ontwerp |
NL.IMRO.0866.PB00006-0104 |
In de Wet geluidhinder is vastgelegd dat geluidsgevoelige objecten (woningen, scholen, bepaalde bedrijven, en dergelijke) geen hinder mogen ondervinden van geluid afkomstig van verkeers- of spoorwegen en/of industrieterreinen.
Er is een akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai fase 1 (Tritium advies bv, nr. 1101/016/RV, d.d. 27 september 2011) uitgevoerd naar aanleiding van de beoogde herontwikkeling van het Brabantiaterrein.
Voor wegverkeerslawaai is het plan gelegen binnen de geluidzone van de wegen Eindhovenseweg, Brabantialaan en Raadhuisstraat.
De geluidbelasting ten gevolge van het wegverkeer op de Raadhuisstraat blijft onder de voorkeursgrenswaarde voor wegverkeerslawaai van 48 dB. De geluidbelasting ten gevolge van het wegverkeer op de Brabantialaan overschrijdt ter hoogte van het onderzoeksgebied de voorkeursgrenswaarde. De maximale ontheffingswaarde van 63 dB voor nieuwbouw in stedelijk gebied wordt echter niet overschreden.
De geluidbelasting ten gevolge van het wegverkeer op de Eindhovenseweg overschrijdt ter plaatse van het onderzoeksgebied (inclusief fase 1) eveneens de voorkeursgrenswaarde voor wegverkeerslawaai. Voor de beoogde nieuw te bouwen appartementen geldt dat de maximale ontheffingswaarde van 63 dB nergens wordt overschreden. Het is mogelijk om een beschikking hogere grenswaarde aan te vragen bij de gemeente indien er overwegende bezwaren zijn de geluidbelasting door bron- en overdrachtsmaatregelen terug te brengen.
Bij overdrachtsmaatregelen wordt bekeken of tussen geluidbron en ontvanger de geluidoverdracht belemmerd kan worden. Dit kan onder andere door een geluidscherm. Bij maatregelen aan de geluidbron wordt bekeken of het geluidniveau van de veroorzaker van het geluid gereduceerd kan worden. Dit kan onder andere door stillere voertuigen, verlaging van de maximum snelheid of een stiller wegdek.
Het aanleggen van een geluidwal of geluidscherm gericht op het terugbrengen van de geluidbelasting tot de hoogst toelaatbare geluidbelasting ontmoet in de onderhavige situatie overwegende bezwaren van stedenbouwkundige en landschappelijke aard. Voor het toepassen van een stiller wegdek geldt dat dit overwegende bezwaren ontmoet van financiële aard. Het is vanuit financieel oogpunt namelijk niet realistisch dat het bouwplan de extra kosten die dit met zich meebrengt kan dragen. Bovendien wordt bij het toepassen van een stiller wegdek de voorkeursgrenswaarde nog altijd overschreden en voldoet deze maatregel dus niet aan het doelmatigheidscriterium. Derhalve wordt onderbouwd verzocht hogere grenswaarde te verlenen conform artikel 110a, lid 5 van de Wet geluidhinder. Deze hogere grenswaardenprocedure zal gelijk oplopen met de ruimtelijke procedure.
Ter bepaling van de geluidwering van de gevels dient de totale geluidbelasting te worden berekend. Hiertoe mag geen reductie conform artikel 110g Wgh worden toegepast. Volgens het Bouwbesluit dient de karakteristieke geluidwering van de gevel GA;k voor verblijfsgebieden in een woonfunctie minimaal de gecumuleerde geluidbelasting minus 33 dB te bedragen. Verder wordt er van uitgegaan dat een gevel bij een normale bouwkundige opzet aan de minimaal vereiste GA;k van 20 dB voldoet, waardoor er bij een cumulatieve geluidbelasting die groter is dan 53 dB derhalve reeds een aanvullend onderzoek nodig is ter bepaling van de geluidwering van de gevel.
Bij toepassing van de juiste geluidwerende materialen en maatregelen (conform het aanvullend onderzoek) is een binnenniveau van 33 dB gewaarborgd en is er dus te allen tijde sprake van een goed woon- en leefklimaat. Bij met name de hoekappartementen zal er echter niet altijd sprake zijn van de aanwezigheid van een geluidluwe gevel c.q. buitenruimte. Bij de verdere (steden)bouwkundige uitwerking van het plan dient hier derhalve de nodige aandacht aan te worden besteed.