direct naar inhoud van Ruimtelijke onderbouwing
Plan: Waterbuffer Bloemendaalseweg te Meijel
Status: ontwerp
Plantype: omgevingsvergunning
IMRO-idn: NL.IMRO.1894.OMG0050-ON01

Ruimtelijke onderbouwing

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Algemeen

Het waterschap Peel en Maasvallei heeft op basis van het Nationaal Bestuursakkoord Water de taak om burgers op een duurzame wijze te beschermen tegen wateroverlast en tegelijkertijd op een verantwoorde wijze om te gaan met hemelwater(afvoer). Er is hiervoor een landelijk normeringsstelsel ingevoerd, de NBW-werknormen. De waterschappen in Nederland hebben de regionale watersystemen getoetst aan de NBW-werknormen. Tevens is in kaart gebracht welke inspanningen er nodig zijn om de regionale watersystemen aan de werknormen te laten voldoen. Op basis van een analyse naar knelpunten, welke niet voldoen aan de NBW-normen, heeft het waterschap Peel en Maasvallei geconstateerd dat het watersysteem "Leiverspeelke" niet aan de normen voldoet. Het regenwater van diverse tuinbouwkassen in de omgeving wordt niet, conform het huidige beleid, eerst geborgen en pas later gedoseerd afgevoerd, maar direct geloosd op het lossingsstelsel van het waterschap. Dit lossingsstelsel is hier niet op berekend. Het gevolg is inundatie van kassen en landbouwgronden.

Om het knelpunt op te lossen is het Waterschap Peel en Maasvallei voornemens om een regenwaterbuffer aan te leggen aan de Bloemendaalseweg te Meijel. De aanleg en het gebruik van de buffer zijn op basis van het vigerende bestemmingsplan echter niet toegestaan.

1.2 Plangebied

Het plangebied is gelegen aan de Bloemendaalseweg nabij de kruising met de Schaapsweg. Aan de westzijde wordt het plangebied begrensd door de Langstraatlossing. Aan de zuidzijde is de watergang Krop gelegen. De percelen zijn kadastraal bekend als: MEL00 D 1523 en MEL00 D 1525.

Afbeelding 1: Plangebied

afbeelding "i_NL.IMRO.1894.OMG0050-ON01_0001.jpg"

1.3 Doel

Het doel van het project is het oplossen van de hoogwaterproblematiek van het watersysteem "Leiverspeelke". Dit wordt bereikt door het aanleggen van een buffer met een capaciteit van circa 6.500 m3 aan de Bloemendaalseweg.

Het doel van voorliggend projectafwijkingsbesluit is om de aanleg en het gebruik van de buffer planologisch-juridisch mogelijk te maken. Het vigerend bestemmingsplan maakt de aanleg en het gebruik niet rechtstreeks mogelijk. Vooruitlopend op een wijzing van het bestemmingsplan wordt op basis van artikel 2.12, lid 1, sub a3 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht in afwijking van het bestemmingsplan een omgevingsvergunning verleend. Hierbij dient sprake te zijn van een goede ruimtelijke ordening. Het besluit moet om die reden een ruimtelijke onderbouwing bevatten.

1.4 Geldende bestemmingsplannen

Het plangebied is gelegen binnen de plangrens van het bestemmingsplan Buitengebied van de gemeente Peel en Maas. Dit bestemmingsplan is vastgesteld op 11 november 2013. De gronden zijn aangeduid met de volgende bestemmingen, dubbelbestemmingen en aanduidingen:

  • Enkelbestemming "Agrarisch".
  • Dubbelbestemming "Waarde - Archeologie 5".
  • Dubbelbestemming "Waterstaat - Beschermingszone watergang"
  • Gebiedsaanduiding "reconstructiewetzone-verwevingsgebied"
  • Gebiedsaanduiding "milieuzone-grondwaterbeschermingsgebied roerdalslenk zone 3".
  • Gebiedsaanduiding "wro-zone wijzigingsgebied 4go".

Afbeelding 2: Vigerend bestemmingsplan. Bron: www.ruimtelijkeplannen.nl

afbeelding "i_NL.IMRO.1894.OMG0050-ON01_0002.jpg"

De gronden die zijn aangeduid als "agrarisch" zijn bestemd voor:

  • a. agrarisch bedrijfsmatig gebruik;
  • b. agrarisch hobbymatig gebruik;

met daaraan ondergeschikt:

  • c. extensief dagrecreatief medegebruik;
  • d. groenvoorzieningen;
  • e. paden en ontsluitingsvoorzieningen;
  • f. boven- en/of ondergrondse waterhuishoudkundige voorzieningen.

De aanleg van de buffer is in principe mogelijk als ondergeschikte functie van het agrarisch grondgebruik ter plaatse. In de toekomst zal het perceel echter in hoofdzaak worden gebruikt voor de waterbuffer en niet langer agrarisch. Om die reden is een wijziging van het bestemmingsplan noodzakelijk.

In artikel 3.6 van het bestemmingsplan Buitengebied zijn alle wijzigingsbevoegdheden opgenomen. Zo mogen onder voorwaarden met een binnenplanse wijziging bouwvlakken of bestemmingsvlakken ten behoeve van veehouderijen worden vergroot. Het wijzigen van de bestemming in de bestemming "Water" is niet mogelijk.

De dubbelbestemmingen regelen de bescherming van de watergangen en van de mogelijk in de bodem aanwezige archeologische artefacten. Voor het project Leiverspeelke houdt dit in dat voor bepaalde werkzaamheden, zoals het veranderen van het maaiveldniveau, een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde of van werkzaamheden nodig is (dubbelbestemming “Waterstaat – Beschermingszone watergang”).

De dubbelbestemming Waarde-Archeologie 5 ligt net op de grens van het plangebied. Hier geldt een vrijstelling van de omgevingsvergunningplicht voor werkzaamheden die minder dan 40 cm diep zijn of een oppervlakte van minder dan 2.500 m2 hebben. Voor het project Regenwaterbuffer hoeft geen omgevingsvergunning op basis van de dubbelbestemming 'Waarde-Archeologie” te worden aangevraagd.

Conclusie

Het toekomstige gebruik van de gronden in het plangebied komt niet overeen met hetgeen in het bestemmingsplan als hoofdgebruik is toegestaan. Om die reden is het nemen van een projectafwijkingsbesluit noodzakelijk.

Hoofdstuk 2 Beschrijving bestaande situatie

2.1 Ontstaansgeschiedenis

Het plangebied is gelegen in het gebied Platveld ten zuiden van de kern Meijel. Het gebied is gelegen tussen de natuurgebieden de Groote Peel en de Nederpeel nabij Heibloem. Het gebied Platveld is een jong ontginningenlandschap met een grootschalig, open karakter. Het gebied wordt gekenmerkt als een natte heideontginning. In de natte gebieden dienden voorafgaand aan de ontginningen grote investeringen gedaan te worden in de ontwatering van het gebied. Vandaar dat deze ontginningen relatief planmatig en grootschalig van opzet in vergelijking met de eerdere ontginningen van de drogere heidegebieden. De natte heideontginningen vonden voornamelijk plaats na 1900. Op dat moment werd het mogelijk ook de lager gelegen delen te ontginnen en te voorzien van voldoende meststoffen. Deze gebieden kenmerken zich nu door een grote mate van openheid, vergelijkbaar met de veenontginningen. Het belangrijkste verschil is de grondslag: dekzand.

Afbeelding 3: Historische kaart uit 1811. Het gebied Platveld (aangeduid in het midden van de kaart) was destijds nog niet ontgonnen. Bron: watwaswaar.nl

afbeelding "i_NL.IMRO.1894.OMG0050-ON01_0003.jpg"

De omgeving van het plamgebied is aangewezen als concentratiegebied voor de glastuinbouw en er zijn dan ook verschillende complexen van tuinbouwkassen aanwezig.

2.2 Bestaande situatie

Het plangebied is gelegen aan de Bloemendaalseweg en wordt in het westen en zuiden begrensd door een tweetal watergangen die bij het waterschap in beheer zijn. Dit zijn de Langstraatlossing en de Krop.

Afbeelding 4: Langstraatlossing

afbeelding "i_NL.IMRO.1894.OMG0050-ON01_0004.jpg"  
Afbeelding 5: De Krop

afbeelding "i_NL.IMRO.1894.OMG0050-ON01_0005.jpg"  

Het watersysteem 'Leiverspeelke' bestaat uit het Leiverspeelke, de Langstraatlossing en de Krop (met enkele zijtakken) die middels een sifon onder de Noordervaart doorlopen. Vroeger liep het water aan de zuidzijde van de Noordervaart via de waterloop Achterste Moost natuurgebied Kleine Moost in. Door de relatief slechte kwaliteit (landbouwwater) van het water uit het Leiverspeelke ten opzichte van de Achterste Moost is ervoor gekozen het water uit het Leiverspeelke door middel van twee pompen de Noordervaart in te pompen. Bij calamiteiten kan het water via de Achterste Moost worden afgevoerd via een duiker met spindelschuif.

Het plangebied zelf is in agrarisch gebruik. In 2014 werd op de percelen mais geteeld. Langs de Langstraatlossing is een onderhoudspad van het Waterschap gelegen. Langs de Krop ontbreekt deze. Beide lossingen zijn functioneel aangelegde waterlopen die als rechte waterloop zonder natuurlijke oevervegetaties langs de agrarische percelen lopen.

Afbeelding 6: Bestaande situatie

afbeelding "i_NL.IMRO.1894.OMG0050-ON01_0006.jpg"


Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Rijksbeleid

3.1.1 Structuurvisie infrastructuur en ruimte (SVIR)

In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) schetst het Rijk ambities voor Nederland in 2040: een visie hoe Nederland er in 2040 voor moet staan. Uitgaande van de verantwoordelijkheden van het Rijk zijn de ambities uitgewerkt in rijksdoelen tot 2028 en is aangegeven welke nationale belangen daarbij aan de orde zijn. De SVIR is vastgesteld op 13 maart 2012.


Nederland moet concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig zijn in 2040. Dit is het uitgangspunt van de SVIR. Om dit te bereiken moet het roer in het ruimtelijk en mobiliteitsbeleid om. De ruimtelijke ordening wordt zo dicht mogelijk bij burgers en bedrijven gebracht. Provincies en gemeenten krijgen meer verantwoordelijkheden en beleidsvrijheid (decentraal, tenzij) en de gebruiker komt centraal te staan. Het Rijk zet zich met name in op de drie hoofddoelen:

  • Het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk-economische structuur van Nederland.
  • Het verbeteren en ruimtelijk zekerstellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat.
  • Het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn.

Naast het benoemen van bovenstaande beleidsdoelen onderscheidt het Rijk 13 nationale belangen. Voor deze belangen is het Rijk verantwoordelijk en wil het resultaten boeken:

  • Een excellente ruimtelijk-economische structuur van Nederland door een aantrekkelijk vestigingsklimaat in en goede internationale bereikbaarheid van de stedelijke regio's met een concentratie van topsectoren.
  • Ruimte voor het hoofdnetwerk voor (duurzame) energievoorziening en de energietransitie.
  • Ruimte voor het hoofdnetwerk voor vervoer van (gevaarlijke) stoffen via buisleidingen.
  • Efficiënt gebruik van de ondergrond.
  • Een robuust hoofdnet van wegen, spoorwegen en vaarwegen rondom en tussen de belangrijkste stedelijke regio's inclusief de achterlandverbindingen (ketenmobiliteit en multimodale knooppunten).
  • Betere benutting van de capaciteit van het bestaande mobiliteitssysteem.
  • Het instandhouden van het hoofdnet van wegen, spoorwegen en vaarwegen om het functioneren van het mobiliteitssysteem te waarborgen.
  • Herbeteren van de milieukwaliteit (lucht, bodem, water) en bescherming tegen geluidsoverlast en externe veiligheidsrisico's.
  • Ruimte voor waterveiligheid, een duurzame zoetwatervoorziening en kaders voor klimaatbestendige stedelijke (her)ontwikkeling.
  • Ruimte voor behoud en versterking van (inter)nationale unieke cultuurhistorische en natuurlijke kwaliteiten.
  • Ruimte voor een nationaal netwerk van natuur voor het overleven en ontwikkelen van flora- en faunasoorten.
  • Ruimte voor militaire terreinen en activiteiten.
  • Zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten.


Conclusie

Met de aanleg van de regenwaterbuffer aan de Bloemensdaalseweg wordt ruimte geboden voor waterveiligheid, het versterken van unieke cultuurhistorische en natuurlijke kwaliteiten én het versterken van het netwerk van natuur voor het overleven en ontwikkelen van flora- en fauna. Hiermee sluit het project aan bij de doelstellingen uit de Structuurvisie Infrastructuur en ruimte.

3.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

De AMvB Ruimte wordt in juridische termen aangeduid als Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro). Met uitzondering van enkele onderdelen is het Barro eind december 2011 in werking getreden. In de AMvB zijn de nationale belangen die juridische borging vereisen opgenomen. De AMvB Ruimte is gericht op doorwerking van de nationale belangen in gemeentelijke bestemmingsplannen. Op 1 oktober 2012 is de eerste wijziging van het Barro in werking getreden.


Het kabinet heeft in de hiervoor genoemde SVIR vastgesteld dat voor een beperkt aantal onderwerpen de bevoegdheid om algemene regels te stellen zou moeten worden ingezet. Het gaat hierbij onder meer om de Ecologische Hoofdstructuur, Rijksvaarwegen, Grote Rivieren en Defensie.


Geen van de regels van het Barro is echter van toepassing op het plangebied.


3.1.3 Kaderrichtlijn water

De Europese Kaderrichtlijn Water moet ervoor zorgen dat de kwaliteit van het oppervlakte- en grondwater in Europa in 2015 op orde is. Om dit te bereiken moeten de landen van de Europese Unie een groot aantal maatregelen nemen. Enerzijds om de kwaliteit van de 'eigen' wateren op peil te brengen, anderzijds om ervoor te zorgen dat andere landen geen last meer hebben van de verontreinigingen die hun buurlanden veroorzaken. De richtlijn verplicht Europese lidstaten om voor elk stroomgebied een stroomgebied beheersplan op te stellen. De gemeente Peel en Maas is onderdeel van het stroomgebied beheersplan voor de Maas.

Het watersysteem van het Leiverspeelke is niet aangewezen als een beek met een Specifiek Ecologische Functie (SEF-beek). Er zijn in dit opzicht geen specifieke maatregelen voorgeschreven.

3.1.4 Nationaal waterplan

Het Nationaal Waterplan is in 2009 vastgesteld en is de opvolger van de Vierde Nota Waterhuishouding. Het Nationaal Waterplan, dat ook structuurvisie is op grond van de Wet ruimtelijke ordening, vervangt op onderdelen het beleid uit de Nota Ruimte voor het IJsselmeer, de Noordzee en de rivieren. Grondgedachte in het Nationaal Waterplan is dat een goede bescherming tegen overstromingen, het zoveel mogelijk voorkómen van wateroverlast en droogte en het bereiken van een goede waterkwaliteit basisvoorwaarden zijn voor welvaart en welzijn. Om die reden moet het watersysteem basis zijn van integrale ruimtelijke ontwikkelingen, waarbij een gebiedsgerichte aanpak wordt voorgestaan. Een gebiedsgerichte aanpak wordt de standaard voor het uitwerken van maatregelen. Dit betekent niet alleen vanuit het watersysteem bepalen wat nodig is, maar vooral met alle betrokken partijen een ontwikkelingsgerichte aanpak hanteren en kansen benutten. Hierbij zijn het genereren van nieuwe kennis en innoveren essentieel om de kansen ten volle te benutten en tot vernieuwing te komen. Dit moet leiden tot een duurzaam waterbeheer.


De grondgedachte voor duurzaam waterbeheer is 'meebewegen met natuurlijke processen waar het kan, weerstand bieden waar het moet en kansen voor welvaart en welzijn benutten'. Voor een duurzaam waterbeleid is het belangrijk om water de ruimte te geven en waar mogelijk mee te bewegen met en gebruik te maken van natuurlijke processen, zoals nu al gebeurt bij Ruimte voor de Rivier. Het Rijk vindt het daarbij van belang dat bij alle wateropgaven en -maatregelen maximaal wordt meegekoppeld met andere opgaven en maatregelen. Met deze aanpak is het doel het watersysteem zowel kwalitatief als kwantitatief op orde te krijgen.


Conclusie

Door de aanleg van de regenwaterbuffer wordt een knelpunt in het watersysteem opgelost. Bovendien wordt invulling gegeven aan de voorgeschreven trits: bergen-vasthouden-afvoeren. Het plan past binnen het beleid van het nationaal waterplan.

3.2 Provinciaal beleid

3.2.1 Provinciaal omgevingsplan Limburg (POL2006)

Op 22 september 2006 is door Provinciale Staten van Limburg het Provinciaal Omgevingsplan Limburg 2006 (POL2006) vastgesteld als vervanger van het POL uit 2001. Het POL2006 is een streekplan, het provinciaal waterhuishoudingplan, het provinciaal milieubeleidsplan en bevat de hoofdlijnen van het provinciaal verkeer- en vervoersplan. Tevens vormt het POL2006 een economisch beleidskader op hoofdlijnen, voorzover het de fysieke elementen daarvan betreft, en een welzijnsplan op hoofdlijnen, voorzover het de fysieke aspecten van zorg, cultuur en sociale ontwikkeling betreft.


In de gebiedsgerichte aanpak uit het POL2006 worden voor het Limburgs grondgebied negen perspectieven, met uiteenlopende visies op ontwikkelingsmogelijkheden onderscheiden. Het plangebied is gelegen binnen de zone P5b: Dynamisch landbouwgebied.

Afbeelding 7: Uitsnede uit de perspectievenkaart van het POL2006

afbeelding "i_NL.IMRO.1894.OMG0050-ON01_0007.jpg" 

De provincie Limburg streeft naar verdere ontwikkeling van de niet-grondgebonden landbouw geconcentreerd in het perspectief Dynamische landbouwgebied (P5), gelegen in Noord- en Midden-Limburg. Het betreft de concentratiegebieden en projectvestigingsgebieden voor de glastuinbouw en de landbouwontwikkelingsgebieden voor intensieve veehouderij en combinaties daarvan. Hier wordt de ruimte geboden voor een duurzame, optimale ontwikkeling van deze vormen van landbouw. Dit
is van provinciaal belang. Een goede landschappelijke inpassing van het betreffende concentratiegebied glastuinbouw of landbouwontwikkelingsgebied en bescherming van de aanwezige omgevingskwaliteiten gelden daarbij als randvoorwaarden, net als het bereiken van een basiskwaliteit voor milieu en water. Dit vraagt de nodige aandacht gezien het intensieve karakter van de ontwikkelingen.

Binnen de concentratiegebieden glastuinbouw bestaat de mogelijkheid voor
een enkele incidentele nieuwvestiging van glastuinbouw, indien aantoonbare initiatieven zijn ontplooit t.b.v. een vestiging op een van de projectvestigingen en deze niet tot resultaat kunnen leiden en het bijdraagt aan een duurzame ontwikkeling van het gebied. De provincie verwacht van gemeenten dat de ruimtelijke ontwikkeling van grootschalige toeristisch-recreatieve functies en functiewijzigingen tot werklocatie of woongebied om advies aan de provincie wordt voorgelegd, omdat deze ontwikkelingen kunnen conflicteren met de provinciale belangen.

Conclusie

De aanleg van de regenwaterbuffer aan de Bloemendaalseweg is nodig om inundatie van kassen en landbouwgronden te voorkomen. Dit bevordert de ontwikkeling van de niet-grondgebonden landbouw in het gebied. Bovendien conflicteert de aanleg van de buffer niet met belangen of rechten van de landbouw die bijvoorbeeld voortkomen uit verleende milieuvergunningen. Het plan past binnen het provinciaal beleid.

3.2.2 Provinciaal Omgevingsplan Limburg 2014

De provincie Limburg is druk doende het "oude" POL uit 2006 te vervangen door een nieuw Provinciaal Omgevingsplan. Op 6 mei 2014 hebben Gedeputeerde Staten het ontwerp-POL2014 vastgesteld. Hieraan gekoppeld is de ontwerp-Omgevingsverordening Limburg 2014. In het ontwerp-POL omschrijft de provincie het ruimtelijk beleid. Het ruimtelijke ordeningsbeleid uit dit POL2014 wordt verankerd in de Omgevingsverordening 2014. Dit betreft een actualisatie van de Omgevingsverordening uit 2011, die wordt aangevuld met regels aangaande ruimtelijke thema's.


De centrale ambitie in het POL2014 komt voort uit de Limburgagenda: een voortreffelijk grensoverschrijdend leef- en vestigingsklimaat, dat eraan bijdraagt dat burgers en bedrijven kiezen voor Limburg: om er naar toe te gaan en vooral ook om hier te blijven. In het POL staan de fysieke kanten van het leef- en vestigingsklimaat centraal. Belangrijke uitdagingen zijn het faciliteren van innovatie, het aantrekkelijk houden van de regio voor jongeren en arbeidskrachten, de fundamenteel veranderde opgaven op het gebied van wonen en voorzieningen, de leefbaarheid van kernen en buurten en het inspelen op de klimaatverandering.


Belangrijke principes in het omgevingsbeleid van de provincie Limburg zijn de volgende:

  • Kwaliteit staat centraal. Dat komt tot uiting in het koesteren van de gevarieerdheid van Limburg onder het motto 'meer stad, meer land', het bieden van ruimte voor verweving van functies, in kwaliteitsbewustzijn, en in dynamisch voorraadbeheer dat moet resulteren in een nieuwe vorm van groeien. Algemene principes voor duurzame verstedelijking sluiten hierop aan, zoals de ladder van duurzame verstedelijking en de prioriteit voor herbenutting van cultuurhistorische en beeldbepalende gebouwen.
  • Uitnodigen staat centraal. Dat gaat meer over de manier waarop de provincie samen met partners dat voortreffelijke leef- en vestigingsklimaat wil realiseren. Met instrumenten op maat en ruimte om te experimenteren. De Provincie wil hierbij selectief zijn: het POL richt zich alleen op die zaken die er op provinciaal niveau echt toe doen en vragen om regionale oplossingen.


In het nieuwe POL wordt op basis van omgevingskwaliteiten een zonering gemaakt van acht soorten gebieden. Dit zijn:

  • Stedelijk centrum.
  • Stedelijk gebied.
  • Landelijke kern.
  • Bedrijventerrein.
  • Goudgroene natuurzone.
  • Zilvergroene natuurzone.
  • Bronsgroene landschapszone.
  • Buitengebied.

Deze zonering vormt de basis voor het ruimtelijk beleid. Daarnaast zijn verschillende aanduidingen opgenomen ter bescherming van (sectorale) belangen.

Het plangebied is gelegen binnen de aanduidingen:

  • Gronwaterlichaam/strategische grondwatervoorraad.
  • Buitengebied.
  • Uitsluitingsgebied geothermie.
  • Regio Noord-Limburg.
  • Boringsvrije zone.
  • Landelijk wonen.
  • Voorkeursgebied windturbines.

De provincie Limburg ziet in het ontwerp-POL2014 voor zichzelf vooral een sturende rol in de gebieden die tot de goudgroene natuurzone, de zilvergroene natuurzone en de bronsgroene landschapszone behoren. Alle andere gronden worden gerekend tot het Buitengebied. Doorgaans wordt het Buitengebied gevormd door landschappen, waarvan de provincie niet van mening is dat deze tot provinciebrede waardevolle gebieden worden gerekend. Het zijn vaak gebieden met een agrarisch karakter met ruimte voor doorontwikkeling van agrarische bedrijven. Accenten in het buitengebied zijn:

  • Ontwikkelingsmogelijkheden voor nieuwe bedrijfslocaties landbouw.
  • Terugdringen milieubelasting vanuit landbouw.
  • Kwaliteit en functioneren ondergrond.


Voor wat betreft natuurontwikkeling in het Buitengebied ziet de provincie geen actieve rol voor zichzelf. Wel wordt gesteld dat soortenbeschermingsprojecten niet beperkt blijven tot gebieden in de goudgroene, zilvergroene of bronsgroene zones, maar zijn ook mogelijk op objecten en locaties daarbuiten.


De aanduiding "Strategische grondwatervoorraad" houdt in dat het grondwater in de grondwaterbeschermingsgebieden én de diepe grondwatervoorraden van de Roerdalslenk zijn gereserveerd voor menselijke consumptie.Daarnaast zijn de gehele Roerdalslenk, en de Venloschol boringsvrije zones ter bescherming van de diepe grondwatervoorraad. Het doorboren of roeren van bedoelde kleilaag, anders dan voor de uitzonderingen aangeduid in de omgevingsverordening, is verboden.

Conclusie
De aanleg van de buffer past binnen het beleid van het Provinciaal Omgevingsplan Limburg 2014.

3.2.3 Ontwerp Omgevingsverordening 2014

In de Omgevingsverordening worden regels gesteld aan ruimtelijke ingrepen en aan plannen die ruimtelijke ingrepen mogelijk maken (zoals bestemmingsplannen). In artikel 2.15 van de Omgevingsverordening worden regels gesteld aan ingrepen in het gebied Roerdalslenk. Omdat het plangebied in het gebied Roerdalslenk is gelegen, moet o.a. voldaan worden aan de volgende bepalingen:

  • 1. Het is in het gebied Roerdalslenk verboden:
  • a. een boorput of een bodemenergiesysteem te maken of hebben of de grond te roeren, dieper dan de bovenkant van de Bovenste Brunssumklei;
  • b. werken op of in de bodem uit te voeren of te doen uitvoeren waarbij ingrepen worden verricht of stoffen worden gebruikt die de beschermende werking van . de Bovenste Brunssumklei kunnen aantasten.
  • 2. Het voornemen tot het maken van een boorput, het aanleggen van een bodemenergiesysteem of het roeren van grond in de Roerdalslenk dieper dan 20 meter beneden het maaiveld in zone I, 30 meter in zone II of 80 meter in zone III tot aan de Bovenste Brunssumklei en ieder voornemen in zone IV, wordt vier weken tevoren schriftelijk gemeld aan gedeputeerde staten.
  • 3. Bij het maken en sluiten van een boorput wordt het VKB-protocol 2006 Mechanisch boren als bedoeld in de Regeling bodemkwaliteit in acht genomen.

In de omgevingsverordening worden tevens normen gesteld ter voorkoming van wateroverlast. In artikel 3.3 is voor verschillende gebieden in Limburg de norm aangegeven waarop bergings- en afvoercapaciteit van de regionale wateren moeten zijn ingericht. Voor het plangebied geldt een norm van 1:50. Daarnaast schrijft de omgevingsverordening voor dat de waterbeheerder de werking van het watersysteem toetst in hiervan verslag uitbrengt. Ook zijn voorschriften aan het regionaal waterplan en het beheerplan gesteld.

Afbeelding 8: Normen wateroverlast uit ontwerp Omgevingsverordening 2014

afbeelding "i_NL.IMRO.1894.OMG0050-ON01_0008.jpg"

Naast bovenstaande zijn in de Omgevingsverordening regels gesteld aan bestemmingsplannen die ontwikkelingen mogelijk maken in de goudgroene natuurzone, de zone natuurbeken, de bronsgroene landschapszone en de beschermingszone Zuid-Limburg. Ook zijn regels gesteld aan stedelijke ontwikkelingen, wonen in het buitengebied, windmolens, recreatie en de intensieve veehouderij. Geen van deze regels zijn echter van toepassing op dit plan.

Conclusie

Er vinden geen werkzaamheden plaats die invloed hebben op de in de ondergrond aanwezige Brunssumklei. Daarnaast wordt voldaan aan de normen met betrekking tot wateroverlast. Sterker, de regenwaterbuffer is bedoeld om aan de normen te kunnen voldoen. Het plan past binnen de regels van de Omgevingsverordening.

3.3 Regionaal beleid

3.3.1 Beleid waterschap Peel en Maasvallei

Het Integraal Waterbeheersplan 'Orde in water' van het Waterschap Peel en Maasvallei (IWBP) beschrijft de uitwerking van het provinciale waterbeleid door het waterschap, zoals is vastgelegd in het POL2006. Het plan is richtinggevend voor het te voeren beleid en beheer van het waterschap. Het waterbeheer wordt in al zijn samenhangen bekeken met als belangrijke uitgangspunten de watersysteembenadering en de waterketenbenadering.


Bij de integrale afwegingen zijn een viertal principes leidend: veiligheid, duurzaamheid, water als mede ordenend principe en niet afwentelen op anderen. In de afweging geldt een drietal toetsingscriteria:

  • Doelrealisatie.
  • Kosteneffectiviteit.
  • Maatschappelijk draagvlak.


Extra inspanningen worden geleverd voor het realiseren van duurzaam stedelijk waterbeheer waaronder het nadrukkelijk beïnvloeden van de ruimtelijke ordening vanuit waterhuishoudkundige principes in samenwerking met de gemeentes. Ook het samenwerken in de waterketen met de gemeentes en de verdere sanering van schadelijke rioolwateroverstorten staat hoog op de agenda. Bij nieuwbouwlocaties wordt gestreefd naar 100% afkoppeling van het afkoppelbaar verhard oppervlak van het riool.

Conclusie

De aanleg van de regenwaterbuffer geeft uitvoering aan het beleid van het waterschap om veiligheid en duurzaamheid centraal te stellen en te waarborgen. Het plan past binnen de beleidskaders.

3.3.2 Keur Waterschap Peel en Maasvallei

Op waterstaatswerken en watergangen (waterlopen) is de Keur van het waterschap Peel en Maasvallei van toepassing. In de Keur worden enkele handelingen in het watersysteem beperkt, onder andere het lozen van water in het watersysteem en het realiseren van werken c.q. bebouwing binnen de legger en keurzones van een waterstaatswerk of watergang.


Conclusie

De regenwaterbuffer zal worden opgenomen in de legger van het waterschap.


3.4 Gemeentelijk beleid

3.4.1 Structuurvisie Buitengebied, gemeente Peel en Maas

De structuurvisie Buitengebied van de gemeente Peel en Maas is vastgesteld in december 2011. In de Structuurvisie Buitengebied wordt het beleid dat ten grondslag ligt aan het bestemmingsplan samengebracht. Voor een groot gedeelte betreft het bestaand beleid met enkele aanvullingen en uitwerkingen.


Doel van de Structuurvisie Buitengebied:

  • 1. Beleidskader voor het Buitengebied. De Structuurvisie is de bundeling van het beleid dat als basis dient voor de juridische vertaling in het Bestemmingsplan Buitengebied.
  • 2. Instrument om kostenverhaal mogelijk te maken. De Structuurvisie vormt de grondslag voor het toepassen van bovenplanse verevening en bijdragen in de ruimtelijke ontwikkeling in het kader van de ontwikkelingsplanologie


Uitgangspunten van de Structuurvisie Buitengebied gemeente Peel en Maas zijn:

  • Ontwikkelingsplanologie: De hoofdgedachte van de ontwikkelingsplanologie is, dat niet de regels maar de doelen centraal staan. Ontwikkelingsplanologie biedt de ruimte aan ondernemers en burgers om in te spelen op onvoorziene ontwikkelingen.
  • Ruimte om te ontwikkelen met oog voor kwaliteit: Ontwikkelingen in het buitengebied gaan gepaard met kwaliteitsverbetering voor de omgeving. Dit ter compensatie van het door de ontwikkeling optredende verlies aan omgevingskwaliteit. Daarbij wordt uitgegaan van een ruime benadering van ruimtelijke kwaliteit, namelijk gebruikswaarde, toekomstwaarde en belevingswaarde van een gebied. De tegenprestatie is ook van belang in verband met de gedragenheid van de omgeving voor de ontwikkeling.
  • Ontwikkelkansen te geven aan de economische dragers, zoals recreatie en toerisme en landbouw, van het buitengebied om leefbaarheid te waarborgen: Het buitengebied kent een grote dynamiek. De gemeente ziet dat de landbouw een stapje terug doet en dat de plaats wordt ingenomen door andere functies. Deze functies moeten zich naast elkaar kunnen ontwikkelen. De verschillende functies zorgen namelijk voor de leefbaarheid van het buitengebied.
  • Het buitengebied is van iedereen: De ontwikkeling van de economische functies moet samengaan met het behoud en ontwikkeling van de landschappelijke kwaliteit en een goed woon- en leefklimaat voor de bewoners en bezoekers van het buitengebied en de kernen.
  • Het beleid is dynamisch: de ontwikkelingen in het buitengebied zijn dynamisch. Het is een illusie om te veronderstellen dat door het vastleggen van het beleid er een antwoord is op ontwikkelingen die de komende tien jaar spelen. Het beleid wordt daarom geregeld tegen het licht gehouden. De hierboven geformuleerde uitgangspunten zijn hierbij leidend. Indien nodig wordt het beleid aangepast.


Een van de beleidsdocumenten die is ondergebracht bij de structuurvisie Buitengebied is het structuurplan buitengebied 'regio Peel en Maas' vastgesteld op 17 december 2008.

Het plangebied wordt in het Structuurplan Buitengebied gerekend tot de grootschalige, open ontginningenlandschappen. Dit landschapstype wordt gekarakteriseerd door grootschalige open ruimten, lange rechten wegen met incidenteel bebouwing en erfbeplanting, waartussen doorzichten aanwezig zijn. Deze gebieden hebben een grote functie voor de landbouw. In deze gebieden is overwegend bouwland en grasland aanwezig is. Bebouwing is slechts spaarzaam aanwezig en bestaat veelal uit grootschalige agrarische eenheden. Intensieve veehouderij, glastuinbouw en grootschalige agrarische ontwikkelingen hebben hier nog de ruimte in provinciaal aangewezen zoekgebieden, die zij rondom de kernen en buurtschappen soms node missen.

In deze landschappen geldt het volgende beleid.

Doel Ruimtelijk-Landschappelijk:

  • versterking van de landschappelijke karakteristiek bestaande uit relatief grootschalige, open ruimten met lange rechte wegen, weilanden en akkers;
  • speciale aandacht is hierbij vereist voor het behoud van de landschappelijke openheid en de kwaliteit van rust en ruimte;
  • versterking van de open structuur van weilanden en akkers doorsneden door lange rechte wegen met wegbeplantingen;
  • realisatie van een verdere landschappelijke aankleding door weg- en erfbeplantingen in een grootschalige structuur;
  • realisatie van een grofmazig landschappelijk raamwerk voor verschillende vormen van landbouw (intensieve veehouderij en glastuinbouw) met behoud van voldoende zichtlijnen in de vorm van open doorzichten;
  • behoud van karakteristieke lijnen, zoals het Afwateringskanaal, de Loonse Vaart, de Middenpeelweg, het Defensiekanaal,etc.


Ontwikkeling Ruimtelijk-Functioneel:

  • versterking van verschillende grondgebonden agrarische functies en verbrede landbouw op bestaande locaties;
  • versterking van de intensieve veehouderij en glastuinbouw in daarvoor aangeduide gebieden;
  • versterking van (kleinschalige) bedrijvigheid in vrijkomende agrarische bedrijfsgebouwen;
  • binnen de landbouw een ruime toelating van lage, tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen;
  • hoge, permanente teeltondersteunende voorzieningen zijn goed mogelijk als de openheid maar zoveel mogelijk behouden blijft.

Conclusie

De realisatie van de regenwaterbuffer is bedoeld om wateroverlast voor de landbouw te beperken en komt hiermee ten goede aan de beleidsdoelstellingen voor de grootschalige, open ontginningenlandschappen. Aan de landschappelijke hoofdstructuur doet de aanleg van de buffer geen afbreuk. Het plan past binnen het gemeentelijk beleid.

3.4.2 Kwaliteitskader buitengebied Peel en Maas

Voorafgaand aan het opstellen van het bestemmingsplan Buitengebied heeft de gemeente Peel en Maas een kwaliteitskader opgesteld (Terra Incognita, Wing, november 2011). In het kwaliteitskader worden uitspraken uit het bovenbeschreven structuurplan uitgewerkt en geconcretiseerd. Hiervoor is een analyse van het landschap de basis. De bestaande kwaliteiten zijn maatgevend voor het toestaan van ontwikkelingen .

De analyse leidt in het Kwaliteitskader tot een ruimtelijke visie:

  • 1. Maak verschil:
    • a. Behoud in het landschap ruimtelijke extremen, dat wil zeggen gebieden met een grote schaal en een kleine schaal. Maak verschil tussen economische gebieden en natuurlijke en historische gebieden.
    • b. Probeer openheid te ontzien.
  • 2. Benut ontwikkelingen voor een ruimtelijke impuls:
    • a. Bouw aan economisch vitale gebieden die aantrekkelijk en leefbaar zijn.
    • b. Investeer in groene landschapskwaliteit. Houdt rekening met cultuurhistorie, hydrologie en natuurwaarden.
  • 3. Geef het landschap een groene ruggengraat met als basis de rivierdalen, de beken en de kleinschalige groene gebieden.
  • 4. Concentreer functies volgens een (toekomstige) heldere landschappelijke structuur.
  • 5. Versterk de recreatieve toegang tot het landschap.

Voor de grootschalige, open ontginningengebieden doet het kwaliteitskader concrete uitspraken:

  • Behoud de grootste openheid.
  • Kies voor open of dicht. Als concentraties glastuinbouw of intensieve veehouderij nodig zijn; doe het goed en behoud elders de echte openheid.
  • maak een heldere beplantingsstructuur: enkele of dubbele wegbeplanting zonder ondergroei t.b..v transparantie. Houd kleine wegen onbeplant.
  • Versterk of herstel de openbare zandpadenstructuur.
  • Rationeel landschap: boerderijen mogen zichtbaar zijn. Geef omwille van de zichtbaarheid veel aandacht aan de inpassing van erven.
  • Herstel versnipperde beplantingen.

Vervolgens wordt per gebiedstype bepaald welke "rode" ontwikkelingen mogelijk zijn en welke kwaliteitsbijdrage een nieuwe ontwikkeling dient te leveren. Dit is echter niet van toepassing op de aanleg van de regenwaterbuffer.

Conclusie

De aanleg van de regenwaterbuffer doet geen afbreuk aan het open karakter van het gebied. Het plangebied is gelegen nabij een concentratie van tuinbouwkassen. Daarnaast wordt geïnvesteerd in groene landschapskwaliteit en wordt de buffer landschappelijk ingepast. Het plan past binnen het beleid uit het Kwaliteitskader.

Hoofdstuk 4 Planbeschrijving

Het waterschap Peel en Maasvallei heeft op basis van het Nationaal Bestuursakkoord Water de taak om de regionale watersystemen te toetsen aan het landelijk normeringsstelsel dat is ingevoerd om enerzijds burgers te beschermen tegen water en anderzijds het watersysteem te laten voldoen aan de eisen van het huidig landgebruik. Ook het watersysteem van het Leiverspeelke/Langstraatlossing is getoetst en is als knelpunt beoordeeld.

4.1 Achtergronden

Afbeelding 9: Watersysteem Leiverspeelke. Bron: Analyse Leiverspeelke-Langstraatlossing, WPM

afbeelding "i_NL.IMRO.1894.OMG0050-ON01_0009.jpg"

In bovenstaande afbeelding is het watersysteem van het Leiverspeelke en de Langstraatlossing weergegeven. Middels een hydrologische doorrekening is het watersysteem geanalyseerd.

Op basis van de TOP10 kaart heeft het Waterschap Peel en Maasvallei het verhard oppervlak in het gebied globaal bepaald. Dit is in de huidige situatie circa 15,5 ha verdeeld over 8 kassen waarvan er bij 2 een buffer is aangelegd. Om de piekafvoer in de huidige situatie te berekenen is uitgegaan van een zomersituatie (maatgevende afvoer 30%) met daarbij een hevige regenbui (T=50).


In de toekomst kan er ca. 24 ha uitbreiding worden verwacht. Volgens het huidig beleid zal 1/3 worden geïnfiltreerd en 2/3 (=16 ha) zal met dynamisch buffers worden afgevoerd.


Bij een bui T=50 (71 mm in 24 uur) voldoet in de huidige situatie een gebied van circa 3 ha niet aan de norm en vindt inundatie plaats. Bovenstrooms van de Bloemendaalseweg is er plaatselijk sprake van water tot circa 35 cm boven maaiveld (t.o.v. AHN). In deze situatie zal er ongeveer 1,5 ha landbouwgrond en 1,5 ha grasland inunderen, er treedt geen inundatie in kassen op. Bij een uitbreiding van 24 ha door zal de totale inundatie bij T=50 toenemen met 6,3 ha. In deze situatie zal ook 0,2 ha tuinbouwkas inunderen.

Het realiseren van extra berging is een goede maatregel om de drooglegging te verbeteren. Extra berging kan ontstaan door verbreding van de waterlopen of door aanleg van een buffer. Op basis van de afvoergolf en de duur hiervan is een berging van circa 3.000 m3 nodig. Afhankelijk van de ligging van de buffer zal de wateroverlast volledig worden opgelost. Om de toekomstige uitbreiding te kunnen bergen is er ca. 6.500 m3 berging nodig.

4.2 Doelstelling

De doelstelling van het plan is om door de aanleg van een regenwaterbuffer de problematiek van inundatie te verhelpen.

Het doel van het projectafwijkingsbesluit is om de realisatie van de buffer planologisch-juridisch mogelijk te maken. Hierbij dient op basis van artikel 2.12, lid 3 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht sprake te zijn van een goede ruimtelijke ordening. Het besluit moet om die reden een ruimtelijke onderbouwing bevatten.

4.3 Visie en inrichtingsmaatregelen

De meest efficiënte locatie van een buffer is bij de veroorzaker "de kassen". Inundatie treed beperkt op bij de kassen ( kleine ingesloten laagte, welke opgevuld zal worden met vrijkomende grond). De hoofd inundatie treed verder benedenstrooms op, waar het maaiveld laag is. De bufferlocatie ligt op een overgang van hoog naar lager terrein. Hier kun je met een minimale oppervlakte, maximaal in de hoogte bergen. Op een lager perceel had je drie maal het oppervlak nodig om een zelfde waterhoeveelheid te kunnen bergen.


De locatie van het plangebied aan de Bloemendaalseweg is in het concentratiegebied glastuinbouw en nabij een aantal bestaande kassencomplexen gelegen. De ligging nabij de (toekomstige) verharde oppervlakten maakt de werking van de buffer efficiënt. De buffer heeft een capaciteit van circa 6.500 m3.

De inrichtingsmaatregelen:

  • Op een perceel van circa 0,90 ha een buffer aanleggen met een oppervlakte van circa 0,60 ha. De diepte van de buffer is gemiddeld 1,40 m1 beneden maaiveld.
  • De vrijkomende grond zal in de directe omgeving verwerkt worden op laag liggende percelen.
  • Middels instelbare schuiven op twee stuks duikers zal de afvoer van de overstort water richting de lossing Relder ingesteld worden op een maximale afvoer van 1 liter/sec./ha.
  • T.b.v. het onderhoud zal er om het perceel een raster geplaatst worden t.b.v. schapenbeweiding.
  • De buffer en het omliggende werkpad worden ingezaaid met een nader te bepalen gras- kruidenmengsel.

Afbeelding 10: Inrichtingsmaatregelen regenwaterbuffer Bloemendaalseweg, bron: WPM

afbeelding "i_NL.IMRO.1894.OMG0050-ON01_0010.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.1894.OMG0050-ON01_0011.jpg"

4.4 Beheer

De locatie ( 0,9 ha.) van de buffer is omgeven door een ursus raster. Het onderhoud van de locatie zal middels begrazing plaatsvinden door het waterschap. De buffer valt gedurende 90% van het jaar droog. In samenspraak met de Belangengroep Akkervogels zal de locatie met een passend grasmengsel ingezaaid worden. De begrazing zal plaatsvinden met een frequentie van één maal per jaar, in het najaar. Vegetatie die na begrazing nog aanwezig is, zal machinaal worden verwijderd. De instelling van de twee spindelschuiven, welke de leegloop doseren, gebeurt door het waterschap.

4.5 Betrokken partijen

De initiatiefnemer van dit project is het Waterschap Peel en Maasvallei. De betrokken partijen binnen het project zijn:

  • De gemeente Peel en Maas.
  • De provincie Limburg.
  • De grondverkoper, gebruiker.
  • De perceelseigenaar van de te ontvangen grond.
  • De eigenaren en pachters van de aanliggende percelen.
  • Belangengroep Akkervogels.



Hoofdstuk 5 Randvoorwaarden/resultaten onderzoeken

5.1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de voor dit project relevante randvoorwaarden op het gebied van planologie en milieu. De thema's die niet van belang zijn, worden ook niet behandeld.

5.2 M.e.r.-beoordeling

Op 1 juli 2010 is de Wet Modernisering m.e.r. in werking getreden. Deze wet wijzigt de Wet milieubeheer daar waar het gaat om de procedures en de wettelijke bepalingen aangaande het (al dan niet verplicht) opstellen van een milieueffectrapport (MER) en heeft tot doel de regelgeving te vereenvoudigen. Samenhangend hiermee is op 1 april 2011 het besluit tot wijziging van het Besluit m.e.r. in werking getreden.


De belangrijkste wijzigingen betreffen het aanpassen van de richtlijnen m.b.t. de activiteiten waarvoor een m.e.r.-beoordeling of een m.e.r. moet worden opgesteld. De plandrempels zijn gewijzigd, maar het karakter ervan is eveneens gewijzigd. De beoordelingsdrempels uit het oude Besluit m.e.r. (onderdeel C en D van de bijlage bij het besluit) zijn vanaf 1 april indicatief. Het bevoegd gezag zal zich er van moeten vergewissen of de activiteiten in dit onderdeel ook beneden de drempel geen aanzienlijke milieugevolgen kunnen hebben.

In dit geval betreft het een project van dusdanig kleine omvang dat significante milieugevolgen bij voorbaat kunnen worden uitgesloten. In de volgende paragrafen in dit hoofdstuk worden de relevante milieuthema's wel behandeld.


5.3 Archeologie en cultuurhistorie

5.3.1 Archeologie

Beleidsplan Archeologie, gemeente Peel en Maas

De gemeente Peel en Maas heeft op 20 november 2012 het Beleidsplan Archeologie vastgesteld. In de het Beleidsplan Archeologie worden de beleidsuitgangspunten en hun achtergronden beschreven. Daarnaast is in de nota een instrumentarium
aangereikt dat dient ter implementatie van het archeologiebeleid. Ter onderbouwing van het beleid is onderzoek gedaan naar de archeologische waarden binnen de gemeente Peel en Maas. Dit heeft geresulteerd in de archeologische waarden- en verwachtingenkaart Peel en Maas. Hierop zijn alle archeologische vindplaatsen en gebieden aangegeven waar een bepaalde archeologische verwachting aanwezig is. De waardenkaart is vertaald naar een archeologische beleidskaart. Samen met het beleidsplan vormt deze de basis voor het archeologiebeleid.

Afbeelding 11 Uitsnede uit de archeologische beleids- en verwachtingenkaart

afbeelding "i_NL.IMRO.1894.OMG0050-ON01_0012.jpg"

Het plangebied is geheel gelegen in een gebied met een lage archeologische verwachtingswaarde. In dit gebied zijn geen voorwaarden gesteld aan bodemingrepen. Archeologie is geen aandachtspunt.

 

5.3.2 Cultuurhistorie

Het plangebied is onderdeel van het grootschalige, open ontginningenlandschap, maar kent geen bijzondere cultuurhistorische waarde. Het is een perceel dat in agrarisch gebruik is en dat is omringd door functionele waterlopen. Wel is een wilg langs de Langstraatlossing aanwezig, die als een landschappelijk element met een verwijziging naar de ontstaansgeschiedenis kan worden gezien. Deze wilg wordt gehandhaafd in het plan. Er zijn geen belemmeringen op het gebied van cultuurhistorie.

5.4 Bodem

Het projectafwijkingsbesluit maakt geen gebruik van gronden mogelijk dat gevoeliger is voor bodemverontreiniging dan het huidige gebruik. Hiervoor is een bodemonderzoek niet nodig. Bij de werkzaamheden vindt echter ook grondverzet plaats. Om te bepalen hoe om te gaan met vrijkomende grond, is de bodemkwaliteitskaart van de gemeente Peel en Maas geraadpleegd. Het plangebied is gelegen in een gebied waar zowel de bovengrond als de ondergrond voldoen aan de achtergrondwaarden. Op de bodemfunctiekaart zijn de gronden aangeduid voor de functie landbouw en natuur. Dit houdt in dat indien de gronden binnen het plangebied onverdacht zijn, deze op de naastgelegen percelen mogen worden toegepast.

In de Nota bodembeheer is opgenomen dat voorafgaand aan elke grondverzet op basis van de bodemkwaliteitskaart (minimaal) een historische toets dient te worden verricht. De checklist voor deze historische toets is opgenomen in bijlage 2 van de Nota Bodembeheer. De checklist moet worden ingediend bij het team VTH van de gemeente Peel en Maas. In bijlage 1 van deze ruimtelijke onderbouwing is de ingevulde checklist opgenomen.

5.5 Ecologie

Het waterschap Peel en Maasvallei heeft een natuurtoets uitgevoerd om te bepalen welke waarden op het terrein aanwezig zijn. In bijlage 2 is het gehele rapport van het waterschap opgenomen. Onderstaand worden de conclusies weergegeven.

5.5.1 Conclusies en aanbevelingen

Het plangebied van de Langstraatlossing ligt in de gemeente Peel en Maas. Het Waterschap zal hier een buffer langs de waterlopen Langstraatlossing/Krop aanleggen. Deze maatregel heeft als doel inundatie in het kassengebied bovenstrooms de Bloemendaalseweg op te lossen.


Voor het plangebied zijn weinig inventarisatiegegevens bekend; uitsluitend de NDFF heeft gegevens (op kilometerhok-basis). Om toch een compleet beeld te krijgen van het plangebied zijn de gegevens van het literatuuronderzoek aangevuld met een veldbezoek van een ecoloog van het waterschap.


Aangetroffen soorten

Het plangebied is momenteel in gebruik als akkerperceel. De waterlopen Langstraatlossing en Krop worden intensief gemaaid door het Waterschap. Er zijn weinig habitats beschikbaar in het plangebied voor beschermde soorten.


Er is een broedgeval bekend van een Grasmus. Aangezien het Waterschap de maatregelen uitvoert buiten het broedseizoen (15 maart t/m 15 juli) en er geen bomen gekapt worden of struweel verwijderd wordt, zijn er geen negatieve effecten te verwachten op (broedende) vogels.


Conclusie Flora- en Faunawet

Geconcludeerd kan worden dat het aanvragen van een ontheffing op basis van de Flora- en Faunawet niet nodig is voor de uitvoering van dit project. Mitigerende maatregelen of aanpassing van de uitvoering zijn ook niet noodzakelijk om beschermde soorten te ontzien.


Conclusie Natura 2000

Het plangebied ligt in de directe omgeving van het Natura 2000 gebied Groote Peel. De maatregelen hebben geen gevolgen voor de instandhoudingsdoelstellingen van dit natuurgebied. Het watersysteem blijft namelijk (op regionale schaal) gelijk; door de aanleg van de buffer wordt de afvoer op de Langstraatlossing tijdelijk vertraagd om wateroverlast bovenstrooms te voorkomen.

5.6 Landschap

De aanleg van de regenwaterbuffer is een ruimtelijke ingreep met minimale impact op het landschap. Het plangebied behoort tot de grootschalige, open ontginningengebieden, waar het behoud van openheid en de kenmerkende wegbeplanting randvoorwaarden voor nieuwe ontwikkelingen zijn. Het gebied is echter gelegen in een deel van het ontginningenlandschap waar reeds een concentratie van tuinbouwkassen is. De kenmerkende openheid is slechtst beperkt aanwezig. Daarnaast worden bij de aanleg van de buffer geen nieuwe, opgaande elementen geïntroduceerd die de openheid aantasten. Evenmin vindt aantasting plaats van een kenmerkende wegbeplanting.

Afbeelding 12: Kassen aan de Bloemendaalseweg

afbeelding "i_NL.IMRO.1894.OMG0050-ON01_0013.jpg"


5.7 Water

Voorliggend project is een project van het waterschap zelf en heeft tot doel het waterschapsbeleid voor het watersysteem van het Leiverspeelke/Langstraatlossing tot uitvoering te brengen door het oplossen van een knelpunt. Er is geen sprake van een toename van verhard oppervlak dat vraagt om berging van hemelwater. Ten grondslag aan het plan ligt een analyse van het watersysteem, inclusief een hydrologische doorrekening.

Hydrologische doorrekening

Volgens de TOP10 kaart bedraagt het huidige verhard oppervlak circa 15,5 ha verdeeld over 8 kassen waarvan er bij 2 een buffer is aangelegd. Om de piekafvoer in de huidige situatie te berekenen is uitgegaan van een zomersituatie (maatgevende afvoer 30%) met daarbij een hevige regenbui (regenbui 71 mm in 24 uur, T=50) en een begroeiingsweerstand (Ks) van 10.


In de toekomst kan er ca. 24 ha uitbreiding worden verwacht. Volgens het huidig beleid zal ? worden geïnfiltreerd en 2/3 (=16 ha) zal met dynamisch buffers worden afgevoerd met 1 l/s en 44 mm/ha buffering (T=10). Bij een T=50 normering zal ca. 27 mm per dag niet worden afgevoerd en zal via het waterlopensysteem extra moeten worden afgevoerd. De extra afvoer zal in de toekomst met ca 50 l/s kunnen toenemen.

Afbeelding 13: Drooglegging huidige situatie T=50. Bron: Analyse Leiverspeelke-Langstraatlossing

afbeelding "i_NL.IMRO.1894.OMG0050-ON01_0014.jpg"

Bij een bui T=50 (71 mm in 24 uur) voldoet een gebied van circa 3 ha niet aan de norm en vindt inundatie plaats. Bovenstrooms van de Bloemendaalseweg is er plaatselijk sprake van water tot circa 35 cm boven maaiveld (t.o.v. AHN). In deze situatie zal er ongeveer 1,5 ha landbouwgrond en 1,5 ha grasland inunderen, er treedt geen inundatie in kassen op. Hierbij is het uitgangspunt gehanteerd dat de tuinbouwkas op maaiveldniveau ligt. Voor de kosten-baten analyse zijn de inundaties in T=5, T=10, T=25 bekeken. In onderstaande tabel staan de resultaten. Bij een uitbreiding van 24 ha door zal de totale inundatie bij T=50 toenemen met 6,3 ha. In deze situatie zal ook 0,2 ha tuinbouwkas inunderen.

Tabel 1: Inundaties bij verschillende neerslaggebeurtenissen. Bron: Analyse Leiverspeelke-Langstraatlossing

afbeelding "i_NL.IMRO.1894.OMG0050-ON01_0015.jpg"

Op basis van bovenstaande gegevens is berekend dat er een extra berging van 3.000 m3 noodzakelijk is in de huidige situatie. Na uitbreiding van het verhard oppervlak door het toevoegen van kassen is een berging van 6.500 m3 noodzakelijk.

Conclusie

De aan te leggen regenwaterbuffer heeft een capaciteit van 6.500 m3.. Door de aanleg van de buffer wordt voldaan aan de normen voor wateroverlast die voortkomen uit het Nationaal Bestuursakkoord Water én de Omgevingsverordening van de provincie Limburg.

5.8 Kabels en leidingen

Er is een graafmelding van het perceel beschikbaar. Waar nodig zal er met betreffende nutsbedrijf overleg gevoerd worden.

5.9 Overige aspecten

In een ruimtelijke onderbouwing worden normaal gesproken nog een aantal milieuaspecten/randvoorwaarden behandeld. Dit zijn:

  • Akoestiek.
  • Geur.
  • Luchtkwaliteit.
  • Verkeer en parkeren.
  • Externe veiligheid.
  • Bedrijven en milieuzonering.

Aangezien de regenwaterbuffer geen milieugevoelig object is en evenmin milieuoverlast of een toename van verkeer veroorzaakt, zijn deze aspecten niet aan de orde.

Hoofdstuk 6 Economische uitvoerbaarheid

In de Wet ruimtelijke ordening (artikel 6.12, eerste lid) is bepaald dat gelijktijdig met het vaststellen van een bestemmingsplan of een ruimtelijk besluit een exploitatieplan door de gemeenteraad moet worden vastgesteld voor gronden waarop een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen bouwplan is voorgenomen.


In het Besluit ruimtelijke ordening is opgenomen welke bouwplannen dit betreft:

  • a. De bouw van een of meer woningen.
  • b. De bouw van een of meer andere hoofdgebouwen.
  • c. De uitbreiding van een gebouw met ten minste 1000 m² bruto-vloeroppervlakte of met een of meer woningen.
  • d. De verbouwing van een of meer aaneengesloten gebouwen die voor andere doeleinden in gebruik of ingericht waren, voor woondoeleinden, mits ten minste 10 woningen worden gerealiseerd.
  • e. De verbouwing van een of meer aaneengesloten gebouwen die voor andere doeleinden in gebruik of ingericht waren, voor detailhandel, dienstverlening, kantoor of horecadoeleinden, mits de cumulatieve oppervlakte van de nieuwe functies ten minste 1500 m² bruto-vloeroppervlakte bedraagt.
  • f. De bouw van kassen met een oppervlakte van ten minste 1000 m² bruto-vloeroppervlakte.


Voorliggend plan betreft geen bouwplan zoals bedoeld in het Besluit ruimtelijke ordening. Het vaststellen van een exploitatieplan is niet aan de orde.


Het waterschap Peel en Maasvallei heeft de particuliere gronden in het plangebied reeds aangekocht. Voor de herinrichting is budget gereserveerd. De economische uitvoerbaarheid van het plan is voldoende verzekerd.

Hoofdstuk 7 Overleg en inspraak

Vooroverleg

Over het voornemen tot verlenen van omgevingsvergunning voor het afwijken van het bestemmingsplan vindt op grond van artikel 3.1.1 Besluit ruimtelijke ordening vooroverleg plaats met andere betrokken overheidsdiensten. De resultaten van dit vooroverleg worden bij de besluitvorming betrokken.

Resultaten vooroverleg

De omgevingsvergunning is voor het vooroverleg naar de wettelijke overlegpartners gestuurd. Er zijn geen opmerkingen op het plan gemaakt die het verlenen van de omgevingsvergunning in de weg staan. In bijlage 4 zijn de resultaten van dit vooroverleg opgenomen.

Inspraak
De ontwerp-omgevingsvergunning zal tezamen met deze ruimtelijke onderbouwing ter inzage worden gelegd (zie hoofdstuk 8). Eventueel ingekomen zienswijzen worden door de gemeente beantwoord en samengevat in een Nota van Zienswijzen. Indien aan de orde zal deze bij voorliggende ruimtelijke onderbouwing worden gevoegd. Het concept-ontwerpplan voor de buffer zal door het waterschap tevens ter inzage worden gelegd. Dit plan is als bijlage 3 opgenomen bij deze ruimtelijke onderbouwing


Hoofdstuk 8 Procedure

Het concept-ontwerplan voor de regenwaterbuffer is goedgekeurd door het bestuur van het waterschap. Vervolgens wordt dit plan door het waterschap ter inzage gelegd gedurende zes weken. Daarnaast doorloopt het plan de procedure van de omgevingsvergunning. Het ontwerp-besluit op de omgevingsvergunning wordt door de gemeente Peel en Maas gedurende zes weken ter inzage gelegd. Voorliggende ruimtelijke onderbouwing en bijlagen maken onderdeel uit van dit besluit. De terinzagelegging wordt gepubliceerd in een regionaal blad en op www.ruimtelijkeplannen.nl. Na 6 weken worden eventuele zienswijzen verwerkt en wordt de omgevingsvergunning verleend.