direct naar inhoud van Artikel 7 Wonen
Plan: Bull - Tabaksveld 2e fase
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0225.BPpuiBullTabak-1303

Artikel 7 Wonen

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen;
  • b. vrije beroepen;
  • c. tuinen, erven en verhardingen;
  • d. parkeervoorzieningen;
  • e. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

7.2 Bouwregels
7.2.1 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. Hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. Het totaal aantal woningen binnen het plangebied mag niet meer bedragen dan 35.
  • c. Ter plaatse van de aanduiding ‘aaneengebouwd’ mogen aaneengebouwde woningen worden gebouwd.
  • d. Ter plaatse van de aanduiding ’twee-aaneen’ mogen uitsluitend twee-aaneen en vrijstaande woningen worden gebouwd.
  • e. Ter plaatse van de aanduiding ’vrijstaand’ mogen uitsluitend vrijstaande woningen worden gebouwd.
  • f. De voorgevel moet worden gesitueerd in de voorgevelrooilijn.
  • g. De goothoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte’ is aangegeven.
  • h. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte’ is aangegeven.
  • i. De afstand tot de zijdelingse perceelsgrenzen voor:
    • 1. vrijstaande woningen mag aan beide zijden niet minder bedragen dan 2,5 m;
    • 2. twee-aaneen gebouwde woningen aan één zijde mag niet minder bedragen dan 2,5 m;
    • 3. aaneengebouwde woningen alleen bij de eindwoningen aan één zijde mag niet minder bedragen dan 2,5 m.
  • j. Dakterrassen zijn toegestaan, met dien verstande dat de ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte' aangegeven hoogtes niet mogen worden overschreden, waarbij een dakterras als volledige bouwlaag wordt beschouwd.

7.2.2 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende bepalingen:

  • a. Bijbehorende bouwwerken mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd.
  • b. Bijbehorende bouwwerken dienen op een afstand van ten minste 1,5 m achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw te worden gebouwd.
  • c. De afstand tot de zijdelingse perceelsgrens mag niet minder bedragen dan 1 m, tenzij het bijbehorende bouwwerk in de zijdelingse perceelsgrens wordt gebouwd.
  • d. De gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken, voor zover gesitueerd buiten het bouwvlak, en binnen het bouwvlak op gronden waar ingevolge deze regels geen hoofdgebouw mag worden opgericht, mag niet meer bedragen dan 70 m².
  • e. In afwijking van het bepaalde in artikel 7.2.2 sub d mag de gezamenlijke oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken, voor zover gesitueerd buiten het bouwvlak, en binnen het bouwvlak op gronden waar ingevolge deze regels geen hoofdgebouw mag worden opgericht, indien de oppervlakte van het bouwperceel meer bedraagt dan 1.000 m² niet meer bedragen dan 100 m².
  • f. Ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' mag de gezamenlijke oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken op het bouwperceel maximaal 150 m² bedragen.
  • g. Buiten het bouwvlak dient ten minste 30 m² onbebouwd te blijven. Indien de oppervlakte van het bouwperceel meer bedraagt dan 1.000 m² dient ten minste 50 m² onbebouwd te blijven.
  • h. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 3,2 m.
  • i. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 5,5 m.

7.2.3 Bouwwerken geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:

  • a. De bouwhoogte van pergola's mag niet meer bedragen dan 2,5 m.
  • b. De bouwhoogte van kinderspeelwerktuigen mag niet meer bedragen dan 3 m.
  • c. De bouwhoogte van vlaggenstokken, lampen en masten mag niet meer bedragen dan 5 m.
  • d. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 2 m.

7.2.4 Ondergrondse bouwwerken

Ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding - ondergrondse bouwwerken uitgesloten' geldt in aanvulling op het bepaalde in artikel 7.2.1, 7.2.2 en 7.2.3 de bepaling, dat ondergrondse bouwwerken niet zijn toegestaan.

7.2.5 Voorwaardelijke verplichting

Ter plaatse van de aanduiding 'maximum diepte' moet in aanvulling op het bepaalde in artikel 7.2.1, 7.2.2, 7.2.3 en 7.2.4 bij het bouwen voldaan worden aan de volgende voorwaardelijke verplichting:

  • a. bij de start van de werkzaamheden dienen de gronden minimaal te worden opgehoogd ten opzichte van de gemiddelde hoogte van het aansluitende, afgewerkte maaiveld - zoals aanwezig op het moment van vaststelling van het bestemmingsplan - met het aantal centimeters zoals aangegeven op de verbeelding.

7.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken:

  • a. van het bepaalde in artikel 7.2.1 sub f voor het situeren van de voorgevel van het hoofdgebouw op een afstand van niet meer dan 3 m achter de voorgevelrooilijn, mits het stedenbouwkundig beeld hierdoor niet onevenredig wordt aangetast;
  • b. van het bepaalde artikel 7.2.2 sub b ten behoeve van het bouwen van bijbehorende bouwwerken tot in de voorgevelrooilijn, mits het stedenbouwkundig beeld hierdoor niet onevenredig wordt aangetast;
  • c. van het bepaalde in artikel 7.2.2 sub d, e en f ten behoeve van het bouwen van een grotere gezamenlijke oppervlakte aan bijgebouwen, waarbij de volgende voorwaarden gelden:
    • 1. De oppervlakte van het bouwperceel mag niet minder bedragen dan 2.500 m².
    • 2. De gezamenlijke oppervlakte mag niet meer bedragen dan 200 m².
    • 3. De grotere gezamenlijke oppervlakte dient ruimtelijk inpasbaar te zijn.
  • d. van het bepaalde in artikel 7.2.4 en 7.2.5 voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken dan wel voor het minder ophogen van de gronden ter plaatse van de aanduiding 'maximum diepte' dan is aangegeven op de verbeelding, waarbij de volgende voorwaarden gelden:
    • 1. de aanvrager van een omgevingsvergunning voor het bouwen dient een rapport te overleggen waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord, naar oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld;
    • 2. Indien uit het in artikel 7.3 onder d sub 1 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen of kunnen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning:
      • de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
      • de verplichting tot het doen van opgravingen;
      • de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.
    • 3. indien het ondergrondse bouwwerken betreft dient naast een toets aan het bepaalde in 7.3, onder d sub 1 en 2 ook voldaan te worden aan de volgende aanvullende voorwaarden:
      • ondergronds bouwen mag alleen op plaatsen waar hoofd- en bijgebouwen zijn of gelijktijdig worden gebouwd; direct aansluitend mogen in- dan wel uitritten ten behoeve van de ondergrondse bouwwerken worden gebouwd;
      • van het bepaalde in artikel 7.3, onder d, sub 3, het eerste opsommingspunt kan afgeweken worden voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken op andere locaties dan onder het hoofdgebouw of bijgebouw, uitsluitend daar waar bovengronds gebouwd mag worden, mits hierdoor de in het gebied aanwezige waarden niet onevenredig worden aangetast;
      • de verticale diepte mag bij ondergrondse bouwwerken niet meer bedragen dan 3,5 m.
7.4 Specifieke gebruiksregels

Binnen de bestemming ‘Wonen’ is de uitoefening van een vrij beroep toegestaan tot een oppervlakte van niet meer dan 50 m² van het hoofdgebouw en daarmee verbonden bijbehorende bouwwerken.

7.5 Afwijken van de gebruiksregels
7.5.1 Afwijken bedrijfsmatige en beroepsmatige activiteiten

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in artikel 7.1 ten behoeve van bedrijfsmatige en beroepsmatige activiteiten, waarbij de volgende voorwaarden gelden:

  • a. De oppervlakte mag niet meer bedragen dan 80% van het begane grondoppervlak van het hoofdgebouw en daarmee verbonden bijgebouwen, met een oppervlakte van niet meer dan 50 m². Indien de woning slechts één bouwlaag heeft geldt een percentage van niet meer dan 40% met een oppervlakte van niet meer dan 25 m².
  • b. De gebruiker van de woning deze activiteit uitoefent.
  • c. Een bedrijf dat vergunningplichtig is in het kader van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht is niet toegestaan.
  • d. Er dient voorzien te worden in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein of in de directe omgeving.

7.5.2 Afwijken detailhandel

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in artikel 7.1 ten behoeve van detailhandel, waarbij de volgende voorwaarden gelden:

  • a. De oppervlakte mag niet meer bedragen dan 50 m².
  • b. Detailhandel mag uitsluitend op de begane grond plaats vinden.
  • c. Er dient voorzien te worden in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein of in de directe omgeving.

 

7.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
7.6.1 Werken en werkzaamheden

Ter plaatse van de aanduiding 'maximum diepte' is het verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  • a. het uitvoeren van grondbewerkingen dieper dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum diepte' te meten vanaf peil, zoals afgraven, diepploegen, egaliseren, frezen, scheuren van grasland, aanleg of rooien van bos, boomgaard of diepwortelende beplanting, aanbrengen van oppervlakte- verhardingen, aanleggen van drainage, verwijderen van funderingen;
  • b. het aanleggen van leidingen dieper dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum diepte' te meten vanaf peil

7.6.2 Uitzonderingen

Het in 7.6.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn;
  • b. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

7.6.3 Toelaatbaarheid
  • a. De in 7.6.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden.
  • b. Alvorens over de aanvraag wordt beslist, dient de aanvrager een rapport te overleggen waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld.
  • c. Een rapport is niet noodzakelijk indien naar het oordeel van het bevoegd gezag de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld. Deze informatie wordt dan als een rapport beschouwd.