Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Periodiek plan Gemeente Druten 2017
Status: geconsolideerd
Plan identificatie: NL.IMRO.0225.BPperiodiekstb01-1704

Regels

1 Inleidende regels
Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
1.1 plan:
Het bestemmingsplan Periodiek plan Gemeente Druten 2017 met identificatienummer NL.IMRO.0225.BPperiodiekstb01-1704 van de gemeente Druten;
1.2 aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.3 aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
1.4 aaneengebouwd:
bebouwing waarbij de hoofdgebouwen aan beide zijden in de perceelgrens zijn gebouwd, met dien verstande dat de eindwoning slechts aan één zijde in de zijdelingse perceelgrens mag worden gebouwd;
1.5 aanvullende horeca:
onzelfstandige horeca in aanvulling op en met een directe relatie met andere ter plaatse toegestane hoofdfuncties (niet zijnde horeca);
1.6 achtergevellijn:
de lijn waarin de achtergevel van het hoofdgebouw is gelegen, alsmede het verlengde daarvan;
1.7 afhankelijke woonruimte:
een bijbehorend bouwwerk dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met de woning en waarin een gedeelte van de huishouding uit een oogpunt van mantelzorg gehuisvest is;
1.8 ander-werk:
een werk, geen bouwwerk zijnde, of een werkzaamheid; 
1.9 arboretum:
een op het verzamelen en kweken van bomen en struiken gespecialiseerde botanische tuin;
1.10 atelier:
werkplaats van een beeldend kunstenaar met bijbehorende expositieruimte, inclusief ondergeschikte detailhandel van ter plaatse vervaardigde producten;
1.11 archeologisch onderzoek:
diverse vormen van onderzoek naar de archeologische waarden binnen een plangebied, uitgevoerd volgens de geldende versie van de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie;
1.12 archeologische waarde:
de waarde die een gebied bezit op grond van de aldaar aanwezige archeologische resten;
1.13 bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;
1.14 bebouwingsgrens:
de grens van een bouwvlak;
1.15 bebouwingspercentage:
een in de regels aangegeven percentage, dat de grootte aangeeft van het deel van het bouwperceel dan wel bouwvlak, dat ten hoogste mag worden bebouwd;
1.16 bedrijfsmatige activiteiten:
het bedrijfsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid geheel of overwegend d.m.v. handwerk en waarvan de omvang van de activiteiten zodanig is, dat de activiteiten in een woning en de daarbij behorende bijbehorende bouwwerken met behoud van de woonfunctie kunnen worden uitgeoefend;
1.17 bedrijfswoning:
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein, noodzakelijk is;
1.18 beroepsmatige activiteiten:
een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten (niet zijnde vrije beroepen), waarvan de omvang van de activiteiten in een woning en de daarbij behorende bijbehorende bouwwerken met behoud van de woonfunctie kunnen worden uitgeoefend;
1.19 besloten prostitutie:
een besloten inrichting waarin prostitutie wordt uitgeoefend of de uitoefening ervan wordt aangeboden (o.a. erotische massagesalons, seksclubs, privé-huizen, thuisprostitutie en escortbedrijf);
1.20 bestaande situatie:
  1.  t.a.v. bebouwing: bebouwing, aanwezig of in uitvoering ten tijde van inwerkingtreding van het bestemmingsplan, dan wel mag worden gebouwd krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde omgevingsvergunning;
  2.  t.a.v. gebruik: het gebruik van grond en opstallen, ten tijde van inwerkingtreding van het bestemmingsplan.
1.21 bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak;
1.22 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.23 bijbehorend bouwwerk:
een met het hoofdgebouw verbonden of daarvan vrijstaand gebouw, dat door zijn ligging, constructie of afmetingen ondergeschikt is aan het hoofdgebouw, met dien verstande dat ook via een doorbraak op de eerste verdieping sprake mag zijn van een verbinding met het hoofdgebouw;
1.24 body- en mindcentrum:
een multifunctioneel centrum waar balans en ontwikkeling van lichaam en geest centraal staat, zoals door middel van cursussen, workshops, bewegingsvormen gericht op rust, houding, ademhaling en ontspanning, thematische kerkdiensten, zang en andere ontspannende activiteiten;
1.25 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats of ligplaats;
1.26 bouwgrens:
de grens van een bouwvlak;
1.27 bouwlaag:
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door, op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd met inbegrip van de begane grond en m.u.v. een onderbouw of kap;
1.28 bouwmarkt:
detailhandelsvestiging waarbij het volledige assortiment van bouw- en doe-het-zelf-producten aan zowel vakman als particulier grotendeels op basis van zelfbediening ten verkoop wordt aangeboden;
1.29 bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige,  bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
1.30 bouwperceelgrens:
de grens van een bouwperceel;
1.31 bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;
1.32 bouwwerk:
een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;
1.33 culturele voorzieningen:
voorzieningen ten behoeve van culturele en ontspannende activiteiten, zoals een bioscoop, museum of theater;
1.34 dakkapel:
een uitspringend gedeelte op een hellend dak waarin een raamkozijn is opgenomen en die voorzien is van zijwanden;
1.35 deskundige:
een door het college van burgemeester en wethouders aan te wijzen onafhankelijke deskundige of commissie van deskundigen inzake een bepaalde vakdiscipline;
1.36 detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ter verkoop, verkopen en/of leveren van goederen aan diegenen die die goederen kopen voor gebruik en/of verbruik of aanwending anders dan in uitoefening van bedrijfs- of beroepsactiviteiten;
1.37 detailhandel in aanverwante artikelen:
detailhandel in goederen of producten aanverwant aan de hoofdfunctie.
1.38 dienstverlening:
economische en maatschappelijke diensten aan derden, waaronder zijn begrepen kapperszaken, schoonheidsinstituten, fotostudio’s en naar aard daarmee gelijk te stellen bedrijven en inrichtingen, evenwel met uitzondering van een garagebedrijf en prostitutie;
1.39 eerste bouwlaag:
de onderste bouwlaag, waarvan de vloer boven maaiveld is gelegen;
1.40 elektronicazaak:
detailhandelsvestiging die uitsluitend is bestemd voor verkoop van elektronische apparaten, zoals computers, alsmede bijbehorende goederen;
1.41 erf:
dat deel van een bouwperceel, zowel binnen als buiten het bouwvlak, waarop ingevolge de regels bijbehorende bouwwerken mogen worden opgericht;
1.42 erker:
een uitbouw van het hoofdgebouw in één bouwlaag met:
hoogte: maximaal bovenkant vloer begane grond + 0,25 meter;
breedte: maximaal 60 % van de voorgevel;
diepte: max. 1,25 meter, waarbij de voortuin vanaf de openbare ruimte minimaal 2 meter onbebouwd blijft;
1.43 escortbedrijf:
een natuurlijk persoon, groep van personen of rechtspersonen, die bedrijfsmatig of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, aanbiedt om prostitutie te verrichten, die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte worden uitgeoefend (o.a. escortservice en bemiddelingsbureaus);
1.44 evenementen:
periodieke en/of incidentele manifestaties zoals kermissen, sportmanifestaties, concerten, bijeenkomsten, (straat)voorstellingen, tentoonstellingen, shows, thematische beurzen en thematische markten;
1.45 garagebedrijf:
een bedrijf dat uitsluitend of in hoofdzaak is bestemd voor verkoop, onderhoud en reparatie van motorvoertuigen alsmede voor de verkoop van motorvoertuigonderdelen en bijbehorende artikelen, met uitzondering van een verkooppunt voor motorbrandstoffen;
1.46 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.47 geluidzoneringsplichtige inrichting
een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een geluidzone moet worden vastgesteld;
1.48 geschakeld:
bebouwing waarbij het hoofdgebouw niet grenst aan een ander hoofdgebouw, maar waarbij het hoofdgebouw door een bijbehorend bouwwerk is geschakeld aan een ander hoofdgebouw;
1.49 gestapeld
bebouwing waarbij woningen geheel of gedeeltelijk boven/onder/naast andere woningen zijn gelegen;
1.50 grondgebonden agrarisch bedrijf:
een agrarisch bedrijf waarvan de productie geheel of in overwegende mate afhankelijk is van het voortbrengend vermogen van onbebouwde grond in de omgeving van het bedrijf. Afhankelijkheid van de grond kent hierbij de volgende aspecten: voedervoorziening, mestafzet of het bieden van een natuurlijk substraat voor plantaardige teelten. Grondgebonden bedrijven zijn in ieder geval: grondgebonden veehouderijen, akkerbouw-, fruitteelt- en
vollegrondstuinbouwbedrijven en boomteeltbedrijven, waarvan de bomen rechtstreeks in de grond zijn geplant. Paardenfokkerijen worden ook aangemerkt als een grondgebonden agrarisch bedrijf. Grondgebonden agrarische bedrijven hebben een bedrijfsvoering die geheel of in overwegende mate niet in gebouwen plaatsvindt;
1.51 groothandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan wederverkopers, dan wel aan instellingen of personen ter aanwending in een andere bedrijfsactiviteit;
1.52 hoofdgebouw:
een gebouw dat op een bouwperceel door zijn ligging, constructie of afmetingen, als het belangrijkste bouwwerk valt aan te merken;
1.53 hoofdfunctie:
een functie waarvoor het gebouw hoofdzakelijk mag worden gebruikt;
1.54 horeca:
het bedrijfsmatig voor gebruik ter plaatse verstrekken van dranken en van in dezelfde onderneming bereide maaltijden en andere etenswaren al dan niet in combinatie met het exploiteren van zaalaccommodatie en het bedrijfsmatig verstrekken van overnachtingsmogelijkheden. Het exploiteren van een snackbar wordt eveneens onder een horecabedrijf begrepen. Het exploiteren van een prostitutiebedrijf wordt niet onder horeca begrepen;
1.55 horeca categorie 1
een bedrijf dat in hoofdzaak is gericht op het bedrijfsmatig verstrekken van al dan niet ter plaatse bereide etenswaren ten behoeve van consumptie ter plaatse, alsmede het daaraan ondergeschikt verstrekken van alcoholhoudende en niet-alcoholhoudende dranken, al dan niet in combinatie met het verstrekken van nachtverblijf en/of van zaalverhuur, zoals een (hotel-) restaurant, pannenkoekhuis, eetcafé en pizzeria, uitgezonderd een maaltijdafhaalcentrum;
1.56 horeca categorie 2
  1. een bedrijf dat in hoofdzaak is gericht op het bedrijfsmatig verstrekken van ter plaatse bereide snacks, ijs en kleine maaltijden voor consumptie zowel ter plaatse als elders, met daaraan ondergeschikt het verstrekken van dranken, zoals een snackbar, cafetaria, lunchroom en ijssalon;
  2. (daghoreca) een bedrijf dat in hoofdzaak is gericht op het bedrijfsmatig verstrekken van ter plaatse bereide snacks, ijs en kleine maaltijden voor consumptie zowel ter plaatse als elders, waarbij de openingstijden van de voorziening overeenkomen met die van naburige detailhandel, met daaraan ondergeschikt het verstrekken van dranken, zoals een lunchroom en een ijssalon;
1.57 horeca categorie 3
een bedrijf dat in hoofdzaak is gericht op zaalverhuur of het bedrijfsmatig verstrekken van overwegend alcoholische dranken voor consumptie ter plaatse, al dan niet in combinatie met kleine etenswaren, zoals een café;
1.58 horeca categorie 4
een bedrijf dat in hoofdzaak is gericht op het bedrijfsmatig bieden van gelegenheid tot dansen dan wel tot het uitoefenen van een kans- en behendigheidsspel al dan niet in combinatie met het verstrekken van alcoholhoudende en niet-alcoholhoudende dranken, zoals een dancing of discotheek;
1.59 kantoor:
een ruimte welke door aard en indeling kennelijk is bestemd om uitsluitend of in hoofdzaak dienstig te zijn tot het verrichten van administratieve, medische en/of ontwerptechnische arbeid;
1.60 kap:
een gesloten bovenbeëindiging van een bouwwerk;
1.61 kwetsbaar object:
een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde voor het risico c.q. een risicoafstand tot een risicovolle inrichting is bepaald, die in acht genomen moet worden;
1.62 kunstwerk:
civieltechnisch bouwwerk;
1.63 landschappelijke waarde:
de aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het waarneembare deel van het aardoppervlak, die wordt bepaald door de onderlinge samenhang en beïnvloeding tussen de levende en niet-levende natuur;
1.64 luifel:
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat een overdekte ruimte vormt zonder dan wel met ten hoogste één wand;
1.65 maatschappelijke voorzieningen:
educatieve, (para)medische, sociaal-culturele, levensbeschouwelijke, religieuze, onderwijsvoorzieningen, zorgvoorzieningen en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, alsmede ondergeschikte detailhandel en horeca in combinatie met en ten dienste van deze voorzieningen;
1.66 mantelzorg:
langdurige zorg die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende door personen uit diens directe omgeving, waarbij zorgverlening rechtstreeks voortvloeit uit de sociale relatie en de gebruikelijke zorg van huisgenoten voor elkaar overstijgt;
1.67 nadere eis:
een nadere eis als bedoeld in artikel 3.6 lid 1 sub d van de Wet ruimtelijke ordening;
1.68 niet grondgebonden agrarisch bedrijf:
een agrarisch bedrijf waarvan de productie niet in overwegende mate afhankelijk is van het voortbrengend vermogen van de onbebouwde grond in de directe omgeving van het bedrijf. Niet-grondgebonden bedrijven zijn in ieder geval: intensieve veehouderijen, glastuinbouwbedrijven en gebouwgebonden teeltbedrijven en kwekerijen, zoals champignonteeltbedrijven, witlofkwekerijen, viskwekerijen en wormenkwekerijen. Niet-grondgebonden agrarische bedrijven hebben een bedrijfsvoering die geheel of in overwegende mate in gebouwen plaatsvindt;
1.69 ondergronds bouwen:
een zelfstandig voor mensen toegankelijk bouwwerk waarvan de bovenkant nergens hoger ligt dan 0,25 meter boven het aansluitende maaiveld ter plaatse van de hoofdtoegang;
1.70 onzelfstandige detailhandel:
het qua aard en omvang beperkt bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ter verkoop, verkopen en/of leveren van goederen aan diegenen die die goederen kopen voor gebruik en/of verbruik of aanwending anders dan in uitoefening van bedrijfs- of beroepsactiviteiten, als ondergeschikte functie in verband met andere ter plaatse toegestane hoofdfuncties (niet zijnde detailhandel);
1.71 onzelfstandige horeca:
het qua aard en omvang beperkt verstrekken van dranken en etenswaren voor gebruik ter plaatse als ondergeschikte functie in verband met andere ter plaatse toegestane hoofdfuncties (niet zijnde horeca);
1.72 openlijke prostitutie:
het openlijk, op of vanaf openbaar gebied zichtbaar, door houding, woord, gebaar of op andere wijze passanten te bewegen om tegen een vergoeding seksuele of erotische handelingen ter verrichten, hen daartoe uit te nodigen of aan te lokken (o.a. raam- en straatprostitutie);
1.73 overkapping:
een bouwwerk, al dan niet aangebouwd aan een gebouw of een ander bouwwerk, bestaande uit een gesloten bovenbeëindiging en ten hoogste drie al dan niet tot de overkapping behorende scheidingsconstructies;
1.74 peil:
  1. voor gebouwen, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
  2. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het sluitende, afgewerkte maaiveld;
1.75 perifere detailhandel:
detailhandel, die vanwege de omvang van de gevoerde artikelen een groot oppervlak nodig heeft voor de uitstalling, te weten tuincentra, bouwmarkten, grove bouwmaterialen, keukens en sanitair alsmede woninginrichting waaronder meubels;
1.76 plattelandswoning:
een woning in de vorm van een voormalige agrarische bedrijfswoning, die bewoond mag worden door een persoon of diens huishouden die geen functionele binding heeft met het nabijgelegen agrarisch bedrijf, waartoe de woning in het verleden als bedrijfswoning heeft behoord;
1.77 productiegebonden detailhandel:
detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, geteeld, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie;
1.78 prostitutiebedrijf:
een persoon, een groep van personen of een rechtspersoon, die bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, zich via openlijke of besloten prostitutie beschikbaar stelt of aanbiedt om tegen een vergoeding seksuele of erotische handelingen te verrichten;
1.79 risicovolle inrichting:
een inrichting, bij welke ingevolge het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen een grenswaarde, richtwaarde voor het risico c.q. risico-afstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten;
1.80 schuilstal:
een gebouw ten behoeve van het bieden van schuilgelegenheid aan dieren;
1.81 stedenbouwkundige kwaliteit:
de aan een gebied toe te kennen waarde in verband met stedenbouwkundige elementen, zoals de aanwezige en/of geprojecteerde infrastructuur, waaronder groenelementen, ligging, maatvoering, functie en karakter van bouwwerken in dat gebied;
1.82 theehuis:
een kleinschalige horecagelegenheid die is gericht op het bedrijfsmatig verstrekken van al dan niet ter plaatse bereide etenswaren ten behoeve van consumptie ter plaatse, alsmede het verstrekken van niet-alcoholhoudende dranken;
1.83 theetuin/terras:
het bij woningen bedrijfsmatig verstrekken van niet-alcoholische dranken en aan de bedrijfsactiviteiten of toeristische omgeving gerelateerde consumpties/versnaperingen voor gebruik ter plaatse en in samenhang met kleinschalige dagrecreatie, met dien verstande dat reguliere horeca, hieronder inbegrepen exploitatie van een zaalaccommodatie, uitdrukkelijk niet is toegestaan;
1.84 twee-aaneen:
bebouwing waarbij de hoofdgebouwen aan één zijde in de zijdelingse perceelsgrens zijn gebouwd, waarbij onderscheid kan worden gemaakt in geschakelde hoofdgebouwen en twee aaneengebouwde hoofdgebouwen;
1.85 verbeelding:
de kaart met de bijbehorende verklaring, waarop de bestemmingen van de in het plan begrepen gronden zijn aangegeven;
1.86 verkoopvloeroppervlak:
de voor het publiek zichtbare en toegankelijke (besloten) winkelruimte, inclusief etalageruimte(n), bestemd en gebruikt voor het verkopen en leveren van roerende goederen, welke niet ter plaatse worden geconsumeerd en/of gebruikt;
1.87 voorgevellijn:
de lijn waarin de voorgevel van het hoofdgebouw is gelegen, alsmede het verlengde daarvan;
1.88 voorgevelrooilijn:
de op de kaart aangegeven lijn, die niet door gebouwen mag worden overschreden, behoudens ingevolge deze regels toegelaten afwijkingen;
1.89 vigerende bestemmingsplannen
Onder vigerende bestemmingsplannen woren de navolgende bestemmingsplannen verstaan
 
KernGeldend bestemmingsplanVaststellingsdatum
DrutenDruten-Zuid27 september 2012
 Kom Druten16 mei 2013
AfferdenKom Afferden16 februari 2012
DeestKom Deest4 juli 2013
HorssenKom Horssen5 juli 2012
PuiflijkKom Puiflijk27 september 2012
1.90 vrij beroep:
het uitoefenen van een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten. Hieronder wordt verstaan: de uitoefening van tand- en dierenarts, fysiotherapeut, advocaat, accountant, notaris en makelaar door de gebruiker van de woning. Het exploiteren van een prostitutiebedrijf wordt niet onder een vrij beroep begrepen;
1.91 vrijstaand:
bebouwing waarbij de hoofdgebouwen aan beide zijden niet in de perceelsgrens zijn gebouwd;
1.92 waterhuishoudkundige voorzieningen:
voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging en waterkwaliteit, waaronder duikers, stuwen, gemalen, inlaten en voorzieningen ten behoeve van berging en infiltratie van hemelwater;
1.93 wet/wettelijke regelingen:
indien en voor zover in deze regels wordt verwezen naar wettelijke regelingen c.q. verordeningen e.d., dienen deze regelingen te worden gelezen zoals deze luiden op het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerpplan, tenzij anders bepaald;
1.94 woning:
een (gedeelte van een) gebouw dat dient voor de huisvestiging van een huishouden;
1.95 woonunit:
een te verplaatsen/verwijderen bouwwerk bestaande uit één bouwlaag, geschikt en ingericht ten dienste van woon-, dag-, of bewoning door één of meer personen, waaronder ook een stacaravan wordt verstaan;
1.96 zelfstandige detailhandelsvestiging:
detailhandelsvestiging die zelfstandig functioneert, met een eigen kassasysteem, een eigen uitstraling en een oppervlakte die voldoende groot is om als volwaardige winkel te functioneren;
 
Artikel 2 Wijze van meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 afstand tot de zijdelingse perceelgrens
tussen de zijdelingse grenzen van een bouwperceel en voorkomend (hoofd-)gebouw, waar die afstand het kortst is.
2.2 breedte, diepte c.q. lengte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse hoofdgevelvlakken en/of de harten van gemeenschappelijke scheidingsmuren.
2.3 bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes  en daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.4 dakhelling
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
2.5 goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeiboord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
 
Met onderstaande tekeningen is aangegeven wat wordt aangemerkt als goothoogte:
 
 
2.6 hoogte van een windturbine
vanaf het peil tot aan de as van de windturbine.
2.7 inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.8 oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2.9 vloeroppervlakte van een gebouw
de som van alle tot het gebouw behorende binnenruimten, gemeten op vloerniveau tussen de begrensde opgaande scheidingsconstructie van de afzonderlijke daartoe behorende ruimte(n), inclusief onderbouw en zolderruimte. De oppervlakte van een trapgat, een liftschacht en een toegankelijke leidingschacht moet op elke bouwlaag tot de vloeroppervlakte van een gebouw worden gerekend.
 
2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Administratieve bepaling
  1. Op de gronden zoals opgenomen in dit bestemmingsplan zijn de regels van dit bestemmingsplan onverkort van toepassing, met dien verstande dat deze regels in combinatie met de verbeeldingen van de vigerende bestemmingsplannen te samen het juridisch bindend kader vormen, zulks met in achtname van het bepaalde onder b en c.
  2. Op de gronden zoals opgenomen in dit bestemmingsplan blijven de verbeeldingen van de vigerende bestemmingsplannen van kracht, met dien verstande dat waar dit bestemmingsplan en de daarbij behorende verbeelding voorziet in een wijziging van de verbeelding, dit een herziening is op de vigerende bestemmingsplannen;
  3. Op de gronden met de bestemming Gemengd, Gemengd - 1 en Gemengd - 2 gelden de regels van dit bestemmingsplan, met in achtname van de onderstaande transponeringstabel: 
    Vigerend bestemmingsplanbestemmingPeriodiek plan Gemeente Druten 2017
    Kom-DrutenGemengdGemengd 1 (Druten)
    Druten-ZuidGemengd - 1Gemengd 2 (Druten-Zuid)
    Druten-ZuidGemengd - 2Gemengd 3 (Druten-Zuid)
    Kom AfferdenGemengdGemengd 4 (Afferden)
    Kom DeestGemengdGemengd 5 (Deest)
    Kom HorssenGemengdGemengd 6 (Horssen)
    Kom PuijflijkGemengdGemengd 7 (Puiflijk)
 
Artikel 4 Agrarisch
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. grondgebonden agrarische bedrijven;
  2. vrije beroepen;
  3. tuinen, erven en verhardingen;
  4. voorzieningen voor langzaam verkeer;
  5. groenvoorzieningen;
  6. watergangen;
  7. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  8. gronden in de kern Afferden:
    1. een intensieve veehouderij ter plaatse van de aanduiding 'intensieve veehouderij';
    2. een bedrijfswoning ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
    3. detailhandel ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel';
    4. een minicamping ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - minicamping';
    5. een plattelandswoning zoals bedoeld in de Wet plattelandswoningen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - plattelandswoning';
  9. gronden in de kern Deest:
    1. een bedrijfswoning ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
  10. gronden in de kern Horssen:
    1. een intensieve veehouderij ter plaatse van de aanduiding 'intensieve veehouderij';
    2. een zorgboerderij ter plaatse van de aanduiding 'zorgboerderij';
    3. een bedrijfswoning ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
  11. gronden in de kern Puiflijk:
    1. een bedrijfswoning ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
    2. een 2e bedrijfswoning ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' en de opgenomen relatielijn;
    3. tuinbouw is niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'tuinbouw uitgesloten';
alsmede voor:
  1. de instandhouding en bescherming van het ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - gemeentelijk monument' aangegeven monument. 
4.2 Bouwregels
4.2.1 Algemeen
Voor het bouwen van bouwwerken geldt de volgende bepaling:
  1. het bebouwingspercentage van het bouwvlak mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximum bebouwingspercentage (%)’ is aangegeven;
  2. indien geen bebouwingspercentage is aangegeven mag het bouwvlak volledig bebouwd worden.
4.2.2 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:
  1. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  2. de goothoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)’ is aangegeven.
  3. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' of ‘maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)’ is aangegeven.
4.2.3 Bedrijfswoningen
Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende bepalingen:
  1. bedrijfswoningen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning', met dien verstande dat per aanduiding slechts één bedrijfswoning is toegestaan;
  2. de inhoud mag niet meer bedragen dan 800 m³;
  3. bij een vrijstaande bedrijfswoning gelden de volgende bepalingen:
    1. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 4,5 m;
    2. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 10 m.
4.2.4 Bijbehorende bouwwerken bij de bedrijfswoning
Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken bij de bedrijfswoning gelden de volgende regels:
  1. de gezamenlijke oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken mag per bedrijfswoning niet meer bedragen dan 100 m²;
  2. de goothoogte van bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 3 meter;
  3. de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 6 meter.
4.2.5 Minicamping
Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - minicamping' gelden de volgende bepalingen:
  1. Het aantal standplaatsen mag niet meer bedragen dan 25;
  2. er mogen gebouwen ten behoeve van sanitaire voorzieningen en/of een recreatieruimte gebouwd worden, waarbij de volgende bepalingen gelden:
    1. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 3,2 m;
    2. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 5 m;
    3. de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen mag niet meer bedragen dan 150 m².
4.2.6 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
  1. voedersilo’s mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd, waarbij de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 12 m;
  2. overkappingen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  3. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m;
  4. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 5,5 m.
4.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken:
  1. van het bepaalde in artikel 4 lid 2.6 om buiten het bouwvlak schuilstallen ten behoeve van een agrarisch bedrijf toe te staan, mits:
    1. de goothoogte van een schuilstal niet meer dan 2,5 meter bedraagt en de bouwhoogte niet meer dan 3 meter;
    2. de gezamenlijke oppervlakte aan schuilstallen per agrarisch bedrijf niet meer dan 100 m² bedraagt;
    3. de schuilstal wordt gesitueerd op een solitair gelegen weiland op een afstand van minimaal 500 meter van het huiskavel van de eigenaar/gebruiker;
    4. de schuilstal noodzakelijk is voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering;
    5. de landschappelijke kernkwaliteiten ter plaatse niet onevenredig worden aangetast.
  2. van het bepaalde in artikel 4 lid 2.6 om buiten het bouwvlak schuilstallen ten behoeve van het hobbymatig houden van dieren toe te staan, mits:
    1. de goothoogte van een schuilstal niet meer dan 2,5 meter bedraagt en de bouwhoogte niet meer dan 3 meter;
    2. de oppervlakte van een schuilstal niet meer bedraagt dan 30 m²;
    3. er niet meer dan één schuilstal per gebruiker/eigenaar wordt toegestaan;
    4. de schuilstal wordt gesitueerd op een solitair gelegen weiland op een afstand van minimaal 500 meter van het huiskavel van de eigenaar/gebruiker;
    5. de landschappelijke kernkwaliteiten ter plaatse niet onevenredig worden aangetast.
4.4 Specifieke gebruiksregels
 
4.4.1 Vrij beroep
Binnen de bestemming 'Agrarisch' is de uitoefening van een vrij beroep in een bedrijfswoning toegestaan tot een oppervlakte van maximaal 50 m² van het hoofdgebouw en/of de bijbehorende bouwwerken. 
4.4.2 Detailhandel
Ter plaatse van de aanduiding ‘detailhandel’ gelden de volgende bepalingen:
  1. de oppervlakte in gebruik voor detailhandel mag niet meer bedragen dan 200 m²;
  2. niet meer dan 30% van de oppervlakte mag gebruikt worden voor detailhandel in aanverwante artikelen, voor het overige is uitsluitend productiegebonden detailhandel toegestaan.
4.4.3 Spuitzones
Het gebruik van chemische bestrijdingsmiddelen ten behoeve van de open grondteelt, fruit-, boom- of sierteelt op een afstand van minder dan 50 meter tot bestemmingsvlakken ten behoeve van voor bestrijdingsmiddelen gevoelige functies, dan wel bouwvlakken indien sprake is van de bestemming 'Agrarisch' of 'Agrarisch met waarden', is niet toegestaan, uitgezonderd:
  1. het bouwvlak behorende bij het bedrijf dat de open grondteelt, fruit-, boom- of sierteelt uitoefent;
  2. bestaand gebruik van chemische bestrijdingsmiddelen ten behoeve van de open grondteelt, fruit-, boom- of sierteelt.
Onder voor bestrijdingsmiddelen gevoelige functies worden alle functies begrepen waar geregeld en gedurende langere perioden mensen (kunnen) verblijven.
4.5 Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken:
  1. van het bepaalde in artikel 4 lid 1 ten behoeve van bedrijfsmatige en beroepsmatige activiteiten in een bedrijfswoning, waarbij de volgende voorwaarden gelden:
    1. de oppervlakte mag niet meer bedragen dan 80% van het begane grondoppervlak van de bedrijfswoning en/of de bijbehorende bouwwerken, met een oppervlakte van niet meer dan 50 m². Indien de bedrijfswoning slechts één bouwlaag heeft geldt een percentage van niet meer dan 40% met een oppervlakte van niet meer dan 25 m²;
    2. de gebruiker van de woning deze activiteit uitoefent;
    3. een bedrijf dat omgevingsvergunningplichtig is voor de activiteit oprichten van een inrichting in het kader van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht is niet toegestaan;
    4. er dient voorzien te worden in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein of in de directe omgeving.
  2. van het bepaalde in artikel 4 lid 4.3 voor het toestaan van het gebruik van chemische bestrijdingsmiddelen ten behoeve van de open grondteelt, fruit-, boom- of sierteelt op een afstand van minder dan 50 meter tot bestemmingsvlakken ten behoeve van voor bestrijdingsmiddelen gevoelige functies, dan wel bouwvlakken indien sprake is van de bestemming 'Agrarisch' of 'Agrarisch met waarden', mits is aangetoond dat een aanvaardbaar verblijfsklimaat voor de betreffende gevoelige functies is gegarandeerd.
4.6 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen deze bestemming wijzigen:
  1. in de bestemming 'Wonen', uitsluitend in geval van bedrijfsbeëindiging, waarbij geen wijziging mag worden aangebracht in de uiterlijke verschijningsvorm van de betreffende gebouwen, zoals die uitkomt in goothoogte, dakhelling en dakvorm. Ook mag het aantal woningen niet toenemen;
  2. door de ligging en/of de grootte van het bouwvlak te veranderen, met dien verstande dat niet meer dan 10% van de oppervlakte van het bouwperceel van ligging en/of grootte wordt veranderd.
 
 
Artikel 5 Agrarisch met waarden
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Agrarisch met waarden' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. grondgebonden agrarische bedrijven;
  2. behoud, herstel en ontwikkeling van landschappelijke, cultuurhistorisch en ecologische waarden;
  3. voorzieningen voor langzaam verkeer;
  4. tuinen, erven en verhardingen;
  5. groenvoorzieningen;
  6. watergangen;
  7. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  8. voor de kern Puiflijk:
    1. tuinbouw is niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'tuinbouw uitgesloten'.
5.2 Bouwregels
5.2.1 Algemeen
Voor het bouwen van bouwwerken geldt de volgende bepaling:
  1. het bebouwingspercentage van het bouwvlak mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximum bebouwingspercentage (%)’ is aangegeven.
  2. indien geen bebouwingspercentage is aangegeven mag het bouwvlak volledig bebouwd worden.
5.2.2 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:
  1. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  2. de goothoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)’ is aangegeven;
  3. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)’ is aangegeven.
5.2.3 Schuilstallen
In afwijking van het bepaalde in artikel 5 lid 2.2 mag ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - schuilstal' een schuilstal worden gebouwd, waarvoor de volgende bepalingen gelden:
  1. het aanduidingsvlak mag volledig worden bebouwd;
  2. de goothoogte van een schuilstal mag niet meer bedragen dan 2,5 m;
  3. de bouwhoogte van een schuilstal mag niet meer bedragen dan 3 m.
5.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
  1. voedersilo’s mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd, waarbij de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 12 m;
  2. overkappingen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  3. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m
  4. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 5,5 m.
5.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken:
  1. van het bepaalde in artikel 5 lid 2.4 om buiten het bouwvlak schuilstallen ten behoeve van een agrarisch bedrijf toe te staan, mits:
    1. de goothoogte van een schuilstal niet meer dan 2,5 meter bedraagt en de bouwhoogte niet meer dan 3 meter;
    2. de gezamenlijke oppervlakte aan schuilstallen per agrarisch bedrijf niet meer dan 100 m² bedraagt;
    3. de schuilstal wordt gesitueerd op een solitair gelegen weiland op een afstand van minimaal 500 meter van het huiskavel van de eigenaar/gebruiker;
    4. de schuilstal noodzakelijk is voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering;
    5. de landschappelijke kernkwaliteiten ter plaatse niet onevenredig worden aangetast;
    6. de natuurwaarden ter plaatse niet onevenredig worden aangetast.
  2. van het bepaalde in artikel 5 lid 2.4 om buiten het bouwvlak schuilstallen ten behoeve van het hobbymatig houden van dieren toe te staan, mits:
    1. de goothoogte van een schuilstal niet meer dan 2,5 meter bedraagt en de bouwhoogte niet meer dan 3 meter;
    2. de oppervlakte van een schuilstal niet meer bedraagt dan 30 m²;
    3. er niet meer dan één schuilstal per gebruiker/eigenaar wordt toegestaan;
    4. de schuilstal wordt gesitueerd op een solitair gelegen weiland op een afstand van minimaal 500 meter van het huiskavel van de eigenaar/gebruiker;
    5. de landschappelijke kernkwaliteiten ter plaatse niet onevenredig worden aangetast;
    6. de natuurwaarden ter plaatse niet onevenredig worden aangetast.
5.4 Specifieke gebruiksregels
5.4.1 Spuitzones
Het gebruik van chemische bestrijdingsmiddelen ten behoeve van de open grondteelt, fruit-, boom- of sierteelt op een afstand van minder dan 50 meter tot bestemmingsvlakken ten behoeve van voor bestrijdingsmiddelen gevoelige functies, dan wel bouwvlakken indien sprake is van de bestemming 'Agrarisch' of 'Agrarisch met waarden', is niet toegestaan, uitgezonderd:
  1. het bouwvlak behorende bij het bedrijf dat de open grondteelt, fruit-, boom- of sierteelt uitoefent;
  2. bestaand gebruik van chemische bestrijdingsmiddelen ten behoeve van de open grondteelt, fruit-, boom- of sierteelt.
Onder voor bestrijdingsmiddelen gevoelige functies worden alle functies begrepen waar geregeld en gedurende langere perioden mensen (kunnen) verblijven.
5.5 Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken:
  1. van het bepaalde in artikel 5 lid 4.1 voor het toestaan van het gebruik van chemische bestrijdingsmiddelen ten behoeve van de open grondteelt, fruit-, boom- of sierteelt op een afstand van minder dan 50 meter tot bestemmingsvlakken ten behoeve van voor bestrijdingsmiddelen gevoelige functies, dan wel bouwvlakken indien sprake is van de bestemming 'Agrarisch' of 'Agrarisch met waarden', mits is aangetoond dat een aanvaardbaar verblijfsklimaat voor de betreffende gevoelige functies is gegarandeerd.
5.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
5.6.1 Werken en werkzaamheden
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
  1. het egaliseren, afgraven en ophogen van gronden;
  2. het vellen en rooien van houtgewas;
  3. het aanleggen en verharden van wegen, paden en parkeergelegenheden en het aanleggen van oppervlakteverhardingen;
  4. het aanleggen van boven- en ondergrondse leidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;
  5. het aanleggen van waterlopen en het aanleggen van onderbemalingen.
5.6.2 Uitzonderingen
Het in artikel 5 lid 6.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
  1. het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn;
  2. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende omgevingsvergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
5.6.3 Toelaatbaarheid
De in artikel 5 lid 6.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de landschappelijke waarden van de gronden.
 
Artikel 6 Bedrijf
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Bedrijf’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. bedrijven die zijn genoemd in de Staat van bedrijfsactiviteiten (bijlagen bij de regels bijlage 1) onder de milieucategorieën 1 en 2;
  2. vrije beroepen;
  3. productiegebonden detailhandel;
  4. opslag en uitstalling;
  5. internetwinkels, uitsluitend in categorieën 1 en 2 van de Categorieën internetwinkels (bijlagen bij de regels bijlage 3);  
  6. voorzieningen voor verkeer en verblijf;
  7. parkeervoorzieningen;
  8. tuinen, erven en verhardingen;
  9. groenvoorzieningen;
  10. watergangen;
  11. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  12. gronden in de kern Druten:
    1. tevens een bouwbedrijf ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - bouwbedrijf';
    2. tevens een verkooppunt voor motorbrandstoffen zonder lpg ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg';
    3. een bedrijfswoning ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
    4. niet-productiegebonden detailhandel ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel';
    5. kantoren ter plaatse van de aanduiding 'kantoor';
  13. gronden in de kern Afferden:
    1. tevens een garagebedrijf ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - garagebedrijf';
    2. tevens een dakbedekkingsbedrijf ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - dakbedekkingsbedrijf';
    3. tevens een transportbedrijf ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - transportbedrijf';
    4. tevens een machineservicebedrijf ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - machineservicebedrijf';
    5. tevens een stenenhandel ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - stenenhandel';
    6. tevens een verkooppunt voor motorbrandstoffen met lpg ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen met lpg';
    7. een bedrijfswoning ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
  14. gronden in de kern Deest:
    1. tevens een dakpannenfabriek ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - dakpannenfabriek';
    2. tevens een drankengroothandel ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - drankengroothandel';
    3. tevens een houtdraaierij ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - houtdraaierij';
    4. tevens een steenfabriek en een toeristisch-recreatieve voorziening in de vorm van een museum met bijbehorende voorzieningen, waaronder onzelfstandige horeca en onzelfstandige detailhandel, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - steenfabriek';
    5. tevens een transportbedrijf ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - transportbedrijf';
    6. een bedrijfswoning ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
    7. nutsvoorzieningen, waaronder gasontvangststations ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - gasontvangststation';
  15. gronden in de kern Horssen:
    1. een agri service ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - agri service';
    2. een aannemersbedrijf ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - aannemersbedrijf';
    3. een installatiebedrijf ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - installatiebedrijf';
    4. een isolatie en panelenbedrijf ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - isolatiebedrijf';
    5. een bedrijfwoning ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning'; 
alsmede voor:
  1. de instandhouding en bescherming van rijksmonumenten ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - rijksmonument';
  2. de instandhouding en bescherming van gemeentelijke monumenten ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - gemeentelijk monument'.
 
6.2 Bouwregels
6.2.1 Algemeen
Voor het bouwen van bouwwerken geldt de volgende bepaling:
  1. het bebouwingspercentage van het bouwvlak mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximum bebouwingspercentage (%)’ is aangegeven;
  2. indien geen bebouwingspercentage is aangegeven mag het bouwvlak volledig bebouwd worden.  
6.2.2 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:
  1. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  2. de goothoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)’ is aangegeven;
  3. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' of ‘maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)’ is aangegeven.
6.2.3 Bedrijfswoningen
Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende bepalingen:
  1. bedrijfswoningen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning', met dien verstande dat per aanduiding slechts één bedrijfswoning is toegestaan;
  2. de inhoud mag niet meer bedragen dan 650 m³;
  3. bij een vrijstaande bedrijfswoning gelden de volgende bepalingen:
    1. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 7 m;
    2. de bouwhoogte mag niet meer dan bedragen 10 m.
6.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
 Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
  1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m, met dien verstande dat de bouwhoogte voor erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevel niet meer mag bedragen dan 1 m;
  2. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - schoorsteen' mag niet meer bedragen dan 50 m;
  3. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 5,5 m.
6.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in artikel 6 lid 2.2 sub a ten behoeve van de uitbreiding van bedrijfsgebouwen buiten het bouwvlak, indien voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
  1. de uitbreiding mag niet meer bedragen dan 10% van het bouwvlak;
  2. de uitbreiding dient zoveel mogelijk gebouwd te worden aansluitend aan de bestaande bebouwing, tenzij dit bedrijfseconomisch of stedenbouwkundig niet verantwoord is;
  3. de uitbreiding dient stedenbouwkundig en ruimtelijk inpasbaar te zijn;
  4. de bebouwing dient aan de van de weg gekeerde zijde van het bouwvlak gebouwd te worden;
  5. de afstand tot de zijdelingse en achterste perceelsgrens mag niet minder bedragen dan 3 m;
  6. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 8 m;
  7. op eigen terrein dient voorzien te worden in voldoende parkeergelegenheid, conform de nota parkeernormen (bijlagen bij de regels bijlage 2).
6.4 Specifieke gebruiksregels
  1. De gronden mogen voor opslag worden gebruikt, met inachtneming van de volgende bepalingen:
    1. de hoogte mag niet meer bedragen dan 4 m, met dien verstande dat de hoogte ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - dakpannenfabriek' niet meer mag bedragen dan 5 m;
    2. de afstand tot de zijdelingse en achterste perceelsgrens mag niet minder bedragen dan 3 m en de afstand tot de openbare weg mag niet minder bedragen dan 5 m.
  2. Binnen de bestemming 'Bedrijf' is de uitoefening van een vrij beroep in een bedrijfswoning toegestaan tot een oppervlakte van maximaal 50 m² van het hoofdgebouw en/of de bijbehorende bouwwerken. 
 
6.5 Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken:
  1. van het bepaalde in artikel 6 lid 1 sub a ten behoeve van de vestiging van een bedrijf dat niet voorkomt in de Staat van bedrijfsactiviteiten (bijlagen bij de regels bijlage 1), met dien verstande dat dit bedrijf naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen is met de toegelaten milieucategorieën 1 en 2.
  2. van het bepaalde in artikel 6 lid 1 ten behoeve van bedrijfsmatige en beroepsmatige activiteiten in een bedrijfswoning, waarbij de volgende voorwaarden gelden:
    1. de oppervlakte mag niet meer bedragen dan 80% van het begane grondoppervlak van de bedrijfswoning en/of de bijbehorende bouwwerken, met een oppervlakte van niet meer dan 50 m². Indien de bedrijfswoning slechts één bouwlaag heeft geldt een percentage van niet meer dan 40% met een oppervlakte van niet meer dan 25 m²;
    2. de gebruiker van de woning deze activiteit uitoefent;
    3. een bedrijf dat omgevingsvergunningplichtig is voor de activiteit oprichten van een inrichting in het kader van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht is niet toegestaan;
    4. er dient voorzien te worden in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein of in de directe omgeving.
 
Artikel 7 Bedrijf - Nutsvoorziening
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Bedrijf - Nutsvoorziening’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. bedrijfsmatige doeleinden in de vorm van voorzieningen voor het openbaar nut, zoals de energie-, warmte- en telecommunicatievoorziening, alsmede drinkwaterwinning en zuivering van afvalwater en naar de aard daarmee gelijk te stellen voorzieningen;
  2. voorzieningen voor verkeer en verblijf;
  3. parkeervoorzieningen;
  4. groenvoorzieningen;
  5. watergangen;
  6. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
Alsmede voor:
  1. de instandhouding en bescherming van rijksmonumenten ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - rijksmonument'.
7.2 Bouwregels
7.2.1 Algemeen
Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende regels:
  1. per bestemmingsvlak is bebouwing ten behoeve van niet meer dan één bedrijf/nutsvoorziening toegestaan;
  2. het bebouwde oppervlak van het bouwperceel mag niet meer bedragen dan 100 m².
7.2.2 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
  1. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 3,50 m;
  2. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 6 m.
7.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
  1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m;
  2. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 4 m.
 
Artikel 8 Bedrijventerrein
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Bedrijventerrein’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. bedrijven die zijn genoemd in de Staat van bedrijfsactiviteiten (bijlagen bij de regels bijlage 1) onder de milieucategorieën 1 t/m 3.1, met uitzondering van geluidzoneringsplichtige en risicovolle inrichtingen;
  2. een bouwbedrijf ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - bouwbedrijf';
  3. een transportbedrijf ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - transportbedrijf';
  4. een bouwmarkt ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel - bouwmarkt';
  5. een elektronicazaak ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel - elektronicazaak';
  6. productiegebonden detailhandel;
  7. bedrijfswoningen;
  8. vrije beroepen;
  9. opslag en uitstalling;
  10. voorzieningen voor verkeer en verblijf;
  11. parkeervoorzieningen;
  12. tuinen, erven en verhardingen;
  13. groenvoorzieningen;
  14. watergangen;
  15. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  16. nutsvoorzieningen.
8.2 Bouwregels
8.2.1 Algemeen
Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende bepalingen:
  1. het bebouwingspercentage van het bouwperceel mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximum bebouwingspercentage (%)’ is aangegeven;
  2. indien geen bebouwingspercentage is aangegeven mag het bouwvlak volledig bebouwd worden.
8.2.2 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:
  1. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  2. de afstand van een gebouw tot de zijdelingse en achterste perceelsgrenzen mag niet minder bedragen dan 3 m;
  3. de afstand van een gebouw tot de openbare weg mag niet minder bedragen dan 5 m;
  4. de goothoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)’ is aangegeven;
  5. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)’ is aangegeven.
8.2.3 Bedrijfswoningen
Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende bepalingen:
  1. per bedrijf is slechts één bedrijfswoning toegestaan;
  2. de inhoud van een bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 650 m³;
  3. bij een vrijstaande bedrijfswoning gelden de volgende bepalingen:
    1. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 7 m;
    2. de bouwhoogte mag niet meer dan bedragen 10 m.
8.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
  1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 3 m;
  2. de bouwhoogte van silo's, schoorstenen, lichtmasten en andere bedrijfsinstallaties mag niet meer bedragen dan 20 m;
  3. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 5,5 m.
 
8.3 Specifieke gebruiksregels
Binnen de bestemming 'Bedrijventerrein' is de uitoefening van een vrij beroep in een bedrijfswoning toegestaan tot een oppervlakte van maximaal 50 m² van het hoofdgebouw en/of de bijbehorende bouwwerken. 
8.4 Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken:
  1. van het bepaalde in artikel 8 lid 1 sub a ten behoeve van de vestiging van een bedrijf dat niet voorkomt in de Staat van bedrijfsactiviteiten (bijlagen bij de regels bijlage 1), met dien verstande, dat dit bedrijf naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen is met de toegelaten milieucategorieën 1 t/m 3.1;
  2. van het bepaalde in artikel 8 lid 1 ten behoeve van bedrijfsmatige en beroepsmatige activiteiten in een bedrijfswoning, waarbij de volgende voorwaarden gelden:
    1. de oppervlakte mag niet meer bedragen dan 80% van het begane grondoppervlak van de bedrijfswoning en/of de bijbehorende bouwwerken, met een oppervlakte van niet meer dan 50 m². Indien de bedrijfswoning slechts één bouwlaag heeft geldt een percentage van niet meer dan 40% met een oppervlakte van niet meer dan 25 m²;
    2. de gebruiker van de bedrijfswoning oefent deze activiteit uit;
    3. een bedrijf dat omgevingsvergunningplichtig is voor de activiteit oprichten van een inrichting in het kader van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht is niet toegestaan;
    4. er dient voorzien te worden in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein of in de directe omgeving.
 
Artikel 9 Centrum
 
9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Centrum’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
 
Begane grond
  1. wonen;
  2. vrije beroepen;
  3. detailhandel;
  4. horeca in categorie 2 op de begane grondlaag en op de verdieping uitsluitend indien de begane grondlaag van het hoofdgebouw ook voor deze functie in gebruik is;
  5. horeca in de categorieën 1 en 3 ter plaatse van de aanduiding 'horeca';
  6. kantoren;
  7. maatschappelijke voorzieningen;
  8. dienstverlening;
  9. bedrijven die zijn genoemd in de Staat van bedrijfsactiviteiten (bijlagen bij de regels bijlage 1) onder de milieucategorieën 1 en 2 ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf ';
  10. een garagebedrijf ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - garagebedrijf';
  11. tuinen, erven en verhardingen;
  12. terrassen;
  13. nutsvoorzieningen;
  14. voorzieningen voor verkeer en verblijf;
  15. parkeervoorzieningen;
  16. groenvoorzieningen;
  17. watergangen;
  18. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
Tweede en hogere bouwlagen
  1. wonen;
alsmede voor:
  1. de instandhouding en bescherming van rijksmonumenten ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - rijksmonument';
  2. de instandhouding en bescherming van gemeentelijke monumenten ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - gemeentelijk monument'.
9.2 Bouwregels
9.2.1 Algemeen
Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende bepalingen:
  1. het bebouwingspercentage van het bouwperceel mag niet meer bedragen dan 70%, met dien verstande dat het bouwvlak altijd volledig mag worden bebouwd;
  2. ondergronds bouwen ten behoeve van parkeervoorzieningen is toegestaan binnen het hele bestemmingsvlak. Deze ondergrondse bouwwerken worden niet meegeteld bij het bebouwingspercentage zoals bepaald onder a.
9.2.2 Hoofdgebouwen
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:
  1. hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  2. de voorgevel moet worden gesitueerd in de voorgevelrooilijn;
  3. de goothoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)’ is aangegeven;
  4. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)’ is aangegeven;
  5. dakterrassen zijn uitsluitend bij woningen toegestaan, met dien verstande dat de ter plaatse van de aanduiding ‘maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)’ aangegeven hoogtes niet mogen worden overschreden, waarbij een dakterras als volledige bouwlaag wordt beschouwd.
9.2.3 Bijbehorende bouwwerken
Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende bepalingen:
  1. bijbehorende bouwwerken mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd;
  2. bijbehorende bouwwerken mogen uitsluitend achter de achtergevellijn van het hoofdgebouw worden gebouwd;
  3. de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken buiten het bouwvlak mag niet meer bedragen dan 250 m²;
  4. de goothoogte van vrijstaande bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 3,2 m;
  5. de goothoogte van aangebouwde bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan de bouwhoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw vermeerderd met 0,25 m;
  6. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 5,5 m.
9.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
  1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m, met dien verstande dat de bouwhoogte voor erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevel niet meer mag bedragen dan 1 m;
  2. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 4 m.
9.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in artikel 9 lid 2.2 sub b voor het situeren van de voorgevel van het hoofdgebouw op een afstand van niet meer dan 3 m achter de voorgevelrooilijn, mits het stedenbouwkundig beeld hierdoor niet onevenredig wordt aangetast.
9.4 Specifieke gebruiksregels
Binnen de bestemming 'Centrum' is de uitoefening van een vrij beroep in een (bedrijfs)woning toegestaan tot een oppervlakte van maximaal 50 m² van het hoofdgebouw en/of de bijbehorende bouwwerken. 
9.5 Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in artikel 9 lid 1 ten behoeve van bedrijfsmatige en beroepsmatige activiteiten bij de functie wonen, waarbij de volgende voorwaarden gelden:
  1. de oppervlakte mag niet meer bedragen dan 80% van het begane grondoppervlak van de woning en/of de bijbehorende bouwwerken, met een oppervlakte van niet meer dan 50 m². Indien de woning slechts één bouwlaag heeft geldt een percentage van niet meer dan 40% met een oppervlakte van niet meer dan 25 m²;
  2. de gebruiker van de woning oefent deze activiteit uit;
  3. een bedrijf dat omgevingsvergunningplichtig is voor de activiteit oprichten van een inrichting in het kader van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht is niet toegestaan;
  4. er dient voorzien te worden in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein of in de directe omgeving.
 
Artikel 10 Cultuur en ontspanning
 
10.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Cultuur en ontspanning' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. culturele voorzieningen;
  2. ateliers en galeries;
  3. maatschappelijke voorzieningen;
  4. congres-, vergader- en zaalaccommodatie;
  5. onzelfstandige horeca;
  6. wonen;
  7. vrije beroepen;
  8. voorzieningen voor verkeer en verblijf;
  9. parkeervoorzieningen;
  10. tuinen, erven en verhardingen;
  11. groenvoorzieningen;
  12. watergangen;
  13. water en waterhuishoudkundige voorzieningen; 
alsmede voor:
  1. de instandhouding en bescherming van gemeentelijke monumenten ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - gemeentelijk monument'.
10.2 Bouwregels
10.2.1 Algemeen
Voor het bouwen van bouwwerken geldt de volgende bepaling:
  1. het bebouwingspercentage van het bouwvlak mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximum bebouwingspercentage (%)’ is aangegeven;
  2. indien geen bebouwingspercentage is aangegeven mag het bouwvlak volledig bebouwd worden.
10.2.2 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:
  1. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  2. de goothoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)’ is aangegeven;
  3. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)’ is aangegeven.
10.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
  1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m, met dien verstande dat de bouwhoogte voor erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevel niet meer mag bedragen dan 1 m;
  2. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 4 m.
10.3 Specifieke gebruiksregels
Binnen de bestemming 'Cultuur en ontspanning' is de uitoefening van een vrij beroep in een (bedrijfs)woning toegestaan tot een oppervlakte van maximaal 50 m² van het hoofdgebouw en/of de bijbehorende bouwwerken. 
10.4 Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in artikel 10 lid 1 ten behoeve van bedrijfsmatige en beroepsmatige activiteiten bij de functie wonen, waarbij de volgende voorwaarden gelden:
  1. de oppervlakte mag niet meer bedragen dan 80% van het begane grondoppervlak van de woning en/of de bijbehorende bouwwerken, met een oppervlakte van niet meer dan 50 m². Indien de woning slechts één bouwlaag heeft geldt een percentage van niet meer dan 40% met een oppervlakte van niet meer dan 25 m²;
  2. de gebruiker van de woning oefent deze activiteit uit;
  3. een bedrijf dat omgevingsvergunningplichtig is voor de activiteit oprichten van een inrichting in het kader van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht is niet toegestaan;
  4. er dient voorzien te worden in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein of in de directe omgeving.
 
Artikel 11 Cultuur en ontspanning - Body en mindcentrum
11.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Cultuur en ontspanning - Body en mindcentrum' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. een body en mindcentrum;
  2. maatschappelijke voorzieningen;
  3. vergader- en conferentieruimtes;
  4. onzelfstandige horeca;
  5. tuinen, erven en verhardingen;
  6. parkeervoorzieningen;
  7. groenvoorzieningen;
  8. nutsvoorzieningen;
  9. watergangen;
  10. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
alsmede voor:
  1. de instandhouding en bescherming van het ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - rijksmonument' aangegeven monument.
11.2 Bouwregels
11.2.1 Algemeen
Voor het bouwen van bouwwerken geldt de volgende bepaling:
  1. het bebouwingspercentage van het bouwvlak mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximum bebouwingspercentage (%)’ is aangegeven;
  2. indien geen bebouwingspercentage is aangegeven mag het bouwvlak volledig bebouwd worden.
11.2.2 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:
  1. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  2. de goothoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte’ is aangegeven;
  3. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte’ is aangegeven.
11.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
  1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m, met dien verstande dat de bouwhoogte voor erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevel niet meer mag bedragen dan 1 m;
  2. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 4 m.
 
Artikel 12 Detailhandel
12.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Detailhandel' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. detailhandel, uitsluitend op de begane grondlaag;
  2. wonen ter plaatse van de aanduiding 'wonen', danwel wonen in bestaande woningen indien niet aangeduid;
  3. internetwinkels, uitsluitend in categorieën 1 t/m 4 van bijlagen bij de regels bijlage 3;  
  4. vrije beroepen;
  5. tuinen, erven en verhardingen;
  6. voorzieningen voor verkeer en verblijf;
  7. parkeervoorzieningen;
  8. groenvoorzieningen;
  9. watergangen;
  10. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  11. voor de kern Deest:
    1. maatschappelijke voorzieningen ter plaatse van de aanduiding 'maatschappelijk'.
12.2 Bouwregels
12.2.1 Algemeen
Voor het bouwen van bouwwerken geldt de volgende bepaling:
  1. het bebouwingspercentage van het bouwvlak mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximum bebouwingspercentage (%)’ is aangegeven
  2. indien geen bebouwingspercentage is opgenomen mag het bouwvlak voor 100% worden bebouwd.
12.2.2 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:
  1. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  2. de goothoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)’ is aangegeven;
  3. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' of ‘maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)’ is aangegeven.
12.2.3 Bedrijfswoning
Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende bepalingen:
  1. bedrijfswoningen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning', met dien verstande dat per aanduiding slechts één bedrijfswoning is toegestaan, danwel de bestaande bedrijfswoningen indien niet aangeduid;
  2. de inhoud mag niet meer bedragen dan 650 m³;
  3. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 7 m;
  4. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 10 m.
12.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
  1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m, met dien verstande dat de bouwhoogte voor erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevel niet meer mag bedragen dan 1 m;
  2. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 4 m.
12.3 Specifieke gebruiksregels
  1. Binnen de bestemming 'Detailhandel' is de uitoefening van een vrij beroep in een (bedrijfs)woning toegestaan tot een oppervlakte van maximaal 50 m² van het hoofdgebouw en/of de bijbehorende bouwwerken.
  2. Ter plaatse van de aanduiding 'wonen' is wonen op de verdieping toegestaan, met dien verstande dat het aantal woningen niet meer mag bedragen dan één woning per zelfstandige detailhandelsvestiging.
12.4 Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in artikel 12 lid 1 ten behoeve van bedrijfsmatige en beroepsmatige activiteiten in een (bedrijfs)woning, waarbij de volgende voorwaarden gelden:
  1. de oppervlakte mag niet meer bedragen dan 80% van het begane grondoppervlak van de woning en/of de bijbehorende bouwwerken, met een oppervlakte van niet meer dan 50 m². Indien de woning slechts één bouwlaag heeft geldt een percentage van niet meer dan 40% met een oppervlakte van niet meer dan 25 m²;
  2. de gebruiker van de woning deze activiteit uitoefent;
  3. een bedrijf dat omgevingsvergunningplichtig is voor de activiteit oprichten van een inrichting in het kader van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht is niet toegestaan;
  4. er dient voorzien te worden in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein of in de directe omgeving.
 
Artikel 13 Dienstverlening
13.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Dienstverlening' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. dienstverlening;
  2. tuinen, erven en verhardingen;
  3. voorzieningen voor verkeer en verblijf;
  4. parkeervoorzieningen;
  5. groenvoorzieningen;
  6. watergangen;
  7. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
13.2 Bouwregels
13.2.1 Algemeen
Voor het bouwen van bouwwerken geldt de volgende bepaling:
  1. het bebouwingspercentage van het bouwvlak mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximum bebouwingspercentage (%)’ is aangegeven;
  2. indien geen bebouwingspercentage is aangegeven mag het bouwvlak volledig bebouwd worden.
13.2.2 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:
  1. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  2. de goothoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)’ is aangegeven;
  3. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)’ is aangegeven.
13.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
  1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m, met dien verstande dat de bouwhoogte voor erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevel niet meer mag bedragen dan 1 m;
  2. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 4 m.
 
Artikel 14 Gemengd 1 (Druten)
14.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Gemengd 1 (Druten)' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. wonen;
  2. kantoren;
  3. ateliers en galeries;
  4. vergaderaccommodatie;
  5. vrije beroepen;
  6. tuinen, erven en verhardingen;
  7. parkeervoorzieningen;
  8. groenvoorzieningen;
  9. nutsvoorzieningen.
  10. watergangen;
  11. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
alsmede voor:
  1. de instandhouding en bescherming van rijksmonumenten ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - rijksmonument'.
14.2 Bouwregels
14.2.1 Algemeen
Voor het bouwen van bouwwerken geldt de volgende bepaling:
  1. het bebouwingspercentage van het bouwvlak mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximum bebouwingspercentage (%)’ is aangegeven;
  2. indien geen bebouwingspercentage is aangegeven mag het bouwvlak volledig bebouwd worden.
14.2.2 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:
  1. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  2. de goothoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)’ is aangegeven;
  3. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)’ is aangegeven.
14.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
  1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m, met dien verstande dat de bouwhoogte voor erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevel niet meer mag bedragen dan 1 m;
  2. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 4 m.
14.3 Specifieke gebruiksregels
Binnen de bestemming 'Gemengd 1 (Druten)' is de uitoefening van een vrij beroep in een (bedrijfs)woning toegestaan tot een oppervlakte van maximaal 50 m² van het hoofdgebouw en/of de bijbehorende bouwwerken.
14.4 Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in artikel 14 lid 1 ten behoeve van bedrijfsmatige en beroepsmatige activiteiten bij de functie wonen, waarbij de volgende voorwaarden gelden:
  1. de oppervlakte mag niet meer bedragen dan 80% van het begane grondoppervlak van de woning en/of de bijbehorende bouwwerken, met een oppervlakte van niet meer dan 50 m². Indien de woning slechts één bouwlaag heeft geldt een percentage van niet meer dan 40% met een oppervlakte van niet meer dan 25 m²;
  2. de gebruiker van de woning oefent deze activiteit uit;
  3. een bedrijf dat omgevingsvergunningplichtig is voor de activiteit oprichten van een inrichting in het kader van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht is niet toegestaan;
  4. er dient voorzien te worden in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein of in de directe omgeving.
 
Artikel 15 Gemengd 2 (Druten - Zuid)
15.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Gemengd 2 (Druten - Zuid)’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. detailhandel, uitsluitend op de eerste bouwlaag (begane grond);
  2. wonen, uitsluitend op de tweede en bovenliggende lagen;
  3. vrije beroepen;
  4. tuinen, erven en verhardingen;
  5. parkeervoorzieningen;
  6. groenvoorzieningen;
  7. nutsvoorzieningen.
  8. watergangen;
  9. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
15.2 Bouwregels
15.2.1 Algemeen
Voor het bouwen van bouwwerken geldt de volgende bepaling:
  1. het bebouwingspercentage van het bouwvlak mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximum bebouwingspercentage (%)’ is aangegeven;
  2. indien geen bebouwingspercentage is aangegeven mag het bouwvlak volledig bebouwd worden.
15.2.2 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:
  1. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  2. de goothoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)’ is aangegeven;
  3. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)’ is aangegeven.
15.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
  1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m, met dien verstande dat de bouwhoogte voor erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevel niet meer mag bedragen dan 1 m;
  2. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 4 m.
15.3 Specifieke gebruiksregels
Binnen de bestemming 'Gemengd 2 (Druten - Zuid)' is de uitoefening van een vrij beroep in een (bedrijfs)woning toegestaan tot een oppervlakte van maximaal 50 m² van het hoofdgebouw en/of de bijbehorende bouwwerken. 
15.4 Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in artikel 15 lid 1 ten behoeve van bedrijfsmatige en beroepsmatige activiteiten bij de functie wonen, waarbij de volgende voorwaarden gelden:
  1. de oppervlakte mag niet meer bedragen dan 80% van het begane grondoppervlak van de woning en/of de bijbehorende bouwwerken, met een oppervlakte van niet meer dan 50 m². Indien de woning slechts één bouwlaag heeft geldt een percentage van niet meer dan 40% met een oppervlakte van niet meer dan 25 m²;
  2. de gebruiker van de woning oefent deze activiteit uit;
  3. een bedrijf dat omgevingsvergunningplichtig is voor de activiteit oprichten van een inrichting in het kader van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht is niet toegestaan;
  4. er dient voorzien te worden in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein of in de directe omgeving.
 
Artikel 16 Gemengd 3 (Druten - Zuid)
16.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Gemengd 3 (Druten - Zuid)’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. bedrijven die zijn genoemd in de Staat van bedrijfsactiviteiten (bijlagen bij de regels bijlage 1) onder de milieucategorieën 1 en 2;
  2. zakelijke dienstverlening;
  3. perifere en productiegebonden detailhandel;
  4. kinderdagopvang;
  5. indoorspeelhal met een bowlingbaan en zalenverhuur met bijbehorende horeca ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - speelhal'; 
  6. detailhandel ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel';
  7. afvalverzamelstation ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - afvalverzamelpunt';
  8. brandweerkazerne ter plaatse van de aanduiding 'brandweerkazerne'; 
  9. hotel ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - hotel';
  10. één bedrijfswoning per bedrijf;
  11. vrije beroepen;
  12. opslag en uitstalling;
  13. tuinen, erven en verhardingen;
  14. parkeervoorzieningen;
  15. groenvoorzieningen;
  16. nutsvoorzieningen.
  17. watergangen;
  18. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
16.2 Bouwregels
16.2.1 Algemeen
Voor het bouwen van bouwwerken geldt de volgende bepaling:
  1. het bebouwingspercentage van het bouwvlak mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximum bebouwingspercentage (%)’ is aangegeven;
  2. indien geen bebouwingspercentage is aangegeven mag het bouwvlak volledig bebouwd worden.
16.2.2 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:
  1. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  2. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximum bouwhoogte (m)’ is aangegeven.
16.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
  1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m, met dien verstande dat de bouwhoogte voor erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevel niet meer mag bedragen dan 1 m;
  2. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 4 m.
16.3 Specifieke gebruiksregels
Binnen de bestemming 'Gemengd 3 (Druten - Zuid)' is de uitoefening van een vrij beroep in een (bedrijfs)woning toegestaan tot een oppervlakte van maximaal 50 m² van het hoofdgebouw en/of de bijbehorende bouwwerken. 
16.4 Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in artikel 16 lid 1 ten behoeve van bedrijfsmatige en beroepsmatige activiteiten in een bedrijfswoning, waarbij de volgende voorwaarden gelden:
  1. de oppervlakte mag niet meer bedragen dan 80% van het begane grondoppervlak van de woning en/of de bijbehorende bouwwerken, met een oppervlakte van niet meer dan 50 m². Indien de woning slechts één bouwlaag heeft geldt een percentage van niet meer dan 40% met een oppervlakte van niet meer dan 25 m²;
  2. de gebruiker van de woning oefent deze activiteit uit;
  3. een bedrijf dat omgevingsvergunningplichtig is voor de activiteit oprichten van een inrichting in het kader van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht is niet toegestaan;
  4. er dient voorzien te worden in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein of in de directe omgeving.
 
Artikel 17 Gemengd 4 (Afferden)
17.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Gemengd 4 (Afferden)’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. maatschappelijke voorzieningen, uitsluitend op de begane grond;
  2. horeca in de categorieën 1, 2 en 3, uitsluitend op de begane grond;
  3. detailhandel, uitsluitend op de begane grond;
  4. wonen, uitsluitend op de verdieping;
  5. vrije beroepen;
  6. tuinen, erven en verhardingen;
  7. parkeervoorzieningen;
  8. groenvoorzieningen;
  9. nutsvoorzieningen;
  10. watergangen;
  11. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
17.2 Bouwregels
17.2.1 Algemeen
Voor het bouwen van bouwwerken geldt de volgende bepaling:
  1. het bebouwingspercentage van het bouwvlak mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximum bebouwingspercentage (%)’ is aangegeven;
  2. indien geen bebouwingspercentage is aangegeven mag het bouwvlak volledig bebouwd worden.
17.2.2 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:
  1. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  2. de goothoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)’ is aangegeven;
  3. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximum bouwhoogte (m)’ is aangegeven.
17.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
  1. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m, met dien verstande dat de bouwhoogte voor erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevel niet meer mag bedragen dan 1 m;
  2. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 4 m.
17.3 Specifieke gebruiksregels
Binnen de bestemming ‘Gemengd 4 (Afferden)’ is de uitoefening van een vrij beroep in een (bedrijfs)woning toegestaan tot een oppervlakte van maximaal 50 m² van het hoofdgebouw en/of de bijbehorende bouwwerken. 
17.4 Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in artikel 17 lid 1 ten behoeve van bedrijfsmatige en beroepsmatige activiteiten bij de functie wonen, waarbij de volgende voorwaarden gelden:
  1. de oppervlakte mag niet meer bedragen dan 80% van het begane grondoppervlak van de woning en/of de bijbehorende bouwwerken, met een oppervlakte van niet meer dan 50 m². Indien de woning slechts één bouwlaag heeft geldt een percentage van niet meer dan 40% met een oppervlakte van niet meer dan 25 m²;
  2. de gebruiker van de woning oefent deze activiteit uit;
  3. een bedrijf dat omgevingsvergunningplichtig is voor de activiteit oprichten van een inrichting in het kader van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht is niet toegestaan;
  4. er dient voorzien te worden in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein of in de directe omgeving.
 
Artikel 18 Gemengd 5 (Deest)
18.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Gemengd 5 (Deest)’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. maatschappelijke voorzieningen;
  2. horeca in de categorieën 1, 2 en 3;
  3. detailhandel;
  4. dienstverlening;
  5. kantoren;
  6. een bedrijfswoning ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
  7. vrije beroepen;
  8. tuinen, erven en verhardingen;
  9. voorzieningen voor verkeer en verblijf;
  10. parkeervoorzieningen;
  11. groenvoorzieningen;
  12. watergangen;
  13. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
alsmede voor:
  1. de instandhouding en bescherming van het ter plaatse van de aanduidingen 'specifieke bouwaanduiding - gemeentelijk monument' en 'specifieke bouwaanduiding - rijksmonument' aangegeven monument.
18.2 Bouwregels
18.2.1 Algemeen
Voor het bouwen van bouwwerken geldt de volgende bepaling:
  1. het bebouwingspercentage van het bouwvlak mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximum bebouwingspercentage (%)’ is aangegeven;
  2. indien geen bebouwingspercentage is aangegeven mag het bouwvlak volledig bebouwd worden.
18.2.2 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:
  1. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  2. de goothoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)’ is aangegeven;
  3. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)’ is aangegeven.
18.2.3 Bedrijfswoningen
Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende bepalingen:
  1. bedrijfswoningen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning', met dien verstande dat per aanduiding slechts één bedrijfswoning is toegestaan;
  2. bij een vrijstaande bedrijfswoning gelden de volgende bepalingen:
    1. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 7 m;
    2. de bouwhoogte mag niet meer dan bedragen 10 m.
18.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
  1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m, met dien verstande dat de bouwhoogte voor erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevel niet meer mag bedragen dan 1 m;
  2. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 4 m.
18.3 Specifieke gebruiksregels
Binnen de bestemming 'Gemengd 5 (Deest)' is de uitoefening van een vrij beroep in een (bedrijfs)woning toegestaan tot een oppervlakte van maximaal 50 m² van het hoofdgebouw en/of de bijbehorende bouwwerken. 
18.4 Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in artikel 18 lid 1 ten behoeve van bedrijfsmatige en beroepsmatige activiteiten in een bedrijfswoning, waarbij de volgende voorwaarden gelden:
  1. de oppervlakte mag niet meer bedragen dan 80% van het begane grondoppervlak van de woning en/of de bijbehorende bouwwerken, met een oppervlakte van niet meer dan 50 m². Indien de woning slechts één bouwlaag heeft geldt een percentage van niet meer dan 40% met een oppervlakte van niet meer dan 25 m²;
  2. de gebruiker van de woning oefent deze activiteit uit;
  3. een bedrijf dat omgevingsvergunningplichtig is voor de activiteit oprichten van een inrichting in het kader van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht is niet toegestaan;
  4. er dient voorzien te worden in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein of in de directe omgeving.
 
Artikel 19 Gemengd 6 (Horssen)
19.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Gemengd 6 (Horssen)’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. maatschappelijke voorzieningen;
  2. horeca in de categorieën 1, 2a, 2b en 3;
  3. tuinen, erven en verhardingen;
  4. parkeervoorzieningen;
  5. groenvoorzieningen;
  6. nutsvoorzieningen.
  7. watergangen;
  8. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
19.2 Bouwregels
19.2.1 Algemeen
Voor het bouwen van bouwwerken geldt de volgende bepaling:
  1. het bebouwingspercentage van het bouwvlak mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximum bebouwingspercentage (%)’ is aangegeven;
  2. indien geen bebouwingspercentage is aangegeven mag het bouwvlak volledig bebouwd worden.
19.2.2 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:
  1. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  2. de goothoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)’ is aangegeven;
  3. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)’ is aangegeven.
19.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
  1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m, met dien verstande dat de bouwhoogte voor erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevel niet meer mag bedragen dan 1 m;
  2. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 4 m.
 
Artikel 20 Gemengd 7 (Puiflijk)
20.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Gemengd 7 (Puiflijk)’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. maatschappelijke voorzieningen;
  2. horeca in de categorieën 1, 2 en 3;
  3. tuinen, erven en verhardingen;
  4. parkeervoorzieningen;
  5. groenvoorzieningen;
  6. nutsvoorzieningen.
  7. watergangen;
  8. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
20.2 Bouwregels
20.2.1 Algemeen
Voor het bouwen van bouwwerken geldt de volgende bepaling:
  1. het bebouwingspercentage van het bouwvlak mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximum bebouwingspercentage (%)’ is aangegeven;
  2. indien geen bebouwingspercentage is aangegeven mag het bouwvlak volledig bebouwd worden.
20.2.2 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:
  1. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  2. de goothoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)’ is aangegeven;
  3. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)’ is aangegeven.
20.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
  1. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m, met dien verstande dat de bouwhoogte voor erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevel niet meer mag bedragen dan 1 m;
  2. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 4 m.
 
Artikel 21 Groen
21.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Groen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. voorzieningen voor verkeer en verblijf;
  2. groenvoorzieningen;
  3. bermen en beplantingen;
  4. speelvoorzieningen;
  5. jongerenontmoetingsplaatsen;
  6. watergangen;
  7. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  8. voorzieningen voor langzaam verkeer;
  9. recreatie;
  10. parkeervoorzieningen;
  11. nutsvoorzieningen;
  12. gronden in de kern Druten:
    1. een theehuis ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - theehuis';
    2. een hertenkamp ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - hertenkamp';
    3. een urnenveld ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - urnenveld';
    4. voorzieningen ten behoeve van een speelbos, waaronder een kiosk, toiletgelegenheid en opslag van onderhoudsmaterialen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - voorzieningen;
  13. gronden in de kern Horssen:
    1. een hertenkamp ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - hertenkamp';
21.2 Bouwregels
21.2.1 Gebouwen
Voor het bouwen gelden de volgende bepalingen:
  1. er mogen uitsluitend een theehuis, jongerenontmoetingsplaatsen, gebouwen ten behoeve van een hertenkamp en voorzieningen voor een speelbos worden gebouwd.
21.2.2 Theehuis
Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - theehuis' mag de bouwhoogte niet meer bedragen dan 6 m.
21.2.3 Jongerenontmoetingsplaatsen
Voor het bouwen van jongerenontmoetingsplaatsen gelden de volgende bepalingen:
  1. de oppervlakte mag niet meer bedragen dan 25 m²;
  2. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3,5 m;
met dien verstande dat binnen de kernen Afferden, Deest, Horssen en Puiflijk maximaal 1 jongerenontmoetingsplaats is toegestaan en in de kern Druten maximaal 4 jongerenontmoetingsplaatsen zijn toegestaan, één en ander met inachtname van het bepaalde in artikel 29 lid 2.3.
21.2.4 Hertenkamp
Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - hertenkamp' mogen gebouwen in de vorm van dierenverblijven en schuilhokken worden opgericht, waarbij de volgende bepalingen gelden:
  1. de gezamenlijke oppervlakte aan gebouwen mag niet meer bedragen dan:
    1. 200 m² in Druten;
    2. 100 m² in Horssen;
  2. de oppervlakte per gebouw mag niet meer bedragen dan 50 m²;
  3. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 2,5 m;
  4. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 4 m.
21.2.5 Voorzieningen speelbos
Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - voorzieningen' mag één gebouw worden opgericht, waarbij de volgende bepalingen gelden;
  1. de oppervlakte mag niet meer bedragen dan 50 m²;
  2. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3,2 m.
21.2.6 Fietsenstallingen
De bouwhoogte van fietsenstallingen mag niet meer bedragen dan 3,5 m.
21.2.7 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende bepaling:
  1. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 8 m;
  2. de bouwhoogte van speelvoorzieningen mag niet meer bedragen dan 6 m.
 
Artikel 22 Horeca
22.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Horeca’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. horeca in de categorieën 1, 2 en 3;
  2. wonen ter plaatse van de aanduiding 'wonen', danwel wonen in bestaande woningen indien niet aangeduid, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'wonen uitgesloten' wonen niet is toegestaan;
  3. vrije beroepen;
  4. tuinen, erven en verhardingen;
  5. voorzieningen voor verkeer en verblijf;
  6. parkeervoorzieningen;
  7. groenvoorzieningen;
  8. watergangen;
  9. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  10. gronden in de kern Afferden:
    1. midgetgolf ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - midgetgolf';
  11. gronden in de kern Deest:
    1. detailhandel ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel';
    2. wonen in de vorm van kamerbewoning op de verdieping ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - kamerbewoning'.
22.2 Bouwregels
22.2.1 Algemeen
Voor het bouwen van bouwwerken geldt de volgende bepaling:
  1. het bebouwingspercentage van het bouwvlak mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximum bebouwingspercentage (%)’ is aangegeven.
  2. indien geen bebouwingspercentage is aangegeven mag het bouwvlak volledig bebouwd worden. 
22.2.2 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:
  1. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  2. de voorgevel moet worden gesitueerd in de voorgevelrooilijn.
  3. de goothoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)’ is aangegeven;
  4. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' of ‘maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)’ is aangegeven. 
 
22.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
  1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m, met dien verstande dat de bouwhoogte voor erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevel niet meer mag bedragen dan 1 m;
  2. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 4 m.
22.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in artikel 22 lid 2.2 sub b voor het situeren van de voorgevel van het hoofdgebouw op een afstand van niet meer dan 3 m achter de voorgevelrooilijn, mits het stedenbouwkundig beeld hierdoor niet onevenredig wordt aangetast.
22.4 Specifieke gebruiksregels
Binnen de bestemming 'Horeca' is de uitoefening van een vrij beroep in een (bedrijfs)woning toegestaan tot een oppervlakte van maximaal 50 m² van het hoofdgebouw en/of de bijbehorende bouwwerken. 
22.5 Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in artikel 22 lid 1 ten behoeve van bedrijfsmatige en beroepsmatige activiteiten bij de functie wonen, waarbij de volgende voorwaarden gelden:
  1. de oppervlakte mag niet meer bedragen dan 80% van het begane grondoppervlak van de woning en/of de bijbehorende bouwwerken, met een oppervlakte van niet meer dan 50 m². Indien de woning slechts één bouwlaag heeft geldt een percentage van niet meer dan 40% met een oppervlakte van niet meer dan 25 m²;
  2. de gebruiker van de woning deze activiteit uitoefent;
  3. een bedrijf dat omgevingsvergunningplichtig is voor de activiteit oprichten van een inrichting in het kader van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht is niet toegestaan;
  4. er dient voorzien te worden in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein of in de directe omgeving.
 
Artikel 23 Kantoor
23.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Kantoor’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. kantoren;
  2. vrije beroepen;
  3. tuinen, erven en verhardingen;
  4. voorzieningen voor verkeer en verblijf;
  5. parkeervoorzieningen;
  6. groenvoorzieningen;
  7. watergangen;
  8. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  9. gronden in de kern Druten:
    1. maatschappelijke voorzieningen ter plaatse van de aanduiding 'maatschappelijk';
    2. bedrijven die zijn genoemd in de Staat van bedrijfsactiviteiten (bijlagen bij de regels bijlage 1) onder de milieucategorieën 1 en 2 ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf';
    3. bedrijfswoningen ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
  10. gronden in de kern Afferden:
    1. een bedrijfswoning ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning'.
23.2 Bouwregels
23.2.1 Algemeen
Voor het bouwen van bouwwerken geldt de volgende bepaling:
  1. het bebouwingspercentage van het bouwvlak mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximum bebouwingspercentage (%)’ is aangegeven;
  2. indien geen bebouwingspercentage is aangegeven mag het bouwvlak volledig bebouwd worden.
23.2.2 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:
  1. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  2. de goothoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)’ is aangegeven;
  3. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)’ is aangegeven.
23.2.3 Bedrijfswoningen
Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende bepalingen:
  1. bedrijfswoningen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning', met dien verstande dat per aanduiding slechts één bedrijfswoning is toegestaan;
  2. de inhoud mag niet meer bedragen dan 650 m³;
  3. bij een vrijstaande bedrijfswoning gelden de volgende bepalingen:
    1. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 7 m;
    2. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 10 m.
23.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
  1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m, met dien verstande dat de bouwhoogte voor erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevel niet meer mag bedragen dan 1 m;
  2. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 4 m.
23.3 Specifieke gebruiksregels
Binnen de bestemming 'Kantoor' is de uitoefening van een vrij beroep in een bedrijfswoning toegestaan tot een oppervlakte van maximaal 50 m² van het hoofdgebouw en/of de bijbehorende bouwwerken.
23.4 Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in artikel 23 lid 1  ten behoeve van bedrijfsmatige en beroepsmatige activiteiten in een bedrijfswoning, waarbij de volgende voorwaarden gelden:
  1. de oppervlakte mag niet meer bedragen dan 80% van het begane grondoppervlak van de woning en/of de bijbehorende bouwwerken, met een oppervlakte van niet meer dan 50 m². Indien de woning slechts één bouwlaag heeft geldt een percentage van niet meer dan 40% met een oppervlakte van niet meer dan 25 m²;
  2. de gebruiker van de woning oefent deze activiteit uit;
  3. een bedrijf dat omgevingsvergunningplichtig is voor de activiteit oprichten van een inrichting in het kader van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht is niet toegestaan;
  4. er dient voorzien te worden in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein of in de directe omgeving. 
 
Artikel 24 Maatschappelijk
24.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Maatschappelijk’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. maatschappelijke voorzieningen;
  2. wonen ter plaatse van de aanduiding 'wonen', danwel wonen in bestaande woningen indien niet aangeduid;
  3. vrije beroepen;
  4. onzelfstandige horeca;
  5. tuinen, erven en verhardingen;
  6. voorzieningen voor verkeer en verblijf;
  7. parkeervoorzieningen;
  8. speelvoorzieningen;
  9. groenvoorzieningen;
  10. nutsvoorzieningen.
  11. watergangen;
  12. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  13. gronden in de kern Druten:
    1. aanvullende horeca in de categorieën 1, 2 en 3 ter plaatse van de aanduiding 'horeca';
    2. een begraafplaats ter plaatse van de aanduiding 'begraafplaats';
    3. bedrijven die zijn genoemd in de Staat van bedrijfsactiviteiten (bijlagen bij de regels bijlage 1) onder de milieucategorieën 1 en 2 ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf';
    4. een bedrijfswoning ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
    5. kantoren ter plaatse van de aanduiding 'kantoor';
    6. wonen ter plaatse van de aanduiding 'wonen';
    7. kantoren, dienstverlening en een copyshop ter plaatse van de aanduiding 'gemengd'
  14. gronden in de kern Afferden:
    1. een begraafplaats ter plaatse van de aanduiding 'begraafplaats';
    2. een bedrijfswoning ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
  15. gronden in de kern Deest:
    1. een begraafplaats ter plaatse van de aanduiding 'begraafplaats';
  16. gronden in de kern Horssen:
    1. een begraafplaats ter plaatse van de aanduiding 'begraafplaats';
    2. een bedrijfswoning ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
  17. gronden in de kern Puiflijk:
    1. horeca in de categorieën 1, 2 en 3 ter plaatse van de aanduiding 'horeca';
    2. wonen ter plaatse van de aanduiding 'wonen';
    3. een begraafplaats ter plaatse van de aanduiding 'begraafplaats';
alsmede voor:
  1. de instandhouding en bescherming van rijksmonumenten ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - rijksmonument';
  2. de instandhouding en bescherming van gemeentelijke monumenten ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - gemeentelijk monument'.
24.2 Bouwregels
24.2.1 Algemeen
Voor het bouwen van bouwwerken geldt de volgende bepaling:
  1. het bebouwingspercentage van het bouwvlak mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximum bebouwingspercentage (%)’ is aangegeven;
  2. ter plaatse van de aanduiding 'begraafplaats' mag het bebouwingspercentage van het bouwperceel niet meer bedragen dan 3%;
  3. indien geen bebouwingspercentage is aangegeven mag het bouwvlak volledig bebouwd worden.
24.2.2 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:
  1. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  2. de goothoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)’ is aangegeven;
  3. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' of ‘maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)’ is aangegeven;
  4. in afwijking van het bepaalde onder a tot en met c mogen ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' gebouwen buiten het bouwvlak worden gebouwd, waarvoor de volgende bepalingen gelden:
    1. de gezamenlijke oppervlakte mag niet meer bedragen dan 100 m2;
    2. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 m;
    3. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 6 m.
24.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
  1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m, met dien verstande dat de bouwhoogte voor erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevel niet meer mag bedragen dan 1 m;
  2. de bouwhoogte van speelvoorzieningen mag niet meer bedragen dan 6 m; 
  3. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 4 m.
24.2.4 Begraafplaats
Ter plaatse van de aanduiding 'begraafplaats' zijn uitsluitend gebouwen en bouwwerken ten dienste van een begraafplaats toegestaan, waarbij de volgende bepalingen van toepassing zijn:
  1. de oppervlakte van een gebouw mag niet meer bedragen dan 50 m²;
  2. de bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan 3,5 m;
  3. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 4 m.
24.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken:
  1. van het bepaalde in artikel 24 lid 2.2 sub b en artikel 24 lid 2.2 sub c ten behoeve van een goot- en bouwhoogte van niet meer dan 16 m, mits het stedenbouwkundig beeld hierdoor niet onevenredig wordt aangetast.
24.4 Specifieke gebruiksregels
Binnen de bestemming 'Maatschappelijk' is de uitoefening van een vrij beroep in een (bedrijfs)woning toegestaan tot een oppervlakte van maximaal 50 m² van het hoofdgebouw en/of de bijbehorende bouwwerken. 
24.5 Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in artikel 24 lid 1 ten behoeve van bedrijfsmatige en beroepsmatige activiteiten in een (bedrijfs)woning, waarbij de volgende voorwaarden gelden:
  1. de oppervlakte mag niet meer bedragen dan 80% van het begane grondoppervlak van de woning en/of de bijbehorende bouwwerken, met een oppervlakte van niet meer dan 50 m². Indien de woning slechts één bouwlaag heeft geldt een percentage van niet meer dan 40% met een oppervlakte van niet meer dan 25 m²;
  2. de gebruiker van de woning deze activiteit uitoefent;
  3. een bedrijf dat omgevingsvergunningplichtig is voor de activiteit oprichten van een inrichting in het kader van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht is niet toegestaan;
  4. er dient voorzien te worden in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein of in de directe omgeving.
 
Artikel 25 Natuur
25.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. behoud, bescherming en herstel van landschappelijke, cultuurhistorische en ecologische waarden;
  2. water;
  3. groenvoorzieningen;
  4. voorzieningen voor langzaam verkeer;
  5. extensief grondgebonden agrarisch medegebruik, uitsluitend voor zover dit ten dienste staat van het natuurbeheer;
  6. extensief dagrecreatief medegebruik.
25.2 Bouwregels
25.2.1 Gebouwen
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.
25.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Op of in deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met een maximale hoogte van 2 meter, worden gebouwd, die ten dienste staan aan de in artikel 25 lid 1 genoemde functies.
25.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
25.3.1 Werken en werkzaamheden
Het is verboden om op de in artikel 25 lid 1 bedoelde gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de navolgende werken of werkzaamheden uit te voeren:
  1. het egaliseren, afgraven en ophogen van gronden;
  2. het vellen en rooien van houtgewas;
  3. het aanleggen en verharden van wegen, paden en parkeergelegenheden en het aanleggen van andere oppervlakteverhardingen;
  4. het aanleggen van boven- en ondergrondse leidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;
  5. het aanleggen van waterlopen en het aanleggen van onderbemalingen.
25.3.2 Uitzonderingen
Het in artikel 25 lid 3.1 genoemde verbod geldt niet voor:
  1. werken of werkzaamheden van ondergeschikte betekenis binnen het op de bestemming gerichte normale onderhoud en beheer;
  2. werken of werkzaamheden, die op het tijdstip van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn of konden worden uitgevoerd krachtens een voor dat tijdstip geldende dan wel aangevraagde omgevingsvergunning.
25.3.3 Toelaatbaarheid
Een omgevingsvergunning mag alleen en moet worden geweigerd, indien door de uitvoering van het ander-werk of werkzaamheid dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen blijvend onevenredig afbreuk wordt gedaan aan de landschapswaarden van het gebied, en hieraan door het stellen van voorwaarden niet of onvoldoende tegemoet wordt gekomen.
 
Artikel 26 Recreatie
26.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Recreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. waterpartijen;
  2. dagrecreatieve activiteiten;
  3. landschaps- en natuurbouw;
  4. klei-, zand- en grondwinning;
  5. voorzieningen voor langzaam verkeer;
  6. groenvoorzieningen;
  7. speelvoorzieningen;
  8. parkeervoorzieningen;
  9. ondergrondse afwatering.
26.2 Bouwregels
26.2.1 Gebouwen
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.
26.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldende de volgende bepalingen:
  1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m;
  2. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 4 m.
 
Artikel 27 Sport
27.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. sportvoorzieningen;
  2. onzelfstandige horeca;
  3. voorzieningen voor verkeer en verblijf;
  4. tuinen, erven en verhardingen;
  5. parkeervoorzieningen;
  6. groenvoorzieningen;
  7. nutsvoorzieningen.
  8. watergangen;
  9. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  10. gronden in de kern Druten:
    1. horeca in de categorieën 2 en 3 ter plaatse van de aanduiding 'horeca'.
27.2 Bouwregels
27.2.1 Algemeen
Voor het bouwen van bouwwerken geldt de volgende bepaling:
  1. het bebouwingspercentage van het bouwvlak mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximum bebouwingspercentage (%)’ is aangegeven;
  2. indien geen bouwvlak is opgenomen, mag het bebouwingspercentage van het bouwperceel niet meer bedragen dan 4%.
27.2.2 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:
  1. indien op het bouwperceel een bouwvlak is opgenomen gelden de volgende bepalingen:
    1. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
    2. de goothoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)’ is aangegeven;
    3. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)’ is aangegeven.
  2. indien geen bouwvlak is opgenomen gelden de volgende bepalingen:
    1. de goothoogte van een gebouw mag niet meer bedragen dan 4 m;
    2. de bouwhoogte van een gebouw mag niet meer bedragen dan 5 m.
27.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
  1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m;
  2. de bouwhoogte van ballenvangers mag niet meer bedragen dan 10 m;
  3. de bouwhoogte van lichtmasten mag niet meer bedragen dan 15 m;
  4. de bouwhoogte van vlaggenmasten mag niet meer bedragen dan 5,5 m;
  5. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 8 m.
 
Artikel 28 Tuin
28.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Tuin’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. tuinen, erven en verhardingen;
  2. parkeervoorzieningen;
  3. watergangen;
  4. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  5. gronden in de kern Horssen:
    1. een arboretum ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van tuin - arboretum';
alsmede voor:
  1. de instandhouding en bescherming van gemeentelijke monumenten ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - gemeentelijk monument'.
28.2 Bouwregels
28.2.1 Gebouwen
Op deze gronden mogen uitsluitend erkers ten behoeve van aangrenzende hoofdgebouwen worden gebouwd, waarbij de volgende bepalingen gelden:
  1. voor het bouwen van erkers aan de voorgevel gelden de volgende bepalingen:
    1. de breedte van een erker mag niet meer bedragen dan 50% van de breedte van de voorgevel van het hoofdgebouw;
    2. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan de hoogte van de eerste bouwlaag van het bijbehorende hoofdgebouw plus 0,25 m;
    3. de diepte van de uitbreiding mag niet meer bedragen dan 25% van de diepte van de voortuin tot een maximum van 1 m;
  2. voor het bouwen van erkers aan de zijgevel gelden de volgende bepalingen:
    1. de breedte van een erker mag niet meer bedragen dan 40% van de breedte van de zijgevel van het hoofdgebouw;
    2. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan de hoogte van de eerste bouwlaag van het bijbehorende hoofdgebouw plus 0,25 m;
    3. de diepte van de uitbreiding mag niet meer bedragen dan 25% van de diepte van de zijtuin met een maximum van 1,25 m.
28.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
  1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 1 m;
  2. de bouwhoogte van overige bouwwerken mag niet meer bedragen dan 4 m.
28.3 Specifieke gebruiksregels
Parkeren is toegestaan onder de volgende voorwaarde:
  1. er mag uitsluitend voor een bijbehorend bouwwerk of voor een in het hoofdgebouw opgenomen garage geparkeerd worden, mits de afstand van het bijbehorend bouwwerk tot de voorste perceelsgrens niet minder bedraagt dan 5 m.
 
Artikel 29 Verkeer
29.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Verkeer’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. voorzieningen voor verkeer en verblijf;
  2. parkeervoorzieningen;
  3. jongerenontmoetingsplaatsen;
  4. abri's;
  5. afvalcontainers;
  6. groenvoorzieningen;
  7. speelvoorzieningen;
  8. nutsvoorzieningen;
  9. watergangen;
  10. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  11. gronden in de kern Druten:
    1. garageboxen ter plaatse van de aanduiding 'garage';
29.2 Bouwregels
29.2.1 Gebouwen
Op of in deze gronden mogen uitsluitend garageboxen en jongerenontmoetingsplaatsen worden gebouwd.
29.2.2 Garageboxen
Ter plaatse van de aanduiding ‘garage’ mogen uitsluitend garageboxen worden gebouwd, waarbij de volgende bepalingen gelden:
  1. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3 m;
  2. de breedte mag niet meer bedragen dan 3,5 m.
29.2.3 Jongerenontmoetingsplaatsen
Voor het bouwen van jongerenontmoetingsplaatsen gelden de volgende bepalingen:
  1. de oppervlakte mag niet meer bedragen dan 25 m²;
  2. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3,5 m;
met dien verstande dat binnen de kernen Afferden, Deest, Horssen en Puiflijk maximaal 1 jongerenontmoetingsplaats is toegestaan en in de kern Druten maximaal 4 jongerenontmoetingsplaatsen zijn toegestaan, één en ander met inachtname van het bepaalde in artikel 21 lid 2.3.
29.2.4 Fietsenstallingen
De bouwhoogte van fietsenstallingen mag niet meer bedragen dan 3,5 m.
29.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
  1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m;
  2. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - overkapping' mag de bouwhoogte van een overkapping niet meer bedragen dan 4 m;
  3. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 12 m.
 
Artikel 30 Water
30.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Water’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. water en waterhuishoudkundige voorzieningen, waaronder voorzieningen voor waterberging, -aanvoer en -afvoer, zoals watergangen, waterlopen en waterpartijen;
  2. groenvoorzieningen;
  3. voorzieningen voor verkeer en verblijf, waaronder bruggen, duikers en gelijksoortige voorzieningen;
  4. nutsvoorzieningen.
30.2 Bouwregels
 
30.2.1 Gebouwen
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.
30.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
  1. de bouwhoogte van bruggen mag niet meer bedragen dan 2,75 m;
  2. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 2 m.
 
Artikel 31 Wonen
31.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Wonen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. wonen;
  2. internetwinkels, uitsluitend in categorie 1 van bijlagen bij de regels bijlage 3;  
  3. vrije beroepen;
  4. tuinen, erven en verhardingen;
  5. parkeervoorzieningen;
  6. watergangen; 
  7. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  8. gronden in de kern Druten:
    1. bedrijven categorie 1 en 2 ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf';
    2. kantoren ter plaatse van de aanduiding 'kantoor';
    3. maatschappelijke voorzieningen ter plaatse van de aanduiding 'maatschappelijk';
    4. detailhandel ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel';
  9. gronden in de kern Afferden:
    1. bedrijven categorie 1 en 2 ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf';
    2. detailhandel ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel';
    3. dienstverlening ter plaatse van de aanduiding 'dienstverlening';
    4. een garagebedrijf ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - garagebedrijf';
    5. een kantoor ter plaatse van de aanduiding 'kantoor';
  10. gronden in de kern Deest:
    1. detailhandel ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel';
    2. maatschappelijke voorzieningen ter plaatse van de aanduiding 'maatschappelijk';
    3. een atelier ter plaatse van de aanduiding 'atelier';
    4. een kantoor ter plaatse van de aanduiding 'kantoor';
    5. een cursusruimte ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - cursusruimte';
    6. garageboxen ter plaatse van de aanduiding 'garage';
  11. gronden in de kern Horsen:
    1. bedrijven categorie 1 en 2 ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf';
    2. een kantoor ter plaatse van de aanduiding 'kantoor';
    3. dienstverlening ter plaatse van de aanduiding 'dienstverlening';
    4. maatschappelijke voorzieningen ter plaatse van de aanduiding 'maatschappelijk';
    5. een woonwagenstandplaats ter plaatse van de aanduiding 'woonwagenstandplaats';
    6. parkeren ten behoeve van het body- en mindcentrum ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein';
  12. gronden in de kern Puiflijk:
    1. dierenartsenpraktijk/paardenkliniek ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - dierenartsenpraktijk';
alsmede voor:
  1. de instandhouding en bescherming van gemeentelijke monumenten ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding - gemeentelijk monument';
  2. de instandhouding en bescherming van rijksmonumenten ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - rijksmonument'.
31.2 Bouwregels
31.2.1 Hoofdgebouwen
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:
  1. hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  2. ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' mag het aantal woningen niet meer bedragen dan is aangegeven;
  3. ter plaatse van de aanduiding ‘aaneengebouwd’ mogen uitsluitend aaneengebouwde woningen worden gebouwd;
  4. ter plaatse van de aanduiding ‘gestapeld’ mogen uitsluitend gestapelde woningen worden gebouwd;
  5. ter plaatse van de aanduiding ’twee-aaneen’ mogen uitsluitend twee-aaneen en vrijstaande woningen worden gebouwd;
  6. ter plaatse van de aanduiding ’vrijstaand’ mogen uitsluitend vrijstaande woningen worden gebouwd;
  7. de voorgevel moet worden gesitueerd in de voorgevelrooilijn;
  8. in afwijking van het bepaalde onder g mag de voorgevel ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - afwijkende bebouwingsregeling 1' wordt gesitueerd in dan wel tot maximaal 3,5 m achter de voorgevelrooilijn;
  9. de goothoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)’ is aangegeven;
  10. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' of ‘maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)’ is aangegeven;
  11. de afstand tot de zijdelingse perceelsgrenzen voor:
    1. vrijstaande woningen mag aan beide zijden niet minder bedragen dan 2,5 m;
    2. twee-aaneen gebouwde woningen aan één zijde mag niet minder bedragen dan 2,5 m;
    3. aaneengebouwde woningen alleen bij de eindwoningen aan één zijde mag niet minder bedragen dan 2,5 m;
  12. in afwijking van het bepaalde onder k mag de afstand tot de zijdelingse perceelsgrenzen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - afwijkende bebouwingsregeling 1' minder dan 2,5 m bedragen;
  13. dakterrassen zijn toegestaan, met dien verstande dat de ter plaatse van de aanduiding ‘maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)’ aangegeven hoogtes niet mogen worden overschreden, waarbij een dakterras als volledige bouwlaag wordt beschouwd;
  14. ter plaatse van de aanduiding 'onderdoorgang' dient een onderdoorgang te worden gerealiseerd met een minimale vrije hoogte van 4,2 m.
31.2.2 Bijbehorende bouwwerken
Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende bepalingen:
  1. bijbehorende bouwwerken mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd;
  2. bijbehorende bouwwerken dienen op een afstand van ten minste 1,5 m achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw te worden gebouwd. Indien de bestaande afstand minder bedraagt dan 1,5 m, dan betreft de bestaande afstand de minimale afstand achter de voorgevellijn;
  3. de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens mag niet minder bedragen dan 1 m, tenzij het bijbehorende bouwwerk in de zijdelingse perceelsgrens wordt gebouwd;
  4. de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken, voor zover gesitueerd buiten het bouwvlak, en binnen het bouwvlak op gronden waar ingevolge deze regels geen hoofdgebouw mag worden opgericht, mag niet meer bedragen dan 70 m²;
  5. in afwijking van het bepaalde onder d mag de gezamenlijke oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken, voor zover gesitueerd buiten het bouwvlak, en binnen het bouwvlak op gronden waar ingevolge deze regels geen hoofdgebouw mag worden opgericht, indien de oppervlakte van het bouwperceel meer bedraagt dan 1.000 m², niet meer bedragen dan 100 m²;
  6. in aanvulling op het bepaalde onder d en e mag ter plaatse van de aanduiding:
    1. 'maatschappelijk' de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken niet meer bedragen dan 275 m²;
    2. 'bedrijf' de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken niet meer bedragen dan 275 m²;
    3. 'kantoor' in de kern:
      1. Horssen, de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken niet meer bedragen dan 275 m²;
      2. Deest, de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken, voor zover gesitueerd buiten het bouwvlak, en binnen het bouwvlak op gronden waar ingevolge deze regels geen hoofdgebouw mag worden opgericht, niet meer bedragen dan 120 m²;
    4. 'specifieke vorm van wonen - cursusruimte' de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken, voor zover gesitueerd buiten het bouwvlak, en binnen het bouwvlak op gronden waar ingevolge deze regels geen hoofdgebouw mag worden opgericht, niet meer bedragen dan 180 m²;
    5. 'specifieke bouwaanduiding - welness' de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken, voor zover gesitueerd buiten het bouwvlak, en binnen het bouwvlak op gronden waar ingevolge deze regels geen hoofdgebouw mag worden opgericht, niet meer bedragen dan 320 m²;
    6. 'specifieke bouwaanduiding - orangerie' de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken, voor zover gesitueerd buiten het bouwvlak, en binnen het bouwvlak op gronden waar ingevolge deze regels geen hoofdgebouw mag worden opgericht, niet meer bedragen dan 190 m²;
  7. in aanvulling op het bepaalde onder d en e mogen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - afwijkende bebouwingsregeling' bijbehorende bouwwerken worden gebouwd ten behoeve van het bedrijf, waarbij de gezamenlijke oppervlakte van voor zover gesitueerd buiten het bouwvlak, en binnen het bouwvlak op gronden waar ingevolge deze regels geen hoofdgebouw mag worden opgericht, niet meer bedragen dan 100 m²;
  8. indien de bestaande gezamenlijke oppervlakte als bedoeld in d en e meer bedraagt dan respectievelijk 70 m² of 100 m², dan wordt bij afbraak van bestaande vrijstaande bijbehorende bouwwerken de toegestane oppervlakte verhoogd met 50% van het oppervlak van de te slopen vrijstaande bijbehorende bouwwerken, tot een oppervlakte van maximaal 150 m²;
  9. buiten het bouwvlak dient ten minste 30 m² onbebouwd te blijven. Indien de oppervlakte van het bouwperceel meer bedraagt dan 1.000 m² dient ten minste 50 m² onbebouwd te blijven;
  10. de goothoogte van vrijstaande bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 3,2 m;
  11. de goothoogte van aangebouwde bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan de bouwhoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw vermeerderd met 0,25 m;
  12. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 5,5 m;
  13. in afwijking van het bepaalde onder b is ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' het bestaande bijbehorende bouwwerk toegestaan;
  14. in afwijking van het bepaalde onder l mag ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - welness' de bouwhoogte over een oppervlakte van maximaal 100 m² niet meer bedragen dan 7 m.
31.2.3 Garageboxen
Ter plaatse van de aanduiding 'garage' mogen garageboxen worden gebouwd, waarvoor de volgende bepalingen gelden:
  1. het aanduidingsvlak mag volledig worden bebouwd;
  2. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3 m;
  3. de breedte per garagebox mag niet meer bedragen dan 3,5 m.
31.2.4 Woonwagenstandplaats
Ter plaatse van de aanduiding ‘woonwagenstandplaats’ mogen woonwagens worden gebouwd, waarbij de volgende bepalingen gelden:
  1. woonwagens mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  2. het aantal woonwagens mag niet meer bedragen dan 2;
  3. de goothoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)’ is aangegeven;
  4. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)’ is aangegeven;
  5. het bebouwingspercentage van het bouwperceel mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximum bebouwingspercentage (%)’ is aangegeven;
  6. voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken bij woonwagens gelden de volgende bepalingen:
    1. per standplaats mogen maximaal twee bijbehorende bouwwerken worden gebouwd;
    2. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 3,5 m;
    3. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 4,5 m;
    4. de gezamenlijke oppervlakte mag niet meer bedragen dan 45 m².
31.2.5 Bouwwerken, geen gebouw zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
  1. de bouwhoogte van pergola's mag niet meer bedragen dan 2,5 m;
  2. de bouwhoogte van kinderspeelwerktuigen mag niet meer bedragen dan 3 m;
  3. de bouwhoogte van vlaggenstokken, lampen en masten mag niet meer bedragen dan 5 m;
  4. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 2 m.
31.3 Nadere eisen
Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen ten aanzien van de situering en de afmetingen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, in verband met:
  1. het voorkomen van een onevenredige aantasting van gebruiksmogelijkheden van de naastgelegen gronden;
  2. de stedenbouwkundige en landschappelijke kwaliteit;
  3. de verkeersveiligheid en brandveiligheid.
31.4 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken:
  1. van het bepaalde in artikel 31 lid 2.1 sub g  voor het situeren van de voorgevel van het hoofdgebouw op een afstand van niet meer dan 3 m achter de voorgevelrooilijn, mits het stedenbouwkundig beeld hierdoor niet onevenredig wordt aangetast;
  2. van het bepaalde in artikel 31 lid 2.1 sub i  ten behoeve van een goothoogte van niet meer dan 7 m voor 60% van het hoofdgebouw, indien de aangeduide goothoogte niet meer bedraagt dan 5 m, mits het stedenbouwkundig beeld hierdoor niet onevenredig wordt aangetast;
  3. van het bepaalde in artikel 31 lid 2.2 sub b  ten behoeve van het bouwen van bijbehorende bouwwerken tot in de voorgevelrooilijn, mits het stedenbouwkundig beeld hierdoor niet onevenredig wordt aangetast;
  4. van het bepaalde in artikel 31 lid 2.2 sub d ten behoeve van het bouwen van een grotere gezamenlijke oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken, waarbij de volgende voorwaarden gelden:
    1. de oppervlakte van het bouwperceel mag niet minder bedragen dan 2.500 m²;
    2. de gezamenlijke oppervlakte mag niet meer bedragen dan 200 m²;
    3. de grotere gezamenlijke oppervlakte dient ruimtelijk inpasbaar te zijn.
31.5 Specifieke gebruiksregels
  1. Binnen de bestemming ‘Wonen’ is de uitoefening van een vrij beroep in een (bedrijfs)woning toegestaan tot een oppervlakte van maximaal 50 m² van het hoofdgebouw en/of de bijbehorende bouwwerken.
  2. Ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel' is detailhandel toegestaan tot een oppervlak van niet meer dan 100 m².
31.6 Afwijken van de gebruiksregels
31.6.1 Afwijken bedrijfsmatige en beroepsmatige activiteiten
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in artikel 31 lid 1 ten behoeve van bedrijfsmatige en beroepsmatige activiteiten in een bedrijfswoning, waarbij de volgende voorwaarden gelden:
  1. de oppervlakte mag niet meer bedragen dan 80% van het begane grondoppervlak van het hoofdgebouw en/of de de bijbehorende bouwwerken, met een oppervlakte van niet meer dan 50 m². Indien de woning slechts één bouwlaag heeft geldt een percentage van niet meer dan 40% met een oppervlakte van niet meer dan 25 m²;
  2. het gaat om een bedrijfsactiviteit die behoort tot milieucategorie 1 of 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten (bijlagen bij de regels bijlage 1);
  3. de gebruiker van de woning deze activiteit uitoefent;
  4. een bedrijf dat vergunningplichtig is in het kader van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht is niet toegestaan;
  5. er dient voorzien te worden in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein of in de directe omgeving.
31.6.2 Afwijken detailhandel
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in artikel 31 lid 1 ten behoeve van detailhandel, waarbij de volgende voorwaarden gelden:
  1. de oppervlakte mag niet meer bedragen dan 50 m²;
  2. detailhandel mag uitsluitend op de begane grond plaats vinden;
  3. er dient voorzien te worden in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein of in de directe omgeving.
31.7 Wijzigingsbevoegdheid
31.7.1 Wijzigen woonwagenstandplaats in reguliere woning
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen door de aanduiding 'woonwagenstandplaats' te verwijderen, teneinde reguliere woningen toe te staan. Hierbij dienen de volgende voorwaarden in acht te worden genomen:
  1. het aantal woningen mag niet meer bedragen dan 4;
  2. de verandering mag niet leiden tot een aantasting van het bebouwde karakter in de directe omgeving;
  3. er bestaan geen bezwaren vanuit verantwoorde stedenbouwkundige inrichting en vormgeving;
  4. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en de belangen van derden worden niet onevenredig geschaad;
  5. het woon- en leefklimaat wordt niet onevenredig aangetast.
31.7.2 Wijzigen woonwagenstandplaats in groen
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen ter plaatse van de aanduiding 'woonwagenstandplaats' door de aanduiding 'woonwagenstandplaats' te verwijderen en de bestemming 'Wonen' te wijzigen in de bestemming 'Groen', teneinde een deel van of de gehele woonwagenstandplaats op te heffen, indien de gronden niet meer voor bewoning worden gebruikt.
31.7.3 Wijziging bouwtypologie
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen ten einde bij algehele sloop van één of meerdere woningen, woningen terug te bouwen in een andere bebouwingstypologie onder voorwaarden dat:
  1. de uitvoerbaarheid van de ontwikkeling wordt aangetoond;
  2. voldaan wordt aan de minimale afstanden tot de zijdelingse perceelsgrens zoals bedoeld in artikel 31 lid 2.1 sub k
  3. voorzien wordt in voldoende parkeergelegenheid op eigen erf;
  4. geen onevenredige toename van de verkeersbewegingen optreedt;
  5. er rekening gehouden wordt met de gevolgen voor de waterhuishouding (waterkwaliteit en -kwantiteit);
  6. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de belangen van direct omwonenden;
  7. de gemeente gevrijwaard wordt van alle plankosten;
  8. de ontwikkeling inpasbaar is vanuit stedenbouwkundig-ruimtelijk oogpunt;
  9. de woningbouw past binnen het gemeentelijke volkshuisvestingsbeleid.
 
Artikel 32 Wonen - Uit te werken
32.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Wonen - Uit te werken’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. wonen;
  2. vrije beroepen;
  3. tuinen, erven en verhardingen;
  4. voorzieningen voor verkeer en verblijf;
  5. parkeervoorzieningen;
  6. groenvoorzieningen;
  7. speelvoorzieningen;
  8. nutsvoorzieningen;
  9. watergangen;
  10. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
32.2 Uitwerkingsregels
Burgemeester en wethouders werken de in artikel 32 lid 1 omschreven bestemming uit met inachtneming van de volgende regels:
32.2.1 Algemeen
  1. De woningen hebben niet een zodanige verkeersaantrekkende werking dat deze leidt tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer.
  2. Er dient voldaan te worden aan de parkeernormen zoals opgenomen in de Nota parkeernormen (bijlagen bij de regels bijlage 2).
  3. Er bestaan geen milieuhygiënische belemmeringen met betrekking tot het gebruik van de gronden voor woningen, waarbij rekening moet worden gehouden met de specifieke omstandigheden, die samenhangen met de betreffende locatie.
  4. De ontwikkeling dient inpasbaar te zijn vanuit stedenbouwkundig-ruimtelijk oogpunt.
  5. Er dient rekening te worden gehouden met de gevolgen voor de waterhuishouding (waterkwaliteit en -kwantiteit).
32.2.2 Bouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:
  1. het aantal woningen mag niet meer bedragen dan 20;
  2. de woningen dienen grondgebonden te worden uitgevoerd; gestapelde woningen zijn niet toegestaan;
  3. de goothoogte van woningen mag niet meer bedragen dan 7 m;
  4. de bouwhoogte van woningen mag niet meer bedragen dan 10 m;
  5. voor het overige dient te worden aangesloten bij de bouwregels in artikel 31 lid 2.
32.3 Bouwregels
32.3.1 Voorlopig bouwverbod
Zolang en voor zover de in artikel 32 lid 2 bedoelde uitwerking niet onherroepelijk is, mogen bouwwerken slechts worden gebouwd, mits het bouwplan in overeenstemming is met het ontwerp van het uitwerkingsplan.
 
Artikel 33 Leiding
33.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de aanleg, instandhouding en/of bescherming van ondergrondse leidingen voor gas, riolering, en waterafvoer.
33.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
  1. op deze gronden mogen ten behoeve van de in artikel 33 lid 1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouw';
  2. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m;
  3. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag –met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels- uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
33.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in artikel 33 lid 2, met inachtneming van de volgende regels:
  1. de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels worden in acht genomen;
  2. er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan het veilig en doelmatig functioneren van de leiding en vooraf wordt schriftelijk advies ingewonnen bij de betreffende leidingbeheerder.
33.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
33.4.1 Werken en werkzaamheden
Het is verboden op de gronden met de bestemming 'Leiding' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
  1. het aanleggen van wegen of paden en/of andere oppervlakteverhardingen;
  2. het uitvoeren van graafwerkzaamheden;
  3. het uitvoeren van heiwerken of het anderszins indrijven van voorwerpen in de bodem;
  4. het aanbrengen van diepwortelende beplanting en/of bomen;
  5. het ophogen, verlagen, afgraven of egaliseren van de bodem, of anderszins wijzigen in maaiveld- of weghoogte.
33.4.2 Uitzonderingen
Het in artikel 33 lid 4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
  1. het normale onderhoud betreffen overeenkomstig de overige bestemmingen van deze gronden, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn en/of voortvloeien uit het normale gebruik overeenkomstig de bestemming;
  2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit bestemmingsplan.
33.4.3 Toelaatbaarheid
  1. De in artikel 33 lid 4.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien het behoud van een veilige ligging en de continuïteit van de energievoorziening zijn gewaarborgd.
  2. Alvorens te beslissen omtrent een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 33 lid 4.1 wint het bevoegd gezag advies in bij de betreffende leidingbeheerder.
 
Artikel 34 Leiding - Gas
34.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de aanleg, instandhouding en/of bescherming van een gasleiding met de hartlijn ter plaatse van de aanduiding 'hartlijn leiding - gas'.
34.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
  1. op deze gronden mogen ten behoeve van de in artikel 34 lid 1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
  2. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m;
  3. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
34.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in artikel 34 lid 2, met inachtneming van de volgende regels:
  1. de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels worden in acht genomen;
  2. er wordt geen afbreuk gedaan aan het veilig en doelmatig functioneren van de leiding;
  3. er wordt geen kwetsbaar object toegelaten;
  4. vooraf wordt schriftelijk advies ingewonnen bij de betreffende leidingbeheerder.
34.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
34.4.1 Werken en werkzaamheden
Het is verboden op de gronden met de bestemming 'Leiding - Gas' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
  1. het aanleggen van wegen of paden en/of andere oppervlakteverhardingen;
  2. het uitvoeren van graafwerkzaamheden;
  3. het uitvoeren van heiwerken of het anderszins indrijven van voorwerpen in de bodem;
  4. het aanbrengen van diepwortelende beplanting en/of bomen;
  5. het vellen en rooien van beplanting en/of bomen;
  6. het ophogen, verlagen, afgraven of egaliseren van de bodem, of anderszins wijzigen in maaiveld- of weghoogte;
  7. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
  8. het permanent opslaan van goederen.
34.4.2 Uitzonderingen
Het in artikel 34 lid 4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
  1. het normale onderhoud betreffen overeenkomstig de overige bestemmingen van deze gronden;
  2. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
  3. werkzaamheden betreffen als bedoeld in de Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten.
34.4.3 Toelaatbaarheid
  1. De in artikel 34 lid 4.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien het behoud van het veilig en doelmatig functioneren van de leiding is gewaarborgd.
  2. Alvorens te beslissen omtrent een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 34 lid 4.1 wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de betreffende leidingbeheerder.
 
Artikel 35 Leiding - Hoogspanningsverbinding
35.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding - Hoogspanningsverbinding' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de aanleg, instandhouding en/of bescherming van een bovengrondse hoogspanningsverbinding.
35.2 Bouwregels
In afwijking van hetgeen elders in deze planregels is bepaald ten aanzien van het bouwen krachtens de overige bestemmingen van deze gronden, mag op of in deze bestemming begrepen grond niet worden gebouwd.
35.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in artikel 35 lid 2, met inachtneming van de volgende regels:
  1. de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels worden in acht genomen;
  2. er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan het veilig en doelmatig functioneren van de leiding en vooraf wordt schriftelijk advies ingewonnen bij de betreffende leidingbeheerder.
35.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
35.4.1 Werken en werkzaamheden
Het is verboden op de gronden met de bestemming 'Leiding - Hoogspanningsverbinding' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
  1. het aanbrengen van hoogopgaande beplantingen of bomen;
  2. het vellen of rooien van houtgewas;
  3. het ophogen, bodemverlagen of afgraven.
35.4.2 Uitzonderingen
Het in artikel 35 lid 4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
  1. het normale onderhoud betreffen overeenkomstig de overige bestemmingen van deze gronden, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn en/of voortvloeien uit het normale gebruik overeenkomstig de bestemming;
  2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit bestemmingsplan.
35.4.3 Toelaatbaarheid
  1. De in artikel 35 lid 4.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien het behoud van een veilige ligging en de continuïteit van de hoogspannings-verbinding zijn gewaarborgd.
  2. Alvorens te beslissen omtrent een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 35 lid 4.1 wint het bevoegd gezag advies in bij de betreffende leidingbeheerder.
 
Artikel 36 Leiding - Riool
36.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding - Riool' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de aanleg, instandhouding en/of bescherming van een rioolpersleiding met de hartlijn ter plaatse van de aanduiding 'hartlijn leiding - riool'.
36.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
  1. op deze gronden mogen ten behoeve van de in artikel 36 lid 1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
  2. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m;
  3. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
36.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in artikel 36 lid 2,  met inachtneming van de volgende regels:
  1. de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels worden in acht genomen;
  2. er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan het veilig en doelmatig functioneren van de leiding en vooraf wordt schriftelijk advies ingewonnen bij de betreffende leidingbeheerder.
36.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
36.4.1 Werken en werkzaamheden
Het is verboden op de gronden met de bestemming 'Leiding - Riool' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
  1. het aanleggen van wegen of paden en/of andere oppervlakteverhardingen;
  2. het uitvoeren van graafwerkzaamheden;
  3. het uitvoeren van heiwerken of het anderszins indrijven van voorwerpen in de bodem;
  4. het aanbrengen van diepwortelende beplanting en/of bomen;
  5. het ophogen, verlagen, afgraven of egaliseren van de bodem, of anderszins wijzigen in maaiveld- of weghoogte;
  6. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
  7. het permanent opslaan van goederen.
36.4.2 Uitzonderingen
Het in artikel 36 lid 4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
  1. het normale onderhoud betreffen overeenkomstig de overige bestemmingen van deze gronden, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn en/of voortvloeien uit het normale gebruik overeenkomstig de bestemming;
  2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit bestemmingsplan.
36.4.3 Toelaatbaarheid
  1. De in artikel 36 lid 4.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien het behoud van het veilig en doelmatig functioneren van de leiding is gewaarborgd.
  2. Alvorens te beslissen omtrent een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 36 lid 4.1 wint het bevoegd gezag advies in bij de betreffende leidingbeheerder.
 
Artikel 37 Waarde - archeologie 1
37.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - archeologie 1' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden.
37.2 Bouwregels
  1. Voor het bouwen overeenkomstig de regels voor de andere op deze gronden voorkomende bestemmingen dient de aanvrager van een omgevingsvergunning voor het bouwen, voor bouwwerken met een oppervlakte groter dan 100 m², een rapport te overleggen waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord, naar oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld.
  2. Indien uit het in sub a genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen of kunnen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning:
    1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
    2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
    3. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.
  3. Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in sub a indien de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld.
37.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
37.3.1 Werken en werkzaamheden
Het is binnen deze bestemming verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren, indien de oppervlakte van deze werken en werkzaamheden meer dan 100 m² bedraagt:
  1. het uitvoeren van grondbewerkingen dieper dan 0,50 m onder het maaiveld, zoals afgraven, diepploegen, egaliseren, frezen, scheuren van grasland, aanleg of rooien van bos, boomgaard of diepwortelende beplanting, aanbrengen van oppervlakte- verhardingen, aanleggen van drainage, verwijderen van funderingen;
  2. het graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren van waterlopen, sloten en greppels;
  3. het aanleggen van leidingen dieper dan 0,50 m onder het maaiveld.
37.3.2 Uitzonderingen
Het in artikel 37 lid 3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
  1. het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn;
  2. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
37.3.3 Toelaatbaarheid
  1. De in artikel 37 lid 3.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden.
  2. Alvorens over de aanvraag wordt beslist, dient de aanvrager een rapport te overleggen waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld.
  3. Een rapport is niet noodzakelijk indien naar het oordeel van het bevoegd gezag de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld. Deze informatie wordt dan als een rapport beschouwd.
 
Artikel 38 Waarde - archeologie 2
38.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - archeologie 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden.
38.2 Bouwregels
  1. Voor het bouwen overeenkomstig de regels voor de andere op deze gronden voorkomende bestemmingen dient de aanvrager van een omgevingsvergunning voor het bouwen, voor bouwwerken met een oppervlakte groter dan 500 m², een rapport te overleggen waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord, naar oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld.
  2. Indien uit het bepaalde in sub a genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen of kunnen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning:
    1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
    2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
    3. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.
  3. Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in sub a indien de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld.
38.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
38.3.1 Werken en werkzaamheden
Het is binnen deze bestemming verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren, indien de oppervlakte van deze werken en werkzaamheden meer dan 500 m² bedraagt:
  1. het uitvoeren van grondbewerkingen dieper dan 0,50 m onder het maaiveld, zoals afgraven, diepploegen, egaliseren, frezen, scheuren van grasland, aanleg of rooien van bos, boomgaard of diepwortelende beplanting, aanbrengen van oppervlakte- verhardingen, aanleggen van drainage, verwijderen van funderingen;
  2. het graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren van waterlopen, sloten en greppels;
  3. het aanleggen van leidingen dieper dan 0,50 m onder het maaiveld.
38.3.2 Uitzonderingen
Het in artikel 38 lid 3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
  1. het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn;
  2. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
38.3.3 Toelaatbaarheid
  1. De in artikel 38 lid 3.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden.
  2. Alvorens over de aanvraag wordt beslist, dient de aanvrager een rapport te overleggen waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld.
  3. Een rapport is niet noodzakelijk indien naar het oordeel van het bevoegd gezag de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld. Deze informatie wordt dan als een rapport beschouwd.
 
Artikel 39 Waarde - archeologie 3
39.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - archeologie 3' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden.
39.2 Bouwregels
  1. Voor het bouwen overeenkomstig de regels voor de andere op deze gronden voorkomende bestemmingen dient de aanvrager van een omgevingsvergunning voor het bouwen, voor bouwwerken met een oppervlakte groter dan 5.000 m², een rapport te overleggen waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord, naar oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld.
  2. Indien uit het bepaalde in sub a genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen of kunnen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning:
    1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
    2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
    3. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.
  3. Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in sub a indien de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld.
39.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
39.3.1 Werken en werkzaamheden
Het is binnen deze bestemming verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren, indien de oppervlakte van deze werken en werkzaamheden meer dan 5.000 m² bedraagt:
  1. het uitvoeren van grondbewerkingen dieper dan 0,50 m onder het maaiveld, zoals afgraven, diepploegen, egaliseren, frezen, scheuren van grasland, aanleg of rooien van bos, boomgaard of diepwortelende beplanting, aanbrengen van oppervlakte- verhardingen, aanleggen van drainage, verwijderen van funderingen;
  2. het graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren van waterlopen, sloten en greppels;
  3. het aanleggen van leidingen dieper dan 0,50 m onder het maaiveld.
39.3.2 Uitzonderingen
Het in artikel 39 lid 3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
  1. het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn;
  2. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
39.3.3 Toelaatbaarheid
  1. De in artikel 39 lid 3.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden.
  2. Alvorens over de aanvraag wordt beslist, dient de aanvrager een rapport te overleggen waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld.
  3. Een rapport is niet noodzakelijk indien naar het oordeel van het bevoegd gezag de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld. Deze informatie wordt dan als een rapport beschouwd.
 
Artikel 40 Waarde - archeologie 4
40.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - archeologie 4' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden.
40.2 Bouwregels
  1. Voor het bouwen overeenkomstig de regels voor de andere op deze gronden voorkomende bestemmingen dient de aanvrager van een omgevingsvergunning voor het bouwen, voor bouwwerken met een oppervlakte groter dan 10.000 m², een rapport te overleggen waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord, naar oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld.
  2. Indien uit het bepaalde in sub a genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen of kunnen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning:
    1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
    2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
    3. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.
  3. Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in sub a indien de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld.
40.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
40.3.1 Werken en werkzaamheden
Het is binnen deze bestemming verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren, indien de oppervlakte van deze werken en werkzaamheden meer dan 10.000 m² bedraagt:
  1. het uitvoeren van grondbewerkingen dieper dan 0,50 m onder het maaiveld, zoals afgraven, diepploegen, egaliseren, frezen, scheuren van grasland, aanleg of rooien van bos, boomgaard of diepwortelende beplanting, aanbrengen van oppervlakte- verhardingen, aanleggen van drainage, verwijderen van funderingen;
  2. het graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren van waterlopen, sloten en greppels;
  3. het aanleggen van leidingen dieper dan 0,50 m onder het maaiveld.
40.3.2 Uitzonderingen
Het in artikel 40 lid 3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
  1. het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn;
  2. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
40.3.3 Toelaatbaarheid
  1. De in artikel 40 lid 3.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden.
  2. Alvorens over de aanvraag wordt beslist, dient de aanvrager een rapport te overleggen waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld.
  3. Een rapport is niet noodzakelijk indien naar het oordeel van het bevoegd gezag de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld. Deze informatie wordt dan als een rapport beschouwd.
 
Artikel 41 Waterstaat - Waterkering
41.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor:
  1. voorzieningen voor de directe en indirecte kering van het water;
  2. aanleg, instandhouding en/of bescherming van de waterkering;
  3. verhardingen;
  4. groenvoorzieningen.
41.2 Bouwregels
 
41.2.1 Gebouwen
In afwijking van hetgeen elders in deze planregels is bepaald ten aanzien van het bouwen krachtens de overige bestemmingen van deze gronden, mogen op of in deze bestemming begrepen gronden geen gebouwen worden gebouwd.
41.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, noodzakelijk voor het beheer en onderhoud van de waterkering mogen worden opgericht tot een maximale bouwhoogte van 3 m.
41.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in artikel 41 lid 2 voor het bouwen ten behoeve van de overige bestemmingen van deze gronden, met dien verstande dat:
  1. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de functie van de waterkering;
  2. alvorens te beslissen omtrent het verlenen van een omgevingsvergunning het bevoegd gezag het advies inwint van de beheerder van de waterkering.
41.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
41.4.1 Werken en werkzaamheden
Het is verboden op de gronden met de bestemming ‘Waterstaat - Waterkering’ zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
  1. het aanleggen van wegen of paden en/of andere oppervlakteverhardingen;
  2. het uitvoeren van graafwerkzaamheden;
  3. het uitvoeren van heiwerken of het anderszins indrijven van voorwerpen in de bodem;
  4. het aanbrengen van diepwortelende beplanting en/of bomen;
  5. het ophogen, verlagen, afgraven of egaliseren van de bodem, of anderszins wijzigen in maaiveld- of weghoogte.
41.4.2 Uitzonderingen
Het in artikel 41 lid 4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
  1. het normale onderhoud betreffen overeenkomstig de overige bestemmingen van deze gronden, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn en/of voortvloeien uit het normale gebruik overeenkomstig de bestemming;
  2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit bestemmingsplan.
41.4.3 Toelaatbaarheid
  1. De in artikel 41 lid 4.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de functie van de waterkering.
  2. Alvorens te beslissen omtrent een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 41 lid 4.1 wint het bevoegd gezag advies in bij de beheerder van de waterkering.
 
Artikel 42 Waterstaat - Waterstaatkundige functie
42.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waterstaat - Waterstaatkundige functie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor:
  1. de berging en afvoer van hoog oppervlaktewater, sedimenten en ijs;
  2. het vergroten van de afvoer- en bergingscapaciteit;
  3. de waterhuishouding.
42.2 Bouwregels
In afwijking van hetgeen elders in deze planregels is bepaald ten aanzien van het bouwen krachtens de overige bestemmingen van deze gronden, mag de gezamenlijke oppervlakte van bouwwerken per aanduidingsvlak niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum oppervlakte (m²)'.
 
3 Algemene regels
Artikel 43 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
 
Artikel 44 Algemene bouwregels
44.1 Overschrijding ondergeschikte bouwdelen
Bebouwingsgrenzen en maximale bouwhoogtes mogen worden overschreden door goten, overstekende daken, ondergeschikte bouwdelen zoals plinten, pilasters, standleidingen, funderingen, etalagekasten, erkers en koekoeken, voor het feitelijke gevelvlak tot maximaal 1 m alsmede door liftkokers, trappenhuizen en galerijen.
44.2 Dakhelling
  1. Gebouwen worden afgedekt met hellende dakvlakken waarvan de helling niet meer mag bedragen dan 55º. Binnen de toegestane dakvlakken mag een gebouw ook met een plat dak worden afgedekt en mogen dakvlakken met een helling van meer dan 55º en rechtopgaande gevelconstructies, waaronder ook topgevels, worden gerealiseerd. Voor dakkapellen, schoorstenen en andere uitstekende bouwdelen van ondergeschikte betekenis mag de maximale hellingshoek worden overschreden.
  2. Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde onder a mits het stedenbouwkundig beeld niet wordt aangetast.
44.3 Bestaande afwijkende maatvoering hoofdgebouwen
Indien de op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan bestaande maten van een hoofdgebouw niet voldoen aan de bouwregels ten aanzien van de maximale afstand tot de voorgevelrooilijn, de minimale afstand tot de zijdelingse perceelsgrenzen en/of de maximale goot- en bouwhoogte en/of de maximale inhoud, dan gelden deze bestaande afwijkende maten als maximaal danwel minimaal toelaatbaar.
44.4 Bestaande afwijkende bijbehorende bouwwerken voor voorgevellijn
Bestaande bijbehorende bouwwerken op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan gesitueerd voor de voorgevellijn danwel op een afstand van minder dan 1,5 m achter de voorgevellijn zijn toegestaan, met dien verstande dat deze bestaande afwijking als maximaal toelaatbaar geldt.
44.5 Ondergronds bouwen
  1. Tenzij in hoofdstuk 2 anders is bepaald mag op plaatsen waar hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken zijn of gelijktijdig worden gebouwd eveneens ondergronds worden gebouwd. Direct aansluitend mogen in- dan wel uitritten ten behoeve van de ondergrondse bouwwerken worden gebouwd.
  2. De verticale diepte mag bij ondergronds bouwen niet meer bedragen dan 3,5 m.
  3. Ondergronds bouwen ter plaatse van agrarische bedrijfsgebouwen ten behoeve van de bedrijfsvoering, zoals een mestput en een melkput, is toegestaan.  
  4. Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde onder a voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken op andere locaties dan onder het hoofdgebouw of bijbehorend bouwwerk, uitsluitend daar waar bovengronds gebouwd mag worden, mits hierdoor de in het gebied aanwezige waarden niet onevenredig worden aangetast.
44.6 Bouwen in de voorgevelrooilijn
  1. Hoofdgebouwen dienen in de voorgevel rooilijn gesitueerd te worden;
  2. Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde onder a voor het oprichten van hoofdgebouwen tot maximaal 3 meter achter de voorgevelrooilijn indien dit stedenbouwkundig wenselijk of inpasbaar is.
 
Artikel 45 Algemene gebruiksregels
45.1 Strijdig gebruik
Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan:
  1. het in gebruik nemen of laten nemen en/of geven van opstallen en/of gronden op andere wijze dan conform de bestemmingsplanregels is toegestaan;
  2. het in gebruik nemen of laten nemen en/of geven van gronden, gebouwen, bouwwerken en onderkomens ten behoeve van een seksinrichting en/of escortbedrijf en prostitutie;
  3. het in gebruik nemen of laten nemen en/of geven van bijbehorende bouwwerken bij een woning als zelfstandige woningen en als afhankelijke woonruimte;
  4. het in gebruik nemen of laten nemen en/of geven van onbebouwde grond als stort- en overslagplaats van aan het gebruik onttrokken goederen en materialen, anders dan als tijdelijke opslag ten behoeve van het normale gebruik en onderhoud.
45.2 Algemene parkeerregel
  1. Het is verboden te bouwen dan wel het feitelijk gebruik van gronden en/of bestaande bouwwerken te wijzigen, indien er niet wordt voldaan aan de gestelde eisen ten aanzien van parkeren. Indien een bouwplan en/of het feitelijk gebruik daartoe aanleiding geeft, moet ten behoeve van het parkeren van auto's in voldoende mate ruimte zijn aangebracht op de bij het bouwplan en/of het feitelijk gebruik behorende en daartoe bestemde gronden. De parkeernormen zoals opgenomen in de Nota parkeernormen (bijlagen bij de regels bijlage 2) zijn van toepassing.
  2. Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van de parkeernormen, indien voldaan wordt aan de voorwaarden zoals opgenomen in de Nota parkeernormen (bijlagen bij de regels bijlage 2).
  3. Ruimte(n) voor het parkeren van auto’s, voor zover de aanwezigheid van deze ruimten krachtens de Nota Parkeernormen (bijlagen bij de regels bijlage 2) is geëist, dient te allen tijde voor dit doel beschikbaar te blijven. Ander gebruik wordt aangemerkt als strijdig gebruik.
  4. Indien een bouwplan daartoe aanleiding geeft, moet ten behoeve van het laden of lossen van goederen in voldoende mate ruimte zijn aangebracht op de bij het bouwplan behorende en daartoe bestemde gronden.
  5. Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde onder d. Het bevoegd gezag neemt hierbij in onder andere in overweging of:
    1. het bouwplan feitelijk en/of economisch gezien redelijkerwijs zodanig kan worden aangepast dat alsnog wordt voldaan aan de parkeerregels;
    2. het belang dat met het voldoen aan de parkeerregels is gediend niet onevenredig wordt aangetast;
    3. er op andere wijze in de benodigde laad- of losruimte wordt voorzien.
45.3 Evenementen
Alle gronden zijn tevens bestemd voor evenementen.
 
Artikel 46 Algemene aanduidingsregels
46.1 Geluidzone - industrie
46.1.1 Algemeen
Ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone - industrie' zijn de gronden, naast de aldaar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het tegengaan van een te hoge geluidsbelasting op nieuwe geluidsgevoelige bebouwing als gevolg van industrielawaai.
46.1.2 Bouwregels
Ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone - industrie' is het, met uitzondering van herbouw ten behoeve van een bestaande geluidsgevoelige functie, niet toegestaan om gebouwen ten behoeve van geluidsgevoelige functies als bedoeld in de Wet geluidhinder te bouwen dan wel het gebruik van gebouwen of terreinen ten behoeve van niet-geluidgevoelige functies om te zetten in het gebruik van gebouwen of terreinen ten behoeve van geluidgevoelige functies.
46.2 Milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied
De gronden ter plaatse van de aanduiding 'Milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied' zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, tevens bestemd voor de bescherming van de kwaliteit van het grondwater als onderdeel van de drinkwatervoorziening en voor de waterhuishouding.
46.3 Veiligheidszone - lpg
Op de gronden ter plaatse van de aanduiding ‘veiligheidszone – lpg’ is geen nieuwbouw van (beperkt) kwetsbare objecten, zoals bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen, toegestaan.
46.4 Vrijwaringszone - dijk 1
46.4.1 Algemeen
De gronden ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - dijk 1' zijn mede bestemd voor de bescherming, het onderhoud en de instandhouding van de waterkering.
46.4.2 Bouwregels
Op de artikel 46 lid 4.1 genoemde gronden mag, in afwijking van het bepaalde in hoofdstuk 2, niet worden gebouwd.
46.4.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde artikel 46 lid 4.2 voor het bouwen ten behoeve van de overige bestemmingen van deze gronden, met dien verstande dat:
  1. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de functie van de waterkering;
  2. alvorens te beslissen omtrent het verlenen van een omgevingsvergunning het bevoegd gezag het advies inwint van de beheerder van de waterkering.
46.5 Vrijwaringszone - dijk 2
46.5.1 Algemeen
De gronden ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - dijk 2' zijn mede bestemd voor de bescherming van de waterkering.
46.6 Vrijwaringszone - molenbiotoop
46.6.1 Aanduidingsomschrijving
De gronden ter plaatse van de aanduiding ‘vrijwaringszone - molenbiotoop’ zijn tevens bestemd voor het beschermen van de functie van de in het aanliggend gebied gesitueerde molen als werktuig en zijn waarde als landschapsbepalend element.
46.6.2 Bouwregels
Op of in de gronden ter plaatse van de aanduiding ‘vrijwaringszone - molenbiotoop’ dienen nieuwe bouwwerken, in afwijking van het bepaalde in de bestemmingsregels, te voldoen aan de volgende regels:
  1. op een afstand van minder dan 200 m tot de molen mag de bouwhoogte van bouwwerken niet meer bedragen dan 8 m;
  2. op een afstand tussen de 200 m en 400 m tot de molen mag de bouwhoogte van bouwwerken niet meer bedragen dan 8 m + 0,019 x (de afstand tot de molen – 200 m).
46.6.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
  1. Op of in de gronden ter plaatse van de aanduiding ‘vrijwaringszone – molenbiotoop’ is het verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken uit te voeren:
    1. het ophogen van gronden hoger dan de in artikel 46 lid 6.2 aangegeven maximale bouwhoogte;
    2. het beplanten met bomen, heesters en andere opgaande beplanting hoger dan de in artikel 46 lid 6.2 aangegeven maximale bouwhoogte;
    3. het aanbrengen van constructies, installaties en apparatuur hoger dan de in artikel 46 lid 6.2 aangegeven maximale bouwhoogte.
  2. Een omgevingsvergunning als bedoeld onder a mag alleen en moet worden geweigerd, indien door de uitvoering van het ander-werk, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen blijvend onevenredig afbreuk wordt gedaan aan het huidige en/of het toekomstig functioneren van de molen als werktuig door windbelemmering en/of waarde van de molen als landschapselement en hieraan door het stellen van voorwaarden niet of onvoldoende tegemoet gekomen kan worden, in verband waarmee gehoord wordt de molenbeheerder.
  3. Geen omgevingsvergunning is vereist voor:
    1. werken, behorende bij het normale onderhoud, gebruik en beheer;
    2. werken, welke op het tijstip van het van kracht worden van het plan in uitvoering waren of konden worden uitgevoerd krachtens een voor dat tijdstip geldende dan wel aangevraagde omgevingsvergunning.
46.7 Vrijwaringszone - straalpad 1
Voor zover gebouwen en andere bouwwerken, die zijn toegestaan op grond van de bestemmingsomschrijvingen behorende bij de betreffende bestemmingen, zijn gelegen ter plaatse van de aanduiding ‘vrijwaringszone - straalpad 1’, mag de bouwhoogte van de betreffende gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer bedragen dan 20 m.
46.8 Vrijwaringszone - straalpad 2
Voor zover gebouwen en andere bouwwerken, die zijn toegestaan op grond van de bestemmingsomschrijvingen behorende bij de betreffende bestemmingen, zijn gelegen ter plaatse van de aanduiding ‘vrijwaringszone - straalpad 2’, mag de bouwhoogte van de betreffende gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer bedragen dan 37 m.
 
Artikel 47 Algemene afwijkingsregels
47.1 Algemene afwijkingen
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken:
  1. van deze regels en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of –intensiteit daartoe aanleiding geeft;
  2. van deze regels en toestaan dat het bouwvlak in geringe mate wordt overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
  3. van deze regels ten behoeve van de overschrijding van de voorgevelrooilijn voor de bouw van een luifel aan de voorgevel van een hoofdgebouw, geen woning zijnde, met dien verstande dat:
    1. de overschrijding van de voorgevelrooilijn niet meer mag bedragen dan 2 m;
    2. de bouwhoogte van de luifel niet meer mag bedragen dan de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw;
    3. er geen bezwaren bestaan vanuit het oogpunt van verkeersveiligheid;
  4. van deze regels en toestaan dat openbare nutsgebouwtjes, wachthuisjes ten behoeve van het openbaar vervoer, telefooncellen, gebouwtjes ten behoeve van de bediening van kunstwerken, toiletgebouwtjes en naar aard daarmee gelijk te stellen gebouwtjes worden gebouwd, met dien verstande dat:
    1. de inhoud per gebouwtje niet meer dan 50 m3 mag bedragen;
    2. de bouwhoogte niet meer dan 3,5 m mag bedragen;
  5. van deze regels ten aanzien van de maximaal toegestane bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot:
    1. ten behoeve van kunstwerken, geen gebouwen zijnde, tot niet meer dan 40 m;
    2. ten behoeve van waarschuwings- en/of communicatiemasten tot niet meer dan 50 m;
    3. ten behoeve van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tot niet meer dan 10 m;
  6. van deze regels ten aanzien van de maximaal toegestane bouwhoogte van gebouwen ten behoeve van een overschrijding van deze maximaal toegestane bouwhoogte voor plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers, lichtkappen en technische ruimten, met dien verstande dat:
    1. de maximale oppervlakte van de vergroting niet meer mag bedragen dan 10% van het betreffende platte dakvlak of de horizontale projectie van het schuine dakvlak;
    2. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 1,25 maal de maximaal toegestane bouwhoogte van het betreffende gebouw.
47.2 Afwijkingsregeling mantelzorg
 
47.2.1 Afwijken mantelzorg
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van artikel 45 lid 1 sub c en toestaan dat een (vrijstaand) bijbehorend bouwwerk of een tijdelijke woonunit bij een (bedrijfs-/dienst)woning gebruikt wordt als afhankelijke woonruimte, indien voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
  1. Er bestaat aantoonbare behoefte aan mantelzorg, dan wel de mantelzorgbehoevende(n) is (zijn) ouder dan 70 jaar. De behoefte aan mantelzorg kan worden aangetoond door middel van een verklaring van een onafhankelijke deskundige.
  2. Voorzieningen die het bijbehorend bouwwerk geschikt maken voor bewoning mogen slechts aanwezig zijn gedurende de periode dat mantelzorg wordt verleend en maximaal drie maanden nadat bewoning van het bijbehorend bouwwerk is beëindigd.
  3. De tijdelijke woonunit mag slechts aanwezig zijn gedurende de periode dat mantelzorg wordt verleend en maximaal drie maanden nadat bewoning van de woonunit is beëindigd
  4. De bouwhoogte van de tijdelijke woonunit mag niet meer bedragen dan 3 m.
  5. Bewoning van het bijbehorend bouwwerk of de woonunit wordt direct beëindigd nadat de mantelzorgbehoefte is komen te vervallen, tenzij niet direct een geschikte vervangende zelfstandige woonruimte beschikbaar is. In dat geval mag bewoning van het bijbehorend bouwwerk of de woonunit maximaal 12 maanden worden voortgezet nadat de mantelzorgbehoefte is komen te vervallen.
  6. Het bijbehorend bouwwerk of de tijdelijke woonunit is gelegen binnen het bouwvlak dan wel de afstand tot het hoofdgebouw bedraagt niet meer dan 50 m.
  7. De oppervlakte ten behoeve van mantelzorg in een bijbehorend bouwwerk of tijdelijke woonunit bedraagt niet meer dan 100 m², met dien verstande dat:
    1. bij mantelzorg in een bijbehorend bouwwerk de maximaal toegestane oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken niet mag worden overschreden;
    2. bij mantelzorg in een tijdelijke woonunit overschrijding van de maximaal toegestane oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken is toegestaan;
  8. De bewoning in het kader van mantelzorg vindt niet plaats op de verdiepingen van een bijbehorend bouwwerk.
  9. Het gebruik van een bijbehorend bouwwerk of woonunit voor bewoning leidt niet tot een onevenredige aantasting van de omgeving en belangen van derden.
  10. Er bestaan geen milieuhygiënische belemmeringen tegen het gebruik van het bijbehorend bouwwerk of woonunit voor bewoning, waarbij rekening moet worden gehouden met aspecten zoals veiligheid, geluid en milieu.
  11. Het karakter van de omgeving moet voor wat betreft de aanwezige landschapswaarden gehandhaafd blijven. Indien noodzakelijk moet hiervoor de woonunit landschappelijk worden ingepast.
47.2.2 Intrekken omgevingsvergunning mantelzorg
Het bevoegd gezag trekt de omgevingsvergunning, verleend op grond van artikel 47 lid 2.1 in, indien de bij het verlenen van de omgevingsvergunning bestaande noodzaak vanuit een oogpunt van mantelzorg niet meer aanwezig is.
47.3 Afwijken kleinschalige logiesaccommodaties
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van de gebruiksregels ten behoeve van kleinschalige logiesaccommodaties bij een (bedrijfs-/dienst)woning, indien voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
  1. Ontheffing is niet mogelijk bij (bedrijfs-/dienst)woningen binnen een horecabestemming.
  2. De accommodatie beschikt over maximaal 4 kamers met gedeelde voorzieningen of maximaal 2 logieseenheden met eigen voorzieningen en biedt ruimte aan maximaal 8 personen tegelijkertijd per nacht.
  3. De aanvrager is verplicht een nachtregister bij te houden.
  4. Permanent verblijf is niet toegestaan.
  5. Het gebouw waarop de aanvraag betrekking heeft betreft de woning zelf of staat vast aan de woning.
  6. In afwijking van het bepaalde in artikel 47 lid 3 sub e kan ook een omgevingsvergunning verleend worden voor het gebruik van bijbehorende bouwwerken als kleinschalige logiesaccommodaties, indien het gaat om gemeentelijke of rijksmonumenten.
  7. De woonfunctie in de woning blijft in overwegende mate behouden.
  8. Aangetoond dient te worden dat de activiteit geen extra parkeerruimte vereist binnen het openbaar gebied.
  9. De landschappelijke, cultuurhistorische en/of architectonische waarden van het gebouw of complex dienen behouden te blijven. Indien aanpassingen aan een gebouw of complex worden gedaan wordt de Commissie Ruimtelijke Kwaliteit hierover om advies gevraagd.
  10. De omgevingsvergunning mag geen onevenredig nadelige gevolgen hebben voor het woon- of leefklimaat en doet geen afbreuk aan het woonkarakter van de wijk of buurt.
  11. De omgevingsvergunning heeft geen nadelige gevolgen voor de bedrijfsvoering van omliggende (agrarische) bedrijven of voor woningen.
  12. Er bestaan geen milieuhygiënische belemmeringen tegen het gebruik van de woning voor kleinschalige logiesaccommodaties, waarbij rekening moet worden gehouden met de specifieke omstandigheden, die samenhangen met de betreffende locatie.
  13. Degene die de bedrijfsactiviteit in hoofdzaak uitvoert is tevens bewoner van de woning.
47.4 Afwijken theetuinen en kleinschalige dagrecreatie
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen ten behoeve van de exploitatie van een theetuin en kleinschalige dagrecreatie bij een (bedrijfs/dienst)woning, indien voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
  1. Afwijking is niet mogelijk bij (bedrijfs-/dienst)woningen binnen de bestemming 'Horeca'.
  2. De omvang van het terras, veranda e.d. ten behoeve van het gebruik van consumpties door bezoekers mag niet meer bedragen dan 100 m².
  3. Er vindt geen detailhandel plaats, uitgezonderd in ondergeschikte vorm een beperkte verkoop in verband met de bedrijfsmatige activiteit.
  4. De oppervlakte aan uitstalruimte voor verkoop ten behoeve van de theetuin bedraagt niet meer dan 4 m².
  5. Ten behoeve van slechtweervoorzieningen en/of sanitaire voorzieningen mag maximaal 40% van het vloeroppervlak van de woning en de daarbij behorende bijbehorende bouwwerken worden gebruikt voor de bedrijfsmatige activiteiten, tot een maximum oppervlakte van 45 m².
  6. De functie waarvoor de gronden zijn bestemd blijft in overwegende mate behouden.
  7. Degene die de bedrijfsactiviteit in hoofdzaak uitvoert is tevens bewoner van de woning.
  8. De betreffende activiteiten hebben niet een zodanige verkeersaantrekkende werking dat deze leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer.
  9. Aangetoond dient te worden dat de activiteit geen extra parkeerruimte vereist binnen het openbaar gebied.
  10. De omgevingsvergunning levert geen onevenredig nadelige gevolgen op voor het woon- of leefklimaat en doet geen afbreuk aan het woonkarakter van de wijk of buurt.
  11. De omgevingsvergunning heeft geen nadelige gevolgen voor de bedrijfsvoering van omliggende (agrarische) bedrijven of voor woningen.
  12. Er bestaan geen milieuhygiënische belemmeringen tegen het gebruik van de gronden bij de woning voor een theetuin en kleinschalige dagrecreatie, waarbij rekening wordt gehouden met de specifieke omstandigheden, die samenhangen met de betreffende locatie.
47.5 Afwijken kleinschalig kamperen
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen ten behoeve van kleinschalig kamperen bij agrarische bedrijven, indien wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
  1. Kleinschalig kamperen is uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak of direct grenzend aan het bouwvlak.
  2. Gebouwen ten behoeve van het kleinschalig kamperen zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak.
  3. De oppervlakte van het kampeerterrein mag niet meer bedragen dan 5.000 m².
  4. Het aantal staanplaatsen mag niet meer bedragen dan 25.
  5. Stacaravans zijn niet toegestaan.
  6. Kleinschalig kamperen is toegestaan in de periode 1 maart tot en met 31 oktober.
  7. Er is sprake van een goede landschappelijke inpassing.
  8. De functie waarvoor de gronden zijn bestemd blijft in overwegende mate behouden.
  9. De betreffende activiteiten hebben niet een zodanige verkeersaantrekkende werking dat deze leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer.
  10. Aangetoond dient te worden dat de activiteit geen extra parkeerruimte vereist binnen het openbaar gebied.
  11. De omgevingsvergunning heeft geen nadelige gevolgen voor de bedrijfsvoering van omliggende (agrarische) bedrijven of voor woningen.
  12. Er bestaan geen milieuhygiënische belemmeringen tegen het gebruik van de gronden als kampeerterrein, waarbij rekening wordt gehouden met de specifieke omstandigheden, die samenhangen met de betreffende locatie.
  13. Degene die de bedrijfsactiviteit in hoofdzaak uitvoert is tevens bewoner van de woning.
47.6 Afwijken carports
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen ten behoeve van de bouw van een carport bij een woning, indien wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
  1. de carport wordt gebouwd binnen de bestemming Wonen en/of de bestemming Tuin;
  2. de carport mag niet worden gebouwd vóór de voorgevel;
  3. de bouwhoogte van de carport mag niet meer bedragen dan 3,2 m;
  4. de oppervlakte van de carport mag niet meer bedragen dan 20 m²;
  5. de carport mag geen nadelige invloed hebben op de verkeersveiligheid en dient te passen binnen de stedenbouwkundige structuur van de omgeving.
 
Artikel 48 Algemene wijzigingsregels
48.1 Wijziging Waarde - Archeologie
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemmingen 'Waarde - Archeologie 1', 'Waarde - Archeologie 2', 'Waarde - Archeologie 3' of 'Waarde - Archeologie 4' geheel of gedeeltelijk te doen vervallen of toe te kennen, indien dit op basis van archeologisch onderzoek gewenst is.
48.2 Wijziging Veiligheidszone - lpg
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de aanduiding ‘veiligheidszone – lpg’ te veranderen of te verwijderen indien de lpg-cirkel wijzigt of indien het aanwezige vulpunt wordt beëindigd.
48.3 Wijziging ten behoeve van detailhandel of horeca
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen om detailhandel of horeca toe te staan, indien aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
  1. Aangetoond dient te worden dat de wijziging geen nadelige invloed heeft op de afwikkeling van het verkeer en mag geen extra onevenredige toename van de parkeerbehoefte binnen het openbaar gebied veroorzaken.
  2. De landschappelijke, cultuurhistorische en/of architectonische waarden van het gebouw of complex dienen behouden te blijven. Indien aanpassingen aan een gebouw of complex worden gedaan wordt de Commissie Ruimtelijke Kwaliteit hierover om advies gevraagd.
  3. De wijziging mag geen onevenredig nadelige gevolgen hebben voor het woon- of leefklimaat en doet geen afbreuk aan het woonkarakter van de wijk of buurt.
  4. De wijziging heeft geen nadelige gevolgen voor de bedrijfsvoering van omliggende (agrarische) bedrijven of voor woningen.
  5. Er bestaan geen milieuhygiënische belemmeringen tegen het gebruik voor detailhandel of horeca, waarbij rekening moet worden gehouden met de specifieke omstandigheden, die samenhangen met de betreffende locatie.
  6. Horeca in categorie 4 is niet toegestaan;
  7. Het wijzigingsgebied voor detailhandel mag niet in de kern Druten liggen.
48.4 Wijziging ten behoeve van water
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen door de bestemming van de gronden langs de bestemming ‘Water’ te wijzigen in de bestemming ‘Water’, indien aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
  1. De belangen van derden worden niet onevenredig geschaad.
  2. Wijziging is noodzakelijk vanuit waterhuishoudkundig belang.
48.5 Wijziging naar niet-agrarisch bedrijf
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om na bedrijfsbeëindiging de bestemming
te wijzigen in de bestemming 'Bedrijf' en het bouwvlak te verwijderen, om vrijgekomen agrarische bedrijfsgebouwen te gebruiken voor niet-agrarische bedrijven, mits:
  1. het agrarisch verwante bedrijven of aan het buitengebied gebonden bedrijven betreft;
  2. de milieucategorie van de bedrijven niet meer dan 3.2 bedraagt op grond van de VNG-publicatie 'Bedrijven en milieuzonering';
  3. de vrijgekomen agrarische bedrijfsgebouwen mogen voor 100% worden hergebruikt;
  4. de bestaande oppervlakte aan bedrijfsgebouwen niet wordt uitgebreid;
  5. er geen detailhandel plaatsvindt, uitgezonderd productiegebonden detailhandel;
  6. er geen buitenopslag plaatsvindt;
  7. hergebruik van voormalige agrarische bedrijfsgebouwen voor agrarische doeleinden redelijkerwijs niet meer mogelijk of wenselijk is;
  8. er geen sprake is van een belemmering voor de ontwikkeling van omliggende (agrarische) bedrijven;
  9. het woon- en leefklimaat in de directe omgeving niet onevenredig wordt aangetast;
  10. de verkeersaantrekkende werking niet onevenredig toeneemt;
  11. op eigen terrein wordt voorzien in voldoende parkeervoorzieningen;
  12. de landschappelijke kernkwaliteiten van het ter plaatse aanwezige landschapstype niet onevenredig worden aangetast;
  13. de natuurwaarden niet onevenredig worden aangetast.
48.6 Wijziging naar plattelandswoning
Burgemeester en Wethouders kunnen de bestemming 'Agrarisch' of 'Agrarisch met waarden' wijzigen ten behoeve van het omzetten van een agrarische bedrijfswoning naar een plattelandswoning middels het toekennen van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - plattelandswoning' aan de woning (inclusief daarbij behorende bijbehorende bouwwerken, tuin en erf), mits:
  1. de wijzigingsbevoegdheid uitsluitend wordt toegepast indien een bedrijfswoning als plattelandswoning in gebruik wordt genomen zoals bedoeld in de Wet plattelandswoningen;
  2. de bedrijfswoning niet meer als bedrijfswoning functioneert;
  3. het bedrijf waartoe de bedrijfswoning behoort de bedrijfsactiviteiten niet heeft beëindigd;
  4. de omzetting geen belemmering oplevert voor de ontwikkeling van omliggende (agrarische) bedrijven;
  5. sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat, onder meer uit het oogpunt van luchtkwaliteit;
  6. er ten behoeve van het agrarisch bedrijf waartoe de bedrijfswoning behoort geen nieuwe bedrijfswoning wordt toegestaan;
  7. voor de plattelandswoning dezelfde bouwregels gelden als voor agrarische bedrijfswoningen.
48.7 Wijziging naar wonen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om na bedrijfsbeëindiging de bestemming
te wijzigen in de bestemming 'Wonen' en het bouwvlak te verwijderen, waarbij de voormalige bedrijfswoning als burgerwoning mag worden gebruikt, mits:
  1. alle voormalige bedrijfsgebouwen worden gesloopt, uitgezonderd de oppervlakte bij recht toegestane bijbehorende bouwwerken (70 m² per woning dan wel 100 m² bij bouwpercelen van meer dan 1000 m²) en monumentale en karakteristieke/beeldbepalende gebouwen, waarbij gebruik kan worden gemaakt van de volgende compensatieregelingen:
    1. in ruil voor de sloop van voormalige bedrijfsgebouwen mogen nieuwe woongebouwen worden gebouwd onder de volgende voorwaarden:
      • sloop en nieuwbouw dient te geschieden volgens de regeling in onderstaande tabel:
        • Gesloopte oppervlakte bedrijfsgebouwenCompensatie woongebouwen in m³
          0 - 500 m²geen nieuw woongebouw
          500 - 1.000 m²1 woongebouw van maximaal 750 m³
          1.000 - 2.500 m²1 woongebouw van maximaal 1.200 m³
          > 2.500 m²1 woongebouw van maximaal 1.600 m³
      • de oppervlakte van een nieuw woongebouw mag niet meer bedragen dan 50% van de oppervlakte van de gesloopte gebouwen;
      • de goothoogte van woongebouwen mag niet meer dan 4,5 meter bedragen;
      • de bouwhoogte van woongebouwen mag niet meer dan 10 meter bedragen;
      • in de nieuwe woongebouwen dienen wooneenheden te worden gerealiseerd volgens de regeling in onderstaande tabel:
        • Omvang woongebouwAantal wooneenheden
          < 750 m³minimaal 1 wooneenheid
          750 - 900 m³minimaal 2 wooneenheden
          900 - 1.600 m³minimaal 3 wooneenheden
          > 1.600 m³minimaal 4 wooneenheden
      • de inhoud van een wooneenheid dient minimaal 300 m³ te bedragen;
      • bij een woongebouw met meerdere wooneenheden zijn bijbehorende bouwwerken toegestaan volgens de regeling in onderstaande tabel:
        • WoongebouwGezamenlijke oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken in m²
          woongebouw met 2 wooneenhedenmaximaal 80 m² (in 1 bijbehorend bouwwerk)
          woongebouw met 3 wooneenhedenmaximaal 120 m² (in 1 bijbehorend bouwwerk) of maximaal 110 m² (verdeeld over 2 bijbehorende bouwwerken)
          woongebouw met 4 wooneenhedenmaximaal 150 m² (in 1 bijbehorend bouwwerk) of maximaal 140 m² (verdeeld over 2 bijbehorende bouwwerken)
      • de goothoogte van bijbehorende bouwwerken mag niet meer dan 3 meter bedragen;
      • de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken mag niet meer dan 6 meter bedragen;
      • het nieuwe woongebouw en bijbehorende bouwwerken dienen in de directe nabijheid van het reeds aanwezige hoofdgebouw (voormalige bedrijfswoning) te worden gebouwd, uitsluitend indien aangetoond is dat nieuwbouw op een andere locatie vanuit het oogpunt van ruimtelijke en landschappelijke kwaliteit de voorkeur verdient kan nieuwbouw op grotere afstand van het bestaande hoofdgebouw plaatsvinden;
      • er dient sprake te zijn van een zorgvuldige landschappelijke en stedenbouwkundige inpassing van het nieuwe woongebouw en de bijbehorende bouwwerken;
      • het nieuwe woongebouw en de bijbehorende bouwwerken dienen te voldoen aan redelijke eisen van welstand.
    2. in plaats van woongebouwen zoals bedoeld onder 1, mogen in ruil voor de sloop van voormalige bedrijfsgebouwen vrijstaande woningen worden gebouwd onder de volgende voorwaarden:
      • er bestaan landschappelijke, stedenbouwkundige of economische redenen tegen de bouw van een woongebouw;
      • sloop en nieuwbouw dient te geschieden volgens de regeling in onderstaande tabel:
        • Gesloopte oppervlakte bedrijfsgebouwenvrijstaande woningen in m³
          0 - 1.000 m²geen nieuwe woning
          1.000 - 2.500 m²1 woning van maximaal 800 m³
          > 2.500 m²2 woningen van elk maximaal 800 m³
      • de nieuwe woning(en) en daarbij behorende bijbehorende bouwwerken dienen in de directe nabijheid van het reeds aanwezige hoofdgebouw (voormalige bedrijfswoning) te worden gebouwd, uitsluitend indien aangetoond is dat nieuwbouw op een andere locatie vanuit het oogpunt van ruimtelijke en landschappelijke kwaliteit de voorkeur verdient kan nieuwbouw op grotere afstand van het bestaande hoofdgebouw plaatsvinden;
      • er dient sprake te zijn van een zorgvuldige landschappelijke en stedenbouwkundige inpassing van de nieuwe woning(en) en de daarbij behorende bijbehorende bouwwerken;
      • de nieuwe woning(en) en daarbij behorende bijbehorende bouwwerken dienen te voldoen aan redelijke eisen van welstand;
      • voor de overige bouwregels voor de vrijstaande woning(en) en bijbehorende bouwwerken wordt aangesloten bij de regels, zoals die van toepassing zijn op de bestemming 'Wonen'.
    3. de eigenaren van verschillende percelen kunnen de handen ineenslaan, en in ruil voor de sloop van voormalige bedrijfsgebouwen op meerdere percelen, waarbij de oppervlakte van op meerdere percelen gesloopte bedrijfsgebouwen bij elkaar mag worden opgeteld (saldering), nieuwe woongebouwen of vrijstaande woningen realiseren volgens de regeling onder 1 of 2, en onder de volgende voorwaarden:
      • per perceel dient minimaal 250 m² aan voormalige bedrijfsgebouwen te worden gesloopt;
      • voor elk perceel geldt dat alle voormalige bedrijfsgebouwen dienen te worden gesloopt, uitgezonderd de oppervlakte bij recht toegestane bijbehorende bouwwerken (70 m² per woning dan wel 100 m² bij bouwpercelen van meer dan 1000 m²) en monumentale en karakteristieke/beeldbepalende gebouwen;
      • de nieuwe woongebouwen of vrijstaande woningen dienen te worden gerealiseerd op het perceel waar dat vanuit ruimtelijk oogpunt het meest wenselijk is.
    4. in ruil voor de sloop van voormalige bedrijfsgebouwen kunnen extra vierkante meters aan bijbehorende bouwwerken bij de te behouden voormalige bedrijfswoning worden toegestaan onder de volgende voorwaarden:
      • voor elke vierkante meter gesloopte voormalige bedrijfsgebouwen, mag 60% worden teruggebouwd in de vorm van bijbehorende bouwwerken, tot een maximale oppervlakte van 250 m², inclusief de bestaande bijbehorende bouwwerken, met dien verstande dat onder terugbouwen ook het behouden van bestaande voormalige bedrijfsgebouwen kan worden verstaan die dan worden aangemerkt als bijbehorend bouwwerk en in welk geval een afwijking van de bepaling dat alle voormalige bedrijfsgebouwen moeten worden gesloopt is toegestaan;
      • de goothoogte van bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 3 meter, of als sprake is van bestaande te behouden gebouwen, niet meer dan de bestaande goothoogte indien die meer dan 3 meter bedraagt;
      • de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 6 meter, of als sprake is van bestaande te behouden gebouwen, niet meer dan de bestaande bouwhoogte indien die meer dan 6 meter bedraagt;
    5. in ruil voor de sloop van voormalige bedrijfsgebouwen kunnen extra uitbreidingsmogelijkheden worden verkregen voor de inhoud van de te behouden voormalige bedrijfswoning, onder de volgende voorwaarden:
      • de bestaande woning kan worden uitgebreid volgens de regeling in onderstaande tabel:
        • Gesloopte oppervlakte bedrijfsgebouwenExtra uitbreiding van de bestaande woning in m³
          0 - 750 m³0,5 m³ per gesloopte m²
          > 750 m³0,35 m³ per gesloopte m²
          met dien verstande dat sprake is van een gestaffelde regeling: wordt meer dan 750 m² gesloopt, dan mag de woning voor de eerste 750 m² aan sloop per gesloopte m² met 0,5 m³ worden uitgebreid, daarboven mag per gesloopte m² nog eens 0,35 m³ worden toegevoegd.
      • de extra inhoud mag worden opgeteld bij de inhoud die bij recht voor een woning is toegestaan (800 m³);
      • de inhoud van een woning mag niet meer bedragen dan 1.200 m³;
      • de goothoogte van een woning mag niet meer bedragen dan 4,5 meter, of niet meer dan de bestaande goothoogte indien die meer bedraagt;
      • de bouwhoogte van een woning mag niet meer bedragen dan 10 meter, of niet meer dan de bestaande bouwhoogte indien die meer bedraagt.
  2. de te slopen bedrijfsgebouwen met een vergunning zijn opgericht en minstens 5 jaar rechtmatig zijn gebruikt;
  3. hergebruik van voormalige agrarische bedrijfsgebouwen voor agrarische doeleinden redelijkerwijs niet meer mogelijk of wenselijk is;
  4. er geen sprake is van een belemmering voor de ontwikkeling van omliggende (agrarische) bedrijven;
  5. het woon- en leefklimaat in de directe omgeving niet onevenredig wordt aangetast;
  6. voor de (nieuwe) woning(en) sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat;
  7. voldaan wordt aan de eisen van de Wet geluidhinder;
  8. de verkeersaantrekkende werking niet onevenredig toeneemt;
  9. op eigen terrein wordt voorzien in voldoende parkeervoorzieningen;
  10. de landschappelijke kernkwaliteiten van het ter plaatse aanwezige landschapstype niet onevenredig worden aangetast;
  11. de natuurwaarden niet onevenredig worden aangetast.
48.8 Wro-zone wijzigingsgebied
 
48.8.1 Kern Afferden
48.8.1.1 Wro-zone - wijzigingsgebied - Afferden 2
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone – wijzigingsgebied - Afferden 2’ het plan te wijzigen ten behoeve van de realisering van één woning, indien aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
  1. het nabij gelegen bedrijf is beëindigd, waardoor er geen geurcirkel meer ligt over het wijzigingsgebied;
  2. aangetoond dient te worden dat de wijziging geen nadelige invloed heeft op de afwikkeling van het verkeer en de wijziging mag geen extra onevenredige toename van de parkeerbehoefte binnen het openbaar gebied veroorzaken;
  3. de wijziging mag geen onevenredig nadelige gevolgen hebben voor het woon- of leefklimaat en doet geen afbreuk aan het woonkarakter van de wijk of buurt;
  4. de wijziging heeft geen nadelige gevolgen voor de bedrijfsvoering van omliggende (agrarische) bedrijven of voor woningen;
  5. er bestaan geen milieuhygiënische belemmeringen;
  6. de woningbouw dient te passen binnen het gemeentelijke volkshuisvestingsbeleid.
48.8.1.2 Wro-zone - wijzigingsgebied - Afferden 3
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone – wijzigingsgebied - Afferden 3’ het plan te wijzigen ten behoeve van de realisering van woningen, indien aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
  1. het aantal woningen mag niet meer bedragen dan 2;
  2. aangetoond dient te worden dat de wijziging geen nadelige invloed heeft op de afwikkeling van het verkeer en de wijziging mag geen extra onevenredige toename van de parkeerbehoefte binnen het openbaar gebied veroorzaken;
  3. de wijziging mag geen onevenredig nadelige gevolgen hebben voor het woon- of leefklimaat en doet geen afbreuk aan het woonkarakter van de wijk of buurt;
  4. de wijziging heeft geen nadelige gevolgen voor de bedrijfsvoering van omliggende (agrarische) bedrijven of voor woningen;
  5. er bestaan geen milieuhygiënische belemmeringen;
  6. de woningbouw dient te passen binnen het gemeentelijke volkshuisvestingsbeleid.
48.8.1.3 Wro-zone - wijzigingsgebied - Afferden 4
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - wijzigingsgebied - Afferden 4' het plan te wijzigen ten behoeve van de realisering van één woning, indien aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
  1. aangetoond dient te worden dat de wijziging geen nadelige invloed heeft op de afwikkeling van het verkeer en de wijziging mag geen extra onevenredige toename van de parkeerbehoefte binnen het openbaar gebied veroorzaken.
  2. de wijziging mag geen onevenredig nadelige gevolgen hebben voor het woon- of leefklimaat en doet geen afbreuk aan het woonkarakter van de wijk of buurt.
  3. de wijziging heeft geen nadelige gevolgen voor de bedrijfsvoering van omliggende (agrarische) bedrijven of voor woningen.
  4. er bestaan geen milieuhygiënische belemmeringen.
  5. de woningbouw dient te passen binnen het gemeentelijke volkshuisvestingsbeleid.
48.8.2 Kern Deest
48.8.2.1 Wro-zone - wijzigingsgebied - Deest 2
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied - Deest 2' het plan te wijzigen ten behoeve van de realisering van één vrijstaande woning, indien aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
  1. de goot- en bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 7 m respectievelijk 10 m;
  2. aangetoond dient te worden dat de wijziging geen nadelige invloed heeft op de afwikkeling van het verkeer en de wijziging mag geen extra onevenredige toename van de parkeerbehoefte binnen het openbaar gebied veroorzaken;
  3. de wijziging heeft geen onevenredig nadelige gevolgen voor de bedrijfsvoering van omliggende (agrarische) bedrijven;
  4. er bestaan geen milieuhygiënische belemmeringen;
  5. de ontwikkeling dient inpasbaar te zijn vanuit stedenbouwkundig-ruimtelijk oogpunt;
  6. de woningbouw dient te passen binnen het gemeentelijke volkshuisvestingsbeleid;
  7. er dient rekening te worden gehouden met de gevolgen voor de waterhuishouding (waterkwaliteit en -kwantiteit).
48.8.2.2 Wro-zone - wijzigingsgebied - Deest 3
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied - Deest 3' het plan te wijzigen ten behoeve van de realisering van maximaal 8 grondgebonden woningen met bijbehorende groen- en verkeersvoorzieningen en de omzetting van de bestaande bedrijfswoning in een woning, indien aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
  1. de goot- en bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 7 m respectievelijk 10 m;
  2. aangetoond dient te worden dat de wijziging geen nadelige invloed heeft op de afwikkeling van het verkeer en de wijziging mag geen extra onevenredige toename van de parkeerbehoefte binnen het openbaar gebied veroorzaken;
  3. de wijziging heeft geen onevenredig nadelige gevolgen voor de bedrijfsvoering van omliggende (agrarische) bedrijven;
  4. er bestaan geen milieuhygiënische belemmeringen;
  5. de ontwikkeling dient inpasbaar te zijn vanuit stedenbouwkundig-ruimtelijk oogpunt;
  6. de woningbouw dient te passen binnen het gemeentelijke volkshuisvestingsbeleid;
  7. er dient rekening te worden gehouden met de gevolgen voor de waterhuishouding (waterkwaliteit en -kwantiteit).
48.8.2.3 Wro-zone - wijzigingsgebied - Deest 4
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied - Deest 4' het plan te wijzigen ten behoeve van de realisering van één vrijstaande woning, indien aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
  1. de goot- en bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 7 m respectievelijk 10 m;
  2. aangetoond dient te worden dat de wijziging geen nadelige invloed heeft op de afwikkeling van het verkeer en de wijziging mag geen extra onevenredige toename van de parkeerbehoefte binnen het openbaar gebied veroorzaken;
  3. de wijziging heeft geen onevenredig nadelige gevolgen voor de bedrijfsvoering van omliggende (agrarische) bedrijven;
  4. er bestaan geen milieuhygiënische belemmeringen;
  5. de ontwikkeling dient inpasbaar te zijn vanuit stedenbouwkundig-ruimtelijk oogpunt;
  6. de woningbouw dient te passen binnen het gemeentelijke volkshuisvestingsbeleid;
  7. er dient rekening te worden gehouden met de gevolgen voor de waterhuishouding (waterkwaliteit en -kwantiteit).
48.8.3 Kern Druten
48.8.3.1 Wro-zone - wijzigingsgebied - Druten 1
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied - Druten 1' het plan te wijzigen ten behoeve van maximaal 18 grondgebonden woningen met bijbehorende groen- en verkeersvoorzieningen, indien voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
  1. de goot- en bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 7 m respectievelijk 10 m;
  2. de woningen hebben niet een zodanige verkeersaantrekkende werking, dat deze leidt tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer;
  3. er dient te worden voldaan aan de parkeernormen zoals opgenomen in de Nota parkeernormen (bijlagen bij de regels bijlage 2);
  4. er bestaan geen milieuhygiënische belemmeringen met betrekking tot het gebruik van de gronden voor woningen, waarbij rekening moet worden gehouden met de specifieke omstandigheden, die samenhangen met de betreffende locatie;
  5. de woningbouw dient te passen binnen het gemeentelijke volkshuisvestingsbeleid;
  6. de ontwikkeling dient inpasbaar te zijn vanuit stedenbouwkundig-ruimtelijk oogpunt;
  7. er dient rekening te worden gehouden met de gevolgen voor de waterhuishouding (waterkwaliteit en -kwantiteit).
48.8.3.2 Wro-zone - wijzigingsgebied - Druten 4
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied - Druten 4' het plan te wijzigen ten behoeve van maximaal 3 grondgebonden woningen met bijbehorende groen- en verkeersvoorzieningen, indien voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
  1. de goot- en bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 7 m respectievelijk 10 m;
  2. de woningen hebben niet een zodanige verkeersaantrekkende werking dat deze leidt tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer;
  3. er dient voldaan te worden aan de parkeernormen zoals opgenomen in de Nota parkeernormen (bijlagen bij de regels bijlage 2);
  4. er bestaan geen milieuhygiënische belemmeringen met betrekking tot het gebruik van de gronden voor woningen, waarbij rekening moet worden gehouden met de specifieke omstandigheden, die samenhangen met de betreffende locatie;
  5. de woningbouw dient te passen binnen het gemeentelijke volkshuisvestingsbeleid;
  6. de ontwikkeling dient inpasbaar te zijn vanuit stedenbouwkundig-ruimtelijk oogpunt;
  7. er dient rekening te worden gehouden met de gevolgen voor de waterhuishouding (waterkwaliteit en -kwantiteit).
48.8.3.3 Wro-zone - wijzigingsgebied - Druten 5
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied - Druten 5' het plan te wijzigen ten behoeve van maximaal 1 grondgebonden woning met bijbehorende groen- en verkeersvoorzieningen, indien voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
  1. de goot- en bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 7 m respectievelijk 10 m;
  2. de loods die op het perceel aanwezig is, dient te worden verwijderd;
  3. de woning heeft niet een zodanige verkeersaantrekkende werking, dat deze leidt tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer;
  4. er dient te worden voldaan aan de parkeernormen zoals opgenomen in de Nota parkeernormen (bijlagen bij de regels bijlage 2);
  5. er bestaan geen milieuhygiënische belemmeringen met betrekking tot het gebruik van de gronden voor een woning, waarbij rekening moet worden gehouden met de specifieke omstandigheden, die samenhangen met de betreffende locatie;
  6. de woningbouw dient te passen binnen het gemeentelijke volkshuisvestingsbeleid;
  7. de ontwikkeling dient inpasbaar te zijn vanuit stedenbouwkundig-ruimtelijk oogpunt;
  8. er dient rekening te worden gehouden met de gevolgen voor de waterhuishouding (waterkwaliteit en -kwantiteit).
48.8.4 Kern Puiflijk
48.8.4.1 Wijzigingsgebied - Puiflijk 2
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone – wijzigingsgebied - Puiflijk 2’ het plan te wijzigen ten behoeve van de realisering van woningen, indien aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
  1. het aantal woningen bedraagt ten hoogste 1;
  2. uitsluitend een vrijstaande woning mag worden gerealiseerd;
  3. de woning mag uitsluitend met een kap worden afgedekt;
  4. de goot- en bouwhoogte niet meer bedraagt dan 5 m en respectievelijk 8 m;
  5. het parkeren dient plaats te vinden op eigen erf;
  6. de verkaveling en de situering van de gebouwen zal zodanig zijn, dat een goede aansluiting ontstaat op de structuur van de omgeving;
  7. er dient sprake te zijn van een goede landschappelijke, ruimtelijke en stedenbouwkundige inpassing;
  8. aanvullend archeologisch onderzoek is verricht;
  9. er mag geen onevenredige afbreuk worden gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
 
Artikel 49 Overige regels
49.1 Verwijzing naar andere wettelijke regelingen
Waar in dit plan wordt verwezen naar andere wettelijke regelingen, wordt geduid op de regelingen zoals die luidden op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het bestemmingsplan.
 
4 Overgangs- en slotregels
Artikel 50 Overgangsrecht
50.1 Overgangsrecht bouwwerken
  1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd
    2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a met maximaal 10%.
  3. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
50.2 Overgangsrecht gebruik
  1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. Indien het gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
 
Artikel 51 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
 
Regels van het bestemmingsplan Periodiek plan Gemeente Druten 2017.