ontwerp |
NL.IMRO.0866.PB00006-0104 |
De structuurvisie geeft aan welke ambities de provincie heeft op het gebied van het provinciale ruimtelijke beleid tot 2025. De structuurvisie is op 1 oktober 2010 vastgesteld en op 1 januari 2011 in werking getreden. De structuurvisie is één van de vier provinciale strategische plannen voor de fysieke leefomgeving. De structuurvisie geeft de samenhang weer tussen het beleid op het gebied van milieu, verkeer en vervoer en water.
De ruimtelijke hoofdstructuur van de provincie is opgebouwd uit 4 deelstructuren:
Op onderstaande uitsnede van de structurenkaart behorende bij de structuurvisie is te zien dat het plangebied (inclusief fase 1, roze cirkel) onderdeel uitmaakt van het stedelijk concentratiegebied, dat een bovenlokale opvangtaak voor verstedelijking heeft. In deze gebieden wordt per saldo het migratieoverschot van de hele provincie opgevangen. De gemeenten maken in regionaal verband en met de provincie afspraken over de verdeling van het verstedelijkingsprogramma in de regionale ruimtelijke overleggen. Regionale afstemming over de woningaantallen vindt plaats in de regionale agenda´s voor wonen.
In de Provinciale milieuverordening (PMV) Noord-Brabant zijn milieuregels opgenomen die het drinkwater moeten beschermen. Het grondwater rond de Brabantse drinkwaterwinningen wordt beschermd met speciale zones. In Noord-Brabant zijn 40 gebieden waar grondwater wordt opgepompt om drinkwater van te maken. Met beschermende maatregelen ziet de provincie erop toe dat het grondwater in deze gebieden niet vervuild raakt. In verschillende beschermingszones is het dan ook verboden om bodembedreigende activiteiten uit te voeren. In bepaalde gevallen en met de juiste voorzorgsmaatregelen kan er toestemming worden verkregen. Bijvoorbeeld voor het uitvoeren van herstelwerkzaamheden aan de riolering. Voor de meeste activiteiten moet vooraf een melding gedaan worden waarin aangegeven moet worden welke voorzorgsmaatregelen getroffen worden. De provincie beoordeelt of de maatregelen voldoende zijn.
Er zijn verschillende beschermingszones waarvoor eigen regels gelden:
Grondwaterbeschermingsgebieden en boringvrije zones liggen als een schil rond de waterwingebieden. De grens van deze gebieden is de lijn, van waaraf het grondwater een periode van 25 jaar nodig heeft om de pompputten te bereiken (de 25-jaars zone). In enkele zeer kwetsbare gebieden is tevens de 100-jaars zone aangewezen, vanwege de bijzondere kwetsbaarheid van de winning. Bij de vaststelling van de zonegrens van een boringvrije zone is uitgegaan van de (horizontale) reistijd van het grondwater door het watervoerende pakket waaruit wordt gewonnen.
Het verschil tussen de grondwaterbeschermingsgebieden en de boringvrije zones is dat zich in een boringvrije zone tussen het maaiveld en het watervoerende pakket waaraan het grondwater wordt onttrokken een aaneengesloten slecht doordringbare kleilaag bevindt. In de grondwaterbeschermingsgebieden ontbreekt zo’n laag, of deze is niet aaneengesloten of dun. Grondwaterbeschermingsgebieden zijn daarmee kwetsbaarder voor verontreinigingen en aantastingen dan boringvrije zones.
Bij de vaststelling van de PMV Noord-Brabant 2010 zijn de begrenzingen van de 25- en 100-jaarszones en die van de boringvrije zones ongewijzigd gebleven, met uitzondering van de begrenzing van de winning Macharen.
Het plangebied bevindt zich in de '25-jaarszone kwetsbaar' en de 'boringvrije zone'. Zie verder hierover subparagraaf 2.2.3 Verordening ruimte Noord-Brabant 2011.
In de Wro is vastgelegd hoe de bevoegdheden voor ruimtelijke ordening zijn verdeeld tussen de gemeenten, de provincies en het rijk. Zo kan de provincie (instructie)regels opstellen waarmee een gemeente rekening moet houden bij het ontwikkelen van ruimtelijke plannen: de planologische verordening. Door deze regels weten de gemeenten al in een vroeg stadium waar ze aan toe zijn.
De onderwerpen die in de verordening staan komen uit de provinciale structuurvisie. Daarin staat welke belangen de provincie wil behartigen en hoe ze dat wil doen. De verordening is daarbij een van de manieren om die provinciale belangen veilig te stellen. De Verordening ruimte Noord-Brabant 2011 is vastgesteld op 17 december 2010 en op 1 maart 2011 in werking getreden.
Stedelijke ontwikkeling (hoofdstuk 3)
De kern Aalst inclusief het plangebied (fase 1) is aangewezen als 'bestaand stedelijk gebied: stedelijk concentratiegebied'. Het provinciale beleid is al jaren gericht op het bundelen van de verstedelijking. Enerzijds om de steden voldoende draagvlak te geven voor hun functie als economische en culturele motor, anderzijds om het dichtslibben van het landelijk gebied tegen te gaan. Op provinciale schaal betekent het uitgangspunt van bundeling van verstedelijking dat het leeuwendeel van de woningbouw, de bedrijventerreinen, voorzieningen en bijbehorende infrastructuur moet plaatsvinden in de stedelijke concentratiegebieden.
Uitsnede kaart stedelijke ontwikkeling
In artikel 3.2 is opgenomen dat stedelijke ontwikkeling alleen mag plaatsvinden in dergelijke gebieden. Het voorliggende plan valt binnen het bestaand stedelijk gebied, waardoor er voldaan wordt aan deze voorwaarde.
Water (hoofdstuk 5)
Het noordoostelijke deel van het plangebied (fase 1) valt voor een klein deel binnen de aanduiding 'zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen'. Een ruimtelijk plan dat is gelegen in een zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen strekt mede tot de verwezenlijking en het behoud, beheer en herstel van watersystemen waarbij dat zoekgebied een breedte heeft van ten minste 25 m aan weerszijden van de waterloop.
Voor zover nodig om te voorkomen dat het gebied minder geschikt wordt voor de verwezenlijking en het behoud, beheer en herstel van watersystemen, stelt het ruimtelijk plan conform artikel 5.7, tweede lid van de verordening:
Tevens moet het betrokken waterschap worden gehoord.
Mede door het laten hermeanderen van de Tongelreep met flauwe taluds en de inrichting van het gebied direct ten westen ervan met natuurlijk grasland en dynamische (water)buffers met (op enige afstand van de nieuwe meanders) solitaire bebouwing, wordt het gebied juist meer geschikt voor de verwezenlijking en het behoud, beheer en herstel van het watersysteem. Zodoende is artikel 5.7, tweede lid niet van toepassing.
Uitsnede kaart natuur en landschap
Uit onderstaande kaartuitsnede valt op te maken dat het plangebied van fase 1 deels is gelegen binnen een 'reserveringsgebied waterberging'. Tevens heeft het gebied de aanduiding '25-jaarszone kwetsbaar' en 'boringvrije zone'.
Uitsnede kaart water
In artikel 5.3 is opgenomen dat een ruimtelijk plan dat is gelegen in een 'reserveringsgebied waterberging' mede strekt tot het behoud van het waterbergend vermogen van dat gebied. Ten aanzien van reserveringsgebieden voor waterberging wordt door middel van de bepaling in artikel 5.3, tweede lid, een afweging mogelijk gemaakt. Als de toelichting bij ruimtelijke plannen voor een stedelijke ontwikkeling buiten bestaand stedelijk gebied een verantwoording bevat over de wijze waarop de geschiktheid van het gebied voor waterberging behouden blijft, zijn er toch mogelijkheden.
De 25-jaarszone ligt als een ‘schil’ om het waterwingebied heen en is de bescherming afhankelijk van de kwetsbaarheid (kwetsbaar of zeer kwetsbaar) van de winning. In artikel 5.5, derde lid is opgenomen dat een ruimtelijk plan dat is gelegen in een '25-jaarszone kwetsbaar' een verantwoording moet bevatten waaruit blijkt dat de risico's voor de kwaliteit van het grondwater geheel of nagenoeg gelijk blijven. Stedelijke ontwikkeling is in deze gebieden dus toegestaan.
In artikel 5.5, vierde lid is opgenomen dat een ruimtelijk plan dat is gelegen in een 'boringvrije zone' mede strekt tot het behoud van de beschermende kleilaag in de bodem. Het is niet noodzakelijk om inhoudelijke bescherming via het ruimtelijke spoor op te nemen omdat in de Provinciale milieuverordening (PMV) al is voorzien in een systeem van melding van dergelijke activiteiten. Van opname van de boringvrije zone in ruimtelijke plannen gaat dan ook vooral een signalerende functie uit.