Plan: | Zonnepark Zevend Druten |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | omgevingsvergunning |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0225.PBzonneparkzevend-2103 |
Het voorliggende initiatief heeft betrekking op de ontwikkeling van een zonnepark, door Zonnepark Zevend B.V. (hierna initiatiefnemer). Het zonnepark wordt opgericht op een agrarisch perceel ten zuidoosten van de Van Heemstraweg in Druten. De initiatiefnemer heeft met de eigenaar van het perceel een overeenkomst gesloten om de gronden in het projectgebied te mogen gebruiken voor de ontwikkeling, de aanleg en het beheer van een zonnepark van netto 7,3 ha en een capaciteit van circa 11,0 MWp.
Zonnepark Zevend is één van de vier zonneparken welke in de gemeente Druten gerealiseerd mogen worden, naar aanleiding van het besluit van de gemeenteraad, in november 2020, om 30 ha aan extra ruimte voor zonneparken mogelijk te maken. De initiatieven zijn gekozen doormiddel van een Tenderprocedure en zijn op 15 december 2020 door het college uitgenodigd om een vergunning voor de beoogde zonneparken aan te vragen.
De realisatie van Zonnepark Zevend is niet mogelijk op grond van het geldende bestemmingsplan. Om de beoogde ontwikkeling juridisch-planologisch mogelijk te maken wordt een omgevingsvergunning aangevraagd voor het afwijken van een bestemmingsplan als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder c juncto artikel 2.12 lid 1 onder a sub 3 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). Het gaat om een omgevingsvergunning voor een periode van 25 jaar. De omgevingsvergunning moet gepaard gaan met een goede ruimtelijke onderbouwing, waarin diverse milieu- en omgevingsaspecten worden afgewogen. In het voorliggende document wordt hieraan invulling gegeven.
Het projectgebied, kadastraal bekend als gemeente Druten, sectie G, nr. 427 (deels), ligt ten westen van Puiflijk, in het buitengebied van Druten. De oppervlakte van het projectgebied is circa 7,9 ha en het projectgebied wordt begrensd door:
Navolgende afbeeldingen tonen globaal de ligging en begrenzing van het projectgebied in de omgeving.
Globale ligging projectgebied zonnepark (rode omkadering)
Globale begrenzing projectgebied zonnepark (rode omkadering)
Ter plaatse van het projectgebied geldt het bestemmingsplan 'Buitengebied Druten', dat de gemeenteraad heeft vastgesteld op 24 maart 2016. In dit bestemmingsplan is het projectgebied voorzien van de bestemming 'Agrarisch'. Deze gronden zijn bestemd voor de uitoefening van een grondgebonden agrarisch bedrijf. Op basis van de bestemmingsomschrijving is het opwekken van duurzame energie enkel in kleinschalige vorm, als onderdeel van een ter plaatse gevestigd agrarisch bedrijf, en uitsluitend binnen een bouwvlak toegestaan.
Het voorliggende initiatief voorziet in de ontwikkeling van een zonnepark buiten een bouwvlak, met een oppervlakte van circa 7,9 ha (bruto) en 7,3 ha (netto). Gezien de beoogde omvang is er geen sprake van een ondergeschikte functie. Vandaar dat het beoogde gebruik van de gronden niet in overeenstemming is met de geldende bestemming.
Uitsnede geldend bestemmingsplan met globale aanduiding projectgebied (rode omkadering)
Daarnaast is het projectgebied voorzien van de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 5'. Deze gronden zijn mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de te verwachten archeologische waarden van de gronden. Zie subparagraaf 4.9.1 Archeologie.
Ook is het projectgebied aangeduid als 'overige zone - landschapstype waalkommen'. Ter plaatse van deze aanduiding zijn de gronden mede bestemd voor de instandhouding, herstel en ontwikkeling van het waalkommenlandschap, met de volgende kernkwaliteiten: grootschalig, open, rationele verkaveling, recht en ritmisch, lange weteringen en lange rechte wegen met strakke wegbeplantingen, vooral veehouderij, grote erven als groene eilanden in het open gebied, rendabel landbouwgebied, en bovenregionale infrastructuur met beplante noord-zuid oversteken. Zie subparagraaf 2.2 Toekomstige situatie.
Aanvullend op het bestemmingsplan 'Buitengebied Druten' geldt voor de gronden in het projectgebied tevens de herziening '3e Periodieke Herziening Druten', zoals vastgesteld door de gemeenteraad op 1 maart 2018. Het projectgebied is hierin voorzien van de dubbelbestemming ´Waarde - Cultuurhistorisch waardevol gebied´. Zie subparagraaf 4.9.2 Cultuurhistorie.
Hoofdstuk 2 van voorliggende ruimtelijke onderbouwing bevat een beschrijving van het project. In hoofdstuk 3 wordt ingegaan op het relevante beleid op rijks, provinciaal en gemeentelijk niveau. De milieukundige en ruimtelijke omgevingsaspecten komen in hoofdstuk 4 aan bod. In hoofdstuk 5 wordt de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid behandeld.
De omliggende percelen, waaronder het projectgebied, hebben vrijwel allemaal een agrarische functie als landbouwgronden. Het projectgebied is in de bestaande situatie in gebruik als akker en is niet bebouwd, nog bestraat. Navolgende afbeelding toont een impressie van de bestaande situatie als akker.
Impressie bestaande situatie vanaf de Van Heemstraweg
Het projectgebied wordt omringd door A- en B-watergangen en ligt in het lager gelegen komgebied. Het projectgebied is nagenoeg vlak, met minimale hoogteverschillen. Zie navolgende afbeelding.
Uitsnede hoogtekaart AHN met globale aanduiding projectgebied (rode omkadering)
De Van Heemstraweg aan de westzijde, de Noord-Zuid aan de noord- en oostzijde en de Vissert aan de zuidzijde van het projectgebied liggen circa 0,5 tot 1,0 m hoger dan het projectgebied. Het landschap rond het projectgebied heeft een open karakter, waardoor het projectgebied vanaf de omliggende wegen zichtbaar zal zijn. De afstand vanaf plangrens tot de kern Puiflijk bedraagt circa 700 m. Door de aanwezige bebouwing en de bomen langs de Noord-Zuid is er niet tot nauwelijks zicht op het projectgebied vanuit de kern Puiflijk.
Het beoogde zonnepark krijgt een bruto oppervlakte van 7,9 ha, met een netto gebruik van 7,3 ha, waarvan 3,8 ha wordt bedekt met zonnepanelen. De zonnepanelen worden in zuidelijke richting georiënteerd en worden op zogenaamde tafels geplaats, met een hellingshoek van 15 graden. De tafels hebben een maximale hoogte van 2,0 m en de afstand tussen de panelenrijen bedraagt eveneens 2,0 m. Het opgewekt vermogen van het zonnepark is 11,0 MWp.
Impressie van de afmetingen van de zonnepanelen en de afstand tussen de rijen
Op navolgende afbeelding is de landschappelijke inpassing van Zonnepark Zevend weergegeven. De entree naar het zonnepark bevindt zich aan de noordzijde, aansluitend op de ontsluitingsroute vanaf de Noord-Zuid, over het perceel van de grondeigenaar. Langs de oostzijde en deels langs de noordzijde van het panelenveld wordt een onderhoudspad van 3,5 m breed aangelegd. Dit pad is benodigd voor de bereikbaarheid van het zonnepark voor technisch onderhoud en voor hulpdiensten. Ter hoogte van de entree wordt het pad over een lengte van 20,0 m verbreedt tot 9,0 m, zodat hulpdiensten daar hun voertuigen kunnen opstellen.
Landschappelijke inpassing Zonnepark Zevend
Ten behoeve van het zonnepark wordt één inkoopstation en worden twee transformatoren gebouwd. Deze bouwwerken worden uitgevoerd in een onopvallende kleurstelling en komen ter hoogte van de entree, in het verlengde van het brede deel van het onderhoudspad. De gebouwen zijn zo onopvallend mogelijk, in de noordoosthoek, aansluitend op het panelenveld, gepositioneerd. Zodat deze vanaf de Van Heemstraweg niet tot nauwelijks zichtbaar zijn.
Ter beveiliging van de zonnepanelen wordt langs de noord- en noordwestzijde een hekwerk geplaatst. Het gaat om een onopvallend stalen hekwerk met een hoogte van 2,0 m en een donkergroene kleur. Tussen het hekwerk en de B-watergang aan de noordzijde wordt een groenstrook met kruidenrijk grasland aangelegd, ten behoeve van het onderhoud aan de sloot. Omwille hiervan wordt langs de watergangen aan de west en zuidzijde eveneens een groenstrook met kruidenrijk grasland gerealiseerd, van 4,0 á 5,0 m breed. Ook het panelenveld wordt ingezaaid met kruidenrijk grasland. Onderhoud vindt plaats door de grondeigenaar of een nader te bepalen lokale partij. De landschappelijke inpassing is onderdeel van de omgevingsvergunning en wordt gedurende de looptijd van de omgevingsvergunning in stand gehouden.
De zuidelijke watergang wordt verbreed en voorzien van een natuurvriendelijke oever. De natuurlijke oever wordt aangelegd conform de criteria en voorwaarden van de algemene regel 'WT 11. Natuurvriendelijke oever' van het waterschap. Een melding bij het waterschap voor het aanleggen van de natuurvriendelijke oever volstaat. In het kader van het voorliggende plan heeft afstemming plaatsgevonden met het waterschap, zie paragraaf 4.8. Daarnaast worden langs de watergangen aan de noord-, oost- en westzijde rietzoom aangeplant en aangevuld.
Aan de noordwestzijde van het projectgebied wordt een ecologische recreatieplaats gerealiseerd, met bloemrijk grasland, een insectenhotel, een picknicktafel en enkele speeltoestellen. De recreatieplek wordt ontsloten via de bestaande ontsluiting aan de Van Heemstraweg. Er wordt een halfverhard pad aangelegd en de recreatieplaats wordt landschappelijk ingepast door het aanplanten van struiken en een gemengde haag van inheemse soorten, bestaande uit onder andere rode kornoelje, hondsroos, hazelaar, veldesdoorn en els. Waarmee het hekwerk deels aan het zicht wordt onttrokken.
Het zonnepark is gelegen in het kommengebied. Aansluitend bij de kenmerken van dit gebied is het panelenveld ingepast binnen de bestaande verkaveling, met instandhouding van de watergangen. Door de hogere ligging van de omliggende wegen en de maximale hoogte van 2,0 m van de zonnepanelen, kan de openheid van het gebied nog worden ervaren. Ook omdat langs de randen van het panelenveld bewust geen hoge beplanting en grote bomen worden aangeplant.
De Nationale Omgevingsvisie (NOVI) is de opvolger van de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR), waarin het Rijk een lange termijn visie geeft op de toekomstige ontwikkeling van de leefomgeving in Nederland. De NOVI geeft richting en helpt keuzes te maken. Bij de afweging van keuzes wordt bij voorkeur gekozen voor slimme combinaties van functies, wordt uitgegaan van de specifieke kenmerken en kwaliteiten van gebieden en worden beslissingen niet uitgesteld of doorgeschoven.
De nationale belangen en opgaven waarop het Rijk wil sturen en richting wil geven, komen samen in de volgende vier prioriteiten:
Planspecifiek
De voorgenomen ontwikkeling levert een positieve bijdrage aan de energietransitie en is niet in strijd met de prioriteiten uit de NOVI. De NOVI vormt geen belemmering voor dit plan.
Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) borgt een aantal van de nationale ruimtelijke belangen die deel uitmaken van het beleid, zoals beschreven in de voorganger van de NOVI, oftewel de SVIR. Op het moment dat de Omgevingswet in werking treedt, vervalt het Barro. De regels van het Barro worden dan vervangen door het Besluit kwaliteit leefomgeving (BKL). Het BKL wordt de uitwerking, in regelgeving, van het beleid dat in de NOVI staat. Zolang de Omgevingswet nog niet van kracht is, is het Barro nog van toepassing.
In het Barro, ook wel bekend als de AMvB Ruimte, zijn 14 nationale belangen opgenomen die juridische borging vereisen. Het besluit is gericht op doorwerking van de nationale belangen in provinciaal beleid en gemeentelijke bestemmingsplannen. Dat betekent dat het Barro voor de opgenomen onderwerpen regels geeft over bestemmingen en het gebruik van gronden. Daarnaast kan zij aan de gemeente opdragen in de toelichting bij een bestemmingsplan bepaalde zaken uitdrukkelijk te motiveren.
Planspecifiek
Voor onderhavig plangebied zijn geen specifieke doelstellingen geformuleerd. Het Barro is niet specifiek van toepassing op het plangebied.
Een toekomstbestendige energievoorziening is van vitaal belang voor de Nederlandse economie. Daarin speelt leveringszekerheid van energie (gas, elektriciteit) een cruciale rol. De komende decennia groeit de vraag naar elektriciteit en gas in Nederland nog gestaag. Het opvangen van deze groei en het handhaven van het huidige hoge niveau van leveringszekerheid vragen om uitbreiding van het productievermogen (waaronder het decentrale vermogen) en de energienetwerken. Daarnaast gaat de integratie van de Europese energiemarkt en de energienetwerken door, waardoor de internationale elektriciteitsverbindingen nog belangrijker worden. Ruimtelijk vertaalt zich dit in een behoefte aan voldoende ruimte voor productie van elektriciteit op land en op zee, evenals voor nieuwe (internationale) hoogspanningsverbindingen. Fossiele bronnen (gas, kolen) voorzien in de komende decennia voor een groot deel in de energiebehoefte van ons land. Maar deze bronnen zijn eindig. Het schaarser worden van fossiele brandstoffen, CO2-uitstoot, geopolitieke verhoudingen en een gelijktijdige verdere groei van de energievraag maken het noodzakelijk om de aanwezige capaciteit aan energie op Europese schaal beter te benutten en ruimte te geven aan de transitie naar andere energiebronnen (wind, zon, biomassa, bodemenergie, geothermie) en –productiemethoden (kernenergie) in combinatie met het werken aan energiebesparing en energierecycling.
Nederland heeft op 6 september 2013 een belangrijke stap gezet op weg naar een schone toekomst. Ruim veertig organisaties, waaronder de overheid, werkgevers, vakbeweging, natuur- en milieuorganisaties, maatschappelijke organisaties en financiële instellingen, hebben zich aan het Energieakkoord voor duurzame groei verbonden. Kern van het akkoord zijn breed gedragen afspraken over energiebesparing, schone technologie en klimaatbeleid. Uitvoering van de afspraken moet resulteren in een betaalbare en schone energievoorziening, werkgelegenheid en kansen voor Nederland in de schone technologiemarkten.
In het energieakkoord (2013) is de basis gelegd voor een breed gedragen, robuust en toekomstbestendig energie- en klimaatbeleid. Het energieakkoord biedt een langetermijnperspectief met afspraken op de korte en middellange termijn. Hiervoor zijn de volgende doelen geformuleerd:
Deze doelen zijn verder uitgewerkt in verschillende pijlers. Voor de ontwikkeling van het zonnepark zijn vooral pijler 2 ‘Opschalen van hernieuwbare energieopwekking' en pijler 3 ‘Stimuleren van decentrale duurzame energie (DDE)’ relevant. In het energieakkoord wordt uitgegaan van een opwekking van 186 PJ (PetaJoule) energie uit hernieuwbare energiebronnen. Om te komen tot deze energieopwekking zijn alle vormen van energieopwekking nodig: wind, biomassa en zon.
Planspecifiek
Het toekomstige zonnepark levert een belangrijke bijdrage aan de doelstelling van het Rijk om te komen tot een aandeel van 16 % aan duurzaam opgewekte energie in het totale Nederlandse energieverbruik in 2023. Het project past zodoende in het energiebeleid van het Rijk, zoals dat is neergelegd in het Energieakkoord.
De in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) geïntroduceerde 'ladder voor duurzame verstedelijking' is als procesvereiste vastgelegd in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Met de ladder voor duurzame verstedelijking kiest het Rijk ervoor om verstedelijking zoveel mogelijk in bestaand bebouwd gebied te concentreren. Hiermee wordt de kwaliteit van het bebouwde gebied behouden en versterkt. In het geval van een nieuwe stedelijke ontwikkeling moet in de toelichting een onderbouwing opgenomen worden waarin de nut en noodzaak van de nieuwe stedelijke ruimtevraag wordt aangetoond. De ladder voor duurzame verstedelijking – die oorspronkelijk uit drie treden bestond – is in 2017 vereenvoudigd en als volgt omschreven:
“De toelichting van een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan de voorgenomen stedelijke ontwikkeling. Indien blijkt dat de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stedelijk gebied kan worden voorzien, bevat de toelichting een motivering daarvan en een beschrijving van de mogelijkheid om in die behoefte te voorzien op de gekozen locatie buiten het bestaand stedelijk gebied.”
Planspecifiek
De ABRS ziet de ontwikkeling van een zonnepark in haar uitspraak d.d. 23 januari 2019, ECLI:NL:RVS:2019:178 niet als een stedelijke ontwikkeling binnen de ladder. Daarom hoeft bij de ontwikkeling van het beoogde zonnepark van circa 7,3 ha (netto) niet aan de ladder getoetst te worden. De Afdeling trekt hierbij een vergelijking met een windturbinepark en verwijst naar een uitspraak van 28 juni 2017, ECLI:NL:RVS:2017:1724, waarin diverse voorzieningen op het gebied van energieopwekking en -distributie niet als stedelijke ontwikkeling zijn aangemerkt. Naar het oordeel van de Afdeling is er geen aanleiding voor een andere benadering met betrekking tot een zonnepark.
Een zonnepark kan, net als een windturbinepark, qua aard niet binnen bestaand stedelijk gebied worden gerealiseerd. De toepasselijkheid van de ladder voor duurzame verstedelijking op een dergelijke voorziening zou tot gevolg hebben dat het bevoegde bestuursorgaan telkens zou moeten motiveren waarom deze voorziening niet binnen bestaand stedelijk gebied kan worden voorzien. Dit vindt de Afdeling in het licht van het doel en de strekking van de ladder voor duurzame verstedelijking een onlogische consequentie.
Het energieakkoord toont bovendien aan dat er in Nederland behoefte is aan verschillende vormen van duurzame energie, om te komen tot een aandeel van 16 % duurzame energie in 2023. Daarnaast heeft de gemeente Druten op lokaal niveau de doelstelling om uiterlijk in 2040 energieneutraal te zijn. Om dit te bewerkstelligen is het noodzakelijk dat er nieuwe vormen van duurzame energieopwekking worden gerealiseerd. Zoals blijkt uit paragraaf 3.3 kan het beoogde nieuwe zonnepark een behoorlijke bijdrage leveren aan de gemeentelijke ambitie om energieneutraal te worden. Daarmee voorziet de toekomstige ontwikkeling in een concrete behoefte aan duurzame energie.
Op 19 december 2018 heeft het college van Gedeputeerde Staten de 'Omgevingsvisie Gaaf Gelderland' vastgesteld. De bijbehorende geactualiseerde 'Omgevingsverordening Gelderland (maart 2021)' heeft het college van Gedeputeerde Staten op 31 maart 2021 vastgesteld. In de Omgevingsvisie staan de hoofdlijnen van het beleid en in de Omgevingsverordening de regels en afspraken om de opgaven uit de Omgevingsvisie te realiseren.
De Omgevingsvisie en –verordening zijn dynamische instrumenten. Doordat wetten veranderen of door de komst van nieuwe initiatieven, kijkt de provincie twee keer per jaar of de plannen moeten worden aangepast.
De wereld verandert ingrijpend en er komt veel op de inwoners van Gelderland af. Het energievraagstuk, klimaatverandering, uitputting van grondstoffen, kwetsbare biodiversiteit, verdere verstedelijking in combinatie met krimp, toenemende mobiliteit, digitalisering, internationalisering. Deze zaken vragen stevige antwoorden en oplossingen als investering in de toekomst. Met de schaarse ruimte en de vele uiteenlopende belangen en inzichten gaat dit niet vanzelf. Er moeten samen keuzes gemaakt worden over de voorliggende vraagstukken en de betekenis daarvan voor de inrichting van Gelderland. In onderling overleg zoeken naar synergie, samenhang en uitruilmogelijkheden. Daarom zet de provincie een gezond, veilig, schoon en welvarend Gelderland centraal.
Het energievraagstuk is een wereldwijd vraagstuk. Het gaat aan niemand voorbij en raakt iedereen, ook in Gelderland. 'Oude' manieren van energie opwekken en gebruiken hebben teveel negatieve effecten en passen niet meer. Nieuwe manieren zijn nodig. Het streven van de provincie is dat Gelderland in 2050 volledig klimaatneutraal is.
Hiervoor zet de provincie om te beginnen in op energiebesparing en het terugdringen van het energieverbruik door isolatie en efficiëntere toepassingen: in huizen en gebouwen, bij verkeer en vervoer, in de industrie en in de landbouw. Daarnaast wordt ingezet op duurzame opwekking. Wind, zon, biomassa, waterstof, geo- en aquathermie en waterkracht; zijn allemaal van belang en nodig.
Voor het opwekken, opslaan en transporteren van duurzame energie is ruimte nodig; veel ruimte. Windturbines, zonneparken, warmtecentrales, (mest)vergisters, waterkrachtcentrales moeten een plek krijgen in het Gelderse landschap, wil de provincie haar ambitie halen. Dit raakt de leefomgeving van alle Gelderlanders en kan botsen met sterke Gelderse kwaliteiten. Samen wil de provincie bepalen waar de noodzakelijke extra meters gemaakt kunnen worden en waar initiatieven zich niet en waar wel kunnen ontwikkelen en onder welke voorwaarden, bijvoorbeeld langs wegen of op vrijgekomen landbouwgronden. Niet zomaar en overal, maar met oog voor de kwaliteiten die Gelderland uniek maken.
Planspecifiek
Op de themakaart 'Ruimtelijk beleid' heeft de provincie Gelderland de gebieden waar het opwekken van zonne-energie mogelijk is aangegeven. Het projectgebied is hierop aangeduid als 'Grote zonneparken mogelijk'. Zie navolgende afbeelding.
Uitsnede themakaart 'Ruimtelijk beleid' met aanduiding projectgebied (rode omkadering)
Dit betekent dat de provincie de ontwikkeling van een zonnepark groter van 2 ha in het projectgebied mogelijk acht, omdat de gebiedskwaliteiten geen obstakel vormen. De uiteindelijke beoordeling om hier wel of geen groot zonnepark toe te staan laat de provincie aan de gemeente.
Ondanks dat de gebiedskwaliteiten geen obstakel vormen is voor het beoogde zonnepark wel een landschappelijk inpassing opgesteld om het karakter van het bestaande landschap zoveel mogelijk te behouden, zie subparagraaf 2.2.
De Omgevingsverordening vormt de juridische doorwerking in regels van het beleid uit de Omgevingsvisie. De verordening voorziet ten opzichte van de Omgevingsvisie niet in nieuw beleid en is daarmee dus beleidsneutraal. De inzet van de verordening als juridisch instrument om de doorwerking van het provinciaal beleid af te dwingen is beperkt tot die onderdelen van het beleid waarvoor de inzet van algemene regels noodzakelijk is om provinciale belangen veilig te stellen of om uitvoering te geven aan wettelijke verplichtingen. De Omgevingsverordening richt zich net zo breed als de Omgevingsvisie op de fysieke leefomgeving in de Provincie Gelderland. Dit betekent dat vrijwel alle regels die betrekking hebben op de fysieke leefomgeving opgenomen zijn in de Omgevingsverordening.
Planspecifiek
In de omgevingsverordening wordt de ontwikkeling van een zonnepark niet als zodanig benoemd. Ook is het projectgebied niet gelegen in een waardevol open gebied. Op basis van de omgevingsverordening gelden daarom geen specifieke regels voor de ontwikkeling van een zonnepark. Daarmee is de beoogde ontwikkeling passend in de omgevingsvisie en -verordering. Het plan is ook voorgelegd aan de provincie Gelderland en zij hebben aangegeven dat de ontwikkeling niet in strijd is met de provinciale omgevingsverordening. Bovendien wordt met de ontwikkeling van het zonnepark een bijdrage geleverd aan de provinciale duurzaamheidsdoelstellingen.
Op 20 februari 2020 hebben de gemeenteraden van Druten en Wijchen de beleidskaders voor zonne-energie vastgesteld.
De nationale en Gelderse ambities - zoals vastgelegd in het Gelders Energieakkoord (GEA) - zijn om in 2050 energieneutraal te zijn. De gemeenten Druten en Wijchen hebben zich gecommitteerd aan het GEA. Beide gemeente beginnen met besparen, isoleren en dienen in de toekomst evenveel energie op te wekken als er wordt afgenomen. Zonne-energie is één van de duurzame energiebronnen waarop beide gemeenten graag willen inzetten. Met alleen kleinschalige productie op daken is het echter onmogelijk om energieneutraal te worden. Ook meer grootschalige productie van duurzame energie is nodig.
De visie geeft aan waar de gemeenten Druten en Wijchen de opwekking van zonne-energie in de vorm van zonneparken mogelijk willen maken en vormt een uitwerking van reeds vastgesteld beleid. Waaronder de op 25 oktober 2018, door de gemeenteraad van Druten vastgestelde 'Routekaart naar een energieneutraal Druten in 2040', waarin de gemeente de doelstelling heeft uitgesproken om vanaf 2040 energieneutraal te zijn.
In de visie op zonne-energie wordt via randvoorwaarden en aandachtspunten sturing gegeven aan initiatiefnemers om te komen tot kwalitatief hoogwaardige zonneparken, die op zorgvuldige wijze in het landschap zijn ingepast.
Planspecifiek
Zonnepark Zevend is één van de vier zonneparken welke in de gemeente Druten gerealiseerd mogen worden, naar aanleiding van het besluit van de gemeenteraad, in november 2020, om 30 ha aan extra ruimte voor zonneparken mogelijk te maken. De initiatieven zijn gekozen doormiddel van een Tenderprocedure en zijn op 15 december 2020 door het college uitgenodigd om een vergunning voor de beoogde zonneparken aan te vragen. Het planvoornemen voldoet daarmee aan de voorwaarden zoals opgenomen in de beleidsvisie.
Het zonnepark kent geen voertuigaantrekkende werking, behalve voor de aanleg van het zonnepark en het onderhoud aan het zonnepark en het groen. De ecologische recreatieplaats is bedoeld voor fietsers en voetgangers, denk aan omwonenden en recreanten. De huidige aanwezige infrastructuur is voldoende voor de afwikkeling van deze verkeersbewegingen. Bovendien is tijdens de gebruiksfase geen sprake van een groter aantal verkeersbewegingen ten opzichte van het huidige agrarische gebruik.
Het zonnepark wordt ontsloten via de Noord-Zuid en het perceel aan de Noord-Zuid 2, dat in eigendom is van de eigenaar van de gronden in het projectgebied. De toegangsweg is over de hele lengte minimaal 3,5 m breed, zodat deze goed begaanbaar is voor onderhoudsvoertuigen en hulpdiensten. Ook tussen de bestaande woonhuis en de schuur is voldoende ruimte. de weg is op dit punt 8,57 m breed, zie navolgende afbeelding.
Bestaande situatie toegangsweg
De aanleg van openbare parkeerplaatsen is niet nodig, omdat het onderhoudspad kan worden gebruikt voor het parkeren van een onderhoudsvoertuig. Mocht meer parkeerruimte benodigd zijn, dan is ter plaatse van het agrarische bedrijf op de Noord-Zuid 2 voldoende ruimte beschikbaar voor onderhoudsmedewerkers om hun voertuigen te parkeren. Voor hulpdiensten is ten westen van de toegangspoort een opstelplaats voorzien. Het zonnepark is altijd bereikbaar via het erf van Noord-Zuid 2, ook wanneer de eigenaren niet aanwezig zijn.
De Wet bodembescherming verlangt inzicht in de bodemkwaliteit bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen. Onderzocht moet worden of de bodem verontreinigd is en wat voor gevolgen een eventuele bodemverontreiniging heeft voor de uitvoerbaarheid van het plan.
Planspecifiek
Voor het projectgebied zijn geen recente onderzoeksgegevens bekend bij het Bodemloket.
De beoogde zonnepanelen vallen onder 'bouwwerken, geen gebouw zijnde' en in het trafostation verblijven geen mensen voor een langere periode, langer dan twee uur. Vandaar dat het zonnepark niet is aan te merken als een gevoelige functie in het kader van het Besluit bodemkwaliteit. In de ruimtelijke procedure bestaat daarom geen rechtstreekse verplichting voor het uitvoeren van een bodemonderzoek of bodemsanering (artikel 3.1.6 Bro).
Voor behoud van de bodemkwaliteit gedurende de exploitatie van het zonnepark, worden de rijen met zonnepanelen op 2,0 m afstand van elkaar geplaatst. Zodat zonlicht en regenwater de bodem kunnen bereiken en de onder begroeiing kan groeien.
Gelet op het voorgaande is voor de realisatie van het zonnepark geen bodemonderzoek benodigd. Het aspect 'bodem' vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van de beoogde ontwikkeling.
De basis voor de ruimtelijke afweging van geluid is de Wet geluidhinder (Wgh) en het daaraan hangende Besluit geluidhinder (Bgh). Overeenkomstig de Wgh zijn (spoor-)wegen en industrieterreinen, waar zich grote lawaaimakers kunnen vestigen, voorzien van zones. Het gebied binnen deze zones geldt als akoestisch aandachtsgebied, waar een toetsing uitgevoerd moet worden. Daarbij beperkt de Wgh zich tot een toetsing ter plaatse van zogenaamde geluidsgevoelige objecten. Dit zijn onder andere woningen, onderwijsgebouwen, gezondheidszorggebouwen, kinderdagverblijven, woonwagenstandplaatsen en ligplaatsen voor woonboten.
In het geval er nieuwe objecten worden gerealiseerd, mag de geluidsbelasting niet meer bedragen dan de voorkeursgrenswaarde. Indien de geluidsbelasting hoger is dan de voorkeursgrenswaarde moeten maatregelen getroffen worden, om hieraan alsnog te kunnen voldoen. Blijkt dat niet mogelijk of op zwaarwegende bezwaren te stuiten van stedenbouwkundige, verkeerskundige, landschappelijke of financiële aard dan is het college van burgemeester en wethouders van de gemeente bevoegd tot het vaststellen van hogere waarden. De voorkeursgrenswaarde en maximaal toegestane geluidsbelasting voor nieuwe of bestaande geluidgevoelige bestemmingen verschillen per locatie en per geluidssoort.
Planspecifiek
Het beoogde zonnepark is niet aan te merken als een geluidgevoelige bestemming zoals bedoeld in de Wet geluidhinder. In het kader van de beoogde ontwikkeling wordt bovendien geen nieuwe weginfrastructuur aangelegd en wordt de bestaande weginfrastructuur niet gewijzigd. Een akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai is daarom niet benodigd. Vanuit de Wet geluidhinder gelden geen belemmeringen voor de beoogde realisatie van het zonnepark. De eventuele geluidhinder (inrichtingslawaai) die het voorliggende initiatief veroorzaakt, is beoordeeld in paragraaf 4.4.
Geluidsreflectie
In de notitie 'Geluidsreflectie' wordt de geluidsreflectie van het wegverkeerslawaai door de zonnepanelen beschouwd, zie bijlage 1.
De dichtstbijzijnde woning is de bedrijfswoning van de grondeigenaar op circa 270 m van het zonnepark. De andere (bedrijfs-)woningen in de omgeving bevinden zich op minimaal circa 390 m van het zonnepark. Op de omliggende wegen geldt een maximale snelheid van 60 km/u. Door de richting en stand van de panelen (hellingshoek) wordt het geluid omhoog gereflecteerd en door de rijopstelling en het omringende groen treedt demping op. De zonnepalen worden in rijen parallel aan elkaar geplaatst zodat de ene rij afschermend werkt ten opzichte van de achterliggende rij met panelen. Er zal dus vrijwel geen waarneembare geluidsreflectie voor de omgeving zijn.
Bovendien is uit onderzoek voor de aanleg van een ander zonnepark gebleken dat bij een tweebaans Rijksweg, met een maximale snelheid van 100 km/u, er een kleine geluidstoename van gemiddeld 0,4 en maximaal 0,52 dB is op de bebouwing. Dergelijke toenames zijn niet met het menselijk oor waarneembaar. Op basis hiervan kan worden geconcludeerd dat bij Zonnepark Zevend, waar de woningen verder bij het zonnepark vandaan liggen en er op de wegen maximaal 60 km/u mag worden gereden, sprake zal zijn van een zeer geringe toename, die geen significante effect heeft op de geluidbelasting van de omgeving.
Voor het behoud en de verbetering van de kwaliteit van de woon- en leefomgeving is een juiste afstemming tussen de verschillende voorkomende functies en het zonnepark noodzakelijk. Daarbij kan gebruik worden gemaakt van een milieuzonering die uitgaat van richtinggevende afstanden tussen hinderlijke functies (in de vorm van gevaar, geluid, geur, stof) en gevoelige functies. Doorgaans wordt daarvoor de VNG-publicatie Bedrijven en Milieuzonering (editie 2009) gehanteerd.
Planspecifiek
Een zonnepark is in het kader van de VNG-publicatie aan te merken als een elektriciteitsdistributiebedrijf, met een transformatorvermogen van 10 tot 100 MVA. Een dergelijke inrichting valt in milieucategorie 3.1, waarvoor een richtafstand van 50 m geldt, voor het maatgevende aspect geluid. De zonnepanelen zelf produceren geen geluid. De geluidbronnen binnen het zonnepark bestaan uit de transformatoren (circa 65 dB(A)), in het trafostation en de omvormers, onder de zonnepanelen. De omvormers zetten de gelijkstroom van de panelen om naar wisselstroom, zodat de transformatoren de spanning van de opgewekte energie kunnen verhogen, om energieverlies tegen te gaan, wanneer de stroom via het elektriciteitsnet getransporteerd wordt. In de praktijk blijkt dat de omvormers niet veel geluid produceren, maar wel een herkenbaar geluid, vanwege de typische 50 Hz toon. Het inkoopstation produceert geen geluid.
Om eventuele geluidhinder te voorkomen zijn het transformatorstation en de omvormers op voldoende ruime afstand van de agrarische bedrijfswoningen aan de Noord-Zuid, de Van Heemstraweg en de Vissert gesitueerd. Binnen een straal van 250 m van het projectgebied bevinden zich geen bedrijfswoningen of andere gevoelige functies. De dichtstbijzijnde bedrijfswoning is de woning van de grondeigenaar op de Noord-Zuid 2 en ligt op circa 270 m van het projectgebied. De 50 m contouren reiken dus niet tot de omliggende bedrijfswoningen.
Bovendien valt een zonnepark onder de werkingssfeer van het Activiteitenbesluit. Op het zonnepark zijn zodoende de reguliere geluidsvoorschriften van het Activiteitenbesluit van toepassing. Dit houdt in dat een zonnepark niet meer dan 50 dB(A) ter plaatse van de dichtstbijzijnde woning mag veroorzaken. Gelet op deze geluidvoorschriften en de afstand tot de trafostations kan een goed woon- en leefklimaat in voldoende mate worden gewaarborgd.
Eventuele schittering van zonnepanelen vormt eveneens geen belemmering. Tegenwoordig wordt gebruik gemaakt van hoogwaardige zonnepanelen, die voorzien zijn van anti-reflectieglas. Dit glas absorbeert meer energie en levert zodoende een hoger rendement. Bovendien worden de zonnepanelen zodanig geplaatst dat spiegelwerking tot een minimum wordt beperkt. De hellingshoek van de panelen, geeft de langst mogelijke rechte instraling van de zon. Dit betekent dat de beperkte spiegeling, welke ondanks de anti-reflectie coating nog optreedt, vooral omhoog is gericht. Op het maaiveld leidt dit niet of nauwelijks tot overlast.
Het aspect 'milieuzonering' vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van de beoogde ontwikkeling.
Op grond van de Wet milieubeheer moeten nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen getoetst worden aan de Wet luchtkwaliteit. Een ruimtelijke ontwikkeling mag volgens de Wet luchtkwaliteit doorgang vinden als ten minste aan één van de volgende voorwaarden is voldaan:
Een project draagt niet in betekenende mate (NIBM) bij aan de verslechtering van de luchtkwaliteit als de NO2 en de PM10 jaargemiddelde concentraties niet meer toenemen dan 1,2 µg/m3. In dat geval is de ontwikkeling als NIBM te beschouwen.
Planspecifiek
De voorgenomen ontwikkeling voorziet in de realisatie van een zonnepark. Een dergelijke functie heeft, met uitzondering van verkeer in verband met onderhoudswerkzaamheden, geen voertuigaantrekkende werking. De voertuiggeneratie van de nieuwe functie is nagenoeg nihil. Zodoende kan met voldoende zekerheid worden gesteld dat de ontwikkeling 'niet in betekenende mate' (NIBM) bijdraagt aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Een onderzoek naar luchtkwaliteit is daarom niet benodigd.
Het aspect 'luchtkwaliteit' vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van de beoogde ontwikkeling.
Externe veiligheid richt zich op het beheersen van activiteiten die een risico voor de omgeving kunnen opleveren, waaronder de productie, het vervoer en de opslag van gevaarlijke stoffen. In het kader van de voorliggende ontwikkeling is op basis van de risicokaart onderzocht of er relevante risicobronnen in de directe nabijheid van het projectgebied aanwezig zijn.
Planspecifiek
Zonneparken zijn geen gevoelige bestemmingen. Vandaar dat niet getoetst hoeft te worden aan de transportroute voor gevaarlijke stoffen door de nabijgelegen aardgastransportleiding, ten zuiden van het projectgebied.
Waar sprake is van de productie van stroom is tevens sprake van elektromagnetische straling in een elektromagnetisch veld. Straling komt overal om ons heen voor. Enerzijds door natuurlijke stralingsbronnen, zoals de zon en anderzijds door kunstmatige, door de mens gemaakte bronnen. Rond de bekabeling van het zonnepark, de transformatoren en de omvormers is sprake van Extreem Laag Frequente Elektromagnetische Velden (ELF-EMV). Langdurig contact met straling, bijvoorbeeld in de directe omgeving, binnen enkele meters, van de transformatoren, moet worden vermeden. Op enkele meters afstand van de installaties is geen sprake meer van een waarneembare invloed. In het geval van het beoogde zonnepark geldt dat binnen enkele meters van de installaties geen personen verblijven. Vandaar dat er geen aanleiding bestaat voor nader onderzoek naar mogelijke gezondheidseffecten. Naar verwachting worden mensen binnenshuis permanent aan meer straling blootgesteld, als gevolg van de aanwezigheid van stopcontacten, wifiverbindingen en draadloze telefoonverbindingen, dan buitenshuis.
Het zonnepark vormt derhalve geen risicobron voor kwetsbare objecten in de omgeving en is zelf geen kwetsbaar object voor risicobronnen uit de omgeving.
In het kader van de bestrijdbaarheid van incidenten is aan de noordzijde van het projectgebied, ter hoogte van de toegangspoort, een opstelplaats voor hulpdiensten voorzien. De opstelplaats is vanaf de Noord-Zuid via een verhard toegangspad van minimaal 3,25 m breed te bereiken. Het pad loopt over het perceel aan de Noord-Zuid 2, het aangrenzende agrarische perceel en langs de oostzijde van het panelenveld. Het zonnepark is altijd bereikbaar via het erf aan de Noord-Zuid 2, ook wanneer de eigenaren niet aanwezig zijn.
Het aspect 'externe veiligheid' vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van de beoogde ontwikkeling.
Bij de ontwikkeling van de gronden tot zonnepark, moet rekening worden gehouden met het voorkomen van beschermde planten- en dierensoorten. Als de voorgenomen ingreep leidt tot het overtreden van verbodsbepalingen betreffende beschermde soorten, dan moet worden nagegaan of er een vrijstelling geldt of een ontheffing moet worden verkregen.
Planspecifiek
Er is een Quickscan Wet natuurbescherming (kenmerk: BE/2021/571/r, d.d. 30 juni 2021, zie bijlage 2) uitgevoerd in het projectgebied.
Soortenbescherming
Het onderzoek heeft uitgewezen dat een aanvullend onderzoek benodigd is naar de poelkikker en de grote modderkruiper in de watergang aan de zuidwestzijde van het projectgebied. Door de beoogde aanleg van een natuurvriendelijke oever wordt mogelijk het habitat tijdelijk verstoord, alvorens deze wordt verbeterd door de aanleg van de natuurvriendelijke oever.
Aanvullend onderzoek naar de poelkikker kan middels het scheppen en luisteren naar kooractiviteit in de periode mei - september. Voor de grote modderkruiper dient nader onderzoek plaats te vinden doormiddel van eDNA. Dit kan in de periodes maart - juli of september - november. Het benodigde vervolgonderzoek zal voor beide soorten in mei worden uitgevoerd. Tot die tijd worden er geen werkzaamheden voor de aanleg van de natuurvriendelijk oever langs de betreffende watergang verricht. Ook wordt het uitvoeren van een aanvullend onderzoek als verplichting in de omgevingsvergunning opgenomen.
Verder is het projectgebied mogelijk geschikt leefgebied voor algemene zoogdieren, foeragerende vleermuizen, amfibieën, insecten en broedvogels welke niet beschermd zijn (behoudens de Algemene zorgplicht) onder de Wet natuurbescherming. Hiervoor dienen enkele algemene maatregelen te worden getroffen. Geadviseerd wordt om het projectgebied tijdens de werkzaamheden en in de beoogde situatie bij voorkeur niet te verlichten en in de periode april-oktober de werkzaamheden tussen zonsopgang en zonsondergang (buiten schemerperiodes) uit te voeren. Mocht verlichting noodzakelijk zijn, dan vleermuisvriendelijke verlichting toepassen (amberkleurig licht, lichtbundel nederwaarts richten, toepassen geconvergeerde lichtbundel). Daarnaast moet bij het opstarten/uitvoeren van de werkzaamheden rekening worden gehouden met het broedseizoen van vogels (medio maart t/m medio juli).
Gebiedsbescherming
Het projectgebied maakt geen onderdeel uit van een Natura 2000-gebied of het Natuurnetwerk Nederland. Het dichtstbijzijnde natuurgebied is het Natura 2000-gebied Rijntakken, op circa 1,2 km van het projectgebied. Gelet op de aard van de werkzaamheden, de afstand tot het gebied en de beoogde situatie is van externe werking op omliggende Natura 2000-gebieden geen sprake. Een onderzoek stikstofdepositie is zodoende niet benodigd.
Voor de aanlegfase kan immers worden aangesloten bij de in de Wet stikstofreductie en natuurbescherming (Wsn) opgenomen vrijstelling. Vanwege deze vrijstelling is het niet nodig om een activiteit met tijdelijke emissies te toetsen. In het geval van bouw, sloop en eenmalige aanleg is duidelijk dat het altijd om een tijdelijke activiteit gaat. Dit betekent dat voor het aspect stikstof alleen nog de depositie in de gebruiksfase een rol speelt.
Bij de exploitatie (= gebruiksfase) van het zonnepark komen nauwelijks stikstofemissies vrij. Enkel voor onderhoudswerkzaamheden. Aangezien er slechts incidenteel onderhoud aan de panelen en het groen zal plaatsvinden, is de stikstofemissie hiervoor in de toekomstige gebruiksfase verwaarloosbaar. Bovendien wordt het grasland in de huidige situatie ook onderhouden, ongeacht de ontwikkeling van het zonnepark, waardoor dit onderhoud elkaar in feiten opheft.
De realisatie van het zonnepark leidt, met inachtneming van de algemene maatregelen niet tot aantasting van beschermde natuurwaarden en/of beschermde gebieden. Mits voor uitvoer van de werkzaamheden aan de watergang aan de zuidwestzijde van het projectgebied aanvullend onderzoek wordt verricht ten aanzien van de poelkikker en de grote modderkruiper. Dit is het geval. Het aanvullend onderzoek wordt als voorwaarde opgenomen in de vergunning.
Het aspect 'ecologie' vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van de beoogde ontwikkeling.
Op basis van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is de watertoets verplicht bij o.a. bestemmingsplannen, inpassingsplannen, projectbesluiten en omgevingsvergunningen afwijking bestemmingsplan. De watertoets is bedoeld om ruimtelijke plannen en besluiten meer waterbestendig te maken, doordat waterbelangen vroegtijdig en expliciet worden meegewogen. In een ruimtelijk plan moet voldoende rekening zijn gehouden met water en watervoorzieningen. Het beoogde ruimtegebruik mag geen negatieve gevolgen hebben voor de waterhuishoudkundige situatie en vice versa. Dit moet zijn onderzocht en onderbouwd in de waterparagraaf van een bestemmingsplan of ruimtelijke onderbouwing.
Het projectgebied valt binnen het beheersgebied van Waterschap Rivierenland. Het beleid van het waterschap Rivierenland is beschreven in het Waterbeheerprogramma 2016-2021 met als titel 'Koers houden, kansen benutten'. Daarnaast geeft het waterschap in het kader van de Waterwet vergunningen af voor de lozing van afvalwater op oppervlaktewater en in het kader van de Keur ontheffingen voor ingrepen in/nabij watergangen en waterkeringen.
Het gemeentelijk waterbeleid is vastgelegd in het 'Verbreed Gemeentelijk Rioleringsplan'. Hierin is het beleid voor de zorgplicht voor afvalwater, het afvloeiend hemelwater en het grondwater beschreven.
Planspecifiek
Oppervlakte water
Het projectgebied wordt omringd door watergangen. De kavelsloten aan de noord- en zuidzijde zijn B-watergangen en de sloten langs de oost- en westzijde, zijn A-watergangen. Aan de noordwestzijde van het projectgebied, waar een ecologische recreatieplaats wordt gerealiseerd, is reeds een duiker aanwezig, vanwege de bestaande ontsluiting op de Van Heemstraweg.
Ligging watergangen rondom projectgebied, met globale aanduiding plangebied (rode arcering)
Bij de inrichting van het projectgebied blijven de bestaande watergangen behouden en wordt rekening gehouden met de beheerstroken van 1,0 m bij de B-watergangen en van 4,0 m bij de A-watergangen. Zie ook paragraaf 2.2. De zuidelijke watergang wordt verbreed en voorzien van een natuurvriendelijke oever. De natuurlijke oever wordt aangelegd conform de eisen van het waterschap gerealiseerd. De initiatiefnemer is verantwoordelijk voor het beheer van de natuurvriendelijke oever. Het waterschap zorgt voor het onderhoud van de A-watergangen en de B-watergangen worden door de grondeigenaar van het projectgebied en in geval van de zuidelijke watergang ook door de eigenaar van het aanliggende perceel onderhouden, ieder vanaf hun eigen perceel.
Voorbeeld natuurvriendelijke oever (bron: Waterschap Rivierenland)
Grondwater
Het zonnepark wordt bovengronds aangelegd en heeft geen invloed op de kwaliteit of kwantiteit van het grondwater. Het projectgebied ligt niet in een grondwaterwingebied of een grondwaterbeschermingsgebied.
Hemelwater
In de huidige situatie wordt het regenwater dat binnen het projectgebied valt, op maaiveldniveau vastgehouden en geïnfiltreerd in de bodem. Ten behoeve van de beoogde ontwikkeling worden de zonnepanelen op een constructie geplaatst, waarbij de ondergrond overeenkomstig de huidige situatie onverhard blijft. Als gevolg van de plaatsing van de zonnepanelen worden geen volledig gesloten grondoppervlakten gerealiseerd. Hemelwater kan tussen de panelen door overeenkomstig de huidige situatie ter plaatse in de bodem infiltreren. De onderhoudspaden zullen onverhard en dus waterdoorlatend worden uitgevoerd. Er is om die reden geen sprake van watercompensatie.
Er wordt een kleine hoeveelheid bebouwing gerealiseerd. Het plangebied is voldoende groot om het regenwater dat hiervan af komt op te vangen, daarom zijn hier geen aanvullende voorzieningen voor nodig.
De bestaande sloten rondom het plangebied blijven in stand waardoor de ontwateringssituatie niet wijzigt. Daarnaast wordt aan de zuidzijde de waterloop aangevuld met een natuurvriendelijke oever waardoor het slootprofiel ruimer wordt. Mocht er water tot afstroming komen bij extreme neerslag dan is er meer ruimte voor het ontvangen van dit water.
Afstemming Waterschap
In het kader van het voorliggende plan heeft afstemming plaatsgevonden met Waterschap Rivierenland. De A- en B-watergangen rond het projectgebied zijn besproken. Afgestemd is dat voor het schouwpad langs de A-watergangen aan de westzijde en aan de oostzijde een minimale afstand van 4,0 m van het zonnepark tot de insteek van de watergang gehanteerd moet worden. Voor de B-watergangen is dat minimaal 1,0 m. Hieraan wordt voldaan. Daarnaast is door het Waterschap kenbaar gemaakt dat het onderhoudspad ten alle tijden bereikbaar dient te zijn voor het waterschap. Een sleutel tot de toegangspoort volstaat. Ook is in overleg afgesproken dat de stuw aan de zijde van het zonnepark mag worden afgeschermd met bijvoorbeeld een waaier ter beveiliging, indien daar een hekwerk wordt geplaatst. Ten aanzien van eventueel benodigde vergunningen, zoals mogelijk voor het kabeltracé naar het onderstation, waarvoor wellicht een vergunning voor het boren moet worden aangevraagd, is afgesproken dat te zijner tijd een vergunningcheck wordt uitgevoerd.
Het aspect 'water' vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van de beoogde ontwikkeling.
Op grond van de Erfgoedwet en het Besluit ruimtelijke ordening is het verplicht om in het proces van ruimtelijke ordening tijdig rekening te houden met de mogelijke aanwezigheid van archeologische waarden.
Planspecifiek
Op basis van het geldende bestemmingsplan is het projectgebied voorzien van de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 5', vanwege een lage archeologische verwachting. Pas bij een verstoring van 10.000 m² is sprake van een onderzoeksverplichting.
Gelet op de beperkte oppervlakteverstoring van de bodem, als gevolg van het beoogde zonnepark, is nader archeologisch onderzoek niet noodzakelijk. De onderconstructies van de zonnepanelen, behoeven geen betonnen fundering, maar worden doormiddel van palen aan de grond verankerd. De palen worden circa 1,5 m in de grond geschroefd. De te verstoren oppervlakte, ten behoeve van de palen voor de onderconstructies van de panelen en het hekwerk, het ondergrondse leidingwerk en de plaatsing van het trafostation blijven ruim onder de 10.000 m².
Het aspect 'archeologie' vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van de beoogde ontwikkeling.
Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening is het verplicht om in het proces van ruimtelijke ordening tijdig rekening te houden met de aanwezige cultuurhistorische waarden.
Planspecifiek
Op basis van het geldende bestemmingsplan is het projectgebied voorzien van de dubbelbestemming 'Waarde - Cultuurhistorisch waardevol gebied' en op de cultuurhistorische waarderingskaart van de gemeente Druten is te zien dat het plangebied in een gebied ligt met een hoge cultuurlandschappelijke waarde.
Uitsnede cultuurhistorische waarderingskaart, met globale aanduiding plangebied (zie rode omkadering)
Deze waarde is aan dit gebied toegekend vanwege de nog intact zijnde karakteristieke openheid. Bij de inpassing van het zonnepark, is rekening gehouden met de openheid van het landschap. Door de hogere ligging van de omliggende wegen en de maximale hoogte van 2,0 m van de zonnepanelen, kan de openheid van het gebied nog worden ervaren. Ook omdat langs de randen van het panelenveld bewust geen hoge beplanting en grote bomen worden aangeplant. Bovendien zijn de gebouwen zo onopvallend mogelijk, in de noordoosthoek, aansluitend op het panelenveld, gepositioneerd. Zodat deze vanaf de Van Heemstraweg niet tot nauwelijks zichtbaar zijn. Het zonnepark wordt landschappelijk ingepast, rekening houdend met de bestaande kavellijnen en landschappelijke elementen. Het regelmatige verkavelingspatroon wordt gehandhaafd en er worden geen landschapselementen verwijderd. Ook betreft het een tijdelijke omgevingsvergunning. Na afloop van de vergunningsperiode is, na afbraak van het zonnepark, het voormalige agrarische grondgebruik weer mogelijk.
Het aspect 'cultuurhistorie' vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van de beoogde ontwikkeling.
Naast de beschreven milieuaspecten kunnen er nog andere belemmeringen in of nabij het projectgebied aanwezig zijn, die van invloed zijn op de planvorming, zoals planologisch relevante leidingen en hoogspanningsverbindingen.
Planspecifiek
In of in de directe omgeving van het projectgebied zijn geen hoofdtransportleidingen of persleidingen van water, olie, aardgas, brandstof en/of hoogspanningsverbindingen gelegen, op basis waarvan rekening moet worden gehouden met bijbehorende bebouwingsvrije zones.
Het aspect 'leidingen' vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van de beoogde ontwikkeling.
Schittering door zonnepanelen vindt plaats wanneer zonnestralen zó reflecteren op zonnepanelen, dat zij in het oog van de waarnemer worden opgevangen. Licht dat weerkaatst wordt heeft altijd dezelfde uitgaande hoek als ingaande hoek. Dit betekent dat de volgende factoren van belang zijn voor de weerkaatsing:
Er zijn twee soorten licht die gereflecteerd kunnen worden: direct licht en diffuus licht. Direct licht is zonlicht dat niet weerkaatst of afgebogen is (bijvoorbeeld door bewolking). Dit licht wordt als meest hinderlijk ervaren bij reflecties en kan voor schittering en in uiterst geval voor verblinding zorgen.
Diffuus licht is niet zoals direct licht sterk gebundeld. Het licht is verstrooid, doordat het bijvoorbeeld door wolken heen schijnt. Dit betekent dat het licht niet uit één plek lijkt te komen, en dat dus ook het weerkaatste licht alle kanten op gaat. Verblinding door diffuus licht is zeer onwaarschijnlijk.
Planspecifiek
Zonnepanelen zijn erop ontworpen om zo veel mogelijk licht te absorberen. Hiervoor worden ook speciale anti-reflectielagen aangebracht op het glas van de panelen, om de weerkaatsing te verlagen, absorptie te verhogen en de stroomopbrengst te maximaliseren.
In de notitie 'Schittering Zonnepark 'Zevend' te Druten' wordt de schittering van het onderhavige zonnepark beschouwd, zie bijlage 3.
Door de positie van de panelen, de locatie van het park ten opzichte van woningen, de anti-reflectie laag op de panelen en de aan te brengen groenvoorzieningen, is bijna tot geen reflectie zichtbaar voor een waarnemer op de hoogte van het maaiveld en zal er geen hinder ondervonden worden in de omringende woningen of de omringende wegen.
Door de kleine hoek van de panelen is de hoogte van de opstellingen gering. De rand van de bovenste modules is niet hoger dan 2,0 m boven het maaiveld. Iedere begroeiing tussen het zonnepark en de omliggende woningen en wegen, werkt als blokkade of tenminste als verstrooier van het gereflecteerd licht.
Het aspect 'licht(reflectie)' vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van de beoogde ontwikkeling.
Het voorkomen van aantasting van het milieu is van groot maatschappelijk belang. Het is daarom zaak om het milieubelang volwaardig in de besluitvorming te betrekken. Om hier in de praktijk vorm aan te geven is het instrument milieueffectrapportage oftewel m.e.r. ontwikkeld. De m.e.r.-beoordeling is een instrument met als hoofddoel het milieubelang volwaardig te laten meewegen bij de voorbereiding en vaststelling van plannen en besluiten.
De voorgenomen ontwikkeling is opgenomen in de eerste kolom van de zogenaamde D-lijst van het Besluit milieueffectrapportage. De realisatie van een zonnepark kan worden aangemerkt als 'de oprichting, wijziging of uitbreiding van een industriële installatie bestemd voor de productie van elektriciteit, stoom en warm water' (D 22.1), maar blijft ver beneden de drempelwaarde van 200 MW. Dit neemt niet weg dat in dit geval een vormvrije m.e.r.-beoordeling moet plaatsvinden. Een dergelijke beoordeling moet plaats vinden aan de hand van drie criteria:
Planspecifiek
Gezien de aard en schaal van het plan, zal het plan geen nadelige gevolgen met zich meebrengen voor het milieu. De milieugevolgen zijn in de ruimtelijke onderbouwing voldoende in beeld gebracht en er is geen aanleiding om de uitgebreide m.e.r.-procedure te doorlopen.
Bij de voorbereiding van een ruimtelijk besluit moet op grond van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) minimaal inzicht worden gegeven in de economische uitvoerbaarheid van het plan. Tevens is met de inwerkingtreding van de Wet ruimtelijke ordening de verplichting ontstaan om, indien sprake is van ontwikkelingen waarvoor de gemeente redelijkerwijs kosten moet maken, bijvoorbeeld voor de aanleg van voorzieningen van openbaar nut, en de plankosten, deze moeten kunnen worden verhaald op de initiatiefnemer c.q. ontwikkelaar. Gelet op het voorgaande zal in het kader van de voorgenomen ontwikkeling een privaatrechtelijke overeenkomst (anterieure overeenkomst) gesloten moeten worden tussen de gemeente en de initiatiefnemer, waarin onder andere het kostenverhaal is verzekerd.
Mochten omwonenden of andere belanghebbenden van mening zijn dat zij planschade hebben, dan is het mogelijk om een aanvraag tegemoetkoming planschade in te dienen bij de het College van B en W van gemeente Druten. Als het College van B en W, het verzoek honoreert dan is de initiatiefnemer verantwoordelijk voor het betalen van de tegemoetkoming. Dit wordt geborgd in de anterieure overeenkomst.
Omwonenden zijn echter in een vroeg stadium betrokken bij het project en middels verschillende participatiemogelijkheden wordt getracht, financieel dan wel maatschappelijk iets voor hen en de buurt te kunnen betekenen. Er is een financieel participatieplan opgesteld die onderdeel uit zal maken van de anterieure overeenkomst.
De initiatiefnemer, heeft in het kader van het participatieproces, huis aan huis gesprekken georganiseerd met de omwonenden. Deze meer individuele benadering was mogelijk door het kleine aantal omwonenden. Het doel van de huis aan huis gesprekken was om:
Tijdens deze gesprekken is onder andere gesproken over de locatie, de inrichting, de inpassing, het proces, de recreatieve aspecten, de levensduur, de planning en de mogelijkheden voor financiële participatie. Van de omgevingsdialoog is een geanonimiseerde verslag (zonder namen en adressen) opgesteld, zie bijlage 4.
Het bevoegd gezag moet bij de voorbereiding van een ruimtelijk besluit overleg plegen met diverse betrokken instanties, waaronder het waterschap Rivierenland en de provincie Gelderland. In dit kader wordt de ruimtelijke onderbouwing voorgelegd aan de vaste overlegpartners.
In het kader van de uitgebreide Wabo-procedure is de mogelijkheid geboden tot het indienen van zienswijzen. De ontwerp-omgevingsvergunning heeft gedurende zes weken voor een ieder ter inzage gelegen. Gedurende de ter inzage termijn zijn er geen zienswijzen ingediend.