direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Dorpsstraat-Kurversweg Meijel
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1894.BPL0235-ON01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Initiatiefnemer is voornemens de ontwikkeling van de hoek Dorpsstraat 26-26a en Kurversweg te Meijel ter hand te nemen voor de nieuwbouw van 3 starterswoningen, 3 seniorenwoningen en de verdieping boven de bestaande winkelruimte geschikt te maken voor de huisvesting van maximaal 12 tijdelijke arbeidskrachten.

Het bestemmingsplan Meijel kent aan deze locatie de bestemming 'Gemengd' toe met een dubbelbestemming 'waarde – archeologie – 3'. Binnen deze bestemming is geen wijzigingsbevoegdheid opgenomen, zodat voor het wijzigen van de bestemming 'Gemengd' een reguliere bestemmingsplanprocedure dient te worden doorlopen.

De gemeente Peel en Maas heeft bij schrijven van 26 februari 2019 te kennen gegeven om in principe en onder voorwaarden mee te werken aan deze ontwikkeling.

Het voorliggende bestemmingsplan 'Dorpsstraat-Kurversweg Meijel ' voorziet in een adequate planologisch-juridische regeling voor het project.

1.2 Ligging van het plangebied

Het plangebied is gelegen in de kern Meijel, te midden van de centrumvoorzieningen. Het plangebied is kadastraal bekend als gemeente Meijel, sectie E nummer 767 en plaatselijk als Dorpsstraat 26 en 26a te Meijel. Dit perceel beslaat een oppervlakte van 1625 m2.

Op onderstaande luchtfoto en topografische kaart is de ligging van de locatie aangeduid:

afbeelding "i_NL.IMRO.1894.BPL0235-ON01_0002.jpg"

Afbeelding 1: Ligging plangebied

De topografische perceelsgrenzen zijn op onderstaande afbeelding weergegeven, waarbij de globale grens van het plangebied met een rode contour is aangeduid.

afbeelding "i_NL.IMRO.1894.BPL0235-ON01_0003.jpg"

Afbeelding 2: perceelsgrens plangebied in omgeving

1.3 Vigerend bestemmingsplan

Voor het plangebied vigeert het volgende bestemmingsplan:

Naam bestemmingsplan   Bestemmingen en aanduidingen   Vaststelling Raad  
Bestemmingsplan Kern Meijel   bestemming ‘Gemengd’ met (deels)de dubbelbestemming ‘Waarde Archeologie – 3’   16 juni 2015  

afbeelding "i_NL.IMRO.1894.BPL0235-ON01_0004.jpg"

Afbeelding 3: Uitsnede verbeelding

Het bouwen van woningen is binnen de bestemming 'Gemengd' niet toegestaan, evenmin als het huisvesten van tijdelijke arbeidskrachten; het bestemmingsplan kent hiertoe ook geen afwijkings- of wijzigingsbevoegdheid.

 

Om de gewenste ontwikkeling mogelijk te maken zal het bestemmingsplan herzien dienen te worden.

1.4 Leeswijzer

Deze toelichting bestaat uit de volgende delen. Na deze inleiding volgt hoofdstuk 2 met een beschrijving van de ruimtelijke ontwikkeling zelf. In hoofdstuk 3 wordt het plan getoetst aan het geldende ruimtelijke beleid. Hoofdstuk 4 geeft inzicht in de milieu-planologische aspecten. Hoofdstuk 5 bevat de waterparagraaf. De juridische vormgeving van het bestemmingsplan is neergelegd in hoofdstuk 6. In hoofdstuk 7 wordt aandacht besteed aan de economische uitvoerbaarheid. Hoofdstuk 8 gaat ten slotte in op de gevolgde procedure inclusief de maatschappelijke uitvoerbaarheid.

Hoofdstuk 2 Ruimtelijke ontwikkeling

2.1 Projectbeschrijving

In december 2017 is initiatiefnemer eigenaar geworden van het perceel (met opstallen) kadastraal bekend als gemeente Meijel sectie E nummer 767 met als doel om er een goede en deugdelijke herontwikkeling plaats te laten vinden waarmee deze locatie weer functioneel en esthetisch verantwoord past in het beeld van de Dorpsstraat-Kurversweg.

afbeelding "i_NL.IMRO.1894.BPL0235-ON01_0005.jpg"

Figuur 4: bestaande bebouwing

Het bestaande pand zal deels gesloopt worden aan de zowel achterzijde als straatzijde om daar plaats te maken voor een zestal nieuwe wooneenheden welke evenwijdig aan de Kurversweg gepositioneerd zullen worden; aan deze zijde zal tevens voor voetgangers een betere en veiligere doorloop alsmede goede aansluiting wordden gecreëerd op het bestaande voetpad van de Kurversweg.

De doelgroepen voor de te ontwikkelen wooneenheden zijn als volgt:

  • Drie wooneenheden op de begane grond welke geschikt zijn voor senioren en levensloopbestendig wonen.
  • Drie wooneenheden op de verdieping welke geschikt zijn voor starters.

Door de mix van doelgroepen zijn de wooneenheden geschikt voor jong en oud en zullen een deels huur- een deels koopwoningen zijn.

De winkelfunctie (circa 320 m2 aan winkeloppervlakte en circa 80 m2 aan opslagruimte) in het bestaande pand zal gehandhaafd blijven, evenals de functie 'wonen' boven de winkel. Aan de zijde van de Kurversweg zal de nieuwe zijgevel transparant worden uitgevoerd met beglazing waardoor de etalagefunctie verruimd wordt, hetgeen een aantrekkelijker beeld zal opleveren in vergelijking met de bestaande blinde gevels welke in metselwerk zijn uitgevoerd.

De bestaande bovenwoning aan de Dorpsstraat zal geschikt worden gemaakt voor het huisvesten van maximaal 12 arbeidsmigranten voor 'short-stay'. Door het in kleinschalige omvang huisvesten van short stay-arbeidsmigranten (voor de duur van maximaal 18 maanden) kan de integratie in de Meijelse samenleving geoptimaliseerd worden. Hiertoe zal initiatiefnemer stimuleren dat deze groep bewoners taalonderwijs krijgen, toegang krijgen tot mogelijkheden voor sport en ontspanning en zal er 24 uur per dag en 7 dagen in de week een aanspreekpunt voor hen zijn. Dit aanspreekpunt is er tevens voor de omwonenden van de huisvestingslocatie; op het moment dat omwonenden met vragen zitten of op enigerlei wijze zaken geconstateerd worden waarover men van gedachten wil wisselen, kunnen ook zij altijd terecht bij deze centrale beheerder.

Door het stimuleren van het integratieproces kan er tevens voor worden gezorgd dat de arbeidsmigranten na de bewoning van deze tijdelijke locatie, makkelijker kunnen doorstromen op de woningmarkt van reguliere woningen in de gemeente Peel en Maas (of elders).

Het gehele terrein zal opnieuw ingericht worden met ruimte voor parkeren, groen en een koppeling naar het Peelbeeld zoals is doorgevoerd in de nieuwe dorpskern. Concreet wil dat zeggen dat er visueel een 'knuppelbruggetje' zal worden vormgegeven om de route van de voetgangers duidelijk en veilig weer te geven. Verder zal er een 'turfveldje' aangelegd worden in de overgang naar de Kurversweg.

Binnen het plangebied zal ruimte zijn voor een 20-tal parkeerplaatsen welke omringd worden door groene hagen en bomen waarmee een natuurlijke aansluiting wordt gecreëerd op het bestaande groen langs de Kurversweg.

In de herontwikkeling zal voldoende aandacht zijn voor het gebruik van duurzame energie waarbij de nieuw te ontwikkelen woningen voorzien worden van een dusdanig aantal zonnepanelen en duurzame energieoplossingen zodat een en ander energieneutraal zal zijn op basis van een gemiddeld verbruik.

Ook voor de bestaande bebouwing zullen er op de platte daken voldoende zonnepanelen worden aangebracht zodat ook hier gestreefd kan worden naar opwekking van voldoende elektriciteit dusdanig dat in de eigen behoefte kan worden voorzien.

Onderstaand wordt een beeld geschetst van de woningen en parkeergelegenheid en worden ook de aanzichten en plattegronden weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.1894.BPL0235-ON01_0006.jpg"

Figuur 5:   artist impression Dorpsstraat

afbeelding "i_NL.IMRO.1894.BPL0235-ON01_0007.jpg"

Figuur 6: artist impression Kurversweg

afbeelding "i_NL.IMRO.1894.BPL0235-ON01_0008.jpg"

Figuur 7: artist impression totaal

afbeelding "i_NL.IMRO.1894.BPL0235-ON01_0009.jpg"

Figuur 8: plattegronden levensloopbestendige woningen Kurversweg

afbeelding "i_NL.IMRO.1894.BPL0235-ON01_0010.jpg"

Figuur 9: plattegronden bovenwoningen (starters) Kurversweg

afbeelding "i_NL.IMRO.1894.BPL0235-ON01_0011.jpg"

Figuur 10: aanzichten woningen Kurversweg

afbeelding "i_NL.IMRO.1894.BPL0235-ON01_0012.jpg"

Figuur 11: plattegrond bovenwoning Dorpsstraat

Op onderstaande afbeelding is de gewenste perceelsindeling weergegeven, waar de hoofdbebouwing donkergrijs is, de achtertuinen van de nieuwe woningen in groen worden aangeplant en er 20 parkeerplaatsen bij de woningen worden gesitueerd.

afbeelding "i_NL.IMRO.1894.BPL0235-ON01_0013.jpg"

Figuur 12: perceelsindeling

2.2 Beheer

De verhuur en beheerwerkzaamheden zijn ondergebracht bij Rivas Huisvesting uit Heijen. Zij zijn verantwoordelijk voor alle activiteiten aangaande verhuur en beheer, controle en toezicht en dragen er zorg voor dat alles voldoet aan de geldende regelgeving, lokale afspraken en de maatschappelijke bijdrage.

De arbeidsmigranten zijn werkzaam bij Mupol personeelsdiensten en vanuit deze organisatie te werk gesteld bij diverse bedrijven in de regio.

De arbeidsmigranten werken doorgaans met een jaarcontract of een flexcontract en verblijven maximaal 18 maanden op deze locatie. Na 12 maanden kan de arbeidsmigrant dat de afweging maken om zich definitief te vestigen in de Peel en Maas of de regio. De resterende 6 van de 18 maanden is er dan de tijd om andere huisvesting te verkrijgen al dan niet binnen Peel en Maas.

Om definitieve huisvesting te stimuleren leveren we de maatschappelijke bijdrage zoals omschreven in het document: Maatschappelijke bijdrage, locatie Hoek Dorpsstraat / Kurversweg te Meijel.

2.3 Duurzaamheid

Voor de ontwikkeling van de nieuwe woningen zullen de bepalingen omtrent duurzaamheid uit het Bouwbesluit worden gevolgd.

Op het platte dak van de bestaande bovenwoning en achterliggende winkelruimte en op de hellende dakvlakken van de nieuwe woningen zullen zonnepanelen worden aangebracht, zodat voorzien kan worden in de eigen electriciteitsbehoefte.

2.4 Ontsluiting, verkeer en parkeren

Het plangebied wordt op de Kurversweg ontsloten. Via de Dorpsstraat en de Jan Truijenstraat kan bij de rotonde worden ingevoegd op de N279 in noordelijke (Ommel) of zuidelijke richting (Roggel). In het centrum (bebouwde kom) van Meijel geldt een 30 km/u-zone.

Voor de nieuw te realiseren woningen en de bovenwoning zal deze situatie ongewijzigd blijven.

De verkeersgeneratie zal, in vergelijking met de bestaande planologische situatie (bestemming 'Gemengd') niet substantieel wijzigen. Bedrijfsmatige activiteiten met verkeersaantrekkende werking (werknemers- en bezoekersverkeer en leveranciers) nemen met een flinke oppervlakte aan BVO af, alsmede de daaraangekoppelde verkeersbewegingen en zullen plaatsmaken voor regulier bewonersverkeer, zoals passend is binnen deze woonstraat. Hierdoor kan er mogelijk zelfs sprake zijn van een afname van de verkeersgeneratie.

Op 3 juli 2018 is de nota parkeernormen vastgesteld. Op basis van deze nota is de parkeereis berekend. Parkeren dient in beginsel geheel op eigen terrein plaats te vinden. Op basis van de parkeernormen zoals genoemd in de nota, zijn in het 'centrum' het volgende aantal parkeerplaatsen noodzakelijk:

  • per appartement 1,6 parkeerplaats (1,6 x 3 stuks = 4,8)
  • per seniorenwoning 1,2 parkeerplaats (1,2 x 3 stuks = 3,6)
  • kamerverhuur 0,6 parkeerplaats per kamer (0,6 x 6 = 3,6)
  • per 100 m2 BVO aan detailhandel 3,3 parkeerplaats (3,3 x 4 = 13,2)

Dit heeft tot gevolg dat voorzien moet worden in 4,8 + 3,6 + 3,6 + 13,2 parkeerplaatsen = 25,2 (afgerond 26) parkeerplaatsen.

Op onderstaande figuur is de situering van 20 te realiseren parkeerplaatsen op eigen terrein aangegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.1894.BPL0235-ON01_0014.jpg"

Figuur 13: parkeergelegenheid

De parkeerplaatsen ter plaatse van de Sporthal aan de Kurversweg en de Aldi aan de Zonnedauw kennen tijdens de openingstijden van de kringloopwinkel (dinsdag t/m zaterdag van 10.00-18.00 uur) samen gemiddeld 18 vrije parkeerplaatsen. Ná sluitingstijd van de winkels zijn er nóg meer vrije parkeerplaatsen. Op deze plekken zouden de 6 parkeerplaatsen welke volgens bovenstaande berekening ontbreken, gevonden kunnen worden in het openbaar gebied. Op onderstaande luchtfoto is te zien waar betreffende 6 parkeerplaatsen gevonden worden die niet op eigen terrein kunnen worden gerealiseerd:

afbeelding "i_NL.IMRO.1894.BPL0235-ON01_0015.jpg"

Figuur 13a: parkeergelegenheid

In de regels is een koppeling opgenomen naar deze Nota Parkeernormen Peel en Maas 2018.

2.5 Groen en water

Binnen het plangebied bevindt zich geen natuurlijk oppervlaktewater.

Het plangebied wordt opnieuw ingericht met ruimte voor parkeren, groen en een koppeling naar het Peelbeeld zoals is doorgevoerd in de nieuwe dorpskern. Concreet wil dat zeggen dat er visueel een 'knuppelbruggetje' zal worden vormgegeven om de route van de voetgangers duidelijk en veilig weer te geven. Verder is er een 'turfveldje' aangelegd in de overgang naar de Kurversweg.

Binnen het plangebied zal ruimte zijn voor een 20-tal parkeerplaatsen welke omringd worden door groene hagen en bomen waarmee een natuurlijke aansluiting wordt gecreëerd op het bestaande groen langs de Kurversweg. Op onderstaande schets en foto is dit aangegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.1894.BPL0235-ON01_0016.jpg"

Figuur 14: groene inpassing plangebied

afbeelding "i_NL.IMRO.1894.BPL0235-ON01_0017.jpg"

Figuur 15: turfveldje

 

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Rijksbeleid

3.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig. Daar streeft het Rijk naar met een krachtige aanpak die ruimte geef aan regionaal maatwerk, de gebruiker voorop zet, investeringen scherp prioriteert en ruimtelijke ontwikkelingen en infrastructuur met elkaar verbindt. Dit doet het Rijk samen met andere overheden en met een Europese en mondiale blik. Bij deze aanpak hanteert het Rijk een filosofie die uitgaat van vertrouwen, heldere verantwoordelijkheden, eenvoudige regels en een selectieve rijksbetrokkenheid. Zo ontstaat er ruimte voor maatwerk en ontwikkelingen van burgers en bedrijven. In deze structuurvisie schetst het Rijk ambities voor Nederland in 2040: een visie hoe Nederland er in 2040 voor moet staan. Uitgaande van de verantwoordelijkheden van het Rijk zijn de ambities uitgewerkt in rijksdoelen tot 2028 en is aangegeven welke nationale belangen daarbij aan de orde zijn. Deze tijdshorizon is gesteld omdat in de loop van de tijd nieuwe ontwikkelingen en opgaven kunnen vragen om bijstelling van de rijksdoelen. Voor de ambities zijn rijksinvesteringen slechts een van de instrumenten die worden ingezet. Ook kennis, bestuurlijke afspraken en kaders worden ingezet. De huidige financiële rijkskaders (begroting) zijn randvoorwaardelijk voor de concrete invulling van die rijksambities. Een actualisatie van het ruimtelijk en mobiliteitsbeleid is nodig om de nieuwe aanpak vorm te geven. De verschillende beleidsnota's op het gebied van ruimte en mobiliteit zijn gedateerd door nieuwe politieke accenten en veranderende (wereldwijde) omstandigheden zoals de economische crisis, klimaatverandering en toenemende regionale verschillen die onder andere ontstaan omdat groei, stagnatie en krimp gelijktijdig plaatsvinden. Deze structuurvisie geeft een nieuw, integraal kader voor het ruimtelijk en mobiliteitsbeleid op rijksniveau en vormt de 'kapstok' voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties.

Het Rijk is verantwoordelijk voor een goed systeem van ruimtelijke ordening inclusief zorgvuldige, transparante ruimtelijke en infrastructurele besluiten. Dat betekent dat het systeem zo ingericht moet zijn dat integrale planvorming en besluitvorming op elk schaalniveau mogelijk is en dat bestaande en toekomstige belangen goed kunnen worden afgewogen. Gebruikswaarde, toekomstwaarde en belevingswaarde zijn hier onderdeel van. Het gaat dan zowel om belangen die conflicteren als belangen die elkaar versterken. Bij nieuwe ontwikkelingen, aanleg en herstructurering moet in elk geval aandacht zijn voor de gevolgen voor de waterhuishouding, het milieu en het cultureel erfgoed.

Deze aspecten zullen in hoofdstuk 4 en 5 aan de orde komen.

Het initiatief is dusdanig beperkt van omvang en invloed dat het niet in strijd is met nationale belangen.

3.1.2 Ladder duurzame verstedelijking

Op 1 juli 2017 is het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) gewijzigd, waarbij een nieuwe
Laddersystematiek geldt.
De Laddertoets moet worden uitgevoerd wanneer er sprake is van een nieuwe stedelijke
ontwikkeling. In artikel 1.1.1 onder i van het Bro is een nadere omschrijving van het begrip
stedelijke ontwikkeling vastgelegd. Als stedelijke ontwikkeling wordt genoemd: 'ruimtelijke
ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel,
woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen.'
In het Bro is geen ondergrens voor de minimale omvang vastgelegd. Of er sprake is van een
stedelijke ontwikkeling wordt bepaald door de aard en omvang van de ontwikkeling in relatie tot de omgeving. Voor woningbouwlocaties geldt volgens de overzichtsuitspraak dat:
'in beginsel' sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling als er meer dan 11 woningen
gerealiseerd worden.

In casu is sprake van een toevoeging van 6 woningen en huisvesting van arbeidsmigranten in een bestaande woninge, hetgeen een stedelijke ontwikkeling betreft.

De Laddertoets geldt alleen voor ‘nieuwe’ stedelijke ontwikkelingen. Beoordeeld moet dan worden of sprake is van een nieuw beslag op de ruimte. Daarvan is in beginsel sprake als het nieuwe ruimtelijke besluit meer bebouwing mogelijk maakt dan er volgens het voorheen geldende planologische regime aanwezig was of gerealiseerd kon worden. Daarnaast volgt uit jurisprudentie dat wanneer sprake is van een functiewijziging moet worden beoordeeld of er sprake is van een naar aard en omvang zodanige functiewijziging dat desalniettemin sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling.

In casu bedraagt de toegestane bebouwde oppervlakte binnen de bestemming Gemengd ongeveer 1200 m2. Deze detailhandelsfunctie moet gezien worden als een stedelijke functie. Hiervoor komt deels een andere stedelijke functe, namelijk een woonfunctie, in de plaats. De voorziene woningen met bergingen beslaan een bebouwde oppervlakte welke, samen met de resterende detailhandelsfunctie, kleiner is dat de oppervlakte aan stedelijke functies welke op basis van de vigerende bestemming hier zijn toegestaan.

Er is derhalve geen toename van bebouwd oppervlak en de ene stedelijke functie wordt verruild voor een andere stedelijke functie, binnen het bestaande stedelijke gebied. Salderen binnen een plangebied is 'laddervrij' waardoor in dit geval er geen verdere toets aan de ladder duurzame verstedelijking hoeft plaats te vinden.

3.1.3 Besluit en Regeling algemene regels ruimtelijke ordening (Barro en Rarro)

In het Barro zijn een aantal onderwerpen opgenomen waarvoor het rijk uit het oogpunt van de nationale belangen in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte ruimtelijke regels stelt:

  • rond rijksvaarwegen wordt ruimte geborgd voor de veiligheid van scheepvaart;
  • rond de Maastakken wordt ruimte gereserveerd voor toekomstige rivierverruiming;
  • rond verschillende hoofdwegen en op enkele locaties wordt ruimte gereserveerd voor toekomstige uitbreiding van het hoofdwegennet en hoofdspoorwegennet;
  • op verschillende locaties wordt ruimte gereserveerd voor (kern)energiecentrales en zones onder hoogspanningsverbindingen worden gevrijwaard;
  • de provincies wordt opgedragen de ecologische hoofdstructuur te beschermen;
  • primaire waterkeringen buiten het kustfundament krijgen ruimtelijke bescherming;
  • in het IJsselmeer wordt verstedelijkingsruimte beperkt mogelijk gemaakt;
  • het erfgoed van de Stelling van Amsterdam, de Beemster, de Nieuwe Hollandse Waterlinie en de Romeinse Limes worden ruimtelijk beschermd;
  • rond militaire radarposten worden voorwaarden gesteld aan windmolens en hoge bebouwing.

Voor een aantal van de genoemde Barro-onderwerpen, waaronder de uitbreiding van het hoofdwegennet, het hoofdspoorwegennet en de militaire radars, geldt dat de regels worden uitgewerkt in de Rarro.

Op onderhavig project werken geen van de in het Barro genoemde rijksbelangen rechtstreeks door.

3.2 Provinciaal beleid

3.2.1 Provinciaal Omgevingsplan Limburg 2014

Op 12 december 2014 is het nieuwe provinciaal omgevingsplan Limburg vastgesteld. Belangrijke principes in dit nieuwe omgevingsbeleid zijn:

  • 1. Kwaliteit. Dat komt tot uiting in het koesteren van de gevarieerdheid van Limburg onder het motto ‘meer stad, meer land’, het bieden van ruimte voor verweving van functies, in kwaliteitsbewustzijn, en in dynamisch voorraadbeheer dat moet resulteren in een nieuwe vorm van groeien.
  • 2. Algemene principes voor duurzame verstedelijking. De ladder van duurzame verstedelijking en de prioriteit voor herbenutting van cultuurhistorische en beeldbepalende gebouwen.
  • 3. Uitnodigen. De manier waarop de provincie samen met de partners het voortreffelijke leef- en vestigingsklimaat willen realiseren. Met instrumenten op maat en ruimte om te experimenteren. De Provincie wil hierbij selectief zijn: het POL richt zich alleen op die zaken die er op provinciaal niveau echt toe doen en vragen om regionale oplossingen.

Voor wat betreft de projectlocatie geeft het POL 2014 aan dat de omgeving getypeerd kan worden als 'overig bebouwd gebied'.

De gronden met deze typering betreffen gemengde woon/werkgebieden met voorzieningen, deels met een stedelijk karakter, deels met een dorps karakter.

Het project tot gedeeltelijke wijziging van de bestemming Gemengd in een woonbestemming ten behoeve van de realisatie van in totaal 6 woningen en huisvesting van arbeidsmigranten in de bestaande bovenwoning, past in het kader van het provinciale ruimtelijke beleid binnen het overig bebouwd gebied en heeft verder geen consequenties.

3.2.2 Omgevingsverordening Limburg

De Omgevingsverordening Limburg is in 2014 gewijzigd vanwege de vaststelling van het POL 2014, waarin was bepaald dat er een nieuw hoofdstuk Ruimte aan de Omgevingsverordening zou worden toegevoegd. Dat hoofdstuk Ruimte is gericht op de doorwerking van het ruimtelijke beleid van het POL 2014 naar gemeentelijke ruimtelijke plannen.

Uit de kaarten behorende bij de Omgevingsverordening is te zien dat het projectgebied niet binnen een specifieke zone is gelegen.

In artikel 2.4.2 zijn de volgende regels opgenomen met betrekking tot woningbouw:

  • Een ruimtelijk plan voor een gebied gelegen in de regio Noord-Limburg voorziet niet in de toevoeging van woningen aan de bestaande voorraad woningen alsmede aan de bestaande planvoorraad woningen anders dan op de wijze zoals beschreven in de door de gemeenteraden vastgestelde Regionale Structuurvisie Wonen Noord-Limburg.
  • Verder geldt dat de toelichting van een ruimtelijk plan dat betrekking heeft op het toevoegen van woningen aan de bestaande voorraad woningen een verantwoording dient te bevatten van de wijze waarop invulling is gegeven aan het bovenstaande.
  • De toelichting bij het ruimtelijk plan dient tevens een verantwoording van de bijdrage die met de vaststelling van dat ruimtelijk plan wordt geleverd aan de regionale opgave gericht op het terugdringen van de planvoorraad van nog onbenutte bouwmogelijkheden voor woningen te bevatten.

In casu zullen er aan de bestaande woningvoorraad 6 woningen worden toegevoegd, welke worden gerealiseerd op een herontwikkelingslocatie, zoals in de gemeentelijke woningbouwprogrammering passend moet worden geacht.

Hierdoor wordt voldaan aan het bepaalde in de Omgevingsverordening.

3.3 Gemeentelijk beleid

3.3.1 Regionale Structuurvisie Wonen Noord-Limburg

Op 5 april 2016 is de Regionale Structuurvisie Wonen Noord-Limburg vastgesteld door de gemeenteraad van Peel en Maas. Een visie waarmee de bestuurders van de gemeenten Beesel, Bergen, Gennep, Horst aan de Maas, Mook en Middelaar, Venlo, Venray en Peel en Maas en de provincie Limburg sturing geven aan de regionale woningmarkt. Samen met alle woonpartners zijn vijf inhoudelijke pijlers geïdentificeerd die de kern vormen van deze visie. De pijlers rusten idealiter op een stevig fundament: krachtige gemeenten en een sterke regio. Ze zijn samen te vatten in:

  • 1. Een gezonde woningmarkt in balans: nieuwbouw naar behoefte

Het aantal plannen dat de regio heeft en maakt om nieuwbouw toe te voegen, moet in een gezonde verhouding staan tot de kwantitatieve behoefte. Het is onverantwoord om te sturen op een bouwprogramma dat uitgaat van meer dan voorspelde groei. Dat betekent in de regio concreet dat plancapaciteit terug wordt gebracht én alleen plannen toe worden gevoegd die echt kwaliteit toevoegen en passen bij de woonbehoefte van de afzonderlijke gemeenten in de regio: bouwen naar reële behoefte.

  • 2. De juiste woning op de juiste plek en dynamisch voorraadbeheer

Samen willen de gemeenten in de regio een breed palet aan woonmilieus bieden dat aansluit bij de huidige en toekomstige inwoners van onze regio. De dominante vraag in de regio is het wonen in grotere kernen waar voorzieningen zijn. Er is in de visie een afwegingskader ontworpen dat regionaal en lokaal het instrument vormt om tot een heldere prioritering en onderbouwing van nieuwbouwplannen te komen. De werkwijze sluit aan bij de principes van de Ladder voor Duurzame Verstedelijking. Integrale afweging en integraal voorraadbeleid zijn sleutelwoorden.

  • 3. Goed wonen voor iedereen, maar met extra aandacht voor ….

Bijzondere aandacht is nodig voor de huisvesting van (toekomstige) werknemers en dan vooral de arbeidsmigranten. Zij vullen veel banen in en zijn voorwaarde voor de verdere economische ontwikkeling. De regio gaat voor een uitnodigende strategie en kiest voor de beleidslijn van short stay naar mid stay en uiteindelijk naar regulier wonen. Regionaal wordt ook de noodzaak gevoeld om stil te staan bij statushouders. En verder zijn Toegelaten Instellingen (corporaties) vanaf 1 januari 2016 verplicht bij nieuwe verhuringen passend toe te wijzen. Betaalbaarheid en beschikbaarheid zijn dan ook twee onderwerpen die op regionaal niveau verder uitgewerkt moeten worden.

  • 4. Kwaliteit bestaande voorraad en kernen meer centraal

De eerste pijler van het dynamisch voorraadbeheer is het werken aan de kwaliteit en de geschiktheid van de bestaande voorraad. Vooral in de meer stedelijke wijken vraagt dit aandacht. Daar is vernieuwing nodig (slopen, verdunnen, renoveren). Stedelijke herverkaveling kan hierbij een instrument zijn, net zoals de mogelijkheden van een transitiefonds. Maar ook de leefomgeving in de kernen staat op sommige plekken onder druk. Leegkomende en leegblijvende panden kunnen juist in kleine kernen versneld een spiraal naar beneden inzetten. Lokale kracht zien, benutten en waarderen is de lijn die wordt ingezet. Ruim baan voor nieuwe vormen van maatschappijsturing (coöperaties, zelfbeheer). Maar ook, slechts na zorgvuldige afweging is er in de kleine kernen in beperkte mate ruimte voor nieuwbouw. De grote opgave voor nu is het tegengaan van het overaanbod aan goedkope en slechte koopvoorraad.

  • 5. Een levensloopvriendelijke en duurzame regio

Door de vergrijzing neemt het aantal senioren fors toe; in de kleine kernen gaat dit proces nog sneller. Hieraan wordt extra aandacht gegeven in lokaal woonbeleid. Aanpassing van de woning is primair de verantwoordelijkheid van de verhuurder of eigenaar. Maar bewustwording over woningaanpassingen maakt het verschil. Hier ligt een prachtige kans om de koppeling te zoeken met bewustwording op het terrein van verduurzaming. Voorzieningen voor zwaardere zorg vereisen een zekere omvang en zullen naar verwachting daarom in grotere kernen geconcentreerd worden.

In casu is er ook sprake van bouwen naar reële behoefteen voor de helft levensloopvriendelijk; op de woningmarkt wordt steeds meer een krapte ervaren. Er worden 6 woningen toegevoegd welke het gevolg zijn van een wenselijke herstructurering en één bestaande woning maakt plaats voor een een huisvestingslocatie voor arbeidsmigranten.

Onderhavig project past daarmee binnen de het regionale beleid zoals bovenstaand samengevat.

3.3.2 Nota ruimtelijke kwaliteit

Op 31 mei 2011 de Nota Ruimtelijke Kwaliteit (Welstandsnota gemeente Peel en Maas) vastgesteld. Het nieuwe welstandsbeleid gaat uit van een welstandsvrije gemeente, met uitzondering van beeldbepalende dorpsgezichten. Een beeldbepalend dorpsgezicht is een gebied of lint in het centrum van de kern. Beeldbepalende dorpsgezichten zijn zodanig belangrijk voor de identiteit en het beeld van een kern en inwoners, dat deze beschermd blijven. Nieuwe bouwplannen zijn wel mogelijk, maar deze moeten worden voorgelegd aan de 'adviescommissie ruimtelijke kwaliteit'.

Het plangebied is gelegen in Meijel, waarvoor een visie is vastgesteld waarin het 'Peelbeeld' is opgenomen. Daarin wordt uitgesproken dat Meijel een herkenbaar dorp is en blijft in de Peel. De dorpskern moet gezellig zijn, met een eigen, aparte sfeer. De Peel is onlosmakelijk verbonden met het dorp en die Peelbeleving moet voor toeristen worden uitvergroot.

In casu zal het gehele terrein opnieuw ingericht worden met ruimte voor parkeren, groen en een koppeling naar het Peelbeeld zoals is doorgevoerd in de nieuwe dorpskern. Concreet wil dat zeggen dat er visueel een 'knuppelbruggetje' zal worden vormgegeven om de route van de voetgangers duidelijk en veilig weer te geven. Verder zal er een 'turfveldje' aangelegd worden in de overgang naar de Kurversweg.

Omdat het plangebied in de beeldbepalende dorpsgezicht Meijel ligt, zal het bouwplan worden voorgelegd aan de dorpsbouwmeester.

3.3.3 Structuurvisie Kernen en Bedrijventerreinen

In Peel en Maas is volop ruimte om te wonen, te werken en samen te leven in vitale kernen. De gemeente Peel en Maas vindt het belangrijk om ontwikkelingen te stimuleren en mogelijk te maken. Voor de kernen en bedrijventerreinen heeft de raad op 31 maart 2015 de structuurvisie kernen en bedrijventerreinen Peel en Maas vastgesteld. Hierin is de gewenste ruimtelijke ontwikkeling van de elf dorpen en zeven bedrijventerreinen vastgelegd. Met betrekking tot de kern Meijel is er de ambitie om zich als Peeldorp te positioneren. Daartoe zijn goede functionele en ruimtelijke relaties nodig en een gezellig en herkenbaar centrum met alle benodigde voorzieningen. Voor wat betreft het winkelen wordt nadrukkelijk ingezet op het verder ontwikkelen van de Dorpsstraat als winkelstraat in combinatie met andere functies zoals maatschappelijk, dienstverlenend, horeca en wonen. Insteek is om leegstand te voorkomen en een levendige straat met een mix van functies te creëren.

Verder zal de aantrekkelijkheid van Meijel als woondorp versterkt moeten worden met kleinschalige groene woonprojecten. De profilering van Meijel is de combinatie van een groen en ontspannen wonen met een goede bereikbaarheid in zowel de richting Eindhoven als de regio Midden Limburg. Deze profilering biedt de mogelijkheid om een breed en gebalanceerd aanbod van woningen te realiseren, zoals het dorp wenst.

Dit kan worden ingevuld met aanbod van betaalbare woningen in de huur- en koopsector voor Meijelnaren en forenzen (inclusief tijdelijke arbeidskrachten), die zich in Meijel willen vestigen.

Meijel is aangewezen als ‘leefdorp’ hetgeen betekent dat Meijel naast het bouwen voor de eigen behoefte ook mag bijdragen aan het realiseren van de extra behoefte aan woningen in de gemeente.

Gezien de demografische ontwikkelingen verdient woningaanbod voor starters en senioren aandacht. Voor ouderen zijn diverse ideeën passend en inspirerend, zoals experimenten voor woonhofjes met collectieve tuinen, groepswonen door ouderen, maar ook een gevarieerd aanbod van kleinschalig grondgebonden en (beperkt) appartementen zijn geschikt. Naast nieuwbouw in uitbreidingslocaties moet er ruimte blijven voor kleinschalige inbreidingen en herstructureringen. In en nabij de dorpskern zijn nog diverse lege plekken en herontwikkelingslocaties, waar ook woningen voor ouderen denkbaar zijn. Uit een door het dorpsoverleg gehouden enquête onder ouderen blijkt dat zij langer thuis willen blijven wonen en dat er vooral behoefte is aan kleine koopwoningen in hofjesvorm of patiowoningen. Ook voor woonurgenten en tijdelijke arbeidskrachten kan hier worden gebouwd. Of woonruimte voor jonge mensen met een beperking, dit aanbod ontbreekt nu vrijwel in Meijel.

In het centrumplan Meijel wordt het Peelbeeld in Meijel nadrukkelijk uitgedragen. De openbare ruimte van de Dorpsstraat en Raadhuisplein worden aangepakt en met peelelementen ingericht. De ondernemers worden gestimuleerd om hun gevels in peelkleuren te hullen. Lege plekken worden ingevuld, bestemmingen gezocht voor leegstaande panden en een innovatieve verlichting met waterelementen op het Raadhuisplein waarbij ‘de Piël in brand staat’. Dit moet leiden tot een aantrekkelijk en levendig centrum van Meijel voor inwoners, bezoekers en recreanten.


Onderhavig plan voorziet een een huisvestingslocatie voor maximaal 12 tijdelijke arbeidskrachten in de bovenwoning boven de te behouden detailhandelslocatie. Verder zullen 3 seniorenwoningen (grondgebonden en één woonlaag) en 3 starterswoningen (op verdieping) worden gerealiseerd, op een locatie welke als herstructureringslocatie cq inbreidingslocatie moet worden gekwalificeerd. De gevels worden gerenoveerd in een stijl en materiaalkeuze welke rechht doet aan het streefbeeld van Meijel als Peeldorp. Tevens wordt het plangebied ingericht met een voetpad dat refereerd aan deknuppelbruggetjes uit de Peel en is voor de winkel een 'turf-stapeling' verbeeld.

Het plangebied valt geheel binnen de kern Meijel en alszodanig past woningbouw voor de doelgroepen starters, senioren en tijdelijke arbeidskrachten en de verdere uitstraling goed binnen deze omgeving en wordt hiermee de doelstelling zoals beschreven in de structuurvisie bereikt.

3.3.4 Beleidsregel woningbouwverzoeken 2018

De beleidsregel woningbouwverzoeken 2018 (vastgesteld op 4 juni 2018) houdt in dat alle nieuwe aanvragen voor woningbouwverzoeken op locaties waar dit nu planologisch niet geregeld is en sprake is van een toename van het aantal woningen ten opzichte van de in de structuurvisie Noord-Limburg bij name genoemde woningbouwaantallen, worden afgewezen, tenzij het verzoek voldoet aan bepaalde voorwaarden. Een van die uitzonderingen zijn verzoeken die een maatschappelijke meerwaarde hebben doordat ze een bijdrage leveren aan het behoud/versterken van vitale gemeenschappen. Het initiatief moet daarbij voldoen aan vier principes:

  • 1. Juiste plek: draagt bij aan leefbaarheid door leegstand te herstructureren dan wel aan een verbetering van de ruimtelijke structuur;
  • 2. Juiste type: het betreft een programma dat maatschappelijk nodig is (bijzondere doelgroepen, zoals ouderen, starters, 1 en 2 persoonshuishoudens, zorgvragers, statushouders en arbeidsmigranten);
  • 3. Juiste kwaliteit: dorps, duurzaam, levensloopbestendig;
  • 4. Anderszins sprake is van een goede ruimtelijke ordening.

Ad 1: Het project is gelegen in de kern van Meijel, op een locatie waar het bijdraagt aan de leefbaarheid (door leegstand her in te vullen) en de ruimtelijke structuur (door het herstructureren van het lint tussen winkelgebied en woonomgeving: kortom, het project ligt op de juiste plek:

Ad 2: Het project is gericht op een goede balans tussen wat maatschappelijk noodzakelijk is (huisvestigsmogelijkheden voor ouderen, starters en arbeidsmigranten), zoals ook is beschreven in de structuurvisie Kernen en Bedrijventerreinen, en is daarmee van het juiste type.

Ad 3: Het project voorziet een een huisvestingslocatie voor maximaal 12 tijdelijke arbeidskrachten in de bovenwoning boven de te behouden detailhandelslocatie. Verder zullen 3 seniorenwoningen (grondgebonden en één woonlaag) en 3 starterswoningen (op verdieping) worden gerealiseerd, op een locatie welke als herstructureringslocatie cq inbreidingslocatie moet worden gekwalificeerd. De gevels worden gerenoveerd in een stijl en materiaalkeuze welke rechht doet aan het streefbeeld van Meijel als Peeldorp. Tevens wordt het plangebied ingericht met een voetpad dat refereert aan de knuppelbruggetjes uit de Peel en is voor de winkel een 'turf-stapeling' verbeeld. Hiermee is het project van de juiste kwaliteit.

Ad 4: Of met het project ook sprake is van een goede ruimtelijke ordening in milieutechnische zin, zal aan de orde komen in hoofdstuk 4. Daar zal worden geconcludeerd dat dat inderdaad het geval is.

Daarmee wordt voldaan aan de voorwaarden zoals genoemd in de beleidsregels Woningbouwverzoeken Peel en Maas 2018.

3.3.5 Kaderstelling ruimte en economie

In het coalitieakkoord 2014 is vastgelegd dat het college met de omgeving in gesprek gaat over de gewenste koers van de gemeente Peel en Maas waarbij de gemeente de drie kernwaarden, diversiteit, duurzaamheid en zelfsturing als richtsnoer heeft. De belangrijkste aspecten hebben geleid tot een door de gemeenteraad vastgesteld ontwikkelplan; de aspecten betreffen:

  • het perspectief van het goede leven;
  • de waardenoriëntaties/spanningsbogen;
  • de uitgangspunten van het nieuwe besturen.

Geconstateerd is dat demografische veranderingen oorzaak zijn van afname en veranderende samenstelling van de bevolking (vergrijzing) en daarmee veranderende samenstelling van de woningvoorraad. Dit heeft rechtstreeks gevolgen voor de vitaliteit en leefbaarheid van de kernen. Om vitaliteit en leefbaarheid van de kernen te behouden is het zaak om samen met de samenleving het woningbestand toekomstgericht duurzaam in balans te brengen.

De gemeente staat voor een duurzaam woningbestand waarin ze op een voorwaardescheppende manier kwalitatief zorgt voor een passend woonaanbod voor iedereen en daarmee de leefbaarheid van onze dorpen op peil houden. Kernwoorden hierbij zijn dorps, levensloopbestendig en duurzaam.

Met betrekking tot het juiste aantal woningen wordt, in samenwerking met de gemeenschappen, vraag en aanbod kwantitatief met elkaar in overeenstemming gebracht. De gemeente staat, samen met de samenleving, voor een duurzaam woningbestand waarin er wordt gezorgd voor een passend woonaanbod voor iedereen. Daarmee wordt de leefbaarheid van onze dorpen op peil gehouden en wordt er ruimte gemaakt voor passende nieuwbouwplannen. De plancapaciteit zal daarom worden afgestemd op de natuurlijke behoefte voor Peel en Maas, waarmee uitvoering wordt gegeven aan de vastgestelde Regionale structuurvisie Wonen. Een en ander met als doel vitale gemeenschappen te behouden.Wonen is slechts een middel in het belang van de vitaliteit en leefbaarheid van kernen. Iedere kern mag dan ook bouwen voor de eigen behoefte binnen de regionaal vastgestelde kaders.

Zoals uit paragraaf 3.3.3 blijkt, wordtmet onderhavig project geheel aan deze voorwaarden tegemoet gekomen.

3.3.6 Beleid Huisvesting tijdelijke arbeidskrachten Peel en Maas

Op 16 april 2019 is door de gemeenteraad het Beleid huisvesting short stay arbeidsmigranten 2019 vastgesteld. Om aan de vraag naar arbeidskrachten te voldoen komen veel arbeidsmigranten naar de regio en daarmee neemt ook de behoefte aan adequate huisvesting toe. In het verleden waren het voornamelijk arbeidsmigranten die werkzaam waren in de agrarische sector. Nu zijn arbeidsmigranten ook in grote getalen werkzaam in de logistiek en maakindustrie. Dit betekent dat de behoefte aan arbeidsmigranten en dus ook huisvesting niet meer seizoensgebonden is maar 24/7 en het hele jaar door.

Het is belangrijk dat arbeidsmigranten gehuisvest worden op de meest geschikte locatie (1). In het nieuwe beleid worden op voorhand geen gebieden uitgesloten, behalve voor grootschalige short-stay midden in de woonwijk. Er zijn criteria ontwikkeld om te beoordelen of sprake is van een geschikte locatie. Naast de gebruikelijke criteria om te bepalen of sprake is van een goede ruimtelijke ordening gaat het met name om: ontsluiting, bereikbaarheid, parkeren, ruimtelijke uitstraling, landschappelijke inpassing, goed woon- en leefklimaat, en draagvlak omgeving.

Bij de locatiebeoordeling van een initiatief dient rekening gehouden te worden met de draagkracht van de omgeving. In verband met een goede sociale en economische balans dienen de huisvestingsinitiatieven zoveel mogelijk verspreid te worden.

Nieuwe huisvestingsinitiatieven dienen minimaal te voldoen aan de eisen van de Stichting Normering Flexwonen (SNF)(2). De norm kent de onderdelen ruimte en privacy, veiligheid en hygiëne, voorzieningen, informatievoorziening en overige eisen en brandveiligheid. Het betreffen landelijk geaccepteerde normen en door te verwijzen naar deze SNF-norm hoeven geen specifieke eisen in het beleid opgenomen te worden. Initiatieven kunnen zich onderscheiden door extra kwaliteit van de huisvesting (privacy, recreatieve voorzieningen), fysieke randvoorwaarden van de locatie en aandacht voor de ontwikkeling van de arbeidsmigrant (bijvoorbeeld informatievoorziening en mogelijkheden van scholing).

Wanneer een initiatiefnemer voornemens is om een huisvestingsinitiatief te realiseren dient zo snel mogelijk het gesprek aangegaan te worden met de omgeving, de zogenaamde omgevingsdialoog (3). Tijdens deze dialoog wordt de omgeving gevraagd mee te denken hoe het initiatief het beste ingevuld kan worden. Dat genereert betrokkenheid en het gevoel ook daadwerkelijk bij te kunnen dragen aan de oplossing en de kwaliteit van de eigen leefomgeving.

Het is van belang om te weten wie in onze regio verblijft. Dit dient te gebeuren door het bijhouden van een nachtregister en/of de inschrijving in de gemeentelijke basisregistratie personen(BRP)(4).

Toezicht en handhaving(5) zijn essentiële onderdelen van de aanpak om de ambitie en doelen van het huisvestingsbeleid te bereiken.

In casu is sprake van short-stay van arbeidsmigranten, te weten tot een verblijfsduur op deze locatie van maximaal 18 maanden. Voor het geval de huisvesting langer dan 1 jaar niet wordt gebruikt, moet voorzien worden in een uitsterfconstructie, welke in de regels van onderhavig bestemmingsplan is opgenomen.

Ad 1: meest geschikte locatie

Ontsluiting, bereikbaarheid, parkeren: De ontsluiting en bereikbaarheid in de dorpskern van Meijel is zeer goed, zoals in paragraaf 2.3 is beschreven. Op eigen terrein zijn 20 parkeerplaatsen, welke gedeeld worden met de bewoners van de 6 nieuw te realiseren woningen en de bestaande winkel. De voor de arbeidsmigranten benodigde parkeerplaatsen bedraagt per kamer 0,6 stuks, hetgeen neerkomt op 3,6 (dus afgerond 4) parkeerplaatsen. In de praktijk is het echter meestal zo, dat de arbeidsmigranten met kleine busjes van en naar hun werk worden gebracht, zodat de parkeerdruk hierdoor enigzins afneemt ten opzichte van de berekende aantallen. Hieruit volgt dat de parkeerdruk als gevolg van de huisvestingslocatie relatief gering is en hier op eigen terrein in voorzien wordt. Desalniettemin is rekening gehouden met 6 parkeerplaatsen welke in de directe nabijheid beschikbaar zijn.

Ruimtelijke uitstraling, landschappelijke inpassing: Het plangebied wordt opnieuw ingericht met ruimte voor parkeren, groen en een koppeling naar het Peelbeeld zoals is doorgevoerd in de nieuwe dorpskern. Concreet wil dat zeggen dat er visueel een 'knuppelbruggetje' zal worden vormgegeven om de route van de voetgangers duidelijk en veilig weer te geven. Verder is er een 'turfveldje' aangelegd in de overgang naar de Kurversweg.

Goed woon- en leefklimaat en draagvlak omgeving: De arbeidsmigranten worden gehuisvest in de reeds bestaande bovenwoning, welke hiertoe wordt uitgebreid met voldoende kamers en voorzieningen. Uit hoofdstuk 4 zal blijken dat er vanuit de omgeving geen hinder verwacht wordt waardoor sprake zou kunnen zijn van een slecht woon- of leefklimaat ter plaatse van de huisvestingslocatie. Andersom is er, bij normale gedragingen welk men van mensen mag verwachten, geen enkele reden om ervan uit te gaan dat de huisvestingslocatie tot gevolg zou hebben dat er naar de omgeving toe sprake is van een verminderd woon- en leefklimaat.

Ad 2: SNF

Ruimte en privacy, veiligheid en hygiëne, voorzieningen, informatievoorziening en overige eisen en brandveiligheid zijn enerzijds algemeen geregeld in het Bouwbesluit en aanvullend zijn voorwaarden gesteld door SNF. Aan al deze voorwaarden zal worden voldaan, hetgeen uit de tekeningen zal blijken op basis waarvan de omgevingsvergunning zal worden aangevraagd.

Door het in kleinschalige omvang huisvesten van short stay-arbeidsmigranten kan de integratie in de Meijelse samenleving geoptimaliseerd worden. Hiertoe zal initiatiefnemer stimuleren dat deze groep bewoners taalonderwijs krijgen, toegang krijgen tot mogelijkheden voor sport en ontspanning en zal er 24 uur per dag en 7 dagen in de week een aanspreekpunt voor hen zijn. Dit aanspreekpunt is er tevens voor de omwonenden van de huisvestingslocatie; op het moment dat omwonenden met vragen zitten of op enigerlei wijze zaken geconstateerd worden waarover men van gedachten wil wisselen, kunnen ook zij altijd terecht bij deze centrale beheerder.

Ad 3: Omgevingsdialoog

Op 4 december 2017 is onderhavige ontwikkeling besproken in het 'Dorpsoverleg Meijel'. In 2018 en 2019 zijn enkele omwonenden geïnformeerd en op 19 juni 2020 heeft initiatiefnemer in het 'Dorpsoverleg Meijel' een update gegeven van de plannen.

Voorafgaand aan het in procedure brengen van onderhavig bestemmingsplan, worden alle omwonenden volledig geïnformeerd middels een brief waain de plannen worden beschreven.

Deze uitvoering alsmede de resultaten van de omgevingsdialoog worden ter hand gesteld aan het bevoegd gezag.

Ad 4: Registratie

De arbeidsmigranten zullen na 4 maanden geregistreerd dienen te worden in de gemeentelijke basisregistratie personen. Hiervoor zal een ambtenaar van de gemeente naar de locatie komen, om dit zo eenvoudig mogelijk te laten verlopen.

Ad 5: Toezicht en handhaving

Er zal 24 uur per dag en 7 dagen in de week een aanspreekpunt zijn voor zowel de arbeidsmigranten zelf als ook voor de omwonenden waar ze met vragen, opmerkingen, suggesties of klachten contact mee kunnen opnemen. Deze beheerder (welke toezicht uitoefent op meerdere kleine en in de kern van Meijel gelegen locaties) zal, indien de situatie hiertoe noopt, actie ondernemen.

Uit het bovenstaande blijkt dat voldaan wordt aan het nieuwe beleid ten aanzien van de huisvesting van arbeidsmigranten.

3.3.7 Bestemmingsplan

Voor het plangebied vigeert het volgende bestemmingsplan:

Naam bestemmingsplan   Bestemmingen en aanduidingen   Vaststelling Raad  
Bestemmingsplan Kern Meijel   bestemming ‘Gemengd’ met (deels)de dubbelbestemming ‘Waarde Archeologie – 3’   16 juni 2015  

afbeelding "i_NL.IMRO.1894.BPL0235-ON01_0018.jpg"

Afbeelding 16: Uitsnede verbeelding

Het bouwen van woningen is binnen de bestemming 'Gemengd' niet toegestaan, evenmin als het huisvesten van tijdelijke arbeidskrachten; het bestemmingsplan kent hiertoe ook geen afwijkings- of wijzigingsbevoegdheid.

 

Om de gewenste ontwikkeling mogelijk te maken zal het bestemmingsplan herzien dienen te worden.

Hoofdstuk 4 Milieu-planologische aspecten

4.1 Natuur en landschap

Het plangebied maakt geen onderdeel uit van het Natuurnetwerk Nederland (NNN) en is op dit moment in gebruik voor detailhandelsactiviteiten. Natuurlijk water is binnen het plangebied niet aanwezig.

Op onderstaande afbeelding is de ligging van het plangebied, aangeduid met een rode pijl, te zien ten opzichte van het groen gemarkeerde NNN.

afbeelding "i_NL.IMRO.1894.BPL0235-ON01_0019.jpg" Figuur 17a: NNN ten opzichte van plangebied

 afbeelding "i_NL.IMRO.1894.BPL0235-ON01_0020.jpg"

Figuur 17b: natura 2000-gebied ten opzichte van plangebied

Het lichtgroene vlak heeft betrekking op de Groote Peel (op een afstand van ongeveer 1,8 km ten westen van het plangebied) respectievelijk de Deurnsche en Mariapeel ( op ruim 2,2 m ten noorden van het plangebied).

Ten behoeve van de instandhouding van de natuurgebieden dienen negatieve effecten te worden uitgesloten, waardoor onder andere onderzoek plaats dient te vinden naar de stikstofdepositie op Natura 2000-gebieden. Bij een projecteffect kleiner dan of gelijk aan 0,00 mol/ha/jaar zorgt het beoogde plan niet voor een significante toename in stikstofdepositie en worden negatieve effecten uitgesloten.

De relevante emissies van stikstofoxiden (NOx) en ammoniak (NH3) tijdens de aanlegfase vinden plaats door de verkeersbewegingen ten behoeve van de aanvoer van materialen en personen en de inzet van mobiele werktuigen tijdens de constructie ten behoeve van de realisatie van het plan. De relevante emissies tijdens de gebruiksfase vinden plaats door de verkeersbewegingen van en naar het plan.

Als gevolg van het huidige gebruik van het plangebied in relatie tot de duurzaamheidsmaatregelen (gasloos bouwen) in de nieuwe invulling en gezien de ligging van het plangebied, de aard en relatief beperkte impact van het project zonder significante externe gevolgen (werknemers- en bezoekersverkeer gerelateerd aan de detailhandelsbestemming maakt deels plaats voor minder intensief bewonersverkeer) kan logischerwijs gesteld worden dat het projecteffect op de Natura 2000-gebieden kleiner dan of gelijk is aan 0,00 mol/ha/jaar. Bij een dergelijk projecteffect zorgt het beoogde plan niet voor een significante toename in stikstofdepositie en kunnen negatieve effecten worden uitgesloten. Om dit te staven is de Aeriusberekening uitgevoerd; de rapportage hiervan (aanleg- en gebruiksfase) is integraal als bijlage opgenomen.

4.2 Flora en fauna

Op 1 januari 2017 is de Wet natuurbescherming (Wn) in werking getreden. Deze vervangt drie wetten; de Natuurbeschermingswet 1998, de Boswet en de Flora- en Faunawet. De gebiedsbescherming wordt geregeld in hoofdstuk 2 van de Wn. Met de Wn wordt een eind gemaakt aan de discussies over de implementatie van de Europese richtlijnen.

In artikel 3.1 Wn wordt direct een link gelegd met de Vogelrichtliijn. Alle vogels die beschermd zijn op grond van artikel 1 Vogelrichtlijn vallen onder het beschermingsregime van de artikel 3.1 Wn, voor zover deze vogels van nature in Nederland voorkomen. Artikel 3.1 eerste lid Wn ziet op het verbod om vogels te doden of vangen. De verboden in de Wn zijn vrijwel letterlijk overgenomen uit de artikelen 5 en 6 Vogelrichtlijn. Net als de in de Vogelrichtlijn zijn de verboden beperkt tot opzettelijke handelingen.

Het beschermingsregime voor vogels is iets versoepeld ten opzichte van het systeem onder de Flora en faunawet. Het verbod op het opzettelijk verstoren van vogels is beperkt tot verstoringen die van “wezenlijke invloed” zijn op de staat van instandhouding van de soort. Onder wezenlijke invloed wordt verstaan: “een wezenlijke negatieve invloed op een beschermde soort”. Of daar sprake van is hangt af van de populatie van de diersoort. Hoe zeldzamer de soort hoe groter de kans dat naar bijvoorbeeld een lokale populatie moet worden gekeken. Daarnaast is van belang of de populatie een negatief effect zelf teniet kan doen, bijvoorbeeld of er voldoende uitwijkmogelijkheden zijn naar een volwaardig leefgebied elders. Als een populatie het effect niet zelf teniet kan doen is de kans groter dat het effect als wezenlijke invloed kan worden aangemerkt.

Bij vogels is verstoring tijdens het broedseizoen niet langer verboden als de gunstige staat van instandhouding niet in gevaar is.

De wet voorziet in ruime mogelijkheden voor het verlenen van vrijstellingen, ook voor vogels en strikt beschermde soorten. Bij het verlenen van de vrijstelling moet aan dezelfde voorwaarden worden voldaan als bij het verlenen van de vroegere ontheffing.

Een ontheffing van een verbod ex artikel 3.1 Wn kan slechts worden verleend indien:

  • er geen andere bevredigende oplossing voorhanden is;
  • er geen sprake is van verslechtering van de staat van instandhouding van de soort;
  • en er een limitatief opgesomde ontheffingsgrond aan de ontheffing ten grondslag kan worden gelegd.

Quickscan flora en fauna

Het plangebied is op dit moment bebouwd. Deze bestaande bouwmassa zal als gevolg van onderhavig bestemmingsplan deels worden gesloopt en plaats gaan maken voor nieuwe bebouwing ten behoeve van een reguliere woonfunctie. Waar nu een deel van de bedrijfsbebouwing staat, zullen 6 woningen (3 senioren- en 3 starterswoningen) worden gerealiseerd.

Medio april 2019 is door het IVN een veldonderzoek uitgevoerd. Hierin is geconcludeerd dat er op dat moment geen te beschermen dier- en plantensoorten in of om de bebouwing aanwezig waren. De rapportage is als bijlage aan de planstukken toegevoegd.

Door sloopwerkzaamheden buiten de periode van maart tot augustus te starten, is de kans op verstoring van broedende vogels het kleinst. Ook buiten deze periode mogen broedende vogels niet worden verstoord en moet gewacht worden tot het broeden voorbij is en de jongen zijn uitgevlogen.

Ten overvloede wordt gewezen op de algemene zorgplicht welke in artikel 3.5 van de Wn is opgenomen.

4.3 Archeologie

In haar vergadering van 28 juni 2011 heeft de raad van Peel en Maas het archeologie beleid vastgesteld. Dit archeologie beleid geeft aan op welke wijze de gemeente met archeologie om wil gaan. Om archeologische restanten zo goed mogelijk te kunnen bewaren is er een pragmatisch en goed doordacht beleidsplan en beleidskaart opgesteld. De raad heeft een generieke diepte van 40 cm vastgesteld. Dat wil zeggen dat tot een diepte van 40 cm geen archeologisch onderzoek noodzakelijk is. Wil een initiatiefnemer dieper dan 40 cm de grond verstoren/bewerken dan geldt er een formele onderzoekplicht. De archeologische beleidskaart fungeert dan als kompas.

De archeologische beleidskaart geeft aan in welke gebieden de kans op archeologische resten hoog is en waar bijvoorbeeld middelhoog of laag. Hierdoor kan verschillend worden omgaan met mogelijke grondwerkzaamheden in een bepaald gebied. Daar waar een lage verwachting geldt, is verder geen archeologisch onderzoek nodig. In de andere verwachtingsgebieden moet, indien de grond dieper dan 40 cm wordt verstoord, mogelijk archeologisch onderzoek worden uitgevoerd. Dit is mede afhankelijk van de mate van de oppervlakte die verstoord gaat worden. Bij gebieden waar een hoge verwachtingswaarde geldt, geldt dat bij een verstoring groter dan 100 m² oppervlakte en dieper dan 40 cm onderzoek noodzakelijk is. In een middelhoog gebied, geldt dezelfde dieptegrens, maar het oppervlakte wordt verruimd tot 2.500 m².

afbeelding "i_NL.IMRO.1894.BPL0235-ON01_0021.jpg" Figuur 18: uitsnede archeologische beleidskaart

Zoals op bovenstaande kaart te zien is, valt het naar de Dorpsstraat gerichte deel van het plangebied in categorie 'gebied met hoge verwachting (AMK-terreinen-overig)'. Hiervoor gelden nadere eisen ingeval van een verstoring van meer dan 250 m2. Het overige deel heeft een lage verwachtingswaarde.

Het archeologiebeleid is verder doorvertaald in het bestemmingsplan Meijel. Op basis van dit vigerende bestemmingsplan is aan het plangebied de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 3' toegekend. Op deze gronden mag niet worden gebouwd, met uitzondering van (voorzover relevant):

  • het bouwen van gebouwen en/of bouwwerken, waarbij de bebouwing minder diep reikt dan 40 cm onder maaiveld en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst;
  • het bouwen van gebouwen en/of bouwwerken, waarbij de bestaande bebouwing wordt vergroot met een oppervlakte van minder dan 250 m²;

Op onderstaande figuur is in rood omkaderd waar de bestaande en deels te slopen bebouwing staat; deze gronden zijn reeds verstoord. Een deel van de nieuw te realiseren bebouwing zal gesitueerd worden binnen het reeds verstoorde deel van het perceel en het andere deel valt binnen het gebied met een lage archeologische verwachtingswaarde. De nieuw te realiseren bebouwing staat voor minder dan 250 m2 binnen de dubbelbestemming 'Waarde Archeologie - 3'. Hierdoor is het uitvoeren van een archeologisch onderzoek niet noodzakelijk.

afbeelding "i_NL.IMRO.1894.BPL0235-ON01_0022.jpg"

Afbeelding 19: reeds verstoorde bodem rood omkaderd

4.4 Geluidhinder

De Wet geluidhinder (Wgh) is van toepassing op woningen, andere geluidsgevoelige gebouwen (onder meer onderwijsgebouwen, ziekenhuizen, verpleeghuizen en andere gezondheidszorggebouwen) en geluidsgevoelige terreinen (onder meer woonwagenstandplaatsen). Uit art. 74 Wgh vloeit voort dat in principe alle wegen voorzien zijn van een geluidzone, met uitzondering van wegen die zijn gelegen binnen een als woonerf aangeduid gebied of wegen waarvoor een maximum snelheid van 30 km/uur geldt. De zonebreedte is afhankelijk van het gebied (stedelijk of buitenstedelijk) en het aantal rijstroken. Binnen de zones moet een akoestisch onderzoek worden verricht. De voorkeursgrenswaarde voor woningen en andere geluidsgevoelige gebouwen en terreinen bedraagt in die zone op de buitengevel 48 dB (art. 82 Wgh).

Het plangebied ligt niet binnen de geluidszone van wegen waar een maximum snelheid van meer dan 30 km/u is toegestaan. Aan de Dorpsstraat en de Kurversweg geldt een maximum snelheid van 30 km/u en hebben daardoor geen geluidszone.

Hierdoor is het niet noodzakelijk om een akoestisch onderzoek naar wegverkeerslawaai uit te voeren. Op het moment dat de omgevingsvergunningaanvraag voor de activiteit bouwen zal worden aangevraagd, zal de geluidsisolatie van de gevels worden toegevoegd; hieruit zal blijken dat de binnenwaarden in de verblijfsruimten zullen voldoen aan de geluidsnormen, waardoor een aanvaardbaar binnenklimaat qua geluid gewaarborgd wordt.


Spoorweglawaai

In de nabijheid van het plangebied is geen spoorlijn gesitueerd.

4.5 Bodem- en grondwaterkwaliteit

In het kader van het onderhavige plan worden binnen het plangebied nieuwe bodemgevoelige functies toegelaten in de vorm van 6 woningen. Het uitvoeren van een bodemonderzoek is voor deze locatie derhalve noodzakelijk.

Op 27 januari 2020 is een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd door Econsultancy BV. Hierin is het volgende geconcludeerd:

'De bodem bestaat voornamelijk uit zwak tot sterk siltig, matig fijn tot matig grof zand. De bodem is plaatselijk zwak humeus en zwak tot sterk grindig. De ondergrond is plaatselijk matig gleyhoudend en bevat in zwakke tot matige mate keien. De bodem is plaatselijk zwak kolengruis- en zwak baksteenhoudend. Tijdens het nader bodemonderzoek is geconstateerd dat in de bodem plaatselijk in zwakke tot matige mate zinkassengruis aanwezig is. Tijdens de veldwerkzaamheden zijn op het maaiveld van de onderzoekslocatie, alsmede in de bodem, geen puin(resten) of andere asbestverdachte materialen aangetroffen.

Verkennend bodemonderzoek

De zwak kolengruis- en baksteenhoudende laag is analytisch licht verontreinigd met cadmium, lood en PAK en licht tot sterk verontreinigd met zink. De zintuiglijk schone bovengrond is licht verontreinigd met lood, minerale olie, koper en PAK en eveneens sterk verontreinigd met zink. De zintuiglijk schone ondergrond is analytisch licht verontreinigd met zink.

Het grondwater is analytisch licht verontreinigd met barium. Op basis van de analyseresultaten is er een nader bodemonderzoek naar de sterke zinkverontreiniging uitgevoerd.

Nader bodemonderzoek

Het nader bodemonderzoek is uitgevoerd ten gevolge van het aantreffen van een sterke zinkverontreiniging op de onderzoekslocatie.

Op basis van analyseresultaten wordt de sterke zinkverontreiniging, evenals de (waarschijnlijk) aanwezige lood en koperverontreiniging, tot aan de perceelsgrenzen als volledig afgeperkt beschouwd.

Gezien de mate en omvang van de sterke verontreiniging wordt het gehele parkeerterrein als sterk verontreinigd beschouwd. Het oppervlakte van de verontreiniging bedraagt in totaal 650 m2, waarbij de maximale diepte van de verontreiniging varieert tussen de 0,50 tot 1,50 m -mv. Het volume van de koper- en loodverontreinigingen zullen naar verwachting op basis van de XRF gegevens en de onderzoeksresultaten niet groter zijn dan 25 m3.

Gemiddeld genomen bevindt de sterke verontreiniging zich voor 260 m2 op een diepte van 1,0 m -mv. Op het overige terreindeel (390 m2) bevindt de verontreiniging zich op een gemiddelde diepte van 0,5 m -mv. Het totaal volume aan sterk verontreinigde grond bedraagt met deze gegevens 455 m3. Er kan geconcludeerd worden dat er in de zin van de Wet Bodembescherming op de locatie sprake is van een ernstig geval van bodemverontreiniging.

Uit de milieuhygiënische beoordeling is gebleken dat er geen sprake is van onaanvaardbare humane, ecologische of verspreidingsrisico's. Hierdoor is er geen sprake van spoed om de verontreiniging in de grond te saneren.

Conclusies en Advies

Op de locatie is sprake van een geval van ernstige bodemverontreiniging in de zin van de Wet bodembescherming. Hierdoor is er in principe sprake van een saneringsnoodzaak. Echter, is er bij het huidige gebruik van de locatie geen sprake is van onaanvaardbare humane, ecologische of verspreidingsrisico’s als gevolg van de verontreiniging met zink in de grond. Er is derhalve geen sprake van spoed om de locatie te saneren.

Econsultancy adviseert de sterk met metalen verontreinigde grond voorafgaand aan de voorgenomen bouwplannen te saneren conform een door het bevoegd gezag (Provincie Limburg) goedgekeurd saneringsplan of BUS-melding. De vrijkomende verontreinigde grond dient afgevoerd te worden naar een erkend verwerker.

Algemeen

Voor de overige grond op de locatie geldt dat voor eventueel vrijkomende grond, die niet op de locatie kan worden hergebruikt, de regels van het Besluit bodemkwaliteit van toepassing zijn.'

Het verkennend bodemonderzoek is als bijlage aan de planstukken toegevoegd.

4.6 Luchtkwaliteit

4.6.1 Kleine en grote projecten

De regels inzake luchtkwaliteit kennen het onderscheid tussen 'kleine' en grote' projecten. Kleine projecten dragen niet in betekenende mate bij aan de luchtkwaliteit. Een paar honderd grote projecten dragen juist wel 'in betekenende mate' bij aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Het gaat vooral om bedrijventerreinen en infrastructuur (wegen). Wat het begrip 'in betekenende mate' precies inhoudt, staat in het Besluit “Niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)”.

Op hoofdlijnen komt het erop neer dat 'grote' projecten - die jaarlijks meer dan 3 procent van de grenswaarde voor de jaargemiddelde concentratie van PM10 en NO2 bijdragen- een 'betekenend' negatief effect hebben op de luchtkwaliteit. 'Kleine' projecten die minder dan 3 procent bijdragen, kunnen doorgaan zonder toetsing.

4.6.2 Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)

Dit is een Regeling van de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 31 oktober 2007, nr. DJZ2007004707, houdende regels omtrent de aanwijzing van categorieën van gevallen die in ieder geval niet in betekenende mate bijdragen als bedoeld in artikel 5.16, eerste lid, onder c, van de Wet milieubeheer (Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)).

Het gaat hierbij om de volgende categorieën:

  • a. inrichtingen
  • b. infrastructuur
  • c. kantoorlocaties
  • d. woningbouwlocaties

Voor woningbouw geldt dat woningbouwprojecten van netto niet meer dan 1500 woningen (in geval van één ontsluitingsweg) niet in betekende mate bedragen aan de verslechtering van de luchtkwaliteit (art. 4 lid 1 Besluit NIBM jo. art. 4 lid 2, bijlage 3B.2 Regeling NIBM).

Het onderhavige project valt met de bestemmingswijziging naar een woonfunctie voor 6 nieuwe woningen en een voor huisvesting van 12 arbeidsmigranten in gebruik te nemen bovenwoning, onder de Regeling NIBM. Op basis hiervan kan geconcludeerd worden dat het project per saldo niet in betekende mate bedraagt aan de verslechtering van de luchtkwaliteit.

 

Luchtkwaliteit vormt derhalve geen belemmering voor het project.

4.7 Externe veiligheid

4.7.1 Risicovolle inrichtingen (Bevi)

De veiligheid rond bedrijven wordt gereguleerd in de vigerende milieuvergunning (of een geldende Algemene Maatregel van Bestuur) en het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi). In het Bevi heeft iedere risicovolle inrichting een veiligheidszone gekregen. Dit heet de plaatsgebonden risicocontour (PR-contour). Binnen deze contour mogen nieuwe kwetsbare objecten (zoals woningen, scholen, ziekenhuizen, grootschalige kantoren, hotels, winkelcentra, campings) of beperkt kwetsbare objecten (zoals verspreid liggende woningen, bedrijfswoningen dan wel bedrijfsgebouwen van derden, kleinere kantoren, hotels en winkels, sporthallen, zwembaden) niet of niet zonder meer worden opgericht. Het Bevi gaat uit van een PR-contour 10-6 /jr.

Bij het nemen van een planologisch besluit (zoals de vaststelling van een bestemmingsplan of een omgevingsvergunning voor het afwijken van het bestemmingsplan) moet het bevoegd gezag deze contour in acht nemen voor kwetsbare objecten. Hierbij geldt de PR-contour 10-6/jr. als grenswaarde. Voor beperkt kwetsbare objecten geldt de contour als richtwaarde, d.w.z. in principe moet PR 10-6/jr. aangehouden worden, maar er mag gemotiveerd van worden afgeweken.

Naast het plaatsgebonden risico kent het Bevi ook het groepsrisico (GR). Het groepsrisico geeft aan wat de kans is op een ongeval met ten minste 10, 100 of 1000 dodelijke slachtoffers in de omgeving van de beschouwde bron.

De woningen zijn te kwalificeren als kwetsbaar object. Volgens de Risicokaart van de provincie Limburg ligt in de directe omgeving van het plangebied (straal van 300 m) géén risicovolle inrichtingen, zodat hierdoor geen belemmeringen bestaan voor het project.

Het aspect externe veiligheid inrichtingen staat derhalve niet aan het project in de weg.

4.7.2 Vervoer gevaarlijke stoffen

Het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt), stelt regels aan transportroutes en de omgeving daarvan. Zo moet een basisveiligheidsniveau rond transportassen (plaatsgebonden risico) en een transparante afweging van het groepsrisico worden gewaarborgd. Daarmee wordt de opdracht aan het bevoegd gezag voor ruimtelijke besluiten nadrukkelijk vastgelegd om rekening te houden met de risico's van transport van gevaarlijke stoffen over weg, water en spoor. In het basisnet is de omvang voor de verschillende transportmodaliteiten vastgelegd.

De dichtstbijzijnde weg waarover vervoer van gevaarlijke stoffen plaatsvindt is de provinciale weg N279. De PR-contour 10-6/jr bedraagt hier 0 meter; de locatie van de bestemmingswijziging ligt op een afstand van ruim 870 m van deze weg, waardoor vervoer van gevaarlijke stoffen geen belemmering vormt voor het project.

4.8 Milieuzonering

Om te komen tot een ruimtelijk relevante toetsing van bedrijfsvestigingen op milieuhygiënische aspecten wordt milieuzonering gehanteerd. Hieronder wordt verstaan een voldoende ruimtelijke scheiding tussen enerzijds milieubelastende bedrijven of inrichtingen en anderzijds milieugevoelige gebieden zoals woongebieden. Om milieuzonering hanteerbaar te maken wordt gebruik gemaakt van de Staat van bedrijfsactiviteiten zoals die is opgenomen in de VNG brochure 'Bedrijven en milieuzonering'.

4.8.1 Bedrijven en Milieuzonering; Staat van bedrijfsactiviteiten

De indeling van de bedrijven c.q. bedrijfsactiviteiten is vastgelegd een Staat van bedrijfsactiviteiten die is opgenomen in de VNG brochure 'Bedrijven en milieuzonering', van maart 2009. In deze Staat worden bedrijfsactiviteiten ingedeeld in een zestal categorieën met toenemende potentiële milieuemissies. Per bedrijfsactiviteit is voor elk ruimtelijk relevante milieucomponent (geur, stof, geluid en gevaar) een richtafstand aangegeven die in beginsel moet worden aangehouden tussen een bedrijf en milieugevoelige objecten (woningen) om hinder en schade aan mensen binnen aanvaardbare normen te houden.

Indien de aard van de omgeving dit rechtvaardigt, kunnen gemotiveerd kortere richtafstanden worden aangehouden bij het omgevingstype 'gemengd gebied', dat gezien de aanwezige functiemenging of ligging nabij drukke wegen al een hogere milieubelasting kent. In zo'n geval is het ruimtelijk aanvaardbaar dat de richtafstanden met één afstandsstap worden verlaagd.

4.8.2 Invloed milieuhinder op het plangebied

Het plangebied ligt in de bebouwde kom van Meijel, temidden van de centrumfuncties, zoals winkels, woningen (al dan niet met aan huis verbonden beroep en -bedrijvigheid), horeca, maatschappelijke dienstverlening en kantoren, en op grotere afstand enkele verspreid liggende bedrijven en de sporthal.

Het betreffen allemaal functies welke vallen onder milieucategorie 1 waarbij een richtafstand hoort van 10 m tot aan omliggende functies. Dergelijke functies verhouden zich goed met woningen en kunnen zonder onaarvaardbare belemmeringen over en weer naast elkaar worden gesitueerd en het goede woon- en leefklimaat is niet in het geding. De sporthal betreft een functioe in de mulieucategorie 3.1 met een richtafstand van 50 m; de feitel;ijke afstand bedraagt ruim 80 m, zodat ook hier geen belemmeringen zijn.

Milieuzonering staat derhalve niet aan de ontwikkeling in de weg.

4.9 Kabels, leidingen en straalpaden

4.9.1 Gas-, olie-, brandstof- of watertransportleidingen en hoogspanningskabels

In het Besluit externe veiligheid buisleidingen zoals dit per 1 januari 2011 geldt, staan veiligheidseisen voor buisleidingen; exploitanten hebben een zorgplicht en moeten ervoor zorgen dat hun buisleidingen veilig zijn en gemeenten moeten buisleidingen in hun bestemmingsplannen opnemen en bij nieuwbouw zorgen voor genoeg afstand tot de buisleidingen.

In de omgeving van het plangebied liggen geen leidingen welke impact kunnen hebben op het plangebied.

4.9.2 Obstakelbeheer- en radarverstoringsgebied

Het plangebied bevindt zich niet binnen een straalpad van telecomvoorzieningen of radarverstoringsgebied.

Hoofdstuk 5 Waterparagraaf

5.1 Uitgangspunten en randvoorwaarden waterhuishoudkundig systeem

Het plangebied ligt binnen het beheersgebied van het Waterschap Limburg. In het kader van het beleid van zowel de gemeente Peel en Maas als het waterschap dient binnen het projectgebied een duurzaam waterhuishoudkundig systeem gerealiseerd te worden. Concreet betekent dit dat er sprake moet zijn van gescheiden schoon- en vuilwaterstromen die afzonderlijk worden verwerkt. Vanuit de gemeente Peel en Maas en het waterschap Limburg gelden daarbij de volgende uitgangspunten:

  • 1. afkoppelen van 100% van het verhard oppervlak, waarbij de beslisboom verantwoord afkoppelen van toepassing is;
  • 2. de trits vasthouden-bergen-afvoeren is van toepassing, waarbij hergebruik dan wel infiltratie van schoon regenwater de voorkeur heeft;
  • 3. verontreiniging van het water dient door bronmaatregelen voorkomen te worden;
  • 4. grondwateroverlast dient voorkomen te worden;
  • 5. een gelimiteerde afvoer naar het oppervlaktewatersysteem is toegestaan.

5.2 Toepassing wateruitgangspunten op het plangebied

5.2.1 Hemelwater

Binnen het plangebied moet een duurzaam waterhuishoudkundig systeem aanwezig zijn om de hoeveelheid regenwater te verwerken dat gelet op het ter plaatse aan de orde zijnd (nieuw) afvoerend verhard oppervlak binnen het plangebied valt.

De bestaande bebouwing wordt deelt gesloopt en de verharding wordt verwijderd. Hiervoor in de plaats komen 6 woningen met bergingen en bijbehorende verhardingen, tevens in de vorm van parkeergelegenheid. Het te verharden oppervlak zal na uitvoering van het project circa 600 m2 bedragen.

De K-waarde (geeft de mate van infiltratiegeschiktheid aan) van het plangebied bedraagt volgens de kaart inzake de bodemdoorlatendheid (K-waarde) van de gemeente Peel en Maas van het waterschap 0,45 -0,75 m/dag. Uit geohydrologisch onderzoek, uitgevoerd door Econsultancy BV (rapportage daterend van 1 juli 2019 is integraal als bijlage bijgevoegd) blijkt dat de doorlatendheid van de onderzochte bodemlagen over het algemeen wordt geclassificeerd als goed doorlatend, waarbij k-waarden tussen de 1,4 en 2,1 m/dag zijn aangetoond.

Kwantiteitsberekening

Sinds het in werking treden van de nieuwe Keur (1 april 2019) gaat het waterschap bij de berekening van bergingen/infiltratievoorzieningen uit van een neerslaggebeurtenis van 100 mm in 24 uur.

Gelet op het nieuwe verharde oppervlak (nieuwe bebouwing, inclusief parkeergelegenheid) van circa 500 m2 moet 50 m3 (500 m2 x 100 mm) hemelwater kunnen worden geborgen. De infiltratie van dit hemelwater is voorzien onder de 14 parkeerplaatsen langs de Kurversweg, in de vorm van 3 infiltratieputten met elk een capaciteit van 15 m3; de resterende 5 m3 kan infiltreren in het enigszins verlaagd aanleggen van de groenvoorziening tussen de parkeerplaatsen en de voorgevels van de nieuwe woningen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1894.BPL0235-ON01_0023.jpg"

Figuur: situering en dimensionering infiltratieputten

Voor de afvoer van huishoudelijk afvalwater zal aangesloten worden op de gemeentelijk riolering.

Bouwmaterialen

De gemeente Peel en Maas streeft naar het terugdringen van het gebruik van uitlogende bouwmaterialen. Dit aspect is als aanbeveling opgenomen in het pakket duurzaam bouwen. Er zal derhalve, voorzover relevant, bij (ver)bouwactiviteiten geen gebruik worden gemaakt van uitlogende bouwmaterialen.

5.2.2 Afvalwater

Het huishoudelijk afvalwater zal op de bestaande riolering geloosd worden.

5.3 Overleg Waterschap

Vooroverleg met en advies van het waterschap Limburg maakt onderdeel uit van de watertoets. Het waterschap Limburg heeft evenwel aangegeven dat bij plannen met een toename van het nieuw afvoerend verhard oppervlak van minder dan 2000 m2 en waarbij het plangebied niet is gelegen in specifieke aandachtsgebieden, geen vooroverleg plaats hoeft te vinden met het watertoetsloket. Het plan leidt net niet tot een toename van het afvoerend verhard oppervlak van meer dan 2000 m2.

Specifiek wateradvies door het waterschap is niet noodzakelijk.

Hoofdstuk 6 Juridische vormgeving

6.1 Algemeen

Het bestemmingsplan heeft als doel het planologisch-juridisch kader te geven voor de ontwikkeling van het beschreven plan. De nadere juridische invulling is gedetailleerd geregeld. Dit bestemmingsplan bestaat uit de volgende onderdelen:

  • plantoelichting
  • planregels;
  • verbeelding.

Bij het opstellen van het onderhavige bestemmingsplan is aansluiting gezocht bij de in de Wet ruimtelijke ordening en het Besluit ruimtelijke ordening geformuleerde uitgangspunten. Waar dat noodzakelijk was , is afgeweken van de standaard en is het plan specifiek toegesneden op de feitelijke situatie in het onderhavige plangebied. De plansystematiek voldoet aan de volgende RO-standaarden 2012:

  • Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen (SVBP) 2012;
  • PraktijkRichtlijn BestemmingsPlannen (PRBP) 2012;
  • Standaard Toegankelijkheid Ruimtelijke Instrumenten (STRI) 2012.

6.2 Planmethodiek

Er is, volgens de Wro, gekozen voor een analoge en digitale verbeelding van het plan. Aan de bestemmingen zijn bouw- en gebruiksregels gekoppeld die direct inzichtelijk maken welke ontwikkelingen zijn toegestaan. Verbeelding en regels bieden een directe bouwtitel voor bebouwing en gebruik.

Er is in de basis aansluiting gezocht bij de regels van het vigerende bestemmingsplan; deze zijn aangepast aan de situatie 'Dorpsstraat-Kurversweg Meijel'. Niet relevante bestemmingen en aanduidingen zijn derhalve niet overgenomen en voor wat betreft de tijdelijke huisvesting van arbeidskrachten is aansluiting gezocht bij de regelijk van vergelijkbare locaties elders binnen de gemeente Peel en Maas, zodat uniformiteit zoveel mogelijk wordt gewaarborgd.

6.3 Verbeelding

In de analoge en digitale verbeelding hebben alle gronden binnen het plangebied een bestemming gekregen. Binnen een bestemming kunnen nadere aanduidingen zijn aangegeven. Deze aanduidingen hebben slechts juridische betekenis ingevolge het voorliggende plan, indien en voor zover deze in de regels daaraan wordt gegeven. Als een aanduiding juridisch gezien geen enkele betekenis heeft, is deze niet opgenomen in de verbeelding. De bestemmingen en de aanduidingen zijn ingedeeld in de hoofdgroepen volgens de SVBP2012 en zijn bij de verbeelding opgenomen in een renvooi.

6.4 Planregels

De planregels zijn ondergebracht in inleidende regels, in bestemmingsregels, in algemene regels en in overgangs- en slotregels.

De Inleidende regels (hoofdstuk 1) bestaan uit begrippen en de wijze van meten, teneinde te voorkomen dat discussie ontstaat over de interpretatie van de regels. In de Begrippen (artikel 1) wordt een omschrijving gegeven van de in de regels gehanteerde begrippen. Als gebruikte begrippen niet in deze lijst voorkomen, dan geldt de uitleg/interpretatie conform het dagelijks taalgebruik.

In het artikel over de "Wijze van meten" (artikel 2) worden de te gebruiken meetmethodes vastgelegd.

Hoofdstuk 2 bevat de bestemmingen. De bestemmingen vangen steeds aan met de bestemmingsbenaming. Daarna wordt in de doeleindenomschrijving weergegeven voor welke doeleinden de betreffende gronden bestemd zijn. Indien er sprake zou kunnen zijn van conflicterende belangen, is er een nadere detaillering van de doeleinden opgenomen waarin wordt vermeld welke doeleinden prevaleren. Vervolgens wordt in de bebouwingsregeling aangegeven welke bouwwerken bij recht mogen worden opgericht en welke situerings- en maatvoeringseisen hiervoor gelden. In sommige bestemmingen wordt bovendien nader ingegaan op de toegestane voorzieningen. Vervolgens is een gebruiksbepaling opgenomen waarin wordt aangegeven dat gronden en opstallen niet in strijd met de bestemming mogen worden gebruikt. Voor de duidelijkheid is een aantal situaties aangegeven die in ieder geval in strijd met de bestemming worden geacht.

In de Algemene regels (hoofdstuk 3) zijn opgenomen de Anti-dubbeltelbepaling, de algemene bouwregels, de algemene gebruiksregels, de algemene aanduidingsregels, de algemene afwijkingsregels en algemene wijzigingsregels.

In de Overgangs- en slotregels (hoofdstuk 4) zijn het overgangsrecht en de slotregel opgenomen.

Hoofdstuk 7 Economische uitvoerbaarheid, kostenverhaal en planschade

De realisatie van het project geschiedt voor rekening van de initiatiefnemer. De gemeentelijke financiën zijn hierbij niet in het geding. Verder zijn de gronden eigendom van de initiatiefnemer. Deze gronden zijn niet belast met beperkt zakelijke rechten van derden.

Kostenverhaal is geregeld in een tussen de gemeente Peel en Maas en de initiatiefnemer afgesloten overeenkomst, waarin het planschadeverhaal wordt opgenomen. Hiermee wordt gewaarborgd dat eventueel te vergoeden planschade niet voor rekening van de gemeente Peel en Maas komt maar voor rekening van de initiatiefnemer.

Hoofdstuk 8 Procedure en maatschappelijke uitvoerbaarheid

8.1 Bekendmaking ex artikel 1.3.1. Bro

Het voornemen tot voorbereiding van het bestemmingsplan is op de gebruikelijke wijze bekendgemaakt.

8.2 Omgevingsdialoog

Op 4 december 2017 is onderhavige ontwikkeling besproken in het 'Dorpsoverleg Meijel'. In 2018 en 2019 zijn enkele omwonenden geïnformeerd en op 19 juni 2020 heeft initiatiefnemer in het 'Dorpsoverleg Meijel' een update gegeven van de plannen.

Voorafgaand aan het in procedure brengen van onderhavig bestemmingsplan, worden alle omwonenden volledig geïnformeerd middels een brief waarin de plannen worden beschreven.

Deze uitvoering alsmede de resultaten van de omgevingsdialoog worden ter hand gesteld aan het bevoegd gezag.

8.3 Overleg ex artikel 3.1.1 Bro

In het kader van het wettelijk overleg heeft overleg plaatsgevonden met de provincie Limburg.

8.4 Procedure ontwerp-bestemmingsplan

Alvorens de bestemmingsplanprocedure formeel is gestart, heeft initiatiefnemer overleg gehad met de aangrenzende eigenaren. Een kort verslag van het overleg is als bijlage bij de stukken gevoegd.

Het ontwerpbestemmingsplan heeft gedurende zes weken, van ............... tot en met ..............., voor een ieder ter inzage gelegen. Gedurende deze periode zijn er <wel/geen> zienswijzen ingediend.