Het streven naar een veilig, gezond en duurzaam waterbeheer staat landelijk al geruime tijd in de belangstelling. Relevante beleidsstukken op het gebied van water zijn het Provinciaal Waterplan van de provincie Gelderland, het Waterbeheerplan 2010-2015 van Waterschap Rivierenland, het Nationaal Waterplan WB21, Nationaal Bestuursakkoord Water, Waterplan gemeente Druten en de Europese Kaderrichtlijn Water. Belangrijkste gezamenlijke punt uit deze beleidsstukken is dat water een belangrijk sturend element is in de ruimtelijke ordening. Water legt een ruimteclaim op het (stads)landschap waaraan voldaan moet worden. De bekende driestapsstrategieën zijn leidend:
• vasthouden – bergen - afvoeren (waterkwantiteit);
• voorkomen – scheiden - zuiveren (waterkwaliteit).
Het waterschap Rivierenland heeft, naast het Integraal Waterbeheersplan 2010-2015, de nota’s ‘Samen door
één buis (Afsprakenkader voor riolering)’ en ‘Waterbeheer in stedelijk gebied’ vastgesteld. Hierin staan normen en ambities opgenomen voor de waterkwantiteit en -kwaliteit. Een aantal belangrijke uitgangspunten is de volgende:
- De gemeente en het waterschap maken onderscheid naar het schaalniveau van de plannen. In de brochure Partners in Water staat het proces van de watertoets beschreven, zoals waterschap Rivierenland daarmee omgaat. De watertoets en de uitgangspunten daarvoor zijn gebaseerd op landelijk gemaakte afspraken en landelijke documenten, zoals de Nota Anders Omgaan met Water, het Nationaal Bestuursakkoord Water en de Landelijke Handreiking Watertoets. De watertoets is ook verankerd in de Strategienota ‘Water op Orde’ van waterschap Rivierenland.
- Waterschap Rivierenland hanteert de beleidsregel dat voor plannen in stedelijke gebied met een toename van verhard oppervlak kleiner dan 500 m² geen compenserende maatregelen als gevolg van een toename van het verhard oppervlak getroffen hoeven te worden voor het versneld afvoeren van hemelwater. Voor het landelijk gebied is geen compensatie nodig voor plannen met een toename van verhard oppervlak kleiner dan 1.500 m².
- Onderhavig plangebied dient te worden gezien als stedelijk gebied, dus bij een toename van verhard oppervlak van 500 m² of meer is compenserende waterberging nodig. De eerste 500 m² nieuwe verharding binnen stedelijk gebied is vrijgesteld overeenkomstig het beleid van het waterschap. Hiervan is sprake.
Samenwerking met de waterbeheerder
In het kader van de watertoets heeft de initiatiefnemer samen met de gemeente overleg gevoerd met het Waterschap Rivierenland.
Bij de bepaling van de toename aan nieuw verhard oppervlak wordt de bestaande verharding en het dakoppervlak van de bestaande bebouwing, wat reeds is aangesloten op het riool, in mindering gebracht op het te realiseren verhard oppervlak. De compensatie dient bij voorkeur in de vorm van open water te geschieden.
Compenserende waterberging die vervolgens nodig is als gevolg van een toename van het verharde oppervlak, dient in eerste instantie binnen de grenzen van het plangebied te worden gevonden. Indien dit niet mogelijk blijkt, dient naar een oplossing buiten het plangebied te worden gezocht. Voorwaarde hierbij is dat deze berging binnen hetzelfde peilvak wordt gevonden.
Kenmerken watersysteem totale plangebied (huidige situatie)
Het plangebied is gelegen midden in de oude kern van Druten. In de huidige situatie zijn op de locatie bedrijfs- en woongebouwen (Kattenburg 45-49) aanwezig. Tevens is aan de Ambtshuisstraat een verharde inrit tussen Ambtshuisstraat 1 en 3 gelegen. Deze inrit is niet in het Basis Rioleringsplan (BRP) opgenomen en kan daarom niet als bestaande verharding in de berekening van het verhard oppervlak worden meegenomen.
De bodem van het plangebied bestaat uit rivierkleigronden van het type ooivaaggronden (bron:
Bodemkaart van Nederland kaartblad 39-Oost, Stiboka, 1981). Dergelijke bodemtypen kennen over het algemeen een vrij diepe ontwatering. In een door het bureau Breijn uitgevoerde quickscan is gebleken dat in het plangebied de gemiddeld hoogste grondwaterstand (GHG) op circa 6,70 +NAP (circa 150 centimeter onder maaiveld) is gelegen.
Wat betreft het bergen van water zijn er mogelijkheden. Het infiltreren van hemelwater is niet mogelijk, gezien de samenstelling van de bodem (klei) en de te verwachten grondwaterstanden.
Zandbanen
Volgens de zandbananenkaart van de provincie Gelderland (bron: website provincie Gelderland, zandbanenkaart 2010) ligt er onder het plangebied een zandbaan van pleistoceen zand in een laag met een diepte van 5-6 meter onder maaiveld. Tevens is in het noordelijk deel van het gebied een strook van deze zandbaan gelegen die zich maximaal 1 meter onder maaiveld bevindt.
Het plangebied bevindt zich op ruim 500 meter ten zuiden van de Waal. Er is in de nabije omgeving geen oppervlaktewater aanwezig. Wel ligt in de omgeving een zogenaamde overkluizing. Deze loopt ten westen van de bebouwing aan het Ambtshuisplein. Vanaf het plangebied is het zeer moeilijk direct aan te sluiten op deze overkluizing.
Grondwaterbeschermingsgebied
Het plangebied is niet gelegen in het grondwaterbeschermingsgebied ‘Druten’. Binnen dergelijke gebieden dienen initiatieven te worden getoetst op basis van hun (mogelijke) invloed op, of risico’s voor de grondwaterkwaliteit. Een dergelijke toetsing is hier derhalve niet aan de orde.
In de huidige situatie is de locatie voor een belangrijk deel bebouwd. De bestaande panden Kattenburg 45-49 zijn voor wat betreft de afvoer van afval- en hemelwater aangesloten op de bestaande riolering aan de Kattenburg. De verharde inrit aan de Ambtshuisstraat is aangesloten op de bestaande riolering van die straat.
Water in relatie tot de gewenste ontwikkelingen
Toename verhard oppervlak
De projectlocatie is gelegen in stedelijk gebied. Voor initiatieven met een toename van meer dan 500 m² verhard oppervlak geldt dat er compenserende waterberging dient te worden gerealiseerd, aangezien er meer hemelwater versneld tot afvoer komt. Bij voorkeur wordt deze compensatie gevonden binnen de plangrenzen. Hierbij mag de landelijke afvoernorm (1,5 l/s/h) niet worden overschreden.
Het plangebied kent in de huidige situatie in totaliteit circa 1.070 m² aan verhard oppervlak. In overleg met het waterschap is bepaald dat het deel van dit verharde oppervlak dat vergund is uitgangspunt is voor de wateropgave. Voor de wateropgave zijn alleen de dakoppervlakken van belang waarvoor vergunning is verleend. Dit betreft de panden Kattenburg 45 (220 m²) en Kattenburg 47-49 (594 m²) met de bijgebouwen van 41 en 29 m². Het totaal van deze oppervlakken bedraagt 884 m². De oppervlakte van de verharde inrit (182 m²) mag niet worden meegeteld, omdat dit niet is meegenomen in het BRP.
In de beoogde situatie worden in het plangebied maximaal 20 woningen gerealiseerd. Dit resulteert in een mogelijk dakoppervlak van circa 1.062 m². Daarnaast wordt nog verhard oppervlak gerealiseerd op openbaar terrein (wegen, trottoir en parkeervoorzieningen). Het oppervlak hiervan is circa 2.458 m². Eveneens mag worden aangenomen dat het uitgeefbaar terrein door de toekomstige bewoners deels wordt verhard. In deze fase wordt voor het plan uitgegaan van circa 425 m² op uitgeefbaar terrein (40% van het totale dakoppervlak van 1.062 m²). In totaliteit resulteert dit in een verhard oppervlak van 3.945 m² (= 1.062 + 425 + 2.458).
Ten behoeve van de wateropgave resulteert dit in een oppervlakte van 2.561 m², waarvoor watercompensatie dient te worden gevonden. Dit oppervlak resteert nadat het totaal aan verhard oppervlak na planrealisatie van 3.945 m² wordt verminderd met het bestaande verhard oppervlak (884 m²) en de vrijstelling van 500 m² voor stedelijk gebied.
Uitgangspunten realisatie compenserende berging
Het waterschap heeft aangegeven dat, indien berging plaatsvindt in oppervlaktewater dient te worden uitgegaan van de norm T=10 + 10%. In dit geval wordt de vuistregel gehanteerd dat 436 m³ berging dient plaats te vinden per hectare toenameverhard oppervlak. Bij berging in een (semi-) droogvallende retentie (wadi) dient te worden uitgegaan van de norm T=100 + 10%. In dit geval wordt de vuistregel gehanteerd dat 664 m³ berging dient plaats te vinden per hectare toename verhardoppervlak. Door toevoeging van de extra 10% wordt rekening gehouden met klimaatsveranderingen. Voor de afvoer van de neerslag uit het plangebied wordt 1,5l/sec/ha gebruikt.
Berekening compenserende berging
De benodigde compenserende berging als gevolg van de toename van het verhardoppervlak bedraagt 111,66 m³ (0,2561 ha * 436 m³/ha).
Voor dit plan wordt om meerdere redenen niet gekozen voor berging in het plangebied.
- Binnen het plangebied is het niet realistisch oppervlaktewater te creëren. Er is onvoldoende ruimte voor en daarnaast past een waterpartij niet in deze stedelijke omgeving.
- Binnen een straal van 100 m van het plangebied is geen oppervlaktewater aanwezig waar een bergingsvoorziening op kan worden aangesloten of waarin compenserende berging kan worden gerealiseerd
- Het realiseren van oppervlaktewater in het plangebied betekent dat de stedenbouwkundige opzet fors moet worden aangepast. Zelfs in die mate dat het plan ruimtelijk en financieel niet realiseerbaar is.
- Het vertraagd afvoeren door bijvoorbeeld een zogenaamd Aquaflow systeem in het plangebied op te nemen, heeft geen voorkeur. De hoeveelheid aan te leggen oppervlakte is beperkt en de mogelijkheden voor beheer van het systeem zijn door de geringe verkeersbewegingen erg lastig. Bovendien wordt voor de locatie gekozen om de archeologische waarden in situ te bewaren. Het aanleggen van bijvoorbeeld een Aquaflow systeem betekent dat het wegcunet over een groot gebied verdiept moet worden aangelegd, hetgeen aantasting van deze waarden kan betekenen.
Gezien het voorstaande is in overleg met het waterschap ervoor gekozen om gebruik te maken van de waterbergingsbank. De kosten daarvoor worden in de exploitatie van dit plan meegenomen. Het hemelwater wordt gescheiden aangeleverd maar totdat het kan worden afgekoppeld op de riolering aangesloten. Ten behoeve van het aansluiten op de bestaande riolering is het niet noodzakelijk aanpassingen in dit stelsel aan te brengen. Nader onderzoek zal dit aantonen.
Er is sprake van een formele overeenkomst tussen gemeente en het waterschap waarin afspraken zijn vastgelegd over de inzet van de waterbergingsbank voor stedelijke projecten. Wordt hieraan voldaan dan kan een beroep daarop worden gedaan.
In overleg met het waterschap is in 2012 een terrein aan de Van Heemstraweg ingericht als overloopvoorziening voor hemelwater. Dit terrein is gelegen tussen de buurt Druten West en het bedrijventerrein Westerhout. De ruimte die door de inrichting van het terrein voor waterberging vrijkomt, kan worden benut om ruimte voor waterberging uit andere projecten te vinden.
Het voorliggend plan voldoet aan die voorwaarden.
De dakafvoeren van de beoogde bebouwing zal worden aangesloten op een HWA stelsel dat gescheiden van het DWA wordt aangeboden. Op het moment dat het (gemengde) rioleringsstelsel in de Ambtshuisstraat wordt vernieuwd wordt het hemelwater uit het plangebied verder afgekoppeld. Tot die tijd wordt het op het bestaande rioleringsstelsel aangesloten. De in de toekomst af te koppelen dakoppervlakken worden niet vervaardigd van uitlogende, niet duurzame bouwmaterialen. Op deze wijze is de kwaliteit van het afvloeiende hemelwater gegarandeerd. Hemelwater van verharde oppervlakken wordt eveneens via een HWA stelsel afgevoerd naar het rioleringsstelsel. De uitwerking hiervan zal worden meegenomen in het nog op te stellen rioleringsplan. Uitgangspunt hierbij is dat eventuele verontreinigingen (olie e.d.) worden afgevangen.
Het afvalwater zal via de riolering worden afgevoerd naar een rioolwaterzuiveringsinstallatie. Voor het initiatief wordt aanvullend aan het bestemmingsplan een rioleringsplan opgesteld.
Het toevoegen van verhard oppervlak en het aansluiten van het hemelwater op het rioolsysteem met het gebruikmaken van de ruimte in de waterbergingsbank is volgens de regels van het waterschap vergunningplichtig.
Voor het rioleringsplan is goedkeuring/instemming van het waterschap vereist. Indien echter met goedkeuring van het waterschap wordt aangesloten op het bestaand rioleringsstelsel is geen watergunning vereist.
Voor het gebruik van de waterbergingsbank zijn in de daarvoor gesloten overeenkomst afspraken gemaakt waaraan moet worden voldaan. Zo moet o.a. een overeenkomst met de initiatiefnemer worden gesloten en moet de bergingsboekhouding worden aangepast.
Het plan kan met inbegrip van het aansluiten van het HWA op het bestaande rioleringsstelsel door gebruikmaking van de waterbergingsbank onbelemmerd doorgang vinden. De benodigde hoeveelheid waterberging voor de toename van verharde oppervlakken wordt op die manier geregeld. Daarnaast worden er binnen het plangebied geen werken gerealiseerd binnen keurzones van aanwezige A- of B- watergangen of waterkeringen.
Voor het uitbreiden van het verhard oppervlak is conform de keur en bijbehorende beleidsregels van het waterschap geen watervergunning vereist omdat na goedkeuring van het rioleringsplan (tijdelijk) het HWA zal worden aangesloten op het bestaande rioleringssysteem.