Plan: | Benedeneind ZZ tussen 283 en 285 |
---|---|
Status: | voorontwerp |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0331.01Rosenboom-VO01 |
Uitgangspunt voor het bestemmingsplan is dat geen strijdigheid ontstaat met het beleid en de wetgeving op het gebied van de natuurbescherming. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen gebiedsbescherming en soortenbescherming.
Gebiedsbescherming
De bescherming van Natura 2000-gebieden en Beschermde Natuurmonumenten is geregeld in de Natuurbeschermingswet. Indien ontwikkelingen (mogelijk) leiden tot aantasting van de natuurwaarden binnen deze gebieden, moet een vergunning worden aangevraagd. Daarnaast moet rekening worden gehouden met het beleid ten aanzien van de Ecologisch Hoofdstructuur (EHS).
Soortenbescherming
Op grond van de Flora- en faunawet geldt een algemeen verbod voor het verstoren en vernietigen van beschermde plantensoorten, beschermde diersoorten en hun vaste rust- of verblijfplaatsen. Onder voorwaarden is ontheffing van deze verbodsbepalingen mogelijk. Voor soorten die vermeld staan op Bijlage IV van de Habitatrichtlijn en een aantal Rode-Lijst-soorten zijn deze voorwaarden zeer streng.
Ruimtelijke ontwikkeling
Het plangebied is niet gelegen binnen de grenzen, of in de directe nabijheid van een gebied dat aangewezen is als Natura 2000. Het meest nabijgelegen Natura 2000-gebied, 'Uiterwaarden Lek', bevindt zich op bijna 5 kilometer afstand ten zuiden van het plangebied.
Binnen een straal van 3 kilometer zijn verschillende delen van de ecologische hoofdstructuur (EHS) nabij het plangebied gelegen (zie afbeelding 9). Het plangebied zelf ligt buiten de EHS.
Afbeelding 9: ligging plangebied ten opzichte van de EHS (bron minlnv)
Voor dit bestemmingsplan zal gezien de ligging ten opzichte van Natura 2000 en de EHS geen aanvullend ecologisch onderzoek worden uitgevoerd.
Conclusie
Met het beƫindigen van de agrarische activiteiten in het plangebied zal er een afname zijn van de ammoniakdepositie. Dit betekent een ecologische verbetering ten opzichte van de huidige situatie. De nieuwe bebouwing zal voor het grootste deel worden gerealiseerd op de locatie van de oude agrarische bedrijfsbebouwing. Er worden met de nieuwbouw dan ook geen significante negatieve effecten verwacht.