1.1 Aanleiding en doel
Waterschap de Dommel streeft naar een invulling van de doelen uit het Provinciaal Waterplan 'Waar water werkt en leeft' 2010 - 2015 van de provincie Noord-Brabant.Voor het projectgebied van Tongelreep Brabantia geldt een opgave voor verbetering van de waterkwaliteit en waternatuur op grond van de Kaderrichtlijn Water (KRW), Waterwet en het Provinciaal Waterplan, welke zijn uitgewerkt in het Waterbeheerplan 2010 - 2015 'Krachtig Water' van het Waterschap de Dommel. Door het gebrek aan variatie in de beekbedding, het beekdal, de stroming en de verontreinigde waterbodem voldoet de Tongelreep niet aan de normen die vanuit de Kaderrichtlijn Water en functie waternatuur worden gesteld. De Tongelreep is in haar huidige vorm langs het onderhavige tracé vrijwel volledig genormaliseerd en meanders zijn verwijderd ten behoeve van het landbouwkundig gebruik. Waterschap de Dommel geeft invulling aan de KRW en functie waternatuur door het uitvoeren van het beekherstel.
Daarnaast maakt het plangebied voor een groot deel deel uit van de Ecologische hoofdstructuur. Met de voorgenomen maatregelen worden bestaande waarden versterkt en wordt invulling gegeven aan de geambieerde natuurbeheertypen conform het Natuurbeheerplan, 2012-2013 van de provincie Noord-Brabant.
Voorliggend wijzigingsplan is geschreven om het project beekherstel Tongelreep Brabantia ruimtelijk/planologisch mogelijk te maken. Hiervoor wordt gebruikt gemaakt van de wijzigingsbevoegdheid van artikel 7.5 uit de planregels van het vigerende bestemmingsplan Ekenrooi van de gemeente Waalre.
1.3 Vigerende plannen
De vigerende juridisch-planologische situatie van het plangebied is vastgelegd in het bestemmingsplan 'Ekenrooi' van de gemeente Waalre. Dit bestemmingsplan is op 26 april 2011 door de gemeenteraad vastgesteld.
Conform het bestemmingsplan Ekenrooi ligt binnen het plangebied de bestemming 'Sport' en de gebiedsaanduiding wro-zone - wijzigingsgebied. (zie figuur 1.2).
Figuur 1.2. Uitsnede bestemmingsplan 'Ekenrooi'
Met behulp van de wijzigingsbevoegheid van het vigerende plan is het mogelijk om de juiste planologisch juridische situatie te creëren middels een wijzigingsplan. Voor het projectgebied wordt een plan opgesteld waarbij de huidige bestemmingen naar andere, binnen het bestemmingplan Ekenrooi aanwezige bestemmingen (o.a. natuur en water) gewijzigd worden.
2.1 Algemeen
Het plangebied Tongelreep Brabantia ligt in de kern Aalst (gemeente Waalre) en wordt begrensd door de Brabantialaan in het zuiden en de Eindhovenseweg in het noorden.
De Tongelreep stroomt ten noorden van de Brabantialaan een driehoek binnen. Binnen deze driekhoek ligt centraal de beek met aan de westoever particuliere huiskavels en het Brabantia herontwikkelingsterrein. Aan de oostzijde ligt een sportterrein met diverse sportvelden. De oostelijke oever wordt gekenmerkt door een eikenrij. In het noorden stroomt de Tongelreep tussen een bestaand gevarieerd bos door, gelegen ten oosten en westen van de beek.
De Tongelreep stroomt deels door bebouwd en deels door agrarisch gebied, waardoor waardevolle vegataties alleen plaatselijk langs de beek voorkomen.
Recreatie in het beekdal van de Tongelreep is veelal extensief. Delen van het beekbal zijn beperkt toegangelijk voor recreatie.
3.1.1 Kaderrichtlijn Water
In de Kaderrichtlijn Water (KRW) geeft de Europese Unie regels voor de bescherming van het oppervlaktewater en het grondwater. De lidstaten van de Europese Unie zijn verplicht deze regels op te nemen in hun wetgeving. In Nederland vertaalt de Rijksoverheid de KRW in landelijke beleidsuitgangspunten, kaders en instrumenten. Hier worden de beleidsuitgangspunten, kaders en instrumenten vastgesteld, zoals criteria voor het typeren van waterlichamen of uitgangspunten voor monitoring.
De staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu is eindverantwoordelijke voor de uitvoering van de KRW. Hij is eindverantwoordelijk mede namens de andere rijkspartijen en in nauw overleg met provincies, waterschappen en gemeenten. In het Nationaal bestuursakkoord Water (NBW) is de samenwerking in het waterbeheer en -beleid tussen deze partijen vastgelegd. Hier valt ook de uitvoering van de KRW onder.
In de Kader Richtlijn Water zijn normen opgesteld voor onder andere chemie, voorkomen van doelsoorten vis, voorkomen van grote diversiteit aan ongewervelden en de morfologie van de beek. Voor de Tongelreep is het KRW-streefbeeld type R4, “langzaam stromende middenloop” vastgesteld waaraan de beek moet gaan voldoen.
Het waterschap is in het kader van de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) een resultaatsverplichting aangegaan om het watersysteem te verbeteren met betrekking tot morfologie en waterkwaliteit. Deze is vastgelegd in het Stroomgebiedsbeheerplan Maas (2009) en overgenomen in het Waterbeheerplan 'Krachtig Water' (2010) van Waterschap De Dommel.
Binnen het project Tongelreep Brabantia zorgt het waterschap ervoor dat natuurlijke processen ontstaan die het behalen van de normen van de Kader Richtlijn Water bewerkstelligen. Om morfologische beekprocessen in werking te laten treden is hermeandering en inrichting van een natuurlijk beekdal noodzakelijk. Onderdeel van een natuurlijke beek is vismigratie. Door aanleg van de meanders voldoet het waterschap aan de normen voor een natuurlijke beek met vismigratie voor alle doelsoorten vis.
3.2.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte
Per 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte in werking getreden. Hierin geeft het Rijk een totaalbeeld van het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid op rijksniveau. Het Rijk schetst haar ambities tot 2040 en doelen, belangen en opgaven tot 2028. Het Rijk streeft naar een Nederland dat concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig is. Nederland moet een land blijven waarin het goed wonen en werken is. Dat kan alleen als ons land zich economisch kan blijven meten met andere landen. Als onze steden en dorpen voldoende goede woningen hebben en net als onze werkgebieden goed bereikbaar zijn. Een goede toekomst veronderstelt ook dat mensen, gebouwen en goederen in onze laaggelegen delta veilig zijn tegen het water en de leefbaarheid in stad en land gewaarborgd is.
In de SVIR zijn drie hoofddoelen geformuleerd om Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig te houden voor de middellange termijn (2028):
- Het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijke-economische structuur van Nederland.
- Het verbeteren, instandhouden en ruimtelijk zekerstellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat.
- Het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn.
- Deze drie hoofddoelen zijn onder verdeeld in verschillende nationale belangen.
Één van deze nationale belangen is ruimte voor een nationaal netwerk van natuur voor het overleven en ontwikkelen van flora- en faunasoorten. Om flora- en faunasoorten in staat te stellen om op lange termijn te overleven en zich te ontwikkelen zijn vanuit ruimtelijk oogpunt twee zaken essentieel: het behoud van leefgebieden en de mogelijkheden om zich te kunnen verplaatsen tussen leefgebieden.
Het Rijk is verantwoordelijk voor en door de EU aanspreekbaar op het nakomen van die aangegane verplichtingen. Binnen de door het Rijk gestelde kaders begrenzen, beschermen en onderhouden de provincies een natuurnetwerk met de juiste ruimtelijke, water- en milieucondities voor kenmerkende ecosystemen van (inter)nationaal belang. Dit provincie- en landsgrensoverschrijdende netwerk is de herijkte nationale Ecologische Hoofdstructuur (EHS).
3.2.3 Waterwet
Het project beekherstel Tongelreep Brabantia levert een bijdrage aan de doelstellingen uit de Waterwet. De Waterwet regelt het beheer van oppervlaktewater en grondwater, en verbetert ook de samenhang tussen het waterbeheer en de ruimtelijke ordening. De Waterwet is in 2009 in werking getreden en vervangt diverse oude Nederlandse wetten op het gebied van waterbeheer. De Waterwet is een vertaling van Europese doelstellingen op het gebied van waterkwaliteit en waterkwantiteit uit de Kaderrichtlijn Water (KRW). Hierbij worden normen benoemd voor waterkwaliteit die zijn vastgelegd in de Wet milieubeheer, de KRW en de Grondwaterrichtlijn.
De Waterwet kent drie doelstellingen:
- het voorkomen en waar nodig beperken van overstromingen, wateroverlast en waterschaarste (waterkwantiteit);
- het beschermen en verbeteren van de chemische en ecologische kwaliteit van watersystemen (waterkwaliteit);
- het vervullen van overige maatschappelijke functies van het watersysteem.
De geplande maatregelen voor Beekherstel Tongelreep Brabantia zijn vooral gericht op verbetering van de ecologische kwaliteit van het watersysteem (doelstelling 2).
Conclusie
Het voorliggende plan past binnen het hiervoor beschreven rijksbeleid.
3.3.1 Structuurvisie Noord-Brabant
Op 1 oktober 2010 is de Structuurvisie Ruimtelijke Ordening (SVRO) vastgesteld door Provinciale Staten. De SVRO bevat de hoofdlijnen van het provinciaal ruimtelijk beleid tot 2025 (met een doorkijk naar 2040). De structuurvisie is opgebouwd uit twee delen (A en B) en een uitwerking.
Deel A bevat de hoofdlijnen van het beleid. Hierin heeft de provincie haar belangen gedefinieerd en ruimtelijke keuzes gemaakt. Deze belangen en keuzes zijn gebaseerd op trends en ontwikkelingen. Ook beschrijft de provincie vanuit welke filosofie ze haar doelen wil bereiken. Die is: 'samenwerken aan kwaliteit'. De provincie realiseert haar doelen op vier manieren: door regionaal samen te werken, te ontwikkelen, te beschermen en te stimuleren.
In deel B beschrijft de provincie vier ruimtelijke structuren: de groenblauwe structuur, het landelijk gebied, de stedelijke structuur en de infrastructuur. De uitwerking bestaat uit 'gebiedspaspoorten'. Daarin beschrijft de provincie welke landschapskenmerken zij op regionaal niveau van belang vindt en hoe deze versterkt kunnen worden.
De woonwensen en de leefbaarheid in de dorpen en steden, de behoefte aan gebiedseigenheid en identiteit van stad, dorp en landschap en klimaatverandering staan in de volle aandacht. Noord-Brabant wil blijven ontwikkelen, maar Noord-Brabant stelt ook eisen aan de kwaliteit van de leefomgeving. Daarom gaat de provincie, meer dan voorheen, duurzaam en zorgvuldig om met de leefomgeving en de ruimte. Ze wil een goede relatie creëren tussen wonen en werken in de stedelijke omgeving en een groene landelijk omgeving daarbuiten. Hierbij staan dertien ruimtelijke belangen centraal. De voor dit plan (in meer of mindere mate) relevante ruimtelijke belangen zijn:
- regionale contrasten;
- een multifunctioneel landelijk gebied;
- een robuust en veerkrachtig water- en natuursysteem;
- een betere waterveiligheid door preventie;
- koppeling van waterberging en droogtebestrijding;
- groene geledingszones tussen steden;
- goed bereikbare recreatieve voorzieningen.
In de structuurvisie heeft de provincie de gebieden langs de Tongelreep aangewezen als Groenblauwe mantel en Waterbergingsgebied. De groenblauwe mantel bestaat overwegend uit gemengd landelijk gebied met belangrijke nevenfuncties voor natuur en water. Het zijn meestal gebieden grenzend aan het kerngebied natuur en water die bijdragen aan de bescherming van de waarden in het kerngebied. De beheergebieden EHS liggen binnen de groenblauwe mantel. Binnen de waterbergingsgebieden kunnen functies als landbouw, natuur en recreatie zich binnen grenzen ontwikkelen. Er kunnen wel beperkingen gelden ten aanzien van voorkomend grondgebruik. De ontwikkeling van kapitaalintensieve functies is in principe uitgesloten. De gebieden worden in samenhang met de omliggende waarden ontwikkeld. De inrichting van het water en de watersystemen draagt bij aan de identiteit van het landschap in het gebied. Het gaat bijvoorbeeld over de relatie met historische elementen zoals kades en inundatievlaktes, het creëren van natuur, het vormgeven van een mooie overgang stad-land of een landschapsinrichting op een eigentijdse wijze. Door de inrichting van een robuuste groenblauwe structuur waarbij natuurgebieden en waterbergingsgebieden in samenhang met het watersysteem worden ontwikkeld, kunnen de klimaateffecten op het waterbeheer beter worden opgevangen.
Regionale waterbergingsgebieden liggen vooral langs het waterloopsysteem van Noord-Brabant. In het plangebied zijn regionale waterbergingsgebieden aanwezig langs de Dommel en de Tongelreep. De ontwikkeling van functies wordt in deze gebieden afgestemd op de waterbergende functie. Dit betekent
dat de geschiktheid van het gebied voor waterberging niet verloren mag gaan.
Conclusie
In de groenblauwe mantel is het behoud en vooral de ontwikkeling van natuur, water (-beheer) en landschap een belangrijke opgave. In de regionale waterbergingsgebieden moeten de gronden geschikt zijn voor waterberging. De voorgestelde inrichting sluit hierbij aan.
3.3.2 Verordening Ruimte Noord-Brabant 2012
De Verordening Ruimte is één van de uitvoeringsinstrumenten voor de provincie om haar doelen te bereiken. In de verordening heeft de provincie de kaderstellende elementen uit de Structuurvisie en ander provinciaal beleid vertaald in regels die van toepassing zijn op (de inhoud van) bestemmingsplannen. De verordening is een juridisch bindend instrument.
Niet alle onderwerpen lenen zich voor opname in de verordening; daarom heeft de provincie op basis van de provinciale belangen een selectie gemaakt van geschikte onderwerpen. In het algemeen zijn dit onderwerpen met een zwaarwegend provinciaal belang en heldere criteria. Deze onderwerpen in de Verordening Ruimte zijn:
- ruimtelijke kwaliteit;
- stedelijke ontwikkelingen;
- natuurgebieden en andere gebieden met waarden;
- agrarische ontwikkelingen, waaronder de intensieve veehouderij;
- overige ontwikkelingen in het landelijk gebied.
In figuur 3.1 is een kaartfragment uit de verordening opgenomen. Hieruit blijkt dat de Tongelreep (de beek) ter hoogte van het plangebied is aangewezen als zoekgebied voor behoud en herstel watersystemen en groenblauwe mantel. Het beleid in gebieden binnen zoekgebied voor behoud en herstel watersystemen is gericht op verbetering en herstel van het natuurlijke watersysteem van bovenregionaal belang en dat daarvoor ruimte nodig is. Er is geen onderscheid gemaakt naar gebieden waar al maatregelen zijn uitgevoerd, het is immers blijvend van belang om deze gebieden te beschermen en de ruimte beschikbaar te houden. Maatregelen worden uitgevoerd op het gebied van de morfologie, zoals het laten hermeanderen van beken, het aanleggen van plas-draszones en het herstel van kwel.
Het beleid binnen de groenblauwe mantel is gericht op het behoud en vooral de ontwikkeling van natuur, watersysteem en landschap. De groenblauwe mantel geeft naast de ontwikkeling van een robuust en veerkrachtig water- en natuursysteem ook ruimte voor de ontwikkeling van gebruiksfuncties, zoals landbouw en recreatie, mits deze bijdragen aan de kwaliteiten van natuur, water en landschap: de “ja-mitsbenadering”. De groenblauwe mantel biedt echter geen ruimte voor stedelijke ontwikkeling of de ontwikkeling van nieuwe (kapitaal)intensieve vormen van recreatie en landbouw.
figuur 3.1 Uitsnede kaart Verordening ruimte
Conclusie
Het zoekgebied voor behoud en herstel watersystemen is gericht op verbetering en herstel van het natuurlijke watersysteem van bovenregionaal belang. In de groenblauwe mantel is het behoud en vooral de ontwikkeling van natuur, water (-beheer) en landschap een belangrijke opgave. De voorgestelde inrichting van de Tongelreep voldoet hier aan. Er worden geen nieuwe vormen van (kapitaal) intensieve recreatie en landbouw toegestaan.
De gemeente Waalre heeft met de provincie contact gehad over de EHS in het kader van de verordening. De provincie heeft aangegeven dat het beekherstel van de Tongelreep in de geest van de regeling is. Het is dan ook niet noodzakelijk dat dit plan conform procedures aangepast moet worden aan de begrenzing van de EHS. De nieuwe begrenzingen van de EHS (de beekloop) wordt door de provincie in de jaarlijkse actualisatieronde meegenomen en verwekt.
3.3.3 Provinciaal Waterplan 2010 - 2015
Het Provinciaal Waterplan (PWP) bevat het strategische waterbeleid van de provincie Noord-Brabant voor de periode 2010-1015. Het PWP geeft onder meer invulling aan de Waterwet en het Nationaal Waterplan en fungeert als structuurvisie voor watersystemen
De provincie wil dat het water bijdraagt aan een gezonde omgeving voor mens, dier en plant, waarin we veilig kunnen wonen en waar ruimte is voor economische, maatschappelijke en ecologische ontwikkelingen. Dit wordt vertaald in de volgende maatschappelijke doelen:
- schoon grond- en oppervlaktewater voor iedereen;
- adequate bescherming van Noord-Brabant tegen overstromingen;
- Noord-Brabant heeft de juiste hoeveelheden water (niet te veel en niet te weinig).
In het PWP is aan de Tongelreep de waterhuishoudkundige functie waternatuur toegekend. Waterschap De Dommel geeft met beekherstel van de Tongelreep, traject Brabantia invulling aan deze functie.
figuur 3.2 Uitsnede plankaart Structuurvisie Water PWP
In figuur 3.2 is een uitsnede van de Plankaart Structuurvisie Water uit het PWP opgenomen. Hieruit blijkt dat de Tongelreep tevens is aangewezen ten behoeve van ruimte voor watersysteemherstel en reserveringsgebied waterberging. Het plangebied bevindt zich binnen de 25 jaarszone van een grondwaterbeschermingsgebied.
Conclusie
De voorgestane ontwikkeling sluit aan op het Waterplan. De ingrepen zijn gericht op het verbeteren van de condities voor de natuurlijke waarden.
3.4.1 Focus op Waalre; structuurvisie 2013 (concept)
In deze structuurvisie legt het gemeentebestuur de hoofdlijnen van de ruimtelijke beleid voor de komende jaren vast. Het spoor zoals ingeslagen met de Toekomstvisie Waarle 2020 (zie ook 3.4.4) wordt doorgezet.
Hoofdkoers voor de gemeente Waalre
De gemeente Waalre is een sterk samenhangende en saamhorige gemeente, goed bereikbaar en met een grootstedelijk voorzieningenpakket en werkgelegenheid binnen handbereik. De basis van die sterke samenhang en saamhorigheid ligt in de ontstaansgeschiedenis: de grotendeels door natuurgebieden omsloten dorpen Waalre-dorp en Aalst, de vele cultuurhistorische waarden daarbinnen, de omvangrijke bosgebieden en het kleinschalige landschap met gehuchten daaromheen. Deze waarden en het feit dat Waalre onderdeel is van Brainport Avenue, gelegen tegen Eindhoven met haar stedelijke voorzieningen en de Hightech Campus, maken Waalre uniek in de regio.
Het koesteren, behouden en versterken van de authentieke en exclusieve waarden, betekent niet dat die gebieden op slot gaan. Door ontwikkelingen mogelijk te maken en hiervoor kaders en randvoorwaarden te formuleren, kan een kwaliteitsversterking bereikt worden.
Versterking bestaande kwaliteiten als randvoorwaarde
Naast het benutten van kansen waar mogelijk, wordt ingezet op behoud en versterking van de bestaande kwaliteiten op het gebied van natuur / water, cultuurhistorie en landschappelijk. Een belangrijke drager voor het bereiken van deze ambitie is het aanhaken op concrete ontwikkelingen en initiatieven van zowel particulieren, organisaties als ook van (semi)overheden. De belevingswaarde van deze kwaliteiten voor de mens, vormt hierbij een cruciaal aandachtspunt. Ontwikkelingen moeten zich voegen naar de kwaliteiten en kenmerken van een gebied, de beoogde (diversiteit aan) functie(s) en de daarbij horende versterking van de belevingswaarde.
De gebieden waar wordt ingezet op kwaliteitsversterking, versterking karakter en belevingswaarde en het (met mate) doorontwikkelen van het huidige gebruik, afgestemd op economische en maatschappelijke trends in nauwe samenwerking met de bewoners, eigenaren, ondernemers en organisaties, betreffen globaal:
- het bestaande bebouwde gebied van de beide kernen (zowel de woon- als werkgebieden, waar uiteraard wel kwaliteitsimpulsen en (beperkt) transformatie aan de orde is),
- de natuur- en bosgebieden (inclusief de villawijken welke nadrukkelijk hun boskarakter dienen te behouden ), centraal in de gemeente en in het oostelijke deel van het gemeentelijk grondgebied,
- de beekdalzone van de Dommel en het aangrenzende, in agrarisch gebruik zijnde gebied en de beekdalzone van de Tongelreep ter hoogte van het bebouwde gebied van Aalst en Ekenrooi.
Conclusie
Het beekherstel voor de Tongelreep traject Brabantia draagt bij aan de kwaliteitsversterking en belevingswaarde van het landschappelijke gebied.
3.4.2 Structuurvisie Waalre
Het Structuurplan Waalre is op 8 juli 2003 door de gemeenteraad vastgesteld. Het plan geeft een visie op de ruimtelijke ontwikkeling van de gemeente als geheel. In het structuurplan is aangegeven wat de belangrijkste duurzame kwaliteiten en structuren binnen de gemeente zijn. Deze kwaliteiten zijn
richtinggevend voor de visie op de ruimtelijke ontwikkeling voor de gemeente op de lange termijn. In het plan gaan kwaliteiten voor kwantiteiten.
Gebiedsgerichte strategieën
In het structuurplan is, uitgaande van de kwaliteiten in verschillende deelgebieden, een gebiedsgerichte strategie geformuleerd. Hierin wordt aangegeven wat een wenselijke beheer en ontwikkelingsrichting is, uitgaande van de versterking van de bestaande kwaliteiten. Voor het buitengebied zijn de volgende gebiedsgerichte strategieën van belang: beekdalen, bossen, cultuurhistorisch landschap en jonge ontginningen.
Beekdalen
In de beekdalen is geen ruimte voor nieuwe verstedelijking. Het creëren van ruimte voor water en natuur en het verhogen van de waterkwaliteit staan hier centraal. Mogelijkheden zijn aanwezig voor recreatief en agrarisch medegebruik. Aan de randen van het Tongelreepdal (overgangen naar Aalst) liggen kansen voor structuurversterking en verbreding van de groene zone in combinatie met een versterkte afronding van de bebouwing aan beide zijden.
Voor de natuurontwikkeling Tongelreepdal zijn de volgende beleidsuitgangspunten verwoord in de structuurvisie:
- Beekherstel: meandering en natuurvriendelijke oevers;
- Ontsnippering infrastructuur;
- Extensivering van de landbouw in de reservaatsgebieden;
- Waterberging en – conservering.
Conclusie
Het beekherstel voor de Tongelreep traject Brabantia past binnen de structuurvisie.
3.4.3 Interim structuurvisie Waalre
In 2009 heeft de gemeente Waalre de ‘Interimstructuurvisie Waalre – Actualisatie structuurplan 2003’ opgesteld. Deze interimstructuurvisie betreft een actualisatie van het structuurplan uit 2003, in verband met het van kracht worden van de nieuwe Wet ruimtelijke ordening. De interimstructuurvisie vormt een supplement op dit structuurplan en biedt concreet inzicht in de ruimtelijke ontwikkeling van de gemeente Waalre tot het moment van integrale herziening van de structuurvisie. In de interimstructuurvisie worden alleen reeds bestuurlijk vastgestelde beleidsuitgangspunten en ruimtelijke
ontwikkelingen beschreven, die zijn gewijzigd ten opzichte van het vastgestelde structuurplan.
In de interimstructuurvisie wordt per thema een actualisatie ten opzichte van het structuurplan beschreven. Voor dit wijzigingsplan is het thema natuur en landschap van belang.
De natuurontwikkeling ter plaatse van het Tongelreepdal is voor het gedeelte ten noorden van de kern Aalst (Diepenvoorde) uitgevoerd. Voor de natuurontwikkeling ten zuiden van de kern (Eindhovense weg tot Achtereind) is ook een beekherstelproject uitgevoerd. De herontwikkeling van het Brabantiaterrein is hierbij betrokken. Het gebied van de herontwikkeling is een groter geheel dan het plangebied voor dit wijzigingsplan. De fabriek op het Brabantiaterrein is gesloopt en maakt plaats voor woningbouw. De herontwikkeling van het Brabantiaterrein voorziet naast woningbouw ook in natuurontwikkeling. Met dit wijzigingsplan wordt de natuurontwikkeling mogelijk gemaakt.
Conclusie
Het beekherstel voor de Tongelreep traject Brabantia past binnen de interim structuurvisie.
3.4.4 Toekomstvisie Waalre 2020
In de Toekomstvisie Waalre 2020, die is opgesteld in 2005, wordt een beeld geschetst hoe Waalre er in 2020 uit kan zien. Voor de ontwikkeling van de visie is input gebruikt van inwoners, organisaties en instellingen uit de gemeente Waalre. In de Toekomstvisie zijn geen definitieve keuzes gemaakt.
De invulling van het eindbeeld zal de komende jaren, samen met de raad, inwoners en maatschappelijke partners, gebeuren.
Eén van de sterke punten van Waalre is de groene leefomgeving. De groene ruimte is intact gebleven
doordat er compact is gebouwd en er zuinig met de ruimte is omgesprongen. Daarnaast zijn de
groene gebieden flink onderhanden genomen op initiatief van de gemeente en kun je in alle
windrichtingen fietsen of een wandeling maken.
Conclusie
Het beekherstel draagt bij aan het versterken van het landschappelijke karakter van het beekdal.
3.5.1 Waterbeheerplan Dommel
Door het verbeteren van de ecologische waterkwaliteit en -kwantiteit ten gunste van een beekdal met een natuurlijker en landschappelijk aantrekkelijk karakter wordt met dit projectplan concreet een bijdrage geleverd aan de doelstellingen 'Natuurlijk water', 'Schoon water', en 'Mooi water' uit het Waterbeheerplan 2010-2015, 'Krachtig Water' van Waterschap De Dommel. Waterschap de Dommel geeft hier invulling aan door het uitvoeren van beekherstel.
Met de doelstellingen Natuurlijk water en Schoon water richt het waterschap zich op het behalen van de ecologische doelen voor waterkwaliteit op basis van doelstelling GEP-Verweven uit de Europese Kaderrichtlijn Water, het Stroomgebiedsbeheerplan Maas (2009) en de functies 'waternatuur' en 'vismigratie' uit het Provinciaal Waterplan. Op basis hiervan wordt beekherstel, de realisatie van ecologische verbindingszone en het opheffen van barrières voor vismigratie uitgevoerd. De Tongelreep krijgt een natuurlijker loop met meer meanders. Door toepassing van boomstronken, grindbanken en oeveraanpassingen wordt micromeandering gerealiseerd ter stimulering van natuurlijke processen als erosie en sedimentatie.
Met Mooi Water wordt gestreefd naar vergroting van de waarde van water voor de mens door ruimte te bieden aan recreatiemogelijkheden, landschap en cultuurhistorie. Het plangebied biedt te weinig ruimte voor recreatie. Landschap en cultuurhistorie worden versterkt door herstel van oude meanders en behoud en versterking van groenstructuren.
Conclusie
Het beekherstel van de Tongelreep levert een bijdrage aan de verbetering van de ecologische waterkwaliteit en -kwantiteit ten gunste van een beekdal met een natuurlijker en landschappelijk aantrekkelijk karakter.
4.3 Inrichting
De bouwsteen 'beperkte ruimte' heeft tot de volgende inrichting geleidt. De ruimte voor beekherstel van de Tongelreep is op dit traject beperkt vanwege de bestaande voorzieningen (sportvelden, woningen, herontwikkeling Brabantiaterrein). Wel zijn er beperkte mogelijkheden om de dynamiek van de beek iets te vergroten door profielaanpassingen of oeverbeplantingen aan te brengen. Natuurlijke processen als erosie en sedimentatie in de beek en langs de oever zijn gewenst, indien dit binnen de perceelgrenzen past. Op den duur zal de oever hierdoor iets gevarieerder worden met holle oevers onder boomwortels en flauwere oevers daar waar de beek minder snel stroomt. Andere kleine ingrepen bestaan uit het aanleggen van kleine lanschapselementen in de vorm van een poel, bosschages of houtwal in het dal van de beek.
De beek wordt voor een groot deel begeleid door een lint van bos en bomen die de beek landschappelijk afschermt van de sportvelden. Dit dient behouden te blijven zodat de verstoring (zowel zicht-, licht- als geluidsverstoring) vanaf de sportvelden zoveel mogelijk wordt tegengegaan.
De inrichting voor beekherstel Tongelreep Brabantia is weergegeven in figuur 4.1.
Het zuidelijke gedeelte wordt met dit wijzigingsplan mogelijk gemaakt.
figuur 4.1 Inrichtingsplan Tongelreep Brabantia
5.1 Bodem
Algemeen
De bodemkwaliteit kan van invloed zijn op de beoogde functie of de (financiële) haalbaarheid van een bestemming. Daarom is inzicht in de (milieuhygiënische) kwaliteit van de bodem van belang.
Projectsituatie
De bestemming van het plangebied verandert van sport naar natuur en water. Er worden door het voornemen diverse werkzaamheden, zoals afdammen en ontgravingen, in de bodem verricht. Door middel van een bodemonderzoek wordt de milieuhygiënische kwaliteit van de (water)bodem bepaald.
Onderzoek
Voor de werkzaamheden die aan de oostzijde van de Tongelreep plaatsvinden is een verkennend (water)bodemonderzoek uitgevoerd, (23 mei 2013, Lankelma, zie
bijlage 1 Bodemonderzoek). Op basis van de resultaten van het vooronderzoek is de locatie als 'onverdacht' gekwalificeerd ten aanzien van grond- en grondwaterverontreiniging. Tevens is gesteld dat activiteiten op en in de omgeving van de onderzoekslocatie geen invloed hebben gehad op de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem.
Conclusie
Op basis van het verkennend (water-)bodemonderzoek kunnen de volgende conclusies worden getrokken ten aanzien van grond, grondwater en waterbodem:
In de ondergrond zijn geen verhoogde gehalten gemeten. In de te verflauwen oostelijke oever zijn naast cadmium en PCB (Polychloorbifenylen) in de bovengrond, in de ondergrond tevens cadmium, koper, lood en zink licht verhoogd gemeten. Op de locatie is geen bron bekend.
Over de lichte verontreininging in de oostelijke oever heeft afstemming plaats gevonden met de provinice Noord-Brabant. Hiervoor wordt een deelsaneringsplan opgesteld en vervolgens gemeld bij de pronvincie.
In het grondwater ter plaatse van de oostelijke meander zijn geen verhogingen gemeten.
De kwaliteit van de waterbodem wijkt niet af van hetgeen werd verwacht. Er is geen noodzaak om aanvullend onderzoek te verrichten.
5.3 Luchtkwaliteit
Algemeen
Het Nederlandse wettelijke stelsel voor luchtkwaliteitseisen wordt gevormd door hoofdstuk 5, titel 5.2 'Luchtkwaliteitseisen', van de Wet milieubeheer. Dit wettelijk stelsel wordt ook wel de 'Wet luchtkwaliteit' ('Wlk') genoemd. Uit de 'Wet luchtkwaliteit' volgt dat een voorgenomen ontwikkeling vanuit het oogpunt van luchtkwaliteit inpasbaar is indien in ieder geval aan één van de volgende voorwaarden wordt voldaan:
- Er worden geen grenswaarden voor de luchtkwaliteit overschreden.
- Er treedt geen verslechtering van de luchtkwaliteit op, of er vindt per saldo verbetering van de luchtkwaliteit plaats door mitigerende maatregelen.
- De voorgenomen ontwikkeling draagt niet in betekenende mate (NIBM) bij aan de luchtverontreiniging. Een project is NIBM als aannemelijk is dat het project een toename van de afzonderlijke concentraties van de componenten NO2 en PM10 veroorzaakt van maximaal 3% van de jaargemiddelde grenswaarden van NO2 en PM10. Dit komt overeen met 1,2 µg/m3.
- De voorgenomen ontwikkeling onderdeel is van het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL).
Een nadere uitwerking van de regelgeving met betrekking tot het begrip ‘niet in betekende mate’ is vastgelegd in het ‘Besluit niet in betekende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)’ en de ‘Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)’. Voor ontwikkelingen die ‘niet in betekenende
mate’ bijdragen aan de luchtverontreiniging hoeft niet te worden getoetst aan de grenswaarden. In de Regeling zijn categorieën van gevallen benoemd die in ieder geval als ‘niet in betekenende mate’ worden aangemerkt en waarvoor toetsing aan de grenswaarden dus zonder meer achterwege kan blijven.
Projectsituatie
Met dit wijzigingsplan bestaat het voornemen om in het kader van het beekherstel de huidige bestemming te wijziging in een natuurbestemming en een waterbestemming. Er is geen sprake van een verkeersaantrekkende werking. Er kan daarmee ook geen extra luchtverontreiniging optreden. Daarom wordt onderzoek naar luchtkwaliteit niet noodzakelijk geacht.
Conclusie
Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor onderhavig plan.
5.6 Water
De watertoets - zoals deze in het kader van ruimtelijke plannen dient te worden uitgevoerd - is het gehele proces van vroegtijdig informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten. De watertoets wordt uitgevoerd binnen de bestaande wet- en regelgeving op het gebied van ruimtelijke ordening en water. De watertoets vormt de verbindende schakel tussen het waterbeheer en de ruimtelijke ordening. Op basis van de waterparagraaf wordt een wateradvies aangevraagd bij het waterschap. In dit kader worden dan ook alle relevante waterhuishoudkundige aspecten meegenomen in het onderhavige plan.
Op grond van artikel 3.1.6 uit het Besluit ruimtelijke ordening moet in de toelichting op ruimtelijke plannen een waterparagraaf worden opgenomen. Hiervoor moet een watertoets worden doorlopen. Dit wordt afgestemd met het waterschap.
Uitgangspunt bij de waterhuishoudkundige situatie is het Waterbeheer 21ste eeuw (WB21), waarvoor principes voor duurzaam waterbeheer zijn geïntroduceerd. Vanuit het oogpunt van duurzaamheid wordt gestreefd naar een zoveel mogelijk gesloten waterbalans.
Door water langer in het gebied vast te houden, wordt verdroging en afwenteling van wateroverlast tegengegaan. Het streven is gericht op het afkoppelen van hemelwater van dakvlakken en oppervlakteverhardingen. In het kader van WB21 betekent dit dat de neerslag die op daken en bestrating valt, niet naar de rioolwaterzuiveringsinstallatie wordt afgevoerd, maar in de bodem wordt geïnfiltreerd of op het oppervlaktewater wordt geloosd. Dit is in de onderhavige situatie niet relevant.
Huidige situatie waterhuishouding
De Tongelreep is in het onderhavige tracé vrijwel volledig genormailseerd ten behoeve van het landbouwkundig gebruik. Binnen het plangebied Tongelreep Brabantia zijn geen stuwen en overstorten aanwezig. Ter plaatse van de Brabantialaan en Eindhovenseweg stroomt de Tongelreep door duikers.
Toekomstige situatie waterhuishouding
Ter plaatse van het traject Tongelreep Brabantia is ruimte om de Tongelreep licht te laten meanderen. Hierdoor wordt de beeklengte vergroot ten opzichte van de huidige situatie. Er worden geen aanpassingen van het profiel (inhoud vergroten/verkleinen ten opzichte van het huidige profiel), ten opzichte van de huidige situatie, uitgevoerd. Hierdoor kan de nieuwe beekloop eenzelfde waterhoeveelheid afvoeren ten opzichte van de huidige situatie.
Grondwater- en oppervlaktewaterpeilen ter plaatse van het plangebied worden niet verhoogd. De perceelsafwatering van de omringende percelen, zoals particuliere kavels en het sportpark blijft gehandhaafd en/of wordt waar nodig hersteld, waarmee de afwatering van omliggende percelen voldoende gewaarborgd is. Het is daarom niet aannemelijk dat er vernatting op zal treden in omliggende gronden. Eveneens is het niet aannemelijk dat er er inudaties op zullen treden dan wel het risico daarop toeneemt.
De beek wordt natuurlijker ingericht. Doordat natuurlijke processen meer kunnen ontwikkelen en het terrein natuurlijk en extensief beheerd wordt ten opzichte van de huidige situatie, ontstaan er kansen voor verbetering van de waterkwaliteit.
Conclusie
Voor wat betreft het aspect water worden geen belemmeringen verwacht.
5.7 Ecologie
Bij elk ruimtelijk plan dient, met het oog op de natuurbescherming, rekening te worden gehouden met de Natuurbeschermingswet en de Flora- en faunawet. Hierbij wordt onderscheid gemaakt in gebiedsbescherming en soortenbescherming. Een ruimtelijk plan mag namelijk geen significante gevolgen hebben voor een te beschermen gebied en/of soort.
Flora en faunawet, soortbescherming
De Europese Vogelrichtlijn heeft als doel de bescherming van in het wild levende vogels en hun leefgebied op het grondgebied van de Europese Unie. Dit vindt plaats door de aanwijzing van zogenaamde speciale beschermingszones. In principe geldt dit ook voor de Habitatrichtlijn, die is gericht op het instandhouden van de natuurlijke habitat en de bescherming van wilde flora en fauna.
In Nederland is de vanuit de Vogel- en Habitatrichtlijn vereiste bescherming van soorten overgenomen in onder andere de Flora- en faunawet. Sinds 1 april 2002 regelt de Flora- en faunawet de bescherming van in het wild voorkomende inheemse planten en dieren. In de wet is onder meer bepaald dat beschermde dieren niet gedood, gevangen of verontrust mogen worden en planten niet geplukt, uitgestoken of verzameld mogen worden. Bovendien dient iedereen voldoende zorg in acht te nemen voor in het wild levende planten en dieren. Daarnaast is het niet toegestaan om hun directe leefomgeving, waaronder nesten en holen, te beschadigen, te vernielen of te verstoren. De Flora- en faunawet heeft dan ook belangrijke consequenties voor ruimtelijke plannen.
Natuurbeschermingswet, gebiedsbescherming
Op 1 oktober 2005 is de gewijzigde Natuurbeschermingswet 1998 in werking getreden. Vanaf dat moment heeft Nederland de gebiedsbescherming van de Europese vogel- en habitatrichtlijn in de nationale wetgeving verankerd (de soortbescherming is reeds verankerd in de Flora- en faunawet).
Uitgangspunt van de gewijzigde natuurbeschermingswet is een integrale bescherming van de aangewezen vogel- en habitatrichtlijngebieden. Dit betekent dat in beginsel elke aantasting, die schadelijke gevolgen kan hebben voor het aangewezen vogel- of habitatrichtlijngebied dient te worden gereguleerd.
Bij activiteiten in of nabij een vogel- of habitatrichtlijngebied wordt een onderscheid gemaakt tussen plannen, projecten en andere handelingen die significante gevolgen kunnen hebben voor het aangewezen vogel- of habitatrichtlijngebied en alle overige handelingen die schadelijk kunnen zijn. Voor plannen, projecten of andere handelingen die geen significante gevolgen hebben, wordt de zware afwegingsprocedure van de habitatrichtlijn niet verplicht. Onderzoek naar mogelijke effecten blijft echter noodzakelijk.
Onderzoek
In het kader van de Flora- en faunawet dienen de effecten van de maatregelen op de aanwezige flora en fauna getoetst te worden. Hiervoor is een quickscan uitgevoerd (2013, Royal HaskoningDHV, zie
bijlage 2 Quickscan herinrichting Tongelreep). In de quickscan is eveneens het effect van de voorgenomen maatregelen getoetst aan de Natuurbeschermingswet.
Conclusie
Op basis van de quickscan kan het volgende voor de aanwezige flora en fauna worden geconcludeerd:
- Het plangebied wordt gebruikt door streng beschermde soorten/soortgroepen broedvogels, (mogelijk) vleermuizen (alleen foerageergebied), (mogelijk) steenmarter en kleine modderkruiper.
- De voorgenomen werkzaamheden veroorzaken vooral (kleinschalige) tijdelijke effecten, maar verhogen de natuurwaarden van het gebied op de langere termijn.
- Voorkomen van vaste paar- en verblijfplaatsen van vleermuizen en vogels met jaarrond beschermde nesten is niet op voorhand uit te sluiten.
- Er is tot dusver geen noodzaak voor het aanvragen van een ontheffing op de Flora- en faunawet.
- Door gebruik te maken van een goedgekeurde gedragscode kan vrijstelling worden verkregen voor kleine modderkruiper en wordt invulling gegeven aan de zorgplicht voor overige strenger beschermde soorten in het plangebied.
Op basis van de quickscan kan het volgende ten aanzien van de Natuurbeschermingswet (NB-wet) worden geconcludeerd:
- Het plangebied ligt stroomafwaarts op 400 meter afstand van Natura 2000-gebied 'Leenderbos, Groote Heide & Plateaux'
- gezien het lokale, kleinschalige karakter van de inrichtingsmaatregelen zijn effecten op instandhoudingsdoelen van dit gebied uitgesloten.
- Nadere toetsing aan de NB-wet is derhalve niet noodzakelijk.
- Het plangebied maakt deel uit van de EHS; omdat bestaande waarden versterkt worden conform de geambieerde natuurbeheertypen kan het inrichtingsplan (dat juist in het kader van de EHS is opgesteld) doorgang vinden in het kader van de EHS.
5.8 Archeologie en cultuurhistorie
Beleid
De Monumentenwet regelt de bescherming van archeologisch erfgoed in de bodem, de inpassing ervan in de ruimtelijke ontwikkeling en de financiering van opgravingen: 'de veroorzaker betaalt'. Voor gebieden waar archeologische waarden voorkomen of waar reële verwachtingen bestaan dat ter plaatse archeologische waarden aanwezig zijn, dient door de initiatiefnemer voorafgaand aan bodemingrepen archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd. De uitkomsten van het archeologisch onderzoek dienen vervolgens volwaardig in de belangenafweging te worden betrokken. Het belangrijkste doel is de bescherming van het archeologische in de bodem (in situ) omdat de bodem doorgaans de beste garantie biedt voor een goede conservering. Er wordt uitgegaan van het basisprincipe de 'verstoorder'
betaalt voor het opgraven en het documenteren van de aangetroffen waarden als behoud in
de bodem niet tot de mogelijkheden behoort.
Het gemeentelijke beleid voor archeologie van de gemeente Waarle is weergegeven op de Erfgoedkaart Kempen. Deze gemeentelijke Erfgoedkaart is door SRE milieudienst opgesteld in opdracht van een negental Kempen-gemeenten (Oirschot, Reusel - De Mierden, Bladel, Eersel, Bergeijk, Heeze-Leende, Cranendonck, Waalre en Valkenswaard). Hierin zijn zowel de archeologische waarden en verwachtingen als de cultuurhistorische waarden opgenomen. Deze kaart geldt als archeologische en cultuurhistorische beleidskaart.
Plangebied
Het plangebied heeft volgens de Erfgoedkaart Kempen de archeologische verwachtingswaarde middelhoog (zie figuur 5.1). Archeologisch onderzoek is hier vereist bij bodemingrepen die groter zijn dan 2500 m2 en dieper gaan dan 0,3 m onder maaiveld of 0,5 m onder maaiveld bij esdek en agrarisch bestemde gronden. Hiernaast zijn onder cultuurhistorische waarden de groenstructuren langs de beek aangewezen als cultuurhistorisch waardevol.
Figuur 5.1 Erfgoedkaart Kempen met archeologische verwachtingen Tongelreep Brabantia
Onderzoek
In opdracht van Royal Haskoning B.V. heeft RAAP Archeologisch Adviesbureau in september 2007 een bureauonderzoek uitgevoerd in verband met de herinrichting van de Tongelreep in Aalst (gemeente Waalre). Dit onderzoek is opgenomen in
bijlage 3 Archeologisch onderzoek. Op basis van de resultaten van het bureauonderzoek is het plangebied opgedeeld in een aantal verwachtingszones met een daaraan gekoppeld advies voor archeologie, zie figuur 5.2. Voor het plangebied dient rekening gehouden te worden met:
De oranjes zones hebben een middelhoge archeologische verwachting voor beekovergangen en rituele deposities. Hier behoeft geen archeologisch vooronderzoek in de vorm van boringen plaats te vinden. Wel dient hier een archeologisch begeleiding van de graafwerkzaamheden plaats te vinden.
De lichtgele zones hebben een onbekende archeologische verwachtingswaarde. Hier vindt een archeologische begeleiding achteraf plaats. Dit houdt in dat de ontgraven vlakken achteraf systematisch worden geïnspecteerd door een professioneel archeoloog.
Figuur 5.2 Cultuurhistorische verwachting
Programma van Eisen Archeologie
Op basis van het Archeologisch onderzoek voor de herinrichting van de Tongelreep en vondsten bij uitvoering van de aangrenzende projecten Tongelreep, traject Brabantialaan - Koningin Wilhelminalaan en herinrichting van het Brabantiaterrein is door RAAP een Programma van Eisen (PvE) voor Archeologische begeleiding opgesteld. Om mogelijke archeologische resten veilig te stellen wordt intensieve versus extensieve archeologische begeleiding uitgevoerd.
7.1 Economische uitvoerbaarheid
Financiële uitvoerbaarheid
In het vigerend bestemmingplan Ekenrooi (moederplan) worden in principe geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt waar ontwikkelingskosten mee gemoeid zijn. Hierdoor is de economische uitvoerbaarheid van dat plan gewaarborgd. In het moederplan is opgenomen dat de enige uitzondering hierop vormt het initiatief van Waterschap de Dommel om een overloopgebied aan te wijzen en een meandergebied in te richten. Deze uitzondering is door middel van een wijzigingsbevoegheid opgenomen in het moederplan.
Dit wijzigingsplan dient economisch uitvoerbaar te zijn, waardoor het plan inzicht moet geven in de financiële uitvoerbaarheid.
Het Waterschap is verantwoordelijk voor de realisatie van de nieuwe inrichting. Alle kosten voor de inrichting van het plangebied komen dan ook voor rekening van het Waterschap. Het Waterschap heeft voor de uit te voeren maatregelen van het beekherstel van de Tongelreep een projectplan opgesteld en heeft voldoende middelen beschikbaar om het project uit te voeren. Financiële gegevens zijn bij de gemeente bekend. Om de eventuele kosten ten gevolge van planschade te kunnen dekken, sluiten gemeente en Waterschap een planschadeovereenkomst. Het plan kan financieel uitvoerbaar worden geacht.
Exploitatieplan
De verplichting tot het vaststellen van een exploitatieplan is gekoppeld aan het besluit tot vaststelling van een wijzigingsplan. Het wijzigingsplan moet dan voorzien in gronden waarop bepaalde bouwplannen mogelijk zijn. Hierbij gaat het om bouwplannen voor onder andere woningbouw, andere hoofdgebouwen, uitbreiding gebouwen, verbouwing gebouwen voor woondoeleinden, verbouwing voor commerciële doeleinden en kassen (artikel 6.2.1 Wet ruimtelijke ordening). Dit wijzigingsplan maakt geen bouwplan als bedoeld in 6.2.1 Wet ruimtelijke ordening mogelijk. Op basis van de Grondexploitatiewet (afdeling 6.4 Wet ruimtelijke ordening) hoeft in dit geval geen exploitatieplan vastgesteld te worden.