direct naar inhoud van 4.3 Archeologie
Plan: Heuvelstraat 18
Status: vastgesteld
Plantype: wijzigingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0866.WP00155-0001

4.3 Archeologie

Teneinde de mogelijke effecten van de voorgenomen uitbreiding op eventueel aanwezige archeologische waarden te kunnen beoordelen is door ArcheoPro5 een Inventariserend Veldonderzoek uitgevoerd in het plangebied. Het archeologisch onderzoek betrof een inventariserend veldonderzoek met bureaustudie. Het bureauonderzoek heeft tot doel om op basis van beschikbare informatie te komen tot een gespecificeerd archeologisch verwachtingsmodel. Het inventariserend veldonderzoek heeft vervolgens tot doel om het gespecificeerd archeologisch verwachtingsmodel te toetsen door middel van veldwaarnemingen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0866.WP00155-0001_0023.png"

5 ArcheoPro Archeologisch rapport nr 9126. Heuvelstraat. Waalre, gemeente Waalre. Inventariserend veldonderzoek (IVO-O); bureauonderzoek en karterend booronderzoek 21-01-2010.

Volgens het gespecificeerd archeologisch verwachtingsmodel geldt voor het plangebied een hoge verwachting voor wat betreft de aanwezigheid van archeologische resten daterend vanaf het paleolithicum tot en met de vroege middeleeuwen. Deze verwachting werd opgesteld op basis van de ligging op een verhoging in het beekdal en de aanwezigheid van enkeerdgronden.

Bij de bouw van het woonhuis met bijhorende stallen in de tweede helft van de 20ste eeuw bestaat er echter een grote kans dat de bodem verstoord is.

Om de kans op het aantreffen van archeologische indicatoren zo groot mogelijk te maken zijn binnen het plangebied 20 boringen gezet met behulp van een megaboor. Uit het met de edelmanboor met een diameter van 15 cm verrichte onderzoek blijkt dat de bodem binnen het plangebied sterk geroerd is tot in de C-horizont. Hierdoor worden binnen het plangebied geen behoudenswaardige vuursteenvindplaatsen van jagerverzamelaars uit het laat-paleolithicum en mesolithicum meer verwacht. Daarnaast is het plangebied vanwege de hoge grondwaterstand veel ongunstiger gelegen dan verwacht. Zo blijkt op het moment van onderzoek de grondwaterstand op slechts 10 cm beneden het maaiveld voor te komen.

Nederzettingsresten vanaf het neolithicum tot en met de vroeg middeleeuwen worden gekenmerkt door houten funderingspalen. Houtbouw is bijzonder gevoelig voor grondwater. Een hoge grondwaterstand is dan ook ongunstig om nederzettingsresten aan te treffen waardoor ook de verwachting voor landbouwnederzettingen vanaf het neolithicum naar laag kan worden bijgesteld. Ten slotte zijn tijdens het booronderzoek geen archeologische indicatoren aangetroffen.

Op basis van de resultaten van het onderzoek kan de archeologische verwachting voor het plangebied voor alle perioden naar laag worden bijgesteld en is er geen aanleiding om archeologisch vervolgonderzoek te adviseren. Evenmin zijn tijdens het onderzoek archeologische resten aangetroffen waarmee tijdens de verdere planvorming of bij de uitvoering van de geplande werkzaamheden rekening zou moeten worden gehouden. Voor het aspect archeologie worden dus geen nadere belemmeringen verwacht ten aanzien van de realisering van het initiatief.