direct naar inhoud van Artikel 3: Bedrijf - Rietdekkersbedrijf
Plan: Bestemmingsplan Zwaagdijk - Zwaagdijk 286 (rietdekkersbedrijf)
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0459.BPKZWAAGDK286-ON01

Artikel 3: Bedrijf - Rietdekkersbedrijf

3.1. Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf - Rietdekkersbedrijf' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebruikt voor:

  • a. gebouwen ten behoeve van:
    • 1. een rietdekkersbedrijf;
    • 2. een bedrijfswoning, ter plaatse van de aanduiding "bedrijfswoning";
  • b. bijgebouwen bij de bedrijfswoning;

waarbij, ter plaatse van de aanduiding “karakteristiek”, de instandhouding van de karakteristieke hoofdvorm van de gebouwen wordt nagestreefd;

met daaraan ondergeschikt:

  • c. nutsvoorzieningen;

met de daarbijbehorende:

  • d. parkeervoorzieningen;
  • e. groenvoorzieningen;
  • f. tuinen, erven en terreinen;
  • g. water;
  • h. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

3.2. Bouwregels
3.2.1. Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen genoemd in lid 3.1 sub a gelden de volgende regels:

  • a. een gebouw zal binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. ter plaatse van de aanduiding “bedrijfswoning”, zal ten hoogste één bedrijfswoning worden gebouwd;
  • c. de goothoogte van een gebouw zal ten hoogste 6,00 m bedragen;
  • d. de dakhelling van een gebouw zal ten minste 15º bedragen;
  • e. de dakhelling van een gebouw zal ten hoogste 60º bedragen.

3.2.2. Bijgebouwen

Voor het bouwen van bijgebouwen bij de bedrijfswoning gelden de volgende regels:

  • a. bijgebouwen zullen ten minste 2,00 m achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van de bedrijfswoning of het verlengde daarvan worden gebouwd;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen zal ten hoogste 60 m² bedragen;
  • c. de goothoogte bijgebouwen zal ten hoogste 3,00 m bedragen;
  • d. de dakhelling van bijgebouwen zal ten hoogste 60° bedragen.

3.2.3. Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2,00 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel(s) van de bedrijfswoning c.q. het verlengde daarvan ten hoogste 1,00 m zal bedragen;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5,00 m bedragen.

3.3. Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen, ten behoeve van een goede milieusituatie, de sociale veiligheid, de verkeersveiligheid, en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing.

3.4. Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het splitsen van een bedrijfswoning zodanig dat er meer dan één woning ontstaat;
  • b. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen ten behoeve van bewoning of de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep;
  • c. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel;
  • d. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van verblijfsrecreatieve doeleinden;
  • e. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van agrarische bedrijfsactiviteiten;
  • f. het gebruik van de gronden ten behoeve van een paardrijdbak.

3.5. Afwijken van de gebruiksregels
3.5.1. Mantelzorg

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.4onder a in die zin dat een vrijstaand bijgebouw wordt gebruikt voor bewoning, mits:

  • a. de bewoning van een bijgebouw uitsluitend plaatsvindt vanuit een oogpunt van mantelzorg;
  • b. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de in geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven;
  • c. de oppervlakte van de afhankelijke woonruimte per bestemmingsvlak niet meer bedraagt dan 80 m².

3.5.2. Paardrijdbakken

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.4onder f in die zin dat gronden, voorzover gelegen binnen het bestemmingsvlak, worden gebruikt voor de aanleg van een paardrijdbak, mits:

  • a. de paardrijdbak zoveel mogelijk uit het zicht van de openbare weg wordt gesitueerd en goed landschappelijk wordt ingepast;
  • b. er vanwege de paardrijdbak geen hinder (geur, geluid, licht en stof) wordt veroorzaakt voor nabijgelegen woningen van derden (minimale afstand 50 m tot de woonbestemmingsgrens).