direct naar inhoud van 4.8 Ecologie
Plan: Intratuin IJsselstein
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0331.01Intratuin-OB01

4.8 Ecologie

In een bestemmingsplan moet de uitvoerbaarheid van het plan worden aangetoond. In dit verband is het van belang dat in het bestemmingsplan aannemelijk moet worden gemaakt dat de gunstige staat van instandhouding van beschermde soorten niet in het geding is. Hieronder wordt beschreven welke beschermde soorten naar verwachting in het plangebied aanwezig zijn en wat de ecologische gevolgen zijn van de beoogde ingrepen.

Bestaande situatie

Het plangebied ligt aan de westrand van IJsselstein en bestaat uit gebouwen, verhard terrein, bomen, struiken, intensief beheerd grasland en een sloot.

Beoogde ontwikkelingen

De bestaande Intratuin IJsselstein wil op de planlocatie uitbreiden. De voorgenomen ontwikkelingen kunnen als volgt worden omschreven:

  • mogelijke sloop van gebouwen;
  • mogelijk kappen van bomen en struiken;
  • mogelijk dempen van sloot;
  • grondwerkzaamheden;
  • herinrichting planlocatie.

Toetsingskader

Beleid

De Nota Ruimte geeft het beleidskader voor de duurzame ontwikkeling en een verantwoord toekomstig grondgebruik in de vorm van onder andere de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). De EHS is een samenhangend netwerk van bestaande en te ontwikkelen natuurgebieden. Het netwerk wordt gevormd door kerngebieden, natuurontwikkelingsgebieden en ecologische verbindingszones. De EHS is op provinciaal niveau uitgewerkt, de PEHS.

Normstelling

Voor de soortenbescherming is de Flora- en faunawet van toepassing. Deze wet is gericht op de bescherming van dier- en plantensoorten in hun natuurlijke leefgebied. De Flora- en faunawet bevat onder meer verbodsbepalingen met betrekking tot het aantasten, verontrusten of verstoren van beschermde dier- en plantensoorten, hun nesten, holen en andere voortplantings- of vaste rust- en verblijfsplaatsen. De wet maakt hierbij een onderscheid tussen 'licht' en 'zwaar' beschermde soorten. Indien sprake is van bestendig beheer, onderhoud of gebruik, gelden voor sommige, met name genoemde soorten, de verbodsbepalingen van de Flora- en faunawet níet. Er is dan sprake van vrijstelling op grond van de wet. Voor zover deze vrijstelling niet van toepassing is, bestaat de mogelijkheid om van de verbodsbepalingen ontheffing te verkrijgen van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. Voor de zwaar beschermde soorten wordt deze ontheffing slechts verleend, indien:

  • er sprake is van een wettelijk geregeld belang (waaronder het belang van land- en bosbouw, bestendig gebruik en dwingende reden van groot openbaar belang);
  • er geen alternatief is;
  • geen afbreuk wordt gedaan aan een gunstige staat van instandhouding van de soort.

Bij ruimtelijke ontwikkelingen dient in het geval van zwaar beschermde soorten of broedende vogels overtreding van de Flora en faunawet voorkomen te worden door het treffen van maatregelen, aangezien voor dergelijke situaties geen ontheffing kan worden verleend.

Met betrekking tot vogels hanteert LNV de volgende interpretatie van artikel 11:

De verbodsbepalingen van artikel 11 beperken zich bij vogels tot alleen de plaatsen waar gebroed wordt, inclusief de functionele omgeving om het broeden succesvol te doen zijn, én slechts gedurende de periode dat er gebroed wordt. Er zijn hierop echter verschillende uitzonderingen:

Nesten die het hele jaar door zijn beschermd

Op de volgende categorieën gelden de verbodsbepalingen van artikel 11 van de Flora- en faunawet het gehele seizoen:

  • 1. Nesten die, behalve gedurende het broedseizoen als nest, buiten het broedseizoen in gebruik zijn als vaste rust- en verblijfplaats (voorbeeld: steenuil).
  • 2. Nesten van koloniebroeders die elk broedseizoen op dezelfde plaats broeden en die daarin zeer honkvast zijn of afhankelijk van bebouwing of biotoop. De (fysieke) voorwaarden voor de nestplaats zijn vaak zeer specifiek en limitatief beschikbaar (voorbeeld: roek, gierzwaluw en huismus).
  • 3. Nesten van vogels, zijnde geen koloniebroeders, die elk broedseizoen op dezelfde plaats broeden en die daarin zeer honkvast zijn of afhankelijk van bebouwing. De (fysieke) voorwaarden voor de nestplaats zijn vaak specifiek en limitatief beschikbaar (voorbeeld: ooievaar, kerkuil en slechtvalk).
  • 4. Vogels die jaar in jaar uit gebruik maken van hetzelfde nest en die zelf niet of nauwelijks in staat zijn een nest te bouwen (voorbeeld: boomvalk, buizerd en ransuil).

Nesten die niet het hele jaar door zijn beschermd

In de 'aangepaste lijst jaarrond beschermde vogelnesten' worden de volgende soorten aangegeven als categorie 5. Deze zijn buiten het broedseizoen niet beschermd:

  • 5. Nesten van vogels die weliswaar vaak terugkeren naar de plaats waar zij het hele jaar daarvoor hebben gebroed of de directe omgeving daarvan, maar die wel over voldoende flexibiliteit beschikken om, als de broedplaats verloren is gegaan, zich elders te vestigen. De soorten uit categorie 5 vragen wel om nader onderzoek, ook al zijn hun nesten niet jaarrond beschermd. Categorie 5-soorten zijn namelijk wel jaarrond beschermd als zwaarwegende feiten of ecologische omstandigheden dat rechtvaardigen.

De Flora- en faunawet is voor dit bestemmingsplan van belang, omdat bij de voorbereiding van het plan moet worden onderzocht of deze wet de uitvoering van het plan niet in de weg staat.

Onderzoek

Gebiedsbescherming

De planlocatie vormt geen onderdeel van en is ook niet nabij een natuur- of groengebied met een beschermde status, zoals een Natura 2000-gebied gelegen. Het plangebied is ook niet in of nabij de Provinciale Ecologische Hoofdstructuur gelegen. Derhalve is gebiedsbescherming niet meer aan de orde.

Soortenbescherming

De huidige ecologische waarden zijn vastgesteld aan de hand van foto's van het plangebied, algemene ecologische kennis en verspreidingsatlassen/gegevens (Broekhuizen, 1992; Limpens, 1997, www.ravon.nl, FLORON, 2002, www.waarnemingen.nl) waarin de waarnemingen zijn aangegeven. Via het Natuurloket (www.natuurloket.nl) kan een indicatie worden verkregen van de beschikbaarheid van soortengegevens bij verschillende Particuliere Gegevensbeherende Organisaties (PGO's).

Flora

Volgens het Natuurloket zijn vaatplanten goed onderzocht binnen het betreffende kilometerhok, waar het plangebied deel van uit maakt. Gezien het intensieve beheer zijn er geen zwaar en/of licht beschermde soorten te verwachten op de planlocatie.

Vogels

Het Natuurloket geeft aan dat broedvogels slecht onderzocht zijn binnen het betreffende kilometerhok. De gebouwen kunnen mogelijk verblijfplaatsen (in spouwmuren en onder dakpannen) bieden aan soorten als huismus, zwarte roodstaart en gierzwaluw. In de struiken en bomen die deel uitmaken van het plangebied komen naar verwachting algemeen voorkomende vogelsoorten als merel, roodborst, koolmees en pimpelmees voor. De oudere bomen bieden naar verwachting ook verblijfplaatsen aan spechten en kraaiachtigen. Binnen het slotenstelsel in het plangebied komen naar verwachting algemene watervogels voor zoals wilde eend, knobbelzwaan, meerkoet en waterhoen.

Zoogdieren

Volgens het Natuurloket zijn zoogdieren niet onderzocht binnen het betreffende kilometerhok. In het plangebied zijn naar verwachting alleen algemene soorten als mol, huisspitsmuis en veldmuis aanwezig. Naar verwachting maken vleermuizen gebruik van de opgaande begroeiing binnen het plangebied als vliegroute en foerageergebied. De oudere bomen (diameter groter dan 30 cm) kunnen mogelijk ook vaste verblijfplaatsen, paarplaatsen en baltsplaatsen aan vleermuizen bieden. Tevens kunnen de gebouwen (in spouwmuren, onder dakpannen en dakranden) vaste verblijfplaatsen bieden aan vleermuizen.

Amfibieën

Het Natuurloket geeft aan dat amfibieën slecht onderzocht zijn binnen het betreffende kilometerhok. Er zijn twee licht beschermde soorten aangetroffen binnen het kilometerhok waarvan het plangebied deel uitmaakt. Gezien de voorkomende biotopen zijn soorten als gewone pad, bruine kikker en groene kikker zeker te verwachten op de planlocatie. Er zijn geen zwaar beschermde soorten te verwachten, deze zijn gezien de verspreidingsgegevens (www.RAVON.nl) hier niet te verwachten.

Vissen

Volgens de gegevens van Natuurloket zijn vissen niet onderzocht binnen het betreffende kilometerhok. Gezien de voorkomende biotopen binnen het plangebied, is de kans dat een zwaar beschermde soort als de kleine modderkruiper hier voorkomt, niet geheel uit te sluiten. Andere beschermde vissen worden niet verwacht, deze stellen hoge eisen aan hun leefgebied en daar voldoet het plangebied niet aan.

Overige soorten

Volgens het Natuurloket zijn overige soorten slecht onderzocht binnen het betreffende kilometerhok. Het plangebied is ongeschikt als biotoop voor beschermde reptielen, insecten (vlinders, sprinkhanen en libellen) en overige beschermde soorten. Genoemde beschermde soortengroepen stellen hoge eisen aan hun leefgebied; de deelplanlocatie voldoet hier niet aan.

In tabel 4.2 staat aangegeven welke beschermde soorten er binnen het plangebied (naar verwachting) voorkomen en onder welk beschermingsregime deze vallen.

Tabel 4.2: Beschermde soorten binnen het plangebied en het beschermingsregime

Vrijstellingsregeling   Ontheffingsregeling Ffw    
Tabel 1   tabel 2   tabel 3   vogels  
    Bijlage 1 AMvB   Bijlage IV HR   Cat. 1 t/m 4   Cat. 5  
mol, huisspitsmuis en veldmuis

gewone pad, bruine en groene kikker  
Kleine modderkruiper     alle vleer-
muizen
 
Gierzwaluw en huismus   Koolmees, pimpelmees,
spechten en kraaiachtigen
 

Toetsing en Conclusie

Soortenbescherming

Het bestemmingsplan maakt ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk die negatieve consequenties kunnen hebben voor beschermde dier- en plantensoorten. Uiterlijk bij het nemen van een besluit dat ruimtelijke veranderingen mogelijk maakt, zal daarom zekerheid moeten zijn verkregen dat overtredingen van de Flora- en faunawet niet optreden.

Er zal geen ontheffing nodig zijn voor de tabel 1 soorten van de Flora- en faunawet waarvoor een vrijstelling van de verbodsbepalingen van de Flora- en faunawet geldt. De aantasting en verstoring van vogels in het nabij gelegen opgaande groen dient te worden voorkomen door werkzaamheden buiten het broedseizoen (broedseizoen is globaal van 15 maart tot en met 15 juli) te laten starten of door minimaal 20 m rond een nest geen werkzaamheden uit te voeren.

In de watergangen komt mogelijk de kleine modderkruiper (categorie 2) voor. Indien blijkt dat de soort aanwezig is en aangetast wordt door de betreffende planontwikkelingen (aanpassingen aan sloot), dient voor deze werkzaamheden een ontheffing aangevraagd te worden bij het Ministerie van LNV.

Mogelijk zijn zwaar beschermde vleermuizen (tabel 3, bijlage IV HR), danwel vogels met een vaste nestplaats binnen het plangebied aanwezig. Indien vaste rust-, verblijfs- of voortplantingsplaatsen en/of primaire vliegroutes of primaire foerageergebieden van deze soorten aanwezig (in bomen of gebouwen) blijken (hetgeen aan de hand van veldonderzoek in het voorjaar, zomer en najaar moet worden vastgesteld) en aangetast worden door toekomstige ruimtelijke ontwikkelingen (boomkap of sloop van de gebouwen), dan dient overtreding van de Flora- en faunawet voorkomen te worden door het treffen van mitigerende en compenserende maatregelen. Indien de vereiste maatregelen worden genomen zal de Flora- en faunawet de uitvoering van het bestemmingsplan niet in de weg staan.

Indien de vereiste maatregelen niet mogelijk zijn, dient in nader overleg met de Dienst Regelingen van het ministerie van LNV bepaald te worden of het plan in zijn huidige vorm uitvoerbaar is.