Plan: | Kortendijk 2, Bergharen |
---|---|
Status: | ontwerp |
Plantype: | wijzigingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0296.BGBkortendijk2BGH-OW01 |
Op basis van de Wet op de ruimtelijke ordening (Wro) en Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is de watertoets verplicht bij onder andere bestemmingsplannen, inpassingsplannen, projectbesluiten, buitenplanse omgevingsvergunningen, buitentoepassingverklaringen van beheersverordeningen en ontheffingen voor een bestemmingsplan. Voor overige plannen dient een watertoets te worden uitgevoerd op basis van het nationaal bestuursakkoord water (2003 en 2008).
De watertoets is bedoeld om ruimtelijke plannen meer waterbestendig te maken, waarbij wateraspecten vroegtijdig en expliciet worden meegenomen in ruimtelijke plannen en bij locatiekeuzen. Het Bro regelt de verplichte waterparagraaf in de toelichting bij genoemde ruimtelijke plannen en het overleg met het waterschap (wateradvies).
De waterparagraaf beschrijft de wijze waarop rekening wordt gehouden met eventuele gevolgen van het ruimtelijk plan voor de waterhuishouding. De waterparagraaf geeft een beschrijving van beleidsuitgangspunten, waterhuishoudkundige situatie en wateropgaven in het plangebied, (motivatie van) meest geschikte oplossingen en ruimtelijke consequenties daarvan.
Geohydrologie en grondwatersysteem
Het plangebied is gesitueerd in het landelijk gebied. De maaiveldhoogte bedraagt circa 7 m +NAP (bron: Algemene Hoogtekaart Nederland). De bodem bestaat voornamelijk uit grof zand (bron: bodemdata.nl). De waterdoorlatendheid van zandgrond is goed.
De gemiddeld hoogste grondwaterstand (GHG) liggen tussen 0,8 tot 1,4 meter onder maaiveld (m -mv). Omdat het plan een afname van bebouwing omvat, heeft het plan geen (negatief) effect op de waterhuishouding. Derhalve is de GHG niet exact bepaald.
Oppervlakte- en afvalwatersysteem
Binnen het plangebied is geen oppervlaktewater aanwezig. Het plangebied is gerioleerd door middel van de bestaande drukriolering in de Kortendijk.
Ecosysteem
Het plangebied grenst aan de ecologische hoofdstructuur, met de kwalificatie natte natuur. Het plangebied ligt in de beschermingszone voor deze natte natuur (zie paragraaf 4.2.3). Voorkomen moet worden dat sprake is van verdroging. Ontwikkelingen moeten ten minste voldoen aan het 'stand still'-beginsel.
Het plan leidt tot een afname van bebouwing, waardoor aan het 'stand still'-beginsel wordt voldaan.
Het plan zorgt niet voor een aantasting van de ecologische hoofdstructuur.
Het gemeentelijk waterbeleid (strategische waternota en uitvoeringsplan) omvat thema's en uitgangspunten voor een meer duurzaam waterbeheer binnen de gemeente Wijchen. Tevens beschikt de gemeente over een Gemeentelijk rioleringsplan (GRP), waarin de gemeente invulling geeft aan haar zorgplicht voor een doelmatige aanleg en beheer van riolering. Het GRP is gericht op het voorkomen, beperken of tot een aanvaardbaar risico terugbrengen van wateroverlast en schade aan milieu en volksgezondheid. In het kader van de watertoets moet een vertaalslag worden gemaakt naar de concrete plansituatie.
De gemeente Wijchen valt binnen het beheersgebied van Waterschap Rivierenland. Het waterschap geeft in het kader van de Wet verontreiniging oppervlaktewater vergunning af voor lozing van afvalwater op het oppervlaktewater en in het kader van de Keur een ontheffing voor ingrepen in/nabij watergangen en waterkeringen. Daarnaast verzorgt het waterschap het onderhoud van A-watergangen.
Gemeenten zijn op waterhuishoudkundig gebied onder andere verantwoordelijk voor het inzamelen en transporteren van afvalwater naar het overnamepunt van de RWZI, (gedeeltelijk) onderhoud van wateren en ontwatering (grondwater). Daarnaast is de gemeente verantwoordelijk voor de verlening en handhaving van vergunningen in het kader van de Wet milieubeheer.
Op grond van de Waterwet (artt. 3.5 en 3.6) heeft de gemeente een zorgplicht voor inzameling en verwerking van overtollig hemelwater en grondwater. Perceeleigenaren dienen hemelwater op eigen perceel te verwerken, tenzij dit redelijkerwijs niet kan worden gevergd. In dat geval treedt de gemeentelijke zorgplicht in werking. Daarnaast heeft de gemeente een zorgplicht bij het treffen van maatregelen in openbaar gebied om structurele gevolgen van grondwaterstand voor de aan de grond gegeven bestemming te voorkomen dan wel te beperken, tenzij dit niet doelmatig is of dit een verantwoordelijkheid van provincie of waterschap is.
Wateroverlast en volksgezondheid
Inrichting en beheer van het waterhuishoudkundig systeem op de locatie dient te zijn gericht op het voorkomen van wateroverlast voor wegen en bebouwing en het voorkomen van schade aan volksgezondheid door bijvoorbeeld vochtige kruipruimten, stilstaand water en onveilige oevers.
Afkoppeling en waterberging
De gemeente streeft naar het vasthouden van gebiedseigen water door benutting van de natuurlijke bergingscapaciteit van bodem en oppervlaktewater. Transport van schoon hemelwater via de riolering moet worden vermeden.
Waterkwaliteit
De gemeente streeft naar een goede waterkwaliteit, die voldoet aan gestelde eisen. Van belang is dat zo min mogelijk vervuilende stoffen worden toegevoegd aan grond- en oppervlaktewatersysteem. Alleen schoon hemelwater wordt direct afgevoerd naar bodem of oppervlaktewater.
Natuurwaarden
De gemeente streeft naar behoud van natuurwaarden en biodiversiteit. Natuurlijke grondwaterstanden worden behouden; de (natte) natuurwaarden sluiten hierop aan. Bouwplan en toekomstig beheer van de planlocatie mogen geen verstoring geven van de vereiste (grond)waterkwaliteit en -kwantiteit.
Drinkwaterbesparing
Gebruik van hoogwaardig drinkwater dient zoveel mogelijk te worden beperkt tot hoogwaardige toepassingen. Zo mogelijk wordt hemelwater gebruikt voor laagwaardige toepassingen.
Beleving
De gemeente streeft naar versterking van de belevingswaarde van water. Cultuurhistorisch waardevolle watergebonden elementen zijn herkenbaar in het landschap aanwezig.
Wateroverlast en volksgezondheid
Kleine plannen hebben slechts een minimaal effect op de waterhuishouding. Voor plannen met minder dan 500 m² extra verharding in stedelijk gebied en minder dan 1500 m² in landelijk gebied is daarom geen compenserende waterberging vereist. Als kleine plannen onderdeel uitmaken van een groter plan, dan geldt de compensatieplicht voor het totale oppervlak.
Het plan omvat een afname van de bebouwing. Voor onderhavig plan is geen compensatie vereist.
Afkoppeling en waterberging
Het plan omvat een afname van bebouwing. Er wordt geen nieuwe bebouwing en verharding toegevoegd. Er is geen aanleiding de bestaande waterhuishoudkundige situatie te herzien. In de bestaande situatie treden geen problemen op.
Overige onderdelen
Uitgangspunt is dat het vuile afvalwater en het schone hemelwater worden gescheiden. Het vuile afvalwater wordt op de bestaande riolering in de Kortendijk geloosd.
Er zijn geen bijzondere maatregelen genomen om vervuiling van het oppervlaktewater te voorkomen. Overeenkomstig de eis van het waterschap worden in principe geen uitlogende materialen toegepast. Overige onderdelen zijn, vanwege de aard van het plan, niet aan de orde.
Conclusie
Onderhavig plan omvat een afname van de bestaande bebouwing. Daarbij kunnen de volgende conclusies worden getrokken:
Formeel overleg met het waterschap Rivierenland in het kader van de watertoets is volgens de nieuwe beleidslijn van het waterschap verplicht indien de toename van de verharding meer dan 500 m² (stedelijk gebied) of meer dan 1500 m² (landelijk gebied) bedraagt. Hierop volgt een wateradvies van het waterschap. Het advies van het waterschap dient in de waterparagraaf te worden opgenomen. In overige gevallen kan het ruimtelijke plan (i.c. waterparagraaf) ter kennisneming worden toegezonden aan het waterschap.
Gelet op bovenstaande hoeft dit plan niet te worden voorgelegd aan het waterschap.