Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: TAM-omgevingsplan Geitweg 4
Status: ontwerp
Plan identificatie: NL.IMRO.0296.TAMgeitweg4-OW01
1 Inleidende bepalingen
 
Artikel 1 Toepassingsbereik
  
1.1 Omgevingsplan Wijchen
Dit plan wijzigt het omgevingsplan Wijchen in die zin dat na hoofdstuk 22 van het omgevingsplan Wijchen een hoofdstuk 22h wordt ingevoegd, bestaande uit de regels van dit plan. De hoofdstukken in dit plan moeten gelezen worden als paragrafen van hoofdstuk 22h van het omgevingsplan Wijchen. In de artikelkop van de artikelen moet na het woord 'Artikel', na de spatie en direct voor het artikelnummer ‘22h. gelezen worden. In de kop van de bijlagen moet na het woord 'Bijlage', na de spatie en direct voor het nummer van de bijlage '22h. gelezen worden.
 
1.2 Tijdelijk omgevingsplan - bestemmingsplan
De besluiten op grond van artikel 22.1, onder a, van Omgevingswet zijn niet van toepassing voor zover het gaat over regels opgenomen in een besluit als bedoeld in artikel 4.6, eerste lid, onder a, b, c, g, h, i, j, k, l of m, van de Invoeringswet Omgevingswet op de locatie, bedoeld in 1.4.
 
1.3 Tijdelijk omgevingsplan - bruidsschat
De regels in afdeling 22.2 en afdeling 22.3 zijn niet van toepassing voor zover die regels in strijd zijn met regels in dit plan.
 
1.4 Verwijzing naar verbeelding
De regels van dit plan zijn van toepassing op de locatie TAM-omgevingsplan Hoofdstuk 22h TAM-omgevingsplan Geitweg 4, Wijchen, waarvan de geometrische bepaalde planobjecten zijn vervat in het GML-bestand met identificatienummer NL.IMRO.0296.TAMgeitweg4-OW01.
 
Artikel 2 Begripsbepalingen
 
2.1 Van toepassing verklaring
Begripsbepalingen die zijn opgenomen in bijlage I bij het Besluit activiteiten leefomgeving, bijlage I bij het Besluit bouwwerken leefomgeving, bijlage I bij het Besluit kwaliteit leefomgeving, bijlage I bij het Omgevingsbesluit en bijlage I bij de Omgevingsregeling, zijn van toepassing op dit plan;
 
2.2 Aanvullende begrippen
In aanvulling op het bepaalde in 2.1 worden voor de toepassing van de regels in dit plan de begrippen als bedoeld in 2.3 tot en met 2.52 gehanteerd;
 
2.3 Plan
het TAM-omgevingsplan Hoofdstuk 22h TAM-omgevingsplan Geitweg 4, Wijchen met identificatienummer NL.IMRO.0296.TAMgeitweg4-OW01 van de gemeente Wijchen bestaande uit de geometrisch bepaalde planobjecten zoals vervat in het GML-bestand met identificatienummer NL.IMRO.0296.TAMgeitweg4-OW01 met de in dit plan opgenomen regels en de daarbij behorende bijlagen;
 
2.4 Locatievlak
een geometrisch bepaald vlak dat is aangewezen voor een gebruiksdoel;
 
2.5 Agrarisch grondgebruik
Het gebruik van gronden ten behoeve van het telen van gewassen/bomen dan wel ten behoeve van het beweiden van landbouwdieren;
 
2.6 bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;
 
2.7 bebouwingspercentage:
een in de regels of op de kaart aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van een terrein (bouwperceel, locatievlak etc.) aangeeft, dat maximaal mag worden bebouwd;
 
2.8 bedrijfsactiviteiten:
handelingen en werkzaamheden die plaatsvinden in het kader van de uitoefening van een bedrijf;
 
2.9 bedrijfsgebouw:
een gebouw dat dient voor de uitoefening van één of meer bedrijfsactiviteiten;
 
2.10 bedrijfsmatige exploitatie van recreatiebedrijven:
het via een bedrijf, stichting of ander rechtspersoon voeren van een zodanig beheer/ exploitatie, dat in de recreatieverblijven daadwerkelijk recreatief gebruik plaatsvindt;
 
2.11 bedrijfswoning/ dienstwoning:
een woning, in of bij een gebouw of op een terrein, bedoeld voor (het huishouden van) een persoon wiens huisvesting daar gelet op de bedrijfsvoering noodzakelijk moet worden geacht;
 
2.12 bestaand:
t.a.v. bebouwing: bebouwing, zoals legaal aanwezig op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerpplan, dan wel die mag worden gebouwd krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde vergunning;
t.a.v. gebruik: het gebruik van grond en opstallen, zoals aanwezig op het tijdstip dat het plan rechtskracht heeft verkregen;
 
2.13 locatiegrens:
de grens van een locatievlak;
 
2.14 bevoegd gezag:
bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning;
 
2.15 bijgebouw:
een vrijstaand of aan het hoofdgebouw aangebouwd gebouw, dat functioneel ondergeschikt is aan het op hetzelfde perceel gelegen hoofdgebouw, zoals een garage, berging of hobbyruimte;
 
2.16 bos:
elk terrein waarop al dan niet bedrijfsmatig activiteiten worden uitgevoerd gericht op de duurzame instandhouding en ontwikkeling van bestaande en nieuwe bossen ten behoeve van (een of meerdere van de functies) natuur, houtproductie, landschap, milieu (waaronder begrepen waterhuishouding) en extensieve recreatie;
 
2.17 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;
 
2.18 bouwgrens:
de grens van een bouwvlak;
 
2.19 bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
 
2.20 bouwperceelgrens:
een grens van een bouwperceel;
 
2.21 bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
 
2.22 bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
 
2.23 bouwwijze:
de wijze van bouwen van een woning, waarbij:
  1. onder aaneengebouwd wordt verstaan een woning, die deel uitmaakt van een blok van meer dan twee woningen en/of andere functies, waarvan het hoofdgebouw aan het op het aangrenzende bouwperceel gelegen hoofdgebouw is gebouwd;
  2. onder gestapeld wordt een gebouw verstaan, dat uit meerdere naast elkaar en/of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen (appartementen) bestaat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid kan worden beschouwd;
  3. onder twee-aaneen wordt verstaan een woning, waarvan het hoofdgebouw deel uitmaakt van een blok van maximaal twee direct aaneengebouwde hoofdgebouwen (twee-onder-één-kap);
  4. onder vrijstaand wordt verstaan een woning, waarvan het hoofdgebouw niet aan een op een aangrenzend bouwperceel gelegen gebouw is aangebouwd;
 
2.24 cultuurhistorische waarde:
de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis heeft gemaakt van dat bouwwerk of dat gebied, zoals dat ondermeer tot uitdrukking komt in de beplanting, het reliëf, de verkaveling, het sloten- of wegenpatroon en/of de architectuur;
 
2.25 dagrecreatie:
activiteiten ter ontspanning in de vorm van sport, spel, toerisme en educatie, waarbij overnachting niet is toegestaan; huifkarren worden hier mede onder begrepen;
 
2.26 detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, verkopen en/of leveren van goederen aan degene die deze goederen kopen voor eigen gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
 
2.27 extensief recreatief medegebruik:
die vormen van natuurvriendelijke recreatie welke in hoofdzaak zijn gericht op natuur- en landschapsbeleving, zoals wandelen, fietsen, picknicken, kanoën, survivaltochten en natuurgerichte recreatie zoals vogelobservatie;
 
2.28 extensieve dag- en verblijfsrecreatieve voorzieningen:
dag- en verblijfsrecreatieve voorzieningen die aansluiten bij het agrarisch gebied of bij de natuur- en landschapsbeleving van het landelijk gebied;
 
2.29 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
 
2.30 groepsaccommodatie/logeergebouw:
een gebouw bestemd voor verblijfsrecreatie door meerdere personen in groepsverband;
 
2.31 hoofdgebouw:
een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie en/of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste gebouw valt aan te merken, inclusief daarbij behorende aan- en uitbouwen;
 
2.32 horecabedrijf:
een bedrijf, gericht op het verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken en/of het exploiteren van zaalaccommodatie en/of het bieden van nachtverblijf;
de horecabedrijven zijn in drie categorieën te onderscheiden:
  1. categorie 1: vormen van horeca-activiteiten waar in hoofdzaak maaltijden, (alcoholische) dranken en/of logies worden verstrekt en waarvan de exploitatie doorgaans in de avonduren plaatsvindt, zoals een café, restaurant, hotel en pension;
  2. categorie 2: vormen van kleinschalige horeca-activiteiten die qua exploitatievorm aansluiten bij winkelvoorzieningen, waar naast kleinere etenswaren in hoofdzaak alcoholvrije dranken worden verstrekt, en waarvan de exploitatie zowel overdag als in de avonduren plaatsvindt, zoals een lunchroom, broodjeszaak, ijssalon, cafetaria, snackbar, afhaalhoreca, automatiek;
  3. categorie 3: vormen van horeca-activiteiten waarbij in hoofdzaak alcoholische drank wordt verstrekt en waarvan de exploitatie doorgaans in de avonduren plaatsvindt, een aantasting van het woon- en leefklimaat veroorzaakt en een grote druk op de openbare orde met zich meebrengt, zoals bar-dancings, discotheken, nachtclubs, alsmede horeca met zaalaccommodatie;
 
2.33 kampeermiddel:
tent, tentwagen, kampeerauto of caravan dan wel enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan; een en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;
 
2.34 kampeerplaats:
standplaats voor een kampeermiddel;
 
2.35 kampeerseizoen:
de periode tussen 15 maart en 31 oktober;
 
2.36 kampeerterrein:
terrein of plaats, geheel of gedeeltelijk ingericht, en blijkens die inrichting bestemd, om daarop gelegenheid te geven tot het plaatsen of geplaatst houden van kampeermiddelen ten behoeve van recreatief verblijf;
 
2.37 minicamping:
een kleinschalig kampeerterrein als nevenactiviteit bij een agrarisch bedrijf of een burgerwoning;
 
2.38 nevenactiviteit:
activiteiten die in ruimtelijke en/of bedrijfseconomische zin een ondergeschikt bestanddeel vormen van de totale bedrijfsactiviteiten op een bouwperceel;
 
2.39 omgevingsvergunning:
vergunning voor activiteiten als genoemd in artikel 5.1 van de Omgevingswet;
 
2.40 ondergeschikte functie:
een functie die in ruimtelijke en/of bedrijfseconomische zin ondergeschikt zijn aan de hoofdfunctie binnen een bestemming;
 
2.41 ondersteunende horeca:
een horecavoorziening binnen een bestemming waarvan de functie een andere dan horeca is maar waar men uitsluitend ten behoeve van de hoofdfunctie een ruimte specifiek heeft ingericht voor de consumptie van drank en etenswaren;
 
2.42 overkapping / carport
een dakconstructie, vrijstaand met maximaal één wand, dan wel aan maximaal drie zijden begrensd door de gevels van belendende gebouwen, die niet wordt aangemerkt als een gebouw;
 
2.43 recreatief medegebruik:
die vormen van recreatie, die plaats hebben in een omgeving met een niet-recreatieve hoofdfunctie, waarbij het medegebruik ondergeschikt is aan de hoofdfunctie en het hoofdgebruik;
 
2.44 recreatieve verhuureenheid:
een op de grond staand object voor recreatief nachtverblijf (terminologie BOR). Recreatieve verhuureenheid is dan een object voor recreatief nachtverblijf, die in eigendom is van de exploitant en die voor een korte periode wordt verhuurd voor toeristisch/recreatief gebruik aan gasten die hun woonplaats elders hebben;
 
2.45 verblijfsrecreatie:
recreatie in ruimten welke zijn bestemd of opgericht voor recreatief nachtverblijf, zoals een recreatiewoning, groepsaccommodatie/logeergebouw, pension, bed & breakfast, kampeermiddel of trekkershut door personen die hun hoofdwoonverblijf elders hebben, en waarbij er geen sprake is van permanente bewoning;
 
2.46 verblijfsrecreatieve eenheid:
Een voor recreatief verblijf te gebruiken locatie, bestaand uit een kampeerplaats of recreatieve verhuureenheid;
 
2.47 vloeroppervlak(te):
de totale oppervlakte, gemeten op vloerniveau, die voor een functie wordt gebruikt;
 
2.48 voorgevelrooilijn:
de denkbeeldige lijn, evenwijdig aan de as van de weg waaraan gebouwd wordt, op een afstand van de weg die:
  • gelijk is aan de in de regels voorgeschreven afstand van gebouwen uit de as van de weg op het betreffende bouwperceel;
  • gelijk is aan de afstand van bestaande gebouwen tot de as van de weg op het betreffende bouwperceel, indien die afstand kleiner is dan de in de regels voorgeschreven afstand;
 
2.49 vrijstaand bijgebouw:
een bijgebouw, dat fysiek geheel los staat van enig ander gebouw, dan wel slechts met een ander gebouw verbonden is door een bouwwerk geen gebouw zijnde, zoals een overkapping of pergola.
 
Artikel 3 Meet- en rekenbepalingen
 
3.1 Meetbepalingen
in aanvulling op en indien van toepassing in afwijking van het bepaalde in artikel 22.24 van dit omgevingsplan, gelden de meetbepalingen van Artikel 3;
 
3.2 goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
 
 
3.3 Inhoud van een bouwwerk
tussen de bovenzijde van de begane grondvloer, de binnenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de binnenzijde van daken en dakkapellen;
 
3.4 bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
 
3.5 oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
 
3.6 peil
voor bouwwerken, waarvan de hoofdtoegang van het perceel onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang van het perceel;
in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld;
 
2 Specifieke regels over functies
 
Artikel 4 Groen
 
4.1 Toepassingsbereik
De regels van dit artikel zijn van toepassing op de locatie die in het GML-bestand met identificatienummer NL.IMRO.0296.TAMgeitweg4-OW01 is aangewezen voor het gebruiksdoel Groen.
 
4.2 Functieomschrijving Groen
Een locatie die is aangewezen voor het gebruiksdoel 'Groen' heeft de volgende functies:
  1. plantsoenen, groenstroken en overige aanplanten;
  2. grondwallen;
  3. paden en in- en uitritten;
  4. nutsvoorzieningen;
  5. waterhuishoudkundige voorzieningen.
één en ander met de daarbij behorende voorzieningen.
 
4.3 Bouwactiviteiten
4.3.1 Algemeen
Uitsluitend zijn toegestaan bouwwerken, geen gebouwen zijnde, die ten dienste staan van deze functie.
 
4.3.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde niet meer mag bedragen dan 4 m.
 
Artikel 5 Recreatie
 
5.1 Toepassingsbereik
De regels van dit artikel zijn van toepassing op de locatie die in het GML-bestand met identificatienummer NL.IMRO.0296.TAMgeitweg4-OW01 is aangewezen voor het gebruiksdoel Recreatie.
 
5.2 Functieomschrijving Recreatie
Een locatie die is aangewezen voor het gebruiksdoel Recreatie heeft de volgende functies:
  1. 150 verblijfsrecreatieve eenheden:
    1. waarvan er maximaal 30 jaarrond gebruikt worden;
    2. waarbij maximaal 20 honden zijn toegestaan;
    3. waarvan maximum 50 verhuureenheden;
    4. met een maximum van 450 personen;
  2. groepsaccommodatie:
    1. tevens te gebruiken als Bed and Breakfast;
    2. met een maximum van 30 personen;
  3. dagrecreatieve voorzieningen;
  4. behoud, herstel en ontwikkeling van cultuurhistorische, aardkundige en landschappelijke waarden;
  5. wegen, (wandel- en fiets)paden en parkeervoorzieningen;
  6. ondersteunende horeca;
  7. water en waterhuishoudkundige doeleinden;
  8. tuin- en erfbeplanting, landschapselementen en bosschages;
  9. de opwekking en opslag van duurzame energie in de vorm van windenergie en zonne-energie alsmede warmte-koude opslag.
Met bijbehorende bouwwerken en voorzieningen en overeenkomstig de in 5.3 opgenomen nadere regels.
 
5.3 Gebruiksactiviteit – nadere regels
In het onderstaande is een nadere detaillering opgenomen van het bepaalde in 5.2:
 
5.3.1 Ondergeschikte detailhandel
Binnen de bestemming is detailhandel toegestaan, uitsluitend in ondergeschikte vorm en dienstbaar aan de ter plaatse toegestane recreatieve voorzieningen.
 
5.3.2 Bedrijfswoning
Binnen de aanduiding ‘specifieke vorm van recreatie – twee bedrijfswoningen’ zijn twee bedrijfswoningen toegestaan.
 
5.3.3 Opslag
Ter plaatse van de aanduiding ‘opslag’, het bedrijfsmatig en inpandig opslaan van goederen, onder de volgende voorwaarden:
  1. er wordt geen afbreuk gedaan aan de natuurlijke-, landschappelijke en cultuurhistorische kwaliteiten;
  2. er vindt geen buitenopslag plaats;
  3. de effecten op de mobiliteit zijn beperkt;
  4. detailhandel is uitgesloten.
 
5.3.4 Parkeren
Parkeren is uitsluitend toegestaan op eigen terrein.
 
5.3.5 Duurzame energie
Het opwekken van duurzame energie is uitsluitend toegestaan als ondergeschikte functie.
 
5.3.6 Horeca
Uitsluitend ondersteunende horeca is toegestaan.
 
5.3.7 Riolering
Uitsluitend het lozen van huishoudelijk afvalwater op het gemeentelijk riool is toegestaan.
 
5.4 Bouwbesluit
5.4.1 Functionele relatie
Uitsluitend zijn toegestaan gebouwen en bouwwerken, ten dienste van de functies als genoemd in 5.2 en 5.3.
 
5.4.2 Bouwvlak
Indien en voor zover binnen een bestemmingsvlak een bouwvlak is aangeduid, mogen gebouwen uitsluitend worden opgericht ter plaatse van de aanduiding "bouwvlak".
 
5.4.3 Bedrijfswoning(en)
Voor bedrijfswoningen geldt het volgende:
  1. indien de bestaande inhoud van een woning groter is dan 350 m3 maar kleiner dan 450 m3 dan mag de inhoud van de woning niet meer bedragen dan 600 m3;
  2. indien de bestaande inhoud van een woning groter is dan 450 m3 maar kleiner dan 800 m3, dan mag de inhoud van de woning niet meer bedragen dan 800 m3 ;
  3. indien de bestaande inhoud van de bedrijfswoning groter is dan 800 m3, dan mag de inhoud van de woning niet meer bedragen dan deze bestaande inhoud.
 
5.4.4 Herbouw
Aanvullend gelden voor herbouw van een woning de volgende voorwaarden:
  1. de herbouw vindt grotendeels plaats op de (voor zover aanwezig) bestaande fundamenten van de woning;
  2. de voorgevel van de te herbouwen woning wordt geplaatst in de (voormalige) voorgevelrooilijn van de woning;
  3. de bouwwijze (d.w.z. vrijstaand, halfvrijstaand of aaneengebouwd) van de te herbouwen woning wijkt niet af van de bouwwijze van de oorspronkelijke woning.
 
5.4.5 Maatvoeringseisen
Voor de bedrijfsgebouwen en bedrijfswoningen gelden de volgende maatvoeringseisen:
 
BEDRIJFSGEBOUWEN
  
MAX.
  
GOOTHOOGTE  
6 m  
BOUWHOOGTE  
10 m  
 
BEDRIJFSWONING
  
MAX.
  
GOOTHOOGTE  
6 m  
BOUWHOOGTE  
10 m  
 
  
BOUWWERKEN, GEEN GEBOUWEN ZIJNDE
  
MAX.
  
HOOGTE ERFAFSCHEIDINGEN  
2,5 m  
HOOGTE BALLENVANGHEKKEN  
7,5 m  
HOOGTE LICHTMASTEN  
9 m  
HOOGTE OVERIGE BOUWWERKEN, GEEN GEBOUWEN ZIJNDE  
9     
m  
 
5.5 Voorwaardelijke verplichting - landschappelijke inpassing
Tot een met de functie strijdig gebruik wordt in elk geval gerekend het gebruik van en het in gebruik laten nemen van nieuwe bouwwerken overeenkomstig de in lid 5.2 opgenomen functieomschrijving, zonder de aanleg en instandhouding van de landschapsmaatregelen conform het in bijlage 1 opgenomen inrichtingsplan voor die locaties binnen het plangebied waar de functie ‘Groen’ geldt.
 
5.6 Voorwaardelijke verplichting – waterhuishouding
  • Ten behoeve van voldoende drooglegging de volgende minimale aanlegpeilen boven het zomerpeil van het oppervlaktewater aanhouden:
    • Vloerpeil begane grond 1,30 m;
    • Straatpeil 1,00 m;
    • Maaiveld/groenpeil 0,70 m.
  • Ten behoeve van voldoende ontwateringsdiepte de volgende minimale aanlegpeilen boven de gemiddeld hoogste grondwaterstand (GHG) aanhouden:
    • Vloerpeil begane grond 1,00 m;
    • Straatpeil 0,70 m;
    • Maaiveld/groenpeil 0,50 m.
  • Ter compensatie van het nieuwe verharde oppervlak moet minimaal aan hemelwaterberging op oppervlaktewater worden aangelegd:
    • 436 m3 per ha, waarbij het zomerpeil oppervlaktewater niet meer mag stijgen dan 0,30 m;
    • 664 m3 per ha, waarbij het zomerpeil oppervlaktewater niet hoger mag stijgen dan tot het maaiveld.
Ter compensatie van het nieuwe verharde oppervlak moet minimaal aan hemelwaterberging op het maaiveld als infiltratievoorziening worden aangelegd:
    • 664 m3 per ha, waarbij het waterpeil in de berging niet hoger mag stijgen dan tot het maaiveld en waarbij de bodem van de infiltratievoorziening minimaal 0,50 m boven GHG moet liggen.
  • Ten aanzien van het afvalwater geldt dat:
    • Alleen de afvoer van huishoudelijk afvalwater is toegestaan;
    • De capaciteit van de bestaande drukriolering met inachtneming van toekomstige woninginbreidingen in het buitengebied van Alverna mag niet worden overschreden.
  • Ten aanzien van het hemelwater geldt dat:
    • Het hemelwater volledig binnen het plangebied (op het eigen perceel) wordt verwerkt;
    • Het vloerpeil begane grond minimaal 0,30 m boven straat- of maaiveldpeil ligt, zodat er geen hemelwater in de gebouwen kan komen.
 
5.7 Omgevingsplanactiviteit
5.7.1 Omgevingsvergunning inhoud woning
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 5.4.3 de toegestane inhoud van de woningen te vergroten, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
  1. de voorgeschreven goot- en bouwhoogte mag met maximaal 10% van de voorgeschreven maatvoering worden verhoogd;
  2. de welstandscommissie wordt expliciet betrokken bij het besluit om al dan niet medewerking te verlenen aan de genoemde omgevingsvergunning;
  3. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing, dat wordt onderbouwd en gevisualiseerd in een terrein-/ beplantingsplan;
  4. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
  5. het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de milieu- en dierenwelzijnswetgeving.
 
5.7.2 Omgevingsvergunning herbouw
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 5.4.2, teneinde verplaatsing of herbouw van een woning buiten de bestaande bebouwingscontour of fundamenten toe te staan, mits wordt voldaan aan de volgende bepalingen:
  1. er dient op enig punt aansluiting plaats te vinden op de bestaande funderingen; dit betekent dat de nieuwe situering van de te herbouwen woning in ieder geval dient aan te sluiten op de voormalige situering;
  2. in afwijking van het bepaalde onder a. is het toegestaan de woning volledig buiten de bestaande fundamenten of bebouwingscontour te situeren, indien:
    1. dit vanuit een oogpunt van verkeersveiligheid noodzakelijk is; of
    2. dit vanuit stedenbouwkundig oogpunt wenselijk is;
  3. de nieuwe situering van de woning is stedenbouwkundig en milieukundig aanvaardbaar;
  4. door de herbouw wordt het landelijk karakter niet onevenredig aangetast;
  5. de belangen van in de omgeving aanwezige functies en waarden mogen niet onevenredig worden geschaad.
 
5.7.3 Omgevingsvergunning 10%
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van de maatvoering zoals die in 5.4 is aangegeven, met dien verstande dat de afwijking niet meer mag bedragen dan 10% van de voorgeschreven hoogte en oppervlakte.
 
5.7.4 Omgevingsvergunning werken of werkzaamheden
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de in het schema opgenomen omgevingsvergunningplichtige werken en werkzaamheden uit te (doen) voeren.
Voor alle onderstaande werken en werkzaamheden geldt dat het werk of de werkzaamheid noodzakelijk dient te zijn in het kader van het gebruik conform de bestemming.
 
Omgevingsvergunningplichtige werken/werkzaamheden
  
Criteria voor verlening van de omgevingsvergunning
  
het aanleggen van wegen en het aanbrengen van overige verhardingen  
er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de waterhuishouding.  
het egaliseren, vergraven of ophogen van de bodem  
het aanwezige reliëf mag niet worden aangetast;
de werkzaamheden mogen niet leiden tot een onevenredige aantasting van de aanwezige landschappelijke- en natuurwaarden.  
het rooien van houtopstanden
 
deze werkzaamheden vinden plaats in het kader van het bos-, natuur en/of landschapsbeheer;  
 
5.7.5 Uitzonderingen vergunningplicht
Het onder 5.7.4 vervatte verbod geldt niet voor werken en werkzaamheden:
  1. die onderdeel zijn van het realiseren van de landschapsmaatregelen conform het in bijlage 1 opgenomen inrichtingsplan;
  2. waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het omgevingsplan een aanleg- of omgevingsvergunning is verleend;
  3. welke ten tijde van het van kracht worden van het omgevingsplan in uitvoering waren;
  4. welke het normale onderhoud en/of landschapsbeheer betreffen.
 
5.9.3 Toetsing aan aanwezige waarden
De in 5.9.1 bedoelde vergunning wordt slechts verleend indien na een belangenafweging blijkt dat er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de aanwezige waarden als opgenomen in 5.2. Ten behoeve van de belangenafweging zijn in het schema onder 5.7.4 de toetsingscriteria weergegeven.
 
5.8 Gebruiksactiviteit - verboden
In aanvulling op het bepaalde van artikel 5.1 van de Omgevingswet wordt onder gebruik strijdig met het gebruiksdoel in ieder geval begrepen het gebruiken en/of laten gebruiken van gronden en/of opstallen voor:
  1. woondoeleinden, met uitzondering van een op grond van het bepaalde in 4.2.3 toegestane bedrijfswoning;
  2. permanente bewoning van kampeermiddelen met inbegrip van stacaravans;
  3. huisvesting van tijdelijke werknemers;
  4. recreatieparken, waarvan de recreatiewoningen niet bedrijfsmatig worden geëxploiteerd;
  5. een publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis.
 
     
Artikel 6 Leiding – Gas
 
6.1 Toepassingsbereik
De regels van dit artikel zijn van toepassing op de locatie die in het GML-bestand met identificatienummer NL.IMRO.0296.TAMgeitweg4-OW01 is aangewezen voor het gebruiksdoel Leiding-Gas.
 
6.2 Functieomschrijving Gas
Een locatie die is aangewezen voor het gebruiksdoel Leiding-Gas heeft de volgende functies:
De voor Leiding - Gas aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende functies, mede bedoeld voor de aanleg en instandhouding van een gastransportleiding; één en ander met de bijbehorende voorzieningen.
 
6.3 Bouwregels
Binnen deze locatie zijn uitsluitend gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde toegestaan ten behoeve van het gebruiksdoel Leiding-Gas.
 
6.4 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 6.3 teneinde het oprichten van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van de op deze gronden liggende gebruiksdoelen toe te staan, mits hierbij uit hoofde van de bescherming van de leiding, alsmede uitoogpunt van externe veiligheid geen bezwaar bestaat; in dit geval wordt door het bevoegd gezag advies ingewonnen bij de betrokken leidingbeheerder.
 
6.5 Gebruiksactiviteit - verboden
In aanvulling op het bepaalde van artikel 5.1 van de Omgevingswet wordt onder gebruik strijdig met het gebruiksdoel in ieder geval begrepen het gebruiken en/of laten gebruiken van gronden voor:
  1. het aanbrengen van (half-)verhardingen;
  2. het vergraven, ophogen, diepwoelen of diepploegen van de bodem;
  3. het aanbrengen van diepwortelende beplanting en/of bomen;
  4. het verwijderen van beplanting;
  5. het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op andere wijze ingraven c.q. indrijven van voorwerpen;
  6. het uitvoeren van graafwerkzaamheden anders dan normaal spit- en ploegwerk;
  7. het graven van sloten en het leggen van (drainage)leidingen.
 
6.5.1 Uitzonderingen
Het onder 6.5 vervatte verbod geldt niet voor werken of werkzaamheden:
  1. waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het omgevingsplan een aanleg- of omgevingsvergunning is verleend;
  2. welke ten tijde van het van kracht worden van het omgevingsplan in uitvoering waren;
  3. welke het normale beheer en onderhoud van de leidingen betreffen.
 
6.5.2 Verlening
De in 6.5.1 genoemde omgevingsvergunning wordt slechts verleend indien- en voor zover door de werken en werkzaamheden geen veiligheidsrisico's ontstaan en de leidingen niet worden aangetast. Alvorens te beslissen omtrent een vergunning als bedoeld in 6.5.1 wordt door het bevoegd gezag schriftelijk advies ingewonnen bij de betrokken leidingbeheerder.
 
3 Algemene regels over functies
Artikel 7 Toepassingsbereik
 
De regels van dit hoofdstuk zijn van toepassing binnen het plangebied zoals opgenomen in het GML-bestand met identificatienummer NL.IMRO.0296.TAMgeitweg4-OW01.
Artikel 8 Aanvraagvereisten
 
  1. De aanvraagvereisten, bedoeld in paragraaf 22.5.2, zijn van overeenkomstige toepassing op een omgevingsvergunning die is vereist op grond van dit plan. In het bijzonder geldt dat:
    1. het bepaalde in artikel 22.284 van toepassing is op een aanvraag om omgevingsvergunning voor een aanlegactiviteit in dit plan; en
    2. het bepaalde in 22.286 van toepassing is op een aanvraag om omgevingsvergunning voor een omgevingsplanactiviteit in dit plan.
  2. In aanvulling op het bepaalde onder 1 worden bij de aanvraag om omgevingsvergunning die gegevens en bescheiden overlegd die naar het oordeel van het bevoegde gezag noodzakelijk zijn voor een toets aan de beoordelingsregels.
 
Artikel 9 Anti-dubbeltelregel
 
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 10 Bouwactiviteit - algemeen
 
10.1 Ondergeschikte bouwdelen
Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen zoals plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding niet meer dan 0,75 m bedraagt.
 
10.2 Bestaande afwijkende maatvoering
Bestaande gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, die zijn opgericht in overeenstemming met de Omgevingswet of diens rechtsopvolgers respectievelijk de Woningwet en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, maar waarvan de maatvoering afwijkt van de regels van dit plan, zijn toegestaan in de bestaande maatvoering.
 
Artikel 11 Maatwerkvoorschrift
 
Burgemeester en wethouders kunnen met een maatwerkvoorschrift afwijken van het bepaalde in Hoofdstuk 2 van dit plan, teneinde toestemming te verlenen voor de plaatsing van een antennemast voor mobiele telecommunicatie, met inachtneming van de volgende voorwaarden:
  1. de antennemast wordt geplaatst binnen een locatievlak waarin geen woningen aanwezig zijn;
  2. de antennemast leidt ook overigens niet tot een onevenredige aantasting van het woon- en leefmilieu in de omgeving;
  3. de antennemast is aantoonbaar noodzakelijk voor een adequaat dekkend netwerk voor mobiele telecommunicatie en site-sharing behoort aantoonbaar niet tot de mogelijkheden;
  4. de antennemast is niet hoger dan noodzakelijk voor een adequaat dekkend netwerk voor mobiele telecommunicatie met een maximum van 40 m.
 
4 Overgangsregels
Artikel 12 Overgangsrecht
 
12.1 Overgangsrecht bouwwerken
12.1.1 Algemeen
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan aanwezig of in uitvoering is, danwel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van dit plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
  1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
 
12.1.2 Afwijken bij omgevingsvergunning
Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in 12.1.1 een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in 14.1.1 met maximaal 10 %.
 
12.1.3 Uitzondering
Het bepaalde in 12.1.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan, maar zijn gebouwd zonder omgevingsvergunning en in strijd zijn met het omgevingsplan zoals dat gold voor inwerkingtreding van dit plan.
 
12.2 Overgangsrecht gebruik
12.2.1 Algemeen
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
 
12.2.2 Strijdig gebruik
Het is verboden het met dit plan strijdige gebruik, bedoeld in 12.2.1, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dit plan strijdige gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
 
12.2.3 Onderbroken gebruik
Indien het gebruik, bedoeld in 12.2.1, na het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
 
12.2.4 Uitzondering
Het bepaalde in 12.2.1 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het omgevingsplan voor inwerkingtreding van dit plan.