direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Ruijsstraat 20 Panningen
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1894.BPL0174-VG01

Toelichting

behorende bij het bestemmingsplan Ruijsstraat 20 Panningen

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

In Panningen, gemeente Peel en Maas, is aan de Ruijsstraat 20 (hierna aangeduid als 'het plangebied') een multifunctionele ruimte gelegen met onder meer een kinderdagverblijf.

Grijp (voorheen Passe-Partout Zorg) is als initiatiefnemer voornemens deze locatie te herontwikkelen, waarbij in de nieuwe situatie een multifunctioneel centrum voorzien is met daarin op korte termijn de realisatie van 15 en op middellange termijn (wanneer het kinderdagverblijf is verdwenen) van 25 groepszorgwoningen voor begeleid wonen/24-uurszorg. Voor de korte termijn zal het kinderdagverblijf gehandhaafd blijven op verzoek van de gemeente Peel en Maas. Tenslotte zal er sprake zijn van het toevoegen van de (ondergeschikte) functies detailhandel en horeca. In dat kader moet gedacht worden aan kleinschalige horeca in de vorm van een familiecafé en kleinschalige detailhandel in de vorm van verkoop van eigen gemaakte producten (gemaakt in een atelier elders, samen met cliënten van Grijp) en ingekochte producten. Tevens is het mogelijk om hier kinderfeestjes en workshops te organiseren.

Het gebouw staat op dit moment leeg. Voorheen was hier welzijnsorganisatie Stichting Vorkmeer in gehuisvest. In het achtergedeelte (ronde vorm) is een dagopvang voor kinderen gehuisvest. De gemeente heeft bij de verkoop van het pand verzocht dit kinderdagverblijf nog een aantal jaren in het pand te huisvesten.

Aan de voorzijde aan de Ruijsstraat zijn 4 groepszorgwoningen bestemd voor volwassenen die zelfstandig wonen onder toezicht. Daarbij kan gedacht worden aan mensen met autisme of een licht verstandelijke beperking. Aan de achterzijde is sprake van begeleid wonen met 24-uurs begeleiding. Er is een gemeenschappelijke ruimte (woonkamer/keuken) in dit compartiment opgenomen plus een kantoor en slaapkamer voor de begeleiding. In het tussenstuk bevinden zich enkele groepszorgwoningen voor mensen met een tussenvorm van begeleiding. Zij hebben ook een gezamenlijke douche/wc.

De doelgroep van onderhavig initiatief bestaat uit jongeren en (jong)volwassenen vanaf 16 jaar die in een kwetsbare positie verkeren en (tijdelijk) niet in staat zijn de regie over hun eigen leven te voeren. Het betreft jongeren en (jong)volwassenen met een complexe meervoudige ondersteuningsbehoefte, maar die wel nog enige vorm van zelfstandigheid hebben in de dagelijkse gang van zaken. Er is altijd een begeleider aanwezig en/of oproepbaar.

De horeca richt zich onder andere op familie en bekenden van de bewoners. Teven mogen derden binnen lopen om iets wat door de cliënten gemaakt is te kopen, koffie en fris en optioneel een flesje bier is dan te verkrijgen. De detailhandel is overigens kleinschalig van opzet.

Aangezien het planvoornemen niet past binnen het vigerende bestemmingsplan, is het noodzakelijk het bestemmingsplan te herzien op grond van artikel 3.1 van de Wet ruimtelijke ordening (Wro).

De realisatie van de woon-, horeca- en detailhandelsfunctie wordt daarmee via de herziening van het ter plaatse geldende bestemmingsplan 'Dubbelkern Helden-Panningen' mogelijk gemaakt waarbij de vigerende bestemming ''Maatschappelijk' behouden blijft.

Er is gekozen voor een bestemmingsplanherziening om het aantal zorgwoningen (25) op de middellange termijn planologisch-juridisch mogelijk te maken.

Het onderhavige bestemmingsplan voorziet in de benodigde ruimtelijke onderbouwing ter verantwoording van voornoemde ontwikkelingen.

1.2 Ligging plangebied

Het plangebied is gelegen in de gemeente Peel en Maas midden in de kern Panningen en wordt aan de noordzijde begrensd door de Ruijsstraat, aan de oostzijde door de Wietelweg en aan de zuidzijde door de Julianastraat.

afbeelding "i_NL.IMRO.1894.BPL0174-VG01_0001.png"

Uitsnede kaart Google Maps met in het gele vlak het plangebied

Het perceel staat kadastraal bekend als Gemeente Peel en Maas en sectie G, nummers 2892, 5092 en 5093 en heeft als adres Ruijsstraat 20 Panningen.

1.3 Vigerend bestemmingsplan

Het plangebied is gelegen binnen het ter plaatse vigerende bestemmingsplan 'Dubbelkern 'Helden-Panningen' dat door de Raad van Peel en Maas op 5 februari 2013 is vastgesteld. Ter plaatse heeft het plangebied de bestemming 'Maatschappelijk' (artikel 17) met de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 3' (artikel 34).

afbeelding "i_NL.IMRO.1894.BPL0174-VG01_0002.png"

Uitsnede digitale verbeelding

Het planvoornemen gaat uit van het realiseren van op termijn 25 zorgwoningen voor begeleid wonen/24-uurszorg (15 direct en 10 nadat het kinderdagverblijf ter plaatse is beëindigd) en het realiseren van ondergeschikte horeca en detailhandel in een bestaande multifunctionele ruimte met daarin een kinderdagverblijf (in de Ronde). De voorgenomen ontwikkeling is conform het geldende bestemmingsplan niet mogelijk gelet op de geldende bouw- en gebruiksvoorschriften.

Door middel van een herziening van het vigerende bestemmingsplan ter plaatse kan de voorgenomen ontwikkeling toch doorgang vinden.

1.4 Leeswijzer

Na onderhavig hoofdstuk wordt eerst in hoofdstuk 2 een beschrijving gegeven van het plangebied, de omgeving en het planvoornemen zelf. Vervolgens wordt in hoofdstuk 3 ingegaan op de relevante beleidskaders van het Rijk, de provincie, de regio en de gemeente. In hoofdstuk 4 komen de milieu- en omgevingsaspecten aan bod. In hoofdstuk 5 wordt ingegaan op de juridische planopzet. In hoofdstuk 6 wordt ingegaan op de economische respectievelijk de maatschappelijke uitvoerbaarheid van het planvoornemen en in hoofdstuk 7 wordt uitleg gegeven omtrent de te volgen procedure.

Naast deze toelichting omvat dit bestemmingsplan regels en een digitale verbeelding.

Hoofdstuk 2 Het planvoornemen

2.1 Inleiding

Dit hoofdstuk wordt ingegaan op het plangebied met de omgeving en het planvoornemen binnen het plangebied zelf.

2.2 Omgeving plangebied

Het plangebied bevindt zich in de schil rondom het centrum van Panningen en kan omschreven worden als een wijk met een licht stedelijk karakter met een mengeling van de functies wonen, detailhandel en andere veelal kleine bedrijvigheid (met name zakelijke dienstverlening).

De beoogde 25 zorgwoningen voor begeleid wonen/24-uurszorg (15 zorgwoningen direct en 10 zorgwoningen op termijn aan straatzijde Julianastraat), een kinderdagverblijf en ondergeschikte detailhandel/horeca zullen in het bestaande pand aan de Ruijsstraat 20 te Panningen worden gerealiseerd. Op onderstaande foto treft u twee foto's aan van het pand, de een gezien vanaf de Ruijsstraat en de ander vanaf de Julianastraat alwaar het kinderdagverblijf in is en blijft gehuisvest.

afbeelding "i_NL.IMRO.1894.BPL0174-VG01_0003.png"

Aanzicht vanaf de Ruijsstraat (bron: Google Maps, Streetview)

afbeelding "i_NL.IMRO.1894.BPL0174-VG01_0004.png"

Aanzicht vanaf de Julianastraat (bron: Google Maps, Streetview)

2.3 Planvoornemen

Het planvoornemen voorziet primair in het intern verbouwen van de bestaande bebouwing in 15 zorgwoningen voor begeleid wonen (groepszorgwoningen) met bijbehorende voorzieningen, een ruimte ten behoeve van een detailhandels- en horecafunctie van respectievelijk 80 m² en 70 m². Voor de horecafunctie wordt tevens voorzien in een terras op het grasveld aan de zijde van de Ruijsstraat. De reeds aanwezige kinderopvang blijft gehandhaafd in De Ronde (aan-/uitbouw) aan de zijde van de Julianastraat.

In onderhavige situatie wordt (door GRIJP) onder begeleid wonen (groepszorgwoning) verstaan:

  • Een 'woonfunctie voor zorg' betreffende een zorgwoning die bestemd is voor verlening van professionele zorg aan de bewoners met een vanuit het zorg aanbod georganiseerde koppeling tussen wonen en zorg in een daarvoor bestemde en uitgeruste woonfunctie.
  • Bewoning in groepsverband ten behoeve van zorg.
  • Het aanbieden van zorg aan zorgcliënten, waarbij de professionele zorg wordt verleend op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo), de Wet Langdurige Zorg (WLZ) of de Jeugdwet.
  • Afzonderlijke zorgwoningen (bestaande uit één of meer kamers) waarbij de zorgcliënten een aantal gezamenlijke voorzieningen delen, zoals verkeersruimten, de voordeur, de keuken en het sanitair met andere in het gebouw gelegen wooneenheden.
  • Een verdergaande indeling, namelijk zorg op afspraak, zorg op afroep en 24-uurs zorg.

De doelgroep voor onderhavig initiatief betreft jongeren en (jong)volwassenen vanaf 16 jaar die in een kwetsbare positie verkeren en (tijdelijk) niet in staat zijn de regie over hun eigen leven te voeren. Het betreft jongeren en (jong)volwassenen met een complexe meervoudige ondersteuningsbehoefte, maar die wel nog enige vorm van zelfstandigheid hebben in de dagelijkse gang van zaken. Hierbij kan gedacht worden aan:

  • jongeren en (jong)volwassenen met meervoudige problemen die vanwege hun leeftijd niet meer binnen de jeugdzorg vallen;
  • jongeren en (jong)volwassenen met een verstandelijke beperking.

Op onderhavige locatie is sprake van 24-uurszorg. Dat wil zeggen dat er altijd begeleiding aanwezig is. In de woningen zijn daarom geen voorzieningen zoals een spreek-/luisterverbinding met een zorgcentrale of een zusterpost (ook wel teampost genoemd) aanwezig. Wel kan een persoonlijk alarmeringssysteem aanwezig zijn.

afbeelding "i_NL.IMRO.1894.BPL0174-VG01_0005.jpg"

Planvoornemen voor de korte termijn (bron: Suzan Meulendijks Architect)

Op termijn is het de bedoeling om het aantal zorgwoningen voor begeleid wonen uit te breiden tot maximaal 25 zorgwoningen. Deze extra zorgwoningen worden aan de zijde van de Julianastraat in de voorgevelrooilijn van de bestaande percelen gesitueerd. De Ronde wordt daarbij gesloopt. Hiervoor dient t.z.t. een aanvullende omgevingsvergunning te worden aangevraagd.

Naast de zorgwoningen wordt tevens een ondergeschikte detailhandel- en horecafunctie met terras mogelijk gemaakt middels onderhavig planvoornemen. Als ondergeschikte horecafunctie (max. 70 m2) wordt een familiecafé gerealiseerd. Dit concept is gericht op families (gezinnen, kinderen etc.) Iedereen is welkom om te winkelen of een kop koffie te drinken met gebak en/of een broodje en beperkt alcoholische dranken. Er heerst een laagdrempelige sfeer waarbij 'ontmoeten' centraal staat. Kinderen kunnen er bijvoorbeeld spelen terwijl de oma's of moeders samen een kop koffie drinken en bijkletsen. Dit zal in de zomermaanden tevens op het terras mogelijk zijn. Tevens worden er kinderfeestjes en workshops georganiseerd. Op deze wijze zal de horecafunctie als ondergeschikte functie (nevenactiviteit) kunnen worden gerealiseerd ten opzichte van het begeleid wonen. Tevens dient het familiecafé als leer/werkplek voor de doelgroep van Grijp (dit kunnen cliënten zijn die op locatie begeleid wonen, maar ook mensen die enkel voor dagbesteding komen).

De behoefte aan de ondergeschikte detailhandelsfunctie bestaat, nu er op locatie graag producten verkocht worden die door de bewoners elders gemaakt worden in een werkplaats. Het maken van deze producten vormt een dagbesteding voor de bewoners. Deze producten worden vervolgens te koop aangeboden in een ondergeschikt winkeltje op locatie. Naast eigen gemaakte producten zullen ook ingekochte producten worden verkocht. Op deze wijze vormt deze functie een ondergeschikte functie aan het begeleid wonen. Het betreft een commerciële functie (met opbrengst kunnen de locatie kosten waar de leer- en werkplekken en arbeidsmatige dagbesteding plaatsvindt gefinancierd worden, waardoor locatie kosten niet vanuit de zorgbudgetten bekostigd worden). Tevens betreft het een maatschappelijke functie, omdat er zowel in de horeca, detailhandel en het atelier leer- en werkplekken aangeboden worden voor de doelgroep, zodat deze personen kunnen participeren midden in de samenleving. Daarnaast heeft het een maatschappelijke functie omdat 'ontmoeten' centraal staat en we buurtbewoners, cliënten, klanten en dergelijke op deze wijze samen willen brengen.

Ondergeschikte detailhandel met een maximum oppervlakte van 50 m2 is op locatie al mogelijk binnen het vigerende bestemmingsplan. Middels onderhavig plan wordt deze mogelijkheid verhoogd naar 80 m2. De aanleiding hiertoe vloeit voort uit de afmetingen van de ruimte waarbinnen de detailhandel zal plaatsvinden. Nu het ondergeschikte detailhandel betreft met een beperkte verhoging ten opzichte van het reeds toegestane oppervlak onder het vigerende plan, blijft deze functie een ondergeschikte functie aan de hoofdfunctie (maatschappelijk, waaronder begeleid wonen/24-uurszorg).

Gezien de ligging van het plangebied in de nabijheid van het centrum (met diverse voorzieningen) en de diverse vormen van detailhandel die op korte afstand zijn gesitueerd (zoals een verfwinkel, een sportzaak en een dierenspeciaalzaak) en vormen van horeca, is het plangebied uitermate geschikt voor begeleid wonen met ondergeschikte detailhandel en horeca. Het betreft namelijk geen omgeving waarin uitsluitend woningen voorkomen, maar een overgangsgebied tussen het centrum en uitsluitend woongebied.

Om het planvoornemen planologisch-juridisch mogelijk te maken blijft de bestemming 'Maatschappelijk' behouden, waarbij maximaal 25 zorgwoningen ten behoeve van 24-uurszorg/begeleid wonen met bijbehorende voorzieningen wordt toegestaan. De detailhandels- en horecafunctie zijn daarbij van ondergeschikte betekenis. Het kinderdagverblijf is binnen deze maatschappelijke bestemming reeds toegestaan.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Inleiding

Bij ieder plan vindt inkadering binnen het beleid van de overheid plaats. Door een toetsing aan rijks-, provinciaal, regionaal en gemeentelijk beleid ontstaat een duidelijk beeld van de marges waarbinnen het bestemmingsplan wordt opgezet. De beleidsinkadering dient een compleet beeld te geven van de ruimtelijke overwegingen en het relevante planologisch beleid.

Gemeenten zijn niet geheel vrij in het voeren van hun eigen beleid. Rijk, provincie en regio geven met het door hen gevoerde en vastgelegde beleid de kaders aan waarbinnen gemeenten kunnen opereren. De belangrijkste kaders van Rijk, de provincie Limburg en regio worden in het kort weergegeven.

3.2 Rijks-, provinciaal, regionaal en gemeentelijk beleid

3.2.1 Rijksbeleid

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR), die op 13 maart 2012 door de minister is vastgesteld, zijn de principes voor de ruimtelijke inrichting van Nederland vastgelegd.

Hoofddoel van de SVIR is Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig te houden. De SVIR vervangt alle voorgaande rijksnota's ten aanzien van ruimte en mobiliteit (waaronder de Nota Ruimte en de Nota Mobiliteit), behalve de Structuurvisie Nationaal Waterplan.

Het Rijk heeft drie hoofddoelen geformuleerd om Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig te houden voor de middellange termijn (2028):

  • 1. het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk-economische structuur van Nederland;
  • 2. het verbeteren, in stand houden en ruimtelijk zeker stellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat;
  • 3. het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn.

De hoofdlijn van de SVIR is dat het Rijk op het gebied van de ruimtelijke ordening terugtreedt en dat gemeenten en provincies op dit taakveld een meer prominente rol krijgen. In het SVIR staat centraal dat alleen nog een taak voor het Rijk is weggelegd wanneer sprake is van:

  • a. een onderwerp dat nationale baten en/of lasten heeft en de doorzettingsmacht van gemeenten overstijgt. Bijvoorbeeld ruimte voor militaire activiteiten en opgaven in de stedelijke regio's rondom bijvoorbeeld mainports, brainports en greenports;
  • b. een onderwerp waarvoor internationale verplichtingen of afspraken zijn aangegaan. Bijvoorbeeld voor biodiversiteit, duurzame energie of werelderfgoed;
  • c. een onderwerp dat provincie- of landsgrensoverschrijdend is, of een hoog afwentelingsrisico kent of reeds in beheer is bij het Rijk. Bijvoorbeeld het hoofdnetwerk voor mobiliteit (over weg, water, spoor en lucht) en energie, waterveiligheid en de bescherming van gezondheid van inwoners.

Deze drie criteria zijn leidend bij de in de structuurvisie benoemde rijksdoelen en bijbehorende nationale belangen.

Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)

Voor het juridisch borgen van de nationale belangen uit de SVIR heeft het Rijk, op basis van de Wet ruimtelijke ordening op 22 augustus 2011 het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) vastgesteld. Op 1 oktober 2012 is een wijziging van het Barro vastgesteld. In het Barro zijn regels opgenomen ter bescherming van de nationale belangen, zoals vastgelegd in de SVIR. Deze regels moeten in acht worden genomen bij het opstellen van provinciale ruimtelijke verordeningen, bestemmingsplannen en ruimtelijke onderbouwingen.

Betekenis voor het plangebied

Onderhavige ontwikkeling is niet gelegen in of nabij een gebied waarin het Rijk een nationaal belang heeft aangewezen, daarnaast is het planvoornemen dermate kleinschalig (nb. hergebruik en transformatie bestaande maatschappelijke voorziening) dat de SVIR/het Barro geen consequenties heeft voor voorliggend plan en is het Rijksbeleid dan ook niet van toepassing.

3.2.2 Provinciaal beleid

Provinciaal Omgevingsplan Limburg (POL)

Op 12 december 2014 is door Provinciale Staten het Provinciaal Omgevingsplan 2014 (POL 2014) vastgesteld. Het POL 2014 is per 16 januari 2015 in werking getreden. Het POL 2014 heeft vier wettelijke functies: structuurvisie (Wet ruimtelijke ordening), provinciaal milieubeleidsplan (Wet milieubeheer), regionaal waterplan (Waterwet), Provinciaal Verkeer- en Vervoersplan (Planwet verkeer en vervoer).

In het POL 2014 komen alleen die zaken aan bod, die er op provinciaal niveau echt toe doen en die vragen om regionale oplossingen. Dat sluit aan bij de basisfilosofie en ook bij de aanpak van de Rijksoverheid die zich beperkt tot een 13-tal nationale ruimtelijke belangen. Zo veel mogelijk ligt de verantwoordelijkheid bij gemeenten en andere partners die met hun lokale kennis prima maatwerk kunnen leveren.

In het POL staan de fysieke kanten van het leef- en vestigingsklimaat centraal. Belangrijke uitdagingen zijn het faciliteren van innovatie, het aantrekkelijk houden van de regio voor jongeren en arbeidskrachten, het versnellen van de energietransitie, de fundamenteel veranderde opgaven op het gebied van wonen en voorzieningen, de leefbaarheid van kernen en buurten en het inspelen op de klimaatverandering.

De belangrijke principes in het Limburgs omgevingsbeleid zijn:

  • 1. Kwaliteit staat centraal. Dat komt tot uiting in het koesteren van de gevarieerdheid van Limburg onder het motto 'meer stad, meer land', het bieden van ruimte voor verweving van functies, in kwaliteitsbewustzijn, en in dynamisch voorraadbeheer dat moet resulteren in een nieuwe vorm van groeien. Algemene principes voor duurzame verstedelijking sluiten hierop aan, zoals de Ladder voor Duurzame verstedelijking en de prioriteit voor herbenutting van cultuurhistorische en beeldbepalende gebouwen.
  • 2. Uitnodigen staat centraal. Dat gaat meer over de manier waarop we samen met onze partners dat voortreffelijke leef- en vestigingsklimaat willen realiseren. Met instrumenten op maat en ruimte om te experimenteren. De provincie wil hierbij selectief zijn: het POL richt zich alleen op die zaken die er op provinciaal niveau echt toe doen en vragen om regionale oplossingen.

De grote variatie in omgevingskwaliteiten is een kenmerk en sterk punt van Limburg. Om daaraan recht te doen, onderscheiden we in dit POL zeven globaal afgebakende gebiedstypen. Dit zijn zones met elk een eigen karakter, herkenbare eigen kernkwaliteiten, en met heel verschillende opgaven en ontwikkelingsmogelijkheden.

Binnen het bebouwd gebied wordt de volgende zone onderscheiden:

  • bebouwd gebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.1894.BPL0174-VG01_0006.png" Uitsnede kaart POL 2014 (plangebied zie blauwe ballon) Structuurvisie-gebied 'bebouwd gebied'

Het plangebied valt binnen het bebouwd gebied en ligt in de zone 'overig bebouwd gebied'. Dit zijn gemengde woon/werkgebieden met voorzieningen, deels met een stedelijk karakter, deels met een dorps karakter. Het accent ligt hier op de transformatie van de regionale woningvoorraad, de bereikbaarheid, de balans voorzieningen en detailhandel, stedelijk groen en water en kwaliteit leefomgeving.

In de visie op Midden-Limburg zijn de belangrijkste uitgangspunten voor wonen: werken aan de kwaliteit van de bestaande voorraad door kwaliteitsverbetering, herstructurering (transformatieopgave zorgvastgoed en huursector) en waar nodig sloop en nieuwkomers (waaronder arbeidsmigranten). Maar ook het terugdringen van nog niet gerealiseerde plannen die niet bijdragen aan de beoogde vernieuwing. Deze kwalitatieve sturing vindt plaats binnen het kader van de kwantitatieve opgave die met de regionale structuurvisie 'wonen, zorg en woonomgeving' wordt ingevuld op basis van het dynamisch voorraadbeheer.

Dit dynamisch voorraadbeheer zal vorm en inhoud moeten krijgen door opstelling én uitvoering van regionale structuurvisies voor Noord-, Midden- respectievelijk Zuid-Limburg. Deze visies bevatten gezamenlijke ambities en opgaven, gezamenlijke principes en spelregels (toegespitst op de regionale situatie) en een gezamenlijke werkwijze. Ze worden geconcretiseerd in concrete programma's, ten minste voor de onderdelen:

  • herstructurering en kwaliteitsverbetering van de bestaande voorraad;
  • nieuwbouw (verdeeld naar relevante segmenten, huur/koop, doelgroepen, woonmilieus);
  • sloop (incl. overige onttrekkingen);
  • afstemmen van de planvoorraad op de behoefte;
  • geprogrammeerd hergebruik van bestaand vastgoed.

Omgevingsverordening Limburg 2014

Bij het POL 2014 hoort de Omgevingsverordening Limburg. De juridische doorwerking van het omgevingsbeleid wordt in deze verordening geregeld. Naast bepalingen die voor iedereen gelden (gedragsregels), bevat de Omgevingsverordening ook een hoofdstuk "Ruimte", waarin instructieregels naar gemeenten zijn opgenomen. De te maken regionale bestuursafspraken worden in de Omgevingsverordening Limburg geborgd. De Omgevingsverordening Limburg 2014 is, net als het POL, op 12 december 2014 vastgesteld door Provinciale Staten en is per 16 januari 2015 in werking getreden.

Het POL 2014 zet sterk in op het zoveel mogelijk concentreren van nieuwe stedelijke ontwikkelingen binnen bestaand stedelijk gebied. In de omgevingsverordening komt dit tot uiting in de Ladder voor duurzame verstedelijking (artikel 2). Daarin wordt gesteld dat een ruimtelijk plan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, rekening houdt met het bepaalde in artikel 3.1.6, tweede lid, van het Besluit ruimtelijke ordening. Daarbij worden tevens de mogelijkheden van herbenutting van leegstaande monumentale en beeldbepalende gebouwen, zoals bedoeld in artikel 2.2.3 van de omgevingsverordening onderzocht. De toelichting bij het ruimtelijk plan bevat een verantwoording over de wijze waarop hieraan invulling is gegeven. Een uitwerking van de Ladder voor Duurzame verstedelijking is in paragraaf 3.3 Ladder voor duurzame verstedelijking opgenomen.

Betekenis voor het plangebied

afbeelding "i_NL.IMRO.1894.BPL0174-VG01_0007.png"

Voor het planvoornemen gelden vanuit het POL 2014 en de Omgevingsverordening geen specifieke regels. Doordat de verruiming van de maatschappelijke functie gerealiseerd wordt binnen het bestaande bebouwde gebied, past het planvoornemen binnen de verordening. Daarnaast wordt tegemoet gekomen aan een kwalitatieve invulling van de woningvoorraad door begeleid wonen voor een specifieke doelgroep, met daarbij tevens functies als detailhandel en horeca voor dagbesteding voor deze doelgroep, te realiseren. Daarmee is sprake van een ontwikkeling die past binnen het gebied en de kaders van het provinciaal beleid. Hierop wordt vanuit de Provincie sterk ingezet.

3.2.3 Regionaal beleid

Structuurvisie Wonen Noord-Limburg

De Raad heeft op 5 april 2016 de Structuurvisie Wonen Noord-Limburg vastgesteld. In deze structuurvisie wordt de gewenste ruimtelijke ontwikkeling ten aanzien van het beleidsveld 'Wonen’ voor de korte termijn (2014 tot en met 2017) met een doorkijk naar de langere termijn (2018 tot en met 2023) vastgelegd.

In deze structuurvisie wordt aangegeven hoe omgegaan wordt met demografische ontwikkelingen in relatie tot de bestaande en toekomstige woningvoorraad in Midden Limburg. Te constateren is volgens de regio dat verschillende segmenten binnen het vastgoed op ‘slot zitten’, maar ook kwetsbaarder worden. Meer dan tot nu toe aan de orde, ligt er de uitdaging om vooraleerst na te gaan welke oplossingen er in de transformatie van bestaand vastgoed liggen. Denk aan opwaardering van sociale huurwoningen in kwaliteit, maar ook in functionaliteit voor andere doelgroepen, in hergebruik van vrijkomend vastgoed vanuit de zorg, kantoren, scholen en dergelijke.

Er is een toenemende spanning waarneembaar op de sociale huurwoningmarkt en een sociale druk in de wijken en de woonomgeving wordt vermeld in de structuurvisie. Steeds meer woonurgente groepen vinden moeilijk hun weg in de sociale huursector. Mensen met een verstandelijke, geestelijke of psychische beperking hebben meer behoefte aan individueel (begeleid) wonen. Ouderen blijven steeds langer thuis wonen en vragen in de laatste levensfase om intensieve verzorging (beschermd wonen). Het actuele vraagstuk van de huisvesting van statushouders maakt de opgave die hier ligt nog scherper. De huisvesting van deze specifieke doelgroepen kan ook leiden tot een eenzijdige en problematische samenstelling van de wijken. Voor een mogelijke oplossingsrichting wordt nadrukkelijk de verbinding gelegd met tijdelijke woonconcepten.

Betekenis voor het plangebied

Onderhavig planvoornemen voorziet in het hergebruik van bestaand vastgoed middels de verruiming van de maatschappelijke bestemming t.b.v. 25 zorgwoningen (in de vorm begeleid wonen voor mensen met een verstandelijke, geestelijke of psychische beperking). Daarmee wordt voldaan aan voornoemde regionale structuurvisie.

3.2.4 Gemeentelijk beleid

Structuurvisie kernen en bedrijventerreinen, gemeente Peel & Maas

Om aan de verplichting van artikel 2.1 Wro te voldoen en om een integrale samenhang van alle ruimtelijke ontwikkelingen binnen de gemeente Peel en Maas weer te geven is de 'Structuurvisie kernen en bedrijventerreinen, gemeente Peel & Maas' opgesteld. Deze structuurvisie is op 31 maart 2015 vastgesteld door de Raad.

De structuurvisie bevat het beleid voor de bebouwde kom van alle elf kernen en de bedrijventerreinen in Peel en Maas, met uitzondering van Klavertje 4.

Panningen is door de omvang en centrale ligging het centrumdorp van Peel en Maas met veel (regionale) voorzieningen. Het compacte winkelcentrum kent veel sterke lokale bedrijven en heeft een goed functionerende weekmarkt. De woongebieden van Panningen zijn in de loop der jaren vastgegroeid aan die van Helden. Er is een brede diversiteit aan woningen waaronder veel woningen voor bijzondere doelgroepen zoals begeleid wonen en zorgwoningen.

Panningen kent een aantal ruimtelijke knelpunten, die deels samenhangen met haar centrumrol. Er zijn veel (potentiële) herontwikkelingslocaties: diverse panden en locaties, zowel van de gemeente als particulier, staan leeg of te koop of komen vrij, zoals (voormalige) schoolgebouwen en bedrijfsbebouwing buiten het centrum.

Kenmerkend voor het woonmilieu in Panningen is de nabijheid van een groot aantal voorzieningen. Panningen heeft een dorpse woonsfeer rondom een centrum met soms een wat stedelijke allure. Inzet voor Panningen is het in standhouden van deze kleinschalige woonmilieus met goede en veilige verbindingen met die voorzieningen.

Panningen is aangemerkt als centrumdorp voor de gemeente Peel en Maas. Dat betekent dat er ruimte in het woningbouwprogramma zit om woningen te bouwen voor (een eventuele) extra opvang van nieuwe inwoners. Panningen zal door het voorzieningenaanbod in toenemende mate o.a. aantrekkelijk zijn voor ouderen of mensen met een beperking, ook uit andere dorpen. Een ontspannen woonmilieu voor Panningen houdt daarom rekening met een accent op de huisvesting voor ouderen, in een kleinschalige mix met woningen voor andere doelgroepen.

Voor wat betreft woningbouw zijn in de structuurvisie onder andere de volgende uitgangspunten vastgelegd:

  • Woningbouw vindt primair plaats in de kernen;
  • Elke kern mag minimaal bouwen voor de eigen behoefte. Daarnaast is er ruimte voor maatwerk, zeker bij initiatieven uit de kernen zelf. In leef- en centrumdorpen is (beperkte) extra groei mogelijk;
  • Stimuleren van levensloopbestendig en duurzaam bouwen;
  • Belangrijkste doelgroepen zijn starters en ouderen.

Bij de invulling van het woningbouwprogramma wordt, conform de woonvisie plus, ingezet op woningen voor doelgroepen starters en (terugkerende) jongeren en jonge gezinnen (betaalbare woningen) en senioren (levensloopbestendige woningen met vormen van zorg en welzijn). Opgave is om dit gebiedsgericht uit te werken.

Voor de invulling van het woningbouwprogramma kiest de gemeente voor een verschuiving van kwantiteit naar kwaliteit. Veel aandacht gaat uit naar wonen voor ouderen en (andere) zorgbehoevenden. Panningen vormt als grote kern een 'centrumdorp', waar woonzorgcombinaties gerealiseerd worden. Daarnaast richt het woon-zorg beleid zich nu meer dan voorheen op kleinschaligheid en 'het zolang mogelijk in de eigen omgeving blijven wonen en leven'.

Verwacht wordt dat er de komende jaren de nodige inbreidingslocaties beschikbaar komen. Dit zal in elk geval spelen op locaties van vrijkomende schoolgebouwen, kerken, solitaire bedrijfslocaties e.d. Deze locaties worden met voorrang ingezet voor woningbouw voor specifieke doelgroepen zoals ouderen, woonurgenten en starters, tenzij ander hergebruik mogelijk is.

Betekenis voor het plangebied

Het planvoornemen om de maatschappelijk bestemming te verruimen ter realisatie van 25 zorgwoningen voor begeleid wonen met daarbij een ondergeschikte detailhandels- en horecafunctie past binnen voornoemde structuurvisie. Het voorzien in de behoefte voor een specifieke doelgroep, waarbij een mix ontstaat met reguliere woningen.

Structuurvisie Centrum Panningen

In de hierboven aangehaalde 'Structuurvisie kernen en bedrijventerreinen' wordt het volgende gemeld:

Binnen de kern Panningen blijft de structuurvisie Centrum Panningen (SVCP) van kracht. In de structuurvisie kernen en bedrijventerreinen zijn de hoofdlijnen uit deze SVCP overgenomen en vult deze op enkele plaatsen aan. De SVCP heeft het primaat boven de structuurvisie kernen en bedrijventerreinen. Hetzelfde geldt voor de structuurvisie Keup in de kern Helden.

In de structuurvisie 'Centum Panningen' staat over het plangebied:

Locatie Vorkmeer

Functioneel is deze locatie gekoppeld aan de locatie Verlengde Beekstraat. Tussen de Ruijsstraat en de Julianastraat ligt op enige afstand een oude school. (locatie Vorkmeer) Bij herstructurering van deze locatie zijn grondgebonden woningen en parkeren een goede invulling. Woningen aan de straatkant en parkeren wat meer in het midden zoals uitgewerkt in de 3d animatie hebben de voorkeur. Deze parkeerplaatsen (ca 60) liggen net te ver weg voor bezoekers van het centrum, maar kunnen gebruikt worden voor werknemers uit het centrum.

Betekenis voor het plangebied

Het planvoornemen om de maatschappelijk bestemming te verruimen, ter realisatie van 25 zorgwoningen voor begeleid wonen met daarbij een ondergeschikte detailhandels- en horecafunctie, past binnen voornoemde structuurvisie. Er vindt weliswaar geen herstructurering plaats maar wel hergebruik van bestaande bebouwing en een transformatie naar zorgwoningen. Gezien de ligging van het plangebied in de nabijheid van het centrum (met diverse voorzieningen) en de diverse vormen van detailhandel die op korte afstand zijn gesitueerd (zoals een verfwinkel, een sportzaak en een dierenspeciaalzaak) en vormen van horeca, is het plangebied uitermate geschikt voor begeleid wonen met ondergeschikte detailhandel en horeca. Het betreft namelijk geen omgeving waarin uitsluitend woningen voorkomen, maar een overgangsgebied tussen het centrum en uitsluitend woongebied.

3.3 Ladder voor duurzame verstedelijking

Bestemmingsplannen die voorzien in nieuwe stedelijke ontwikkelingen dienen een verantwoording te bevatten aan de hand van de zogenoemde 'Ladder voor duurzame verstedelijking' (hierna: Ladder), die is vastgelegd in artikel 3.1.6, tweede lid Bro. Dit afwegingskader verplicht overheden tot het maken van een zorgvuldige ruimtelijke afweging bij het mogelijk maken van nieuwe stedelijke ontwikkelingen in een bestemmingsplan. Het doel is om te komen tot zorgvuldig ruimtegebruik en daarmee het voorkomen van (onaanvaardbare) leegstand en onnodig 'bouwen in de wei'. De Ladder is daarmee een belangrijk instrument voor een goede ruimtelijke ordening.

Een toelichting van een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, moet gezien het voorgaande een beschrijving bevatten van de behoefte aan de voorgenomen stedelijke ontwikkeling. Indien blijkt dat de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stedelijk gebied kan worden voorzien, bevat de toelichting een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien. Hieronder volgt een toetsing van onderhavig planvoornemen aan de nieuwe Ladder.

Nieuwe stedelijke ontwikkeling

De Ladder-onderbouwing is verplicht voor 'nieuwe stedelijke ontwikkelingen'. Voordat getoetst wordt of een voorziene ontwikkeling 'nieuw' is, dient te worden getoetst of onderhavige ontwikkeling kan worden aangemerkt als een 'stedelijke' ontwikkeling. In de definitie voor stedelijke ontwikkeling (artikel 1.1.1 lid 1 sub i van het Bro) is geen ondergrens opgenomen. Hieruit zou men kunnen concluderen dat iedere stedelijke ontwikkeling, hoe kleinschalig dan ook, valt binnen het toepassingsbereik van de Ladder. Echter, blijkt uit vaste jurisprudentie van de Afdeling dat er wel sprake kan zijn van een voorziene ontwikkeling die te kleinschalig is om als nieuwe stedelijke ontwikkeling te kunnen worden aangemerkt. In de literatuur wordt er bij voorziene ontwikkelingen met betrekking tot woningbouw zelfs gesproken over een daadwerkelijke ondergrens. Volgens vaste jurisprudentie is het minimale aantal woningen wat gerealiseerd moet worden (op dezelfde locatie) om als stedelijke ontwikkeling te worden gekwalificeerd is twaalf (ABRvS 22-07-2015, ECLI:NL: RVS:2015:2329, r.o. 6.3).

In casu is echter geen sprake van het toevoegen van reguliere woning. In casu is sprake van een verruiming van de maatschappelijke bestemming waarbij maximaal 25 zorgwoningen worden gerealiseerd binnen bestaande bebouwing, waarbij het bouwvlak aan de zijde van de Julianastraat richting de straat wordt verruimd. Nu geen sprake is van de realisatie van reguliere woningen, maar van zorgwoningen, is de ladder niet van toepassing.

Hoofdstuk 4 Sectorale aspecten

4.1 Bodem

Bij ruimtelijke ontwikkelingen dient in de regel een onderzoek plaats te vinden naar de geschiktheid van de bodem en de bodemkwaliteit ten behoeve van de gewenste ruimtelijke ontwikkeling.

In onderhavige situatie vindt in eerste aanleg slechts een planologische verruiming plaats van de bestemming 'Maatschappelijk' waarbij zorgwoningen met ondergeschikte horeca en detailhandel wordt toegestaan binnen bestaande bebouwing. De grond wordt dan ook niet geroerd binnen de grenzen van het plangebied.

Het uitvoeren van (nader) bodemonderzoek is dan ook op dit moment niet aan de orde.

Op de lange termijn, op het moment dat het kinderdagverblijf beëindigd is en (her)bouw plaats dient te vinden, zal ten behoeve van de realisatie van 10 extra zorgwoningen wél nader onderzoek noodzakelijk zijn. Het onderzoeksrapport daartoe zal bij de in te dienen aanvraag voor een omgevingsvergunning worden gevoegd. Momenteel is nog uiterst onzeker wanneer dat moment is aangebroken. Het nu al uitvoeren van nader onderzoek zou kunnen leiden tot een gedateerd onderzoek als er een te grote tijdspanne tussen het onderzoek en de feitelijke aanvraag voor een omgevingsvergunning zou komen te liggen.

4.2 Geluid

Omdat in onderhavige situatie sprake is van een nieuw te realiseren geluidgevoelig object (woning), dient de geluidbelasting vanwege het wegverkeer getoetst te worden aan de grenswaarden van de Wet geluidhinder (Wgh).

In de Wet geluidhinder zijn voor wegverkeerslawaai zones opgenomen, waarbinnen regels zijn gesteld omtrent bescherming van geluidgevoelige objecten. Voor de normstelling binnen deze zones wordt voor verkeerslawaai onderscheid gemaakt tussen de ligging in (binnen)stedelijk gebied en buitenstedelijk gebied. Binnenstedelijk gebied is het gebied binnen de bebouwde kom, met uitzondering van het gebied gelegen binnen de zone van een autoweg of autosnelweg. Het buitenstedelijk gebied is het gebied buiten de bebouwde kom en het gebied binnen de zone van een autoweg en autosnelweg. De betreffende zonebreedtes zijn in tabel 1 weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.1894.BPL0174-VG01_0008.png"

Binnen de zone van een weg dient een akoestisch onderzoek plaats te vinden naar de geluidbelasting op de binnen de zone gelegen woningen en andere geluidgevoelige bestemmingen. Bij het berekenen van de geluidbelasting wordt de Lden-waarde in dB bepaald.

De Lden-waarde is het energetisch en naar de tijdsduur van de beoordelingsperiode gemiddelde van de volgende drie waarden:

  • het geluidniveau in de dagperiode (tussen 7.00 en 19.00 uur);
  • het geluidniveau in de avondperiode (tussen 19.00 en 23.00 uur) + 5 dB;
  • het geluidniveau in de nachtperiode (tussen 23.00 en 07.00 uur) + 10 dB.

De berekende geluidbelasting dient getoetst te worden aan de grenswaarden van de Wet geluidhinder. Indien de (voorkeurs)grenswaarde wordt overschreden, dient beoordeeld te worden of maatregelen ter beperking van het geluid mogelijk zijn. Als maatregelen niet mogelijk zijn, dient een hogere grenswaarde te worden vastgesteld door het College van burgemeester en wethouders.

In artikel 82 en volgende worden de grenswaarden vermeld met betrekking tot nieuwe situaties bij zones. In tabel 2 zijn deze waarden (voorkeursgrenswaarden en de maximaal toelaatbare hogere grenswaarde) opgenomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1894.BPL0174-VG01_0009.png"

Wegen die geen zone hebben, en waarop de Wet geluidhinder dus niet van toepassing is, zijn:

  • wegen die gelegen zijn binnen een als woonerf aangeduid gebied;
  • wegen waarvoor een maximum snelheid van 30 km/uur geldt.

De rond het plangebied gelegen wegen (Ruijsstraat, Julianastraat en Wietelweg) betreffen allen 30 KM-wegen en toetsing op grond van de Wet geluidhinder is dan ook niet aan de orde. In het kader van een goede ruimtelijke ordening moet wel gemotiveerd worden dat voor de te realiseren woningen een acceptabel woon- en leefklimaat wordt gewaarborgd. De omliggende wegen zijn geen doorgaande wegen maar worden uitsluitend gebruikt door bestemmingsverkeer. Gezien de relatief lage verkeersintensiteiten op de Ruijstraat, Julianastraat en Wietelweg kan aangenomen worden dat de voorkeursgrenswaarde van 48 dB niet wordt overschreden binnen het plangebied.

Een goede ruimtelijke ordening

In opdracht van initiatiefnemers is een akoestisch onderzoek uitgevoerd door Tritium advies (Rapportnummer 1710/053/RV-01, d.d. 9 november 2017) naar de geluidemissie van de activiteiten op het buitenterras van de inrichting, gelegen aan de Ruijsstraat 20 te Panningen. Het onderzoek is uitgevoerd naar aanleiding van een functiewijziging van het bestaande pand waarbij horeca en detailhandel (familiecafé en verkoop van door bewoners zelf gemaakte spulletjes) ondergeschikt zijn aan de woonfunctie.

Onderhavig akoestisch onderzoek horecalawaai omvat de geluiduitstraling ten gevolge van stemgeluid van bezoekers van het buitenterras behorende bij de inrichting aan de Ruijsstraat 20 te Panningen, gemeente Peel en Maas en aangetoond moest worden dat de aanwezigheid van een terras niet zal leiden tot een slecht woon- en leefklimaat ter plaatse van geluidgevoelige bestemmingen rond het plangebied en of er dus sprake is van een goede ruimtelijke ordening.

De intentie is om een terras met 4 houten picknicktafels te plaatsen waar aan elke tafel 6 personen kunnen plaatsnemen (totaal 24 personen). Onderzocht is in hoeverre het stemgeluid van deze mensen kan leiden tot hinder voor omliggende woonfuncties.

afbeelding "i_NL.IMRO.1894.BPL0174-VG01_0010.jpg"

Impressie picknicktafel

Samenvatting en conclusie

In opdracht van initiatiefnemers is een akoestisch onderzoek uitgevoerd naar de geluidemissie van de activiteiten op het buitenterras van de inrichting, gelegen aan de Ruijsstraat 20 te Panningen. Het onderzoek is uitgevoerd naar aanleiding van een verruiming van de bestemming 'Maatschappelijk' waarbij sprake is van 'begeleid wonen' in 25 zorgwoningen. Tevens zijn hier een kinderdagverblijf (is al aanwezig en binnen het vigerende plan toegestaan) en een ondergeschikte horeca- en detailhandelsfunctie toegestaan.

Conform de VNG-brochure ‘Bedrijven en milieuzonering’ (editie 2009) geldt er een richtafstand van 10 meter voor horeca en "kleine" detailhandel. Deze afstand heeft betrekking op het aspect geluid en het omgevingstype 'rustige woonwijk'. Aangezien de omgeving van onderhavige locatie aangemerkt kan worden als 'gemengd gebied' kan de richtafstand met één afstandsstap worden verlaagd tot 0 meter. Hierdoor wordt automatisch voldaan aan de richtafstand.

In het kader van een goede ruimtelijke ordening dient echter voor een buitenterras alsnog middels een akoestisch onderzoek te worden aangetoond dat voor omliggende bestaande geluidgevoelige objecten (woningen) een akoestisch goed woon- en leefklimaat is gewaarborgd. Daarbij wordt aansluiting gezocht bij het stappenplan en de bijbehorende eisen uit voornoemde VNG-brochure. In onderhavig onderzoek is derhalve de geluiduitstraling bepaald ten gevolge van pratende mensen op het buitenterras.

Uit het onderzoek kunnen de volgende conclusies worden getrokken:

  • a. De beschouwde situatie voldoet aan het BBT-principe daar er redelijkerwijs geen maatregelen te treffen zijn om de geluidbelasting in de omgeving verder terug te dringen.
  • b. Met betrekking tot het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau (LAr,LT) kan worden gesteld dat in de nieuwe situatie wordt voldaan aan de geluidgrenswaarde van 50 dB(A) etmaalwaarde.
  • c. Met betrekking tot de maximale geluidniveaus (LAmax) kan worden gesteld dat in de nieuwe situatie wordt voldaan aan de geluidgrenswaarde van 70 dB(A) etmaalwaarde.
  • d. Aangezien de eisen uit het Activiteitenbesluit gelijk zijn aan de geluideisen van stap 2 voor omgevingstype 'gemengd gebied' uit de VNG-uitgave, kan worden geconcludeerd dat automatisch wordt voldaan aan de eisen uit het Activiteitenbesluit. Zowel het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau als de maximale geluidniveaus voldoen tevens aan de 5 dB strengere eisen voor het omgevingstype 'rustige woonwijk'.

Betekenis voor het plangebied

In onderliggend rapport zijn de geluidniveaus berekend, inzichtelijk gemaakt en tevens getoetst aan de gestelde geluideisen. Op basis van de resultaten kan worden gesteld dat ter plaatse van de omliggende woningen na realisatie van de ontwikkeling een akoestisch goed woon- en leefklimaat gewaarborgd blijft en er derhalve akoestisch gezien sprake is van een goede ruimtelijke ordening. Voor wat betreft het aspect geluid zijn er derhalve geen bezwaren het buitenterras te realiseren.

4.3 Luchtkwaliteit

Nederland heeft de Europese regels ten aanzien van luchtkwaliteit geïmplementeerd in de Wet milieubeheer. Op 15 november 2007 is het onderdeel luchtkwaliteit van de Wet milieubeheer in werking getreden. Kern van de wet is het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Hierin staat wanneer en hoe overschrijdingen van de luchtkwaliteit moeten worden aangepakt.

Het programma houdt rekening met nieuwe ontwikkelingen, zoals bouwprojecten of de aanleg van infrastructuur. Projecten die passen in dit programma, hoeven niet meer te worden getoetst aan de normen (grenswaarden) voor luchtkwaliteit. De ministerraad heeft op voorstel van de minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer ingestemd met het NSL. Het NSL is op 1 augustus 2009 in werking getreden. Ook projecten die 'niet in betekenende mate' (nibm) van invloed zijn op de luchtkwaliteit hoeven niet meer te worden getoetst aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit.

De criteria om te kunnen beoordelen of voor een project sprake is van nibm, zijn vastgelegd in de AMvB-nibm. In de AMvB-nibm is vastgelegd dat na vaststelling van het NSL of een regionaal programma een grens van 3% verslechtering van de luchtkwaliteit (een toename van maximaal 1,2 Dg/m³ NO2 of PM10) als 'niet in betekenende mate' wordt beschouwd.

In de Regeling NIBM is een lijst met categorieën van gevallen (inrichtingen, infrastructuur, kantoor- en woningbouwlocaties en activiteiten of handelingen) opgenomen die niet in betekenende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging. Deze gevallen kunnen zonder toetsing aan de grenswaarden voor het aspect luchtkwaliteit uitgevoerd worden. Ook indien aannemelijk gemaakt kan worden dat een gepland project NIBM bijdraagt, kan toetsing aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit achterwege blijven. Voor woningen wordt hierbij een ondergrens van 1500 woningen aangehouden voor locaties waarbij sprake is van één ontsluitingsweg.

Onderhavige planontwikkeling voorziet in de bewoning van een bestaand gebouw middels het planologisch verruimen van een maatschappelijke bestemming t.b.v. maximaal 25 zorgwoningen en ondergeschikte detailhandel en horeca. Er is sprake van een ontwikkeling die 'niet in betekenende mate' bijdraagt aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Daarnaast zal de verkeersaantrekkende werking van de detailhandels- en horecafunctie beperkt van omvang zijn. De omvang van deze functies (respectievelijk 80 m² en 70 m²) is dermate beperkt dat dit niet leidt tot een dusdanige verkeersaantrekkende werking die die van de bouw van 1.500 woningen overstijgt.

Derhalve is nader onderzoek is dan ook niet aan de orde.

Achtergrondwaarden

In het kader van een goede ruimtelijke ordening dient te worden bezien of de luchtkwaliteit ter plaatse goed genoeg is om een goed woon- en leefmilieu te kunnen waarborgen. Volgens de kaarten van het Luchtmeetnet is de luchtkwaliteit matig te noemen. Deze website is een initiatief van het Ministerie van Infrastructuur en Milieu, het Rijksinstituut voor Volksgezondheid (RIVM), GGD Amsterdam, DCMR Milieudienst Rijnmond, Provincie Limburg, Omgevingsdienst Regio Arnhem (ODRA) en Omgevingsdienst Midden- en West-Brabant (OMWB). De website toont de ongevalideerde gemeten luchtkwaliteit op meetpunten in Nederland maar geeft desondanks een goede indicatie van de waarden van fijnstof (PM10) en stikstofdioxide (NO2).

afbeelding "i_NL.IMRO.1894.BPL0174-VG01_0011.png" Uitsnede kaart Luchtmeetnet met geel omcirkeld het plangebied

De luchtkwaliteit kan nu gekwalificeerd worden als matig. De beoogde plannen verandert daar niet in betekende mate aan en is voldoende om ook na de realisering ervan te spreken van een goed woon- en leefklimaat voor bewoners in de zorgwoningen en die van omliggende woningen.

Betekenis voor het plangebied

Nader onderzoek is niet noodzakelijk. Het planvoornemen draagt niet in betekende mate bij aan (de verslechtering van) de luchtkwaliteit en verder kan er gesproken worden van een goed woon- en leefklimaat op basis van gegevens van het luchtmeetnet inzake de achtergrondwaarden. Er is derhalve sprake van een goed woon- en leefklimaat.

4.4 Waterhuishouding

Als opvolger van de Vierde Nota Waterhuishouding is eind 2009 het eerste Nationale Waterplan vastgesteld. Een goede bescherming tegen overstromingen, het zoveel mogelijk voorkomen van wateroverlast en droogte en het bereiken van een goede waterkwaliteit zijn de basisvoorwaarden voor welvaart en welzijn.

Het uiteindelijke doel is het bereiken van een duurzaam en klimaatbestendig waterbeheer. Tegelijk met het opstellen van het nationaal waterplan zijn ook de regionale waterplannen van de provincies, het Beheer en Ontwikkelplan voor de Rijkswateren en de waterbeheerplannen van de waterschappen opgesteld.

Om de waterhuishoudkundige doelstellingen expliciet en op een evenwichtige wijze in beschouwing te nemen, zijn deze verplicht gesteld bij een bestemmingsplan of projectbesluit. Vooroverleg over de wateraspecten van het plan tussen de initiatiefnemer en de waterbeheerders is verplicht. In deze paragraaf worden de aspecten die vanuit waterhuishoudkundig oogpunt een rol spelen naar voren gebracht en wordt aangegeven hoe hier in onderliggend plan mee wordt omgegaan.

De locatie ligt in het beheersgebied van het Waterschap Limburg (voorheen Peel en Maasvallei). Het Waterbeheerplan 2016-20121 is op 14 oktober 2015 vastgesteld door de Algemeen besturen van waterschap Roer en Overmaas en Waterschap Peel en Maasvallei. Dit plan is, vooruitlopend op de fusie in 2017 tot Waterschap Limburg, een gezamenlijk plan van beide voormalige waterschappen.

Met dit Waterbeheerplan zet het waterschap de koers uit voor een toekomstbestendig waterbeheer in Limburg; hoe invulling wordt gegeven aan de taak om te zorgen voor veilige dijken, droge voeten en voldoende en schoon water. In dit plan is vastgelegd hoe men het watersysteem en waterkeringen op orde brengt en houdt.

In het beleid van het waterschap staat centraal dat een duurzaam waterhuishoudkundig systeem dient te worden gerealiseerd. Concreet betekent dit dat sprake moet zijn van gescheiden schoon- en vuilwaterstromen die afzonderlijk worden verwerkt. Daarbij gelden de volgende uitgangspunten:

  • afkoppelen van 100% van het verhard oppervlak, waarbij de beslisboom verantwoord afkoppelen van toepassing is;
  • de trits vasthouden-bergen-afvoeren is van toepassing, waarbij hergebruik dan wel infiltratie van schoon regenwater de voorkeur heeft;
  • verontreiniging van het water dient door bronmaatregelen te worden voorkomen;
  • grondwateroverlast dient voorkomen te worden;
  • een gelimiteerde afvoer naar het oppervlaktewater is toegestaan.

Dit houdt concreet in dat de grondeigenaar verantwoordelijk is voor de verwerking van het op zijn perceel vallend hemelwater.

Het doel van de watertoets is om water een uitgesproken en inhoudelijk betere plaats te geven bij het opstellen en beoordelen van alle waterhuishoudkundige relevante plannen. De watertoets vraagt niet alleen om een beschrijving van de waterhuishoudkundige situatie en de invloed die de voorgestane ruimtelijke ontwikkelingen hebben, maar ook een vroegtijdig overleg met waterbeheerders.

Betekenis voor het plangebied

Vanwege het ontbreken van waterschapsbelangen in en om het plangebied, het beperkt toenemen van het verhard oppervlak (minder dan 2000 m² toename ten behoeve van de realisatie van het terras), het niet wijzigen van de waterhuiskundige situatie en het gegeven dat de 15 zorgwoningen binnen het bestaande bouwvolume wordt gerealiseerd is overleg met het waterschap Peel en Maasvallei niet noodzakelijk.

Deze zorgwoningen binnen het bestaand bouwvolume worden voorzien van een gescheiden stelsel en aangesloten op het bestaande (gemengde) rioolstelsel zoals aanwezig in de Ruijsstraat. Hierdoor wijzigt er niets in de bestaande waterhuishoudkundige situatie. Immers in de huidige situatie is de bestaande bebouwing reeds aangesloten op het bestaande rioolstelsel in de Ruijstraat. Alleen wordt in de nieuwe situatie de woningen alvast voorbereid op de toekomst zodat bij vervanging van het bestaande (gemengde) rioolstelsel in de Ruijstraat door een gescheiden rioolstelsel deze woningen hierop aangesloten kunnen worden.

Verder zal bij de herinrichting van het terrein c.q. de parkeerplaatsen de parkeerplaatsen uitgevoerd worden met grastegels zodat het hemelwater ter plaatse rechtstreeks kan infilteren in de bodem. Hierdoor is zelfs sprake van afname van het verhard oppervlak en het hemelwater wordt niet meer afgevoerd via het (bestaande) rioolstelsel.

Ook zal er geen gebruik worden gemaakt van uitlogende materialen zoals zink, koper of lood voor de afwatering.

Ten behoeve van de toegestane horeca met een keuken zal een vetafscheider worden aangelegd. Deze zal nader aangeduid worden bij de aanvraag van de noodzakelijke omgevingsvergunning.

De 10 zorgwoningen die op termijn aan de Julianastraat worden gerealiseerd worden eveneens voorzien van een gescheiden stelsel. Deze woningen zullen volledig afgekoppeld worden. Op eigen terrein zal worden voorzien in een infiltratievoorziening met voldoende capaciteit. De nadere uitwerking hiervan zal plaatsvinden als onderdeel van de aanvraag van de omgevingsvergunning voor de bouw van deze woningen. Hierbij kan gedacht worden aan een combinatie van boven- en ondergrondse voorziening middels een wadi, infiltratiekrattenen het toepassen van een waterdoorlatende klinkerverharding. Er zal dan rekening worden gehouden met de dan geldende maatgevende bui (momenteel 84 mm) met een eventuele overloop op maaiveldniveau. Het hemelwater wordt hiermee binnen het plangebied vastgehouden waardoor sprake is van hydrologisch neutraal bouwen.

Bij de herontwikkeling van de locatie De Moernik, op ongeveer 525 meter ten oosten van het plangebied, is door de gemeente aangegeven dat uitgegaan kan worden van een GHG 2,0 m-mv. Gezien de nabije ligging kan in onderhavige situatie dit ook als uitgangspunt worden aangenomen.

4.5 Archeologie/cultuurhistorie

Op 1 juli 2016 is de Erfgoedwet in werking getreden. Hiermee is de Wet op de archeologische monumentenzorg komen te vervallen. In de Erfgoedwet is vastgelegd hoe met ons erfgoed wordt omgegaan, wie welke verantwoordelijkheden daarbij heeft en hoe het toezicht daarop wordt uitgeoefend.

Gemeenten dienen in hun bestemmingsplannen rekening te houden met in de grond aanwezige dan wel te verwachten archeologische resten. Voor een goed gemeentelijk archeologisch beleid kunnen gemeenten meer gedetailleerde verwachtings- of beleidskaarten laten opstellen. Hiermee kunnen gemeente binnen hun eigen beleidsruimte een invulling geven.

Volgens het bestemmingsplan 'Dubbelkern Helden-Panningen' en volgens de gemeentelijke archeologische beleidskaart ligt het perceel in een gebied met waarde - archeologie 3 (artikel 37 bestemmingsplan).

Betekenis voor het plangebied

Gezien het feit dat in het kader van het planvoornemen niet in de grond wordt geroerd (nb. het betreft uitsluitend een functiewijziging) is nader onderzoek niet aan de orde.

Ter attentie van het aspect cultuurhistorie kan gesteld worden dat de bestaande bebouwing geen rijks- of gemeentelijk monument betreft. Het betreft bebouwing uit de vorige eeuw en bezit geen enkele cultuurhistorische waarde.

4.6 Wet natuurbescherming

Ten aanzien van Natura 2000-gebieden dient er zekerheid geboden te worden betreffende het niet optreden van een verslechtering van de kwaliteit van de natuurlijke habitats en de habitats van soorten dan wel de verstoring van soorten. Gezien de ligging van het plangebied en de aard en omvang van het planvoornem en de afstand tot de Natura 2000- gebieden, kunnen negatieve effecten op voorhand worden uitgesloten.

Concluderend kan worden gesteld dat er geen belemmeringen zijn voor de herontwikkeling in het plangebied in het kader van de Wet natuurbescherming. Het betreft uitsluitend een functiewijziging binnen bestaand bebouwd gebied en er zijn geen natuurwaarden in het geding. Nader onderzoek is dan ook niet aan de orde.

4.7 Bedrijven en milieuzonering

De VNG-brochure 'Bedrijven en Milieuzonering' (2009) biedt een handreiking voor een verantwoorde inpassing van bedrijvigheid in de fysieke omgeving en voor de inpassing van gevoelige bestemmingen nabij bedrijven.

In deze brochure worden per bedrijfssoort en milieucompartiment indicatieve afstanden vermeld tot gevoelige objecten waarbij gemeten dient te worden tussen de dichtst bijgelegen gevel van het bedrijf tot het bestemmings-/bouwvlak van de beoogde woning. De afstanden hebben een signalerende Ruimtelijke werking wat betekent dat, zeker wanneer niet direct duidelijk is óf de nieuwe beoogde situatie inpasbaar is, nader onderzoek noodzakelijk kan zijn.

Indien een milieuzone een gevoelig object raakt of overlapt, is maatwerk noodzakelijk om de locatie-specifieke afstand te bepalen. Hierbij kan blijken dat de daadwerkelijke afstand meer of minder bedraagt dan de VNG-brochure aangeeft.

In het kader van de VNG brochure kan de omgeving van het projectgebied getypeerd worden als 'gemengd gebied'. Er is naast de aanwezige woningen en de geplande bewoning van een gebouw met een voormalige maatschappelijke voorziening sprake van een diversiteit aan detailhandel, kleine bedrijven en zakelijke dienstverlening in de directe omgeving. Dit betekent dat lagere indicatieve richtafstanden gehanteerd mogen worden.

Betekenis voor het plangebied

Het beoogde begeleid wonen in zorgwoningen op onderhavige locatie zal geen nadere belemmeringen opleveren voor omliggende bedrijven aangezien er tussen het plangebied en de omliggende bedrijven dichterbij reeds woningen zijn gelegen. Ook de realisering op termijn van 10 zorgwoningen aan de zijde van de Julianastraat verandert daar niets aan.

Door de afstand van meer dan 10 meter ten opzichte van detailhandels- en horecafuncties wordt het woon- en leefklimaat van de bewoners van de wooneenheden aan de Ruijsstraat 20 gewaarborgd.

Wat betreft de te realiseren (ondergeschikte) detailhandels- en horecafunctie binnen de bestaande bebouwing op het plangebied geldt dat, overeenkomstig het bepaalde in paragraaf 4.2 Geluid, de minimaal in acht te nemen afstand 0 meter bedraagt ten aanzien van omliggende geluidgevoelige objecten. Hier wordt ook dan ook aan voldaan.

4.8 Externe Veilligheid

Bij de ruimtelijke planvorming moet rekening worden gehouden met het aspect externe veiligheid. Het externe veiligheidsbeleid richt zich op het voorkomen en beheersen van risicovolle bedrijfsactiviteiten en risicovol transport. Daarbij gaat het om de risico's verbonden aan 'risicovolle inrichtingen', waar gevaarlijke stoffen worden geproduceerd, opgeslagen of gebruikt en anderzijds om het 'vervoer van gevaarlijke stoffen' via wegen, spoorwegen, waterwegen en buisleidingen. Het uitgangspunt van wet- en regelgeving en beleid ten aanzien van externe veiligheid is scheiding van kwetsbare functies en risicobronnen, waarmee men het volgende wil bereiken:

  • bescherming van personen die zich bevinden in de nabijheid van een risicobron tegen de kans op overlijden ten gevolge van een ongeval met gevaarlijke stoffen of ten gevolge van een ongeval met een vliegtuig op of nabij een luchthaven;
  • bescherming van de samenleving tegen het ontwrichtend effect van een dergelijk ongeval met een groot aantal slachtoffers.

afbeelding "i_NL.IMRO.1894.BPL0174-VG01_0012.png"

Uitsnede risicokaart met geel omcirkeld het plangebied (Ruijsstraat 20 Panningen)

Externe veiligheid betreft het risico dat aan bepaalde activiteiten verbonden is voor niet bij de activiteit betrokken personen. Het externe veiligheidsbeleid richt zich op het voorkomen en beheersen van risicovolle bedrijfsactiviteiten en van risicovol transport. Het gaat daarbij om de bescherming van individuele burgers en groepen tegen ongevallen met gevaarlijke stoffen of omstandigheden. Daarbij gaat het om de risico's verbonden aan ‘risicovolle inrichtingen’, waar gevaarlijke stoffen worden geproduceerd, opgeslagen of gebruikt en anderzijds om het ‘vervoer van gevaarlijke stoffen’ via wegen, spoorwegen, waterwegen en buisleidingen.

De huidige situatie met betrekking tot externe veiligheid wijzigt niet door het planvoornemen. In en direct rond het plangebied zijn geen inrichtingen gelegen die zijn opgenomen in de lijst met risicovolle bedrijven in de gemeente Peel en Maas die van invloed kunnen zijn op het plangebied. De Risicokaart van het Interprovinciaal Overleg (IPO) bevestigt dit. Op de Risicokaart is te zien dat de meeste nabije risicovolle inrichtingen op ruime afstand (meer dan 1.000 meter) van het plangebied zijn gelegen.

Voor het vervoer van gevaarlijke stoffen geldt de ‘Circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen’. In de nabijheid van het plangebied komen geen rail- en wegtransportroutes voor uit de lijsten met aandachtspunten of knelpunten voor het plaatsgebonden risico (PR) en groepsrisico (GR). Onderzoek is dan ook niet aan de orde. In deze situatie zijn geen veranderingen voorzien. In de nabijheid van het plangebied zijn geen rijks-, spoor- en waterwegen gelegen.

In of nabij het plangebied liggen geen kabels of leidingen, die ten behoeve van het gebruik en/of de veiligheid planologische bescherming behoeven, en daarmee een belemmering voor het planvoornemen betekenen.

Betekenis voor het plangebied

Uit het bovenstaande kan geconcludeerd worden dat vanuit het aspect externe veiligheid geen belemmeringen aanwezig zijn en nader onderzoek is dan ook niet aan de orde.

4.9 Verkeer/parkeren

In de toelichting van het bestemmingsplan 'Dubbelkern Helden-Panningen' staat het volgende vermeld:

Hoeveel parkeerplaatsen nodig zijn voor bepaalde functies, is vastgelegd in algemene normen. Bij nieuwbouw en bij herstructurering van bestaande functies dient de geldende parkeernorm 'op eigen erf' toegepast te worden. De gemeente sluit hiertoe aan bij de meest recente landelijke parkeernormen (de geldende CROW-publicatie ‘Parkeerkencijfers – Basis voor een parkeernormering’). Maatwerk en lokale interpretatie is gelet op specifieke omstandigheden en aspecten als dubbelgebruik/ aanwezigheidspercentages soms nodig/ mogelijk. Voor woningen wordt normaal gesproken uitgegaan van een parkeernorm 1,7 – 2,2 parkeerplaatsen per woning, parkeren op eigen terrein telt daarbij als 0,8 parkeerplaats. Bij uitbreiding c.q. inbreiding van winkelgebieden, bedrijventerreinen en/ of bedrijven is parkeren altijd maatwerk op basis van de CROW-normen.

Voldoende parkeergelegenheid betekent dat wordt voldaan aan de normen die zijn neergelegd in de CROW-publicatie 317 'Kencijfers parkeren en verkeersgeneratie'.

Om de parkeernorm per functie te bepalen moet eerst bepaald worden wat het karakter van het gebied is. In dat kader is uitgegaan van 'schil centrum' aangezien de locatie gelegen is in de directe nabijheid van het centrum en sprake is van een weinig stedelijk op basis van de stateline van het CBS.

Op basis hiervan kunnen de volgende parkeernormen onderscheiden worden (pp staat voor parkeerplaatsen):

afbeelding "i_NL.IMRO.1894.BPL0174-VG01_0013.png"

Om de parkeerbehoefte te bepalen is uitgegaan van het gemiddelde. Dit resulteert in de volgende parkeerbehoefte:

 

Korte termijn:

  • Kinderdagopvang (460 m²) 4,6 x 1,2 = 5,5 pp
  • Horeca (70 m²) 0,7 x 6 = 4,2 pp
  • Detailhandel (80  m²) 0,8 x 3,3 = 2,6 pp
  • Overig (leeg)

Totaal 12,3 pp

Middellange termijn

  • Kinderdagopvang (460 m²) 4,6 x 1,2 = 5,5 pp
  • Horeca (70 m²) 0,7 x 6 = 4,2 pp
  • Detailhandel (80  m²) 0,8 x 3,3 = 2,6 pp

Overig

  • Begeleid wonen (15 groepszorgwoningen) 15 x 0,25 = 3,75 pp
  • Begeleiders (5) 5 x 1 = 5 pp

Totaal 21,0 pp

Lange termijn

Nb. Kinderdagopvang wordt begeleid wonen met extra begeleiders (10 extra zorgwoningen)

  • Horeca (70 m²) 0,7 x 6 = 4,2 pp
  • Detailhandel (80  m²) 0,8 x 3,3 = 2,6 pp
  • Begeleid wonen (25 groepszorgwoningen) 25 x 0,25 = 6,25 pp
  • Begeleiders (8) 8 x 1 = 8 pp

Totaal 21,0 pp

Concreet betekent dit dat dus op korte termijn 12,3 parkeerplaatsen gerealiseerd moeten worden, maar dat dan voor het overige deel van het gebouw geen functie is toegestaan. Op het moment dat daarin een zorgfunctie komt dan ligt het aantal benodigde parkeerplaatsen hoger. Derhalve wordt er reeds nu in het kader van het inrichtingsplan vanuit te gaan dat de zorgfunctie al onderdeel uitmaakt van het geheel en dus 21 parkeerplaatsen benodigd zijn.

Op het moment dat het aantal zorgwoningen uitgebreid wordt naar maximaal 25 zorgwoningen zal het aantal parkeerplaatsen gelijk blijven aan het aantal voor de middellange termijn, te weten 21 parkeerplaatsen. Tegenover de behoefte aan extra parkeerplaatsen ten behoeve van de uitbreiding van het aantal zorgwoningen staat het verdwijnen van de behoefte voor parkeerplaatsen voor het kinderdagverblijf.

Betekenis voor het plangebied

Op het terrein is voldoende ruimte beschikbaar om het maximaal benodigd aantal parkeerplaatsen (21 stuks) te kunnen realiseren.

4.10 Kabels en leidingen

Er zijn in de nabije omgeving van het plangebied geen leidingen aanwezig die een belemmering zouden kunnen vormen voor de beoogde plannen en planologische bescherming behoeven. In het bestaande straatprofiel zijn wel reguliere leidingen (gas, water etc.) gelegen.

4.11 Vormvrije m.e.r.-beoordeling

Dit bestemmingsplan voorziet in de aanpassing van de regels van het vigerende bestemmingsplan, waardoor het gebruik van 25 zorgwoningen voor begeleid wonen ter plaatse van een maatschappelijke functie (i.c.m. een ondergeschikte detailhandels- en horecafunctie) mogelijk wordt.

Gelet op de kenmerken van het project (zoals het karakter in vergelijking met de drempelwaarden uit het Besluit m.e.r.), de plaats van het project (bestaand bebouwd gebied) en de kenmerken van de potentiële effecten zullen geen belangrijke negatieve milieueffecten optreden. Dit blijkt ook uit de bevindingen ter attentie van de verschillende milieuaspecten zoals deze in de voorgaande paragrafen zijn opgenomen. Voor het planvoornemen is dan ook geen m.e.r.-procedure of m.e.r.-beoordelingsprocedure noodzakelijk conform het Besluit m.e.r..

Hoofdstuk 5 Juridische planopzet

5.1 Inleiding

In een bestemmingsplan zijn de bouw- en gebruiksmogelijkheden voor een bepaald gebied opgenomen. Het onderhavige bestemmingsplan regelt de inrichting van het gebied op hoofdlijnen door de gronden te beleggen met een bestemming. Het juridische deel van het bestemmingsplan bestaat uit de verbeelding (kaart) in samenhang met de regels. In deze paragraaf wordt het juridische deel van het bestemmingsplan nader toegelicht.

5.2 Uitgangspunten

5.2.1 Wettelijk kader

Het wettelijk kader wordt sinds 1 juli 2008 gevormd door de Wet ruimtelijke ordening (Wro). De wettelijke regeling voor bestemmingsplannen is vervolgens verder ingevuld door het Besluit ruimtelijke ordening (Bro), de Regeling standaarden ruimtelijke ordening 2008.

Het onderhavige bestemmingsplan gaat uit van de als bijlage bij de voornoemde regeling opgenomen Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP2012). Aangezien bestemmingsplannen moeten voldoen aan de SVBP2012 zullen bestemmingsplannen voortaan kwalitatief gelijkwaardig zijn en uniform in aanpak, uitvoering, uitwisseling van gegevens en raadpleging daarvan.

5.2.2 Planonderdelen

Het bestemmingsplan 'Ruijsstraat 20 Panningen' bestaat uit een verbeelding, regels en een toelichting. De verbeelding en de regels tezamen vormen het juridisch bindende deel van het plan. Verbeelding en regels dienen te allen tijde in onderlinge samenhang te worden bezien en toegepast.

Op de verbeelding krijgen alle gronden binnen het plangebied een bestemming. Binnen een bestemming kunnen nadere aanduidingen zijn aangegeven. De juridische betekenis van deze bestemmingen en aanduidingen zijn terug te vinden in de regels. Alle letters, aanduidingen en lijnen worden verklaard in de legenda op de verbeelding.

Op de verbeelding zijn aangegeven:

  • De grens van het plangebied;
  • De dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologie 3' en ' Waarde - Archeologie 4';
  • De bestemming 'Maatschappelijk';
  • De aanduiding 'Bouwvlak';
  • De maatvoeringaanduidingen 'maximale goothoogte (m)' en 'maximale bouwhoogte (m)'.

De regels bepalen de gebruiksmogelijkheden van de gronden binnen het plangebied en geven tevens de bouw- en gebruiksmogelijkheden met betrekking tot bouwwerken aan. De regels van het bestemmingsplan 'Ruijsstraat 20 Panningen' zijn opgebouwd conform de door de SVBP2012 voorgeschreven systematiek en zijn gebaseerd op de geldende regels uit het bestemmingsplan 'Dubbelkern Helden-Panningen'.

De gronden zijn bestemd tot 'Maatschappelijk' met een bijbehorend bouwvlak. Naast de functie 'Maatschappelijk' zijn direct ook de functies 'detailhandel' en 'horeca' (tot een maximum aangegeven oppervlak) overeenkomstig de bestemming 'Maatschappelijk' toegestaan.

De regels omvatten inleidende regels, bestemmingsregels, algemene regels, en ten slotte de overgangs- en slotregels.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

6.1 Inleiding

Naast het toetsen van het planvoornemen aan diverse milieu- en veiligheidsaspecten, dient ook getoetst te worden aan de uitvoerbaarheid van het planvoornemen. Hierbij wordt gekeken naar de economische uitvoerbaarheid en de maatschappelijke uitvoerbaarheid.

6.2 Economische en financiële uitvoerbaarheid

Bij de voorbereiding van een bestemmingsplan dient op grond van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) in de plantoelichting minimaal inzicht te worden gegeven in de economische uitvoerbaarheid van het plan. Tevens is met de inwerkingtreding van de Wet ruimtelijke ordening de verplichting ontstaan om, indien sprake is van ontwikkelingen waarvoor de gemeente redelijkerwijs kosten moet maken, bijvoorbeeld voor de aanleg van voorzieningen van openbaar nut, en de plankosten, deze moeten worden verhaald op de initiatiefnemer c.q. ontwikkelaar. Een en ander dient te worden vastgelegd in privaatrechtelijke overeenkomst met iedere grondeigenaar. Als er met een grondeigenaar geen overeenkomst is gesloten en het kostenverhaal niet anderszins is verzekerd, dient een exploitatieplan te worden opgesteld welke tegelijkertijd met het bestemmingsplan moet worden vastgesteld.

Het betreft hier een private ontwikkeling waarbij het risico geheel gedragen wordt door de initiatiefnemer. Voor de gemeente Peel en Maas zelf zijn er geen kosten verbonden aan de verwezenlijking van het plan. Wel is met de initiatiefnemer een anterieure overeenkomst gesloten. Hierin is ook het kostenverhaal bij eventuele planschade opgenomen, waarbij de kosten van eventuele planschade worden verhaald op de initiatiefnemer. Hiermee wordt gewaarborgd dat eventuele kosten niet voor rekening van de gemeente Peel en Maas komen, maar voor rekening van de initiatiefnemer.

Het opstellen en vaststellen van een exploitatieplan (op grond van artikel 6.12 eerste lid Wro) is niet noodzakelijk aangezien de kosten anderszins zijn verzekerd doordat de gemeente Peel en Maas met de initiatiefnemer een anterieure overeenkomst afsluit.

6.3 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Het planvoornemen voorziet in de verruiming van de maatschappelijke bestemming middels het toestaan van 25 zorgwoningen in combinatie met een ondergeschikte detailhandels- en horecafunctie. Het betreft het hergebruik en de transformatie van een bestaand gebouw.

Het plan betreft een geringe aanpassing van het bestemmingsplan. Het planvoornemen zal daarom naar alle waarschijnlijkheid niet op overwegende planologische bezwaren uit de omgeving stuiten.

Daarnaast heeft Pass-Partout Zorg een openbare informatie-avond gehouden voor buurtbewoners. De organisatie was in handen van het management van Pass-partout zorg; later, naamswijziging in Grijp-zorg. Tevens is een opendag georganiseerd op een zaterdag waarbij het accent veel meer lag op de cliënten met hun familie. De aanpak werd alom geprezen. De direct omwonenden, dus belanghebbenden, hadden geen problemen met de functiewijziging. De interne verbouwingen met minimale gevelaanpassingen werden positief ontvangen; ook het buitenterras kende vele lofuitingen. Men vond dat het parkeren goed was opgelost en de binnenplaats is naar de directe buren een perfecte invulling. Gelet hierop kan geconcludeerd worden dat vanuit de omgeving geen bezwaren zijn te verwachten.

Bovendien wordt dit bestemmingsplan conform de gebruikelijke procedure gedurende zes weken ter inzage gelegd. Gedurende deze termijn kan een ieder reageren op het planvoornemen en zijn of haar zienswijzen indienen.

6.4 Conclusie

Het planvoornemen zal gezien het bovenstaande niet leiden tot overwegende planologische bezwaren. De bestemmingswijziging betekent, na een afweging van de verschillende belangen, een aanvaardbare invulling van het plangebied.

Hoofdstuk 7 De procedure

7.1 De te volgen procedure

Het bestemmingsplan doorloopt de volgende procedure:

  • a. Ontwerp:

Publicatie en terinzagelegging

Een ieder kan gedurende deze terinzagelegging een zienswijze indienen bij de gemeenteraad

  • b. Vaststelling:

Vaststelling door de Raad

Mogelijkheid reactieve aanwijzing

Publicatie en terinzagelegging vastgesteld bestemmingsplan gedurende de beroepstermijn

  • c. Inwerkingtreding:

Na afloop van de beroepstermijn (tenzij binnen de beroepstermijn een verzoek om voorlopige voorziening wordt gedaan)

  • d. Beroep:

Beroep bij Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State In het kader van deze procedure is het voor eenieder mogelijk om zijn/haar zienswijze (bij de gemeenteraad) kenbaar te maken. In publicaties met betrekking tot de diverse stappen die het plan moet doorlopen wordt daarvan steeds melding gemaakt. Wanneer beroep wordt ingesteld, beslist uiteindelijk c.q. in hoogste instantie, de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State over het bestemmingsplan.

7.2 Kennisgeving

Overeenkomstig artikel 1.3.1. Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is kennis gegeven van het voornemen tot het voorbereiden van het bestemmingsplan 'Ruijsstraat 20 Panningen´. Hierin is vermeld dat het planvoornemen ziet op de verruiming van de bestemming 'Maatschappelijk' (t.b.v. begeleid wonen en een ondergeschikte detailhandels- en horecafunctie) aan de Ruijsstraat 20 in Panningen.

7.3 Het vooroverleg met diensten van Rijk en provincie

Volgens artikel 3.1.1. van het Besluit op de ruimtelijke ordening dient de gemeente bij de voorbereiding van een bestemmingsplan overleg te plegen met een aantal instanties. Echter, in onderhavige situatie is sprake van een ontwikkeling van ondergeschikte aard. Daarbij zijn er geen Rijks- en/of provinciale belangen in het geding, dan wel deze zijn in voldoende mate beschermd.

Het betreft hier een lokale ontwikkeling (hergebruik en transformatie bestaande bebouwing) binnen het gemeentelijk beleid. Derhalve wordt het wettelijk vooroverleg met instanties niet noodzakelijk geacht. Wel worden de instanties in kennis gesteld van het plan.

7.4 Vaststelling

Het ontwerpbestemmingsplan heeft van 5 juli 2018, gedurende zes weken, dat wil zeggen tot en met 29 augustus 2018 ter inzage gelegen. Gedurende deze periode zijn er geen zienswijzen tegen het plan ingediend. Het bestemmingsplan is ten opzichte van het ontwerp dan ook ongewijzigd vastgesteld in de raadsvergadering van 9 oktober 2018.