direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Heilleweg 23
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1714.bpheilleweg13-ON01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding en doel

De gemeente Sluis wil met dit bestemmingsplan planologisch medewerking verlenen aan het initiatief voor vervangende nieuwbouw van de bestaande woning Heilleweg 23 aan de zuidzijde van het buurtschap Heille. De initiatiefnemer (eigenaar) is voornemens de bestaande woning te slopen en daarvoor in de plaats een nieuwe woning te realiseren op het noordelijk direct aangrenzende perceel. Aanvankelijke plannen voor verbetering en uitbreiding van de bestaande woning blijken inmiddels geen haalbare en realistische optie. Dit vanwege onder andere de bouwtechnisch en woonkwalitatief zeer slechte staat van de woning, hoogteverschillen in het terrein en de daaraan verbonden investeringskosten.

Voor het mogelijk maken van deze nieuwe woning en het wegbestemmen van de bestaande woning is gekozen voor het opstellen van een nieuw bestemmingsplan. De ter plaatse geldende bestemming is hiervoor immers niet toereikend.
Dit nieuwe bestemmingsplan vervangt:

  • ter plaatse van de bestaande woning de op grond van het bestemmingsplan "Heille" (2006) geldende bestemmingen "Woondoeleinden", "Erven" en "Tuinen".
  • ter plaatse van de nieuwe woning de op grond van het bestemmingsplan "Buitengebied" (2011) van de gemeente Sluis geldende bestemming Agrarisch - 1 en de bestemming Waarde - Archeologie - 2.

1.2 Leeswijzer

Deze plantoelichting is als volgt opgebouwd.

Wat   Waar in de plantoelichting  
Een beschrijving van het plan   Paragraaf 1.3   
Een conclusie, waarin aan de hand van de belangenafweging en de afstemming van het plan op zijn omgeving wordt aangegeven dat het plan voldoet aan de eis van een goede ruimtelijke ordening, met vermelding van de maatregelen (voorschriften of beperkingen)   Paragraaf 1.4  

Deze conclusies zijn gebaseerd op het uitgevoerde onderzoek naar  
het beleid en de omgevingsaspecten   Hoofdstuk 2  
de financiële uitvoerbaarheid, inclusief het kostenverhaal   Paragraaf 2.3   

1.3 Planbeschrijving

1.3.1 Huidige situatie

Ligging

Het plangebied omvat het perceel Heilleweg 23 en direct noordelijk daaraan grenzende agrarische gronden. Het bevindt zich direct zuidelijk van het buurtschap Heille in de oosthoek van de kruising Heilleweg-Zuiderbruggeweg en grenst aan de zuidzijde aan het woonperceel Heilleweg 25. In figuur 1.1. is globaal de ligging en huidige situatie van het plangebied weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.1714.bpheilleweg13-ON01_0001.jpg"

Figuur 1.1. Globale ligging plangebied (bron: geoloket, provincie Zeeland)

Omgeving plangebied

Het buurtschap Heille is ontstaan op een oost-west georiënteerde zandrug die doorloopt tot in België. Het ligt aan een driehoekig kruispunt van wegen tussen de kernen Aardenburg, Sluis en het Belgische Middelburg. De Heilleweg is de doorgaande weg van Sluis naar Middelburg.

Dit buurtschap profileert zich zowel ruimtelijk als functioneel vooral als een kleine woongemeenschap in het West Zeeuws-Vlaamse polderlandschap. In de afgelopen jaren zijn de bedrijfsactiviteiten en werkgelegenheid in het buurtschap sterk teruggelopen en is hier nog slechts van beperkte omvang. De vrijgekomen bedrijfsbebouwing heeft thans vooral een woonfunctie. Evenals de bestaande woning Heilleweg 23 bestaat de bebouwing in dit buurtschap en de nabijheid van het plangebied overwegend uit één bouwlaag met kap. In dit verband zijn veelal grote tuinen rondom de bebouwing en bepalen deze als zodanig mede het "groene" beeld van Heille. De woningen aan de Zuiderbruggeweg en de woningen Heilleweg 23 en 25 hebben aan de achterzijde diepe bebouwingsvrije tuinen, welke als zodanig ter waarborging van een kwalitatief goede overgang met het landelijk gebied c.q. voorkoming van een rommelig bebouwingsbeeld in de randzone van het buurtschap planologisch zijn vastgelegd in het bestemmingsplan "Heille".
De omgeving van het plangebied wordt getypeerd door rust en ruimte en heeft een landelijke karakteristiek. In deze omgeving zijn een open / los bebouwingsbeeld en clusters van bebouwing (waaronder woonpercelen) bij kruisingen van wegen kenmerkend. Onbebouwde ruimten tussen de bebouwing en/of bebouwingsclusters vormen kenmerkende onderbrekingen van de openheid in de stedenbouwkundige structuur en het landelijk gebied.

Rondom Heille zijn de gronden overwegend agrarisch in gebruik.

Ontsluiting

De Heilleweg leidt in noordelijke richting naar de N253 (Westkapelle (België) – Oostburg) en de kern Sluis. In zuidelijke richting leidt de weg naar België en sluit daar aan op de N49 (Knokke-Heist – Antwerpen). De Zuiderbruggeweg leidt in oostelijke richting naar de kern Aardenburg en de N251 (N253 - Maldegem (België), in westelijke richting geeft de weg toegang tot agrarische percelen. De wegen in de gemeente Sluis zijn conform Duurzaam Veilig gecategoriseerd. Zo hebben de erftoegangswegen Heilleweg en de Zuiderbruggeweg binnen de bebouwde kom een maximumsnelheid van 30 km/h en buiten de bebouwde kom een maximumsnelheid van 60 km/h. Het plangebied ligt binnen de bebouwde kom.

De dichtstbijzijnde openbaar vervoerhalte is de bushalte Dorpshuis Heille aan de Zuiderbruggeweg op circa 330 m van het plangebied. Vanaf deze halte rijden met een lage frequentie bussen naar onder andere de kern Sluis, Oostburg en Aardenburg.

Het fietsverkeer deelt zowel binnen als buiten de bebouwde kom van het buurtschap de rijbaan met het gemotoriseerde verkeer. Dit is conform de inrichting volgens Duurzaam Veilig. Een uitzondering vormt het solitaire fietspad dat aantakt op het zuidelijke gedeelte van de Zuiderbruggeweg. Dit fietspad biedt fietsers een directe verbinding naar het Belgische Middelburg dat net over de grens ligt.

1.3.2 Gewenste situatie

Het nieuwe woonperceel omvat het bestaande woonperceel Heilleweg 23 en de noordelijk daarvan (tussen dit perceel en de Zuiderbruggeweg) gelegen gronden.
De bestaande woning wordt gesloopt. Het bouwplan voor de vervangende nieuwbouw betreft een volledig vrijstaande woning langs de Heilleweg en een bijbehorend vrijstaand bijgebouw annex garage met een oppervlakte van circa 100 m2 (zie figuur 2.2). Hierbij wordt uitgegaan van een bebouwingsomvang en -karakteristiek en een ruime verkavelingsopzet met een zo compact mogelijk bebouwingsbeeld die aansluiten op karakteristiek van de nabij gelegen bestaande woonpercelen en die rekening houden met de landelijke karakteristiek van de omgeving en open landschapsbeeld. Woning en bijgebouw worden evenals de omliggende bebouwing gerealiseerd in één bouwlaag met kap. Ten behoeve van een ruime ogende verkavelingsopzet met een compact bebouwingsbeeld wordt rondom de bebouwing voorzien in een grote/diepe tuin. De bebouwing is geprojecteerd op ruime afstand van de aangrenzende wegen. Langs de Heilleweg komt een circa 15 meter brede voortuin. De zijtuin langs de Zuiderbruggeweg krijgt een diepte van 12 meter en meer. Ten opzichte van de naastgelegen woning Heilleweg 25 komt de bebouwing op een afstand van ten minste 30 meter te liggen. Ook aan de achter- c.q. oostzijde is, in aansluiting op de huidige situatie op de percelen Heilleweg 23 en 25, sprake van een diepe overwegend bebouwingsvrije tuin. In de tuin wordt bebouwing in de voorliggende planopzet niet voorgestaan, behoudens de wettelijk toegestane bouwvergunningvrije bouwwerken mogelijkheden. Het "groene" beeld van Heille en doorzichten naar en relatie met het landelijk gebied blijven hierdoor gewaarborgd.

Uitgangspunt is voorts dat de eigen parkeerbehoefte van de woning volledig op eigen terrein wordt opgevangen. Op het perceel is hiervoor ruimschoots voldoende ruimte beschikbaar.

afbeelding "i_NL.IMRO.1714.bpheilleweg13-ON01_0002.jpg"

Figuur 1.2. Impressiebeeld

1.3.3 Toelichting op de juridische regeling

Onderscheid is gemaakt in afzonderlijke bestemmingen Wonen en Tuin. Hiermee wordt een duidelijk onderscheid gemaakt in de delen van de woonpercelen waarop bebouwing mogelijk is en in de delen waarop geen of nauwelijks bebouwing is toegestaan.

Artikel 3 Tuin

De gronden rondom de nieuwe woonbebouwing zijn bestemd voor Tuin. Binnen deze bestemming zijn alleen bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingzijnde, rechtstreeks toegestaan. Ook parkeerplaatsen en inritten ten behoeve van ontsluiting van het perceel toegestaan.

Artikel 4 Wonen

De gronden ter plaatse van de nieuwe woning en het (achter)erf zijn voorzien van de bestemming Wonen. Het opgenomen bouwvlak geeft het gebied aan waar de hoofdbebouwing gerealiseerd moet worden. De inhoud van een hoofdgebouw (woning inclusief aan- en uitbouwen) bedraagt ten hoogste 750 m3. De gronden gelegen binnen het opgenomen bouwvlak kunnen in beginsel volledig worden bebouwd: naast hoofdbebouwing zijn hier ook overige (erf)bebouwing en bouwwerken, geen gebouwen zijnde toegestaan. Buiten het bouwvlak zijn bij de woning behorende (erf)bebouwing en bouwwerken, geen gebouwen zijnde toegestaan. Buiten het bouwvlak mag ten hoogste 100 m² worden bebouwd met aan- en uitbouw en, bijgebouwen en overkappingen. Voorts dient alle bebouwing te worden voorzien van een kap. Daarnaast zijn afwijkingsbevoegdheden opgenomen om deels grotere goothoogten en platte dakvlakken mogelijk te maken.

Afwijkingsbevoegdheden

Aangezien in het artikel diverse maatregelen zijn opgenomen die een arbitrair en/of algemeen karakter hebben en het wenselijk is om op incidentele situaties zorgvuldig te kunnen inspelen door afwijkingen toe te staan, is een afwijkingsbevoegdheid opgenomen voor het verhogen van de goothoogte en voor het mogelijk maken van een platdak voor ondergeschikte bouwdelen.

Specifieke gebruiksregels

In de specifieke gebruiksregels is aangegeven dat het bieden van logies voor arbeidsmigranten niet is toegestaan.

  • Bij een reguliere woonfunctie past niet zonder meer het huisvesten c.q. bieden van logies voor arbeidsmigranten.
  • In de praktijk kan huisvesting leiden tot onacceptabele en onveilige vormen van huisvesting, tot ruimtelijk ongewenste situaties en tot problemen in de woonomgeving. Bij de huisvesting van arbeidsmigranten kunnen zich de volgende knelpunten voordoen.
  • Gebruik en belasting van het openbare gebied: bij een intensiever gebruik van het openbare gebied kan huisvesting van arbeidsmigranten extra verkeerstoename en parkeerdruk tot gevolg hebben. Intensieve “bewoning” van een “gewone” woning kan overlast (geluidoverlast) en onveiligheid voor de omgeving tot gevolg hebben.
  • Gebruik en belasting van de woning. Huisvesting kan plaatsvinden in panden die naar hedendaagse maatstaven bouwtechnisch en/of in hygiënisch opzicht (ernstige) gebreken vertonen. Dit is overigens hier niet van toepassing.
  • Het gebruik van een woning door arbeidsmigranten is met name afwijkend ten aanzien van het aantal volwassenen in een woning en druk op de omgeving, het veelal groepsgewijs vertrekken en aankomen, via gezamenlijk vervoer op andere tijdstippen dan voor een woon- en recreatiegebied gebruikelijk. De samenstelling van de gebruikers is anders dan van een huishouden of een gemiddelde samenstelling van een groep/gezin die de woning recreatief gebruikt.
  • Er wordt vaak door arbeidsmigranten met zodanig veel mensen in een eengezinswoning 'gewoond' dat er (potentieel) gevaarlijke situaties ontstaan, zoals brandveiligheid (mogelijkheid om te vluchten). In sommige situaties is er een schrijnend gebrek aan privacy en een voldoende leefbaar woonoppervlak.

Uit de genoemde knelpunten volgt dat een zorgvuldige afweging van locaties nodig is alsmede een daarop afgestemde regeling. Het gaat hier dan ook om een afwijkend gebruik, anders dan permanente bewoning of recreatief verblijf. Ter verduidelijking is 'logies voor arbeidsmigranten' in de algemene regels uitgesloten. Om vergelijkbare redenen is kamerverhuur ook als strijdig gebruik aangemerkt.

Bouwvergunningvrije bouwwerken

Op de gronden met de bestemmingen Tuin en Wonen zijn naast de daarin aangeven bouwmogelijkheden overeenkomstig de huidige wet- en regelgeving ook bouwvergunningvrije bouwwerken mogelijk. Voor dergelijke bouwwerken is geen specifieke regeling in de regels nodig.

1.3.4 Handhaving

Tegen activiteiten, die in strijd zijn met het bestemmingsplan zal het gemeentebestuur, administratiefrechtelijk optreden, op grond van de Gemeentewet en de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

Voor een aanvaardbaar handhavingsbeleid wordt in de eerste plaats gestreefd naar een voldoende draagvlak. Een bestemmingsplan met weinig draagvlak houdt immers het risico in dat het slecht wordt nageleefd en is dan weinig zinvol.
In verband hiermee is het bestemmingsplan zodanig opgezet dat het voor zoveel mogelijk betrokkenen een duidelijke, toegankelijke en op de hedendaagse behoeften en eisen afgestemde bestemmingsregeling bevat.

Verder wordt informatie verstrekt omtrent de inhoud van het bestemmingsplan. Hiermee wordt onder andere beoogd het begrip bij de burger te vergroten. Het geven van voorlichting vormt daarmee ook een belangrijke schakel in de handhavingactiviteiten. Van gemeentewege worden hiertoe de nodige activiteiten ondernomen, waaronder een inspraakbijeenkomst.

Daarnaast worden de regels in de praktijk toegepast en gehandhaafd. Ten aanzien van overtredingen zal een actief handhavingsbeleid worden gevoerd. Getracht wordt de controlewerkzaamheden ten aanzien van geconstateerde overtredingen op een intensieve manier uit te voeren.

Handhavingactiviteiten worden zoveel mogelijk onderling afgestemd. Controle in het kader van het bestemmingsplan wordt gekoppeld aan controle in het kader van milieuwetgeving en omgekeerd. Dit is van belang om de benodigde inzet van extra middelen zo beperkt mogelijk te houden, maar ook om tot een samenhangend handhavingsbeleid te komen.

Wanneer eenmaal sancties moeten worden getroffen, zal dit op consistente wijze, maar met oog voor de juridische spelregels, worden gedaan. Indien de activiteiten niet kunnen worden gelegaliseerd, zullen de instrumenten van aanschrijving, stillegging bouw, bestuursdwang en dwangsom worden toegepast. De uitvoering van de strafrechtelijke vervolging ligt in handen van het Openbaar Ministerie.

1.4 Conclusies toetsing planologische uitvoerbaarheid

Het gemeentebestuur acht de voorgenomen ontwikkeling beleidsmatig gewenst planologische uitvoerbaar en is van oordeel dat hierbij sprake is van goede waarborgen voor een aanvaardbaar woon- en leefklimaat en een goede ruimtelijke ordening. Deze conclusie is gebaseerd op de uitgevoerde planologische toetsing van dit plan welke schematisch is opgenomen in hoofdstuk 2.

Dit bestemmingsplan en de hierin opgenomen voorgenomen ontwikkeling voldoen aan het relevante planologische beleidskader en wet- en regelgeving en stemmen overeen met het rijks-, provinciaal en het gemeentelijk beleid. De beoogde ontwikkeling is beleidsmatig gewenst en stedenbouwkundig en landschappelijk verantwoord. De planontwikkeling sluit aan op en houdt rekening met de omgevingskwaliteiten, geeft concreet invulling aan bundeling en zorgvuldig ruimtegebruik. Sprake is van sloop en vervangende nieuwbouw. Het aantal woningen blijft gelijk en genereert daarmee geen extra verkeersdruk. De beoogde ontwikkeling draagt bij aan de gewenste verbetering en differentiatie van de woningvoorraad, is afgestemd op de actuele woningbehoefte en geeft concreet invulling op de vraag naar landelijk wonen. De financiële uitvoerbaarheid is gewaarborgd.

Voor de uitvoering van de feitelijke werkzaamheden in het plangebied gelden voorts de volgende uitgangspunten.

  • Voor zover in het plangebied grond zal worden afgegraven zal deze binnen het plangebied worden hergebruikt.
  • Voorafgaand aan de graafwerkzaamheden wordt bij het KLIC gemeld waar en wanneer wordt gegraven.
  • Rekening zal (moeten) worden gehouden met de algemene zorgplicht en het broedseizoen van vogels.
  • Voor de sloop van de bestaande woning zal onderzoek vaste verblijfplaatsen van broedvogels en vleermuizen (moeten) worden uitgevoerd en indien nodig een ontheffing in het kader van de Flora- en faunawet geregeld (moeten) zijn.

Hoofdstuk 2 Toetsing planologische uitvoerbaarheid project

Dit hoofdstuk omvat de resultaten van de uitgevoerde toetsing van de voorgenomen ontwikkeling aan het relevante planologische beleidskader en aan omgevingsaspecten (inclusief sectorale wet- en regelgeving). Verschillende onderdelen staan uitgebreider beschreven in de bijlagen.

2.1 Toetsing aan beleid

In deze paragraaf wordt de realisering van het project getoetst aan het hiervoor relevante ruimtelijke ordeningsbeleid voor zover planologisch / ruimtelijk van belang.

Beleidskader   Beleidsdoelsstelling / beoordelingsaspect   Afweging en conclusie  
Rijk en Provincie Zeeland

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte
(SVIR, 2012)

Omgevingsplan Zeeland 2012 - 2018

Verordening Ruimte (PRVZ)

Handreiking verevening (2008)

Duurzaamheids-
ladder

Gemeente Sluis
Structuurvisie
'Goed Leven'

Woonvisie Sluis  
Nationale Landschappen en rijksbufferzones zijn geen rijksbelang meer. Niettemin wordt belang geacht aan het waarborgen van de kernkwaliteiten van het Nationale Landschap.

Bundeling en zorgvuldig ruimtegebruik (inbreiding, herstructurering, hergebruik)

Stimuleren integrale woningkwaliteit / verbeteren woningvoorraad (kwaliteit en differentiatie)

Afstemmen woningvoorraad op woonwensen huidige en toekomstige inwoners en veranderende samenstelling en omvang bevolking

Geen toename van het aantal (reguliere) woningen

Tegemoetkomen aan vraag landelijk wonen

Toetsen vereveningsdoelen




 
De voorgenomen ontwikkeling stemt overeen met het rijks-, provinciaal en het gemeentelijk beleid. Op basis van de volgende overwegingen is de beoogde ontwikkeling beleidsmatig gewenst en stedenbouwkundig en landschappelijk verantwoord geacht.

De kernkwaliteiten van het Nationaal Landschap West Zeeuws-Vlaanderen zijn niet in het geding en concreet wordt invulling gegeven aan bundeling en zorgvuldig ruimtegebruik.
De nieuwe woonbebouwing sluit immers (meer dan de te slopen woning) aan op de bebouwingsconcentratie Heille (bundeling), en op het daarin aanwezige karakteristieke bebouwingspatroon bij kruisingen van wegen. Voorts wordt de bebouwing geconcentreerd op een beperkt deel van het woonperceel (het perceel rondom blijft onbebouwd): dit bebouwingsbeeld sluit aan op de in deze omgeving aanwezige karakteristiek van onbebouwde ruimten tussen de bebouwing(clusters) c.q. de kenmerkende onderbrekingen van de openheid in de stedenbouwkundige structuur en het landelijk gebied.
Ook de bouwwijze sluit wat betreft omvang, goot- en bouwhoogte aan op die van de in de omgeving aanwezige bebouwing.

Sprake is van herstructurering in de vorm van vervangende nieuwbouw: het aantal woningen blijft gelijk.
In samenhang daarmee is ook sprake van verbetering van de woningkwaliteit en -differentiatie, welke is afgestemd op de actuele kwalitatieve woningbehoefte/-soort en de vraag naar landelijk wonen.

Om deze redenen oordeelt de gemeente tevens dat afgezien kan worden van een vereveningsbijdrage. Voorliggend initiatief draagt met de sloop en vervangende nieuwbouw immers op deze wijze afdoende bij aan de gewenste verbetering van de woningvoorraad in de gemeente Sluis.

Heille is tevens multimodaal ontsloten. Er bestaat de mogelijkheid om te ontsluiten per auto en per bus.  

2.2 Toetsing aan sectorale en omgevingsaspecten

2.2.1 Water

Kader   Beoordelingsaspect   Afweging en conclusie  
Watertoets   Overleg voeren met de waterbeheerder over het ruimtelijke planvoornemen op basis van een waterparagraaf.
 
Op basis van de watertoetstabel van het Waterschap Scheldestromen is de waterhuishoudkundige situatie beoordeeld. De watertoetstabel is weergegeven in bijlage 1 en zal worden voorgelegd aan het waterschap. Het advies van het waterschap wordt verwerkt in de tabel.
Het aspect water vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling.

 

2.2.2 Bodem

Kader   Beoordelingsaspect   Afweging en conclusie  
Wet milieubeheer
Besluit Bodemkwaliteit

Besluit ruimtelijke
ordening
(artikel 3.1.6)


 
Bodemkwaliteit dient voldoende te zijn voor beoogde functie


Functie mag geen bedreiging vormen voor bodemkwaliteit  
Omdat er sprake is van functiewijziging is een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd (zie bijlage 4). Hierbij is geconcludeerd dat er sprake was van een matige zinkverontreiniging. Met behulp van een nader bodemonderzoek is de omvang en het type verontreiniging vastgesteld. Het betreft een immobiele en bevindt zich in de ondergrond. Vanwege het immobiele karakter is de kans op verspreiding nihil en de risico's voor het milieu klein. De verontreiniging zit op een diepte van meer dan 0,5 meter. Boven de 0,5 meter is geen verontreiniging aangetroffen. In overleg met het bevoegd gezag, in deze de gemeente Sluis, is geconcludeerd dat nader onderzoek en daarmee een mogelijke bodemsanering niet noodzakelijk geacht wordt.

Voor zover in het plangebied grond zal worden afgegraven zal deze binnen het plangebied worden hergebruikt.  

2.2.3 Archeologie

Kader   Beoordelingsaspect   Afweging en conclusie  
Rijk
Monumentenwet 1988


Provincie
Nota Archeologie
2006-2012

beleidsnota 'Archeologie naar
deltahoogte' (2008)

Provinciale richtlijn
(2009)

'De Provinciale
Onderzoeks-
Agenda Zeeland
2009-2012'
(POAZ, 2009)

Archeologische MonumentenKaart (AMK)

Indicatieve Kaart
Archeologische
Waarden (IKAW)


Gemeente
Verordening Interimbeleid Archeologie Sluis
2012
(2012)
 
Voldoen aan het voor de ontwikkeling geldende archeologie beleid

Wettelijke meldingsplicht ex. artikel 53 van de Monumentenwet.  
Acheologisch zijn er geen belemmeringen voor de voorgenomen ontwikkeling. Deze conclusie is gebaseerd op het door Artefact! Advies en Onderzoek in Erfgoed in mei 2013 uitgevoerd archeologisch bureauonderzoek met inventariserend veldonderzoek in de vorm van verkennende boringen. Dit onderzoeksrapport is beoordeeld en goedgekeurd door de bevoegde overheid (de gemeente Sluis) en diens adviseur archeologie en is opgenomen in bijlage 5. Voor uitgebreid inzicht in de onderzoeksresultaten wordt daarnaar verwezen. Hier wordt volstaan met de volgende daarin opgenomen samenvatting en conclusie.

"Samenvattend kan worden gesteld dat het plangebied gesitueerd is buiten de oude dorpskern van Heille. Volgens de geologische kaart is het plangebied gelegen op de flank van een dekzandrug behorende tot het Laagpakket van Wierden waarbij zich een dunne laag veen heeft ontwikkeld. Op het veen zijn lagen afgezet die behoren tot het Laagpakket van Walcheren. De geomorfologische kaart plaatst het plangebied echter volledig op de dekzandrug, maar met plaatselijke afgravingen.
Analyse van de AHN toont aan dat het plangebied gelegen is op de dekzandrug, maar lager dan de omringende percelen (circa 0.70 meter lager). Dit kan wijzen op afgravingen. Binnen het plangebied zijn geen vondstmeldingen of waarnemingen bekend volgens Archis. Aan de hand van de analyse van oude kaarten en historische bronnen blijkt dat het plangebied pas aan het einde van de 20ste eeuw werd bebouwd. Uit de resultaten van het booronderzoek blijkt dat het plangebied geen intact bodemprofiel bevat. In alle boringen, met uitzondering van boring 3, is een opgebrachte of vergraven laag aanwezig onder de bouwvoor. Onder deze laag bevindt zich pleistoceen dekzand behorende tot het Laagpakket van Wierden vanaf minimaal 0.70 meter beneden maaiveld (circa 0.56 meter +NAP).
In de boringen en bij de veldkartering zijn geen archeologische indicatoren aangetroffen die kunnen wijzen op de aanwezigheid van archeologische vindplaatsen. Tijdens het booronderzoek is bevestigd dat het plangebied beduidend lager is gelegen dan de omringende terreinen.
Uit de resultaten van het archeologisch bureauonderzoek en de veldtoets door middel van verkennende boringen kan worden geconcludeerd dat er binnen het plangebied geen verwachting bestaat op het voorkomen van archeologische waarden vanaf het laat Paleolithicum tot en met de Nieuwe Tijd. De boringen hebben de conclusie van de AHN]analyse bevestigd, met name dat het plangebied met circa 0,70 meter is afgegraven. Hierdoor zijn het Hollandveen en het Laagpakket van Walcheren weggegraven en is de top van het Laagpakket van Wierden verstoord. De eventuele aanwezige archeologische vindplaatsen zijn verstoord of vernietigd. Archeologisch vervolgonderzoek wordt dan ook niet noodzakelijk geacht.

Het is echter niet uit te sluiten dat ondanks dat er geen vervolgonderzoek noodzakelijk wordt geacht, toch relevante archeologische sporen en vondsten in de bodem verborgen zijn en dat deze in de uitvoeringsfase van toekomstige graafwerkzaamheden aan het licht komen. Voor dergelijke vondsten bestaat een wettelijke meldingsplicht op grond van artikel 53 van de (herziene) Monumentenwet uit 1988. Om er voor te zorgen dat aan deze wettelijke plicht wordt voldaan bij het eventueel aantreffen van sporen en/of vondsten tijdens de uitvoering van de werkzaamheden" is het aan te bevelen om de volgende tekst in uitvoeringsbestekken op te nemen:

Ondanks er voortkomende uit de plannen er geen verplichting ligt voor archeologisch onderzoek, is niettemin de kans aanwezig dat archeologische sporen en vondsten in de bodem aanwezig zijn en dat deze in de uitvoeringsfase van de graaf- en inrichtingswerkzaamheden aan het licht komen. Voor dergelijke vondsten bestaat een wettelijke meldingsplicht ex. artikel 53 van de (herziene) Monumentenwet uit 1988. Bij graafwerkzaamheden dient men dan ook attent te zijn op eventuele vondsten. Opdrachtgever verplicht de aannemers om attent te zijn op eventuele vondsten en/of sporen tijdens de werkzaamheden en verplicht hen archeologische vondsten onverwijld te melden bij de gemeente."

De initiatiefnemer wordt op deze verplichting gewezen.  

2.2.4 Ecologie / natuur

Kader   Beoordelingsaspect   Afweging en conclusie  
Gebiedsbescherming:   
Natuurbeschermings-
wet 1998:
Natura 2000

Ecologische Hoofdstructuur (EHS)
 
Onderzoeken of de ontwikkeling significant negatieve effecten kan hebben op beschermde gebieden (binnen en buiten plangebied).

Aantasting van de kwaliteiten van de EHS is in principe niet toegestaan.  
Het plangebied is niet gelegen in een beschermd natuurgebied of de EHS. Op enige afstand (> 3km) van het plangebied liggen wel de Belgische Natura 2000-gebieden Polders en Poldercomplex. De sloop en nieuwbouw van een woning, dus feitelijke voortzetting van het bestaande gebruik, heeft geen negatieve effecten op de instandhoudingsdoelen van deze op ruime afstand gelegen Natura 2000-gebieden.
 
Soortbescherming:  
Flora- en faunawet   Voorkomen van aantasten, verontrusten en/of verstoren van beschermde dier- en plantensoorten, hun nesten, holen en andere voortplantings- of vaste rust- en verblijfsplaatsen.   De nieuwe woning wordt op agrarische grond gerealiseerd. Hier komen alleen licht beschermde, tabel 1-soorten voor. Voor deze soorten geldt een vrijstelling van de verbodsbepalingen van de Flora- en faunawet.
Overigens dient wel rekening te worden gehouden met de algemene zorgplicht en het broedseizoen van vogels.

In de te slopen bebouwing kunnen vaste verblijfplaatsen van broedvogels en vleermuizen aanwezig zijn. Dit dient voor de sloop nader onderzocht te worden. Voor het slopen is mogelijk een ontheffing in het kader van de Flora- en faunawet vereist. Voor de sloop zal dit onderzoek (moeten) uitgevoerd en indien ook nodig genoemde ontheffing geregeld zijn.
 

2.2.5 Verkeer

Kader   Beoordelingsaspect   Afweging en conclusie  
Jurisprudentie: 
goede ruimtelijke ordening  
Kwaliteit van de bereikbaarheid voor de verschillende vervoers-
modaliteiten
Goede verkeersafwikkeling
Voldoende parkeergelegenheid.  
Op basis van de verkeersgegevens in de paragrafen 1.3.1 en 1.3.2kan worden geconcludeerd dat het aspect verkeer de uitvoering van het plan niet belemmert. De ontsluiting van het plangebied voor de verschillende modaliteiten blijft ongewijzigd en is goed te noemen. De vervangende nieuwbouw leidt niet tot een andere verkeersgeneratie en niet tot een significante wijziging in de verkeerssituatie. Er is ruim voldoende ruimte op het (eigen) woonperceel om in de parkeerbehoefte te voorzien.  

2.2.6 Geluidhinder - wegverkeerslawaai

Kader   Beoordelingsaspect   Afweging en conclusie  
Wet milieubeheer
Wet geluidhinder
Wet algemene
bepalingen omgevingsrecht (artikel 2.25)

Jurisprudentie: 
goede ruimtelijke
ordening  
Voldoen aan wettelijke geluidseisen (akoestisch onderzoek en geluidwerende maatregelen) indien er sprake is van een geluidproducerende en/of geluidgevoelige functie.   Akoestisch onderzoek (zie bijlage 2) heeft aangetoond dat het aspect wegverkeerslawaai de uitvoering van het plan niet belemmert. Ten gevolge van het verkeer op zowel de Heilleweg als de Zuiderbruggeweg is sprake van een aanvaardbaar akoestisch klimaat aan de gevel van de nieuwe woning.  

2.2.7 Milieuhinder - relatie met omliggende (bedrijfs)functies
Kader   Beoordelingsaspect   Afweging en conclusie  
Wet milieubeheer
Wet geluidhinder
Wet algemene
bepalingen omgevingsrecht (artikel 2.25)

Jurisprudentie: 
goede ruimtelijke
ordening  
Voldoen aan wettelijke milieueisen (onderzoek en maatregelen) indien er sprake is van een milieuhinderlijk en/of milieugevoelige functie.   De woning wordt aan de Heilleweg gerealiseerd, in de omgeving van deze beoogde woning zijn agrarische bedrijven aanwezig en een klein aantal woningen. Gezien de omgeving en de aanwezigheid van diverse functies kan dit gebied getypeerd worden als gemengd gebied.

De omliggende bedrijven beschikken conform het bestemmingsplan over maximaal milieucategorie 2. Voor gemengd gebied geldt hiervoor een richtafstand van 10 meter. De dichtstbijzijnde bedrijfsactiviteiten ten opzichte van de gevel van de woning bedraagt 20 meter. Aan de richtafstand van 10 meter wordt voldaan, er kan dan ook geconcludeerd worden dat er sprake is van een acceptabel woon- en leefklimaat.  

2.2.8 Externe veiligheid
Kader   Beoordelingsaspect   Afweging en conclusie  
Besluit(en) externe veiligheid:
- inrichtingen
- buisleidingen
- transportroutes


 
Waarborgen veiligheid van nieuwe (beperkt) kwetsbare objecten.
 
Voldoen aan veiligheidsnormen indien sprake van risicovolle functies/activiteiten:
- vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoor, water of via leidingen;

- bedrijven in de directe omgeving waar activiteiten plaatsvinden die gevolgen hebben
voor de externe veiligheid (waaronder Bevi-inrichtingen)  
In (de nabije omgeving van) het plangebied zijn geen risicovolle inrichtingen gelegen en vindt er geen vervoer van gevaarlijke stoffen plaats. De sloop en realisatie van een woning vormt geen risicovolle activiteit.
Het aspect externe veiligheid vormt daarom geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling.
 

2.2.9 Luchtkwaliteit
Kader   Beoordelingsaspect   Afweging en conclusie  
Wet ruimtelijke ordening: goede ruimtelijke ordening

Wet milieubeheer, hoofdstuk 5, titel 5.2 (Luchtkwaliteitseisen)
AmvB ‘Niet in betekenende mate’ (Besluit NIBM) en de ministeriële regeling NIBM (Regeling NIBM)  
Voldoen aan de geldende grenswaarden / luchtkwaliteitseisen

In het Besluit NIBM)en de Regeling NIBM zijn de uitvoeringsregels vastgelegd die betrekking hebben op het begrip NIBM.  
De realisatie van één woning draagt niet in betekenende mate bij aan de luchtkwaliteit. Deze kleinschalige ontwikkeling (1 woning) past binnen de categorie zoals deze opgenomen zijn in het Besluit Niet In Betekenende Mate voor de realisatie tot 1500 woningen.

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is tevens inzicht gegeven in de luchtkwaliteit ter plaatsen via de monitoringstool van het NSL. Hieruit blijkt dat de luchtkwaliteit ter plaatse ruimschoots voldoen aan de grenswaarden conform de Wet Milieubeheer.

Het aspect luchtkwaliteit vormt derhalve geen belemmering voor de ontwikkeling.
 

2.2.10 Leidingen en telecomverbindingen
Kader   Beoordelingsaspect   Afweging en conclusie  
Belangen planologisch relevante leidingen, hoogspanningslijnen, straalpaden of telecomverbindingen   Waarborgen van belangen van in en/of in de directe omgeving aanwezige planologisch relevante leidingen, hoogspanningslijnen, straalpaden of telecomverbindingen


 
Dit aspect levert geen belemmering op voor de beoogde ontwikkeling. In en rondom het plangebied zijn geen planologisch relevante leidingen, hoogspanningslijnen, straalpaden of telecomverbindingen waarmee bij de planontwikkeling rekening moet worden gehouden.
 
Belangen van planologisch niet-relevante kabels en leidingen (zoals rioolleidingen, leidingen nutsvoorzieningen, drainageleidingen)   Tenminste drie werkdagen voor de aanvang van graafwerkzaamheden de uitvoerder contact moet opnemen met het KLIC, waarbij wordt gemeld waar en wanneer wordt gegraven.   Voorafgaand aan de graafwerkzaamheden wordt bij het KLIC gemeld waar en wanneer wordt gegraven.  

2.3 Financiële uitvoerbaarheid

Kader   Beoordelingsaspect   Afweging en conclusie  
Wet ruimtelijke ordening

Grondexploitatiewet (Grex-wet)  
Aantonen financiële uitvoerbaarheid

Verplicht kostenverhaal door de gemeente. De gemeente legt dit vast in een exploitatieplan. Een exploitatieplan is niet nodig indien anderszins in het kostenverhaal wordt voorzien (overeenkomst met alle grondeigenaren in het plangebied of volledig grondeigendom).  
De financiële uitvoerbaarheid van het project is afdoende gewaarborgd.

Voor de ontwikkeling van het project heeft de gemeente met de initiatiefnemer een privaatrechtelijke overeenkomst gesloten waarin de (financiële) afspraken over het project zijn vastgelegd, inclusief kostenverhaal. Deze overeenkomst wordt aangemerkt als anterieure overeenkomst. Het bouwplan wordt gerealiseerd en bekostigd door de initiatiefnemer (tevens eigenaar van betreffende gronden). Ook draagt deze de kosten voor de procedurele aspecten (zoals plankosten, onderzoeken en procedures).  

2.4 Betrokkenheid bestuursorganen, maatschappelijke organisaties

Het bestemmingsplan is voorgelegd aan het Waterschap Scheldestromen, de Provincie Zeeland en Delta Infra b.v.. De provincie Zeeland en Delta Infra b.v. hebben aangegeven geen opmerkingen te hebben op het bestemmingsplan. Het waterschap Scheldestromen heeft twee aandachtspunten geformuleerd op het bestemmingsplan.

Waterschap Scheldestromen

Samenvatting

  • Het bestemmingsplan laat ruimte aan de soort maatregel die wordt toegepast om het verhard oppervlak te compenseren.
  • Langs de Heilleweg en de Zuiderbruggeweg bevinden zich secundair oppervlaktewater. Aan beide zijde van het oppervlaktewater geldt een obstakelvrije onderhoudsstrook van ten minste 5 meter gemeten uit de insteek van het oppervlaktewater.

Beantwoording

  • Het oppervlaktewater zal gecompenseerd worden op het perceel. Door de aanleg van een sloot aan de oostzijde van het perceel op de erfgrens tussen het perceel en de aangrenzende agrarische gronden.
  • De sloot heeft slechts een beperkte breedtemaat (3 m). Hiermee kan het onderhoud van de sloot vanaf één zijde plaatsvinden. Na ontwikkeling worden de gronden aan de oostzijde en de zuidzijde van de sloot langs de Heilleweg en de Zuiderbruggeweg gebruikt als voortuin.

Bijlagen bij toelichting

Bijlage 1 Waterparagraaf

Watertoets gewenste ontwikkeling

Nagegaan is aan de hand van de watertoetstabel van het Waterschap Scheldestromen (en de daarin opgenomen watertoetscriteria) of de voorgenomen sloop en herbouw van één woning aan de Heilleweg 23 aan de zuidzijde van het buurtschap Heille strijdig is met water(schaps)doelstellingen en/of noodzaakt tot aanvullende waterhuishoudkundige maatregelen. De resultaten van het overleg met het waterschap zijn hierin verwerkt.

Thema en water(beheer)doelstelling   Uitwerking  
Waterveiligheid
Waarborgen van het veiligheidsniveau en rekening houden met de daarvoor benodigde ruimte.  
In en nabij het plangebied bevinden zich geen waterkeringen. Het plan heeft daarmee geen invloed op de waterveiligheid.
Toetsing aan keurzonering is niet nodig.
 
Wateroverlast (vanuit oppervlaktewater) Het plan biedt voldoende ruimte voor het
vasthouden, bergen en afvoeren van water.
Waarborgen van voldoende hoog bouwpeil om
inundatie vanuit oppervlaktewater in
maatgevende situaties te voorkomen. Rekening houden met de gevolgen van klimaatverandering en de kans op extreme weersituaties.  
De ontwikkeling zorgt voor een verharding van 937 m2. De bestaande verharding die met deze ontwikkeling opgeheven wordt bedraagt 54 m2. In totaal neemt de verharding dus met 883 m2 toe. Voor de compensatie van deze extra verharding dient er conform de eis van het Waterschap Scheldestromen 66 m3 water gerealiseerd te worden. Dit komt overeen met een wateropgave van 132 m2 voor de woning. In het kader van de omgevingsvergunning dient aangetoond te worden dat hieraan voldaan wordt. De initiatiefnemer is
voornemens hiervoor een sloot aan te leggen aan
de oostzijde van zijn woonperceel. Voor de aanleg
van deze sloot zal een waterwetvergunning
aanvragen.  
Grondwaterkwantiteit en verdroging 
Tegengaan / verhelpen van grondwateroverlast
en -tekort. Rekening houden met de gevolgen
van klimaatverandering. Beschermen van infiltratiegebieden en benutten van infiltratiemogelijkheden.  
Wat dit aspect betreft heeft de voorgenomen sloop en herbouw van één woning nauwelijks of geen effect. Sprake is van een beperkte toename van het bestaande en planologisch reeds mogelijke verhardingsoppervlak.  
Hemel- en afvalwater
(inclusief water op straat / overlast)
Waarborgen optimale werking van de zuiveringen/ RWZI's en van de (gemeentelijke) rioleringen.
Afkoppelen van (schone) verharde oppervlakken in verband met de reductie van hydraulische belasting van de RWZI, het transportsysteem en het beperken van overstorten.  
In de kern Heille ligt drukriolering waarop het vuilwater kan aansluiten. Hierop kan aansluiting gevonden worden ter plaatse van de huidige reeds bestaande woning.
 
Volksgezondheid
(water gerelateerd)
Minimaliseren risico watergerelateerde ziekten en plagen. Voorkomen van verdrinkingsgevaar/-risico's via o.a. de daarvoor benodigde ruimte.  
De situatie met betrekking tot de volksgezondheid verander niet door de ontwikkeling.  
Bodemdaling
Voorkomen van maatregelen die (extra)
maaivelddalingen in zettinggevoelige gebieden kunnen veroorzaken.  
Niet van toepassing.
 
Oppervlaktewaterkwaliteit
Behoud / realisatie van goede
oppervlaktewaterkwaliteit. Vergroten van de
veerkracht van het watersysteem. Toepassing van de trits schoonhouden, scheiden en zuiveren.  
De oppervlaktewaterkwaliteit wordt door de ontwikkeling niet nadelig beïnvloedt. Uitlogende materialen zoals zink en lood worden niet gebruikt.  
Grondwaterkwaliteit
Behoud / realisatie van een goede
grondwaterkwaliteit.
Denk aan grondwaterbeschermingsgebieden.  
De ontwikkeling heeft geen invloed op de kwaliteit van het grondwater.  
Natte natuur
Ontwikkeling/bescherming van een rijke gevarieerde en natuurlijk karakteristieke aquatische natuur.  
Het plangebied ligt niet inde omgeving van natte natuur.  
Onderhoud oppervlaktewater
Oppervlaktewater moet adequaat onderhouden
worden. Rekening houden met obstakelvrije
onderhoudsstroken vrij van bebouwing en opgaande (hout)beplanting.  
Het plangebied is niet gelegen binnen onderhoudsstroken van het waterschap. Onderhoud van het oppervlaktewater wordt niet belemmerd ten gevolge van de ontwikkeling.  
Andere belangen waterbeheerder(s)  
Relatie met eigendom waterbeheerder
Ruimtelijke ontwikkelingen mogen de
werking van objecten (terreinen, milieuzonering)
van de waterbeheerder niet belemmeren.  
Binnen het plangebied zijn geen objecten van de waterbeheerder gelegen, van belemmering is dan ook geen sprake.  
Scheepvaart en/of wegbeheer
Goede bereikbaarheid en in stand houden van veilige vaarwegen en wegen in beheer en onderhoud bij Rijkswaterstaat, de provincie en/of het waterschap.  
De ontwikkeling heeft geen invloed op de scheepvaart en/  

Conclusie

Het aspect water vormt na de realisatie van watercompenserende maatregelen geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling.

Bijlage 3 Overzicht separate bijlagen

De volgende bijlagen zijn niet opgenomen in de analoge (gedrukte) versie van dit bestemmingsplan. Deze vormen afzonderlijke bijlagen en zijn op verzoek bij de gemeentebalie voor inzage opvraagbaar.

Wel zijn deze in de digitale planversie opgenomen, ten behoeve van www.ruimtelijkeplannen.nl.