direct naar inhoud van 5.2 Archeologie
ontwerp
NL.IMRO.0866.PB00006-0104

5.2 Archeologie

5.2.1 Bureauonderzoek

Er is een bureauonderzoek (ADC ArcheoProjecten, nr. 08023061, d.d. 2 februari 2009) uitgevoerd voor het hele Brabantiaterrein (en omgeving), inclusief fase 1.

Op grond van de verzamelde archeologische en aardwetenschappelijke informatie is de volgende gespecificeerde verwachting opgesteld:

Uit de landschappelijke ligging (een beekdalbodem, zonder veen, laaggelegen met enkeerdgronden in de nabijheid van een glooiing van beekdalzijde of lage landduinen met bijbehorende vlakten en laagten) blijkt dat het de omgeving van het plangebied vanaf het Paleolithicum gunstig is geweest voor jagers-verzamelaars en vanaf het Neolithicum voor landbouwers.

In het hele gebied (inclusief fase 1) kunnen archeologische resten voorkomen uit alle archeologische perioden. Binnen 100 m van het gebied zijn resten aangetroffen uit de Romeinse tijd. Verder ligt het gebied binnen een AMK-terrein van hoge waarde omdat een deel van het terrein tot de oude dorpskern van Aalst behoort. De kans op het voorkomen van de resten is hoog. De archeologische resten komen voor onder het esdek en in de top van de oorspronkelijke C-horizont. De vondstenlaag is opgenomen onderin het esdek; hier wordt ook wel van 'cultuurlaag' gesproken: een doorwerkte oude bodem tussen het esdek en de ongeroerde ondergrond met kleine fragmenten aardewerk, natuursteen, vuursteen en houtskool. Archeologische sporen zullen zich bevinden tot ongeveer 25 cm in de top van de C-horizont. Organische resten en bot zullen door de relatief droge en zure bodemomstandigheden slecht zijn geconserveerd. Het complextype en de omvang kunnen niet nader worden gespecificeerd door de beperkte gegevens. Tevens bevinden zich mogelijk verlaten of opgevulde meanders nabij de Tongelreep in de ondergrond.

5.2.2 Verkennend booronderzoek

Er is naar aanleiding van het bureauonderzoek een inventariserend veldonderzoek in de vorm van een verkennend booronderzoek (ADC ArcheoProjecten, nr. 1760, d.d. februari 2009) uitgevoerd. De bureaustudie had uitgewezen dat in het plangebied archeologische waarden uit alle archeologische perioden vanaf het Laat Paleolithicum verwacht kunnen worden. De verwachting is hoog, omdat de rijkdom aan flora en fauna van de hoger gelegen dekzanden nabij het dal van de Tongelreep in pre- en (proto)historie een grote aantrekkingskracht zal hebben uitgeoefend op de mens.

De resultaten van het booronderzoek vormen een bevestiging van de hoge verwachting die op basis van het bureauonderzoek aan het gebied is toegekend. Ter plaatse van de boringen 1 t/m 4 is een dekzandrug of dekzandkopje aangetroffen met een plaggendek. De kans dat onder dit plaggendek goed bewaarde archeologische waarden voorkomen moet groot worden geacht. Mogelijk strekt de dekzandrug zich uit onder het bestaande fabrieksgebouw en omliggende bestrating. Indien dit het geval is en de bodem niet dieper dan het plaggendek -dat ook hier verwacht mag worden- verstoord is, kunnen ook onder de bestaande bebouwing nog archeologische waarden voorkomen.

ADC ArcheoProjecten adviseert om:

  • a. ter plaatse van de boringen 1 t/m 4 een proefsleuf (IVO-P) aan te leggen om de aanwezigheid en waarde van eventuele archeologische resten te bepalen, en
  • b. na sloop van de bestaande bebouwing de dekzandrug waarop de bebouwing is gefundeerd te begrenzen en de bodemopbouw en intactheid van het bodemprofiel nader vast te stellen door middel van een booronderzoek.

De exacte invulling van de werkzaamheden zal moeten worden vastgelegd in een Programma van Eisen (PvE).

Het is niet uit te sluiten dat ook in het beekdal toch nog archeologische resten voorkomen. Deze resten kunnen niet door middel van boringen worden opgespoord. Te denken valt aan dumpsites, rituele of toevallige deposities, en palen van bruggen en beschoeiingen. Het verdient aanbeveling om de uitvoerder van het grondwerk te wijzen op de plicht archeologische vondsten te melden bij de bevoegde overheid, zoals aangegeven in de Monumentenwet 1988 en de Wet op de Archeologische Monumentenzorg.

De voorgestelde proefsleuf ter hoogte van boring 1 t/m 4 ligt buiten het plangebied van fase 1. Wel zal er na de sloop van de fabriekshal een archeologisch booronderzoek uitgevoerd moeten worden.

Selectieadvies

SRE-milieudienst heeft naar aanleiding van dit onderzoek een selectieadvies opgesteld op basis waarvan het bevoegde gezag een selectiebesluit kan nemen. De milieudienst geeft het volgende aan:

"De aanwezigheid van een hoge dekzandrug of -kop met daarop de historische dorpskern van Aalst (AMK-terrein) en de overgang naar een mogelijk oude akker en een venig beekdal, wijst op een hoge archeologische verwachting en waarde voor het plangebied Aalst-Brabantiaterrein. Wij adviseren dan ook om een grootschaliger proefsleuvenonderzoek uit te laten voeren dan de rapporteur voorstelt, waarbij de benadering zowel gericht is op oudere bewoning als de relatie vanuit de bewoning naar het landschap...Daarbij dient de nadruk in elk geval te liggen op de relatie en de ontwikkeling tussen de oude dorspkern van Aalst, het achterliggende akkergebied en het beekdal van de Tongelreep. Geadviseerd wordt om in het plangebied (inclusief fase 1) een inventariserend en waarderend archeologisch vooronderzoek in de vorm van proefsleuven uit te laten voeren."

De gemeente heeft als bevoegd gezag een selectiebesluit genomen conform het advies van de SRE-milieudienst. Er is inmiddels een PvE opgesteld en goedgekeurd. Conform dit PvE wordt (in eerste instantie alleen voor fase 1) een proefsleuvenonderzoek uitgevoerd.