niet in betekenende mate' (NIBM) bij aan de luchtverontreiniging conform het Besluit NIBM en Regeling NIBM. Een project is twee gevallen 'niet in betekenende mate':
    • 1. het project behoort tot de lijst met categorieën van gevallen (inrichtingen, kantoor- en woningbouwlocaties) die is opgenomen in de Regeling NIBM;
    • 2. het project heeft een toename van minder dan 3% van de jaargemiddelde concentratie NO2 en PM10 (1,2 µg /m³).
5.10.2 Toetsing

De ontwikkeling betreft een netto toevoeging van 21 woningen, waarbij het projectgebied ontsloten wordt door twee ontsluitingswegen met een gelijkmatige verkeersverdeling. Hiervoor geldt het 3% criterium, waarbij onder de 1.500 woningen formeel niet getoetst hoeft te worden aan de luchtkwaliteit.

Voor de luchtkwaliteit ter plaatse van het plangebied is gebruik gemaakt van de Grootschalige Concentratie- en Depositiekaarten Nederland (GCN en GDN). Ter plaatse van het plangebied moet sprake zijn van een aanvaardbaar leef- en woonklimaat. Daarvoor gelden de volgende grenswaarden:

Tabel 4.3: Grenswaarden maatgevende stoffen Wm

stof   toetsing van   grenswaarde  
stikstofdioxide (NO2))   jaargemiddelde concentratie   40 µg/m³  
fijn stof (PM10)   jaargemiddelde concentratie   40 µg/m³  
  24-uurgemiddelde concentratie   max. 35 keer p.j. meer dan 50 µg/m³  
Fijn stof (PM2,5)   jaargemiddelde concentratie   25 µg/m³  

De concentraties ter plaatse van het plangebied zijn als volgt:

  • Stikstofdioxide (NO2): 10 tot 15 µg/m3
  • Fijn stof (PM2,5): 8 tot 10 µg/m3
  • Fijn stof (PM10): 14 tot 16 µg/m3

Alle waarden in dit gedeelte van de gemeente Waalre blijven dus ruim onder de grenswaarden (tabel 4.3).

5.10.3 Conclusie

Het omgevingsaspect luchtkwaliteit is geen belemmering voor het project.

Hoofdstuk 6 Juridische planopzet

6.1 Algemeen

De verschillende bestemmingen en bouwmogelijkheden zoals verwoord in de voorgaande hoofdstukken, zijn vastgelegd in de regels en verbeelding. Dit hoofdstuk beschrijft de juridische vormgeving van voorliggend bestemmingsplan.

6.2 Planregels

In de volgende paragrafen is een toelichting opgenomen van de in de regels opgenomen bestemmingen.

6.2.1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In dit artikel is een omschrijving gegeven van de in het bestemmingsplan gebruikte begrippen. Deze worden opgenomen om interpretatieverschillen te voorkomen.

Artikel 2 Wijze van meten

In artikel 2 is een omschrijving gegeven van de te gebruiken wijze van meten.

6.2.2 Bestemmingsregels

De regels in verband met de bestemmingen kennen alle een gelijke opbouw (voor zover van toepassing). De bestemmingsomschrijving betreft de centrale bepaling van elke bestemming. Het betreft een omschrijving waarin limitatief de functies worden genoemd, die binnen de bestemming zijn toegestaan.

De bouwregels zijn direct gerelateerd aan de bestemmingsomschrijving. Ook het gebruik van gronden en bebouwing is gekoppeld aan de bestemmingsomschrijving. In de bouwregels staan uitsluitend bepalingen die betrekking hebben op het bouwen. Bouwregels zijn dan ook alleen van toepassing bij de toetsing van aanvragen om bouwvergunning. De afwijking van de bouwregels geven burgemeester en wethouders de bevoegdheid om onder voorwaarden door middel van een omgevingsvergunning afwijken van een specifieke regel.

De specifieke gebruiksregels vormen een nadere concretisering van het toegestane gebruik. In het kader van een aanlegvergunningstelsel zijn bepaalde werken en werkzaamheden niet toegestaan zonder dat hiervoor een aanlegvergunning is verkregen van het daartoe bevoegde gezag.

In dit bestemmingsplan is één bestemming opgenomen.

Artikel 3 Wonen

Binnen de bestemming 'Wonen' is geregeld waar en hoe gebouwd mag worden. Deze bestemming is gelegd op de in het plangebied gelegen gronden met woningen en de bijbehorende erven. Ook het parkeerterrein is in deze bestemming ondergebracht, omdat deze parkeerplaatsen zijn beoogd voor de onderhavige woningen, evenals de beoogde groenvoorzieningen.


Het gebouw dat door zijn constructie of afmetingen als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken, wordt beschouwd als het hoofdgebouw. Hoofdgebouwen moeten binnen de bouwvlakken worden gebouwd waarbij de bouwvlakken volledig mogen worden bebouwd.


In de verbeelding zijn de maximum toegestane bouwhoogtes opgenomen. Dat betreft o.a. een lagere toegestane bouwhoogte ter plaatse van het entreegebied en voor de maximum bouwhoogte van het appartementengebouw is de bestaande bouwhoogte opgenomen + één verdieping van ca. 3,00 meter.

Tevens is binnen deze bestemming, ter plaaste van de functieaanduiding 'maatschappelijk', een voorziening mogelijk in de vorm van een ontmoetingsruimte, ondergeschikt aan (zorg)wonen.

6.2.3 Algemene regels

In hoofdstuk 3 van de regels is een aantal standaardbepalingen opgenomen te weten, de anti-dubbeltelbepaling, algemene bouwregels, algemene afwijkingen bestemmingsplan, algemene wijzigingsregels en de algemene procedureregels.

Artikel 5 Anti-dubbeltelregel

De anti-dubbeltelregel is opgenomen om te voorkomen dat, wanneer volgens een bestemmingsplan bepaalde gebouwen en bouwwerken niet meer dan een bepaald deel van een bouwperceel mogen beslaan, het opengebleven terrein niet nog eens meetelt bij het toestaan van een ander gebouw of bouwwerk, waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld.

Artikel 6 Algemene bouwregels

In dit artikel is geregeld dat overschrijding van het bouwvlak en/of bestemmingsvlak en de bouwhoogte van ondergeschikte bouwdelen is toegestaan met een maximale maat. De oppervlakte van balkons is hierin ook gemaximeerd. Ook is er een maximale hoogte van brandtrappen opgenomen.

Daarnaast wordt in dit artikel, bij de toepassing van regels van het bestemmingsplan, de aanvullende werking van de bouwverordening uitgesloten. Verder wordt in dit artikel een opsomming gegeven van onderwerpen, waarop de bouwverordening wel van toepassing is.

Artikel 7 Algemene gebruiksregels

In dit artikel is aan burgemeester en wethouders de bevoegdheid gegeven om af te wijken van het bepaalde, in het bestemmingsplan geregelde onderwerpen. Hierbij gaat het om afwijkingsregels die gelden voor alle bestemmingen in het plan.

Artikel 9 Algemene afwijkingsregels

In dit artikel is aan burgemeester en wethouders de bevoegdheid gegeven om door middel van een omgevingsvergunning af te kunnen wijken van de regels.

6.2.4 Overgangs- en slotregels

Artikel 10 Overgangsrecht

In deze bepaling is vorm en inhoud gegeven aan het overgangsrecht.

Artikel 11 Slotregel

Als laatste is de slotregel opgenomen. Deze bepaling omschrijft de titel van het plan.

6.3 Verbeelding

Bij dit bestemmingsplan behoort de digitale en analoge tekening met nummer NL.IMRO.0866.BP00219-0301.

Hoofdstuk 7 Uitvoerbaarheid

7.1 Handhaving

Het ontwikkelen van beleid en de vertaling daarvan in een bestemmingsplan heeft geen zin, indien na de vaststelling van het bestemmingsplan geen handhaving plaatsvindt. Daarom is het belangrijk om reeds ten tijde van het opstellen van een bestemmingsplan aandacht te besteden aan de handhaafbaarheid van de voorgeschreven regels. Drie factoren zijn van wezenlijk belang voor een goed handhavingsbeleid.

a. Voldoende kenbaarheid van het plan

Een goed handhavingsbeleid begint bij de kenbaarheid van het bestemmingsplan bij degenen die het moeten naleven. De Algemene wet bestuursrecht (Awb), afdeling 3.4 bevat enkele waarborgen ten aanzien van de te volgen procedure. In de bestemmingsplanprocedure zijn conform de gemeentelijke inspraakprocedure en conform afdeling 3.4 van de Awb een aantal inspraakmomenten ingebouwd.

b. Realistische en inzichtelijke regeling

Een juridische regeling dient inzichtelijk en realistisch te zijn; dat wil zeggen niet onnodig beperkend of inflexibel. Bovendien moeten de bepalingen goed controleerbaar zijn. De regels moeten derhalve niet meer regelen dan noodzakelijk is.

c. Actief handhavingsbeleid

Het sluitstuk van een goed handhavingsbeleid is voldoende controle van de feitelijke situatie in het plangebied. Daarnaast moeten adequate maatregelen worden getroffen indien de regels worden overtreden. Indien dit wordt nagelaten, ontstaat een grote mate van rechtsonzekerheid.

7.2 Economische uitvoerbaarheid

Artikel 3.1.6. van het Bro bepaalt dat in een vast te stellen bestemmingsplan een toelichting moet worden opgenomen, waarin (o.a.) de inzichten staan over de uitvoerbaarheid van het plan.

Het onderhavige plan bevat een bouwplan als bedoeld in artikel 6.2.1 Bro. De grondexploitatiewet (afdeling 6.4 van de Wro) is om die reden van toepassing en in beginsel is dus een exploitatieplan vereist.

Gelet op het bepaalde in artikel 6.12 lid 2 van de Wro hoeft in casu echter geen exploitatieplan te worden opgesteld. Doordat met initiatiefnemer een anterieure (realisatie)overeenkomst wordt gesloten, is het verhaal van kosten die de gemeente moet maken 'anderszins verzekerd' door die overeenkomst.

Het aspect planschade is opgenomen in de anterieure overeenkomst.

Conclusie

Gelet op het voorgaande is het plan economisch uitvoerbaar.

Hoofdstuk 8 Procedure

Voordat het bestemmingsplan rechtskracht verkrijgt, dient de procedure te worden doorlopen, zoals deze is neergelegd in de Wet ruimtelijke ordening.

8.1 Inspraak en vooroverleg

Inspraak

Op 27 september 2022 heeft een uitgebreide omgevingsdialoog plaats gevonden voor alle geïnteresseerden uit de omgeving. Hierbij zijn direct omwonenden per brief uitgenodigd, is een algemene uitnodiging geplaatst in de Schakel en zijn ook raadsladen uitgenodigd via de griffie. Tevens is de omgevingsdialoog in gezamenlijkheid met de nieuwbouwontwikkeling van zorginstelling Oktober is gehouden. De nieuwbouwontwikkeling van Oktober valt buiten dit bestemmingsplan.

Tijdens deze inloopavond werd de stedenbouwkundige massastudie gepresenteerd en kon men vragen stellen aan de betrokken partijen. Na de inloopavond werd een mailadres opengesteld waar mensen hun reactie heen konden sturen. Hiervan is veelvuldig gebruik gemaakt. Zie ook Bijlage 7.


De reacties op de omgevingsdialoog zijn vervolgens verzameld en verwerkt. Een verslag van de omgevingsdialoog is als Bijlage 8 bijgevoegd.

Daarnaast heeft er op 6 juli 2023 heeft een “braderie” plaatsgevonden waarbij de buurt is geïnformeerd. Informatie hierover is opgenomen in Bijlage 9.

De volledige participatieplanning is opgenomen als


Vooroverleg

In het kader van het vooroverleg is het bestemmingsplan toegezonden aan de provincie Noord-Brabant en het waterschap De Dommel. De opmerkingen zijn verwerkt in het bestemmingsplan.

8.2 Vaststelling

Het ontwerpwijzigingsplan heeft van 13 december 2023 tot en met 23 januari 2024 ter inzage gelegen. In deze periode kon eenieder zienswijzen indienen.

Tijdens deze termijn zijn zienswijzen ingediend. Deze zienswijzen zijn binnen de wettelijke termijn binnengekomen en derhalve ontvankelijk. Het betreffen de zienswijzen van een (1) indiener, een particulier en omwonende. De provincie Noord Brabant en het Water-schap De Dommel hebben aangegeven in te kunnen stemmen met het plan.


In de nota van beantwoording zienswijzen (zie Bijlage 12) worden de zienswijzen inhoudelijk puntsgewijs samengevat en beantwoord met een reactie door de gemeente.

8.3 Beroep

Na vaststelling van het bestemmingsplan kan binnen 6 weken na bekendmaking beroep worden ingediend bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State.