direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Havengebied Breskens
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1714.jachthavenBreskens-VG01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Achtergronden

Achtergronden

De activiteiten in het havengebied van Breskens lopen al enige jaren langzaam maar zeker terug. De indeling van de haven is inmiddels niet meer geschikt voor de moderne handels- en visserij-activiteiten. Tegelijkertijd bieden de al langer gewenste uitbreiding van de jachthaven en de ontwikkelingen in de verblijfsrecreatie kansen om het havengebied tot een levendig gebied te maken dat deel gaat uitmaken van het stedelijk gebied. Dan is er sprake van uitwisseling tussen het bestaande centrumgebied en de woongebieden met het havengebied. Om de visserij voor Breskens te kunnen behouden en tegelijkertijd de andere kansen te kunnen verzilveren, wordt het hele havengebied getransformeerd. Met deze transformatie wordt bereikt dat de samenhang tussen het havengebied en het bestaande stedelijk gebied aanmerkelijk wordt vergroot. Het plangebied is globaal weergegeven op figuur 1.1.

Het voornemen voor transformatie is vertaald in het Masterplan Havengebied Breskens. De gemeenteraad van de gemeente Sluis heeft het Masterplan in de raadsvergadering van 25 juni 2015 vastgesteld. Hiermee is het Masterplan onderdeel geworden van het gemeentelijke beleid. Het plan wordt hierna kortweg aangeduid als 'Masterplan'.

De gemeente Sluis en de provincie Zeeland zijn in samenspraak met HBV, Beheersmaatschappij Verstraeten en Aannemersbedrijf Van der Poel de samenwerkende partijen die de gebiedstransformatie vorm gaan geven. Zij worden hierna aangegeven als de 'initiatiefnemers'.

afbeelding "i_NL.IMRO.1714.jachthavenBreskens-VG01_0001.png"

Figuur 1.1 Ligging plangebied (bron: aangepast van ArcGIS, 2015)

Doelstelling

De doelstelling voor de transformatie van het havengebied is als volgt.

  • De volledige gebiedstransformatie heeft tot doel om het gebied gezamenlijk, integraal en op elkaar afgestemd te ontwikkelen tot een recreatieve hotspot met duidelijke toeristische aantrekkingskracht, met bijbehorende functies, recreatieve en permanente verblijfsfuncties en ondersteunende voorzieningen.
  • Partijen streven er naar het gebied daarbij te transformeren tot een toonaangevend internationaal zeezeilcentrum.
  • Belangrijk is dat de bestaande visserij-activiteiten voor de kern Breskens behouden blijven door verplaatsing van die activiteiten naar de Handelshaven (zie figuur 3.1).
  • Het situeren van het nieuwe Viscentrum op een prominente plaats in het plangebied.
  • Kwaliteitsverbetering van de bestaande jachthaven door herstructurering met een uitbreiding van maximaal 100 ligplaatsen.

Het Masterplan vormt de ruimtelijke onderlegger voor de diverse ontwikkelingen die plaats zullen vinden binnen het havengebied. Hiervoor zetten de initiatiefnemers zich gezamenlijk in.

1.2 Planopgave

Planopgave

De planopgave uit het Masterplan Havengebied Breskens omvat het voorzien van de volgende delen van een juridisch-planologisch kader.

  • Het realiseren van het beoogde programma uit het Masterplan, waaronder het zeezeilcentrum.
  • Huisvesting van het toekomstige Viscentrum in het havengebied.
  • Uitbreiding en de nieuwe verdeling van de ligplaatsen in de jachthaven.
  • Behoud van de visserijactiviteiten door verplaatsing vanuit de vissershaven naar de Handelshaven.
  • Het bieden van een nieuwe regeling voor de bestaande detailhandels- en horecafuncties.

Deze delen vormen samen de planopgave voor dit bestemmingsplan.

Programma

In het Masterplan Havengebied Breskens (bijlage 1) worden verschillende deelgebieden onderscheiden met elk hun eigen functie binnen het totaalconcept. Het programma uit het Masterplan vormde de basis voor de verdere planvorming. In dat kader zijn verschillende onderzoeken verricht, met name in het MER (zie paragraaf 1.4) naar de effecten van het havenplan op de omgeving. Op basis van de onderzoeksuitkomsten is ervoor gekozen het volgende programma aan te houden.

Appartementen en verschillende functies

Op de Westhavendam, Middenhavendam en Kaai komen appartementen gebouwen met verschillende functies. Het programma is als volgt.

  • De bouw van maximaal 460 appartementen, waarvan 360 appartementen voor verblijfsrecreatie en 100 appartementen voor permanente bewoning.
  • De bouw van 5.000 m2 nieuwe voorzieningen en kleinschalige havengerelateerde bedrijven in de onderste bouwlagen met de volgende maximale oppervlaktes:
    • 1. 1.000 m² detailhandel en dienstverlening;
    • 2. 1.000 m2 cultuur, ontspanning en sport, zoals atelier, fitnesscentrum, sauna, sportschool, wellness;
    • 3. 1.500 m2 zeezeilcentrum (logies 250 m2), jachthavenvoorzieningen en kantoren;
    • 4. 1.500 m2 bedrijven uit categorie 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten.

Deze voorzieningen en kleinschalige havengerelateerde bedrijven zijn afgestemd op het beoogde toekomstige karakter van het havengebied.

  • Het zeelzeilcentrum, zoals hiervoor genoemd, bestaat uit kantoren annex leslokalen, logiesaccommodatie met jachthavenvoorzieningen en sportruimtes met een gebouwde oppervlakte van maximaal 1.500 m2. Hiertoe kunnen ook andere kantoorruimtes en jachthavenvoorzieningen behoren.
  • De bouw van maximaal 2.500 m2 nieuwe horecavoorzieningen.

Het Viscentrum

Het Viscentrum gaat invulling geven aan verschillende functies. Voor een deel gaat het om het huisvesten van bestaande functies in het havengebied, zoals de vismijn en het Visserijmuseum en een eventuele bijbehorende kantoorvestiging of dienstverlening. Deels gaat het ook om nieuwe functies, waaronder de Visserij-Experience, die bijdragen aan het totaalconcept. De totale oppervlakte bedraagt 4.270 m2 (bvo). Dit zal worden onderverdeeld in de volgende deelfuncties en bijbehorende oppervlaktes.

  • Vismijn tot maximaal 1.800 m² bruto vloeroppervlak (bvo).
  • Visserijmuseum tot maximaal 800 m² bvo.
  • Visserij-Experience tot maximaal 300 m² bvo (inclusief ondergeschikte detailhandel).
  • Boomkorkotter (maximaal 320 m²) met een interactieve tentoonstelling.
  • Detailhandel in vis of visserij gerelateerde producten tot maximaal 200 m² bvo.
  • Horecagelegenheid 400 m² bvo, met daarnaast 50 m2 terras.
  • Kantoor en dienstverlening tot maximaal 200 m² bvo.
  • Gezamenlijke functies tot maximaal 250 m² bvo (entree, toiletten etc.).

Ten opzichte van het programma zoals opgenomen in het bestemmingsplan Viscentrum zijn de oppervlaktematen aangepast aan de meest actuele inzichten wat betreft het beoogde gebruik. KNRM heeft aangegeven de voorkeur te geven op de huidige locatie gevestigd te blijven. Hierover vindt overleg plaats. De oppervlaktemaat voor de vismijn is toegenomen van 1.550 m2 naar 1.800 m2. De oppervlakte horeca is alleen opgenomen voor het gebouwde gedeelte; hierbij hoort ook een terras van 50 m2, gelijk aan de oorspronkelijke oppervlakte van 450 m2 horeca inclusief terras. Onderzoeken richten zich op de relevante oppervlaktes die in gebouwen worden gerealiseerd. Dit komt ook tot uitdrukking in de gehanteerde normering waarbij wordt uitgegaan van bruto vloeroppervlak deel uitmakend van een gebouw.

Jachthaven Breskens: Vissershaven en het gebied op en rondom de Oosthavendam

De uitbreiding van de jachthaven voorziet in toevoeging van maximaal 100 ligplaatsen ter plaatse van de bestaande Vissershaven (zie figuur 3.1). Deze uitbreiding wordt gecombineerd met het herstructureren van de bestaande jachthaven, het deel van de haven rondom de Oosthavendam. Dit betekent een nieuwe indeling van de bestaande ligplaatsen in de jachthaven, onder meer gericht op vergroting van een deel van de ligplaatsen. Tevens worden 70 sportvisboten verplaatst en is ook ruimte beschikbaar voor jachthavenvoorzieningen. De totale inrichting wordt zodanig opgezet dat er ruimte wordt gecreëerd voor superjachten en andere grote zeezeiljachten. Door het verplaatsen van de visserijactiviteiten naar de vrijkomende Handelshaven worden de visserijactiviteiten en gerelateerde bedrijven voor de kern Breskens behouden.

Verbindingen, parkeervoorzieningen en maatregelen vanuit het MER

  • Realiseren van een nieuwe verkeersverbinding voor gemotoriseerd verkeer tussen de haven, het centrum van Breskens en het strand in het verlengde van de promenade.
  • Het aanleggen van een rechtstreekse verbinding voor langzaam verkeer tussen de dorpskern en het havengebied.
  • Aanleggen van voldoende parkeervoorzieningen.
  • Het treffen van maatregelen die voortvloeien uit het MER.

Situering van het Viscentrum op het scharnierpunt van het centrumgebied en het getransformeerde havengebied, verbindt de gebieden op unieke wijze door de combinatie van visserij en vis voor een ieder beleefbaar te maken, kenmerkend voor Breskens.

Bestaande situaties van detailhandel en horeca

Tot slot wordt in het bestemmingsplan de regeling voor bestaande situatie voor de aanwezige horeca- en detailhandelsbedrijven op de Oosthavendam geactualiseerd. Uitgangspunt daarbij is het handhaven van de bestaande rechten van de hier gevestigde bedrijven en het bieden van enige flexibiliteit voor onderlinge uitwisseling van functies.

Overzicht programma

Het programma ziet er schematisch als volgt samengevat uit.

Tabel 1.1 Programma bestemmingsplan

functie   maximale aantal eenheden of oppervlakte (m2 bvo)  
Appartementen
Appartementen voor verblijfsrecreatie
Appartementen voor permanente bewoning  
460 eenheden
360 eenheden
100 eenheden  
Uitbreiding jachthaven en herstructurering bestaande jachthaven
Uitbreiding ligplaatsen  

100 ligplaatsen  
Voorzieningen en kleinschalige havengerelateerde bedrijven
Detailhandel en dienstverlening
Cultuur, ontspanning en sport, zoals atelier, fitnesscentrum, sauna, sportschool, wellness
Zeezeilcentrum (kantoren, leslokalen, logies (250 m2), sanitair, sportruimtes), jachthavenvoorzieningen en kantoren
Bedrijven categorie 1 en 2 Staat van Bedrijfsactiviteiten  
5.000 m2
1.000 m2
1.000 m2

1.500 m2

1.500 m2  
Horeca   2.500 m2  
Viscentrum
Vismijn
Visserijmuseum
Visserij-Experience inclusief ondergeschikte detailhandel
Boomkorkotter met interactieve tentoonstelling
Detailhandel vis/visserij gerelateerde producten
Horecagelegenheid, exclusief 50 m2 terras
Kantoor en dienstverlening
Gezamenlijke functies: entree, toiletten etc.  


800 m²
300 m²
320 m²

 
4.270 m2
1.800 m2
1.420 m2


200 m²
400 m2
200 m2
250 m2  
Voldoende parkeervoorzieningen
Verkeersverbindingen voor gemotoriseerd verkeer
Verkeersverbindingen voor langzaam verkeer
Maatregelen die voortvloeien uit het MER  

1.3 Huidige bestemmingsplannen

Bestemmingsplan Waterfront (1993) en de eerste herziening (1996)

Het juridisch-planologische kader voor het plangebied wordt momenteel grotendeels gevormd door het bestemmingsplan Waterfront (vastgesteld op 17 juni 1993 en goedgekeurd op 1 februari 1994). Dit plan is in 1997 herzien (eerste herziening, vastgesteld op 22 november 1996 en goedgekeurd op 16 januari 1997). De gronden op de havendammen zijn hoofdzakelijk bestemd voor bedrijvigheid (bestemming Bedrijven, Horeca en Detailhandel). De jachthaven is voorzien van de bestemming Recreatie.

Bestemmingsplan Bedrijventerreinen Sluis en bestemmingsplan Parapluplan opheffen geluidszone Breskens (2015)

De bestaande bedrijven aan de Middenhavendam en de Westhavendam worden juridisch-planologisch geregeld in het bestemmingsplan Bedrijventerreinen Sluis. Dit bestemmingsplan is op 24 september 2015 door de gemeenteraad vastgesteld. In dit bestemmingsplan zijn de bestaande bedrijven op de Middenhavendam en de Westhavendam voorzien van de bestemming Bedrijventerrein. Daarbij is in de planregeling een milieuzonering opgenomen voor de bedrijven. Ieder bedrijf heeft daarbij een milieucategorie toegewezen gekregen die passend is voor zijn bedrijfsactiviteiten (tot en met milieucategorie 4.1). Omdat geluidshinderlijke bedrijven in de nieuwe bestemmingslegging niet meer zijn toegestaan, is gelijktijdig de zone industrielawaai komen te vervallen. Dat is gebeurd door vaststelling van het bestemmingsplan Parapluplan opheffen geluidszone Breskens, gelijktijdig met het vaststellen van het bestemmingsplan Bedrijventerreinen.

Verhouding van dit bestemmingsplan met huidige regelingen

De huidige bestemmingsregelingen staan de beoogde transformatie van het havengebied van een bedrijfsmatige haven naar een aantrekkelijk gebied voor watersport, wonen en verblijfsrecreatie niet toe. Ook is de beoogde uitbreiding van de bestaande jachthaven binnen de huidige bestemmingsregelingen niet toegestaan.

Het is noodzakelijk dat een nieuwe juridisch-planologische regeling tot stand komt. Dit bestemmingsplan voorziet in die nieuwe juridisch-planologische regeling. In hoofdstuk 6 wordt nader ingegaan op de vraag hoe dit nieuwe bestemmingsplan zich verhoudt tot de geldende bestemmingsplannen.

1.4 Bestemmingsplan en milieueffectrapport

Combinatie van bestemmingsplan en milieueffectrapport

Wettelijke kader

Het opstellen van het bestemmingsplan en doorlopen van de bestemmingsplanprocedure wordt gecombineerd met het opstellen van een milieueffectrapport (MER), waarvoor de bijbehorende procedure wordt gevolgd.

  • In het milieueffectrapport worden de milieueffecten van de beoogde transformatie in beeld gebracht.
  • Het MER en het doorlopen van de m.e.r.-procedure (m.e.r.) hebben tot doel het milieubelang een volwaardige plaats te geven in de besluitvorming over activiteiten met mogelijk belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu.
  • Het MER beschrijft zo objectief mogelijk welke milieueffecten te verwachten zijn wanneer een bepaalde activiteit in een bepaald gebied wordt ondernomen.

De m.e.r.-procedure is wettelijk geregeld in de Wet milieubeheer.

Waarom een MER voor het havenplan Breskens?

Het plangebied grenst aan het gedeelte van de Westerschelde dat is aangewezen als beschermd natuurgebied en dat deel uitmaakt van het Europese netwerk van natuurgebieden (Natura 2000). Op voorhand kan niet worden uitgesloten dat als gevolg van de transformatie van het havengebied in Breskens, zich negatieve effecten op de aangewezen natuurwaarden kunnen voordoen. Dit moet op basis van de Wet natuurbescherming (Wnb) inzichtelijk worden gemaakt. Dit gebeurt in de vorm van een zogeheten 'passende beoordeling'.

Het gaat onder andere om het uitbreiden van een jachthaven met maximaal 100 ligplaatsen of meer. Zo'n ontwikkeling is in onderdeel D van de bijlage bij het Besluit m.e.r aangewezen als activiteit in categorie 10. Daaruit volgt dat voor het havenplan Breskens in ieder geval een m.e.r.-beoordelingsplicht van toepassing is. In zo'n geval wordt eerst beoordeeld of er bijzondere omstandigheden zijn die het doorlopen van een m.e.r.-procedure noodzakelijk maken. Is dat het geval of kiest de initiatiefnemer daar zelf voor, dan moet een m.e.r.-procedure worden doorlopen.

Voor het havenplan Breskens is het opstellen van een planMER verplicht, omdat een 'passende beoordeling' moet worden gemaakt. Een planMER kan als onderdeel van een toelichting van een bestemmingsplan worden opgenomen. De initiatiefnemers en de gemeente hebben echter besloten de stap van de mer-beoordeling over te slaan en direct overgegaan tot het opstellen van een project-MER. De bijbehorende m.e.r.-procedure wordt gekoppeld aan de procedure voor het bestemmingsplan. Een project-MER is een geheel zelfstandig rapport, dat als bijlage bij het bestemmingsplan wordt gevoegd.

Bestemmingsplan en de gemeentelijke coördinatieregeling (GCR)

Passage is bij de gewijzigde vaststelling vervallen (zie paragraaf 1.6.2).

Doorlopen procedurestappen

Als voorbereiding op het MER is de Notitie Reikwijdte en Detailniveau (NRD) opgesteld. Het concept van de NRD heeft van 10 december 2015 tot en met 20 januari 2016 ter inzage gelegen.

  • Eenieder heeft gedurende deze periode de gelegenheid gekregen om een zienswijze naar voren te brengen.
  • In MFC 'De Korre' in Breskens is op 5 januari 2016 een informatieavond gehouden. Gedurende deze avond konden belangstellenden zich laten informeren over het project en werd gelegenheid geboden voor het indienen van een zienswijze door middel van een reactieformulier.
  • In deze periode is de concept NRD ook toegezonden aan andere bestuursorganen ter advisering. Hierbij zijn ook de vanuit België betrokken instanties geraadpleegd.

Vervolgens is advies gevraagd aan de Commissie voor de milieueffectrapportage (Cie. m.e.r.) die de ontvangen zienswijzen en adviezen bij haar advies heeft betrokken. Op basis van de ontvangen zienswijzen en adviezen heeft het college van burgemeester en wethouders op 19 april 2016 de definitieve NRD vastgesteld.

1.5 Leeswijzer

De opbouw van deze toelichting is afgestemd op de samenhang tussen het MER, de vergunningen en dit bestemmingsplan. In de plantoelichting komen achtereenvolgens de volgende onderwerpen aan bod.

  • In hoofdstuk 2 wordt eerst ingegaan op de totstandkoming van het Masterplan dat ten grondslag ligt aan de herontwikkeling.
  • Hoofdstuk 3beschrijft de huidige situatie in het plangebied en het beoogde eindbeeld van de transformatie van het havengebied.
  • Het ruimtelijke beleidskader wordt beschreven in hoofdstuk 4. Vanuit het beleid gelden een aantal randvoorwaarden die gevolgen hebben voor de planregeling van dit bestemmingsplan. Daar waar dat aan de orde is, worden die randvoorwaarden in dit hoofdstuk ook beschreven.
  • Hoofdstuk 5 geeft een samenvatting van de resultaten van de verrichte onderzoeken. Allereerst bevat dit hoofdstuk de onderbouwing van de behoefte aan het programma (aantallen appartementen en nieuwe ligplaatsen, voorzieningen en kleinschalige havengerelateerde bedrijven, horeca en zeezeilcentrum met jachthavenvoorzieningen). Vervolgens is een samenvatting opgenomen van het verrichte milieuonderzoek, zoals dit is opgenomen in het MER. Daar waar een aanvullend onderzoek of nadere afweging is gemaakt , is dat in dit hoofdstuk nadrukkelijk aangegeven.
    Uit de behoefteonderzoeken en de milieuonderzoeken zijn randvoorwaarden naar voren gekomen die zijn doorvertaald naar de planregeling van dit bestemmingsplan. Voor de aspecten waar dat aan de orde is, worden die randvoorwaarden in dit hoofdstuk vermeld.
  • In hoofdstuk 6 wordt de juridische planregeling toegelicht. In dit hoofdstuk wordt aangegeven op welke wijze de randvoorwaarden uit het beleid (hoofdstuk 4) en het sectorale onderzoek (hoofdstuk 5) zijn vertaald in de juridische regeling.
  • De economische en financiële uitvoerbaarheid worden beschreven in hoofdstuk 7.
  • De resultaten van de inspraakprocedure en overlegprocedure met andere overheden zijn in hoofdstuk 8 weergegeven.

1.6 Overwegingen bij de gewijzigde vaststelling

1.6.1 Gewijzigde vaststelling bestemmingsplan en MER

Het bestemmingsplan Havengebied Breskens is door de gemeenteraad op 5 juli 2018 gewijzigd vastgesteld. De overwegingen en wijzigingen zijn opgenomen in de het Rapport Zienswijzen & ambtshalve overwegingen'. Dit rapport is als bijlage  12 van deze toelichting opgenomen.

De belangrijkste overwegingen uit het rapport zijn in de toelichting ingevoegd. De regels zijn aangepast naar aanleiding van de gewijzigde vaststelling. De aanpassingen in de toelichting en regels zijn geel gemarkeerd. De overwegingen die in het genoemde rapport zijn opgenomen, blijven overigens van belang ook al zijn niet alle overwegingen in de toelichting weergegeven. Vandaar dat op diverse plaatsen naar de overwegingen in het rapport wordt verwezen. Overwegingen die betrekking hebben op de specifieke situatie van de indiener van een zienswijze zijn niet in deze toelichting opgenomen.

Naar aanleiding van zienswijzen zijn enkele aanvullende onderzoeken verricht of onderzoeken aangevuld. Hiervan wordt in de toelichting van het bestemmingsplan melding gemaakt. De betreffende onderzoeken zijn toegevoegd aan het bestemmingsplan in de vorm van bijlagen. De belangrijkste resultaten van die onderzoeken zijn in de toelichting van het bestemmingsplan vermeld. Dit betreft passages die zijn overgenomen, al dan niet in verkorte vorm, uit het Rapport Zienswijzen & ambtshalve aanpassingen. Dat betekent dat de indieners van zienswijzen zijn geïnformeerd over de bedoelde aanvullingen en de afweging van belangen door middel van de rapportage en de toelichting van het bestemmingsplan. Voor raadpleging van de aanpassingen volstaat dan ook het raadplegen van het bestemmingsplan.

De gewijzigde vaststelling heeft geresulteerd in enkele aanpassingen van overwegingen en onderzoeksresultaten. Dit is in afzonderlijke paragrafen en subparagrafen 'overwegingen bij de gewijzigde vaststelling' weergegeven. De oorspronkelijke toelichting van het ontwerpbestemmingsplan is hier niet op aangepast. In de oorspronkelijke toelichting is wel verwezen naar de genoemde paragrafen.

 

De aanvullingen op onderzoeken en de onderzoeken die aanvullend zijn verricht hebben geen invloed op de onderzoeksresultaten of conclusies zoals in dit MER opgenomen. De scores die voor de afzonderlijke aspecten zijn gegeven, zijn hetzelfde gebleven. Aangezien de aanvullingen vooral betrekking hebben op de gemaakte afweging van belangen, is ervoor gekozen die aanvullingen in het bestemmingsplan te verwerken. De aanpassingen in het MER hebben alleen betrekking op gewijzigde uitgangspunten, zoals ten aanzien van de coördinatieregeling en de parkeerbalans, en een nadere onderbouwing van de prognose van de verkeerstoename. Deze aanpassingen in het MER zijn geel gemarkeerd.

1.6.2 Coördinatieregeling

Bij de gewijzigde vaststelling is ten aanzien van de coördinatieregeling het volgende specifiek overwogen. Voor de volledige overwegingen wordt verwezen naar het Rapport Zienswijzen & ambtshalve wijzigingen, paragraaf 4.2.10.

Oorspronkelijk was het de bedoeling gebruik te maken van de coördinatieregeling uit de Wro. Gebleken is dat hieraan geen behoefte bestaat. De toelichting wordt hierop aangepast door de betreffende passages te laten vervallen.

Hoofdstuk 2 Totstandkoming Masterplan en plan Viscentrum

2.1 Inleiding

De verschillende ideeën en plannen die in de periode voorafgaand aan de totstandkoming van het Masterplan een rol hebben gespeeld, worden in paragraaf 2.2 beschreven. Vooral de wens de huidige jachthaven uit te breiden is daarbij destijds van belang geweest. Vervolgens wordt in paragraaf 2.2 beschreven hoe de gemeenteraad, na afronding van de planvorming rondom de jachthaven, tot het Masterplan is gekomen.

Als eerste stap in de verwezenlijking van de transformatieopgave, is tegelijkertijd met de vaststelling van het Masterplan in 2015, het bestemmingsplan voor het nieuwe Viscentrum vastgesteld. Tegen dat bestemmingsplan is beroep ingesteld. De Afdeling bestuursrechtspraak heeft het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan vernietigd. Het Viscentrum is een belangrijk onderdeel van het Masterplan. Daardoor maakt het Viscentrum deel uit van de nieuwe ontwikkelingen waarvoor dit bestemmingsplan wordt vastgesteld (zie paragraaf 2.4 ). Uit de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak volgde dat een nader behoefteonderzoek moest worden verricht (17 februari 2016; ECLI:NL:RVS:2016:412). Hiervoor wordt verwezen naar hoofdstuk 5.

2.2 Achtergronden van het Masterplan

Afnemende bedrijvigheid en ontstaan structurele leegstand in het havengebied

De huidige indeling van het havengebied is tot stand gekomen in 1958. De jachthaven is fors gegroeid en omvat thans de gehele oostelijke havenkom. Uitbreiding van het aantal ligplaatsen is in dit deel niet meer mogelijk.

Het gebruik van de Handelshaven is langzaam maar zeker teruggelopen. Dit is een trend van de afgelopen 20 jaar. Voor deze terugloop zijn verschillende oorzaken aan te wijzen. De stedenbouwkundige opzet van de Handelshaven staat verdere groei van de meer industriële bedrijfsactiviteiten niet toe. Alle bouwmogelijkheden uit het geldende bestemmingsplan zijn benut en voor nieuwe activiteiten is zodoende geen ruimte meer.

De nabije ligging van de haven ten opzichte van de dorpskern van Breskens met het aangrenzende centrumgebied en verder overwegend woonbebouwing, maakt dat een toenemende zware bedrijvigheid al snel tegen beperkingen aanloopt. Deze beperkingen kunnen optreden op het gebied van geluid en leefomgeving. Ook het meervoudige gebruik van de haven (jachthaven, vissershaven en handelshaven; zie figuur 3.1) stelt grenzen aan de mogelijkheden voor groei van de bedrijfsactiviteiten. Tot slot speelt de ligging van de haven een rol. De verbinding over de weg met het achterland is minder geschikt voor zwaar vrachtverkeer. Ook is de haven op enige afstand gelegen van de vaarroute over de Westerschelde en kunnen zeeschepen de haven moeilijk bereiken.

Dat alles heeft ertoe geleid dat de bedrijvigheid in de haven van Breskens de afgelopen twee decennia is teruggelopen. Bebouwing van voorheen gevestigde bedrijven heeft de bedrijfsfunctie verloren of staat leeg. De huidige inrichting van het havengebied genereert geen groei en zorgt voor een afname van bedrijfsactiviteiten. Hiermee ontstaat het risico op structurele leegstand, verpaupering en daarmee een negatieve uitstraling van dit gebied voor de kern Breskens als geheel.

Het havengebied in Breskens steekt daarbij in negatieve zin af tegen de investeringen in de openbare ruimte rondom het havengebied die recent zijn gedaan. Zo is het Spuiplein getransformeerd naar een levendig en aantrekkelijk dorpsplein, zijn voor voetgangers fraaie voorzieningen en verbindingen tussen het centrumgebied en havengebied gerealiseerd op de keerwand, en zijn verschillende nieuwbouwplannen in en rondom het centrumgebied uitgevoerd, in aanbouw of in ontwikkeling.

Plannen voor een nieuwe jachthaven

Locatiestudie 2008-2010

De wens om de bestaande jachthaven uit te breiden bestaat al enige jaren. In de periode 2008-2010 is een verkenning uitgevoerd waarin potentiële locaties voor uitbreiding van de bestaande jachthaven in beeld zijn gebracht. In deze plannen ging het nog om een uitbreiding van de jachthaven met 250 tot 500 ligplaatsen. Het betrof zodoende een veel grotere uitbreiding van de jachthaven dan nu is voorzien. In figuur 2.1 zijn de locaties weergegeven die destijds zijn onderzocht als mogelijke locaties waar de jachthaven kon worden uitgebreid.

afbeelding "i_NL.IMRO.1714.jachthavenBreskens-VG01_0002.png"

Figuur 2.1 Onderzochte locatiealternatieven Jachthaven Breskens (bron: Locatiekeuzestudie Jachthaven Breskens)

Tussentijds toetsingsadvies Commissie m.e.r.

De verkenning naar potentiële locaties heeft geleid tot een tussentijds toetsingsadvies van de Commissie m.e.r.. Daarin is geconcludeerd dat de locatie Handelshaven op minder milieubelemmeringen stuit dan de andere onderzochte locaties. Het grotere initiatief voor 250 tot 500 ligplaatsen paste niet binnen de beschikbare ruimte die de locatie Handelshaven kan bieden. Die locatie had wel de voorkeur. Om die reden heeft hierover destijds geen verdere besluitvorming plaatsgevonden. De wens tot uitbreiding van de jachthaven bleef uiteraard wel bestaan.

Periode 2010-2013: nadere verkenning en tot elkaar komen betrokken partijen

Nadat de uitbreidingsplannen voor de jachthaven, na afronding van de hiervoor genoemde locatiestudie, niet tot definitieve besluitvorming kon komen, zijn in de daarop volgende jaren verschillende ideeën voor het havengebied parallel aan elkaar ontwikkeld. Deze parallelle ideeën zijn samengebracht en hebben uiteindelijk geleid tot het Masterplan als integrale visie op de transformatie van het havengebied in Breskens.

Plannen voor het Viscentrum Breskens

De huidige vismijn in het havengebied voldoet al langere tijd niet meer aan de bouwkundige eisen die aan deze functie gesteld wordt. Daarnaast was het huidige (succesvolle) Visserijmuseum in het havengebied op zoek naar een nieuw geschikt onderkomen. Ook omdat de huidige huisvesting niet meer voldoet aan de hiervoor gestelde eisen.

In deze periode is door de gemeente Sluis, de Vismijn en lokale ondernemers een plan ontwikkeld voor een viscentrum in het havengebied van Breskens. Het centrum moet een unieke attractie en blikvanger voor Breskens worden. Alle ontwikkelingen staan in het teken van Maritiem Breskens en het creëren van een recreatieve (verblijfs)plaats voor toeristen. Ondanks deze ontwikkelingen ontbeert Breskens een aansprekende toeristische attractie. Breskens profiteert maar beperkt van de groeiende toeristische functie van Zeeuws-Vlaanderen. Het viscentrum tezamen met de daarmee samenhangende herontwikkeling van het havengebied van Breskens, moet hierin verandering brengen.

De plannen voorzien in het kwalitatief verbeteren van het havengebied en het toevoegen van een toeristisch-recreatief concept waarbij het bedrijfsproces van de visserij: van vangst tot bord, oftewel van 'Catch to Plate', duidelijk zichtbaar wordt gemaakt voor bezoekers. Het viscentrum omvat onder andere de vernieuwde vismijn. Het primaire bedrijfsproces van de vismijn blijft in het nieuwe gebouw ongemoeid: het viscentrum is een 'levende' attractie. Vanuit de visserij worden nieuwe verbindingen gelegd met gastronomie en toerisme om de continuïteit van de visserijsector in Breskens te waarborgen.

De bedoeling is om Breskens, zijn vis en de vissers, het museum en de vismijn te promoten met de modernste middelen, op een unieke manier. Daarbij wordt een nieuw gebouw gerealiseerd dat past bij het industriële en ambachtelijke proces van de visserij. Onderdeel van het nieuwe gebouw is een boomkorkotter wat de herkenbaarheid en authenticiteit van het viscentrum en maritiem Breskens benadrukt. Deze vissersboot wordt een volwaardig onderdeel van het complex en het concept. In en op de kotter ervaar je de beleving van de vissers op zee. Door middel van audiovisuele middelen wordt uitleg gegeven over het verhaal achter de vissers. Door het viscentrum te realiseren in de nabijheid van de bestaande visserijschepen wordt de gedachte van een totaalconcept benadrukt.

Het is de bedoeling dat het nieuwe Viscentrum, naast de vismijn en het visserijmuseum, ook een eigen horecagelegenheid, een visserij-gerelateerde vorm van detailhandel en enige kantoorruimte gaat huisvesten.

Zeezeilcentrum Breskens

De provincie Zeeland heeft in het Omgevingsplan 2012-2018 en de Economische Agenda (2013-2015) haar toekomstvisie geformuleerd voor de Zeeuwse Delta. Via het Omgevingsplan zijn in Zeeland een aantal 'hotspots' benoemd en in de Economische Agenda zijn topsectoren benoemd voor de regio, die de komende jaren prioritair zijn.

De Economische Agenda is vertaald in verschillende business cases waaronder de Business Case 'Leisure Hotspot Breskens'. Om te komen tot verdere toeristische ontwikkeling van Breskens wordt ingezet op de realisatie van een aantal projecten in en rond het havengebied van Breskens. Centrale thema's zijn de visserij en de zeezeilvaart. In het kader van dit tweede thema leeft onder een aantal partijen al langer een wens tot de ontwikkeling van Breskens als 'zeezeilcentrum'. De ideeën over hoe een dergelijk zeezeilcentrum invulling moet krijgen zijn in deze periode verder verkend en geconcretiseerd (bijlage  2).

2.3 Totstandkoming Masterplan en plan voor Viscentrum

Noodzaak voor een integraal plan voor het havengebied Breskens

Tijdens een aantal sessies met alle belangrijke betrokken partijen bij het havengebied Breskens is inzicht verkregen in elkaars situatie en (beter nog) begrip gecreëerd. Dit heeft ervoor gezorgd dat er een plan is opgesteld waar in alle aanwezige en gewenste functies in het havengebied de juiste plaats hebben gekregen.

Belangrijkste aanleiding om deze gezamenlijke sessies te organiseren was de constatering dat een eventuele realisatie van het Viscentrum op de locatie vismijn/Visserijmuseum een eventuele uitbreiding of groei van de jachthaven in het havengebied onmogelijk maakt. De groei van de jachthaven in het havengebied kan immers alleen plaatsvinden in de huidige Vissershaven en is daarmee fysiek gekoppeld aan de noodzakelijke verplaatsing van de vissersschepen naar de Handelshaven.

Raadsbesluit 27 februari 2014: keuze voor de locatie van het Viscentrum

Om de beste opzet voor het Viscentrum (met Visserij-Experience, vismijn, museum en schepen) in het havengebied te bepalen, is een variantenstudie opgezet. De volgende varianten zijn daarbij met elkaar vergeleken (zie ook figuur 2.2). In het raadsbesluit wordt gesproken over de Vis-Experience. Daarmee zijn de aanwezige activiteiten bedoeld, maar nog niet het toekomstige experience-concept.

  • Variant 1. Behoud huidige locatie
    Behoud van de huidige locatie voor de Visserij-Experience en de vismijn/Visserijmuseum, waardoor geen jachthavenuitbreiding in het havengebied mogelijk is.
  • Variant 2. Verplaatsing naar Handelshaven
    Verplaatsen van de Visserij-Experience (samen met de vismijn, museum en vissersschepen) naar de locatie aan de Handelshaven waardoor uitbreiding jachthaven in de Vissershaven mogelijk is.
  • Variant 3. Splitsen van de Experience en de vismijn
    De vismijn zou worden verplaatst naar elders en de Visserij-Experience zou worden verplaatst naar de locatie aan de Handelshaven.
  • Variant 4. Behoud huidige locatie en lossen vissersschepen in Handelshaven
    Behoud van de huidige locatie voor de Visserij-Experience en de vismijn, zoals bij variant 1, echter bij deze variant komen de schepen niet meer in de Vissershaven, maar worden ze gelost in de Handelshaven. Hierdoor is uitbreiding van de jachthaven in de vrijkomende Vissershaven mogelijk.

afbeelding "i_NL.IMRO.1714.jachthavenBreskens-VG01_0003.png"

Figuur 2.2 Onderzochte varianten voor de uitbreiding van de jachthaven en realisatie van het Viscentrum (bron: Raadsvoorstel Masterplan 25 juni 2015)

Uit een afweging op de aspecten maatschappelijk/economisch rendement en financiële haalbaarheid bleek dat alleen variant 2 alle gewenste aspecten respecteerde.

  • Bij variant 1 bleek een uitbreiding van de jachthaven niet mogelijk te zijn.
  • Bij de varianten 3 en 4 wordt de 'Catch to Plate' gedachte niet gehaald, omdat de vismijn en het beoogde concept van de Visserij-Experience dan gesplitst zijn.
  • In het geval van variant 4 kon zelfs de voortzetting van de bedrijfsvoering van de vismijn op langere termijn niet meer worden gegarandeerd als gevolg van de huidige staat van het gebouw.

De gemeenteraad heeft op 27 februari 2014 ingestemd met de nadere uitwerking van het Viscentrum conform variant 2:

  • het verplaatsen van de vismijn en de realisatie van de Visserij-Experience naar de Handelshaven;
  • het verplaatsen van de visserijschepen van de Vissershaven naar de Handelshaven;
  • de vrijkomende Vissershaven benutten voor de uitbreiding van de jachthaven.

In samenhang met deze keuze heeft de gemeenteraad ook besloten de ontwikkeling van het Viscentrum als geheel, als eerste fase van de herontwikkeling van het havengebied uit te werken.

Sluiten intentieovereenkomst

Het gemeentebestuur heeft met de betrokken partijen op 14 januari 2015 een intentieovereenkomst gesloten. Naast de initiatiefnemers zijn bij de overeenkomst ook de jachthaven Breskens en de provincie Zeeland betrokken. De laatste partij door de betrokkenheid bij de totstandkoming van de recreatieve 'hotspot', met de focus op visserij en mogelijkheden voor de positionering van Breskens als internationaal centrum voor zeezeilen.

Samenvattend hebben partijen de intentie uitgesproken om het havengebied van Breskens gezamenlijk, integraal en op elkaar afgestemd te ontwikkelen tot een recreatieve hotspot met duidelijke toeristische aantrekkingskracht. Partijen streven ernaar een toonaangevend internationaal zeezeilcentrum, de uitbreiding van de jachthaven en een Viscentrum te realiseren, evenals recreatieve en permanente verblijfsfuncties en ondersteunende voorzieningen.

Uitwerking van de locatiekeuze en vaststelling van het Masterplan

De uitwerking van de locatiekeuze voor het Viscentrum heeft geresulteerd in een uitgewerkt bestemmingsplan voor deze deelontwikkeling (zie paragraaf 2.4) en het Masterplan voor het gehele havengebied. Het Masterplan voor het havengebied en het bestemmingsplan voor het Viscentrum zijn door de gemeenteraad op 25 juni 2015 vastgesteld.

Wijzigingen ten opzichte van de NRD en het Masterplan

Nadat het Masterplan is vastgesteld, is de planuitwerking ter hand genomen. Daarbij is gekozen voor enkele aanpassingen ten opzichte van het oorspronkelijke Masterplan en de NRD.

  • De varianten in de bouwfasering zoals die in de NRD zijn genoemd, zijn vervallen. Alleen de optie voor een tijdelijke verplaatsing van de bestaande scheepsherstelbedrijven naar de Deltahoek is als scenario onderzocht. Dit scenario is slechts voor enkele thema's relevant.
  • In afwijking van de NRD is het Masterplan niet het voorkeursalternatief (VKA), maar het Basisalternatief. Het voorkeursalternatief bestaat uit het Basisalternatief met maatregelen om negatieve effecten te voorkomen dan wel te verminderen.
  • In het Masterplan was een nieuwe parkeergelegenheid ten noordwesten van de Westhavendam voorzien. Vervolgens is die optie in de Nota Reikwijdte en Detailniveau (NRD) komen te vervallen. Die locatie werd bij nader inzien niet opportuun geacht voor parkeergelegenheid.
  • De planvorming voor de transformatie-opgave heeft na de vaststelling van het Masterplan geresulteerd in een aantal veranderingen. In het Masterplan is uitgegaan van de realisatie van appartementengebouwen aan de voet van de Middenhavendam te midden van een groene omgeving. Deze opzet is komen te vervallen en heeft plaatsgemaakt voor behoud van een bedrijfslocatie voor enkele scheepsreparatiebedrijven aan de voet van de Middenhavendam.
  • De appartementen die oorspronkelijk aan de voet van de Middenhavendam waren beoogd, kunnen daar, met het oog op de bestaande bedrijven die blijven, niet meer worden gebouwd. Deze appartementen worden verspreid over de appartementengebouwen op de Westhavendam, de Middenhavendam en de Kaai.
  • Om de overgang van het duingebied ten noorden van de Westhavendam naar het havengebied ruimtelijk vloeiender te realiseren, is het duingebied aan de voet van de Westhavendam en aan de entree van het havengebied aan de zeezijde meer geïntegreerd in de planopzet dan initieel in het Masterplan was voorzien.
  • De gebouwen op de Westhavendam zijn iets in noordelijke richting opgeschoven om voldoende ruimte te bieden aan de ontsluitingsstructuur. Tevens is meer ruimte geboden voor ontsluiting en parkeervoorzieningen op de Westhavendam.
  • De bewoners van het appartementengebouw de Remise aan de Scheldekade hebben verzocht de bouwmassa op de Kaai anders vorm te geven. Op basis van nader overleg is ervoor gekozen dat het bouwdeel over de eerste 98 meter vanaf het begin van het bouwvlak aan de zuidzijde - ter hoogte van het begin van het huidige gebouw - een bouwhoogte krijgt tot 9 meter +NAP. Op de kop van de Kaai, aan de noordzijde, komt een appartementengebouw tot 30 meter +NAP. Hiermee is het bouwvolume in noordelijke richting verschoven. De stedenbouwkundige opzet waarin de nieuwe bebouwing op de Westhavendam en Middenhavendam wordt gerealiseerd in meerdere appartementengebouwen blijft gehandhaafd.

Deze aanpassingen hebben geresulteerd in een planopzet passend binnen het huidige havengebied, goed aansluitend op het bestaande stedelijk gebied van Breskens.

2.4 Bestemmingsplan Viscentrum Breskens en de vernietiging ervan in beroep

Bestemmingsplan Viscentrum Breskens (2015)

Het bestemmingsplan Viscentrum Breskens is in 2015 tegelijk met het Masterplan voor het havengebied door de gemeenteraad vastgesteld. Het bestemmingsplan zou het Viscentrum mogelijk maken als eerste stap in de uitvoering van het Masterplan.

Het programma van het Viscentrum omvat de verplaatsing van de bestaande vismijn en het Visserijmuseum naar de nieuwe locatie op de grens tussen het Spuiplein en het havengebied. In het gebouw moeten daarnaast de Visserij-Experience en enige kantoorruimte gehuisvest worden. Het betreft een nieuw onderscheidend concept waarbij de verschillende componenten van de visserij samensmelten en de thema's 'vis' en 'visserij' verder worden uitgewerkt. Naast een plek voor de geschiedenis van de visserij krijgen de functies als proeven, kopen, verwerken en vangen een plek. Het doel is om een toeristisch-recreatief totaalconcept te realiseren. Daarbij wordt het bedrijfsproces van de vismijn in het havengebied van Breskens gecontinueerd.

Tegen de vaststelling van het bestemmingsplan was door verschillende appellanten beroep ingesteld. De beroepen zijn door de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) in de uitspraak van 17 februari 2016 gedeeltelijk gegrond verklaard (ECLI:NL:RVS:2016:412). De ABRvS heeft vervolgens het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan vernietigd. Reden hiervoor was een gebrek in de onderbouwing van het bezoekersaantal en van de behoefte aan een deel van het programma. Dit betrof de nieuwe mogelijkheden voor horeca en visserij-gerelateerde detailhandel. Eveneens ontbrak een financiële onderbouwing van het plan.

Voor dit bestemmingsplan is naar aanleiding van deze uitspraak het volgende van belang.

  • Met betrekking tot de nut en noodzaak voor de verplaatsing van het museum, vestiging van enige kantoorruimte en de vismijn als ook de locatiekeuze voor het nieuwe Viscentrum is de gemeente door de ABRvS in het gelijk gesteld. Dat betekent dat voor wat betreft deze onderwerpen de onderbouwing uit het eerdere plan in de besluitvormingsprocedure waarvoor het MER en destijds het bestemmingsplan is opgesteld, de Afdeling bestuursrechtspraak belangrijke standpunten in de uitspraak heeft ingenomen.
  • De milieueffecten van het programma worden als nieuwe ontwikkeling in het MER betrokken.
  • Ten aanzien van het deel van het programma aangaande de realisatie van nieuwe horeca en detailhandel moet een onderbouwing worden gegeven. Datzelfde geldt voor de financiële uitvoerbaarheid van het programma voor het Viscentrum.

Hieruit volgt dat nog steeds gerekend wordt op de realisering van het Viscentrum. In de ladderonderbouwing van de voorzieningen en kleinschalige havengerelateerde bedrijven en horeca (commerciële functies) wordt aandacht besteed aan het programma voor detailhandel en horeca als onderdeel van het Viscentrum (bijlage 2).

Hoofdstuk 3 Projectbeschrijving en beschrijving plangebied

3.1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt de huidige situatie van het plangebied kort gekenschetst (paragraaf 3.2). Daarna wordt het Masterplan beschreven (paragraaf 3.3).

Het Masterplan is het vertrekpunt geweest voor met milieuonderzoek en de mogelijke effecten van het havenplan op de omgeving, zoals dit in het MER is opgenomen. Paragraaf 3.4 bevat een korte samenvatting met de belangrijkste uitkomsten uit het MER. Eén van de uitkomsten is het voorkeursalternatief (VKA). Dit VKA bevat enkele aanpassingen ten opzichte van het Masterplan. Uiteindelijk vormt dit VKA de gewenste toekomstige inrichting van het havengebied dat in dit bestemmingsplan juridisch-planologisch mogelijk wordt gemaakt. Een beschrijving van het VKA is opgenomen in paragraaf 3.5. Tot slot wordt in paragraaf 3.6 aangegeven op welke wijze het VKA is vertaald naar de opzet voor dit bestemmingsplan.

3.2 Beschrijving huidige situatie plangebied

Momenteel bestaat de haven uit de westelijke Handelshaven en de Vissershaven aan de oostzijde. Beide havens worden van elkaar gescheiden door de Middenhavendam. Aan de oostzijde liggen verder Kaai, de bestaande jachthaven en de Oosthavendam. Ieder haventerrein heeft een eigen specifiek gebruik. De huidige indeling van de haven en de directe omgeving zijn weergegeven in figuur 3.1.

afbeelding "i_NL.IMRO.1714.jachthavenBreskens-VG01_0004.png"

Figuur 3.1 Huidige situatie (bron: aangepast van ArcGIS, 2015)

Handelshaven en Middenhavendam

In de Handelshaven vindt momenteel vooral op- en overslag plaats van zand en grind. Incidenteel worden tijdelijk binnenvaart-, bagger- en beunschepen aangemeerd voor overnachtingen en het uitvoeren van kleine onderhoudswerkzaamheden. In geval van slecht weer (storm) wijken deze schepen ook uit naar deze haven. De gebouwen worden door de gevestigde bedrijven ook benut voor opslag en stalling van jachten. De Handelshaven is de thuishaven van 'de Festijn', van origine een mosselkotter thans een passagiersschip waarmee rondvaarten over de Westerschelde worden gemaakt.

Op de Middenhavendam zijn enkele scheepsbouw- en reparatiebedrijven gevestigd (Meeusen en Breskens Yacht Service, hierna BYS). Meeusen bouwt ook kleine vaartuigen, met een lengte kleiner dan 25 m op de waterlijn, voor particuliere sportvissers en verzorgt interieurbetimmering voor zowel pleziervaartuigen als voor bedrijfswagens. BYS is gespecialiseerd in het repareren en onderhouden van pleziervaartuigen. Het bedrijf heeft een kraan en een helling voor pleziervaartuigen, hoofdzakelijk zeewaardige zeiljachten. Jachten worden zowel op de kade op een omheind gedeelte van de Keerdam/Middenhavendam gerepareerd als binnen in de bedrijfsloodsen op de Middenhavendam. Op de kade tussen de Westhavendam en de Middenhavendam vindt ook winterstalling plaats van pleziervaartuigen op zogenaamde scheepsstoelen en verkoop van jachten.

Het havengebied wordt ter plaatse geheel omsloten door de primaire waterkering die hier is uitgevoerd als een keerwand. Momenteel bevindt zich hier de entree voor motorvoertuigen in het gebied; via het Keipad wordt gemotoriseerd verkeer over de kering heen het havengebied ingeleid.

De voormalige graansilo op de kop van de Middenhavendam wordt op de oostelijke gevel gesierd door het schilderij 'Brood en vissen' van de kunstenaar Johnny Beerens (figuur 3.2).

afbeelding "i_NL.IMRO.1714.jachthavenBreskens-VG01_0005.jpg"

Figuur 3.2 Schildering Brood en vissen op de graansilo (bron: website www.museumbreskens.nl) 

Bekeken wordt of een vervangende kunstuiting in het gebied kan worden gerealiseerd. Dit gebeurt in overleg met de kunstenaar.

Vissershaven

Ten oosten van de Middenhavendam bevindt zich thans de Vissershaven. Hier meren de vissersschepen aan die Breskens als thuishaven hebben. Het betreft hoofdzakelijk kotters voor de garnalenvisserij. Aan de steiger in de haven is ook permanent een kotter aangemeerd ('Harlingen 10') waar aan boord paling wordt gerookt en verkocht. Deze ligplaatsen worden verplaatst naar de Handelshaven.

Brandstofpontons

In het havengebied liggen twee brandstofpontons. Het eerste ponton is gelegen op de kop van de Middenhavendam. Het tweede brandstofponton, momenteel gesitueerd in de jachthaven aan de Kaai, wordt gebruikt voor het bevoorraden van de pleziervaartuigen aldaar. Een van de pontons wordt geëxploiteerd door het bedrijf FIWADO. Dat bedrijf bunkert 6 keer per week grote hoeveelheden brandstof in een klein bevoorradingsvaartuig. Dat bevoorradingsvaartuig voorziet vervolgens binnenvaartschepen op de Westerschelde van brandstof.

Kaai en bestaande jachthaven aan de Oosthavendam

Kaai

Ter plaatse van de Kaai bevinden zich het huidige Visserijmuseum, enkele horecagelegenheden, een watersportwinkel, enkele visserij gerelateerde bedrijven en de vismijn. Het terrein tussen het museum en de Oosthavendam wordt gebruikt als parkeerterrein. De Kaai biedt toegang tot de eerste steiger van de jachthaven waaraan ook het bunkerstation is gevestigd voor recreatievaartuigen.

Oosthavendam

De Oosthavendam biedt toegang tot de overige steigers van de bestaande Jachthaven Breskens. De jachthaven biedt thans plaats aan 580 ligplaatsen. Op de centraal gelegen Oosthavendam zijn de centrale voorzieningen voor de recreanten gevestigd. Naast het restaurant (Jachtclub Breskens), bevinden zich hier de parkeerplaats (capaciteit ongeveer 300 parkeerplaatsen), de sanitaire voorzieningen, wasruimten en het kantoor van de havenmeester. Tegen de voet van de dijk bevinden zich nog enkele dienstverlenende bedrijven. Het betreft hoofdzakelijk detailhandel gespecialiseerd in watersportartikelen. In de winter vindt op het parkeerterrein ook stalling van recreatievaartuigen plaats.

Verkeer

De Oosthavendam en de Kaai zijn voor het gemotoriseerd verkeer bereikbaar via de Scheldekade waar, over de primaire waterkering heen, de ontsluitingsweg (de Keerdam) is gesitueerd. Via de Duivelshoek en Duivelshoekseweg sluit deze weg aan op de recent aangelegde rondweg van Breskens (N675) en de Rijksweg (N676).

Evenementen in de huidige situatie

Momenteel vinden in het havengebied jaarlijks enkele grotere evenementen plaats. Het gaat met name om de volgende evenementen.

  • De Visserijfeesten: een jaarlijks terugkerend evenement dat twee à drie dagen duurt tezamen met de kermis (tot 02.00 uur).
  • Damen Breskens Sailing Weekend: een jaarlijks terugkerend zeilevenement (duurt vijf dagen) met zeilwedstrijden buitengaats op de Westerschelde (tot 01.00 uur).

Het aantal bezoekers van de Visserijfeesten bedraagt 75.000. Velen komen lopend, met de fiets of parkeren in en om Breskens, bijvoorbeeld op het oorspronkelijke veerplein of kiezen de voor de trein met in het verlengde de veerdienst. Zeilweekenden kennen een vergelijkbaar patroon: veel bezoekers en voldoende parkeergelegenheid in en rondom Breskens. Het betreft evenementen die enkele keren per jaar worden gehouden. Breskens is dit gewend; de Visserijfeesten dateren van 1953. Het dorp is hierbij betrokken. De effecten voor de omgeving zijn passend gelet op de beperkte duur en dat een dergelijk evenement een enkele keer per jaar wordt georganiseerd.

In en rondom Breskens worden daarnaast uiteenlopende activiteiten en evenementen georganiseerd. Dit vloeit ook voort uit de actieve ondernemersvereniging. Gedurende het vakantieseizoen worden verschillende markten in en rondom het Spuiplein gehouden. Het evenement van één dag waarop meerdere trucks en oude motorvoertuigen een toertocht door de gemeente Sluis maken, doet Breskens aan.

Voor middelgrote en grote evenementen wordt jaarlijks een vergunning verleend door het college van burgemeester en wethouders op grond van de Algemene plaatselijke verordening (APV). Voor de Visserijfeesten wordt tevens een vergunning verleend krachtens de Waterwet door het Waterschap Scheldestromen. In de huidige bestemmingsplannen die gelden voor het havengebied is voor evenementen geen regeling opgenomen. De gemeente Sluis heeft in 2016 de Nota evenementenbeleid vastgesteld. Deze nota vormt de basis waarop de vergunningverlening in de periode gedurende de afgelopen jaren heeft plaatsgevonden.

Directe omgeving

Ten oosten van de jachthaven is Port Scaldis gelegen. Dit zijn drie appartementencomplexen met recreatieve en permanente bewoning. De appartementen hebben een eigen parkeergelegenheid. Port Scaldis wordt - evenals de jachthaven - ontsloten via de Keerdam en de Oosthavendam.

Aan de zuidzijde van de Oosthavendam en Port Scaldis ligt het bedrijventerrein Deltahoek waar lichte tot middelzware bedrijvigheid (tot milieucategorie 4.1) is toegestaan. Naast groothandelsbedrijven in vis, schaal- en schelpdieren zijn hier onder andere een constructiebedrijf en een groot productiebedrijf in snoep- en suikergoed gevestigd.

De Middenhavendam en Westhavendam grenzen aan het Spuiplein en de dorpskern van Breskens. Het Spuiplein en de directe omgeving ervan wordt gekenmerkt als een centrumgebied van de levendige dorpskern waar diverse detailhandels- en horecabedrijven zijn gevestigd. De overige delen van de dorpskern bestaan nagenoeg uitsluitend uit woningen en zijn te typeren als rustige woonbuurten. Langs de Scheldekade staan diverse appartementengebouwen met zicht op de Westerschelde.

De Westhavendam grenst aan de westzijde aan de duinovergang richting het strand ('Eerste Strange' geheten) en de Westerschelde. De overgang tussen het Eerste Strange en het havengebied is daar begrensd door de geasfalteerde dijk.

Beter benutten van kansen

De jachthaven van Breskens is de enige jachthaven in Zeeland van waaruit de Noordzee en Westerschelde bevaren kunnen worden zonder het passeren van bruggen en sluizen. Door deze ligging is de haven uniek en onderscheidend ten opzichte van het overige aanbod aan jachthavens en spreekt tevens een andere doelgroep aan. In zuidwest-Nederland is Breskens één van de grootste havens, in ieder geval de grootste jachthaven direct aan zee. Het vaargebied in de directe omgeving van de jachthaven is vrij van grote beroepsvaart en biedt, zowel zeewaarts als in oostelijke richting, mogelijkheden om onder alle weersomstandigheden zeil- of toertochten te maken. Tevens kan worden uitgeweken naar de Westerschelde, voor 'rustiger' vaarwater. De jachthaven heeft een groeipotentie die al enige tijd niet meer binnen de begrenzing van de huidige jachthaven is te faciliteren. Daarnaast vragen de Handelshaven en Visserijhaven om een nieuwe functie door het teruglopen van de bedrijvigheid.

Gewijzigde vaststelling

Bij de vaststelling van het bestemmingsplan is de regeling voor evenementen aangepast. Verwezen wordt naar paragraaf 3.7.7.

3.3 Masterplan havengebied Breskens

Het Masterplan bevat een weergave van de beoogde inrichting van het gebied en het te realiseren programma voor diverse functies. Hierin is het beeld geschetst van de transformatieopgave van de haven van Breskens. Het Masterplan geldt als het ruimtelijke onderlegger voor het bestemmingsplan. Een verdere uitwerking hiervan wordt in het ontwerpbestemmingsplan opgenomen. In het Masterplan worden verschillende deelgebieden onderscheiden met elk hun eigen functie binnen het totaalconcept. De visualisatie van het Masterplan is weergegeven in figuur 3.3.

afbeelding "i_NL.IMRO.1714.jachthavenBreskens-VG01_0006.jpg"

Figuur 3.3 Visualisatie Masterplan (bron: Masterplan, geactualiseerd 2017, ARCAS ARCHITECTURE & URBANISM)

Westhavendam

Op de Westhavendam zijn appartementengebouwen bovenop een sokkel (eerste twee bouwlagen) voorzien. De gebouwen lopen qua hoogte op naar de Westerschelde. Het achterliggende duingebied wordt doorgetrokken tot aan de achterzijde van de appartementsgebouwen waardoor meer interactie ontstaat tussen het havengebied en de duinen. In de sokkel worden parkeergelegenheid en voorzieningen en kleinschalige havengerelateerde bedrijven en horeca voorzien, gericht op een nautische beleving.

afbeelding "i_NL.IMRO.1714.jachthavenBreskens-VG01_0007.png"Figuur 3.4 Schetsontwerp Wetshavendam (bron: Masterplan, mei 2015 ARCAS ARCHITECTURE & URBANISM)

Middenhavendam

Op de Middenhavendam wordt het grootste gedeelte van de appartementen voorzien. Het worden verschillende appartementengebouwen aan weerszijden van de Middenhavendam. Hierbij is gekozen voor een natuurlijke hoogteopbouw, lager aan de kant van Breskens tot een woontoren als hoogteaccent op de kop. In de sokkel worden parkeergelegenheid en voorzieningen en kleinschalige havengerelateerde bedrijven en horeca voorzien, gericht op een nautische beleving.

afbeelding "i_NL.IMRO.1714.jachthavenBreskens-VG01_0008.png"

Figuur 3.5 Schetsontwerp Middenhavendam (bron: Masterplan, mei 2015 ARCAS ARCHITECTURE & URBANISM)

Kaai

De huidige vismijn aan de Kaai wordt herontwikkeld tot een appartementengebouw met een ander karakter dan dat op de Middenhavendam (figuur 3.6). Het karakter van deze appartementen zal meer aansluiten bij de locatie tussen de uitbreiding van de jachthaven en de kleinschaligere horeca en kleinschalige havengerelateerde bedrijven op de Kaai. In het gebouw krijgt ook het zeezeilcentrum met jachthavenvoorzieningen een plaats.

afbeelding "i_NL.IMRO.1714.jachthavenBreskens-VG01_0009.jpg"

Figuur 3.6 Schetsontwerp locatie Vismijn (bron: Masterplan, mei 2015 ARCAS ARCHITECTURE & URBANISM)

Viscentrum

Het Viscentrum gaat invulling geven aan verschillende functies. Een indruk van hoe het centrum eruit komt te zien is weergegeven op figuur 3.7. In totaal omvat het Viscentrum een oppervlakte van circa 4.270 m² (bvo). In de praktijk zal dit worden onderverdeeld in deelfuncties en bijbehorende maximale oppervlaktes, zoals in het schematisch overzicht in tabel 3.1 vermeld.

afbeelding "i_NL.IMRO.1714.jachthavenBreskens-VG01_0010.png"

Figuur 3.7 Schetsontwerp Viscentrum (bron: Masterplan, mei 2015 ARCAS ARCHITECTURE & URBANISM, ontwerp van Koch Adviesgroep in Terneuzen)

Veiligheid 

Waar appartementen worden gerealiseerd, geldt dat ten opzichte van het huidige niveau van de kades de bebouwing wordt opgehoogd tot 8,80 m +NAP. Dit is ingegeven vanuit het feit dat het kan voorkomen dat waterstanden in het havengebied zo hoog zijn dat de bestaande kades onder water lopen (bij springtij of extreem weer). Voor zowel de Westhavendam als de Middenhavendam en Kaai is gekozen voor een algehele ophoging van een centraal gedeelte waarop de appartementengebouwen gesitueerd worden. Deze hele ophoging beslaat de onderste twee verdiepingen, zie voor een impressie figuur 3.8.

De ruimtes in de sokkel voor verschillende nieuwe functies en parkeergelegenheden worden voorzien van een plint (plint op circa 4,5 m +NAP) om te voorkomen dat bij een hoogwaterstand (boven 3,50 meter +NAP, maaiveldniveau van de kaden) deze ruimten onder lopen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1714.jachthavenBreskens-VG01_0011.png"

Figuur 3.8 Doorsnede met ophoging (bron: Masterplan, mei 2015 ARCAS ARCHITECTURE & URBANISM)

Verschillende functies

De appartementengebouwen komen op een plint te staan. In de sokkel komen algemene voorzieningen ten behoeve van de appartementen, zoals de entree, bergingen, een lift en parkeergelegenheid. Voor het overige wordt deze sokkel benut door aan de buitenzijde van de sokkel verschillende ruimtes te creëren voor bestaande en nieuwe (jacht- of vissershaven gerelateerde) bedrijvigheid, detailhandel en dienstverlening, cultuur, ontspanning en sport, horeca, het zeezeilcentrum met jachthavenvoorzieningen en kantoren of andere functies die passen bij het recreatieve karakter van het gebied. Het gaat om bedrijvigheid in de planologische milieucategorieën 1 en 2 en om lichte tot middelzware horeca (maximaal categorie 2 Staat van Horeca-activiteiten). Alleen ter plaatse van de bedrijven aan de voet van de Middenhavendam (categorie 3.1 en 3.2), is zwaardere bedrijvigheid toelaatbaar, afgestemd op de bestaande woningen aan de zuidzijde van de dijk in Breskens en de appartementen aan de noordzijde. Deze appartementen worden op enige afstand van de bedrijven gesitueerd.

Zeezeilcentrum

Het concept van het Zeezeilcentrum maakt deel uit van het Masterplan. Het gaat daarbij om een geïntegreerde gebouwde voorziening aan de Kaai. De organisatie zal gebruikmaken van de bestaande en toekomstige faciliteiten in het havengebied. Het Zeezeilcentrum heeft tot doel om Breskens als internationale hotspot voor zeezeilers op de kaart te zetten.

Voor de faciliteiten van het Zeezeilcentrum wordt gedacht aan:

  • vijf leslokalen annex kantoren (25 m² per kantoor);
  • een jachtclub (400 m²);
  • een lesruimte (100 m²);
  • een logiesaccommodatie (250 m2);
  • sportruimtes;
  • sanitaire voorzieningen;
  • jachthavenvoorzieningen;
  • bijbehorende 'grondgebonden' voorzieningen zoals parkeergelegenheid;
  • 20 tot 30 ligplaatsen.

In principe is in het programma een maximum gebouwde oppervlakte van 1.500 m2 gereserveerd. Het zeezeilcentrum met jachthavenvoorzieningen maakt reeds deel uit van het Masterplan.

Parkeren 

Het middengedeelte van de ophoging (de plint) wordt ingericht voor parkeren. Hiermee kan in de parkeerbehoefte van het woon- en recreatieve programma alsmede het personeel van de commerciële functies worden voorzien. Tevens wordt in de directe omgeving voldoende ruimte voor in de parkeerbehoefte voor de bezoekers van de commerciële functies voorzien.

Het parkeren in de sokkel van de gebouwen gebeurt op een zodanig niveau dat mocht sprake zijn van hoogwater door extreem weer of springtij, hiervan geen hinder wordt ondervonden. Zo'n situatie is voortijdig te voorzien. In de huidige situatie houden mensen reeds rekening met springtij en extreem hoog water en parkeren hun auto nu al niet op locaties indien wateroverlast op de kade is te verwachten. In de praktijk doen zich daarbij ook in de huidige situatie geen knelpunten voor. Bij hoogwater door extreem weer of springtij zijn bovendien geen bezoekers van de voorzieningen te verwachten. Anders is in de omgeving, binnendijks, parkeerruimte te vinden, zoals op bedrijventerrein Deltahoek. Dit is in Breskens een gangbare situatie.

De toekomstige parkeersituatie en de infrastructuur zijn uitgewerkt in een modelmatige inrichtingsschets. Daaruit blijkt dat er voldoende ruimte beschikbaar is voor een verkeersveilige weginrichting en voor het voorzien in de parkeerbehoefte (bijlage 7 en bijlage 8).

Planuitwerking in ontwikkeling

Planuitwerking

De planuitwerking voor het havenplan Breskens is nog in ontwikkeling. Door de initiatiefnemers wordt bestudeerd op welke wijze de appartementengebouwen het meest gunstig kunnen worden opgezet wat betreft bouwstijl, uitstraling, situering ten opzichte van elkaar en de bestaande woonbebouwing net buiten het plangebied en verdeling van appartementen over de afzonderlijke gebouwen en de bouwlocaties (Westhavendam, Middenhavendam en de Kaai). Tijdens de inspraak- en overlegprocedure hebben aanpassingen plaatsgevonden, zoals het bouwvolume van het appartementengebouw op de Kaai. Het kan zijn dat gedurende de vaststellingsprocedure het aantal gebouwen en appartementen per locatie nog wordt aangepast. Voor de laddertoets heeft dit geen gevolgen. Over de functies in de Vismijn vinden gesprekken plaats. Het kan zijn dat de situering of de oppervlaktematen, zoals die nu vooralsnog worden aangehouden, een bijstelling krijgen bij de vaststelling van het bestemmingsplan.

Inmiddels is gewerkt aan de uitwerking van de ontwerpen van de appartementengebouwen in een beeldkwaliteitsplan (bijlage 9), te beginnen met de ontwerpen van de gebouwen op de Westhavendam en voor het Viscentrum. Hiervoor zijn de volgende volumestudies uit het Masterplan gebruikt, die in het beeldkwaliteitsplan zijn uitgewerkt tot referentiebeelden voor de architectuur.

 

afbeelding "i_NL.IMRO.1714.jachthavenBreskens-VG01_0012.png"

Figuur 3.9 3D-animatie havenplan Breskens in westelijke richting (Bron: ARCAS; juli 2017)

afbeelding "i_NL.IMRO.1714.jachthavenBreskens-VG01_0013.png"

Figuur 3.10 3D-animatie havenplan Breskens in oostelijke richting (Bron: ARCAS; juli 2017)

Uitwerking beeldkwaliteit

Er zijn duidelijk twee designfamilies aanwezig in het havengebied. De nijverheidsgebouwen met een industrieel karakter en de nautische designstijl van de cruiseschepen. De stijlprincipes van beide designfamilies hebben verschillende kenmerken.

  • Kenmerken industriële familie: gesloten, gericht naar binnen, verticaal en werken.
  • Kenmerken nautische familie: open, gericht naar buiten, horizontaal en recreatief.

Identiteit en diversiteit

Om tot een architectuurbeeld te komen dat specifiek is voor het havengebied van Breskens wordt er gezocht naar een interessante mix van de twee belangrijke designprincipes. De nautische en de industriële kenmerken worden afgewisseld door het gebied. Deze diversiteit is van toepassing zowel voor de drie havendammen als voor de gebouwen zelf. Deze afwisseling zal leiden tot hybride verschijningsvormen met een architectuur die enerzijds kiest voor één stijlprincipe maar ook tot architectuur die beide stijlprincipes in zich draagt.

Specifieke plekken

  • De Westhavendam
    Door de ligging aan de duinen en het strand kiest de Westhavendam voor een duidelijk horizontaal karakter gestoeld op de nautische stijlprincipes. Deze stijl sluit perfect aan bij het verwachtingspatroon van badplaats- en strandarchitectuur.
  • De Middenhavendam
    De Middenhavendam kiest voor een meer hybride verschijningsvorm. De mix van beide stijlprincipes is hier aangewezen omwille van het grotere aantal gebouwen, het torengebouw en de directe relatie met de jachthaven. Bovendien wordt er een reminicente knipoog gemaakt naar de silo, een industrieel landmark voor de omgeving. De gebouwen zijn hier diverser qua vormentaal. Sommige gebouwen kiezen duidelijk voor één stijlprincipe, andere dragen zowel het nautische als het industriële karakter met zich mee.
  • De Kade
    Ook de Kade kiest voor een meer hybride verschijningsvorm. De mix van beide stijlprincipes is hier aangewezen omwille van de centrale ligging in de jachthaven. Er staan slechts 2 gebouwen op de Kade. Er kan gekozen worden voor specifiek één stijlprincipe en/of de hybride vormgeving. Op de Kaai verschuift de stijl richting de industriële architectuur.

De op het eerste gezicht tegenovergestelde kenmerken kunnen samengebracht worden tot een boeiend hedendaags geheel door abstractie te maken van industriële architectuur.

  • Markante silhouetten
    Bij het ontwikkelen van de architectuur afgeleid uit de industriële stijlprincipes wordt er rekening gehouden met een aantal specifieke kenmerken: verticale ritmiek en geleding, kleuren en materialen die refereren aan de staal- en baksteenarchitectuur en sterke silhouetten die refereren aan silo’s en pakhuizen. Dit alles resulteert in residentiële architectuur. Voldoende terrassen en raampartijen zijn een noodzaak.
  • Open en horizontaal
    De architectonische keuzes van het beeldkwaliteitsplan worden gemaakt om zo goed mogelijk bij te dragen aan de residentiële en recreatieve toekomst van het havengebied en deze te ondersteunen. Woonkwaliteit met een optimale beleving van de omgeving staat hierbij centraal. De aanwezige designkenmerken van boten in de jachthaven worden het vertrekpunt voor de te ontwikkelen nautische architectuurtaal. De gebouwen krijgen hierdoor een horizontaal, hedendaags, open karakter. Ruime expressieve woonterrassen en veel glas worden de basiselementen van de architectuur in het havengebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.1714.jachthavenBreskens-VG01_0014.png" afbeelding "i_NL.IMRO.1714.jachthavenBreskens-VG01_0015.png"

Figuur 3.11 Impressie uit het Beeldkwaliteitsplan als inspiratie voor horizontaliteit (Bron: ARCAS, november 2017)

Expressieve woonkwaliteit

Bij de uitwerking van de architectuur afgeleid van de nautische stijlprincipes wordt voornamelijk ingezet op terrasarchitectuur. De gebouwen worden gekenmerkt door een spel van uitkragende horizontale terrassen en grote raampartijen geheel gericht op de beleving van de omgeving. De bovenste bouwlagen van de verschillende gebouwen kunnen ook verbijzonderingen krijgen. Dit kan door middel van architectonische vormgeving en/of kleuraccenten. De ruime woonterrassen creëren ook ruimte om groen in te brengen in het gevelbeeld.

afbeelding "i_NL.IMRO.1714.jachthavenBreskens-VG01_0016.png" afbeelding "i_NL.IMRO.1714.jachthavenBreskens-VG01_0017.png"

Figuur 3.12 Impressie uit het Beeldkwaliteitsplan van organische horizontaliteit en markante silhouetten (Bron: ARCAS, november 2017)

De uitwerking voor de Westhavendam ziet er voorts als volgt uit.

afbeelding "i_NL.IMRO.1714.jachthavenBreskens-VG01_0018.jpg" afbeelding "i_NL.IMRO.1714.jachthavenBreskens-VG01_0019.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.1714.jachthavenBreskens-VG01_0020.jpg"

Figuur 3.13 Impressies uit het Beeldkwaliteitsplan van bebouwing op de Westhavendam; oktober 2017 (Bron: ARCAS, november 2017)

De gebouwen op de Westhavendam lopen in hoogte op naar zee toe . De appartementen hebben een groen voet; een tuin die op natuurlijke wijze overloopt in de duinen. De architectuur is open, horizontaal en hedendaags. De hoeken zijn opengewerkt en er is een expressief spel van ruime woonterrassen.

Voorts zijn in het beeldkwaliteitsplan uitwerkingen opgenomen ten aanzien van de optimale beleving van de omgeving, maritieme daktuinen en natuurlijke diversiteit.

Inrichting Publieke Ruimte

De aanleg en inrichting van de kades is zowel stoer als geraffineerd. Er wordt gezocht naar een balans tussen harde en zachte materialen. Dit zorgt voor afwisseling binnen de grote schaal van het havengebied en versterkt het verblijfskarakter.

Referenties van materialisatie zijn bijvoorbeeld: natuursteen van kademuren en golfbrekers, hout van steigers en staketsels. Ook strakkere elementen in beton kunnen voor mooie contrasten zorgen. Op strategische plaatsen worden zones gedefinieerd en afgebakend. Deze zones kunnen verschillende activiteiten ondersteunen. Bijvoorbeeld een kleine overdekte vismarkt of een zone met zitbanken,

een tribune.

afbeelding "i_NL.IMRO.1714.jachthavenBreskens-VG01_0021.png"

Figuur 3.14 Impressie uit het Beeldkwaliteitsplan (Bron: ARCAS, november 2017)

Verdere uitwerking beeldkwaliteit plangebied

Ten opzichte van de huidige situatie met functionele loodsen, is het een belangrijke transformatie in uitstraling. In de twee andere deelgebieden kan een mix van de 'industriële familie' en de 'nautische familie' worden gekozen of één van beide stijlprincipes. De uitgangspunten die in het beeldkwaliteitsplan zijn geformuleerd waarborgen een hoogwaardige architectuur met herkenbare stijlkenmerken. In ieder geval draagt de architectuur van de appartementengebouwen bij aan de transformatie van de uitstraling van het gebied.

Vanaf het stedenbouwkundig ontwerp worden de massastudies getoetst aan de gewenste beeldkwaliteit per deelgebied door de Welstandscommissie tijdens het gebruikelijke vooroverleg over bouwplannen.

Kaai

De bewoners van het appartementengebouw de Remise aan de Scheldekade hebben verzocht de bouwmassa op de Kaai anders vorm te geven. Op basis van nader overleg is ervoor gekozen dat het bouwdeel over de eerste 98 meter vanaf het begin van het bouwvlak aan de zuidzijde - ter hoogte van het begin van het huidige gebouw - een bouwhoogte krijgt tot 9 meter +NAP. Op de kop van de Kaai, aan de noordzijde, komt een appartementengebouw tot 30 meter +NAP. Hiermee is het bouwvolume in noordelijke richting verschoven. De stedenbouwkundige opzet waarin de nieuwe bebouwing op de Westhavendam en Middenhavendam wordt gerealiseerd in meerdere appartementengebouwen blijft gehandhaafd. In de volgende figuren is een mogelijke stedenbouwkundige massastudie weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.1714.jachthavenBreskens-VG01_0022.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.1714.jachthavenBreskens-VG01_0023.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.1714.jachthavenBreskens-VG01_0024.jpg"

Figuur 3.15 Impressies appartementengebouw op de Kaai (Bron: ARCAS; december 2017)

Bestaande bedrijfsactiviteiten en functies in het havengebied

Beëindigen bedrijfsactiviteiten Westhavendam (Handelshaven)

In het Masterplan is voorzien dat de bestaande bedrijvigheid in de Handelshaven, hoofdzakelijk op- en overslag van zand en grind ten behoeve van de nu gevestigde bedrijven, in zijn geheel wordt beëindigd, door het beëindigen van de erfpachtovereenkomsten. In het Masterplan wordt alleen nog rekening gehouden met de mogelijkheid dat binnenvaartschepen langs de Westhavendam nog tijdelijk aan kunnen meren, maar het verrichten van bedrijfsactiviteiten op deze locatie wordt niet meer voorzien.

Verplaatsen en huisvesten bestaande bedrijven Middenhavendam

Op de Middenhavendam zijn enkele scheepsreparatiebedrijven gevestigd (Meeusen en Breskens Yacht Service (BYS)). Meeusen bouwt ook kleine vaartuigen, met een lengte kleiner dan 25 meter op de waterlijn, voor particuliere sportvissers en verzorgt interieurbetimmering voor zowel pleziervaartuigen als voor bedrijfswagens. BYS is gespecialiseerd in het repareren en onderhouden van pleziervaartuigen. Het bedrijf heeft een kraan en een helling waarmee pleziervaartuigen, hoofdzakelijk zeewaardige zeiljachten, in en uit het water worden getakeld. Jachten worden zowel op de kade op een omheind gedeelte van de Keerdam/Middenhavendam gerepareerd als binnen in de bedrijfsloodsen op de Middenhavendam. Op de kade tussen de Westhavendam en de Middenhavendam vindt ook winterstalling plaats van pleziervaartuigen op zogenaamde scheepsstoelen.

Na de vaststelling van het Masterplan is ervoor gekozen dat beide bedrijven ook gedurende en na afloop van de transformatie in het havengebied van Breskens blijven gehuisvest. Omdat de bedrijven zijn verbonden aan deze locatie in Breskens, ook in verband met de mogelijkheid eenvoudig jachten voor reparatie en onderhoud te lichten, en ze bedrijfsactiviteiten uitvoeren die passend zijn bij het concept van het Masterplan voor jachthaven gerelateerde bedrijvigheid is ervoor gekozen de bedrijvigheid opnieuw positief te bestemmen. Verplaatsen naar elders in Breskens, buiten het havengebied, is vanwege het specifieke karakter van hun bedrijfsvoering bovendien niet eenvoudig.

Verplaatsen brandstofpontons

In het havengebied liggen twee brandstofpontons. Het eerste ponton is gelegen op de kop van de Middenhavendam. Het tweede brandstofponton, momenteel gesitueerd in de jachthaven aan de Kaai, wordt gebruikt voor het bevoorraden van de pleziervaartuigen aldaar. Een van de pontons wordt geëxploiteerd door het bedrijf FIWADO. Dat bedrijf bunkert 6 keer per week grote hoeveelheden brandstof in een klein bevoorradingsvaartuig. Dat bevoorradingsvaartuig voorziet vervolgens binnenvaartschepen op de Westerschelde van brandstof.

In het Masterplan is voorzien dat beide pontons in het havengebied zullen blijven gehuisvest, maar mogelijk wel worden verplaatst. Dat die pontons op voldoende afstand, 20 meter, moeten worden gesitueerd, wordt in de bestemmingsregeling opgenomen in verband met externe veiligheid. De afstandsmaat van 20 meter correspondeert met actuele inzichten, zoals opgenomen in het Besluit activiteiten leefomgeving zoals dit thans beschikbaar is.

Handhaven bestaande voorzieningen rondom de huidige jachthaven

Aan de oostelijke zijde van de Kaai bevinden zich enkele horeca- en detailhandelsbedrijven in het oostelijk deel van het plangebied. De bedoeling is dat deze voorzieningen ook gedurende en na de transformatie van het havengebied worden gehandhaafd. Het is denkbaar dat de bebouwing langs de Keerdam een keer wordt gesaneerd. Daar wordt niet actief naar gestreefd. Een optie is dat deze functies uiteindelijk een plaats krijgen in de sokkels van de appartementengebouwen, in aansluiting op de daar te ontwikkelen voorzieningenstructuur.

Het clubgebouw (horecavoorziening) en de faciliteiten van de jachthaven op de kop van de Oosthavendam, inclusief de grote parkeerplaats ter plaatse, worden gehandhaafd.

Evenementen

Momenteel vinden in het havengebied jaarlijks enkele grotere evenementen plaats. Het gaat om de volgende evenementen.

  • De Visserijfeesten: een jaarlijks terugkerend evenement dat twee à drie dagen duurt tezamen met de kermis (tot 02.00 uur).
  • Damen Breskens Sailing Weekend: een jaarlijks terugkerend zeilevenement (duurt vijf dagen) met zeilwedstrijden buitengaats op de Westerschelde (01.00 uur).

Het aantal bezoekers van de Visserijfeesten bedraagt circa 75.000 tot 100.000. Velen komen lopend, met de fiets of parkeren in en om Breskens, bijvoorbeeld op het oorspronkelijke veerplein. Ook de zeilweekenden kennen een vergelijkbaar patroon. Veel bezoekers en voldoende parkeergelegenheid in en rondom Breskens. Het betreft evenementen die enkele keren per jaar worden gehouden. Breskens is dit gewend; de Visserijfeesten dateren van 1953. Het dorp is hierbij betrokken. De effecten voor de omgeving zijn passend gelet op de beperkte duur en dat een dergelijk evenement een enkele keren per jaar wordt georganiseerd.

In en rondom Breskens worden daarnaast uiteenlopende activiteiten georganiseerd. Dit vloeit ook voort uit de actieve ondernemersvereniging. Gedurende het vakantieseizoen worden uiteenlopende markten gehouden op het Spuiplein en in de direct aangrenzende gebieden. Een evenement van één dag waarop meerdere trucks en oude motorvoertuigen een toertocht door de gemeente Sluis maken waarbij onder andere Breskens wordt aangedaan.

In de toekomstige situatie zullen de bestaande evenementen in het havengebied plaats blijven vinden. De huidige evenementen passen in dit gebied. Dat deze passend zijn blijkt uit de gang van zaken in de praktijk. Effecten zoals geluid, parkeerbehoefte, bezoekersstromen en effecten voor de toegankelijkheid van het gebied zijn steeds goed geregeld. Parkeren vindt bijvoorbeeld plaats op het oorspronkelijke Veerplein. Dat is mede het resultaat van de juiste vergunningverlening en de wijze waarop de organisatie van de evenementen wordt verzorgd en de effecten in goede banen worden geleid. Intensivering hiervan wordt voorgestaan. Immers, in het Masterplan wordt uitgegaan van een hoogwaardig dag- en verblijfsrecreatief gebied met een grote mate van levendigheid. Wanneer deze evenementen worden georganiseerd binnen dezelfde randvoorwaarden, is het aannemelijk dat ook intensivering inpasbaar is. In het bestemmingsplan voor die randvoorwaarden een specifieke regeling opgenomen.

3.4 Alternatieven en afwegingen uit het MER

3.4.1 Masterplan als enig alternatief: het basisalternatief

De wet schrijft voor dat ten behoeve van een MER alle redelijkerwijs in ogenschouw te nemen alternatieven bij de effectenstudie moeten worden betrokken. Doel van het onderscheiden van alternatieven is het actief zoeken naar mogelijkheden om plannen te verbeteren en milieugevolgen te beperken. Hierbij is het wel van belang dat de alternatieven voldoen aan de volgende criteria: daadwerkelijk uitvoerbaar, technisch mogelijk, betaalbaar en relevant gezien de milieugevolgen. Uiteraard moet een alternatief zodanig zijn dat de initiatiefnemer daarmee de doelstellingen van het project kan realiseren. Dit volgt uit de Handreiking Milieueffectrapportage. Op basis van de uitleg die de Afdeling bestuursrecht daaraan heeft gegeven, blijkt dat het moet gaan om reële alternatieven (uitspraak ABRvs; Windpark Noordoostpolder, 8 februari 2012, no. 201100875/1/R2, ECLI:NL:RVS:2012:BV3215). In het MER, dat aan dit bestemmingsplan ten grondslag is gelegd, is één alternatief onderzocht: het Masterplan als basisalternatief. Er zijn geen andere, wezenlijk verschillende varianten onderzocht.

Reden waarom geen inrichtingsalternatieven zijn onderzocht

Voor het havengebied van Breskens is in het Masterplan een transformatie-opgave gedefinieerd. Het Masterplan vormt de ruimtelijke onderlegger voor de diverse ontwikkelingen die plaats zullen vinden binnen het havengebied. Door het vaste gegeven van de locatie van de jachthaven en de inrichting hiervan, zijn wezenlijk onderscheidende inrichtingsalternatieven, waarbij de doelstelling van de initiatiefnemer wordt behaald, niet voorhanden.

Voorts is van belang dat met de transformatie aanzienlijke kosten zijn gemoeid. Hiertoe behoren de kosten van aankoop van terreinen, gebouwen en verplaatsing van bedrijven. In verband met hoogwaterveiligheid is de bouw van een plint - sokkel - nodig waarop de appartementengebouwen worden gebouwd. De uitbreiding en herinrichting van de jachthaven zijn kostbare ingrepen. Om dit mogelijk te maken worden appartementen, voorzieningen en kleinschalige havengerelateerde bedrijven alsmede horeca gerealiseerd. Dit programma is zorgvuldig afgestemd, zowel wat betreft effecten op de omgeving als wat betreft kosten en baten. Door de fysieke omstandigheden liggen de locaties op voorhand vast voor de nieuwe gebouwen met de genoemde functies, voor de uitbreiding en herstructurering van de jachthaven, locatie van de Vismijn, de nieuwe locatie voor de vissersboten en ontsluiting. Duidelijk is dat geen wezenlijk andere alternatieven zijn te onderscheiden.

De huidige indeling en ligging van de haven vormen een obstakel voor een verdere ontwikkeling als handelshaven. In Zeeland zijn de havens van Vlissingen en Terneuzen (Kanaalzone) de aangewezen locaties voor de ontwikkeling van zeehavengebonden activiteiten. Een verdere ontwikkeling in die richting is voor de haven van Breskens dan ook niet reëel. Temeer niet door de nabije ligging van de woonbebouwing in de dorpskern en de ontsluitingen die niet op zwaar verkeer zijn berekend. Een alternatief voor een meer bedrijfsmatige ontwikkeling van de haven wordt om die reden niet in beschouwing genomen.

Het vorenstaande maakte deel uit van de NRD (paragraaf 2.3). De Commissie m.e.r. heeft hierover geen specifieke aanbevelingen gedaan of opmerkingen gemaakt (hoofdstuk 5, Transformatie havengebied Breskens, Advies over reikwijdte en detailniveau van het milieueffectrapport, 11 februari 2016 / projectnummer: 3092, Commissie voor de milieueffectrapportage).

Reden waarom geen locatie-alternatieven zijn onderzocht

De opgave uit het Masterplan voorziet in herontwikkeling en verbetering van het bestaande havengebied Breskens. Behoudens het alternatief 'niets doen' (oftewel de huidige situatie continueren), is geen reëel alternatief voorhanden. Voor het behoud en het versterken van Breskens als toeristische trekpleister is het van economisch en maatschappelijk belang dat het havengebied wordt herontwikkeld. De transformatieopgave voor het havengebied van Breskens bestaat uit een aantal pijlers die onlosmakelijk verbonden zijn met het havengebied zelf. Het zoeken naar alternatieve locaties voldoet niet aan de doelstelling van de initiatiefnemer om het havengebied van Breskens te herontwikkelen.

In de periode 2008-2010 is een verkenning uitgevoerd waarin potentiële locaties voor uitbreiding van de bestaande jachthaven in beeld zijn gebracht (zie MER, paragraaf 3.2). Uit deze studie bleek dat uitbreiding van de bestaande jachthaven binnen het bestaande havengebied het enige haalbare alternatief was. In de transformatie-opgave uit het Masterplan wordt hieraan vervolg gegeven. De ligging van Breskens ten opzichte van de Noordzee en de Westerschelde als buitengaatse (jacht)haven voor (zee)zeilactiviteiten is uniek. De bestaande jachthaven heeft al enkele jaren de wens en de economische potentie om uit te breiden.

De genoemde studie betrof een verkenning. De daarin verkende locaties anders dan het havengebied bleken geen reële alternatieve locaties te zijn. Vandaar dat het genoemde verkenning niet als alternatievenonderzoek wordt aangemerkt.

De intensiteit van de bedrijvigheid op de Westhavendam en de Middenhavendam loopt al jaren terug. Dit is een knelpunt op een bestaande locatie. Uit het overheidsbeleid volgt dat voor dit soort gevallen het de voorkeur heeft om bestaande stedelijke gebieden te transformeren boven het uitbreiden naar elders. Juist dit gegeven pleit ervoor om geen andere locatie-alternatieven te onderzoeken: een bestaand knelpunt moet op deze locatie worden aangepakt. Het alternatief 'niets doen' is dan ook ongewenst.

Uit het voorgaande blijkt dat geen reëel locatie-alternatief voorhanden is voor de transformatie van het havengebied Breskens. De locatie is gelegen in een recreatief interessant gebied (hot spot) waarbij de locatie en het beoogde concept voor verblijfscreatie met voorzieningen zoals de jachthaven, Viscentrum en het Zeezeilcentrum elkaar versterken. Het zoeken naar locatie-alternatieven blijft in het MER daarom achterwege.

In het MER wordt het programma van het Masterplan als het 'Basisalternatief' aangeduid. Vervolgens wordt bezien waar verbetering van het Basisalternatief mogelijk zijn. Dit resulteert in het Voorkeursalternatief (VKA).

Beoordeling alternatievenonderzoek

De initiatiefnemer wenst ter plaatse van het bestaande havengebied over te gaan tot transformatie. Die opgave is alleen in het plangebied uitvoerbaar. De transformatie is gericht op het benutten van de unieke kwaliteiten van deze locatie. Uitbreiding van de kades of verkleining is technisch niet mogelijk als gevolg van het kustfundament en het waterkeringsbelang. Uit de transformatie-opgave volgt een benodigd programma om de ontwikkeling betaalbaar te maken. In het milieuonderzoek is specifiek aandacht besteed aan het beperken van de milieugevolgen. Het is niet zo dat een sterk verkleind programma met bijvoorbeeld beperktere effecten voor de verkeersintensiteit kansrijk is. Een programma met lagere bebouwing is voor de initiatiefnemers niet uitvoerbaar. In dat opzicht is gericht bekeken welke verbeteringen mogelijk zijn. De hiervoor genoemde motieven zijn in het voorgaande uitvoeriger weergegeven. Op basis daarvan is gekozen voor het onderzoeken van het Basisalternatief en de verbeteringen die hierin zijn te bereiken, op te nemen in het voorkeursalternatief.

Programma Basisalternatief

Onderdelen van het Basisalternatief uit het MER

Het programma van het Masterplan, zoals dat hiervoor in paragraaf 3.3 is beschreven, is het programma voor het Basisalternatief. Hiervan maken het Viscentrum, het Zeezeilcentrum en de daarbij behorende evenementen tevens deel uit van het Basisalternatief. In tabel 3.1 is een samenvattend overzicht gegeven van alle onderdelen die met het Basisalternatief samenhangen.

Tabel 3.1 Programma Basisalternatief

functie   Maximum aantal eenheden of oppervlakte (m2 bvo)  
Appartementen
Appartementen voor verblijfsrecreatie
Appartementen voor permanente bewoning  
460 eenheden
360 eenheden
100 eenheden  
Uitbreiding jachthaven en herstructurering bestaande jachthaven
uitbreiding ligplaatsen  

100 ligplaatsen  
Voorzieningen en kleinschalige havengerelateerde bedrijven
Detailhandel en dienstverlening
Cultuur, ontspanning en sport, zoals atelier, fitnesscentrum, sauna, sportschool, wellness
Zeezeilcentrum (kantoren, leslokalen, logies (250 m2), sanitair, sportruimtes), jachthavenvoorzieningen en kantoren
Bedrijven categorie 1 en 2 Staat van Bedrijfsactiviteiten  
5.000 m2
1.000 m2
1.000 m2

1.500 m2

1.500 m2  
Horeca   2.500 m2  
Viscentrum
Vismijn
Visserijmuseum
Visserij-Experience inclusief ondergeschikte detailhandel
Boomkorkotter met interactieve tentoonstelling
Detailhandel vis/visserij gerelateerde producten
Horecagelegenheid, inclusief 50 m2 terras
Kantoorruimte en dienstverlening
Gezamenlijke functies: entree, toiletten etc.  


800 m2
300 m2
320 m2
 
4.270 m2
1.800 m2
1.420 m2


200 m²
400 m2
200 m2
250 m2  
Voldoende parkeervoorzieningen
Verkeersverbindingen voor gemotoriseerd verkeer
Verkeersverbindingen voor langzaam verkeer
Maatregelen die voortvloeien uit het MER  

Om de verkeerseffecten van de ontwikkeling op een juiste manier te beoordelen wordt uitgegaan van een realistische benadering die uitgaat van de maximale mogelijkheden die het bestemmingsplan biedt. Deze benadering gaat uit van een volledig gerealiseerd programma in het plangebied voortvloeiend uit de onderscheiden functies. Per functie is de verkeersgeneratie berekend. Voorts wordt als uitgangspunt genomen dat geen maatregelen gericht op voor een bepaalde verkeerscirculatie worden genomen.

Voorkeursalternatief

Het is gebleken dat het Basisalternatief op enkele onderdelen ongewenste effecten heeft, zoals verkeerseffecten en akoestische gevolgen. De maximum capaciteit van enkele wegen zou worden bereikt of worden overschreden. Voor enkele woningen zouden akoestische maatregelen wenselijk zijn. Om deze effecten te ondervangen zijn verbeteringen van de planopzet onderzocht. Het Voorkeursalternatief is in dit bestemmingsplan vertaald.

3.4.2 Onderzochte varianten

Variant voor verkeer: benutten rondweg

Voor het aspect verkeer is gewerkt met een variant. Voor wat betreft de verkeersafwikkeling is namelijk gebleken dat een afwikkeling uitsluitend via de bestaande wegen door de dorpskern van Breskens, op meerdere wegen tot mogelijke knelpunten kan leiden. Door gebruik te maken van een specifieke bewegwijzering via de nieuwe rondweg aan de oost- en zuidzijde (zie figuur 3.16) kan de verkeersafwikkeling worden verbeterd. Deze variant is daarom betrokken bij het verkeersonderzoek dat deel uitmaakt van het MER en van het voorkeursalternatief.

afbeelding "i_NL.IMRO.1714.jachthavenBreskens-VG01_0025.png"

Figuur 3.16 Variant 'accentueren rondweg Sterreboschweg'(bron: Milieueffectrapport Transformatie Havengebied Breskens, DATUM, Rho Adviseurs voor Leefruimte)

Variant voor tijdelijke effecten: aangepaste bouwfasering

De bouwfasering, zowel qua volgorde van de te bouwen nieuwe onderdelen als het tempo (in tijd) waarin dat gaat gebeuren zijn momenteel nog niet zeker. Daarbij komt dat met de uitspraak van de Raad van State inzake het beroep tegen het bestemmingsplan voor het Viscentrum (zie hoofdstuk 2) de oorspronkelijke bouwfasering met een start van de uitvoering van de werkzaamheden in 2016 (variant 1, zie figuur 3.10) niet langer uitvoerbaar is.

In overleg met de gemeente hebben de initiatiefnemers daarom twee varianten voor de bouwfasering beoordeeld.

  • Variant 2 betreft een bouwfasering met tijdelijke huisvesting van de bestaande scheepsreparatiebedrijven op de Middenhavendam. In deze variant wordt in de bouwfasering rekening gehouden met een gelijktijdige uitvoering van het Viscentrum en de jachthaven. De bestaande bedrijven worden tijdelijk gehuisvest op de Middenhavendam.
  • Variant 3 is een variant waarin de twee bestaande scheepsbedrijven tijdelijk worden gehuisvest op het nabij gelegen bedrijventerrein Deltahoek.

Gekozen is voor het starten met de bouw van het Viscentrum en verhuizing van de visserijvloot naar de Handelshaven. De tweede fase omvat de bouw van de Westhavendam. Min of meer gelijktijdig wordt met de inrichting van de nieuwe jachthaven, bouw van appartementen op de Kaai en de transformatie van dit gebied begonnen. Aansluitend komen de bedrijfsverplaatsingen aan de orde en als afsluiting de bouw van de MIddenhavendam.

afbeelding "i_NL.IMRO.1714.jachthavenBreskens-VG01_0026.jpg"

Figuur 3.17 Bouwfasering havenplan Breskens

3.4.3 Overwegingen bij de gewijzigde vaststelling
3.4.3.1 Alternatieven

Bij de gewijzigde vaststelling is ten aanzien van alternatieven het volgende specifiek overwogen. Voor de volledige overwegingen wordt verwezen naar het rapport Zienswijzen & ambtshalve wijzigingen, paragraaf 3.3.12.

Volgens vaste rechtspraak is de vraag of en welke alternatieven in een milieueffectrapportage redelijkerwijs in beschouwing moeten worden genomen, afhankelijk van de omstandigheden van het geval (ABRvS 17 januari 2018, ECLI:NL:RVS:2018:141; ABRvS 24 februari 2016, ECLI:NL:RVS:2016:497). Als referentiesituatie is de bestaande situatie genomen. Gelet op de beleidsdoelstellingen met betrekking tot het havengebied en de uitgewerkte transformatie-opgave in het "Masterplan Havengebied Breskens", is het voorliggende plan als enig geschikt alternatief onderzocht. Immers, alleen in dit havengebied is de transformatieopgave mogelijk vanwege de bestaande leegstand en verpaupering, in relatie tot de gunstige ligging tot het centrumgebied van Breskens. Andere alternatieven zijn daarnaast niet reëel vanwege het vaste gegeven van de locatie van de jachthaven en de ligging en vormgeving van de havendammen.

Wezenlijk onderscheidende inrichtingsalternatieven, waarbij de beleidsdoelstelling eveneens kunnen worden gehaald, zijn niet voorhanden. Door de fysieke omstandigheden liggen de locaties voor de nieuwe gebouwen op voorhand vast. Ook het kostenaspect speelt hierbij een rol. Binnen de beperkte fysieke kaders is er weinig ruimte om ook kosten/baten-technisch tot alternatieve bebouwing te komen, met een sluitende en aanvaardbare exploitatie. Een kleinere planopzet behoort daarom niet tot de mogelijkheden. Er is binnen de beperkt beschikbare ruimte wel gekeken naar inrichtingsalternatieven, zoals voor de Kaai. Dit heeft geleid tot enkele verschuivingen van en aanpassingen aan de vormgeving van gebouwen. Deze alternatieven zijn in het licht van de milieueffecten niet als relevant aan te merken.

3.5 Voorkeursalternatief

Basisalternatief vergeleken met de referentiesituatie en autonome ontwikkeling

In het MER zijn de milieuonderzoeken verricht. Gebleken is dat het Basisalternatief ten opzichte van de referentiesituatie (huidige situatie) en de autonome ontwikkelingen (hierna AO) als volgt scoort.

  • Het blijkt dat het Basisalternatief op veel punten neutraal scoort ten opzichte van de AO. Voor die aspecten zijn de gevolgen voor het milieu door het ontwikkelen van het Basisalternatief zonder meer aanvaardbaar.
  • Ten aanzien van een aantal milieuaspecten scoort het Basisalternatief positief ten opzichte van de AO. Dit is te verwachten bij enkele verkeersaspecten, zoals de bereikbaarheid van het gebied die wordt verbeterd. Zo zal ook de bodemkwaliteit bij de ontwikkeling van het Basisalternatief leiden tot een lichte verbetering van de milieusituatie. Deze milieueffecten zijn uiteraard eveneens aanvaardbaar.
  • Op een aantal aspecten scoort het Basisalternatief negatief. Dat wil zeggen dat de ontwikkeling van het Basisalternatief ten opzichte van de AO tot een (beperkte) verslechtering leidt van het betreffende milieuaspect. Dit betreft ecologie en enkele deelaspecten van het verkeersaspect (verkeersafwikkeling, verkeersveiligheid). Hiervoor zijn verbeteringen gewenst.

Het Basisalternatief scoort op de meeste aspecten voldoende positief en vormt daarmee de basis voor het VKA. Op een aantal punten zijn verbeteringen gewenst of is een nadere overweging nodig.

Verbeteringen van het Basisalternatief mogelijk: Voorkeursalternatief

Gebleken is dat er verbeteringen mogelijk zijn ten opzichte van het Basisalternatief. Voor het Voorkeursalternatief wordt uitgegaan van het treffen van de volgende maatregelen.

  • Ecologie
    Het nemen van maatregelen zorgt ervoor dat effecten op beschermde soorten afnemen.
  • Verkeer
    Door maatregelen te treffen kan het effect van de plantontwikkeling op de verkeersveiligheid als neutraal beoordeeld worden. De maatregelen die worden getroffen zijn gericht op de optimalisering van de verkeersveiligheid in de autonome situatie op de Promenade, de entree van Breskens ter hoogte van de Scheldekade en de oversteekplaats voor fietsers op de Scheldekade/Grote Kade. Het is niet zo dat deze maatregelen per se noodzakelijk zijn. De initiatiefnemer van het plan zal deze maatregelen wel treffen in samenwerking met de gemeente.
  • Geluid 
    Voor het beperken van de effecten op het gebied van geluid wordt uitgegaan van maatregelen die nodig zijn om het geluidniveau bij nieuwe woningen te kunnen garanderen. Er zijn verschillende opties mogelijk, zoals geluidreducerend asfalt of gevelisolatie. De geluidsruimte in de jachthaven wordt door het bevoegd gezag verruimd. Maatregelen in het jachthavenreglement voorkomen tuigagehinder. Voor te verplaatsen bedrijven wordt uitgegaan van passende maatwerkvoorschriften in de omgevingsvergunning inzake geluid.
  • Water, dijkveiligheid en nautische veiligheid
    Voor de nautische veiligheidssituatie zijn geen extra maatregelen noodzakelijk. Voor de borging van de nautische veiligheidssituatie na uitbreiding van de jachthaven met maximaal 100 ligplaatsen blijven maatregelen in het jachthavenreglement behouden, zoals adequate informatievoorziening aan de passanten van de jachthaven. In het MER is hiervan een overzicht opgenomen (paragraaf 5.5).
  • Landschap en cultuurhistorie
    Voor deze aspecten zijn op grond van het MER geen extra maatregelen noodzakelijk. In het kader van de vaststelling van het bestemmingsplan vindt een nadere uitwerking plaats cultuurhistorie (inpassing kunstwerk).
  • Bodem, archeologie en niet-gesprongen explosieven (NGE's)
    Het bestemmingsplan zal bepalingen bevatten voor tijdig onderzoek naar bodemkwaliteit en NGE's.
  • Luchtkwaliteit en geur
    Voor deze aspecten zijn geen extra maatregelen noodzakelijk, met dien verstande dat de doorzet van polyesterhars tot 300 liter per bedrijf wordt begrensd; twee keer zoveel als in de huidige praktijk gangbaar is. Hieruit volgt dat zich geen relevante geurhinder kan voordoen zodat geen relevante afstandsmaat aan de orde is waar het gaat om het geuraspect. Er zijn verder geen voorzieningen in het bedrijf nodig ter beperking van geuruitstoot.
  • Externe veiligheid
    In de omgevingsvergunning en het bestemmingsplan wordt gewaarborgd dat de beide brandstofpontons ook in de toekomstige situatie voldoen aan de geldende risicoafstanden door het opnemen van een afstandsmaat in het bestemmingsplan. De beperkte toename van het GR wordt in de toelichting van het bestemmingsplan verantwoord.
  • Duurzaamheid en energie
    Voor het aspect duurzaamheid en energie worden geen aanvullende maatregelen bovenop de verbeteringen die al in het Basisalternatief zijn opgenomen, voorgesteld.
  • Tijdelijke effecten
    De effecten van het bouwverkeer en van het verkeer van evenementen worden zo goed mogelijk gereduceerd en in ieder geval in een verkeersplan opgenomen.

Rekening houdend met deze maatregelen en de variant 'accentueren rondweg Sterreboschweg', ontstaan de volgende scores voor het VKA.

Programma en opzet Voorkeursalternatief

Het Voorkeursalternatief is qua programma en opzet gelijk aan het Basisalternatief, zie paragraaf 4.2.

Bouwfasering

De bouwwerkzaamheden worden over een periode van meerdere jaren uitgevoerd. De definitieve bouwfasering staat momenteel nog niet vast. Duidelijk is wel dat door de onderlinge samenhang tussen de verschillende plandelen, een aantal stappen in een vaste volgorde zullen moeten plaatsvinden. In figuur 3.12 is de bouwfasering gevisualiseerd.

Begrenzing transformatiegebied

In het Masterplan is uitgegaan van het situeren van de nieuwe functies direct nabij het centrumgebied. Prioriteit is om het centrum van Breskens op die manier te versterken. Daarmee wordt ook als eerste het gebied aangepakt dat in de huidige situatie niet meer goed functioneert en om transformatie vraagt. Om dit alles te bewerkstelligen is reeds een aanzienlijke opgave. Gebleken is dat de kosten voor aankoop en realisering enerzijds en de opbrengsten van het programma anderzijds in balans zijn. De logische begrenzing van het bestemmingsplan houdt niet in dat de transformatieopgave verandert ten opzichte van het Masterplan. Duidelijk is dat realisering van het thans beoogde programma al een forse opgave betekent. Spreiding van het huidige programma over een groter gebied is economisch gezien niet mogelijk. Er is dan sprake van aanzienlijk meer kosten (aankoop van gronden en gebouwen, sloop hiervan en nieuwbouw) zonder dat hier vergelijkbare opbrengstmogelijkheden tegenover staan. Indien alleen vervangende nieuwbouw plaatsvindt, gaan de aankoopkosten van gronden en gebouwen verloren. Om dat te financieren is een extra programma als kostendrager nodig. De huidige eigenaren van het resterende deelgebied kunnen overigens ook zelf kiezen voor revitalisering, de planregeling kent hiervoor ruimere mogelijkheden toe dan in het geldende bestemmingsplan zijn opgenomen. Het oostelijke gebied functioneert op dit moment ook goed, er zijn sterke ondernemingen gevestigd, de gebouwen zijn relatief nieuw en de functies voorzien in een behoefte. De situatie is hier dan ook aanzienlijk beter dan de situatie met verouderde bedrijfsgebouwen in het westelijk deel van het havengebied waar sprake is van relevante leegstand en achteruitgang.

3.6 Vertaling naar het bestemmingsplan

De beoogde transformatie met het bijbehorende programma, zoals opgenomen in het VKA, vormen de basis voor inrichting en bebouwing van het havengebied. Op basis daarvan wordt dit bestemmingsplan opgesteld en worden de vergunningen en toestemmingen verleend. Voor wat betreft de vertaling van het VKA naar dit bestemmingsplan zijn een aantal aandachtspunten van belang.

3.6.1 Programma

Programma

Het programma zoals dat in het VKA is voorzien, vormt de basis voor dit bestemmingsplan. Het beoogde programma met de 460 nieuwe appartementen, de 100 nieuwe ligplaatsen en de aan de jachthaven gerelateerde nieuwe functies (detailhandel en dienstverlening, cultuur, ontspanning en sport, kantoren, kleinschalige havengerelateerde bedrijven en horeca) worden van een adequate juridisch-planologische regeling in dit bestemmingsplan voorzien. Het toekomstige Viscentrum en het zeezeilcentrum met jachthavenvoorzieningen maken daar ook deel van uit.

Onderbouwing behoefte

De onderbouwing naar de behoefte van de onderdelen van dit programma, zoals de 460 nieuwe appartementen, de invulling van de onderste bouwlagen met de verschillende functies, het Viscentrum en de 100 nieuwe ligplaatsen in de jachthaven, en het zeezeilcentrum met jachthavenvoorzieningen en kantoren vindt plaats in dit bestemmingsplan. De behoefteonderzoeken komen in hoofdstuk 5 aan bod. Het betreft separate onderzoeken (bijlage 2 en bijlage 3).

Onderbouwing nadere invulling parkeerbehoefte en wijze van verkeersafwikkeling

De nieuwe inrichting en het gebruik van het havengebied brengen een parkeerbehoefte met zich mee evenals nieuwe verkeersstromen. Deze zijn in het MER onderzocht waarbij steeds is uitgegaan van een benadering 'worst case' oftewel het slechts denkbare geval. In paragraaf 5.4 van deze plantoelichting wordt aangegeven hoe de uiteindelijke parkeerbehoefte is ingevuld en hoe de uiteindelijke verkeersafwikkeling wordt vormgegeven.

Aanwijzing havengebied voor evenementen

In het bestemmingsplan zal het havengebied expliciet worden aangewezen voor het houden van evenementen. Tevens wordt een specifieke regeling opgenomen.

3.6.2 Toekomstig gebiedsprofiel: gemengd gebied en geen rustige woonwijk

In de huidige situatie is reeds sprake van een gemengd gebied, anders dan een regulier woongebied. De combinatie van bedrijvigheid, haven, visserij, jachthaven en recreatie zorgt voor een de karakteristiek van het gebied als een gemengd gebied. In de toekomstige situatie neemt de levendigheid alleen maar toe en wordt een levendig recreatief verblijfsgebied gerealiseerd waar verschillende soorten functies, naast het wonen en recreatief verblijf mogelijk zijn (gebied met functiemenging). Dit gemengde gebiedsprofiel is bepalend voor de beoordeling van de ruimtelijke aanvaardbaarheid van de relatief kleine afstanden tussen de appartementen voor wonen en verblijfsrecreatie en de bedrijfsmatige functies in en rondom de jachthaven en het Viscentrum. Bij de verdere vergunningverlening en het toezicht en handhaving in het milieuspoor moet hiermee rekening worden gehouden.

3.6.3 Water

Wateradvies

In het kader van deze bestemmingsplanprocedure wordt het Waterschap Scheldestromen geconsulteerd over de uitkomsten van het onderzoek (zogeheten wateradvies). De aandachtspunten zoals die uit het MER naar voren zijn gekomen voor het VKA worden in dit kader met het waterschap besproken.

Nautische veiligheid

In het kader van de procedure voor dit bestemmingsplan wordt de vaarwegbeheerder om instemming gevraagd met de uitkomsten van het onderzoek naar de nautische veiligheid. In overleg met deze partij wordt ook afgestemd op welke wijze de maatregelen op dit aspect verankerd moeten worden.

3.6.4 Externe veiligheid

Ligging brandstofpontons

In het bestemmingsplan wordt de ligging van de brandstofpontons juridisch-planologisch mogelijk gemaakt met voldoende aandacht voor externe veiligheid door een afstandsmaat in het bestemmingsplan op te nemen. De wijze waarop dat is gebeurd, is beschreven in hoofdstuk 6.

Verantwoording groepsrisico vanwege transport over de Westerschelde

In de plantoelichting van dit bestemmingsplan is de beperkte toename van het groepsrisico verantwoord (paragraaf 5.10).

3.6.5 Afstemming met bestaande functies en bebouwing

Het Masterplan en de effectbeschrijving uit het MER zien toe op het gedeelte van het havengebied dat in het kader van de transformatieopgave wordt betrokken. Globaal gaat het om het westelijke deel van het bestaande havengebied, gerekend vanaf de Kaai.

Het gebied van de bestaande jachthaven en alles ten oosten van de Kaai maakt eveneens deel uit van het plangebied. Voor deze gebieden geldt dat de gemeente de bestaande situatie in beginsel wenst te continueren. Daarom is in dit bestemmingsplan de planregeling voor deze delen van het plangebied zoveel mogelijk consoliderend van aard. Dat wil zeggen dat in ieder geval de bestaande juridisch-planologische mogelijkheden voor de bestaande functies in dit deel ongewijzigd kunnen worden voortgezet. Voor de detailhandels- en horecafuncties op de Kaai is een gemengde bestemming opgenomen, zodat in de bestaande gebouwen zowel detailhandel als horeca is toegestaan. Gelet op de bestaande situatie zijn ook dienstverlening en kantoren toegestaan. Dit bevordert de dynamiek in het gebied en verplaatsing van functies naar de nieuwe sokkels, doordat vervangende functies zijn toegestaan. Daar waar een andere afweging noodzakelijk bleek te zijn, is dat in de toelichting van dit bestemmingsplan specifiek aangegeven.

3.7 Overwegingen bij de gewijzigde vaststelling

3.7.1 Belang transformatie

Bij de gewijzigde vaststelling is ten aanzien van de integrale herontwikkeling het volgende specifiek overwogen. Voor de volledige overwegingen wordt verwezen naar het rapport Zienswijzen & ambtshalve wijzigingen, paragraaf 3.3.2.

Het havengebied ondergaat een transformatie . Dit is nodig om van het havengebied een aantrekkelijke en levendige recreatieve trekpleister te maken met daarbij passende functies. Dit betreft zowel recreatieve en permanente verblijfsfuncties en ondersteunende voorzieningen, maar ook het behoud van de visserijhaven en de verdere ontwikkeling van de jachthaven. De herontwikkeling moet zoveel mogelijk integraal gebeuren met de handels- en visserij-activiteiten, die ook nu al in het havengebied actief zijn. Op deze manier wordt ten opzichte van de bestaande situatie een verbeterde samenhang bereikt tussen het havengebied en het bestaande stedelijk gebied. Het "Masterplan Havengebied Breskens", dat al in de raadsvergadering van 25 juni 2015 is vastgesteld, vormt hiervan de ruimtelijke onderlegger. De esthetische en stedenbouwkundige visie is verder uitgewerkt in het Beeldkwaliteitsplan.

De stedenbouwkundige opzet van het plan draagt bij aan een aantrekkelijk en afwisselend verblijfsklimaat. De vormgeving en stijl van de bebouwing verwijzen deels naar de herkenbare industriële stijl die van oudsher in het havengebied aanwezig is en die gevormd wordt door silo's, pakhuizen, hallen, etc. Zo wordt met het hoogteaccent op de kop van de Middenhavendam, aan de noordzijde van het plangebied, verwezen naar de graansilo. Deze landmark geeft het havengebied een duidelijke markering.

Aan de Westhavendam wordt juist door de gekozen bebouwingsopzet contact met het achterliggende duingebied gemaakt. Het hele havengebied verbetert de verbinding van de haven met de dorpskern van Breskens. De opzet van de bebouwing draagt hieraan bij. De huidige bebouwing staat daarentegen de gewenste groei en verbetering in de weg. Voor nieuwe activiteiten bestaat nauwelijks ruimte meer en de esthetische en bouwkundige kwaliteiten van de gebouwen zijn niet geschikt voor de benodigde transformatie. Zeker niet met het oog op de gewenste integraliteit. Daarbij is ook van belang dat aan een geldend bestemmingsplan geen blijvende rechten kunnen worden ontleend. Gelet op de afstand tot bestaande functies in de omgeving van het havengebied wordt het woon- en leefklimaat van bewoners daar niet onaanvaardbaar nadelig beïnvloed.

3.7.2 Belang integrale herontwikkeling

Bij de gewijzigde vaststelling is ten aanzien van de integrale herontwikkeling het volgende specifiek overwogen. Voor de volledige overwegingen wordt verwezen naar het rapport Zienswijzen & ambtshalve wijzigingen, paragraaf 3.3.1.

De noodzaak om het havengebied integraal te herontwikkelen is evident. Er is al jaren sprake van een terugloop van de handels- en bedrijfsactiviteiten in de haven, mede omdat de indeling van de haven niet meer geschikt is voor de moderne handels- en visserij-activiteiten. Daarnaast is er sprake van leegstand en verpaupering. Hiervan gaat een negatieve uitstraling uit op de hele omgeving, waaronder de kern van Breskens. Om deze teloorgang te stoppen bestaat bestuurlijk en politiek al enige jaren de wens het havengebied aantrekkelijk en leefbaar te maken als verblijfsgebied, voor zowel bewoners van Breskens als voor toeristen. Dit is concreet uitgewerkt in het "Masterplan Havengebied Breskens", dat de gemeenteraad op 25 juni 2015 heeft vastgesteld. Het bestemmingsplan strekt tot uitvoering van de grondgedachte en principes van dit Masterplan. Ingezet wordt op de verbetering van de algehele kwaliteit van het gebied en – waar mogelijk – de consolidering van geschikte bestaande functies, zoals de vismijn, het visserijmuseum en de jachthaven. De jachthaven wordt daarbij uitgebreid. Daarnaast voorziet het plan in de ontwikkeling van nieuwe functies, zoals appartementen en recreatie- en verblijfsfuncties, horeca en detailhandel. Dit zorgt voor de noodzakelijke kwaliteitsverbetering, mede doordat met het havengebied een betere onderlinge samenhang wordt bewerkstelligd tussen het bestaande centrumgebied en de woongebieden. Door de beoogde invulling wordt dit havengebied een levendig gebied dat integraal deel gaat uitmaken van het centrumgebied van Breskens.

3.7.3 Draagvlak

Bij de gewijzigde vaststelling is ten aanzien van het draagvlak voor de herontwikkeling het volgende specifiek overwogen. Voor de volledige overwegingen wordt verwezen naar het rapport Zienswijzen & ambtshalve wijzigingen, paragraaf 3.3.3.

De planontwikkeling heeft draagvlak in de kern Breskens. De grote meerderheid van de inwoners van Breskens ziet de noodzaak van de transformatie van het havengebied. Dat er ook tegenstanders zijn van het plan maakt dat niet anders. De planontwikkeling is van groot belang met het oog op de toekomstbestendigheid, leefbaarheid en aantrekkelijkheid van Breskens en daarnaast om een integraal en op elkaar afgestemd gebied te ontwikkelen waarin verschillende functies elkaar versterken. De stedenbouwkundige opzet van het plan, met inbegrip van de hoogteaccenten en afwisselende bebouwing, draagt daaraan bij. Het behoud van de huidige bebouwing en bebouwingshoogte wordt niet passend geacht.

3.7.4 Werkgelegenheid

Bij de gewijzigde vaststelling is ten aanzien van werkgelegenheid het volgende specifiek overwogen. Voor de volledige overwegingen wordt verwezen naar het rapport Zienswijzen & ambtshalve wijzigingen, paragraaf 3.3.5.

Het aspect werkgelegenheid heeft geen doorslaggevende rol gespeeld bij de planontwikkeling. De verwachting is wel dat de ontwikkeling mede zorgt voor (met name) nieuwe werkgelegenheid. De huidige bedrijvigheid in de haven loopt al jaren terug. Dit heeft er onder meer mee te maken dat in de Handelshaven, mede door de nabije ligging van de haven ten opzichte van de dorpskern van Breskens, een verdere groei van bedrijven niet mogelijk is. Mede hierdoor is in het havengebied leegstand en verpaupering opgetreden. Om deze teneur te doorbreken is een integrale transformatie van het havengebied noodzakelijk. Het plan maakt een diversiteit aan functies, waaronder wonen en recreatie, in het havengebied mogelijk, waarmee weer een levendig geheel met een aantrekkelijk en kwalitatief hoogwaardig verblijfsklimaat ontstaat. Het behoud van alle bedrijven verdraagt zich niet met deze functies.

3.7.5 Kaai en Oosthavendam

Bij de gewijzigde vaststelling is ten aanzien van de Kaai en Oosthavendam het volgende specifiek overwogen. Voor de volledige overwegingen wordt verwezen naar het rapport Zienswijzen & ambtshalve wijzigingen, paragraaf 3.3.5.

Voorop staat dat er vanwege de beperkte fysieke ruimte op de verschillende havendammen, zoals De Kaai, niet veel mogelijkheden zijn om de positionering van gebouwen binnen de kaders van het Masterplan, te verschuiven. Veel ruimte voor een andere invulling van het havengebied is er niet. In het kader van de inspraakprocedure is overeenstemming bereikt over de aanpassingen op de Kaai.

Overeenkomstig het Masterplan is uitgegaan van de gebiedstransformatie, direct nabij het centrumgebied, om meer verbinding tussen het havengebied en het centrum van Breskens tot stand te brengen. De Oosthavendam ligt verder van het centrum af, zodat reeds daarom de ontwikkeling van de Oosthavendam niet bij de herontwikkeling is betrokken. Daarnaast is de transformatie vooral van de Midden- en Westhavendam wenselijk, omdat juist daar de leegstandsproblematiek en verpaupering het meest dreigend is. Het oostelijke gebied van de haven functioneert op dit moment goed; er zijn sterke ondernemingen gevestigd, de gebouwen zijn relatief nieuw en de functies voorzien in een behoefte. De situatie is hier dan ook aanzienlijk beter dan de situatie met verouderde bedrijfsgebouwen in het westelijk deel van het havengebied waar sprake is van relevante leegstand en achteruitgang. Tot slot zouden met het aanwerven en herontwikkeling van (ook) de Oosthavendam zodanige kosten gemoeid zijn, dat een scheefbalans zou optreden ten opzichte van de opbrengsten. Dit zou gevolgen hebben gehad voor de economische uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

3.7.6 Vismijn

Bij de gewijzigde vaststelling is ten aanzien van de vismijn het volgende specifiek overwogen. Voor de volledige overwegingen wordt verwezen naar het rapport Zienswijzen & ambtshalve wijzigingen, paragraaf 3.3.10.

De vismijn, die op dit moment gevestigd is op de Kaai, is aan het einde van zijn levensduur. Het bestaande gebouw is niet meer geschikt voor zijn doel en de kosten om het gebouw aan te passen, staan niet in verhouding tot het daarmee te dienen doel. Een nieuw gebouw is daarom ook door de vismijn zelf noodzakelijk gevonden, ook met het oog op hygiëne- en voedselveiligheid. Doordat de beoogde uitbreiding van de jachthaven alleen in de huidige visserijhaven gerealiseerd kan worden, is de verplaatsing van de vissersschepen naar de Handelshaven beoogd. De functie van de vismijn volgt, nu een nieuw gebouw noodzakelijk is, de verplaatsing van de vissersschepen, teneinde in het te herontwikkelen gebied het aantal voertuigbewegingen niet onnodig te vergroten. Een nieuwe locatie van de vismijn aan de zuidpunt van de Handelshaven is daarmee het meest logisch geworden, zeker bezien vanuit het ontwikkelde concept om het traject van 'catch to plate' voor bezoekers inzichtelijk te maken. Aan de locatie is dan ook de "Enkelbestemming Gemengd – 3" toegekend, waarin voorzien is in de ontwikkeling van de vismijn. De bestaande locatie van de vismijn komt vrij en wordt vervangen door nieuwe bebouwing, die ook bijdraagt zowel functioneel – qua voorzieningen – als ruimtelijk, aan de algehele kwaliteitsverbetering van de haven.

De gekozen bebouwingsopzet is de uitkomst van een overleg tussen de initiatiefnemer, de gemeente en bewoners van appartementencomplex De Remise, die tegenover De Kaai woonachtig zijn aan de Scheldekade 31. De bewoners wensten een aanpassing van de bouwhoogte, massa en vormgeving van de bebouwing die aanvankelijk – bij het voorontwerp – op de Kaai gerealiseerd zou worden, zodat zij minder uitzicht zouden verliezen. Eerst zou een hoogteaccent worden aangebracht aan de landzijde van de Kaai, waarna een lagere, afwisselende bebouwing zou volgen. Aan de hand van diverse schetsontwerpen, is uiteindelijk gekozen voor een opzet, waarbij het bouwdeel over de eerste 98 meter vanaf het begin van het bouwvlak – ter hoogte van het begin van het huidige gebouw – een

bouwhoogte krijgt tot 9 meter +NAP. Op de kop van de Kaai, aan de noordzijde, komt een appartementengebouw tot 30 meter +NAP. Het bouwvolume is daarmee in noordelijke richting verschoven. Dit is op figuur 3.18 gevisualiseerd.

afbeelding "i_NL.IMRO.1714.jachthavenBreskens-VG01_0027.png"

Figuur 3.18 Overview bebouwing Kaai (bron sketchup model Arcas)

Als gevolg van deze planaanpassing wordt op het te ontwikkelen basement geen appartementen (meer) gebouwd. Er is echter in de sokkel van 9 meter +NAP wel voorzien in – naast parkeervoorzieningen – het zeezeilcentrum, kleinschalige horeca, kleinschalige havengerelateerde bedrijven en detailhandel en jachthavenvoorzieningen, zoals sanitaire voorzieningen. Op de Kaai blijven daarnaast de bestaande visactiviteiten (zoals Viswinkel Erasmus, de bestaande restaurants en de visboxen, direct ten noorden van Erasmus) naast de vismijn gehandhaafd.

De stedenbouwkundige uitstraling van het nieuwe appartementengebouw op de Kaai zal de beoogde industriële architectuur krijgen. Daarmee onderscheidt de Kaai zich tevens van de bebouwingsstijl op de Westhavendam en Middenhavendam. Dit alleen al draagt bij aan de gewenste variatie en levendigheid in het havengebied. Daarnaast zorgen de in het basement gevestigde gemengde functies voor de gewenste dynamiek en beweging op de Kaai. Hierdoor heeft de Kaai ook vanuit de jachthaven een aantrekkelijke uitstraling. Daaraan draagt de hoogbouw bij. Hiervoor is bewust gekozen om het havengebied een karakteristiek, robuust en afwisselend karakter te geven en Breskens ook vanaf het water duidelijk te markeren. Ook is hierdoor het contact met het havengebied en de kern van Breskens meer voelbaar vanuit de haven.

3.7.7 Evenementen

Bij de gewijzigde vaststelling is ten aanzien van evenementen het volgende specifiek overwogen. Voor de volledige overwegingen wordt verwezen naar het rapport Zienswijzen & ambtshalve wijzigingen, paragraaf 4.2.2.

Uit de actuele evenementenkalenders voor Breskens blijkt dat het periodiek organiseren van evenementen past bij de kern Breskens, dat het verkeer op een goede wijze kan worden verwerkt, dat voldoende parkeergelegenheid beschikbaar is en geluidshinder op adequate wijze kan worden voorkomen. De bestemmingsregeling biedt voldoende waarborgen dat tijdig adequate plannen beschikbaar zijn, gericht op een goed verloop van evenementen en ter voorkoming van overlast.

De Visserijfeesten vinden ieder jaar, al vanaf 1953, in één van de eerste weekenden van augustus plaats. Hierbij is het gehele dorp betrokken. Uit de praktijk blijkt dat de samenleving deze feesten ondersteunt en waardeert, ook de opzet en uitvoering hiervan. Toch is het gewenst enige beperking aan geluidsniveaus op te nemen, teneinde ook tijdens evenementen een aanvaardbaar woon- en leefmilieu te kunnen garanderen. De gehanteerde normen komen overeen met de veel gebruikte normering die is opgenomen de 'Nota evenementen met een luidruchtig karakter'. Zoals ook wordt bevestigd op Infomil, kunnen met de hantering van deze normen gedurende evenementen, acceptabele geluidsniveaus worden gegarandeerd. Het is verder wenselijk de eindtijden van de Visserijfeesten los te laten, dit sluit aan bij de reeds lange tijd gangbare praktijk die gelet op het eenmaligheid per jaar van het feest ook passend is.

De regeling voor evenementen zoals opgenomen in artikel 15.2 met de bijbehorende begripsbepalingen worden verder afgestemd op de praktijksituaties. In artikel 15.2 zijn in samenhang met de begripsbepalingen de volgende aspecten vastgelegd: de categorieën evenementen, het maximale aantal evenementen per specifiek aangegeven periode, de begin- en eindtijden, de maximale geluidsniveaus, de maximale bronvermogen van de geluidsinstallatie en beperking in tijd, de verplichting tot het aanleveren van plannen waaruit blijkt dat evenementen goed worden georganiseerd (beheer, toezicht, veiligheid) en een parkeerregeling met vermelding van het maximale aantal bezoekers per evenement in de begripsbepalingen. Aanvullend wordt bepaald dat het aantal concerten maandelijks niet meer dan 1 mag bedragen. Deze begrenzing is gunstig voor het woon- en leefklimaat in en rondom het havengebied, aangezien concerten met versterkt geluid de evenementvorm zijn met de grootste effecten voor de omgeving. Tevens worden de bepalingen nog aangevuld ter verduidelijking van de bijzondere positie van de Visserijfeesten. Het aantal evenementen dat in de bestemmingsregeling is toegestaan en vanuit realistisch oogpunt in de praktijk kan worden georganiseerd, sluit aan op het aantal evenementen zoals in het MER onderzocht (tabel 9.31). Tevens past dit in het maritieme karakter van het gebied, waarbij het de bedoeling is dat met name bootshows en zeilwedstrijden worden gehouden.

Hoofdstuk 4 Ruimtelijk beleid

4.1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt het ruimtelijk beleidskader geschetst dat van toepassing is op de herontwikkeling van het havengebied in Breskens. Achtereenvolgens komen het ruimtelijk beleid vanuit het Rijk (paragraaf 4.2), de provincie Zeeland (paragraaf 4.3) en de gemeente Sluis (paragraaf 4.4) aan bod. Vanuit het beleidskader gelden enkele randvoorwaarden. Daar waar dat aan de orde is in dit hoofdstuk, worden die randvoorwaarden beschreven en wordt getoetst of en zo ja, onder welke voorwaarden de transformatie van het havengebied in Breskens aan die beleidsvoorwaarden kan voldoen. In paragraaf 4.5 wordt uiteengezet waarom de transformatie past binnen het ruimtelijk beleid en op welke wijze invulling wordt gegeven aan de relevante randvoorwaarden.

4.2 Rijksbeleid

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR)

Het ruimtelijke beleid vanuit de Rijksoverheid is neergelegd in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (kortweg SVIR genaamd). In de SVIR heeft het Rijk 13 speerpunten benoemd: de Nationale belangen. Deze belangen betreffen hoofdzakelijk de hoofdlijnen van het ruimtelijk beleid en hebben geen betrekking op dit specifieke project. De Nationale Belangen zijn verder uitgewerkt in specifieke wet- en regelgeving. Voor zover relevant voor het bestemmingsplan wordt deze regelgeving in dit hoofdstuk en in hoofdstuk 5 nader toegelicht.

Besluit ruimtelijke ordening (Bro)

De wetgever heeft ervoor gekozen om enkele Nationale belangen te vertalen in wettelijke voorschriften die lagere overheden in acht moeten nemen bij hun besluitvorming over ruimtelijke plannen. Een deel van de 13 Nationale belangen is vertaald in naar het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Het Bro kent een aantal verplichtingen waaraan gemeenten bij de vaststelling van ruimtelijke besluiten (zoals bestemmingsplannen) moeten voldoen. In de hoofdstukken 5 tot en met 7 van deze plantoelichting worden deze verplichtingen nader toegelicht. Voor dit bestemmingsplan vormt de ladder voor duurzame verstedelijking een specifiek aandachtspunt.

Ladder voor duurzame verstedelijking

Nationaal belang 13 uit de SVIR betreft de zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten. Vraaggericht programmeren en realiseren van verstedelijking door provincies, gemeenten en marktpartijen is nodig om groei te faciliteren, te anticiperen op stagnatie en krimpregio's leefbaar te houden. Ook dient de ruimte zorgvuldig te worden benut en moet overprogrammering worden voorkomen. Om beide te bereiken is de ladder voor duurzame verstedelijking opgenomen in het tweede lid van artikel 3.1.6 Bro. Deze ladder is een procesvereiste. Dit houdt in dat bij ruimtelijke besluiten die voorzien in een nieuwe stedelijke ontwikkeling moet worden gemotiveerd hoe een zorgvuldige afweging is gemaakt met betrekking tot het ruimtegebruik.

De ladder voor duurzame verstedelijking en een goede ruimtelijke ordening

Een zorgvuldige benutting van de beschikbare ruimte vraagt om een goede onderbouwing van nut en noodzaak van een nieuwe stedelijke ruimtevraag en een zorgvuldige ruimtelijke inpassing van de nieuwe ontwikkeling. Dit is de reden dat in artikel 3.1.6 lid 2 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) de 'ladder voor duurzame verstedelijking' is opgenomen. Vanaf 1 juli 2017 is het tweede lid vereenvoudigd en luidt dit lid als volgt.

De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.

Om te voldoen aan artikel 3.1.6, lid 2 van het Bro moet voor binnenstedelijke projecten de behoefte worden aangetoond, het effect op eventuele leegstand en de locatiekeuze worden beoordeeld.

Het verouderde havengebied ligt binnen bestaand stedelijk gebied. De transformatie wordt gezien als een 'nieuwe stedelijke ontwikkeling' in de zin van de ladder voor duurzame verstedelijking. Een stedelijke ontwikkeling is gedefinieerd als 'ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen'.

In het havenplan Breskens gaat het om nieuwe appartementen, voorzieningen, extra ligplaatsen voor de jachthaven en het zeezeilcentrum met jachthavenvoorzieningen en kantoren. Hierom is sprake van een nieuwe stedelijke ontwikkeling. Belangrijk is dat het havenplan voorziet in zorgvuldig ruimtegebruik in de vorm van transformatie van een verouderd havengebied. Aan deze aspecten is in het bestemmingsplan aandacht besteed (paragraaf 5.2).

Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)

Bouwen in het Kustfundament

In het Barro is een verbod opgenomen om op gronden die deel uitmaken van het kustfundament (zie figuur 4.1) nieuwe bouwmogelijkheden toe te staan, buiten het stedelijk gebied (artikel 2.3.5).

Het plangebied maakt deel uit van het kustfundament. Echter, het plangebied wordt in zijn geheel gerekend tot het 'bestaand stedelijk gebied'. De Basiskustlijn (Bkl) waaraan Rijkswaterstaat toetst, is gelegen buiten het plangebied. Het bouwverbod uit artikel 2.3.5 van het Barro staat de transformatie van het havengebied daarom niet in de weg. Het vragen van een ontheffing bij de minister van Infrastructuur en Milieu (IenM) is dan ook niet noodzakelijk. Dit aspect wordt verder uitgewerkt in de watertoets.

afbeelding "i_NL.IMRO.1714.jachthavenBreskens-VG01_0028.jpg"

Figuur 4.1 Begrenzing kustfundament Barro (bron: ruimtelijkeplannen.nl)

Het Nationaal Waterplan (NWP) bevat de hoofdlijnen van het nationaal waterbeleid en de daartoe behorende aspecten van het ruimtelijk beleid. Op basis van de Waterwet is het NWP voor de ruimtelijke aspecten tevens een structuurvisie. Het NWP is daarom ook deels de uitwerking van een aantal nationale belangen uit de SVIR (zie hiervoor). Provincies en gemeenten moeten met de uitwerking van hun ruimtelijk beleid rekening houden met de doelstellingen uit het NWP.

Vanuit het NPW zijn twee beleidsdocumenten voor de transformatieopgave voor de haven in Breskens relevant: de Beleidslijn Kust (2015) en het Deltaprogramma Waterveiligheid. In het Barro is echter de Beleidslijn kust 2007 nog steeds vigerend beleid. Daardoor zijn deze beleidsdocumenten hieronder opgenomen:

Beleidslijn Kust 2007

De beleidslijn geeft inzicht in de verdeling van verantwoordelijkheden tussen verschillende overheden. Bestaande regels veranderen niet, maar er wordt aan provincies, waterschappen en gemeenten een kader geboden voor het toetsen van ontwikkelingen. Het uitgangspunt is de veiligheid van het achterland. De beleidslijn biedt binnen dat belang ruimte voor de ontwikkeling van wonen, werken en recreëren. Voor jaarrond aanwezigheid en exploitatie van strandpaviljoens geldt een 'ja, mits-beleid', als ze passen in het ruimtelijk beleid en de zonering van gemeente en provincie. Hierbij moet rekening worden gehouden met de relatie van het strand met een kustplaats of recreatie concentratiepunt, met dynamisch duinbeheer en de handhaving van de kustlijn door middel van zandsuppleties. Voorwaarden vanuit het waterkeringsbelang worden doorgaans uitgewerkt in de beheersplannen van de waterschappen, met de keurvergunning als instrument. Het Rijk hanteert in het algemeen als voorwaarde dat de vergunning tijdelijk is. Er moet een minimumafstand worden aangehouden tot duinvoet en de fundering moet op palen worden geplaatst of op een andere manier aan te passen zijn. Voor de jaarrond aanwezigheid en exploitatie van strandpaviljoens geldt voorts een eigen risico. Er kan geen aanspraak worden gemaakt op extra zandsuppleties.

Beleidslijn Kust 2015

Deze Beleidslijn kust 2015 vertaalt het nationale waterveiligheidsbeleid voor de kust in voorwaarden die op hoofdlijnen aan initiatieven in het kustfundament (zie figuur 2.1) worden gesteld. Onder initiatieven worden ingrepen of activiteiten verstaan die ruimte in beslag nemen. Bovendien beschrijft de beleidslijn verantwoordelijkheden van de verschillende overheden op het gebied van waterveiligheid. De beleidslijn biedt input voor wat betreft het onderdeel waterveiligheid.

Eén van de randvoorwaarden voor initiatieven binnen het kustfundament is dat een initiatief rekening moet houden met eventuele toekomstige versterkingen. Als een kering niet meer aan de veiligheidsnorm voldoet, moeten maatregelen worden genomen om de kering weer aan de norm te laten voldoen. Nieuwe initiatieven moeten deze mogelijkheid openlaten, rekening houdend met een termijn van minimaal 50 jaar. Het is aan de waterkeringbeheerder om te beslissen of hij de toekomstige versterking zonder meerkosten (veroorzaakt door het initiatief ) kan realiseren. Voor eventuele verbeteringen die op lange termijn nodig zijn, moet de reserveringszone (het profiel van vrije ruimte) bruikbaar blijven. De begrenzing van de reserveringszone voor 200 jaar zeespiegelstijging is vastgelegd in de leggers van de waterkering. Mogelijk verandert de begrenzing in de toekomst naar aanleiding van de nieuwe veiligheidsnormering. In voorkomende gevallen kan met de waterkeringbeheerder worden afgesproken dat de reserveringszone gedurende een aantal decennia beschikbaar is voor bebouwing.

De minister van Infrastructuur en Milieu heeft het voornemen kenbaar gemaakt om de nieuwe Beleidslijn Kust door te vertalen in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (18 december 2015), waardoor meer ruimte zou worden geboden aan ruimtelijke ontwikkelingen aan de kust. Dit leidde tot maatschappelijke en politieke commotie. In reactie hierop heeft de minister op 21 januari 2016 aangegeven haar voorstel in te trekken en met de maatschappelijke en bestuurlijke partijen in overleg te willen treden over het kustbeleid. Vervolgens is op 15 februari 2016 besloten tot het opstellen van een 'Kustpact' voor de kust in brede zin. Dit Kustpact is op 21 februari 2017 door de 59 samenwerkende partijen ondertekend. De afspraken die zijn gemaakt zullen onder andere op provinciaal niveau worden uitgewerkt (zie hierna Kustpact).

Deltaprogramma Waterveiligheid

Het NWP zet de werkwijze uit het eerdere Deltaprogramma voort. Eén van de Deltaprogramma's betreft het Deltaprogramma Waterveiligheid waarin de nieuwe dijkveiligheidsnormering is uitgewerkt. Op 1 januari 2017 zijn deze normen wettelijk verankerd in de Waterwet.

Met de nieuwe normen krijgt iedereen die achter dijken of duinen woont een beschermingsniveau van een overstromingsrisico van 10-5 per jaar als basis. Oftewel de kans dat hij of zij overlijdt door een overstroming mag niet groter zijn dan 1:100.000 per jaar. Waar grote groepen slachtoffers kunnen vallen of grote schade kan optreden door overstromingen, geldt een hoger beschermingsniveau. Waterkeringen die nu al het gewenste beschermingsniveau bieden, worden goed op orde gehouden. Waar de waterkeringen een hoger beschermingsniveau moeten bieden, vindt dijkversterking plaats.

Bij het ontwerp van de nieuwe bebouwing is expliciet rekening gehouden met de omstandigheid dat het hier een buitendijks gebied betreft. Dat is de reden dat de appartementen worden gebouwd vanaf het niveau van 8,80 meter +NAP. Dit niveau is in overleg met het Waterschap Scheldestromen bepaald en voldoet aan de nieuwe eisen ter voorkoming van schade en eventuele onveilige situaties door hoogwater. In hoofdstuk 11 van het MER wordt nader ingegaan op de wateraspecten.

Beheerplan Deltawateren 2016-2022

Voor alle natuurgebieden die deel uitmaken van het Europese natuurnetwerk Natura 2000 wordt een beheerplan opgesteld. In een beheerplan worden de maatregelen beschreven die nodig zijn om de vastgestelde natuurdoelen voor het betreffende natuurgebied te kunnen behalen. Het beheerplan voor het Natura 2000-gebied Westerschelde & Saeftinghe is opgenomen in het Beheerplan Deltawateren 2016-2022. In hoofdstuk 8 en de passende beoordeling wordt nader ingegaan op het beheerplan.

Kustpact

Provincies en kustgemeenten hebben onder leiding van Minister Schultz van Haegen van Infrastructuur en Milieu overeenstemming bereikt over een nationaal kustpact, dat op 21 februari 2017 is gesloten. In dit kustpact maken partijen principe-afspraken over grenzen aan nieuwe recreatieve bebouwing op het strand en in de duinen.

De ambitie van het Kustpact is om te komen tot gezamenlijke waarden ten aanzien van toekomstige ontwikkelingen van de kust. Het Kustpact is niet het eindpunt, maar het vertrekpunt om te komen tot een visie op basis van gedeelde waarden. De onderkenning van de gezamenlijke waarden vormt aldus de basis voor de verdere plannen, bijvoorbeeld structuurvisies, verordeningen en bestemmingsplannen, van de betrokken bestuurlijke partijen.

De inhoud van het Kustpact is, kort samengevat, als volgt.

  • In het Kustpact hebben de partijen afspraken gemaakt om de overeengekomen waarden van de kust te beschermen en te komen tot een goede balans tussen bescherming en ontwikkeling van de Nederlandse kust in brede zin.
  • In het Kustpact is vastgelegd dat voor het kustgebied, met het strand, de duinen en gebieden landinwaarts, zones worden aangewezen waar géén nieuwe recreatieve bebouwing is toegestaan, waar wél en waar onder voorwaarden. De provincies zullen deze zonering in overleg met de betrokken partijen in het komende jaar uitwerken in beleid en regelgeving.
  • Het Rijk zal de kernkwaliteiten en collectieve waarden van de kust, die de provincies in samenwerking met de partijen uitwerken, en de nationale belangen in het kustgebied verwerken in de Nationale Omgevingsvisie. Het Rijk zal onderzoeken op welke wijze de ambities, opgaven en maatregelen op de lange termijn in een Gebiedsagenda kunnen worden opgenomen.
  • Het Rijk onderzoekt op welke wijze aanpassing op de regels uit het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) over het Kustfundament nodig zijn. De bestaande regelgeving in het Barro, waaraan plannen en projecten in het Kustfundament moeten voldoen, is niet gewijzigd. Deze regelgeving zal doorwerken in de beoordeling van lopende plannen voor nieuwe recreatieve bebouwing.

De provincies Zeeland, Noord-Holland en Zuid-Holland actualiseren hun beleid voor de kustzone aan de hand van de in artikel 3 genoemde kernkwaliteiten en collectieve waarden. Daarbij maken zij voor de eigen kustzone een zonering als bedoeld in artikel 4, die passend is binnen de lokale en regionale landschappelijke context. Op de Zeeuwse uitwerking van het Kustpact wordt in paragraaf 4.3 ingegaan.

Overwegingen en conclusie

Het rijksbeleid en de bijbehorende regelgeving, zoals voor de waterveiligheid en verstedelijking, bieden ruimte voor de transformatie van het havengebied. Dit wordt nader toegelicht in paragraaf 5.6 en paragraaf 5.7.

4.3 Provinciaal beleid

Omgevingsplan Zeeland 2012-2018 en Verordening Ruimte

Het ruimtelijk en het milieubeleid van de provincie Zeeland zijn opgenomen in het Omgevingsplan Zeeland (2012-2018). Voor wat betreft de onderdelen uit het Omgevingsplan die het provinciebestuur van groot belang acht, is een nadere uitwerking gemaakt in de Verordening Ruimte Provincie Zeeland (hierna: VRPZ). Gemeenten dienen bij het nemen van ruimtelijke besluiten (zoals een bestemmingsplan) de bepalingen uit de VRPZ in acht te nemen. Voor de herontwikkeling van het havengebied in Breskens zijn de volgende onderdelen uit het Omgevingsplan en de VRPZ van belang.

Visie op Zeeland: Beleven van Land en Zee

Breskens is gelegen in het gebied dat in het Omgevingsplan is aangeduid als 'Beleven van Land en Zee'. De kwaliteit van de Zeeuwse kust hangt bij uitstek samen met mooie stranden, maar zeker ook met de mooie natuur en het landschap in de vorm van de duinen en het gebied daar net achter. De steden en dorpen in deze strook maken het gebied 'Beleven van Land en Zee' compleet. Versterking van dit gebied is te realiseren door te investeren in de recreatieve en omgevingskwaliteit van het gebied.

De beoogde herontwikkeling van de bestaande bedrijfsmatige haven van Breskens tot een gebied voor watersport met een aantrekkelijk milieu voor verblijfsrecreatie en permanent wonen, past binnen deze strategie en geeft daar uitvoering aan.

Recreatie

De recreatieve aantrekkelijkheid van de wateren is in combinatie met de kust erg groot. Langs de kust en vooral aan de randen van de noordelijke deltawateren liggen veel recreatiegebieden, jachthavens en locaties voor actieve watersporten. Behoud van recreatieve aantrekkelijkheid vraagt om versterking van omgevingskwaliteiten, innovatie in de uiteenlopende producten en ruimte voor nieuwe ontwikkelingen.

Het provinciale beleid staat een verdere ontwikkeling van verblijfsrecreatie en jachthavens toe in de zogenaamde 'hotspots'. Breskens is aangewezen als een dergelijke 'hotspot', zie figuur 4.2. Het initiatief past daarmee binnen de uitgangspunten van het Omgevingsplan en geeft daaraan ook invulling.

De provincie geeft in het Omgevingsplan aan, dat zij ook voor zichzelf een rol ziet weggelegd in de ontwikkeling van deze 'hotspots'. Dat is ook de reden dat het Masterplan mede wordt geïnitieerd door het provinciebestuur.

afbeelding "i_NL.IMRO.1714.jachthavenBreskens-VG01_0029.png"

Figuur 4.2 Uitsnede Recreatiekansenkaart Zeeland (bron: Omgevingsplan Zeeland 2012-2018)

Recreatiewoningen

Aan de realisatie van nieuwe recreatiewoningen met een verblijfsrecreatieve bestemming zijn specifieke voorwaarden gekoppeld. Het gaat met name om een centrale bedrijfsmatige exploitatie, die bestemmingsplanmatig en contractueel dient te worden vastgelegd. In het provinciaal beleid staat dat permanente bewoning binnen een recreatieve bestemming niet is toegestaan. Gemeenten worden geacht dit te handhaven.

In het bestemmingsplan worden regels opgenomen gericht op de centrale bedrijfsmatige exploitatie van de recreatieappartementen. De regeling wordt zodanig opgezet dat de appartementen voor verblijfsrecreatie niet mogen worden gebruikt voor permanente bewoning. Dit laat onverlet dat naast de 360 recreatieappartementen, 100 appartementen voor permanente bewoning worden toegestaan.

Woningbouw

De provincie heeft ten aanzien van woningbouw de volgende doelstelling opgenomen in het Omgevingsplan.Het gaat daarbij specifiek om woningbouw voor permanente bewoning of deeltijd wonen. Het beleid ten aanzien van recreatiewoningen is hiervoor beschreven.

Een goed woonklimaat en een goed werkende woningmarkt in steden, dorpen en op het platteland en met voldoende omvang, kwaliteit en differentiatie van de woningvoorraad. Ruimtelijk staan bundeling en zorgvuldig ruimtegebruik voorop.

Om dit te kunnen realiseren, sluit de provincie aan bij het Rijksbeleid ten aanzien van zorgvuldig ruimtegebruik en duurzame verstedelijking dat is opgenomen in het Bro onder de Ladder voor Duurzame verstedelijking.

De oorspronkelijke regionale afstemming voor woningbouw dateert uit 2013 en houdt geen rekening met dit nieuwe beleid en de nieuwste provinciale prognose, inclusief de forse instroom van Vlamingen. De provincie Zeeland en de drie gemeenten zijn bezig met de nieuwe regionale woningmarktafspraken van Zeeuws-Vlaanderen. Inmiddels zijn de uitgangspunten vastgesteld, daarna worden alle plannen op een rij gezet en langs een kwalitatieve lat gelegd. In het najaar worden een nieuwe regionale woningmarktafspraken verwacht. Die afspraken worden tussen de drie gemeenten en de provincie gemaakt. De beoogde 100 appartementen voor permanente bewoning worden in die afspraken opgenomen.

De 100 appartementen voor permanente bewoning worden opgenomen in de regionale planning, mede gelet op het bijzondere woonmilieu met zicht op zee, nabij het strand en voorzieningen en met goede bereikbaarheid van de regio (inclusief Gent en Antwerpen). Het project is gericht op de lokale markt en Vlamingen.

Nautische veiligheid jachthavenontwikkeling

Vanuit het provinciaal beleid uit het Omgevingsplan heeft de vaarwegbeheerder een toetsingskader voor nautische veiligheid opgesteld. Het gaat met name om de afstand tot de hoofdvaargeul, de complexiteit van de havenomgeving, stroming bij de haventoegang en de breedte van de vaargeul in de directe omgeving.

In het MER is aan de nautische veiligheid expliciet aandacht besteed. Geconcludeerd wordt dat aan de criteria voor nautische veiligheid wordt voldaan. Zie hiervoor paragraaf 5.6.

Natuurnetwerk Zeeland (NNZ)

Het beleid voor gebieden die deel uitmaken van het Natuurnetwerk Zeeland (NNZ, voorheen ook wel Ecologische Hoofdstructuur (EHS) genaamd) is neergelegd in het Omgevingsplan. Dit beleid komt erop neer dat alle gronden die deel uitmaken van de NNZ (waaronder alle Natura2000-gebieden) in beginsel beschermd worden tegen ontwikkelingen die de ecologische waarden aan kunnen tasten. Als aantasting van natuurwaarden per saldo onvermijdelijk is, moeten negatieve effecten zoveel mogelijk worden beperkt (mitigatie), dan wel moet verlies worden gecompenseerd.

In de verordening is het beleid vertaald in een beschermende regeling waaraan de transformatieopgave in het MER is getoetst. Daaruit blijkt dat de beoogde ontwikkeling inpasbaar is (paragraaf 5.3) . In de regeling behorend bij het Natuurnetwerk Zeeland is uitgegaan van een afwegingszone van 100 meter. Die afwegingszone is voldoende voor het voorkomen van aantasting van natuurwaarden. De afstand bedraagt meer dan 250 meter. Aantasting van ecologische waarden is dan ook niet aan de orde.

Nationaal Landschap

Geheel West Zeeuws-Vlaanderen is aangewezen als Nationaal Landschap door de Rijksoverheid. In dit gebied gelden op grond van het provinciale beleid dezelfde planologische ontwikkelingsmogelijkheden en beperkingen als in de rest van Zeeland. Op landschappelijk en cultuurhistorisch vlak staan de in dit gebied benoemde kwaliteiten en de daaraan gekoppelde strategie 'behouden door ontwikkelen' centraal. De provincie roept vooral marktpartijen en ondernemers op de kansen en mogelijkheden die deze bijzondere status met zich meebrengen op economisch en landschappelijk verantwoorde wijze te vermarkten.

Het voorliggende plan draagt bij aan het realiseren van de planologische ontwikkelingsmogelijkheden volgens het concept 'behouden door ontwikkelen'. Het havengebied wordt getransformeerd waarbij ingespeeld wordt op de kwaliteiten en unieke ligging van de haven aan de Westerschelde en Noordzee, zodanig dat de havenstructuur herkenbaar en behouden blijft. Dit blijkt uit het onderzoek dat is verricht in het kader van het MER (hoofdstuk 3en hoofdstuk 5).

Herziening Omgevingsplan Zeeland 2012-2018

Bebouwing in het kustfundament

In de herziening van het Omgevingsplan, vastgesteld op 11 maart 2016, is opgenomen dat het Rijk overweegt de nieuwe Beleidslijn Kust door te vertalen in het Barro. Hiermee kan het onderscheid tussen stedelijk en niet-stedelijk gebied vervallen en zal door het Rijk geen aandacht meer worden besteed aan de ruimtelijke kwaliteit in het kustfundament. Nieuwe bouwmogelijkheden in het kustfundament worden vanuit Rijksoptiek voortaan alleen nog maar bepaald door eisen vanuit waterveiligheid. In dit geval betekent dit dat de provincie Zeeland aan zet is om vanuit een ruimtelijke context te bepalen waar bebouwingsmogelijkheden in het kustfundament wenselijk zijn.

De ongerepte kustlijn is een belangrijke kernkwaliteit van het Zeeuwse landschap. Het niet verder bebouwen van het kustfundament, waartoe de haven van Breskens wordt gerekend, beschermt deze kwaliteit. Tegelijkertijd ziet de provincie kansen voor hoogwaardige recreatieve ontwikkelingen op de locaties van de recreatieve hotspots. Het is daarom van belang om enerzijds de landschappelijke waarden van het kustfundament te bewaren, maar anderzijds recreatief-economische kansen te verzilveren. Concreet betekent dit dat nieuwbouw in het kustfundament mogelijk blijft binnen de grenzen van bestaand bebouwd gebied, inclusief de bebouwingsconcentraties Cadzand-Bad en Nieuw-Haamstede. Aanvullend hierop wordt nieuwbouw binnen de hotspots mogelijk indien dit de aanwezige omgevingskwaliteiten nadrukkelijk versterkt, onderscheidende recreatieve kwaliteiten toevoegt en wordt voorzien van een goede inbedding in het landschap.. Het Havengebied van Breskens betreft zowel een hotspot als bestaand bebouwd gebied.

Naar aanleiding hiervan neemt de provincie, mede als uitwerking van het nationale 'Kustpact', het initiatief tot het opstellen van een Provinciale Kustvisie (zie hierna); centraal daarin staat de manier waarop nieuwe ontwikkelingen voor economie, landschap en natuur gezamenlijk een plek aan de Zeeuwse Kust vinden. Hierbij zal onderzocht worden welke ontwikkelingen mogelijk zijn in de direct aan het kustfundament grenzende bredere kustzone.

Verschillende functies

In de verordening is opgenomen dat in de toelichting bij een bestemmingsplan zoals voor nieuwe kantoren, detailhandel, niet zijnde kleinschalige detailhandel, woningbouwlocaties en andere stedelijke voorzieningen en de uitbreiding daarvan, aannemelijk moet worden gemaakt dat het plan voorziet in een aantoonbare regionale behoefte. Deze behoefte wordt primair voorzien binnen het stedelijk gebied.

Binnen het plangebied worden verschillende nieuwe functies, zoals detailhandel, zeezeilcentrum met jachthavenvoorzieningen en kantoren, horeca en bedrijvigheid mogelijk gemaakt. In de onderbouwing ten behoeve van de toetsing aan de Ladder voor duurzame verstedelijking is daarop ingegaan. Gekozen wordt voor functies die passen in de haven en hierop zijn gericht. Het programma wordt afgestemd op de mogelijkheden die worden verwacht, zonder dat dit nadelig is voor het functioneren van het centrumgebied. In paragraaf 5.2 wordt daar uitvoerig op ingegaan.

Kustvisie

De Kustvisie is de Zeeuwse uitwerking van het landelijke convenant 'Kustpact'. De Zeeuwse Kustvisie is een gezamenlijk product van de Zeeuwse kustgemeenten Schouwen-Duiveland, Noord-Beveland, Veere, Vlissingen en Sluis, Rijkswaterstaat, Waterschap Scheldestromen, de Zeeuwse Milieufederatie, Het Zeeuws Landschap, Staatsbosbeheer, Natuurmonumenten, Toeristisch Ondernemend Zeeland (inclusief bracheorganisaties Recron, HISWA, VEKABO, Horeca Nederland), ZLTO en de provincie Zeeland. In de kustvisie worden uitgangspunten en strategieën beschreven voor de toekomstige ontwikkeling van de Zeeuwse kust. Het document vormt een bouwsteen voor het toekomstige beleid van de Zeeuwse overheden.

Uitgangspunten

Met de Kustvisie wordt ingezet op het beschermen en versterken van de Zeeuwse Kwaliteitskust en het herstellen ervan waar nodig. De focus ligt op kwaliteit in plaats van op kwantiteit. De uitgangspunten voor de Kustvisie zijn:

  • symbiose van de omgeving, accommodaties en de onderliggende organisatie ervan;
  • prioriteit aan de Zeeuwse identiteit;
  • herstel van kwaliteiten;
  • differentiatie van het recreatieve product en het creëren van toekomstwaarde.

Strategie en koppeling met gebieden

De ontwikkelingsstrategie van de Kustvisie is zowel gericht op het beschermen, versterken en beleven van bestaande kwaliteiten als het gebiedsgericht ontwikkelen van nieuwe kwaliteiten. De ontwikkelstrategieën zijn gekoppeld aan de volgende gebieden.

  • Gebieden voor beschermen en versterken bestaande waarden en kwaliteiten:
    • 1. strand en waterkering;
    • 2. groene topkwaliteit;
    • 3. Zeeuwse badplaatsen;
    • 4. verblijfsrecreatief gebied;
    • 5. open agrarisch gebied;
    • 6. mobiliteit.
  • Gebieden voor ontwikkelen van nieuwe kwaliteiten (voor zover van belang):
    • 1. aandachtsgebieden voor een gebiedsgerichte aanpak.

afbeelding "i_NL.IMRO.1714.jachthavenBreskens-VG01_0030.png" afbeelding "i_NL.IMRO.1714.jachthavenBreskens-VG01_0031.png"Figuur 4.3 Uitsnede kaart behorende bij de Kustvisie

De ontwikkelingsstrategieën zijn voor elk type gebied apart uitgewerkt. Deze zijn van toepassing op de gehele Zeeuwse kust. Het havengebied van Breskens is aangewezen als onderdeel van de 'Zeeuwse badplaatsen'. De volgende uitgangspunten zijn hiervoor van belang.

  • Voor verblijfsrecreatieve ontwikkelingen binnen de grenzen van de badplaatsen wordt ingezet op herstructurering en kwaliteitsverbetering van het bestaande product. Ook nieuwe ontwikkelingen zijn mogelijk.
  • Van belang is dat verblijfsrecreatief aanbod zich in gelijke mate ontwikkelt met de behoefte daar aan. Ontwikkelingen dienen plaats te vinden op basis van een businessplan en voorzien in een centrale bedrijfsmatige exploitatie.
  • Ontwikkelingen zetten qua verschijningsvorm en type accommodatie in op een innovatief en hoogwaardig concept. Het lokale DNA en het principe van LAND IN ZEE! staan hier centraal.
  • Ontwikkelingen leveren een bijdrage aan de werkgelegenheid, behoud van voorzieningen en zijn een toegevoegde waarde voor de (leef)omgeving.

Het Havengebied in Breskens is in de Kustvisie aangewezen als bestaand stedelijk gebied (bebouwing, rood). Het gebied maakt daarmee onderdeel uit van de badplaats Breskens. Daarover staat in de Kustvisie het volgende.

  • Voor verblijfsrecreatieve ontwikkelingen binnen de grenzen van de badplaatsen wordt ingezet op herstructurering en kwaliteitsverbetering van het bestaande product. Binnen de benoemde grenzen zijn nieuwe ontwikkelingen mogelijk (ook nieuwvestiging). Gezien het bebouwde karakter is bij ontwikkelingen in de badplaatsen (vrijwel) altijd sprake van een koppeling met een bestaand product. In alle gevallen wordt aansluiting gezocht bij het lokale DNA en de bijbehorende kwaliteiten. Belangrijke uitgangspunten in de badplaatsen zijn ruimtelijke kwaliteit en het aspect leefbaarheid. Daarnaast wordt verwezen naar onderdeel B t/m D van het Ontwikkelkader in de volgende paragraaf waarin de basiskwaliteit van nieuwe ontwikkelingen benoemd zijn.
    B. Economische haalbaarheid: Ontwikkelingen vinden plaats op basis van een businessplan en voorzien in een centrale bedrijfsmatige exploitatie.
    C. Markt en onderscheidend vermogen van het concept: Ontwikkelingen zetten qua verschijningsvorm en type accommodatie in op een innovatief en hoogwaardig concept. Hierdoor wordt bijgedragen aan een gedifferentieerd product in de Zeeuwse kust. Het lokale DNA en het principe van LAND IN ZEE! staan hier centraal. Met oog op de dynamiek en verdere vernieuwing in de sector, wordt ingezet op circulair bouwen.
    D. Sociaal maatschappelijke bijdrage: Ontwikkelingen leveren een bijdrage aan de werkgelegenheid, behoud van voorzieningen en zijn een toegevoegde waarde voor de (leef)omgeving.
  • Binnen de waterkeringszone (met name het waterstaatswerk en de beschermingszone A) in het bebouwd gebied kan niet zonder meer gebouwd worden. Met het oog op de waterveiligheid worden bouwinitiatieven getoetst aan het waterveiligheidsbeleid (inclusief de vastgestelde bebouwingscontouren) waarbij in de lijn van het Deltaprogramma en de Nationale Visie Kust een integrale afweging plaats vindt tussen waterveiligheid enerzijds en de beoogde ruimtelijke ontwikkeling anderzijds. Hierbij is oog voor het leveren van maatwerk bij de toepassing van de regelgeving.
  • Het is van belang dat het verblijfsrecreatieve aanbod zich in gelijke mate ontwikkelt met de behoefte daaraan. De omvang van het aanbod is hierbij afgestemd op de vraag. Om dit te borgen wordt verkend op welke manier de balans tussen vraag en aanbod in evenwicht kan worden gebracht. Hierbij is oog voor de dynamiek in de recreatiesector, de veranderende wens van de gast en de steeds verdere vervaging van de scheiding tussen de woon- en recreatiefunctie in de badplaatsen.

De beoogde ontwikkeling vindt plaats binnen de als zodanig aangewezen 'badplaats Breskens'. Enerzijds is sprake van herstructurering en kwaliteitsverbetering, maar dat ziet vooral op de oorspronkelijke havenfunctie en niet op verouderd recreatief aanbod. Anderzijds is dus sprake van een nieuwe ontwikkeling, zoals dat expliciet is toegestaan. Deze nieuwe ontwikkeling kan gefaseerd worden gerealiseerd, afgestemd op de marktvraag en dus de behoefte. In de regels wordt bepaald dat de verhuur via centrale bedrijfsmatige exploitatie plaatsvindt. Tevens is onderzoek gedaan ingevolge artikel 3.2.1 Bro. Dit betreft de toetsing aan de Ladder voor duurzame verstedelijking (Transformatie Havengebied Breskens, twee rapportages, onderbouwing appartementen, onderbouwing verschillende functies, 10 augustus 2017, Rho adviseurs voor leefruimte). Daarin is de motivering voor het opnemen van de functies in het programma en in het bestemmingsplan opgenomen.

De locatie en de beoogde bebouwing zijn onderscheidend van andere ontwikkelingen. Het betreft een herontwikkeling op een locatie direct aan de Westerschelde en Noordzee, dus met zeezicht, te midden van een havencomplex. Het betreft algehele transformatie van het gebied inclusief herstructurering en uitbreiding van de jachthaven naar een hoogwaardige voorziening. Hieraan wordt een zeezeilcentrum met jachthavenvoorzieningen toegevoegd met daarnaast bijbehorende voorzieningen en kleinschalige havengerelateerde bedrijven en horeca die bijdragen aan een goed woon-, leef- en verblijfsklimaat. Dit voldoet aan de voorwaarden inzake hoogwaardigheid. Dat komt ook tot uitdrukking in de opzet van bebouwing en de uitstraling van appartementengebouwen.

Het project heeft een innovatief karakter door de transformatie, waarbij de kwaliteiten van de locatie worden benut, en door de combinatie met nautische functies. Met deze nieuwe bebouwing en functies in het havengebied op dammen wordt overtuigend invulling gegeven aan het principe LAND IN ZEE. Deze ontwikkeling zorgt voor nieuwe werkgelegenheid, nieuwe voorzieningen en de herstructurering heeft een duidelijke toegevoegde waarde voor de omgeving en voor Breskens. Er verblijven alleen al meer recreanten en bewoners dichtbij het centrumgebied. Uit de analyses blijkt dat Breskens met deze transformatie een belangrijke impuls krijgt.

Regiovisies

Binnen de provincie Zeeland heeft elke regio zijn eigen unieke kenmerken. In aanvulling op de algemene strategieën per gebiedstype is daarom in de regiovisies voor de verschillende eilanden gedetailleerder ingegaan op de specifieke regionale kwaliteiten en opgaves. De herontwikkeling van het havengebied staat in de regiovisie voor West Zeeuws-Vlaanderen specifiek benoemd.

'Breskens ontwikkelt zich verder met een vergrote toeristische aantrekkingskracht door het bestaande havengebied en de omgeving te transformeren. Breskens behoudt haar belangrijkste pijler visserij, maar focust daarnaast op het uitbouwen van een internationaal centrum voor zeezeilen in combinatie met de uitbreiding en modernisering van de jachthaven. Het aangrenzend bedrijventerrein verandert in een verblijfsrecreatief gebied met commerciële functies gekoppeld aan visserij en de jachthaven. Om de verbinding met de omgeving te versterken wordt geïnvesteerd in routestructuren naar het dorp, strand en de haven.' (pagina 40).

De transformatie van de haven van Breskens maakt integraal deel uit van de regiovisie voor West Zeeuws-Vlaanderen, specifiek voor de badplaats Breskens. Alle relevante facetten van de transformatie zijn in de regiovisie vermeld.

Conclusie

De ontwikkelen die met dit bestemmingsplan mogelijk worden gemaakt, geven uitvoering aan het provinciaal beleid, houden voldoende rekening met de gestelde randvoorwaarden en geven invulling aan de specifieke ambitie voor het gebied zoals deze in de Kustvisie is beschreven.

4.4 Gemeentelijk beleid

Masterplan Havengebied Breskens (2015)

Het Masterplan Havengebied Breskens, vormt de ruimtelijke onderlegger voor de diverse ontwikkelingen die plaats zullen vinden binnen het havengebied. De gemeenteraad van Sluis heeft het Masterplan in de raadsvergadering van 25 juni 2015 vastgesteld.

In het Masterplan staan de volgende doelstellingen geformuleerd.

  • Behoud van de visserij in Breskens. Op deze manier blijft het Haven karakter van de haven van Breskens gewaarborgd.
  • Breskens als Zeezeilcentrum positioneren. De haven van Breskens is een prima uitvalsbasis voor zeezeilers, gezien de ligging dichtbij de Noordzee. Breskens wil zich op deze wijze profileren als hotspot voor zeezeilers.
  • Uitbreiding Jachthaven. Deze is noodzakelijk voor de profilering als hotspot voor zeezeilers en het daarbij behorende voorzieningenaanbod.
  • Versterken van de ruimtelijke relaties tussen de haven, het dorp en het strand.
  • Versterken van het karakter en de authenticiteit van Breskens.
  • Aantrekkelijke sfeervolle en dynamische leefomgeving.
  • Het realiseren van een Viscentrum.

Op het Masterplan is in hoofdstuk 2 uitvoerig ingegaan. In het ontwerpbestemmingsplan wordt een nadere uitwerking van het Masterplan opgenomen.

Krachtig verbonden, Visiedocument 2016-2020 (2016)

Het Visiedocument Krachtig Verbonden is een samensmelting van de gemeentelijke ruimtelijke structuurvisie en het beleidsplan op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo). In het visiedocument worden randvoorwaarden vanuit het gemeentelijke beleid gegeven waaraan het toekomstige bestemmingsplan voor het havengebied in Breskens moet voldoen. Voor wat betreft de transformatieopgave van het havengebied in Breskens zijn de volgende onderwerpen uit het visiedocument van belang.

  • Breskens is aangewezen als dragende kern met een centrumgebied. Vestiging van detailhandel wordt zoveel mogelijk geconcentreerd in de centrumgebieden. Ook wenst de gemeente hier meer flexibiliteit te creëren voor de vestigingsmogelijkheden van nieuwe bedrijven.
  • Breskens is aangewezen als hotspot voor verblijfsrecreatie die verder moet worden uitgebouwd. Naast de komst van nieuwe verblijfsrecreatie en het zeezeilcentrum met jachthavenvoorzieningen, wordt daarbij ingestoken op het realiseren van een slechtweervoorziening (zoals het Viscentrum) om een bijdrage te leveren aan een verlenging van het seizoen. Dit heeft een positief effect op de werkgelegenheid (meer jaarrond en minder seizoensarbeid).
  • Behoud van de menselijke maat in de woonomgeving door het beperken van nieuwe hoogbouw tot de kernen Breskens en Cadzand-Bad.
  • Betere afstemming van vraag en aanbod van parkeerplaatsen, met name ten aanzien van de ontwikkelingen in Breskens. Bij de realisatie van parkeerplaatsen dient de ruimtelijke inpassing en afstemming in de omgeving meegenomen te worden (beeldkwaliteit).
  • Bij nieuwbouwplannen dient nadrukkelijk onderbouwd te worden dat er in een specifieke behoefte voor een bepaalde doelgroep voorzien wordt. Nieuwbouw moet vraaggericht zijn en niet andersom.
  • In de woonvisie wordt aangegeven waar qua doelgroepen specifieke kansen kunnen worden benut: zorgbehoevende ouderen en ook op het gebied van kleinschalige kwalitatief hoogwaardige woningbouwontwikkelingen liggen er kansen.
  • Elke nieuwe woning dient in de basis levensloopbestendig te zijn.
  • Woningbouwplannen dienen aantoonbaar bij te dragen aan het aantrekkelijker maken van de woon- en leefomgeving waarbij herontwikkeling van ruimtelijke knelpunten voorop staat.
  • Er is sprake van een overaanbod aan recreatiewoningen (kwantiteit), terwijl de kwaliteit van de woningen in veel gevallen te wensen over laat (recreatieparadox). Deze problematiek speelt ook over de grens. Behoudens de bestaande zoeklocatie voor nieuwvestiging van verblijfsrecreatie (Lampzinspolder), is geen nieuwvestiging meer toegestaan.
  • Om te voorkomen dat recreatieappartementen voor langere perioden leeg staan, er voor leegstand gebouwd wordt en de gewenste economische spin of achterwege blijft, wordt verhuur van een complex gedeeltelijk verplicht gesteld. Momenteel wordt in opdracht van de provincie Zeeland onderzoek verricht naar het al dan niet opnemen van deze verplichting.

Evenementenbeleid Gemeente Sluis 2016

De gemeente Sluis heeft in 2016 de Nota evenementenbeleid vastgesteld. Samengevat is het doel van het evenementenbeleid het zorgen voor een goede balans tussen vermaak en veiligheid, tussen orde en overlast en tussen regels en ruimte en het formuleren van beleidsuitgangspunten (het bieden van een kader voor de belangenafweging) voor het al dan niet verlenen van evenementenvergunningen op grond van artikel 2:25 van de 'Algemene Plaatselijke Verordening gemeente Sluis', hierna te noemen APV. Deze nota vormt de basis waarop de vergunningverlening in de periode gedurende de afgelopen jaren heeft plaatsgevonden.

  • De nota is van toepassing op evenementen in de openlucht, inclusief tenten, en gebouwen.
  • Het criterium hierbij is dat het evenement 'voor het publiek toegankelijk' moet zijn.
  • Evenementen verschillen ook naar de benodigde voorbereiding c.q. advisering bij gemeentelijke en operationele diensten en overlasteffecten naar de omgeving. Sinds 2006 zijn de evenementen (voor wat betreft het evenementenbeleid in de gemeente Sluis) onderverdeeld in de volgende categorieën.
  • Klein evenement
    Duurt maximaal één dag, en heeft geen versterkte muziek na 21.00 uur, en duurt tot uiterlijk 24.00 uur, en heeft lokale uitstraling, en er worden geen doorgaande wegen afgesloten, en vormt uit milieu- of natuurbeschermingsoogpunt geen bezwaar en zal (eventueel op basis van ervaring) niet leiden tot klachten.
  • Middelgroot evenement
    Heeft een bovenlokale uitstraling, en/of versterkte muziek in avond- en nachtperiode, en/of vergt nadere verkeersmaatregelen, en/of enige hinder of overlast voor de omgeving, een en ander ter beoordeling van de burgemeester, en/of vergt nadere aandacht politie of brandweer, en er kan naast een aantal specifieke voorschriften doorgaans worden volstaan met standaardvoorschriften.
  • Groot evenement
    Heeft een (boven-)regionale uitstraling, en/of zal naar verwachting extra hinder of overlast opleveren voor omgeving, een en ander ter beoordeling van de burgemeester, en/of verwacht risico op aantasting openbare orde, eventueel gelet op ervaringen uit het verleden, en/of inzet politie, brandweer of GHOR (= Geneeskundige Hulp bij Ongevallen en Rampen) is noodzakelijk.
  • Het stellen van een op maat gesneden geluidsnorm levert in de praktijk niet altijd het gewenste resultaat op. Het koppelen van geluid aan de eindtijd van het evenement geeft duidelijkheid naar de burger toe en creëert een groter draagvlak dan het opleggen van op maat gesneden geluidsnormen of het bijvoorbeeld verplicht instellen van geluidsbegrenzers.
  • Als eindtijd voor evenementen is in de Nota evenementenbeleid 24.00 uur voor muziek gehanteerd en als eindtijd voor het evenement 00.30 uur (zondag tot en met donderdag). Op vrijdag, zaterdag en dagen vóór een officiële feestdag geldt 01.00 uur als eindtijd voor de muziek en 01.30 uur voor het evenement zelf. De evenement moeten voldoen aan dit beleid.
  • De overlast voor omwonenden moet zoveel mogelijk voorkomen of beperkt worden. Voor wat betreft de parkeersituatie dient de organisatie (voor zover mogelijk) ervoor te zorgen dat er voldoende parkeergelegenheid voor bezoekers is en moet de organisatie er voor zorgen dat er voldoende bewegwijzering is aangebracht naar het parkeerterrein en verkeersregelaars worden ingezet. Omwonenden mogen gedurende de evenementen zo min mogelijk overlast ondervinden van geparkeerde auto's van bezoekers. Bij de parkeergelegenheid moeten medewerkers aanwezig zijn om het parkeren in goede banen te leiden en toezicht te houden.

Het havengebied van Breskens wordt op basis van het Masterplan als een passende alternatieve locatie aangemerkt voor meerdere en ook voor enkele grotere evenementen.

Toetsing aan gemeentelijk beleid

De transformatie van de haven van Breskens beantwoordt nadrukkelijk aan het algemene beleid gericht op het aanpakken van ruimtelijke knelpunten en het verbeteren van de leefomgeving. Dat gebeurt met het transformatieplan in vele facetten.

  • De plannen voorzien in het aantrekkelijker maken van de woon- en leefomgeving van Breskens. Met de herontwikkeling worden ruimtelijke knelpunten aangepakt en opgelost. Het verouderde havengebied wordt getransformeerd naar een levendig gebied. Dit gebied gaat deel uitmaken van het stedelijk gebied gezien de uitwisseling van functies tussen de gebieden en toevoeging van verblijfsaccommodatie voor recreanten en bewoners.
  • Nabij het centrumgebied ontstaat een gebied met een specifieke aantrekkingskracht voor zeezeilers en andere bezoekers van de jachthaven die wordt geherstructureerd en uitgebreid. De voorzieningen en horeca spelen specifiek in op die doelgroep. De aantrekkingskracht van Breskens krijgt daarmee een impuls. Dat zal ook in het centrumgebied van Breskens, met een goed voorzieningenniveau en reeds nu al met een specifieke aantrekkingskracht voor toeristen en recreanten, merkbaar worden.
  • De positie van Breskens wordt versterkt, dat is een onmiskenbaar gegeven. Het centrumgebied zelf wordt weliswaar niet uitgebreid. Binnen dat centrumgebied zijn overigens wel uitbreidingen mogelijk. De gemeente werkt actief mee aan plannen voor versterking van de centrumpositie, zoals aan uitbreiding van detailhandelsvestigingen in het centrum. Door de toename van recreanten, bewoners en van de bezoekers aan het Viscentrum, zal het bezoek aan het centrumgebied ook toenemen.
  • Met hoogbouw aan de kades wordt een ander segment aan het woningaanbod toegevoegd, in aanvulling op de appartementenbouw die reeds binnen het dorpsgebied heeft plaatsgevonden. De nieuwe appartementengebouwen zorgen voor extra bewoners en verblijfsrecreanten in een vorm die in Breskens passend is. Daarbij wordt uitgegaan van een hoogwaardig marktsegment. Samen met de reeds bestaande behoefte aan hoogwaardige recreatie- en woonvoorzieningen die zich al in de bestaande situatie voordoet, biedt deze toevoeging een impuls aan de versterking van het voorzieningenniveau.
  • Het Viscentrum voegt een aparte dimensie toe aan het voorzieningenniveau en aanbod van Breskens op de eerste plaats en voor de gemeente Sluis als geheel. Het wordt een belangrijke slechtweervoorziening en een voorziening die zorgt voor seizoensverlenging. De combinatie van verschillende functies, zoals de vismijn en visserijmuseum, heeft een grotere aantrekkingskracht ten opzichte van de bestaande verspreid gelegen functies in het havengebied.
  • De parkeerbehoefte wordt binnen het plangebied opgevangen. Er zullen voldoende parkeerplaatsen worden gerealiseerd. Hiervoor is onder meer ruimte in de sokkel van de appartementengebouwen. Deze sokkel krijgt een passende beeldkwaliteit omdat in die sokkel ook ruimte wordt geboden voor voorzieningen en kleinschalige havengerelateerde bedrijven alsmede horeca. Aanvullend kan in de openbare ruimte voldoende parkeergelegenheid worden aangelegd.
  • De nieuwbouwplannen richten zich op het marktsegment met bewoners en recreanten die specifiek zeezicht wensen. In dat opzicht voorzien de bouwprogramma's in Breskens en Cadzand-Bad weliswaar deels in die vraag, maar duidelijk is dat daaraan nog meer behoefte bestaat. Deze vorm van bouw onderscheidt zich wat dat betreft van recreatiewoningen en reguliere woningen in grondgebonden vorm. Voor die vormen wordt gelet op het overaanbod, geen toevoeging meer toegestaan, behalve in de Lamzinspolder. De bouw van appartementengebouwen zorgt voor een vorm van recreëren aan de oever van de Westerschelde met zeezicht, die onderscheidend is en Breskens en de gemeente Sluis als recreatiegemeente een unieke impuls geeft.
  • Er is ruimte voor een hoge servicegraad, zodat dit plan ook interessant is voor zorgbehoevende ouderen; enige clustering van appartementen voor gezamenlijke zorgvoorziening is denkbaar. Dit laat onverlet dat dit project andere kleinschaliger projecten niet in de weg staat. De appartementenbouw staat op zichzelf al borg voor levensloopbestendigheid, gecombineerd met toepasselijke maatregelen in die appartementen op het niveau van de inrichting. Dat zijn echter zaken die op een te klein detailniveau spelen ten opzichte van dit bestemmingsplan.
  • De appartementenbouw kan fasegewijs worden ontwikkeld, zodat steeds wordt ingespeeld op de behoefte. Hiermee wordt voorkomen dat recreatieappartementen voor langere perioden leeg staan en dat voor leegstand gebouwd wordt. De afgelopen jaren is de verkoopsnelheid van appartementen opmerkelijk groot geweest. De gerealiseerde appartementenbouw heeft niet geleid tot leegstand. Verhuur van de complexen vindt plaats via een centrale bedrijfsmatige exploitatie.
  • De wijze waarop evenementen, zeker ook de jaarlijkse grootschalige evenementen, worden georganiseerd waarborgen een goed verloop. Natuurlijk zijn de effecten merkbaar. Kenmerkend is dat de organisatie steeds zorgt voor passende maatregelen en een ordelijk en juist ook veilig verloop hiervan. Via het vergunningenstelsel zal dit als zodanig worden gecontinueerd.

In navolging van de transformatie en kwaliteitsverbetering van het Spuiplein wordt nu ingezet op transformatie van het havengebied. Dat is een meer ingrijpende ontwikkeling. De locatie kan hiervoor uitstekend worden benut; dat is ook nodig om verloedering te voorkomen. Het recreatieve verblijf, de nieuwe woonkwaliteit, aanvullende voorzieningen en uitbouw van de jachthaven met extra ligplaatsen, een herverdeling van de bestaande ligplaatsen en een zeezeilcentrum met jachthavenvoorzieningen vormen het unieke concept voor een kwaliteitsimpuls voor Breskens. Daarbij speelt het Viscentrum een belangrijke rol door de situering op het scharnierpunt van het centrumgebied en het havengebied.

4.5 Conclusie en randvoorwaarden

Conclusie

Met dit bestemmingsplan wordt invulling gegeven aan de beleidskeuze van het Rijk, de provincie Zeeland en de gemeente Sluis om de haven van Breskens te transformeren van de huidige handels- en vissershaven naar een aantrekkelijk woon- en recreatiemilieu en een hotspot voor verblijfsrecreatie en watersport (zeezeilen). Een unieke kans voor versterking van de positie en aantrekkelijkheid van Breskens en van de gemeente Sluis wordt op een onderscheidende wijze benut.

De initiatiefnemers, de provincie Zeeland en de gemeente Sluis hebben een intentieovereenkomst gesloten om hun afspraken over en inzet voor dit project vast te leggen. Hiermee hebben de gemeente en de provincie het Masterplan als uitgangspunt voor de besluitvorming overgenomen. Het Masterplan is bepalend voor wat betreft het beoogde eindbeeld van het havengebied zodra de transformatie gereed is (zie hoofdstuk 2). Daar waar wordt afgeweken van het Masterplan, wordt dat in hoofdstuk 5 van deze plantoelichting (bij het onderdeel landschap) nadrukkelijk aangegeven. Daar wordt ook gemotiveerd waarom het aanvaardbaar is dat op enkele onderdelen van de uitgangspunten wordt afgeweken.

Randvoorwaarden

Vanuit het ruimtelijk beleidskader geldt voorts een aantal randvoorwaarden.

  • Omdat sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling dient de realisatie van de nieuwe appartementen voor recreatieve en permanente bewoning te worden onderbouwd overeenkomstig de criteria van 'de ladder voor duurzame verstedelijking'. Dat geldt ook voor de uitbreiding van het aantal ligplaatsen in de jachthaven en de toevoeging van verschillende functies (voorzieningen en kleinschalige havengerelateerde bedrijven, horeca en zeezeilcentrum met jachthavenvoorzieningen). Deze onderbouwing komt in paragraaf 5.2 van deze plantoelichting aan bod.
  • De uitbreiding van de jachthaven moet worden getoetst aan de hand van de criteria van de vaarwegbeheerder. Deze toetsing is gedaan in een separate rapportage bij het MER. In paragraaf 5.6 worden de resultaten van deze toetsing samengevat weergegeven.
  • De uitkomsten van het ecologisch en landschappelijk onderzoek dat is uitgevoerd in het MER zijn weergegeven in paragraaf 5.3 en 5.7. In deze paragrafen wordt ingegaan op de effecten van de voorgenomen transformatie op de NNZ en op de effecten op het landschap.
  • In paragraaf 5.7 wordt ook ingegaan op de vraag hoe invulling is gegeven aan de stedenbouwkundige randvoorwaarden uit het Masterplan.

Het project heeft een innovatief karakter door transformatie waarbij de kwaliteiten van de locatie worden benut, zowel verblijfsrecreatie en permanente bewoning in appartementen worden mogelijk gemaakt en door de combinatie met nautische functies, waaronder met name de nautisch georiënteerde voorzieningen en het zeezeilcentrum. De opzet van de transformatie geeft invulling aan het principe van LANDINZEE zoals de provincie Zeeland die als doelstelling voor de ontwikkeling van Zeeland voorstaat.

Aanbieden van appartementen voor recreatieve verhuur

De provincie Zeeland en de gemeente Sluis hebben door middel van een pilot beoordeeld op welke wijze de verhuurplicht voor verblijfsrecreatie in beleid en in een bestemmingsregeling kan worden opgenomen. Het algemene uitgangspunt is dat de appartementen voor verblijfsrecreatie worden aangeboden voor verhuur voor verblijfsrecreatie voor ten minste 120 dagen per jaar en tegen een marktconforme prijs. Die verhuur zal alleen gebeuren in de vorm van centrale bedrijfsmatige exploitatie. Daarmee wordt bereikt dat (een deel van) het aanbod beschikbaar komt en blijft voor verblijfsrecreanten in het algemeen. Als gevolg van de pilot is het mogelijk om van deze voorwaarde, die in beginsel geldt voor alle recreatieappartementen binnen het plan, af te wijken. In de planregels is een afwijkingsbevoegdheid opgenomen, waarbij voor twee derde van het aantal appartementen dat wordt gebruikt voor verblijfsrecreatie, kan worden afgezien van verplichte verhuur. Bij het toepassen van die afwijkingsbevoegdheid is het mogelijk per appartement duidelijkheid te bieden of de verplichting tot het aanbod van verhuur wel of niet van toepassing is. Een afwijking van de verplichting tot verhuur betekent overigens niet dat het appartement gebruikt mag worden voor permanente bewoning.

Voorts is onderzoek verricht naar het realiseren van appartementen in het hoge segment van de markt voor wonen en verblijfsrecreatie (Brief Gedeputeerde Staten aan Presidium Provinciale Staten, Afspraken verhuurplicht Sluis, 7 december 2017; Besluit gemeenteraad Sluis, 25 januari 2018). Uit dit onderzoek blijkt dat het aanbod van dat segment geen invloed heeft op de het bestaande of nog te realiseren aanbod aan appartementen in de gemeente Sluis. Het betreft appartementen die in een hogere prijsklasse zitten als gevolg van een onderscheidende ruimtelijke kwaliteit van een appartement, ten opzichte van andere appartementen. Deze onderscheidende kwaliteiten worden onder meer gevormd door een onderscheidende ligging gelet op uitzicht, zonlichtinval, zonuren, daglichttoetreding in combinatie met een zeker minimum aan gebruiksoppervlak. Met een wijzigingsbevoegdheid kan het gebruik van deze appartementen worden gewijzigd, zodanig dat deze appartementen gebruikt kunnen worden voor zowel permanente bewoning als voor verblijfsrecreatie. Daartoe behoren ook de mogelijkheden van deeltijdwonen en het gebruik van het appartement als tweede woning.

De maxima voor appartementen voor verblijfsrecreatie (360 appartementen) en voor wonen (100 appartementen) zijn op dit additionele aanbod niet van toepassing. Die appartementen mogen namelijk voor beide functies en dus ook afwisselend worden gebruikt. Het additionele aanbod zorgt in de praktijk voor vermindering van het aantal appartementen voor verblijfsrecreatie in een ander segment dan het hogere, additionele segment. Van belang is dat het maximum aantal te realiseren appartementen met 460 appartementen ongewijzigd blijft. Het maximum aantal van 460 appartementen is in de wijzigingsbevoegdheid vastgelegd. In een wijzigingsplan kan het adres van het betreffende appartement worden vermeld. 

De in de regels opgenomen verplichting geldt alleen indien die verplichting als zodanig is opgenomen in de Verordening Ruimte provincie Zeeland. Wordt de provinciale verordening nog aangepast, dan biedt een tweede wijzigingsbevoegdheid ruimte voor afstemming van de regels op de dan gewijzigde provinciale regelgeving.

Het vorenstaande wordt verwerkt in de provinciale verordening. Het wordt aangemerkt als het additionele programma op grond van de pilot . Daarbij is de genoemde pilot van belang. Dat onderzoek betreft een aanvulling op de laddertoetsen die zijn weergegeven in paragraaf 5.2. De genoemde laddertoetsen behoeven geen aanpassingen. De toevoeging van het additionele programma betekent namelijk een vervanging van het programma voor alleen verblijfsrecreatie. Dat betekent concreet dat van de aangetoonde behoefte aan recreatieappartementen een kleiner aantal appartementen daadwerkelijk enkel en alleen voor die behoefte wordt gerealiseerd. Er wordt een aanvullend gebruik voorzien binnen een segment waarvan de behoefte reeds is aangetoond. Deze aanvullende gebruiksmogelijkheden als gevolg van het toevoegen van de permanente woonfunctie, worden gerealiseerd in een marktsegment dat geen invloed heeft op de markt voor permanent bewoonde appartementen en appartementen voor verblijfsrecreatie in de gemeente Sluis.

4.6 Overwegingen bij de gewijzigde vaststelling

4.6.1 Additioneel programma

Bij de gewijzigde vaststelling is ten aanzien van het additionele programma het volgende specifiek overwogen. Voor de volledige overwegingen wordt verwezen naar het rapport Zienswijzen & ambtshalve wijzigingen, paragraaf 4.2.9.

Met de wijzigingsbevoegdheid zoals opgenomen in artikel 4.5.1 voor het additionele programma is bedoeld ruimte te bieden voor de toevoeging van woningen voor een specifiek segment deeltijdwonen. Het betreft woningen die additioneel zijn op het programma voor permanent bewoonde en recreatief gebruikte appartementen, zonder dat dit invloed heeft op het aanbod elders in de gemeente Sluis. Het betreft dan appartementen die elders niet worden aangeboden. In de oorspronkelijke regeling is dit geconcretiseerd in bedragen. Het verdient de voorkeur aan te sluiten bij de provinciale regelgeving hieromtrent en de bedoeling van dit additionele programma sterker naar voren te laten komen (Ontwerp Omgevingsplan Zeeland 2018, paragrafen 5.4 en 8.6). Hiermee vervalt de bepaling waarin bedragen voor bouwkosten en verkoopprijzen van appartementen waren genoemd. Tevens is een koppeling aan de provinciale verordening niet nodig. De bestemmingsregeling wordt hierop aangepast.

Hoofdstuk 5 Onderzoek

5.1 Inleiding

Onderbouwing van de behoefte en zorgvuldige afweging

In dit hoofdstuk wordt een samenvatting gegeven van de sectorale onderzoeken die zijn uitgevoerd om de transformatieopgave van de haven in Breskens te onderbouwen. In paragraaf 5.2 wordt als eerste een samenvatting gegeven van het behoefteonderzoek voor de nieuwe (recreatie)appartementen, voorzieningen en kleinschalige havengerelateerde bedrijven, horeca, zeezeilcentrum met jachthavenvoorzieningen en uitbreiding van ligplaatsen die gedurende de transformatie in het gebied worden gerealiseerd.

Voor een zorgvuldige beoordeling van het project in het kader van een goede ruimtelijke ordening is onderzoek verricht naar de locatiekeuze en de effecten op de bestaande dorpskern van Breskens.

Programma

In het onderzoek is het volgende programma onderzocht.

Tabel 5.1 Programma transformatie havengebied Breskens

functie   maximale aantal eenheden of oppervlakte (m2 bvo)  
Appartementen
Appartementen voor verblijfsrecreatie
Appartementen voor permanente bewoning  
460 eenheden
360 eenheden
100 eenheden  
Jachthaven en herstructurering bestaande jachthaven
Uitbreiding ligplaatsen  

100 ligplaatsen  
Voorzieningen en kleinschalige havengerelateerde bedrijven
Detailhandel en dienstverlening
Cultuur, ontspanning en sport, zoals atelier, fitnesscentrum, sauna, sportschool, wellness
Zeezeilcentrum (kantoren, leslokalen, logies (250 m2), sanitair, sportruimtes), jachthavenvoorzieningen en kantoren
Bedrijven categorie 1 en 2 Staat van Bedrijfsactiviteiten  
5.000 m2
1.000 m2
1.000 m2

1.500 m2

1.500 m2  
Horeca   2.500 m2  
Viscentrum
Vismijn
Visserijmuseum
Visserij-Experience inclusief ondergeschikte detailhandel
Boomkorkotter met interactieve tentoonstelling
Detailhandel vis/visserij gerelateerde producten
Horecagelegenheid
Kantoorruimte en dienstverlening
Gezamenlijke functies: entree, toiletten etc.  


800 m2
300 m2
320 m2
 
4.270 m2
1.800 m2
1.420 m2


200 m²
400 m2
200 m2
250 m2  
Voldoende parkeervoorzieningen
Verkeersverbindingen voor gemotoriseerd verkeer
Verkeersverbindingen voor langzaam verkeer
Maatregelen die voortvloeien uit het MER  

Milieuonderzoeken

Vervolgens zijn de toetsingskaders, de samenvattingen en de conclusies van de milieuonderzoeken voor het programma weergegeven, zoals deze op basis van het MER in dit bestemmingsplan mogelijk is gemaakt. Hierbij worden de effecten van de beoogde herontwikkeling van het havengebied in Breskens getoetst aan het beleid en de normstelling. Tevens is per aspect beschreven op welke wijze een vertaling naar de bestemmingsregeling heeft plaatsgevonden. In dit hoofdstuk wordt volstaan met een beknopte toetsing aan geldende normen en toetsingskaders. Voor een gedetailleerde beschrijving van de effecten (en de onderzochte alternatieven) wordt verwezen naar het MER (bijlage 4) en het Bijlagenboeken in de bijlagen 5 en 6.

5.2 Behoefteonderzoek

5.2.1 Oplegnotitie Ladder Havengebied Breskens

Bij de voorbereiding van het bestemmingsplan zijn uitgebreide behoeftestudies verricht naar de (nieuwe) functies in het havengebied. Daartoe heeft Rho twee rapportages opgesteld, met als titel: “Onderbouwing verschillende functies” en “Onderbouwing appartementen”, die als bijlage 2 en bijlage 3 bij deze plantoelichting zijn gevoegd.

Naar aanleiding van zienswijzen is door middel van de Oplegnotitie Ladder Havengebied Breskens verduidelijkt hoe de behoefte aan de verschillende functies die het bestemmingsplan mogelijk maakt, is onderbouwd. Daarbij wordt de verantwoordingsplicht van artikel 3.1.6 lid 2 van het Besluit ruimtelijke ordening (“Bro”), aangeduid als de Ladder voor duurzame verstedelijking, als leidraad gehanteerd.

De oplegnotitie is als bijlage 13 toegevoegd evenals de bijbehorende kaart waarop de functies in het centrumgebied en havengebied van Breskens zijn weergegeven (bijlage 14). Tevens is een vergelijking opgesteld van het aanbod aan detailhandel en horecavoorzieningen in toeristische kernen in Zeeland (bijlage 15).

De passages uit de oplegnotitie zijn in deze paragraaf opgenomen. De tekstpassages die in deze paragraaf in het ontwerpbestemmingsplan waren opgenomen zijn hiermee vervangen.

5.2.2 Ladder voor duurzame verstedelijking en goede ruimtelijke ordening

Transformatie

Het bestemmingsplan maakt de transformatie van het huidige havengebied van Breskens in een levendig verblijfsgebied planologisch mogelijk. De bestaande handels- en visserijactiviteiten in het gebied lopen al jaren terug, waardoor er leegstand en verpaupering is opgetreden. Daarnaast mist het havengebied aansluiting op de bestaande kern van Breskens. De gemeenteraad heeft in 2015 het Masterplan Havengebied Breskens vastgesteld. In het Masterplan zijn de ruimtelijke uitgangspunten voor de beoogde transformatie verankerd. De transformatie sluit aan bij het provinciale Omgevingsplan 2012-2018 (par. 3.1.6, 3.1.9 en kaart 3) dat Breskens aanwijst als “hotspot” waar de verblijfsrecreatie en de jachthaven verder ontwikkeld moeten worden.

Ladder voor duurzame verstedelijking

Artikel 3.1.6 van het Bro bevat regels waaraan (de toelichting bij) een bestemmingsplan (in ieder geval) moet voldoen. In artikel 3.1.6 lid 2 is het volgende bepaald:

“De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.”.

 

Hierna zal worden beoordeeld in hoeverre er sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling en of, zover sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling, deze ontwikkeling binnen bestaand stedelijk gebied plaatsvindt.

Nieuwe stedelijke ontwikkeling

Onder een “stedelijke ontwikkeling” wordt op grond van artikel 1.1.1 lid 1 onder i van het Bro het volgende verstaan:

“ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen;”.

 

Van een nieuwe stedelijke ontwikkeling is sprake als er, in vergelijking met het voorgaande bestemmingsplan, nieuw ruimtebeslag plaatsvindt en/of als er sprake is van een wezenlijke functiewijziging. Bij het benutten van nog niet benutte, maar op grond van het vorige bestemmingsplan reeds bestaande, planologische mogelijkheden, is er geen sprake van een nieuwe stedelijke ontwikkeling.

Het bestemmingsplan voorziet niet in een nieuwe stedelijke ontwikkeling, voor zover het bestemmingsplan de herinrichting van enkele reeds bestaande functies in het plangebied, die overigens ook niet leiden tot meer ruimtebeslag, mogelijk maakt. Daarnaast voorziet het bestemmingsplan in een verplaatsing van enkele bestaande functies. Ook deze verplaatsing kwalificeert niet als een nieuwe stedelijke ontwikkeling. Voor zover sprake is van een vergroting van de betreffende functies, zoals het visserijmuseum en de vismijn, is wel sprake van een nieuwe stedelijke ontwikkeling.

Overzicht programma

Het programma ziet er schematisch als volgt samengevat uit.

Tabel 5.2 Overzicht functies en beoordeling stedelijke ontwikkeling

functie   maximale aantal eenheden of oppervlakte (m2 bvo)   Situatie   Nieuwe stedelijke ontwikkeling   Onderbouwing in het MER of bestemmings-plan  
Appartementen
 
460 eenheden   Toevoeging.   Ja   Ja  
Appartementen voor verblijfsrecreatie   360 eenheden   Toevoeging.
 
Ja
 
Ja  
Appartementen voor permanente bewoning   100 eenheden   Toevoeging.   Ja   Ja  
Uitbreiding jachthaven en herstructurering bestaande jachthaven   550 ligplaatsen
 
Bestaande situatie, geregeld in het bestemmingsplan Waterfront Breskens (artikel 8 lid 3 onder a). Herschikking.   Nee   Ja  
  30 ligplaatsen





 
Niet opgenomen in bestemmingsplan of in vergunning. Aanwezige ligplaatsen. Herschikking.
 
Ja
 
Ja  
  70 ligplaatsen   Niet opgenomen in bestemmingsplan of in vergunning. Aanwezige ligplaatsen bootsportvissersvereniging De Honte. Herschikking.   Ja   Ja  
Uitbreiding ligplaatsen   100 ligplaatsen   Toevoeging.   Ja   Ja  
Voorzieningen en kleinschalige havengerelateerde bedrijven   5.000 m²
 
     
Detailhandel en dienstverlening   1.000 m²   Toevoeging.   Ja    
Cultuur, ontspanning en sport, zoals atelier, fitnesscentrum, sauna, sportschool, welness   1.000 m²   Toevoeging.   Ja    
Zeezeilcentrum (kantoren, leslokalen, logies (250 m²), sanitair, sportruimtes), jachthavenvoorzieningen en kantoren   1.500 m²   Toevoeging.   Ja    
Bedrijven categorie 1 en 2 Staat van Bedrijfsactiviteiten   1.500 m²   Beperking oppervlakte bedrijvigheid ten opzichte van het bestemmingsplan Bedrijventerreinen Sluis en bestemmingsplan Waterfront Breskens. Bestaande bedrijvigheid wordt in nieuw gebouw gesitueerd (BYC) en deels verplaatsing (Meeusen). KNRM blijft op de huidige locatie gevestigd.
De als zodanig bestemde oppervlakte bedrijventerrein van 55.500 m2 wordt met 47.500 m2 verminderd. Er resteert 8.000 m2 bedrijfsareaal.
 
Nee   Ja  
Detailhandel boten en accessoires   3.000 m2
 
Beperking van huidige mogelijkheden. Bestemmingsplan Waterfront Breskens biedt ruimte voor 29.000 m2 detailhandel in volumineuze goederen toe: auto's, boten, caravans en landbouwwerktuigen (artikel 3.1.1 onder u).   Nee
 
Nee  
Horeca   2.500 m²   Toevoeging.   Ja   Ja  
Viscentrum  
 
4.270 m²       Ja  
Vismijn     1.800 m²   In bestemmingsplan Waterfront Breskens is 2.650 m2 toegestaan (artikel 10, lid 1 onder a). Inperking van oppervlakte.
 
Nee
 
Ja  
Visserijmuseum   800 m²
 
1.420 m²   In bestemmingsplan Waterfront Breskens 850 m2 toegestaan (artikel 14, lid 1). Het museum wordt verplaatst. Voor het overige worden bijbehorende functies uitgebreid.   Museum nee. Overig ja.
 
Ja  
Visserij-Experience inclusief ondergeschikte detailhandel   300 m²          
Boomkorkotter met interactieve tentoonstelling   320 m²          
Detailhandel vis/visserij gerelateerde producten
 
  200 m²       Ja  
Horecagelegenheid, exclusief 50 m2 terras     400 m²       Ja  
Kantoor en dienstverlening     200 m²       Ja  
Gezamenlijke functies: entree, toiletten etc.     250 m²       Ja  

Diverse functies worden verplaatst, zoals het museum en bedrijvigheid. Dit zijn geen nieuwe stedelijke ontwikkelingen. Voor het overige maakt het bestemmingsplan wél een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk. Voor de functies die als nieuwe stedelijke ontwikkeling aangemerkt moeten worden, bevat deze oplegnotitie de verantwoording die artikel 3.1.6 lid 2 van het Bro vereist. Grotendeels betreft het een samenvatting van de informatie uit de eerdere behoefterapporten van Rho (bijlage 2 en bijlage 3 bij de plantoelichting).

In het bestemmingsplan Waterfront Breskens zijn 550 ligplaatsen toegestaan. Daarnaast zijn nog 30 ligplaatsen aanwezig evenals 70 vissersboten. Aan deze bestaande 30 ligplaatsen en ruimte voor 70 vissersboten bestaat behoefte, zoals blijkt uit het bestendige reeds jarenlange (intensieve) gebruik van de betreffende plaatsen. De jachthaven wordt verder uitgebreid met 100 nieuwe ligplaatsen, zodat het aantal ligplaatsen op 680 komt met daar bovenop 70 vissersboten. Dit wordt artikel 7.3 onder a van de planregels verduidelijkt: 'a. het aantal ligplaatsen voor de jachthaven bedraagt maximaal 680. Daar bovenop bedraagt het aantal ligplaatsen voor vissersboten maximaal 70;'. De uitbreiding van het aantal ligplaatsen vormt een nieuwe stedelijke ontwikkeling.

Voor het overige maakt het bestemmingsplan wél een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk. Voor de functies die als nieuwe stedelijke ontwikkeling aangemerkt moeten worden, bevat deze oplegnotitie de verantwoording die artikel 3.1.6 lid 2 van het Bro vereist. Grotendeels betreft het een samenvatting van de informatie uit de eerdere behoefterapporten van Rho (bijlage 2 en bijlage 3 bij de plantoelichting).

Bestaand stedelijk gebied

Op grond van artikel 1.1.1 lid 1 onder h van het Bro wordt onder “bestaand stedelijk gebied” verstaan:

“bestaand stedenbouwkundig samenstel van bebouwing ten behoeve van wonen, dienstverlening, bedrijvigheid, detailhandel of horeca, alsmede de daarbij behorende openbare of sociaal culturele voorzieningen, stedelijk groen en infrastructuur.”.

Hieronder is het plangebied op een luchtfoto met aangeduid evenals de begrenzing van bestaand bebouwd gebied zoals opgenomen in het Omgevingsplan Zeeland.

afbeelding "i_NL.IMRO.1714.jachthavenBreskens-VG01_0032.jpg"

Figuur 5.1 Visualisatie bestaand stedelijk gebied met het plangebied

De afbeelding, in combinatie met de geldende bestemmingsplannen, toont aan dat sprake is van een bestaand stedenbouwkundig samenstel van bebouwing met daarbij behorende (openbare) voorzieningen. Dat betekent dat sprake is van bestaand stedelijk gebied in de betekenis die de Ladder voor duurzame verstedelijking daaraan geeft.

Verantwoordingskader Ladder voor duurzame verstedelijking

De ladder bestaat sinds 1 juli 2017 uit twee onderdelen:

Onderdeel 1

Het eerste onderdeel van de Ladder bestaat uit een beschrijving van de “behoefte” aan de nieuwe stedelijke ontwikkeling. Bij deze beschrijving moet aandacht besteed worden aan de (afbakening van de) relevante marktregio. Het gaat er in de kern om dat er binnen de relevante marktregio sprake is van een behoefte. In deze oplegnotitie zal per functie of cluster van functies het ruimtelijk verzorgingsgebied worden afgebakend en de behoefte aan de functie(s) worden beschreven.

Onderdeel 2
Het tweede onderdeel van de Ladder is pas relevant, indien de nieuwe stedelijke ontwikkeling is voorzien buiten bestaand stedelijk gebied. Omdat het bestemmingsplan geen ontwikkelingen mogelijk gemaakt buiten bestaand stedelijk gebied, maar uitsluitend – gelet op de bovenstaande definitie – binnen bestaand stedelijk gebied, is dit tweede onderdeel van de Ladder niet van betekenis.

5.2.3 Jachthaven (uitbreiding ligplaatsen)

Omschrijving functie

Het bestemmingsplan voorziet in een herstructurering van de jachthaven en maakt daarbij een uitbreiding met maximaal 100 ligplaatsen mogelijk. Concreet gaat het om een nieuwe indeling van de bestaande ligplaatsen in de jachthaven, een verplaatsing van 70 sportvissersboten en een (gehele) verplaatsing van de visserijactiviteiten naar de Handelshaven. Op dit moment telt de jachthaven 550 ligplaatsen die planologisch zijn verankerd (zie artikel 8 lid 3 onder a van de planregels van het geldende bestemmingsplan Waterfront Breskens). Daarnaast is het feitelijke aantal ligplaatsen vanwege de stijgende vraag de afgelopen jaren met 30 ligplaatsen uitgebreid. In dit nieuwe bestemmingsplan worden deze ligplaatsen positief bestemd en worden er in aanvulling daarop nog 100 nieuwe ligplaatsen mogelijk gemaakt. Daarvan maakt een steiger deel uit die specifiek wordt aangelegd voor superjachten. Tevens wordt de bezoekerssteiger verlengd. Dit sluit aan op de herstructurering van de bestaande inrichtingen van de jachthaven. Het maximale aantal van 680 ligplaatsen voor de jachthaven en 70 ligplaatsen ten behoeve van bootsportvissersvereniging De Honte is planologisch geborgd in artikel 7.3 onder a van de planregels.

Verantwoording van de behoefte

Relevante marktregio

De jachthaven van Breskens is een zeehaven. Zeejachthavens moeten worden onderscheiden van jachthavens die niet rechtstreeks aan zee zijn gelegen, waartoe onder meer jachthavens die gesitueerd zijn bij afgesloten (zoet)water behoren. De zee pleziervaart is een aparte tak van sport. Dit houdt in het varen over grotere afstanden, buitengaats, dus op volle zee, met sterkere afwisseling van stromingen, mogelijk zonder zicht op en nabijheid van land en daarmee langduriger tochten van een ander kaliber dan zeilen op binnenwateren. Dat betekent dat jachthavens die niet rechtstreeks aan zee zijn gelegen, niet tot de relevante marktregio behoren. Daarnaast ligt de jachthaven in Breskens nabij België en zal hierdoor meer Belgische zeezeilers trekken ten opzichte van de jachthavens in Scheveningen en IJmuiden.

Dit betekent dat de relevante marktregio bestaat uit de zeehavens voor pleziervaart die in de provincie Zeeland en in België zijn gelegen. De Zeeuwse havens voor pleziervaart zijn op onderstaande afbeelding aangeduid:

afbeelding "i_NL.IMRO.1714.jachthavenBreskens-VG01_0033.jpg"

Figuur 5.2 Marktregio jachthaven

De afbeelding toont aan dat alleen de recent ontwikkelde haven in Cadzand-Bad (meest zuidwestelijk gelegen jachthaven; 2017) een zeehaven is. De betreffende haven telt 125 ligplaatsen. Op dit moment benadert de bezettingsgraad de 100%. Bij de haven van Cadzand-Bad zijn op dit moment, anders dan bij de jachthaven in Breskens, geen voorzieningen aanwezig op het gebied van bijvoorbeeld onderhoud en reparatie van schepen, noch zijn er mogelijkheden om bijvoorbeeld apparatuur of zeilen aan te schaffen of te laten installeren. Breskens biedt daarnaast specifiek ruimte voor superjachten. Ook omdat de haven in Breskens daarbij onder alle omstandigheden bereikbaar is, is het de verwachting dat de beide havens grotendeels andere klanten zullen trekken.

Dit betekent ook dat de jachthaven van Breskens niet of nauwelijks concurreert met andere Nederlandse jachthavens. De praktijk leert dat met name Belgische en Duitse schippers de jachthaven steeds beter weten te vinden. De verwachting is daarom gerechtvaardigd dat de extra ligplaatsen hoofdzakelijk aan Belgen en Duitsers verhuurd zullen worden, die nu een ligplaats in één van de Belgische haven hebben of elders in de regio.

Op het figuur is het achterland van de zeehavens in de regio aangegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.1714.jachthavenBreskens-VG01_0034.png"

Figuur 5.3 Ligging jachthavens België

Ten opzichte van deze jachthavens beschikt de haven van Breskens over een aantal onderscheidende kenmerken die de haven uniek maken. Het betreft:

  • er is sprake van een haven in directe verbinding met open zee, dus zonder te passeren sluizen;
  • de jachthaven is tij-onafhankelijk te bereiken;
  • er is sprake van een rustige ligging van de haven onder alle weersomstandigheden. Dat wil zeggen dat de haven zodanig ten opzichte van de 'volle zee' is gesitueerd dat de haven bij ieder weertype goed bereikbaar is. In Scheveningen is de toegang tot de haven bijvoorbeeld aanzienlijk ongunstiger gelegen, met name bij zwaardere windkrachten (direct aan zee en smal met in- en uitgaande beroepsvaart). De Belgische jachthavens delen hun in-/uitvaart of met grote beroepsvaart (Oostende en Zeebrugge) of zijn niet tij-onafhankelijk te bereiken (Blankenberge). De havens in Nieuwpoort zijn in dat opzicht vergelijkbaar met Breskens, maar liggen relatief ver van de centrumvoorzieningen met horeca en detailhandel. 
  • onder slechte weersomstandigheden kunnen in plaats van zeiltochten op de Noordzee, vanuit de haven van Breskens zeiltochten worden ondernomen op de Westerschelde. In havens direct aan de Noordzee grenzend kan dit niet.
  • het vaargebied in de directe omgeving van de jachthaven is vrij van de grote beroepsvaart en van industriële activiteiten in en nabij het havengebied. Dit is bijvoorbeeld wel het geval in Zeebrugge, Oostende, Scheveningen en IJmuiden, waar toegangen tot havens meer zijn gecombineerd;
  • uit studies naar het nautisch toetsingskader blijkt, dat de haven van Breskens het beste scoort uit het oogpunt van (vaar)veiligheid in het hele Westerscheldebekken (zie Toetsingsrapport nautische veiligheid, 2016, bijlage 8 van het MER);
  • Breskens is een goed geoutilleerde jachthaven, toeleverende bedrijven zijn in het havengebied ruim aanwezig (jachtwerven, polyesterreparatie, motorenreparatie, mastenfabriek, detailhandel in watersportartikelen, scheepsmakelaars)
  • in en op loopafstand van het havengebied bevindt zich een uitgebreid en gevarieerd winkelcentrum en een veelheid aan horeca-vestigingen. De jachthaven sluit direct aan op het centrumgebied.

Behoefte, concurrentie en onaanvaardbare leegstand

Gelet op bovenstaande uiteenzetting zal de (beperkte) uitbreiding van de jachthaven geen negatieve gevolgen hebben voor andere jachthavens. Het risico dat elders onaanvaardbare leegstand zal ontstaan, is afwezig.

Op de gehele Zeeuwse schaal bedraagt het totale aantal ligplaatsen overigens 12.000 vaste ligplaatsen. Zelfs als schippers vanuit bestaande Zeeuwse havens zouden uitwijken naar de jachthaven van Breskens, zal dat gelet op de beperkte omvang van de beoogde uitbreiding (nog geen 1% van het totale aantal vaste ligplaatsen) de markt niet verstoren en niet tot gevolg hebben dat elders onaanvaardbare leegstand ontstaat.

Voorts is ook nog het volgende van belang.

De jachthaven van Breskens heeft al jarenlang een bezettingsgraad van tegen de 100%. Het betreft schippers die een vaste ligplaats in de haven huren en passanten die de jachthaven voor één of enkele dagen aandoen. Om aan de vraag te kunnen voldoen, zijn er de afgelopen jaren 30 extra ligplaatsen gerealiseerd. Aangezien deze ligplaatsen nu al aanwezig zijn en worden verhuurd, staat vast dat deze in een behoefte voorzien.

De jachthaven Breskens onderscheidt zich en opzichte van andere jachthavens ook door een hoog aantal passanten. Gemiddeld bezoeken 4.000 tot 5.000 passanten (schepen) per jaar de jachthaven met uitschieters van 7.000 tot 8.000 in een zomer met uitstekende vaaromstandigheden. Aan boord van een schip varen gemiddeld 2,8 personen.

Uit reacties van passanten blijkt dat zij Breskens als aanloophaven zeer aantrekkelijk vinden, niet alleen door de al eerder beschreven gunstige ligging van de haven, maar ook voor de aanwezigheid van visserijactiviteiten en door de mogelijkheid om op korte afstand inkopen te kunnen doen.

Het bestemmingsplan maakt het mogelijk dat Breskens als recreatieve hotspot wordt (door)ontwikkeld, waarbij ook de voorzieningen van de jachthaven aanzienlijk worden verbeterd. Deze ontwikkelingen, maar ook de ontwikkeling van de zeezeilschool zullen tot gevolg hebben dat de jachthaven aantrekkelijker wordt voor passanten, simpelweg omdat er in Breskens meer te beleven is. Bovendien is een ervaringsgegeven dat een deel van de eigenaren en gebruikers van de appartementen die ontwikkeld worden, in de jachthaven een ligplaats voor hun boot zullen huren. Ter illustratie wordt erop gewezen dat investeringen in voorzieningen op en rond andere havens tot een aanzienlijke toename van de vraag naar ligplaatsen heeft geleid (zie hierover plantoelichting, bijlage 2, p. 31 en 34-35). De verwachting is daarom gerechtvaardigd dat de beperkte uitbreiding van het aantal ligplaatsen in een behoefte voorziet.

Uit marktonderzoek (zie plantoelichting, bijlage 2, p. 21-22) blijkt dat er voornamelijk behoefte is aan jachthavens met een onderscheidend vermogen. Het bestemmingsplan maakt het mogelijk dat de jachthaven ook in de toekomst onderscheidend blijft. De toename van ligplaatsen en situering hiervan in de Vissershaven zorgen ervoor dat het gebied een sterk nautisch karakter krijgt. Dit draagt bij aan de behoefte die reeds bestaat en zal toenemen aan passende voorzieningen in het havengebied en in het centrum van Breskens.

Conclusie

Er is sprake van een behoefte, zowel in kwantitatief als kwalitatief opzicht, aan de uitbreiding van het aantal ligplaatsen in de jachthaven van Breskens. Als gevolg van de ontwikkeling die het bestemmingsplan mogelijk maakt, zal geen onaanvaardbare leegstand elders ontstaan.

5.2.4 Viscentrum

Omschrijving functie

Het Viscentrum omvat meerdere functies. Voor een deel gaat het om het samenvoegen van functies die nu al in het havengebied gevestigd zijn, zoals de vismijn en het visserijmuseum met bijbehorende kantoorfaciliteiten en ondersteunende dienstverlening. Hieraan worden nieuwe functies toegevoegd, waaronder de Visserij-Experience met daarin moderne multimedia-activiteiten, horeca en detailhandel. Het geheel zal door die sterke samenhang van functies als één toeristisch-recreatieve en culturele voorziening worden geëxploiteerd. Hierdoor zal een totaalbeeld in één gebouw ontstaan het totaalconcept “catch to plate”. De totale oppervlakte bedraagt 4.270 m2 (bvo). De ruimte wordt verdeeld tussen de verschillende functies, een en ander zoals geregeld in artikel 6.3 onder b van de planregels. Hierbij wordt de oppervlakte van de vismijn teruggebracht van 2.650 m2 naar 1.800 m2 ten opzichte van het bestemmingsplan Waterfront Breskens. Het museum was in dat bestemmingsplan toegestaan tot 850 m2 en wordt nu 800 m2. Toegevoegd worden ruimtes voor de Visserij-Experience (300 m2), boomkorkotter (320 m2), horeca (400 m2), detailhandel en dienstverlening (200 m2) en gezamenlijke functies (250 m2).

Uitspraak 17 februari 2016

In de uitspraak van 17 februari 2016, ECLI:NL:RVS:2016:412, heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: “de Afdeling”) de noodzaak voor verplaatsing van de bestaande functies (vismijn en visserijmuseum) naar het Viscentrum voldoende gemotiveerd geacht. Ook de behoefte hieraan heeft de Afdeling aannemelijk geacht. De behoefte aan de uitbreiding van het Viscentrum met de nieuwe functies (visserijexperience, horeca en detailhandel) was volgens de Afdeling nog onvoldoende gemotiveerd. In verband met het voorliggende bestemmingsplan zijn hiernaar nieuwe studies verricht. Er is zowel sprake van een kwalitatieve als een kwantitatieve behoefte aan (de aanvullende functies in) het Viscentrum.

Behoefte

Het Viscentrum is als totaalconcept uniek in zijn soort en past bij uitstek in Breskens. In de Zeeuwse Kustvisie (26 juni 2017, pagina 42) wordt het belang van de grote toeristische aantrekkingskracht door het bestaande havengebied specifiek benoemd. Breskens behoudt haar belangrijkste pijler visserij. Breskens heeft namelijk een bijzondere historie als het gaat om visserij. Veel daarover is terug te vinden in het huidige visserijmuseum. Het nieuwe Viscentrum past daarmee bij de gebiedsidentiteit. De gemeente wil met het Viscentrum de identiteit van Breskens als visserijdorp behouden. Het Viscentrum richt zich daarmee in principe op bezoekers uit heel Nederland en uit andere landen. Het Viscentrum kent in de nieuwe opzet geen vergelijkbaar concept. De ervaring leert dat het huidige visserijmuseum vooral wordt bezocht door toeristen en dagjesmensen die in de regio (recreatief) verblijven. Binnen de regio zijn er verschillende andere, deels (vergelijkbare) themamusea en “experiencefaciliteiten”, zoals Het Warenhuis in Axel (streekmuseum) en het Industrieel Museum in Sas van Gent. Daarnaast biedt Zeeland diverse musea die gerelateerd zijn aan de historie of karakteristiek van een gebied, zoals het Watersnoodmuseum in Ouwerkerk, het Polderhuis in Westkapelle (WO II) en Terra Maris in Oostkapelle (natuureducatie en landschap). Deze musea laten zien dat met vernieuwing van de accommodatie en/of intensieve samenwerking met de omgeving, zoals recreatiebedrijven, een groter aantal bezoekers kan worden getrokken. De groei in het aantal bezoekers blijkt ook te kunnen worden vastgehouden, zo blijkt uit overzicht van SCEZ (Bezoekcijfers Zeeuwse musea 2013-2017; 2018).

 

Door de ontwikkeling van het Viscentrum zal de aantrekkingskracht van Zeeland in het algemeen en Zeeuws Vlaanderen in het bijzonder op toeristen toenemen en zal dit bijdragen aan de toename van het in de komende jaren verwachte aantal toeristen. Het is niet te verwachten dat de komst van het Viscentrum gevolgen zal hebben voor het aantal bezoekers van andere toeristische attracties in Zeeland in het algemeen en de Zeeuwse musea in het bijzonder.

Uit het onderzoek van het Kenniscentrum Kusttoerisme (plantoelichting, bijlage 2, het betreffende rapport is als bijlage 1 bijgevoegd) laat zien dat het aantal toeristische overnachtingen in Zeeland in de periode 2012-2014 met 31% is gestegen. Deze stijgende lijn heeft zich in de jaren daarna voortgezet. In 2017 waren er 10,2 miljoen toeristische overnachtingen in Zeeland, een stijging ten opzichte van 2014 met 32%.

Het aantal bezoekers van het Vismuseum is in deze periode stabiel gebleven, met dien verstande dat het bezoekersaantal in 2017 een dip vertoont als gevolg van ingrijpende kadewerkzaamheden in het havengebied. De werkzaamheden zijn inmiddels afgerond. Het aantal bezoekers van musea in Zeeland is vanaf 2012 gemiddeld met 28% gestegen (2012: 430.258; 2017: 552.276). Het aantal bezoekers van het vismuseum is in veel mindere mate toegenomen. Dat is onder meer te wijten aan de gedateerde huisvesting en het ontbreken van moderne horeca- en detailhandelsvoorzieningen (museumwinkel). De verwachting is gerechtvaardigd dat nieuwe huisvesting in combinatie met verbetering van de ondersteunende horeca- en detailhandelsvoorzieningen een verdubbeling van het aantal bezoekers haalbaar is. Vergelijk Het Warenhuis in Axel (2012: 1.357; 2017: 9.230) en het Industrieel Museum in Sas van Gent (2012: 3.184; 2017: 12.611) waar het aantal bezoekers na de heropening verdubbeld respectievelijk verachtvoudigd is. Ook andere musea laten door vernieuwing van het concept zien dat substantiële groei van bezoekersaantallen realistisch is.

Met de nieuwbouw van het museum wordt de positie in de markt aanzienlijk versterkt.

Dit biedt aanzienlijk betere mogelijkheden voor samenwerking met andere succesvolle musea zoals in Axel en Sas van Gent, samenwerking met recreatiebedrijven en een betere educatieve inrichting met meer aantrekkingskracht voor scholen en groepen. Uit gesprekken met diverse musea in Zeeland over het bezoekersaantal, blijkt dat deze combinaties tot substantieel meer bezoekers leiden.

Daar komt verder bij dat een verdere stijging van het aantal, voornamelijk buitenlandse, toeristen wordt verwacht. In de gemeente worden reeds nieuwe recreatiewoningen en recreatieappartementen gebouwd. Daarnaast worden er 360 recreatiewoningen in het bestemmingsplan Havengebied Breskens mogelijk maakt. Uitgaande van de gebruikelijke bezettingsgraad en -duur zal alleen die ontwikkeling al leiden tot ruim 500.000 extra bezoekers van de gemeente per jaar (gemiddelde bezetting: 2,2 per eenheid; bezettingsgraad: 135 dagen). Het is aannemelijk dat, mede vanwege de situering van deze recreatiewoningen in de directe omgeving van het Viscentrum, de gebruikers van de recreatiewoningen het Viscentrum zal aandoen. Uitgaande van een verblijf van gemiddeld 14 dagen en het gemiddelde museumbezoek van gasten van 9% (Onderbouwing verwachte bezoekersaantallen; Kenniscentrum/HZ, pagina 5), kan het bezoekerspotentieel met ruim 3.200 bezoekers toenemen. Bij een gemiddeld verblijf van één week is een toename van ruim 6.000 bezoekers te verwachten. Deze 6.000 bezoekers maken deel uit van de groei tot 25.000 bezoekers.

Overigens, ook als het aantal bezoekers niet of minder snel zou stijgen dan verwacht, is het de wens om het Viscentrum als onderdeel van het totale recreatieve concept tot ontwikkeling te brengen. Ook om het huidige aantal bezoekers te behouden is het van belang de ondersteunende voorzieningen ten behoeve van het museum uit te breiden.

Conclusie

Er is sprake van een behoefte, zowel kwantitatief als kwalitatief, aan de uitbreiding van de functies in het Viscentrum, zoals voorzien in het voorliggende bestemmingsplan.

5.2.5 Voorzieningen, kleinschalige havengerelateerde bedrijven en horeca

Omschrijving functie

Binnen de bestemmingen “Gemengd – 1” worden nieuwe horeca- en detailhandelsfaciliteiten met een nautische beleving mogelijk gemaakt. Binnen de bestemming “Gemengd – 2” is ook detailhandel mogelijk. Aangezien het geldende bestemmingsplan ook al detailhandel mogelijk maakt, is er in zoverre geen sprake van een nieuwe stedelijke ontwikkeling. Voorts is binnen de bestemming “Bedrijf” op grond van artikel 3.3 onder a van de planregels detailhandel is toegestaan, voor zover deze is gelieerd aan het scheepsbouw- en reparatiebedrijf dat op de gronden met deze bestemming is toegestaan. Dit betreft een bestaand bedrijf, zodat de laddertoets daarop niet van toepassing is.

In de tabel is weergegeven om hoeveel horeca en detailhandel binnen de bestemming “Gemengd – 1” mogelijk is.

Tabel 5.3 Voorzieningen Gemengd-1

afbeelding "i_NL.IMRO.1714.jachthavenBreskens-VG01_0035.png"

Behoefte, concurrentie en onaanvaardbare leegstand

De horeca en detailhandel die het bestemmingsplan mogelijk maakt, moeten volgens de planregels een nautische beleving hebben. Daaronder wordt op grond van artikel 1.62 van de planregels verstaan:

“activiteiten die gericht zijn op de nautische beleving, het toeristisch-recreatief karakter of de vrijetijdsbesteding in en van het havengebied, waaronder in ieder geval worden verstaan:

a. detailhandel, zoals een souvenirwinkel, viswinkel, watersportwinkel en detailhandel ondersteunend voor de jachthaven en bezoekers, maar geen supermarkt zijnde;

b. dienstverlening, zoals verkooppunt- en servicepunten voor jachten, jachtmakelaardij, jachtverhuur of vaartochtorganisatie;

c. horeca, zoals een watersportcafé, visrestaurant of andersoortig café of restaurant;

d. voorzieningen voor cultuur, ontspanning en sport, zoals ateliers, sportscholen, sportvisserij, sauna, wellness en zeilscholen en andere hiermee kleinschalige trainings- en opleidingsinstituten;”.

In hoofdstuk 5 van het behoefteonderzoek is aandacht besteed aan het detailhandelsaanbod in Breskens. Geconstateerd is dat het huidige detailhandelsaanbod aanzienlijk hoger ligt dan het aanbod dat gelet op het aantal inwoners op basis van landelijke kencijfers te verwachten is (plantoelichting, bijlage 2, p. 45). De horeca in de gemeente laat hetzelfde beeld zien (plantoelichting, bijlage 2, p. 51). De reden hiervoor is dat de bestedingen in belangrijke mate afkomstig zijn van toeristen die Zeeuws-Vlaanderen bezoeken en in het bijzonder in de gemeente verblijven. Worden de cijfers voor Breskens vergeleken met andere Zeeuwse publiekstrekkers, zoals Cadzand-Bad, Oostburg en Sluis (gemeente Sluis), Domburg en Zoutelande (gemeente Veere), Burg-Haamstede en Renesse (Schouwen-Duiveland) dan blijkt dat die kernen met toeristisch bezoek vanuit de kuststreek, een substantieel groter voorzieningenaanbod hebben ten opzichte van het landelijk gemiddelde. Het gaat veelal om een verveelvoudiging van het beschikbare aanbod, zodanig dat de toevoeging van voorzieningen in Breskens past binnen de bandbreedte. Het totale voorzieningenaanbod wijkt in verhouding niet af van andere kernen.

In het behoefteonderzoek is voorts aandacht besteed aan de actuele leegstand. Die is heel beperkt (plantoelichting, bijlage 2, tabel 5.5). Er staan 9 winkelpunten leeg. Dit is 7% van het totaal (landelijk 5%). Qua oppervlakte gaat het daarbij om 2.850 m2, 11% van het totale aantal vierkante meters voor detailhandel en horeca (landelijk 5%).

De leegstand betreft onder meer enkele relatief grote panden, zoals aan de Mercuriusstraat, Grote Kade en het Spuiplein (westzijde). Daardoor ontstaat een enigszins vertekend beeld. Van belang is dat het pand aan het Spuiplein (westzijde) recent als horecagelegenheid is ingevuld. De locatie aan de Mercuriusstraat is beschikbaar voor transformatie naar wonen; hiervoor zijn plannen uitgewerkt (10 appartementen). De locatie aan de Grote Kade, het Wapen van Breskens, wordt naar verwachting dit jaar ingevuld met nieuwe functies. Daarmee komt het aantal leegstaande panden op het landelijk gemiddelde van 5%. De oppervlakte van de leegstaande panden zal afnemen met ruim 2.000 m2 en ligt dan rond de 900 m2 (5% overeenkomstig het landelijk gemiddelde). De leegstand ligt daarom op het niveau van de (niet ongewenste) frictieleegstand.

Daar komt bij dat de verwachting gerechtvaardigd is dat de vraag naar horeca en detailhandelsvoorzieningen als gevolg van een stijging van het aantal toeristen verder zal toenemen. In de eerste plaats is van belang dat de horeca en detailhandel een schakel is in de ketting van de integrale herontwikkeling van het plangebied tot een aantrekkelijk verblijfsgebied. De doelgroep voor de horeca- en detailhandelsfuncties zal gedeeltelijk samenvallen met de bezoekers van de jachthaven en het Viscentrum en de bewoners van de (recreatie)appartementen, die als gevolg van de beoogde integrale herontwikkeling aanzienlijk zullen toenemen. Daarnaast zullen op andere locaties in de gemeente de komende jaren nog recreatiewoningen en recreatieappartementen worden gebouwd. Ook deze zullen tot gevolg hebben dat de vraag naar horeca- en detailhandelsvoorzieningen toeneemt. Hiervoor is al beschreven dat in het algemeen wordt verwacht dat het toerisme in Zeeland en het algemeen en in Zeeuws Vlaanderen in het bijzonder de komende jaren verder zal toenemen.

Samengevat behoeft er niet voor gevreesd te worden dat als gevolg van de uitbreidingsmogelijkheden die het bestemmingsplan biedt onaanvaardbare leegstand elders zal ontstaan.

Conclusie

Er is sprake van een behoefte, zowel kwantitatief als kwalitatief, aan de toevoeging van de horeca en detailhandelsfuncties in het havengebied, zoals voorzien in het voorliggende bestemmingsplan. Voor onaanvaardbare leegstand behoeft niet gevreesd te worden.

5.2.6 Zeezeilcentrum

Omschrijving functie

Het bestemmingsplan maakt de ontwikkeling van een zeezeilcentrum met logiesfunctie mogelijk. Deze ontwikkeling is voorzien binnen de bestemming “Gemengd 1”. Het gaat om een geïntegreerde gebouwde voorziening aan de Kaai. Met het zeezeilcentrum – dat binnen de planontwikkeling als de “kers op de taart” wordt gezien – zal Breskens als internationale hotspot voor zeezeilers op de kaart gezet worden. In het zeezeilcentrum zal bestaan uit de volgende faciliteiten: leslokalen annex kantoren, een jachtclub, een lesruimte, een logiesaccommodatie, sportruimtes en sanitaire voorzieningen.

Behoefte

Er zijn in Europa niet veel zeezeilcentra. De enige zeezeilcentra aan de Noordzee liggen in Scheveningen, Engeland (Cowes) en in Frankrijk (Bretagne).Op bescheidener schaal zijn er ook zeilopleidingen in andere zeejachthavens. Vanuit heel Europa is er interesse in zeezeilen, welke interesse nu alleen kan worden ondervangen bij de genoemde zeezeilcentra. Er is ruimte voor een (extra) zeezeilcentrum. Door de eerder genoemde gunstige ligging van Breskens bestaat de reële verwachting dat het zeezeilcentrum op deze plek voldoende bezoekers zal trekken. De bezoekers van de zeezeilschool kunnen net zoals de recreanten uit diverse richtingen naar Breskens komen. Het is aannemelijk dat de Noordzeekust als relevante marktregio wordt aangemerkt. De zeezeilscholen zijn in de grotere havens gevestigd, zoals IJmuiden, Scheveningen en Nieuwpoort. In feite beschikt iedere haven over een zeezeilschool. Dan is een vestiging in Breskens ook realistisch. Scheveningen richt zich specifiek op Nederlands (top)talent. Daarvoor is ook het Nationaal Topzeilcentrum Den Haag gerealiseerd in het kader van de transformatie van het Scheveningse havengebied. Gezien de nationaliteit van de ligplaatshouders en de ligging van Breskens nabij België, zal de zeezeilschool in Breskens zich meer richten op een ander achterland dan alleen Nederland. Gelet op het voorgaande is een vestiging in Breskens haalbaar.

Inmiddels worden intensieve gesprekken gevoerd met een kandidaatondernemer, die concreet belangstelling heeft voor vestiging in Breskens. Het betreft een ondernemer die goed bekend is met de regio. Plannen zijn er voor het combineren van het aanbieden van faciliteiten zoals botenverhuur met de zeezeilschool. Dat biedt perspectieven voor het invullen van het nautische karakter van het havengebied.

De provincie Zeeland heeft in het Omgevingsplan 2012-2018 en de Economische Agenda 2013-2015 haar toekomstvisie geformuleerd voor de Zeeuwse Delta. In het Omgevingsplan is Breskens aangewezen als één van de “hotspots”. De Economische Agenda is vertaald in verschillende business cases waaronder de Business Case “Leisure Hotspot Breskens”. Om te komen tot verdere toeristische ontwikkeling van Breskens wordt ingezet op de realisatie van een aantal projecten in en rond het havengebied van Breskens. Centrale thema's zijn, naast de visserij, de zeezeilvaart. In het kader van dit tweede thema is de wens gerezen tot de ontwikkeling van Breskens als zeezeilcentrum. De ideeën daarover zijn verkend in een nadere studie (Bijlage 3 bij de “Onderbouwing verschillende functies”). Hieruit is gebleken dat er ruimte is om een internationaal zeezeilcentrum in Breskens te starten. Juist Breskens leent zich daarvoor vanwege haar, eerdergenoemde, specifieke eigenschappen, waaronder haar gunstige ligging.

Conclusie

Er is sprake van een behoefte, zowel kwantitatief als kwalitatief, aan de ontwikkeling van een internationaal zeezeilcentrum, zoals voorzien in het voorliggende bestemmingsplan.

5.2.7 Recreatieappartementen

Omschrijving functie

Het bestemmingsplan biedt ruimte voor de ontwikkeling van 360 appartementen ten behoeve van verblijfsrecreatie. De appartementen worden gebouwd op sokkels, met daarin (inpandige) parkeerplaatsen. De appartementengebouwen worden wat betreft bouwstijl, uitstraling, situering ten opzichte van elkaar en de bestaande woonbebouwing zodanig gebouwd dat een aantrekkelijk verblijfsklimaat in het havengebied ontstaat en er een verbinding ontstaat met de kern van Breskens. De appartementen staan verspreid over de Westhavendam, Middenhavendam en de Kaai.

Verantwoording van de behoefte

In verband met de verantwoording van de behoefte van de toevoeging van appartementen voor verblijfsrecreatie, wordt onderscheid gemaakt tussen de kwantitatieve en kwalitatieve behoefte.

Regioafbakening  

Uit onderzoeken van de NVM blijkt dat Zeeland voor recreatiewoningen (woningen en appartementen) als één regio wordt aangemerkt. Vervolgens is aangegeven dat de markt voor recreatieappartementen zich aan de kust bevindt, zicht op zee en nabijheid van strand zijn bepalend. In de gemeente Sluis zijn mogelijkheden voor het realiseren van recreatieappartementen. Elders, zoals op Walcheren en Schouwen-Duiveland, ontbreken die opties. Vandaar dat het logisch is voor de regio-afbakening in te zoomen op de kust van Zeeuws-Vlaanderen. Dan gaat het om Cadzand-Bad en Breskens. Alleen die plaatsen komen in aanmerking voor de bouw van nieuwe appartementen.

Inmiddels zijn in de gemeente Sluis diverse (recreatie)projecten gerealiseerd. Belgen nemen circa 70% van het aantal appartementen af, vanuit Duitsland komt circa 5% van de nieuwe eigenaren en altijd nog 25% komt uit Nederland zelf (bestemmingsplan, bijlage 2, tabel 4.2) Het aandeel Belgen neemt enigszins toe zo bleek bij de verkoop van de meest recente projecten. Daaruit bleek ook dat de belangstelling vanuit andere landen en omgevingen, zoals de regio Antwerpen of Noordrijn-Westfalen, positief kan worden beïnvloed door het zich specifiek richten op een regio waar het gaat om promotie van de te realiseren projecten. Er is een directe relatie tussen de belangstelling en het overgaan tot aankoop van appartementen en de daaraan voorafgaande inzet tijdens een beurs in de betreffende regio. Kopers en huurders van appartementen komen uit diverse regio's in België, Duitsland en ook Nederland.

De relevante regio in Zeeland zelf is beperkt tot het kustgebied. Het gaat namelijk om appartementen met zeezicht. Dat is een sterk onderscheidend marktsegment. Dit wordt ondersteund door NVM-onderzoek. Daaruit volgt eenduidig dat recreatieappartementen in de zeer directe nabijheid van zee moeten liggen. Die projecten worden alleen in Cadzand-Bad en Breskens gerealiseerd. Elders in het Zeeuwse kustgebied staan projecten met appartementen en zeezicht niet op de planning. Mede als gevolg van de Kustvisie, zijn die ook niet meer mogelijk.

Kwantitatieve behoefte

In Cadzand-Bad zijn inmiddels diverse complexen gerealiseerd, zoals Duinhof-Zuid, Duinhof-Oost en Strandhotel/De Branding is in aanbouw. Gelet op de het aantal gerealiseerde recreatieappartementen gedurende de afgelopen jaren is duidelijk geworden dat er een relevante behoefte bestaat aan nieuwe plancapaciteit voor recreatieappartementen. Het is meer dan aannemelijk dat deze ontwikkeling zich doorzet. Vanuit makelaars komt nadrukkelijk het signaal dat de behoefte aan recreatieappartementen steeds meer toeneemt (NVM, Nederlandse markt voor recreatiewoningen 2017 (juli 2017).

De NVM constateert in de publicatie 'Nederlandse markt voor recreatiewoningen 2017' (juli 2017) dat de toevoeging van een fors aantal recreatiewoningen, waaronder een belangrijk deel van het programma met uitzicht op zee, althans dicht bij zee gelegen, tegemoet komt aan de zeer grote vraag naar woningen in de Zeeuwse regio, ook onder Duitse en Belgische kopers (pagina 18). Zeeland behoort samen met het Kustgebied Noord-Holland tot de sterkste gebieden van Nederland. De behoefte aan recreatiewoningen blijft toenemen.

Ervaringscijfers van de recent gerealiseerde projecten bevestigen deze positieve marktsituatie.

Op basis van praktijkgegevens, die door diverse partijen zijn geanalyseerd, en de daaruit voortvloeiende marktverwachting wordt geconcludeerd dat het havenplan Breskens voorziet in een behoefte die groter is dan het bouwprogramma van de afgelopen jaren.

De termijn waarbinnen appartementen worden verkocht is opmerkelijk kort. De termijn van verkoop beslaat veelal niet meer dan een jaar, bij appartementen nabij de zee eerder slechts enkele maanden. De verkoopperiode neemt eerder af dan toe. Bij het meest recente project Strandhotel in Cadzand-Bad bleek de belangstelling overweldigend te zijn. Dat was ook het geval bij de projecten Blanke Top, Badhuis en Duinhof Oost evenals verschillende kleinere projecten. De ervaring leert dat markten eenvoudig zijn aan te boren. Promotie op recreatiebeurzen in regio's in België en Duitsland heeft per definitie een doorslaggevend effect op de verkoop van appartementen.

Voorts zijn de mogelijkheden van het gebruik van appartementen aan de orde geweest in de gemeenteraadsvergadering van 25 januari 2018. Het betreffende besluit wordt als bijlage bij de onderbouwing van de appartementen toegevoegd. Dit besluit is betrokken bij het opstellen van het bestemmingsplan.

Conclusie

Er is sprake van een behoefte, zowel kwantitatief als kwalitatief, aan de ontwikkeling van de appartementen ten behoeve van verblijfsrecreatie, zoals voorzien in het voorliggende bestemmingsplan.

5.2.8 Appartementen voor permante bewoning

Het bestemmingsplan voorziet in de mogelijkheid om 100 appartementen ten behoeve van permanente bewoning te realiseren. De appartementen worden gebouwd op sokkels, met daarin (inpandige) parkeerplaatsen. De appartementengebouwen worden wat betreft bouwstijl, uitstraling, situering ten opzichte van elkaar en de bestaande woonbebouwing zodanig gebouwd dat een aantrekkelijk verblijfsklimaat in het havengebied ontstaat en er een verbinding ontstaat met de kern van Breskens. De appartementen staan verspreid over de Westhavendam, Middenhavendam en de Kaai.

Omschrijving functie

Regioafbakening

In het beleid van provincie Zeeland en de gemeenten en alle woningmarktonderzoeken wordt Zeeuws-Vlaanderen als één markt aangemerkt. Dit is logisch gezien de ligging tegen België en de Westerschelde aan de noordzijde, waarbij de Westerscheldetunnel en de Westerschelde Ferry voor de verbindingen zorgen.

Verantwoording van de behoefte

In verband met de verantwoording van de behoefte van de toevoeging van appartementen voor permanente bewoning, wordt onderscheid gemaakt tussen de kwantitatieve en kwalitatieve behoefte.

Kwantitatieve behoefte

Volgens de provinciale prognoses van eind 2015 neemt de bevolking in de regio af. Het aantal huishoudens daarentegen stijgt nog tot 2026. Vanaf 2037 zakt het aantal huishoudens in de regio onder het totaal aantal huishoudens van 2015.

afbeelding "i_NL.IMRO.1714.jachthavenBreskens-VG01_0036.png"

Figuur 5.4 Ontwikkeling huishoudens per gemeente 2015-2035 (bron: Provincie Zeeland)

De huishoudendaling wordt ingezet door de vergrijzing: de huishoudenverdunningstrend raakt uitgewerkt waardoor ondanks het positieve migratiesaldo de steeds ouder wordende bevolking ervoor zorgt dat er een daling van het aantal huishoudens ontstaat. Voor de gemeente Sluis wordt uitgegaan van een toename van huishoudens tussen 2016-2026 van 190. Na 2026 neemt de toename van het aantal huishoudens af.

De provincie Zeeland hanteert een eigen prognose, die afwijkt van landelijke prognoses. In de provinciale prognose zijn de ervaringen en kennis die decennia lang is ontwikkeld binnen de provincie Zeeland op het gebied van demografische analyses en de toepassing in prognoses ingebracht. Daarmee is een consistente en betere benadering van de toekomstige demografische werkelijkheid mogelijk. De eigen prognosemethodieken passen beter bij de regionale omstandigheden dan een landelijk toegepaste methodiek. Dit blijkt ook uit de vergelijking die voor de drie Zeeuws-Vlaamse gemeenten is gemaakt tussen de Primos-prognose en de daadwerkelijke waarneming (Regionale woningmarktafspraken 2018). Vandaar dat de gemeente Sluis uitgaat van de provinciale bevolkingsprognoses.

De gemeente Sluis heeft recent nieuwe woningmarktafspraken gemaakt met de twee andere regiogemeenten, Terneuzen en Hulst. Deze worden binnenkort door de provincie Zeeland op 5 juli 2018 geaccordeerd.

De woningbehoefte voor de komende járen wordt niet alleen bepaald door de berekende huishoudengroei volgens de Provinciale prognose, maar ook door de inhaalvraag die is ontstaan door de achterblijvende woningbouw tijdens de recente crisisjaren. Die inhaalvraag bedraagt maximaal 20%. Bestaande woningen die beschikbaar komen zijn vaak de kwetsbare woningen met achterstallig onderhoud. Deze woningen hebben als het ware het contact met de markt verloren. Een deel van die leegkomende woningvoorraad wordt gesloopt. Hiervoor zijn sloop- en herstructureringsplannen in uitvoering en in voorbereiding. De vraag is gericht op nieuwbouw van woningen, die voldoen aan de hedendaagse eisen van uitstraling, wooncomfort en ligging. Deels worden die gebouwd met zicht op zee of in ieder geval dichtbij de zee, want die zijn in trek.Uit de praktijk blijkt immers dat deze woningen in relatief korte tijd worden verkocht.

De woningbehoefte bedraagt 210 woningen met daarnaast nog een behoefte die voortvloeit uit de inhaalvraag als gevolg van de crisis. Op basis hiervan zijn woningmarktafspraken gemaakt. De woningmarktafspraken die tussen de drie gemeenten en provincie zijn gemaakt, zijn gericht op het realiseren van een aantrekkelijke woonregio. Doel van de hernieuwde woningmarktafspraken is het verkrijgen van een evenwichtige, toekomstbestendige woningmarkt. Ruimte is nodig voor vernieuwing van de woningvoorraad. Daarnaast zijn hiervoor sloop en het terugbrengen van (ongewenste) plancapaciteit nodig. Dat gebeurt deels op andere locaties.

In de planningslijst voor de gemeente Sluis, behorend bij de regionale woningmarktafspraken, is vermeld dat 632 woningen zijn opgenomen in nieuwbouwplannen, 471 woningen worden onttrokken. Hiervoor bestaan concrete plannen. De plannen die zijn vastgesteld, worden beschouwd als harde plancapaciteit. De in voorbereiding zijnde plannen zijn als zachte plancapaciteit aangemerkt. De plancapaciteit ziet er als volgt uit.

Tabel 5.4 Woningbouwprogramma gemeente Sluis

  2017-2018   2019-2026  
  Nieuwbouw   Sloop   Nieuwbouw   Sloop  
Vastgesteld   98   66   56   161  
Zacht   0     196   0  
Subtotaal   136   66   252   161  
Toename   70   91  
Totaal   161  

De plancapaciteit van 161 woningen, waarvan het havenplan Breskens deel uitmaakt (100 woningen; 2019-2026, zachte plancapaciteit) ligt lager dan de behoefte aan woningen als gevolg van de geprognosticeerde groei van 210 gedurende de komende tien jaar. Zoals aangegeven, de behoefte aan toevoeging met nieuwe woningen is nog groter aangezien de crisisjaren stagnatie hebben veroorzaakt en de behoefte van destijds nu wordt ingehaald (inhaalvraag).

Kwalitatieve behoefte

De woningmarktafspraken geven aan dat een deel van de woningvoorraad moet worden vervangen door sloop en nieuwbouw. Sloop van woningen vindt elders in Breskens en de andere kernen van de gemeente plaats. Daarnaast is nieuwbouw nodig om de woningvoorraad daadwerkelijk te vernieuwen. In kwalitatieve zin wordt een toename van huishoudens van 60 jaar en ouder verwacht evenals het aantal oudere alleenstaande huishoudens. Het aantal gezinnen met kinderen neemt af. Over tien jaar wordt een nog sterkere toename van 80 plussers verwacht. Het aantal huishoudens 80 plus zal verdubbelen.

Momenteel worden in Breskens drie projecten gerealiseerd die in bestemmingsplannen of vergunningen zijn vastgelegd. Deze bevinden zich binnen het stedelijk gebied, waarvan twee aan de kade met een beperkte hoogte (vier of vijf bouwlagen), zonder noemenswaardig zeezicht. Het overgrote deel van de appartementen binnen deze projecten zijn bij de start van de bouw verkocht. Een zevental appartementen worden momenteel op Funda aangeboden (mei 2018). Dat staat in geen verhouding met de totale behoefte aan appartementen.

De appartementenbouw sluit prima aan bij de doelgroep van oudere bewoners. Daarnaast staat nog niet exact vast welk programma wordt gerealiseerd wat betreft omvang en koopprijzen. Daardoor is het mogelijk de komende jaren goed in te spelen op de marktontwikkelingen. Dit laat onverlet dat met het realiseren van de transformatie van het havengebied invulling wordt gegeven aan de woningmarktafspraken.

Conclusie

Er is sprake van een behoefte, zowel kwantitatief als kwalitatief, aan de ontwikkeling van de appartementen ten behoeve van permanente bewoning, zoals voorzien in het voorliggende bestemmingsplan.

5.2.9 Conclusie

Het bestemmingsplan maakt enkele belangrijke nieuwe stedelijke ontwikkelingen mogelijk. Tegelijkertijd wordt verplaatsing van diverse functies toelaatbaar gesteld. Hiermee wordt de noodzakelijke transformatie van het havengebied van Breskens bereikt, waarmee de thans optredende leegstand en verpaupering definitief een halt wordt toegeroepen. Met de transformatie van het havengebied zal dit gebied nadrukkelijker deel uitmaken van de stedelijke structuur van Breskens. Tevens is hiervan een gunstig effect te verwachten op het voorzieningenniveau.

Uit de analyses van beleidsdocumenten, meerdere onderzoeksrapportages en ervaringen uit de praktijk gedurende de afgelopen jaren, wijzen uit dat het tot stand brengen van de transformatie realistisch is. Aan de verschillende functies bestaat een duidelijke behoefte. Dit is geconstateerd voor de appartementen voor permanente bewoning en recreatief verblijf, voor de commerciële functies, voor de samenvoeging van functies tot en vernieuwing van het Viscentrum evenals uitbreiding van de jachthaven. De stijgende lijn in de geconstateerde behoefte biedt gunstige perspectieven. Ook de diversiteit in functionele en ruimtelijke ontwikkeling zorgt voor een verantwoorde planopzet die voldoet aan de ladder voor duurzame verstedelijking, als bedoeld in artikel 3.1.6 lid 2 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro).

De transformatie heeft bovendien niet als gevolg dat elders leegstand ontstaat. Het gaat hier om een specifieke ontwikkeling, met een specifiek segment woningen aan de zee en met uitzicht op zee. Hiermee worden ook andere kopers aangetrokken dan kopers voor recreatiewoningen op grotere afstand van de kust. Vrijkomende woningen worden of opgenomen door de markt of gesloopt. Hierin voorzien ook de woningmarktafspraken. Voor andere functies, zoals detailhandel en horeca, is geen sprake van relevante leegstand. Eventueel vrijkomende panden kunnen voor dezelfde of andere functies in gebruik worden genomen. Het leegstandsvraagstuk in het huidige havengebied zelf wordt geheel opgelost door de transformatie van het havengebied.

5.2.10 Overwegingen bij de gewijzigde vaststelling
5.2.10.1 Oplegnotitie Ladder Havengebied Breskens

Bij de gewijzigde vaststelling is ten aanzien van de onderbouwing van de behoefte het volgende specifiek overwogen. Voor de volledige overwegingen wordt verwezen naar het rapport Zienswijzen & ambtshalve wijzigingen, paragrafen 3.3.1, 3.3.5, 3.3.9.3.3.3.12 en 3.3.15.

Nader onderzoek is verricht naar de behoefte aan de verschillende functies die het bestemmingsplan mogelijk maakt, daaronder begrepen de 360 recreatie-appartementen, de 100 woonappartementen, de jachthaven en het zeezeilcentrum. De nadere studie is uitgewerkt in de "Oplegnotitie Ladder Havengebied Breskens" van Rho. Deze oplegnotitie is in de voorgaande paragrafen weergegeven.

Hoofdstuk 1 van de oplegnotitie bevat een verantwoording van de behoefte aan de jachthaven. Daarbij wordt benadrukt dat alleen de uitbreiding van de ligplaatsen hoeft te worden verantwoord, omdat de bestaande ligplaatsen niet als een nieuwe stedelijke ontwikkeling in de zin van artikel 3.1.6 lid 2 van het Bro zijn aan te merken. De behoefte aan het zeezeilcentrum is verantwoord in hoofdstuk 5. Hoofdstuk 6 van de oplegnotitie bevat de verantwoording van de behoefte aan de 360 recreatieappartementen. In hoofdstuk 7 is ingegaan op de behoefte aan de 100 appartementen voor permante bewoning.

Uit de oplegnotie volgt dat sprake is van een kwalitatieve en kwantitatieve behoefte aan de nieuw te realiseren functies en dat er geen grond is voor de vrees dat de planontwikkeling elders zal leiden tot een, vanuit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening, onaanvaardbare leegstand.

5.2.10.2 Aantal ligplaatsen

Bij de gewijzigde vaststelling is ten aanzien van het aantal ligplaatsen het volgende specifiek overwogen. Voor de volledige overwegingen wordt verwezen naar het rapport Zienswijzen & ambtshalve wijzigingen, paragraaf 4.2.7.

In de toelichting wordt verduidelijkt dat naast de 680 ligplaatsen, daar bovenop 70 sportvisboten in de haven aanmeren. Aangezien deze sportvisboten in de huidige situatie reeds aanwezig zijn, maken de effecten ook deel uit van de bestaande situatie, zoals van het huidige verkeersintensiteiten, geluidsemissie en stikstofdepositie. In de toelichting wordt waar nodig verduidelijkt dat de effecten van de vissersboten in de onderzoeken zijn betrokken. Tevens worden in de toelichting de relevante passages over deze aantallen verduidelijkt.

5.3 Ecologie

5.3.1 Toetsingskader

Sinds 1 januari 2017 geldt de Wet natuurbescherming. In de Wet natuurbescherming zijn de Natuurbeschermingswet 1998, Flora- en faunawet en Boswet opgenomen. Dit betekent dat deze wet zowel gebiedsbescherming als soortbescherming omvat, daar waar deze in het verleden nog opgesplitst waren. In de wet is nog steeds wel een duidelijk onderscheid gemaakt in gebiedsbescherming (beschermde gebieden en de bescherming van bijbehorende soorten) en soortbescherming (beschermde soorten waarvan zowel de individuen als de functionele leefgebieden beschermd zijn). Dit onderscheid is ook gemaakt in de beoordeling natuur van het MER.

Wet Natuurbescherming, aspect gebiedsbescherming

Voor het Natura 2000-gebied Westerschelde & Saeftinghe zijn instandhoudingsdoelstellingen geformuleerd voor verschillende habitattypen, Habitat- en Vogelrichtlijnsoorten. In bijlage 2 van de passende beoordeling (Soortenbeschermingstoets bestemmingsplan Haven Breskens; Arcadis 12 mei 2017) is een uitgebreid overzicht gegeven van deze instandhoudingdoelstellingen (zie hierna voor een overzicht).

Voor de effectbeoordeling zijn de aanwezigheid van habitattypen die meteen binnen de begrenzing van het Natura 2000-gebied liggen, zeezoogdieren en vissen in de Westerschelde en niet-broedvogels die zich in de haven bevinden en waarvoor in het aanwijzingsbesluit van het Natura 2000-gebied Westerschelde & Saetinghe instandhoudingsdoelstellingen zijn opgenomen van belang.

De haven van Breskens grenst aan het Natura 2000-gebied Westerschelde & Saeftinghe. Door de ligging buiten de begrenzing van het Natura 2000-gebied Westerschelde & Saeftinghe zijn directe effecten uitgesloten. Echter, externe effecten kunnen evenwel plaatsvinden op het gebied of de aangewezen natuurwaarden. Bijvoorbeeld geluidsverstoring kan het gebied indringen en aangewezen soorten kunnen gebruik maken van de haven.

afbeelding "i_NL.IMRO.1714.jachthavenBreskens-VG01_0037.png"

Figuur 5.5 Kaart met ligging van het Natura 2000-gebied Westerschelde & Saeftinghe (groen) ter plaatse van Breskens. (bron: aanwijzingsbesluit Natura 2000-gebied)

Beheerplan Deltawateren 2016-2022

Voor alle natuurgebieden die deel uitmaken van het Europese natuurnetwerk Natura 2000 wordt een beheerplan opgesteld. In een beheerplan worden de maatregelen beschreven die nodig zijn om de vastgestelde natuurdoelen voor het betreffende natuurgebied te kunnen behalen. Het beheerplan voor het Natura 2000-gebied Westerschelde & Saeftinghe is opgenomen in het Beheerplan Deltawateren 2016-2022. In hoofdstuk 8 van het MER en de passende beoordeling wordt nader ingegaan op het beheerplan.

Natuurnetwerk Nederland (Provinciale ruimtelijke verordening)

Effecten op het Natuurnetwerk Nederland (NNN, voorheen EHS) worden niet beoordeeld in het MER. Het dichtstbijzijnde NNN-gebied nabij het plangebied ligt op 250 m afstand, aan de rand van de bebouwde kom van Breskens. Voor het Natuurnetwerk wordt in de Verordening Ruimte uitgegaan van een afstandsmaat van 100 meter. Door de afstand tussen het havengebied en het meest nabij gelegen NNN-gebied, worden uitstralende of verstorende effecten bij voorbaat uitgesloten.

Wet natuurbescherming, aspect soortenbescherming

De Wnb (voorheen Flora- en faunawet) regelt de bescherming van in het wild voorkomende planten en dieren. Beschermde soorten zijn ingedeeld in drie beschermingscategorieën met eigen verbodsbepalingen en wettelijk belangen bij ontheffingsaanvragen.

  • Vogelrichtlijnsoorten. Hierbij gaat het om alle inheemse Vogelsoorten.
  • Habitatrichtlijnsoorten. Hierbij gaat het om soorten van bijlage IV, onderdeel a, bij de Habitatrichtlijn, bijlage II bij het Verdrag van Bern en bijlage I bij het Verdrag van Bonn.
  • Andere soorten. Dit zijn soorten die op nationaal niveau zijn aangewezen. De provincies kunnen door middel van Verordeningen vrijstelling geven voor de verbodsbepalingen die gelden voor deze soorten. De provincie Zeeland heeft dit gedaan in de Verordening Wet natuurbescherming Zeeland 2017.

In de wet is onder meer bepaald dat beschermde dieren niet gedood, gevangen of verontrust mogen worden en beschermde planten niet geplukt, uitgestoken of verzameld. Bovendien dient iedereen voldoende zorg in acht te nemen voor alle in het wild levende planten en dieren (algemene zorgplicht).

Beschermde soorten zijn niet gebonden aan natuurgebieden en kunnen ook in menselijke omgeving voorkomen zoals in de stad of in een industriegebied. De ontwikkelingen in de haven van Breskens worden getoetst op de effecten op beschermde soorten.

5.3.2 Onderzoeksresultaten vanuit het MER

Onderzoeksopgave

Effecten op beschermde natuurwaarden kunnen optreden in de aanlegfase en de gebruiksfase. Het verschil tussen beide fasen is dat effecten in de aanlegfase vaak verdwijnen op het moment dat deze is afgerond. Dit is niet het geval voor de gebruiksfase waarbij effecten permanent zijn. Toch is het ook mogelijk dat effecten in de aanlegfase een permanent karakter hebben, bijvoorbeeld de sloop van een gebouw in de aanlegfase kan leiden tot permanente effecten, omdat verblijfplaatsen in de bebouwing permanent verdwijnen. Permanente effecten in de aanlegfase, werken door in de gebruiksfase. In de volgende beschrijving is daarom geen onderscheid gemaakt in effecten in de aanleg- of gebruiksfase. Bovendien is het voor de wet niet relevant of effecten het gevolg zijn van de aanleg- of gebruiksfase. Het onderscheid is alleen gemaakt als het een belangrijk gegeven is en niet goed te herleiden is uit de omschrijving.

Wet natuurbescherming, aspect gebiedsbescherming

Voor het Natura 2000-gebied Westerschelde & Saeftinghe zijn instandhoudingsdoelstellingen geformuleerd voor verschillende habitattypen, Habitat- en Vogelrichtlijnsoorten. In bijlage 2 van de passende beoordeling (Soortenbeschermingstoets bestemmingsplan Haven Breskens; Arcadis 12 mei 2017) is een uitgebreid overzicht gegeven van deze instandhoudingdoelstellingen.

  • Voor de broedvogels en niet-broedvogels zijn behoudsdoelstellingen opgenomen, evenals voor enkele habitattypen en habitatsoorten.
  • Voor de habitattypen estuaria en buitendijkse schorren en zilte graslanden zijn uitbreidingsdoelstellingen opgenomen, zowel voor het oppervlakte als voor de kwaliteit.
  • Voor zilte pionierbegroeiingen (zeekraal) is een uitbreidingsdoelstelling voor het oppervlak opgenomen.
  • Voor de habitatsoorten zeeprik, rivierprik, fint en gewone zeehond zijn uitbreidingsdoelstellingen voor de populatie opgenomen.
  • Voor de gewone zeehond is daarnaast ook een uitbreidingsdoelstelling voor de verbetering van de kwaliteit van het leefgebied opgenomen.

Voor de effectbeoordeling zijn de aanwezigheid van habitattypen die meteen binnen de begrenzing van het Natura 2000-gebied liggen, zeezoogdieren en vissen in de Westerschelde en niet-broedvogels die zich in de haven bevinden en waarvoor in het aanwijzingsbesluit van het Natura 2000-gebied Westerschelde & Saetinghe instandhoudingsdoelstellingen zijn opgenomen van belang.

Ruimtebeslag

Binnen het Natura 2000-gebied Westerschelde & Saeftinghe vindt geen ruimtebeslag plaats. Daarom is geen sprake van het verliezen en beschadigen van habitattypen en leefgebieden van soorten die aangewezen zijn voor Natura 2000-gebied Westerschelde & Saeftinghe. Dit wordt daarom als neutraal (0) beoordeeld.

Stikstofemissies

Uit het uitgevoerde effectonderzoek blijkt dat de maximale toename van stikstofdepositie 0,23 mol N/ha/jr. bedraagt voor het voorkeursalternatief. Deze toename treedt uitsluitend op wanneer het havengebied volledig is ontwikkeld. Deze maximale toename is voorzien op niet-overbelaste delen van het Natura 2000-gebied Westerschelde & Saeftinghe. Het feit dat deze toename niet in overbelast habitattype is en dat de toename dermate gering is dat dit niet leidt tot overschrijding van de kritische depositiewaarden van het betreffende habitattype, maakt dat negatieve effecten van stikstofdepositie zijn uitgesloten.

Verstoring

De verschillende vormen van verstoring zijn hier samengenomen. Verschillende vormen van verstoring treden namelijk tegelijkertijd op en het is niet altijd duidelijk wat doorslaggevend is geweest is de verstoring van aanwezige soorten. Verstoring is het gevolg van geluid en beweging en treedt op vanaf de aanlegfase tot in de gebruiksfase. Effecten zijn beperkt. Verstoring beperkt zich tot de haven, waar in de huidige situatie ook al sprake is van bedrijvigheid, voertuigbewegingen, vaarbewegingen en menselijke activiteit. Verstoring in de haven is met name relevant voor vogels die in de haven verblijven. Vooral de havendam vormt een geschikte hoogwatervluchtplaats waar mogelijk verschillende steltlopers zoals scholekster kunnen verblijven om te wachten tot de slikken droogvallen. Eventuele verstoring betreft slechts individuen, daarnaast blijven effecten beperkt doordat er in de huidige situatie al de nodige bedrijvigheid, voertuigbewegingen, vaarbewegingen en menselijke activiteiten zijn waardoor een bepaalde mate van gewenning is opgetreden bij fauna in en rond de haven. Bovendien zijn voor aanwezige individuen voldoende uitwijkmogelijkheden in de directe omgeving aanwezig, waaronder de inlaag bij Nummer Eén inclusief de dijk en de Hooge Platen. De lichte toename van verstoring zorgt niet voor significante effecten op kwalificerende soorten aangezien de effecten van de haven zelf beperkt zijn. Met betrekking tot onderwatergeluid is beoordeeld dat de toename van pleziervaartuigen niet onderscheidend is ten opzichte van de huidige situatie. Die toename is niet merkbaar.

In de periode dat de recreatievaart intensief is, het late voorjaar en de zomer, is het aantal foeragerende vogels relatief laag, omdat het vooral de in Nederland overwinterende vogels zijn die in grote aantallen in het Deltagebied foerageren. In de zomermaanden zijn de aantallen veel lager. Grote delen van de droogvallende platen zijn niet toegankelijk. Hierdoor kunnen de platen de nodige rust bieden. Zodoende zijn er geen gevolgen voor de instandhoudingsdoelstelling als gevolg van extra betreding van de reeds verstoorde platen als gevolg van de uitbreiding van de haven. Er is geen sprake van een aantasting van de natuurlijke kenmerken van het Natura 2000-gebied.
Een toename van recreatie kan gevolgen hebben voor de aanwezige zeehonden. Er is geen sprake van verstoring van gevoelige functies (ligplaatsen pups). De verstoorde zeehonden op de platen hebben een rustgebied in de onmiddellijke omgeving. Daardoor zal de extra verstoring als gevolg van de voorgenomen uitbreiding van de haven van Breskens niet leiden tot significante verstoring van zeehonden. Er is geen sprake van een aantasting van de natuurlijke kenmerken van het Natura 2000-gebied.

Conclusie

De effecten op kwalificerende waarden van het nabijgelegen Natura 2000-gebied Westerschelde & Saeftinghe is gering. Er is sprake van lichte verstoring van kwalificerende vogelsoorten, maar dit leidt niet tot effecten op de instandhoudingsdoelstellingen. Significant negatieve effecten zijn uitgesloten. Verstoring door onderwatergeluid treedt niet op.

Wet natuurbescherming, aspect soortbescherming

In het kader van de soortbescherming is de aanwezigheid van de volgende soorten relevant.

  • Algemeen voorkomende zoogdieren en amfibieën. Voor deze soorten geldt een vrijstelling van verbodsbepalingen bij ruimtelijke ontwikkelingen.
  • Broedvogels die in en op de gebouwen voorkomen. De aanwezigheid van jaarrond beschermde nesten is echter uitgesloten.
  • In één van de gebouwen is een paarverblijfplaats van de gewone dwergvleermuis aanwezig. Het gaat om een verblijfplaats aan de rand van het leefgebied van de populatie van Breskens die slechts in gebruik is door een enkele vleermuis.
  • In de omgeving komen mogelijk vissen en zeehonden voor.

Ruimtebeslag

Soorten die aanwezig zijn of hun verblijfplaatsen hebben in de aanwezige panden kunnen door de sloopactiviteiten en de bouwactiviteit verstoord, gedood of verwond worden en/of hun verblijfplaats kwijtraken. Het gaat hier om algemene broedvogelsoorten, gewone dwergvleermuis en algemene grondgebonden zoogdieren en amfibieën. Het gaat hier met name om soorten van een lichter beschermingsregime (Andere soorten) maar de gewone dwergvleermuis is zwaarder beschermd (Habitatrichtlijnsoort). Het compenseren voor het verlies van de paarverblijfplaats van de gewone dwergvleermuis maakt integraal deel uit van het VKA. Hiervoor is een ontheffing nodig. Uit praktijkervaring blijkt dat adequate maatregelen kunnen worden getroffen. Op basis van die ervaringen is het aannemelijk dat de benodigde ontheffing wordt verkregen.

Wanneer maatregelen worden genomen voor de soorten met een lichter beschermingsregime (zie bijlage 5 van het MER), wordt verstoring en het doden en verwonden van individuen zoveel mogelijk voorkomen.

Verstoring

Verstoring door geluid is met name het gevolg van de bouwwerkzaamheden. Effecten blijven beperkt doordat er in de huidige situatie al de nodige bedrijvigheid, voertuigbewegingen, vaarbewegingen en menselijke activiteiten zijn waardoor een bepaalde mate van gewenning is opgetreden bij fauna in en rond de haven. Alleen bij de grootschalige ingrepen als sloop is het mogelijk dat beschermde soorten verstoord worden (zie voor andere effecten ruimtebeslag). Dit is relevant voor algemeen voorkomende soorten en broedende vogels en gewone dwergvleermuis. Het effect van verstoring is beperkt gezien de huidige mate van verstoring. Ruimtebeslag is een meer bepalende factor. Door het nemen van maatregelen zijn de effecten van verstoring te beperken. Hiervoor is een ontheffing nodig. Uit praktijkervaring blijkt dat met het plaatsen van kasten een passende doeltreffende maatregel kan worden getroffen. Het is aannemelijk dat de ontheffing kan worden verleend.

Conclusie

De effecten op beschermde soorten is beperkt tot een gering aantal soorten. Effecten zijn vooral het gevolg van ruimtebeslag en in mindere mate verstoring. Soorten waar het met name om gaat zijn de gewone dwergvleermuis en broedvogels. Er zijn ook effecten mogelijk om algemeen voorkomende zoogdieren en amfibieën, maar voor ruimtelijke ontwikkelingen geldt een vrijstelling voor deze soorten.

Het is noodzakelijk om maatregelen te nemen. Het nemen van maatregelen zorgt dat effecten op beschermde soorten afnemen. Met de maatregelen geformuleerd in paragraaf is het mogelijk om effecten op beschermde soorten grotendeels te voorkomen. Er blijft echter sprake van het verdwijnen van de huidige paarverblijfplaats. Daarom is de beoordeling bij het nemen van maatregelen niet neutraal. Hiervoor is een ontheffing nodig. Uit praktijkervaring blijkt dat met het plaatsen van kasten een passende doeltreffende maatregel kan worden getroffen. Het is aannemelijk dat de ontheffing kan worden verleend.

5.3.3 Maatregelen en vertaling in bestemmingsregeling

Maatregelen

Het is noodzakelijk om maatregelen te nemen. Het nemen van maatregelen zorgt ervoor dat effecten op beschermde soorten afnemen. Met de maatregelen geformuleerd in het MER is het mogelijk om effecten op beschermde soorten grotendeels te voorkomen. Er blijft echter sprake van het verdwijnen van de huidige paarverblijfplaats van de gewone dwergvleermuis. Daarom is het noodzakelijk om ondanks het nemen van maatregelen, een ontheffing aan te vragen.

Maatregelen algemene zorgplicht

De volgende algemene maatregelen moeten worden genomen in het kader van de algemene zorgplicht.

  • Werk langzaam, in één richting en bij voorkeur van het water af zodat individuele dieren een open vluchtroute hebben.
  • Houd zo veel mogelijk vaste rijroutes en depotlocaties aan en rijd zoveel mogelijk op bestaande bouwwegen en verharding.
  • Bij de sloop van een pand, voer de werkzaamheden op een manier uit waardoor dieren die zich in het pand bevinden niet ingesloten raken.

Soortspecifieke maatregelen

De volgende maatregelen worden genomen voor de gewone dwergvleermuis.

  • Werk overdag.
  • Plaats vier alternatieve verblijfplaatsen voor het verlies van de paarverblijfplaats. Het gaat hier om specifieke kasten die tijdelijk moeten worden geplaatst en een permanente oplossing in de te realiseren bebouwing. Gelet op de bouwfasering is het goed mogelijk de vleermuiskasten binnen het gebied tijdig en op de juiste plaatsen op te hangen, zodat de vleermuizen uit de bestaande verblijfplaats kunnen trekken naar de nieuwe verblijfplaatsen.
  • Sloop de gebouwen buiten de gevoelige periode dat de vleermuizen hierin verblijven, of maak gebouwen ongeschikt zodra de verblijfplaats niet meer in gebruik is. Dit is gezien de bouwfasering ook haalbaar.
  • Een deskundige op het gebied van gewone dwergvleermuizen moet aangeven of de activiteiten plaats kunnen vinden.

Broedvogels

De volgende maatregelen moeten worden genomen voor broedvogels.

  • Werk buiten het broedseizoen. Als dit niet mogelijk is: voer in ieder geval hei-werkzaamheden, kap en snoeiwerkzaamheden en sloop van gebouwen buiten het broedseizoen uit of begin werkzaamheden voorafgaand aan het broedseizoen.
  • Indien werkzaamheden aan waterkering buiten het stormseizoen dienen te worden gepland, voer ze dan na 15 juli en voor 1 oktober uit. Is dit niet mogelijk kijk dan met een deskundig ecoloog welke maatregelen er voor vogels genomen kunnen worden (voorafgaand maaien, check op aanwezige nesten etc.).

Vertaling in het bestemmingsplan

Het grootste deel van de maatregelen past binnen het werken volgens het protocol, gericht op het tegengaan van verstoring van flora en fauna.

De maatregel bestaande uit het plaatsen van vier alternatieve verblijfplaatsen voor het verlies van de paarverblijfplaats wordt wel in de bestemmingsregeling opgenomen (lid 17.1.1).

5.4 Verkeer en parkeren

5.4.1 Toetsingskader

Voor het omgevingsaspect verkeer en vervoer bestaat geen specifieke wetgeving. In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt de aanvaardbaarheid van nieuwe ontwikkelingen in beeld gebracht. Dit geldt voor de aspecten verkeersafwikkeling, bereikbaarheid, leefbaarheid en verkeersveiligheid. In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR), diverse regionale en provinciale verkeer- en vervoersplannen en jurisprudentie is de toepassing van een mobiliteitsscan (ook wel 'Mobiliteitstoets' genoemd) als beleid opgenomen.

In het kader van de Mobiliteitsscan wordt onderbouwd dat:

  • op zorgvuldige wijze naar de mobiliteitsaspecten is gekeken;
  • tijdig en voldoende maatregelen worden genomen om een goede ontsluiting, parkeervoorziening en bereikbaarheid, verkeersveiligheid en leefbaarheid te garanderen voor gemotoriseerd verkeer, langzaam verkeer en openbaar vervoer.
5.4.2 Onderzoeksresultaten verkeer vanuit het MER

Onderzoeksopgave

Door de gebiedstransformatie ontstaat een nieuwe verkeersaantrekking in het havengebied. Om de veranderende verkeersstromen in beeld te brengen, is een verkeerskundig onderzoek uitgevoerd voor het Basisalternatief. Daarnaast is de variant 'accentueren rondweg Sterreboschweg', waarbij de verkeersroutering over de rondweg aan de oost- en zuidzijde wordt geleid, onderzocht.

Uitgangspunten en onderzoeksresultaten uit het MER

De transformatie van het havengebied zorgt voor nieuwe functies. Die genereren extra verkeer zodat de verkeersintensiteiten op de wegen van Breskens toeneemt. Tevens brengen de nieuwe functies een parkeerbehoefte met zich mee. Van belang is te bepalen of de huidige wegenstructuur de toekomstige verkeersintensiteit aankan en dat voor de parkeerbehoefte voldoende parkeergelegenheid wordt gerealiseerd. Voor de beoordeling worden de volgende uitgangspunten gehanteerd die hierna zijn vermeld, en zijn de aansluitend vermelde conclusies relevant.

Autonome situatie 2027

De huidige verkeersintensiteiten van de relevante wegen binnen de kern Breskens zijn bepaald op basis van verkeerstellingen in 2016. Voor de omliggende wegen is gebruik gemaakt van de verkeerscijfers van de provincie Zeeland (2016). Ieder jaar groeit het verkeer met 1%. Op basis hiervan zijn de verkeersintensiteiten voor 2027 bepaald. Aangezien dit zonder de ontwikkeling van het havengebied is, wordt dit als de autonome situatie in 2027 aangemerkt.

Transformatie zorgt voor toename van verkeer

De nieuwe functies in het havengebied zorgen voor een toename van verkeer. Weliswaar doet zich ook een afname voor door beëindiging van diverse bedrijven. Enkele bedrijven worden binnen het gebied verplaatst en blijven zorgen voor verkeer. In totaliteit neemt het verkeer toe. Deze toename is berekend op basis van kengetallen die door het CROW zijn gepubliceerd. In die kengetallen staat per functie het aantal mvt/etmaal vermeld.

In figuur 5.6 is de verdeling van het verkeer weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.1714.jachthavenBreskens-VG01_0038.png"

Figuur 5.6 Verdeling verkeer (bron ondergrond: Google Maps).

Bestaande wegen en kruispunten zijn geschikt voor het afwikkelen van verkeer

De wegen in en om Breskens kunnen de toename van het verkeer goed verwerken. In de rustige periodes, buiten de vakantieperiodes (voorjaar, zomer), is de toename minder dan tijdens de vakantieperiodes (mei, juli/augustus). In de vakantieperiodes is het altijd al drukker. Dat verkeersbeeld hoort bij een regio met veel recreatie.

In de praktijk kunnen de verhoudingen verschuiven, zodanig dat er meer verkeer via de oostzijde wordt afgewikkeld dan in de eerder beschreven verkeerssituatie na de ontwikkeling van het havengebied. De verwachting is dat het verkeer vanaf de Westhaven met name zal ontsluiten via de Promenade en de Weegbrugweg/Grote Kade. Het is gunstig voor de kern van Breskens als er meer verkeer via de Sterreboschweg wordt afgewikkeld.

Uit de kruispuntberekeningen blijkt dat de capaciteit van de verschillende takken op het kruispunt aanzienlijk groter is dan de getelde verkeersintensiteit. Dit verklaart dat er geen knelpunten op de kruispunten zijn te verwachten.

De resultaten van het onderzoek naar de verkeersintensiteiten en capaciteit van kruispunten is op figuur 5.7 weergegeven.

 

afbeelding "i_NL.IMRO.1714.jachthavenBreskens-VG01_0039.png"

Figuur 5.7 Beoordeling verkeersafwikkeling Basisalternatief.

Maatregelen verkeersveiligheid planontwikkeling

In de planontwikkeling worden maatregelen getroffen ter verbetering van de bereikbaarheid van het plangebied en de algehele verkeersveiligheid. De fietsoversteekplaatsen op de Scheldekade (weerszijden) worden aangepast en het haaks parkeren op de Promenade wordt opgeheven. Hierover worden separate afspraken gemaakt. Bekeken kan worden of dit in het kader van reguliere onderhoudswerkzaamheden gebeurt of in het kader van aanleg transformatie van het gebied. De gemeente beschikt over de gronden en heeft het zelf in haar macht om de verbeteringen te realiseren. Het is niet zo dat deze maatregelen per se noodzakelijk zijn. De initiatiefnemer van het plan zal deze maatregelen treffen in samenwerking met de gemeente.

Tevens zou het gebruik vanaf de Promenade over de Keerdam en vice versa als fietsvoorziening voor doorgaand fietsverkeer gestimuleerd kunnen worden evenals het gebruik van de rondweg voor autoverkeer zodat de intensiteiten in de kern van Breskens lager komen te liggen.

Overige aandachtspunten op het gebied van verkeersveiligheid die reeds in de huidige situatie aanwezig zijn worden niet in het kader van de planontwikkeling aangepast, zoals de herinrichting van de Scheldekade.

5.4.3 Onderzoeksresultaten parkeren vanuit het MER

Onderzoeksopgave

De samenstelling van het functieprogramma heeft invloed op de parkeerbehoefte. In tabel 5.4 is de parkeerbehoefte voor het maaiveld en de sokkels weergegeven. De parkeerkencijfers zijn gebaseerd op de CROW-richtlijnen die voor dit gebied zullen worden gehanteerd.

Onderzoeksresultaten vanuit het MER

Voor de nieuwe functies is nieuwe parkeergelegenheid nodig. Die parkeergelegenheid wordt aangelegd in de openbare ruimte langs de nieuwe gebouwen op de kades. Tevens wordt in de sokkels van de gebouwen parkeerruimte gerealiseerd voor gebruikers en bezoekers van appartementen en personeel van de voorzieningen. Voor het berekenen van de parkeerbehoefte is gebruik gemaakt van kengetallen uit de CROW-publicatie die voor dit soort ontwikkelingen landelijk wordt gehanteerd.

Bij de gewijzigde vaststelling is het uitgangspunt dat de parkeerbehoefte 10% lager zal liggen dan op basis van de CROW-normen is berekend in verband met combinatiebezoek van het centrumgebied en havengebied, komen te vervallen. Hierdoor moeten 1.019 parkeerplaatsen worden gerealiseerd. Het plangebied biedt hiervoor voldoende ruimte. Voorts wordt verwezen naar de paragraaf 5.4.5.2 van de toelichting van het bestemmingsplan en paragraaf 4.2.1 van het rapport Zienswijzen & ambtshalve wijzigingen.

Tabel 5.4 Parkeerbehoefte planontwikkeling maaiveld en sokkels VKA

  parkeerbehoefte
(aantal parkeerplaatsen)  
maaiveld   285  
sokkels   784  
Totaal (afgerond)   1.019  

Uit een verkenning van de ruimte voor parkeerplaatsen blijkt dat in het havengebied voldoende parkeerruimte kan worden gecreëerd voor 1.019 parkeerplaatsen.

5.4.4 Maatregelen en vertaling in bestemmingsregeling

Maatregelen

Bij de bouw wordt uitgegaan van het realiseren van parkeergelegenheid in de sokkel van het appartementencomplex op de Westhavendam, Middenhavendam en Kaai. Voorts wordt parkeergelegenheid in de openbare ruimte aangelegd. Bij de uitwerking van de plannen, zoals ook voor het Viscentrum, zal in voldoende parkeergelegenheid worden voorzien.

Het parkeren in de sokkel van de gebouwen gebeurt op een zodanig niveau dat er geen last is van een hoge waterstand. Extreem hoog water en springtij zijn voortijdig te voorzien. In de huidige situatie houden mensen hiermee reeds rekening door hun auto nu al niet te parkeren op locaties waar wateroverlast op de kade is te verwachten. Ook waarschuwingsborden attenderen bezoekers en gebruikers op deze eventualiteit. In de praktijk doen zich geen knelpunten voor, mede door de waarschuwingsborden. Bij hoogwater door extreem weer of springtij zijn bovendien geen bezoekers van de voorzieningen te verwachten. Anders is in de omgeving, binnendijks, parkeerruimte te vinden, zoals op bedrijventerrein Deltahoek. Dit is in Breskens een gangbare situatie. Voorafgaand aan de realisering wordt met de Veiligheidsregio een ontruimingsplan opgesteld.

Vertaling in de bestemmingsregeling

In de bestemmingsregeling wordt als verplichting opgenomen dat in voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien (per bestemming). Anders is het bouwen en het als zodanig gebruiken van de appartementengebouwen, de ruimtes voor verschillende nieuwe functies en het Viscentrum niet toegestaan. Als toetsingskader geldt hiervoor de gemeentelijke parkeernormen.

5.4.5 Overwegingen bij de gewijzigde vaststelling
5.4.5.1 Fietsverkeer

Bij de gewijzigde vaststelling is ten aanzien van fietsverkeer het volgende specifiek overwogen. Voor de volledige overwegingen wordt verwezen naar het rapport Zienswijzen & ambtshalve wijzigingen, paragraaf 3.3.8.

In de huidige situatie wordt doorgaand fietsverkeer om het havengebied heen geleid. Komend vanuit de richting van de Veerhaven wordt het fietsverkeer via de Promenade van het havengebied afgeleid, via het fietspad dat thans ligt tussen Promenade en Boulevard. Via de Boulevard komen fietsers uiteindelijk uit op de Grote Kade. Mochten fietsers op de Promenade blijven, dan buigen zij om het havengebied heen en komen zij uiteindelijk op het Spuiplein of op de Weegbrugweg uit. Vanaf hier kunnen fietsers het havengebied inrijden, via het Keipad (de weg tussen de parkeerplaats van het winkelcentrum en het havengebied die over de dijk loopt). Dit is een gemengd profiel dat is ingeklemd tussen damwanden, hetgeen in combinatie met de aanwezige hoogteverschillen onoverzichtelijk is. Dat komt de veiligheid niet ten goede. Vanaf de andere zijde (vanuit de oostelijke zijde van het havengebied) ter hoogte van de Duivelshoek – richting Hoofdplaat – eindigt het buitendijks fietspad op het parkeerterrein bij Port Scaldis. Het fietspad langs de Duivelshoekseweg eindigt ter hoogte van de aansluiting met de Keerdam. Het betreft een "koude" aansluiting, zonder maatregelen voor bijvoorbeeld overstekende fietsers. Op het figuur 5.8 zijn de huidige knelpunten weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.1714.jachthavenBreskens-VG01_0040.png"

Figuur 5.8 Fietsverbinding Havengebied Breskens: huidige situatie

Met de herstructurering van het havengebied verbetert de situatie voor de fietser ten opzichte van de huidige situatie, ook zonder dat er een vrijliggend fietspad zal worden gerealiseerd. Zo wordt in de eerste plaats het huidige Keipad, die op dit moment zowel door motorvoertuigen als door fietsers wordt gebruikt, omgevormd tot een doorgang die uitsluitend voor voetgangers en fietsers toegankelijk is. Daarnaast wordt aan de zijde van de Promenade een nieuwe entree van het havengebied gemaakt, waardoor ook fietsers het havengebied kunnen in- en uitrijden. Hiermee ontstaat een alternatief voor de route door het centrum van Breskens en wordt het mogelijk – anders dan nu het geval is – om aan de zeezijde te blijven rijden, in plaats van om het havengebied heen. De hier genoemde aanpassingen zijn op figuur 5.9 gevisualiseerd.

afbeelding "i_NL.IMRO.1714.jachthavenBreskens-VG01_0041.png"

Figuur 5.9 Fietsverbinding Havengebied Breskens: na realisatie plan Havengebied

Aan de oostzijde van het havengebied worden plannen uitgewerkt om het kruispunt Keerdam-Duivelshoekseweg her in te richten. Daarbij wordt bekeken of er speciaal voor fietsers een veilige fietsoplossing kan worden gerealiseerd. Hiermee wordt beoogd dat fietsers vlot en veilig van en naar het havengebied kunnen gaan én van en naar het centrum van Breskens (Scheldekade).

In het havengebied zelf kunnen fietsers gebruik maken van de Keerdam. Deze wordt ingericht als verblijfsgebied waarbij fietsers mengen met het overige verkeer. Naast een verbeterde inrichting draagt ook de gebiedsontwikkeling als geheel bij aan een betere en veiligere fietsbeleving. Bedrijvigheid verdwijnt grotendeels uit het havengebied, waardoor minder vrachtverkeer in het gebied zal rijden. Daarnaast komen er diverse functies zoals horeca en detailhandel, waardoor een toeristisch verblijfsgebied ontstaat. Dit heeft tot gevolg dat de verkeerssnelheid automatisch wordt verlaagd, wat ten goede komt aan de veiligheid.

Op de Promenade worden verkeersmaatregelen genomen om de (fiets)veiligheid te vergroten.

Gelet op het vorenstaande en blijkens de verkeersstudie uit hoofdstuk 9 van de milieueffectrapportage bestaat – zeker na het treffen van de genoemde maatregelen – niet de verwachting dat als gevolg van het plan (zeer) ernstige verkeerskundige knelpunten zullen ontstaan en is er geen sprake van een vanuit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening, onaanvaardbare situatie.

5.4.5.2 Parkeren

Bij de gewijzigde vaststelling is ten aanzien van parkeren het volgende specifiek overwogen. Voor de volledige overwegingen wordt verwezen naar het rapport Zienswijzen & ambtshalve wijzigingen, paragrafen 3.3.3, 3.3.11, 3.3.14 en 4.2.1).

Voor de planontwikkeling zullen nieuwe parkeerplaatsen in de openbare ruimte langs de nieuwbouw en de kades worden gerealiseerd. Voor de gebruikers en bezoekers van de appartementen en het personeel van de voorzieningen in het plangebied worden daarnaast inpandige parkeerplaatsen gerealiseerd in de sokkels die onder de gebouwen worden aangelegd. De parkeerbehoefte is berekend overeenkomstig de alleszins gangbare en toegestane kengetallen uit de CROW-publicatie. Verwezen wordt naar de uitgebreide toelichting hierop in paragraaf 9.4.5. van de milieueffectrapportage en de daarin opgenomen tabel 9.25, waarin de berekening van de parkeerbehoefte per functie staat.

Het havengebied heeft voldoende ruimte om de benodigde extra 1.019 parkeerplaatsen te realiseren, waarbij het bestaande aantal parkeerplaatsen in het gebied behouden blijft. Het bestemmingsplan bevat regels met betrekking tot parkeren, waaraan de omgevingsvergunningen voor het bouwen van de verschillende gebouwen in het plangebied worden getoetst. Daarmee wordt gewaarborgd dat er daadwerkelijk voldoende parkeerplaatsen zullen worden gerealiseerd. De formulering van de parkeerregels is anagescherpt ten opzichte van het ontwerpbestemmingsplan. In dit kader wordt er voorts op gewezen dat volgens vaste rechtspraak bij de beoordeling van de vraag of wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid alleen rekening hoeft te worden gehouden met de toename van de parkeerbehoefte als gevolg van de te realiseren planontwikkeling. Een eventueel bestaand tekort aan parkeerplaatsen kan buiten beschouwing worden gelaten (ABRvS 11 oktober 2017, ECLI:NL:RVS:2017:2755).

Het is gewenst de planregel inzake parkeren aan te scherpen, teneinde duidelijker te waarborgen dat voor de planontwikkeling daadwerkelijk voldoende parkeerplaatsen worden gerealiseerd. Ter toelichting strekt het navolgende. In de sokkels van de appartementengebouwen wordt voldoende parkeergelegenheid gerealiseerd voor de gebruikers van de appartementen. Op het maaiveld rondom de nieuwe gebouwen komt ruime parkeergelegenheid. Daarvoor is voldoende fysieke ruimte aanwezig. De parkeerruimte wordt op de Westhavendam en Middenhavendam in stroken langs de appartementengebouwen aangelegd. Hiermee wordt een gunstige spreiding van parkeergelegenheid bereikt. Op de Kaai is ruimte beschikbaar voor optimalisering van het parkeeraanbod. De situering van parkeerplaatsen is zo verspreid en de afstanden tot functies in gebouwen zijn relatief beperkt, zodat in een toereikend aanbod van parkeerplaatsen wordt voorzien, aanvullend op de reeds bestaande plaatsen in het gebied.

Bij de gewijzigde vaststelling is het uitgangspunt dat de parkeerbehoefte 10% lager zal liggen dan op basis van de CROW-normen is berekend in verband met combinatiebezoek van het centrumgebied en havengebied, komen te vervallen. Hierdoor moeten 1.019 parkeerplaatsen worden gerealiseerd. Het plangebied biedt hiervoor voldoende ruimte.

Ten aanzien van parkeergelegenheid is overwogen dat de Remise en het Wapen van Breskens over eigen parkeerplaatsen beschikken. De herontwikkeling heeft hierop geen invloed.

5.5 Geluid

5.5.1 Toetsingskader

Onder het milieuaspect 'geluid' worden alle geluidseffecten die samenhangen met de transformatieopgave van Breskens bedoeld. Het gaat hierbij zowel om geluidseffecten vanuit de bestaande en nieuwe bedrijvigheid (industrielawaai), de geluidsuitstraling vanuit het scheepvaart- en wegverkeer (scheepvaart- en wegverkeerslawaai) alsmede de geluidseffecten vanwege de evenementen die in het gebied plaatsvinden en de geluidseffecten als gevolg van de bouw- en aanlegwerkzaamheden (bouwlawaai).

Industrielawaai

Activiteitenbesluit 

Voor de overige bedrijfsactiviteiten gelden de geluidsnormen uit het Besluit algemene regels milieubeheer (Barim of Activiteitenbesluit genaamd). Afhankelijk van de periode van de dag (dag-, avond- of nachtperiode) gelden generieke geluidsnormen voor bedrijfsactiviteiten van respectievelijk 50, 45 of 40 dB(A) op de dichtstbijzijnde gevel van geluidsgevoelige objecten.

Geluid als gevolg van het laden en lossen voor bedrijven, alsmede menselijk stemgeluid op terrassen en geluid als gevolg van evenementen wordt niet geregeld in het Activiteitenbesluit. Hiervoor geldt dat een specifieke beoordeling gemaakt moet worden in het kader van een goede ruimtelijke ordening (zie hierna).

VNG-brochure Bedrijven en Milieuzonering

Om in het MER en bestemmingsplan de belangenafweging tussen bedrijvigheid en gevoelige functies met betrekking tot milieu in voldoende mate mee te nemen, wordt gebruikgemaakt van de VNG-publicatie 'Bedrijven en milieuzonering' (2009). In deze publicatie is een lijst opgenomen waarin de meest voorkomende bedrijven en bedrijfsactiviteiten zijn gerangschikt naar mate van milieubelasting. De VNG-publicatie gaat uit van het aanhouden van richtafstanden tussen milieubelastende activiteiten en milieugevoelige functies. De milieuzoneringssystematiek uit de VNG-publicatie met de bijbehorende richtafstanden worden vaak bij ruimtelijke plannen gebruikt om te onderbouwen dat sprake is van een goede ruimtelijke ordening bij de realisatie van milieubelastende en milieugevoelige functies in elkaars omgeving.

Omgevingsplan Zeeland (2012-2018)

De Provincie Zeeland hanteert in het omgevingsplan voor recreatiewoningen en kampeerterreinen vanuit de Wet geluidhinder en de Wet milieubeheer dezelfde normen als bij gewone woningen.

Evenementenbeleid gemeente Sluis

Zoals is verwoord in hoofdstuk 4 heeft de gemeente Sluis een eigen evenementenbeleid. De mate van geluidsoverlast wordt betrokken bij het verlenen van de evenementenvergunning.

Scheepvaartlawaai

Voor scheepverkeerslawaai is in Nederland geen wettelijke toetsingskader beschikbaar. De mate van geluidhinder die wordt veroorzaakt door schepen is niet zodanig dat de wetgever daarvoor grenzen heeft gesteld. Het ontbreken van een wettelijk kader voor scheepverkeerslawaai betekent niet zonder meer dat er geen voorwaarden aan gesteld worden, zo blijkt uit jurisprudentie. Indien redelijkerwijs aannemelijk is dat scheepverkeerslawaai relevant is, moet de geluidbelasting van de scheepverkeer ter hoogte van de geluidsgevoelige bestemmingen inzichtelijk worden gemaakt.

Wegverkeerslawaai

Op basis van de Wet geluidhinder (Wgh) dienen akoestisch relevante situaties onderzocht te worden op gebied van wegverkeerslawaai. De transformatieopgave van het havengebied Breskens vraagt om een zorgvuldige toetsing van de effecten van dit planvoornemen op de verkeerskundige situatie. In dit hoofdstuk worden op het gebied van wegverkeerslawaai het Basisalternatief en de Variant 'accentueren rondweg' onderzocht. De verkeerskundige situatie na realisatie van de transformatieopgave zorgt voor een verandering in de effectbeleving voor de omgeving voor wegverkeerslawaai. In deze paragraaf wordt inzicht gegeven in het wettelijk kader van de Wgh en de gehanteerde onderzoekmethode.

Geluidszones langs wegen

Langs alle wegen bevinden zich op grond van de Wgh geluidszones, met uitzondering van woonerven en 30 km/h-wegen. Binnen de geluidszone van een weg dient de geluidsbelasting aan de gevel van geluidsgevoelige bestemmingen zoals woningen aan wettelijke normen te voldoen. De breedte van een geluidszone is afhankelijk van het aantal rijstroken en de ligging van de weg (binnen- of buitenstedelijk). De geluidszone ligt aan weerszijden van de weg, gemeten vanuit de as van de weg. Wegen met een geluidszone worden hierna als gezoneerde weg aangeduid.

Tabel 5.5 Schema zonebreedte aan weerszijden van de weg volgens artikel 74 Wgh

aantal rijstroken   breedte van de geluidszone (in ms)  
  buitenstedelijk gebied   stedelijk gebied  
5 of meer   600   350  
3 of 4   400   350  
1 of 2   250   200  

In artikel 1 van de Wgh zijn de definities opgenomen van binnenstedelijk en buitenstedelijk gebied. Deze definities luiden:

  • binnenstedelijk gebied: het gebied binnen de bebouwde kom met uitzondering van het gebied binnen de zone van een autoweg of autosnelweg;
  • buitenstedelijk gebied: het gebied buiten de bebouwde kom, alsmede het gebied binnen de bebouwde kom voor zover liggend binnen de zone van een autoweg of autosnelweg.

Dosismaat Lden

De geluidhinder wordt berekend aan de hand van de Europese dosismaat Lden (L day-evening-night). Deze dosismaat wordt weergegeven in dB. De berekende geluidswaarde in Lden vertegenwoordigt het gemiddelde geluidsniveau over een etmaal.

Artikel 110g Wgh

De in de Wgh genoemde grenswaarden aan de buitengevels betreffen waarden inclusief artikel 110g Wgh. Dit artikel houdt in dat een aftrek mag worden gehanteerd welke anticipeert op het stiller worden van het verkeer in de toekomst door innovatieve maatregelen aan de voertuigen. Bij binnenwaardenberekeningen dient te worden uitgegaan van de gecumuleerde geluidsbelasting exclusief de aftrek conform artikel 3.4 van het Reken- en meetvoorschrift 2012. Bij wegen met een maximumsnelheid van minder dan 70 km/h wordt een aftrek van 5 dB gehanteerd.

De wegen met een maximumsnelheid van 70 km/h of hoger, zoals de provinciale wegen N675 en N676, geldt een aftrek van 2 dB. De Wgh geeft voor deze wegen een verruiming van de aftrek bij een geluidsbelasting van 56 dB (aftrek van 3 dB toegestaan) en bij 57 dB (aftrek van 4 dB toegestaan).

30 km/h-wegen

Wegen met een maximumsnelheid van 30 km/h of lager zijn op basis van de Wgh niet-gezoneerd. Akoestisch onderzoek zou in zowel nieuwe als gewijzigde situaties achterwege kunnen blijven. Op basis van jurisprudentie dient in het kader van een goede ruimtelijke ordening inzichtelijk te worden gemaakt of sprake is van een aanvaardbaar akoestisch klimaat. Ter onderbouwing van de aanvaardbaarheid van de geluidsbelasting wordt bij gebrek aan wettelijke normen aangesloten bij de benaderingswijze die de Wgh hanteert voor gezoneerde wegen. Vanuit dat oogpunt worden de voorkeursgrenswaarde en de maximale ontheffingswaarde als referentiekader gehanteerd. De voorkeursgrenswaarde geldt hierbij als richtwaarde en de maximale ontheffingswaarde als maximaal aanvaardbare waarde.

Tijdelijke hinder (bouwlawaai)

Circulaire Bouwlawaai 2010 en de beleidsregels handhaving bouwoverlast Sluis (2012)

Mogelijke (tijdelijke) geluidshinder als gevolg van de bouw- en aanlegwerkzaamheden tijdens de uitvoeringsfase wordt getoetst aan de 'Circulaire bouwlawaai 2010'. Hierin wordt een normstelling aanbevolen, tijdens de gehele duur van de werkzaamheden, van 60 dB(A) voor het equivalent geluid niveau (Laeq) in de dagperiode (07.00 - 19.00 uur). Indien dat noodzakelijk is, biedt de circulaire de mogelijkheid om tijdelijk (voor ten hoogste een gegeven aantal dagen) een hogere geluidsbelasting, tot ten hoogste 80 dB(A), toe te staan. In de gemeentelijke beleidsregel wordt voor de gehele gemeente Sluis invulling gegeven aan de algemene normstelling uit de circulaire. Bijzondere aandacht wordt daarin besteed aan geluidhinder van bouw- en heiwerkzaamheden in de perioden juli tot oktober, de voorjaarsvakantie, de herfstvakantie en de kerstvakantie van elk jaar. Dit laatste vanwege het belang van de verblijfsrecreatie in de gemeente.

5.5.2 Onderzoeksresultaten vanuit het MER

Gebiedsprofiel: gemengd gebied

In de huidige situatie is reeds sprake van een gemengd gebied, anders dan een regulier woongebied. De combinatie van bedrijvigheid, haven, visserij, jachthaven en recreatie zorgt voor een de karakteristiek van het gebied als een gemengd gebied. In de toekomstige situatie neemt de levendigheid alleen maar toe en wordt een levendig recreatief verblijfsgebied gerealiseerd waar verschillende soorten functies, naast het wonen en recreatief verblijf mogelijk zijn (gebied met functiemenging). Dit gemengde gebiedsprofiel is bepalend voor de beoordeling van de ruimtelijke aanvaardbaarheid van de relatief kleine afstanden tussen de appartementen voor wonen en verblijfsrecreatie en de bedrijfsmatige functies in en rondom de jachthaven en het Viscentrum. Bij de verdere vergunningverlening en het toezicht en handhaving in het milieuspoor moet hiermee rekening worden gehouden.

Jachthaven

Er is grotendeels sprake van een goed woon- en leefklimaat ter plaatse van de nieuwe appartementen. Alleen ter hoogte van het nieuw te ontwikkelen appartementencomplex aan de Kaai is een overschrijding te verwachten van het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau. In de nachtperiode wordt de geluidsnorm hier met 5 dB (A) overschreden. De geluidsbron die deze overschrijding van de richtwaarden veroorzaakt, is het klapperen van de tuigage tegen de masten van de zeiljachten.

Het bevoegd gezag heeft altijd de mogelijkheid om ter plaatse een hogere geluidsbelasting toe te staan. Hiervoor zijn in dit geval duidelijke argumenten aanwezig.

  • De overschrijding is enkel en alleen het gevolg van het klapperen van tuigage van zeiljachten die in de jachthaven zijn aangemeerd.
  • Dit type geluid is inherent aan het beoogde eindbeeld dat in het gebied wordt nagestreefd (levendige jachthaven met verblijfsrecreatie en permanente bewoning).

Daarnaast heeft het bevoegd gezag altijd de mogelijkheid om het vastmaken van het tuigage op zeiljachten verplicht voor te schrijven in de omgevingsvergunning voor milieu. Dit zal in het havenreglement worden vastgelegd. Hiermee is een goed verblijfsklimaat verzekerd.

Nieuwe bedrijvigheid

In de toekomstige situatie wordt voldaan aan de geldende geluidsnormen door de nieuwe bedrijvigheid. Het gebied wordt namelijk aangemerkt als een 'gemengd gebied' waarvoor ruimere normen gelden dan voor een 'rustig woongebied'. In de huidige situatie is reeds sprake van een gemengd gebied, anders dan een regulier woongebied. De combinatie van bedrijvigheid, haven, visserij, jachthaven en recreatie zorgt voor een de karakteristiek van het gebied als een gemengd gebied. In de toekomstige situatie neemt de levendigheid verder toe en wordt een levendig recreatief verblijfsgebied gerealiseerd waar verschillende soorten functies, naast het wonen en recreatief verblijf mogelijk zijn (gebied met functiemenging). Hiermee ligt het gemengde karakter van het gebied vast. Bij de beleving van de geluidhinder moet hier in de toekomstige situatie rekening mee worden gehouden.

Wegverkeerslawaai

De milieueffecten zoals wegverkeerslawaai, luchtkwaliteit en stikstofdepositie worden op basis van een jaargemiddelde weekdag inzichtelijk gemaakt. De piekmomenten tijdens de vakantieperiodes zijn niet representatief voor een jaargemiddelde. De invloed van het toerisme in laag- en hoogseizoen in combinatie met de weersomstandigheden maken het verkeersbeeld in de kern Breskens zeer gevarieerd. Om een representatief jaargemiddelde te bepalen zijn daarom in januari, mei en augustus 2016 verkeerstellingen uitgevoerd. De telling in januari vertegenwoordigt een weekdag uit het laagseizoen. De mei-telling vertegenwoordigt het voorseizoen tijdens vakantie- en feestdagen, maar ook weekdagen buiten de vakantie. De verkeerstellingen die in augustus hebben plaatsgevonden zijn representatief voor het hoogseizoen. Het gemiddelde van deze drie telperiodes geven een representatief beeld van de gemiddelde verkeersbelasting.

Op basis van de genoemde uitgangspunten wordt het volgende geconcludeerd.

  • Nieuwe woningen ten opzichte van bestaande wegen
    Uit de modelberekeningen blijkt dat alleen de Keerdam akoestisch relevant is voor de nieuwe woningen. De geluidsbelasting ten gevolge van de overige omliggende wegen is marginaal en daarom niet in de resultaten opgenomen.
    Uit de geluidsberekeningen blijkt dat de richtwaarde van 48 dB op de gevel van nieuwe woningen op de Middenhavendam en Kaai ten gevolge van de Keerdam wordt overschreden (tabel 10.11). Dit geldt voor in het Basisalternatief. In de variant 'accentueren rondweg Sterreboschweg' geldt dat enkel op de woningen aan de Kaai een overschrijding plaatsvindt van de richtwaarde en niet meer ter hoogte van de Middenhavendam zoals in het basisalternatief. De maximale aanvaardbare geluidswaarde wordt niet overschreden.
  • Nieuwe woningen ten opzichte van de nieuwe weg

In zowel het Basisalternatief als bij het benutten van de rondweg wordt de richtwaarde van 48 dB niet overschreden.

  • Bestaande woningen ten opzichte van nieuwe weg
    Uit de geluidsberekeningen blijkt dat de richtwaarde van 48 dB op geen van bestaande woningen wordt overschreden, waardoor sprake is van een aanvaardbaar akoestisch klimaat. Er treedt geen effect op. Dit geldt zowel voor het Basisalternatief, als de variant 'accentueren rondweg Sterreboschweg'.
  • Uitstralingseffecten
    In het Basisalternatief is aan de Promenade voor het appartementengebouw Residence De Wulpen een geluidstoename berekend van 1,79 dB; de maximale geluidsbelasting bedraagt niet meer dan 50 dB. Dit is een aanvaardbare geluidssituatie, een goed woon- en leefklimaat blijft gewaarborgd gelet op de zeer beperkte overschrijding van de voorkeursgrenswaarde van 48 dB. De maximale binnenwaarde van 33 dB is op voorhand te behouden; het verschil is immers niet groter dan 17 dB. Die geluidsreductie volgt uit gebruikelijke bouwconstructies. De norm voor de maximale aanvaardbare geluidstoename van 5 dB en de norm voor de maximaal aanvaardbare geluidsbelasting van 63 dB worden niet overschreden, zodat in het Basisalternatief formeel gezien sprake is van een akoestisch aanvaardbaar klimaat. Aangezien wel sprake is van een toename van meer dan 1,5 dB is het effect in het Basisalternatief als licht negatief (-) beoordeeld. De maat van 1,5 dB vloeit voort uit de regelgeving inzake reconstructie van een weg in de zin van de Wet geluidhinder. Daarvan is sprake indien naast een fysieke wijzigingen aan een weg, de geluidstoename 2 dB of meer bedraagt. Bij akoestisch onderzoek wordt een toename vanaf 1,5 dB beschouwd als een toename van 2 dB. In dit kader is overigens geen sprake van een daadwerkelijke fysieke reconstructie.
    De uitstralingseffecten zijn volgens de reconstructiekaders uit de Wet geluidhinder getoetst. Omdat het geen formele reconstructiesituatie betreft, kunnen geen hogere waarden voor de betreffende woningen aangevraagd worden. In het kader van een goede ruimtelijke ordening worden in paragraaf 10.5 wel maatregelen onderzocht om de geluidsbelasting op de gevel van de betreffende bestaande woningen terug te dringen.
  • Conclusie

In het VKA doen zich geen knelpunten wat betreft het geluid voor.

afbeelding "i_NL.IMRO.1714.jachthavenBreskens-VG01_0042.png"

Figuur 5.8 Uitstralingseffecten geluidstoename > 1,5 dB uitsluitend in het Basisalternatief

Tabel 5.6 Uitstralingseffecten hoogste geluidstoename per weg

nr.   naam wegvak   hoogste geluidstoename Basisalternatief  
1   N676 noord   0,33 dB  
2   N676 zuid   1,03 dB  
3   N675 oost   0 dB  
4   Duivelshoekseweg   0 dB  
5   Rijksweg   0 dB  
6   Singel   0 dB  
7   Promenade   1,79 dB  
8   Westlandstraat   0,33 dB  
9   Grote Kade   0,39 dB  
10   Dorpsstraat   0,51 dB  
11   Weegbrugweg   0,66 dB  
12   Scheldekade   0,17 dB  
14   Keerdam   0,56 dB  

Overwegingen bij gewijzigde vaststelling

Op de effecten van het geluid van de vismijn, laad- en losactiviteiten, reparatiewerkzaamheden en walstroom voor de bestaande woonbebouwing in de directe omgeving is in het bestemmingsplan specifiek ingegaan naar aanleiding van zienswijzen. In het verrichte onderzoek zijn de maatgevende vaarbewegingen betrokken op basis van actuele inzichten. Verwezen wordt naar paragraaf 5.5.4 van deze toelichting van het bestemmingsplan en bijlage 16. Daaruit volgt dat een voldoende woon- en leefklimaat is gewaarborgd. Voor de volledige overwegingen wordt verwezen naar het rapport Zienswijzen & ambtshalve wijzigingen, paragrafen 3.3.11, 3.3.14, 4.2.3, 4.2.6 en 4.2.8.

Evenementen

In de toekomstige situatie zullen de bestaande evenementen in het havengebied ook plaats blijven vinden. Het beoogde eindbeeld zoals dat in het Masterplan is neergelegd, gaat uit van een hoogwaardig verblijfsrecreatief gebied met een grote mate van levendigheid. De huidige evenementen zijn passend in dat eindbeeld. Het gros van de evenementen is afgelopen voor 23:00 uur. Enkel de Visserijfeesten gaan door tot in de nachtperiode (gedurende 02.00 uur). Daarmee wordt de nachtperiode voor het overgrote deel gerespecteerd.

Voor alle evenementen blijft gelden dat ze uiteraard dienen te voldoen aan de normen die gesteld zijn in de APV van de gemeente Sluis. Als eindtijd voor evenementen is in de Nota evenementenbeleid 24.00 uur voor muziek gehanteerd en als eindtijd voor het evenement 00.30 uur (zondag tot en met donderdag). Op vrijdag, zaterdag en dagen vóór een officiële feestdag geldt 01.00 uur als eindtijd voor de muziek en 01.30 uur voor het evenement zelf. De evenementen moeten voldoen aan dit beleid, waarmee een passende regeling voor de omgeving is vastgelegd.

In het onderzoek naar verkeer en geluid is rekening gehouden met een groot evenement zoals de Visserijfeesten, een middelgroot evenement en meerdere kleine evenementen. Uit het onderzoek zoals opgenomen in het MER (hoofdstuk 9) blijkt dat het aandeel van het verkeer en de toename van geluid alleszins aanvaardbaar is. In feite zijn er geen noemenswaardige, nadelige effecten voor de kern Breskens. Vandaar dat op basis daarvan enkele grote evenementen zijn toegestaan, enkele middelgrote evenementen en meerdere kleine evenementen. De grote en middelgrote evenementen worden geconcentreerd in het hoogseizoen, kleinere evenementen zijn het hele jaar mogelijk. Hierop is de bestemmingsregeling afgestemd. daarin is ook aandacht besteed aan de geluidsbelasting vanuit het evenement op de omgeving. Deze geluidsnormen volgen uit gebruikelijke berekeningen.

De gemeente Sluis weegt de milieuhinder bij elke aanvraag voor een evenement nauwkeurig af, en geeft indien voldaan wordt aan de APV een vergunning af voor het evenement. Daarmee wordt voldoende gewaarborgd dat onevenredige geluidhinder kan worden voorkomen. Tevens wordt het evenementenbeleid in de bestemmingsregeling vertaald.

Overwegingen bij gewijzigde vaststelling

Bij de gewijzigde vaststelling van het bestemmingsplan is de regeling voor evenementen aangevuld. Verwezen wordt naar paragraaf 3.7.7 van deze toelichting.

Bedrijfsfuncties in de directe omgeving van het havengebied

In de omgeving van het havengebied zijn geen bedrijfsfuncties die van invloed zijn op de milieusituatie in het havengebied aanwezig . Ten zuiden van de Scheldekade is wel een bedrijventerrein gelegen met een maximaal milieucategorie 3.2, maar dit terrein ligt op voldoende afstand zodat ruimschoots aan de richtafstanden uit de VNG-brochure wordt voldaan. Dit betekent dat de realisatie van nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen, zoals (recreatie)appartementen, geen belemmering vormt voor de omliggende bedrijfsfuncties. Omgekeerd is, omdat aan de richtafstanden uit de VNG-brochure wordt voldaan, een aanvaardbaar woon- en leefklimaat ter plaatse van de nieuwe (recreatie)appartementen gegarandeerd.

Toekomstige verschillende nieuwe functies in het havengebied

Binnen het havengebied worden enkele specifieke bedrijven bestemd en wordt ruimte geboden aan een diversiteit van kleinschalige bedrijvigheid tot en met milieucategorie 2. In tabel 5.7 is hiervan een overzicht opgenomen inclusief de bijbehorende milieucategorie uit de VNG-brochure.

Tabel 5.7 Indeling in milieucategorieën van toekomstige bedrijvigheid in het havengebied

inrichting   type functie(s)   SBI-code   milieu-
categorie  
richtafstand ten opzichte van gemengd gebied   feitelijke afstand  
jachthaven   jachthaven   932.G   3.1   30 m   > 50 m  
viscentrum   visafslag,
museum,
detailhandel en horeca  
0311, 52, 9101, 9102   3.2   50 m   50 m  
Breskens Yacht Services (BYS)   Meeusen   Scheepsbouw- kunststof schepen   301, 3315.2   3.2   50 m   50 m  
overige bedrijvigheid, zoals Vermeire, detailhandel, horeca en dienstverlening   1 en 2   0 m   0 m  

Ten aanzien van de milieucategorisering is voorts het volgende overwogen.

  • Voor de vismijn is uitgegaan van de maatgevende activiteiten voor de effecten op de omgeving. Dat zijn de zeevisserijbedrijfsactiviteiten. In de Staat van Bedrijfsactiviteiten is als grootste afstand genoemd 100 meter. Die afstand geldt ten opzichte van reguliere woonwijken. Het havengebied is een gemengd gebied. Voor dat soort gebieden kan rekening worden gehouden met een 'afstandscategorie' minder, dus 50 meter.
  • De vismijn is niet vergelijkbaar met de 'veilingen voor landbouw- en visserijproducten'.  Dan zou de visveiling in Breskens vergelijkbaar zijn met de landelijk bekend zijnde vis- en groenteveilingen in IJmuiden, Urk en Westland. De veiling in Breskens is aanmerkelijk kleinschaliger.
  • Visverwerkingsactiviteiten met een ruimtelijke impact waardoor relevante afstanden moeten worden aangehouden tot woningen, die vinden niet plaats. Stel dat hiervan wel sprake zou zijn, dan kan worden voldaan aan de maatgevende afstand van 50 meter in dit gemengde gebied. Die afstand is hetzelfde als 100 meter ten opzichte van een regulier woongebied.
  • De bedrijfsactiviteiten inzake schepen betreft reparatie van kunststof boten. Aan de relevante afstandsmaat van 50 meter (gemengd gebied; 100 meter reguliere woonwijk) wordt voldaan. Reparatie aan metalen schepen is niet van dien aard dat sprake is van bedrijvigheid met een afstandsmaat van 200 meter (woonwijk). Dergelijke activiteiten zijn ter plaatse niet aanwezig en ook niet beoogd. Voor reparatieactiviteiten waarmee een afstandsmaat gemoeid is (geluid), worden op scheepswerven elders verricht, zoals in Vlissingen of Hansweert. Ook het repareren van een loodsboot houdt niet in dat in dat geval motorrevisering of dergelijke werkzaamheden plaatsvinden. Ook die activiteiten worden elders verricht.
  • Voor een goede afstemming tussen de bedrijvigheid en de omgeving wordt onder meer gewaarborgd dat de geuruitstoot beperkt blijft door het begrenzen van de jaarlijkse doorzet van polyesterhars tot 300 liter, twee keer zoveel als in de huidige praktijk gangbaar is. Het gaat dan om een hoeveelheid die alleen wordt gebruikt voor kleine reparaties en niet voor afbouw van schepen. Hieruit volgt dat zich geen relevante geurhinder kan voordoen zodat geen relevante afstandsmaat aan de orde is waar het gaat om het geuraspect.
  • BYS verricht las- en slijpwerkzaamheden. Dit gebeurt binnen overeenkomstig de toepasselijke regelgeving. Hinder voor de omgeving treedt niet op.

De nieuwe appartementen worden direct boven de te realiseren bedrijvigheid uit categorie 1 en 2 gerealiseerd. Op het maaiveld vinden maatgevende hinderactiviteiten plaats (niveau van de havenkade). Denk aan terrassen, het laden en lossen en het winkelend publiek. Door het aanbrengen van voldoende bouwkundige voorzieningen (betonnen scheidingsvloer tussen de plint en de bovenliggende appartementen), wordt ter plaatse van de bovenliggende (recreatie)appartementen een aanvaardbaar woon- en leefklimaat gegarandeerd.

Bij de keuze voor de toekomstige inrichting van het havengebied is voorts rekening gehouden met de aanwezigheid van de twee bestaande scheepsreparatiebedrijven (Meeusen en BYS) die ook na afronding van de transformatie in het havengebied gevestigd zullen blijven. Deze bedrijven worden aan de voet van de Middenhavendam gesitueerd. In de toekomstige situatie wordt voldaan aan de richtafstanden uit de VNG-brochure die bij het gebiedstype 'gemengd gebied' voor deze twee bedrijven gelden (zie tabel 5.7). Voorwaarde daarbij is dat deze twee bedrijven van een passende bestemming worden voorzien.

Voor de vaarbewegingen van de KNRM en het geluid hiervan in relatie tot de appartementen in de directe omgeving is onderzoek verricht. Uitgegaan is van een bronvermogen van 98 dB(A) bij met vol gas en 88 dB(A) voor stationair binnenvaren. De geluidssituatie is berekend voor 1 keer vol gas uitvaren in de dag-, avond- en nachtperiode, stationair binnenvaren, in de dagperiode nog een keer stationair binnen- en uitvaren; in totaal 4 uitvaarten per etmaal. Dit levert equivalent de volgende geluidniveaus op bij een richtwaarde van 50 dB(A) voor een gemengd gebied. Hiermee wordt voldaan aan het Activiteitenbesluit. Voor het maximaal geluidniveau is uitgegaan van een bronvermogen van +3 dB(A) ten opzichte van het equivalent bronvermogen. Het vol gas uitvaren veroorzaakt dan een maximaal geluidniveau van 64 dB(A). De richtwaarde bedraagt 70/65/60 dB(A) voor de dag- , avond- en nachtperiode. In de nachtperiode zal sprake zijn van uitzonderingssituaties, een calamiteit. Vandaar dat de te verwachten zeer incidentele overschrijding aanvaardbaar is. Stationair uitvaren past met het geluidsniveau van 54 dB(A) binnen de maximale geluidswaarden.

Voor het laden en lossen van vissersschepen voor het Viscentrum is akoestisch onderzoek verricht naar de geluidseffecten voor de directe omgeving. Het gaat dan met name om het lossen van vis. Uit het onderzoek is gebleken dat het mogelijk is overdag en 's avonds schepen te lossen. Voor de nachtelijke periode wordt nader onderzoek verricht. Daarbij wordt gekeken naar het aantal te lossen schepen, de bedrijfsduur en het aantal keer dat dit voorkomt. Desgewenst wordt in een specifieke regeling in het bestemmingsplan voorzien. Tevens is het denkbaar dat met maatwerkvoorschriften een en ander adequaat kan worden geregeld.

5.5.3 Maatregelen en vertaling in bestemmingsregeling

Maatregelen

De geluidshinder van de scheepsherstelbedrijven moet op de eerste plaats worden begrensd door de bestemmingsregeling. Hiermee wordt voorkomen dat deze zwaardere categorieën aan bedrijvigheid zich ook elders in het plangebied zou vestigen en dat nieuwe appartementen binnen de geldende richtafstand worden gebouwd.

Voor wat betreft de beoogde evenementen geldt in beginsel dat de vergunningverlening per evenement plaats zal vinden op grond van de APV van de gemeente Sluis. Het gebied is in de toekomst bij uitstek geschikt voor het houden van evenementen. Vandaar dat vanuit een goede ruimtelijke ordening bezien, in de bestemmingsregeling de toelaatbaarheid van evenementen wordt geregeld.

Vertaling in de bestemmingsregeling

De twee scheepsreparatiebedrijven die na voltooiing van de transformatieopgave in het plangebied gevestigd blijven, worden van een specifieke (bedrijfs)bestemming voorzien (lid 3.1). In de verschillende bestemmingen worden evenementen toegestaan. Er is geen nadere regeling nodig voor de geluidsmaatregelen.

5.5.4 Overwegingen bij de gewijzigde vaststelling
5.5.4.1 Geluid vismijn en schepen

Bij de gewijzigde vaststelling is ten aanzien van geluid het volgende specifiek overwogen. Voor de volledige overwegingen wordt verwezen naar het rapport Zienswijzen & ambtshalve wijzigingen, paragrafen 3.3.11 en 3.3.14).

Nader onderzoek is verricht naar de geluiduitstraling van de nieuwe locatie van de vismijn, als onderdeel van het Viscentrum (zie bijlage ). Daarbij is tevens onderzocht of de planontwikkeling leidt tot een relevante toename van de gecumuleerde geluidbelasting van verschillende geluidsbronnen. Hieruit is gebleken dat als gevolg van de planontwikkeling geen onaanvaardbare geluidshinder zal optreden op bestaande milieugevoelige objecten.

Uit het onderzoek blijkt dat ter plaatse van de bestaande woningen geen onaanvaardbare geluidshinder zal optreden als gevolg van de planontwikkeling. Van een, vanuit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening, onaanvaardbare geluidsoverlast is niet gebleken.. Ter plaatse is een aanvaardbaar woon- en leefklimaat gewaarborgd

5.5.4.2 Laad- en losactiviteiten

Bij de gewijzigde vaststelling is ten aanzien van laad- en losactiviteiten het volgende specifiek overwogen. Voor de volledige overwegingen wordt verwezen naar het rapport Zienswijzen & ambtshalve wijzigingen, paragraaf 4.2.3.

In de bestemmingsregeling zijn laad- en losvoorzieningen toegestaan. Hierbij zijn voorbeelden genoemd zoals mobiele kranen. Echter, in de haven zijn kranen voor het in- en uittakelen van boten aanwezig, ter plaatse van de bestemming Bedrijf. Incidenteel kunnen mobiele kranen worden gebruikt. Dat hoeft echter niet als zodanig te worden geregeld, aangezien het om incidentele, veelal kortdurende, situaties gaat en naast mobiele kranen ook andere laad- en losvoorzieningen mogelijk zijn binnen de planregels, die passen bij de havenactiviteiten die in het plan zijn voorzien.

Voor de ruimte nabij het Viscentrum is bepaald dat in de directe omgeving laden en lossen van vissersschepen voor het Viscentrum is toegestaan. Daarvoor zijn in het plangebied gedeelten van de kades gereserveerd. Het betreft hier een plaatsbepaling en heeft geen betrekking op laad- en losvoorzieningen zoals hiervoor bedoeld. Ter plaatse kunnen vissersschepen ook aangemeerd blijven. Voor andere schepen is elders in de haven ruimte. Dat geldt ook voor de grotere kotters. Het laden en lossen hiervan is eveneens toegestaan. Voor andere schepen is alleen bevoorrading van (niet het lossen) en kleinschalige onderhouds- en reparatiewerkzaamheden aan het schip toelaatbaar gesteld. Dit wordt in de regels specifieker toelaatbaar gesteld in de bestemmingen rondom de Handelshaven (Gemengd-1, Gemengd-3 en Waterstaat).

5.5.4.3 Reparatiewerkzaamheden schepen

Bij de gewijzigde vaststelling is ten aanzien van reparatiewerkzaamheden aan schepen het volgende specifiek overwogen. Voor de volledige overwegingen wordt verwezen naar het rapport Zienswijzen & ambtshalve wijzigingen, paragraaf 4.2.6.

De bedoeling is dat kleinschalige reparatiewerkzaamheden aan schepen ter plaatse kunnen worden uitgevoerd. Dit betreffen noodreparaties en kleine reparaties, niet zijnde werkzaamheden gericht op grotere reparaties, herstel van schade, aanpassing of verbetering van het schip. Deze termen komen overeen met gebruikelijke termen in havenreglementen. In de bestemmingsregeling worden deze termen ingevoerd. Vandaar dat op enkele onderdelen een wijziging in artikel 9.3.2 nodig is. De daarin opgenomen waarden volgen uit de VNG-brochure Bedrijven en milieuzonering. Tevens zijn begrenzingen van tijd en effecten opgenomen. Bepaald is dat de bedrijfsduur van de activiteiten maximaal 2 uur mag bedragen. Dit is de totale tijd dat de activiteit daadwerkelijk wordt uitgeoefend. Met tussenpozen kunnen de bedoelde werkzaamheden bijvoorbeeld acht keer een kwartier of zes keer twintig minuten worden verricht. De tijdspanne waarbinnen dit mag plaatsvinden bedraagt maximaal vier uur per schip.

Op deze wijze is een passend woon- en leefklimaat gewaarborgd, rekening houdend met de karakteristiek van de omgeving en de ruimte die bijvoorbeeld vissersschepen nodig hebben voor kleinschalige reparaties en daarnaast voor noodreparaties, die door de aard hiervan niet begrensd kunnen worden.

5.5.4.4 Walstroom

Bij de gewijzigde vaststelling is ten aanzien van walstroom het volgende specifiek overwogen. Voor de volledige overwegingen wordt verwezen naar het rapport Zienswijzen & ambtshalve wijzigingen, paragraaf 4.2.8.

In de Handelshaven leggen schepen aan. Dat is het huidige gebruik en ook in de toekomst het gebruik van deze haven. Schepen blijven in de haven liggen en kunnen voor de stroomvoorziening gebruik maken van een walstroomaansluiting. Dat is niet bij alle schepen het geval. Die schepen gebruiken generatoren of aggregaten. Dit geeft geluidhinder voor de directe omgeving. Het is dan ook gewenst dat alle schepen die ligplaatsen kiezen in de Handelshaven worden aangesloten op walstroom. Vandaar dat aan de bestemmingsregeling voor de haven een bepaling wordt toegevoegd voor verplicht gebruik van walstroom. Daarbij wordt ruimte geboden voor toepassing van stille generatoren op een schip. Om dit te begrenzen wordt een maximaal toelaatbaar bronvermogen in de planregels opgenomen, dat ruim lager ligt dan een stationair draaiende motor van een vrachtwagen. Op enige afstand zeker bij de bestaande woningen, die dat geluid niet waarneembaar.

5.6 Water, dijkveiligheid en nautische veiligheid

5.6.1 Toetsingskader

Wet ruimtelijke ordening (Wro)

Een belangrijk onderdeel van de Wro is de watertoets. Het doel van de watertoets is waarborgen dat waterhuishoudkundige doelstellingen expliciet en op evenwichtige wijze in beschouwing worden genomen bij alle waterhuishoudkundig relevante ruimtelijke plannen en besluiten van Rijk, provincies en gemeenten. Ruimtelijke plannen moeten voorzien zijn van een waterparagraaf. Hiervoor moet het proces van de watertoets worden doorlopen. De waterbeheerders kijken of in een plan voldoende rekening is gehouden met de waterhuishouding ter plaatse en geven een wateradvies. Voor Breskens is waterschap Scheldestromen de waterbeheerder. Voor de Westerschelde betreft dit Rijkswaterstaat.

Keur & legger waterkering

Om de zorg voor waterveiligheid goed te kunnen uitvoeren, hebben het Waterschap Scheldestromen en Rijkswaterstaat twee hoofdinstrumenten tot haar beschikking: de Keur en de legger. Deze instrumenten richten zich op de bescherming en instandhouding van het bestaande watersysteem. De legger geeft de ligging, de afmetingen en onderhoudsplichtigen of onderhoudsverplichtingen aan. De Keur bevat regels, die bestaan uit gebodsbepalingen en verbodsbepalingen. Voor een ontwikkeling binnen de kern- of beschermingszone van een legger is een ontheffing van de Keur nodig.

Nautische veiligheid

Hoofdstuk 2 van het rapport Onderzoek naar de nautische effecten van jachthavenontwikkeling op de veiligheid en vlotheid van het scheepvaartverkeer op de (Wester)Schelde [Terp & IntraPlan, 2010] bevat het toetsingskader voor de nautische veiligheid op de Westerschelde. Het toetsingskader is opgebouwd vanuit de beleidsuitgangspunten van Verkeer en Waterstaat, namelijk vlotheid, veiligheid en toegankelijkheid van de vaarroutes en havens voor de beroepsvaart en veiligheid, bereikbaarheid en duurzaamheid voor de recreatievaart.

Het toetsingskader bevat vijf criteria.

  • De afstand van de haventoegang tot de hoofdvaargeul.
  • De complexiteit van de omgeving van de haven.
  • De stroming bij de haventoegang.
  • De breedte van de vaargeul in de directe omgeving van de haven.
  • De kosten van preventieve maatregelen.

De klasse-indeling voor jachthavenontwikkeling op grond van de toetsing aan de criteria in relatie tot de nautische veiligheid en vlotheid van het scheepvaartverkeer op de Westerschelde is als volgt.

  • Klasse 1: score 4 t/m 9 punten

geen nautische beperkingen voor jachthavenontwikkeling; geen of zeer beperkte maatregelen.

  • Klasse 2: score 10 t/m 15 punten

nautische bezwaren tegen jachthavenontwikkeling, geen ontwikkeling mogelijk, tenzij wordt voldaan aan nader uit te werken maatregelen:

    • 1. 2a: score 10 t/m 13: beperkte maatregelen;
    • 2. 2b: score 14 of 15: uitgebreide maatregelen.
  • Klasse 3: score 16 t/m 18 punten

zwaarwegende bezwaren tegen jachthavenontwikkeling, nautisch gezien is aanleg / uitbreiding van jachthavens niet verantwoord.

Verbreed Gemeentelijk Rioleringsplan Sluis 2014 - 2018

Het Verbreed Gemeentelijk Rioleringsplan (GRP) beschrijft de wijze waarop de gemeente Sluis invulling geeft aan haar wettelijke zorgplicht voor gemeentelijke watertaken. Om dit eenduidig vast te leggen, is de systematiek van 'doelen, functionele eisen, maatstaven en meetmethoden' toegepast. Met de doelen en functionele eisen wordt de gewenste situatie beschreven en vastgelegd over de toestand en het functioneren van bestaande en nieuwe voorzieningen voor de gemeentelijke watertaken. Door het formuleren van maatstaven en de daarbij behorende meetmethoden, wordt de zorg voor de gemeentelijke watertaken geconcretiseerd en toetsbaar gemaakt.

Voor de inzameling en transport van stedelijk afvalwater wordt bij in- en uitbreidingen, altijd riolering aangelegd. Bij de aanleg van riolering bij nieuwbouw wordt bewust nagegaan hoe er met hemelwater wordt omgegaan. In uitbreidingsgebieden voor woningbouw worden gescheiden rioolstelsels aangelegd. Daarbij wordt sterk gelet op het voorkomen van risico's van vervuiling van het afstromende hemelwater.

5.6.2 Onderzoeksresultaten vanuit het MER

Water

In het MER dat aan dit bestemmingsplan ten grondslag ligt zijn de hierna genoemde deelaspecten onderzocht. Deze deelaspecten zijn afgeleid van de zogenaamde watertoetstabel die het waterschap hanteert voor het wateradvies.

Wateroverlast vanuit oppervlaktewater

Bij het ontwerp van de nieuwe bebouwing wordt expliciet rekening gehouden met de omstandigheid dat het hier een buitendijks gebied betreft. Dat is de reden dat de appartementen worden gebouwd vanaf het niveau van 8,8 m +NAP. Dit niveau is in overleg met het Waterschap Scheldestromen bepaald en voldoet aan de nieuwe eisen inzake hoogwaterveiligheid. Het komt voor dat het hoogwater het niveau van de kades overstijgt. Ter voorkoming van hinder worden de appartementen op een sokkel gezet.

De in de sokkel gelegen ruimtes voor verschillende nieuwe functies en parkeergelegenheden worden voorzien van een dorpel (op circa 4 m +NAP) om te voorkomen dat bij een hoogwaterstand (boven 3,50 +NAP, maaiveldniveau van de kaden) deze ruimten onder lopen.

De transformatie van het havengebied is sprake brengt een toename van de oppervlakteverharding mee. Deze oppervlakteverharding dient normaliter gecompenseerd te worden in de vorm van open water. Het plangebied is echter in zijn geheel buitendijks gelegen, waardoor hemelwater direct afgevoerd kan worden op het oppervlaktewater van de haven van Breskens. Het treffen van maatregelen wordt daarom niet noodzakelijk geacht.

Grondwaterkwaliteit en verdroging

Ten behoeve van de transformatie van het havengebied zijn geen handelingen voorzien die van invloed kunnen zijn op het grondwater.

Hemel- en afvalwater

De nieuwe bebouwing wordt voorzien van een gescheiden riolering zodat (indien aanwezig) het afvalwater en het hemelwater gescheiden afgevoerd kan worden op de bestaande gescheiden riolering.

Volksgezondheid

Ten gevolge van de transformatie van het havengebied zal het aantal personen ter plaatse dat in aanraking komt met open water met een stijl talud enigszins toenemen. Het beoogde eindbeeld van beeldkwaliteit verzet zich echter tegen het aanbrengen van valbeveiliging in de vorm van hekwerken. In de huidige situatie is dat overigens ook niet het geval. Gelet op de aard van het gebied (een havengebied met open water) zal de transformatie op dit punt dan ook geen verandering met zich mee brengen.

Bodemdaling

Het plangebied is weinig zettingsgevoelig. Hier hoeft dan ook geen rekening mee gehouden te worden bij bouwwerkzaamheden.

Kwaliteit grond- en oppervlaktewater

Bij zowel de bouw, als het gebruik van de bebouwing worden zoveel mogelijk duurzame materialen gebruikt. De ontwikkeling van het Basisalternatief heeft dan ook geen (negatief) effect op de kwaliteit van het grond- of oppervlaktewater.

Natte natuur

Binnen het plangebied is geen natte natuur gelegen die beïnvloedt kan worden door de ontwikkeling.

Dijkveiligheid

De uitgevoerde aanpassingen aan de zeedijk in het plangebied die in januari 2016 zijn afgerond, hebben geen invloed op de voorziene transformatieopgave van het havengebied. Het havengebied ligt volledig buitendijks. De ontwikkeling zorgt voor enkele noodzakelijke aanpassingen aan de zeedijk. Hiervoor vindt nauwe afstemming plaats met het Waterschap Scheldestromen en Rijkswaterstaat. Uitgangspunt daarbij is dat het huidige veiligheidsniveau gehandhaafd blijft. De doorkruising van de zeedijk ter hoogte van De Grote Kade en Weegbrugweg komt te vervallen. Hiervoor in de plaats komt een dijkovergang die de huidige Promenade ontsluit en een verbinding gemaakt wordt met het havengebied.

Ter hoogte van de Middenhavendam wordt een brug aangebracht naar de zeedijk. Deze brug is bedoeld voor langzaam verkeer en is de ontsluiting voor de bewoners/ recreanten van de Middenhavendam. Deze ontsluitingsbrug zal constructief geen inbreuk geven op de waterkerende functie van de dijk. De exacte uitwerking hiervan zal in nauwe samenwerking met het Waterschap en Rijkswaterstaat ingevuld worden. Mogelijk wordt er nog grond opgebracht tegen de zeedijk/ keerwand aan de zijde van het havengebied. Indien bezwaren uit onderhouds- of veiligheidsoogpunt zijn om deze invulling te realiseren zal hiervan worden afgezien.

Nautische veiligheid

Het voornemen is beoordeeld en getoetst aan de criteria van het geldende toetsingskader, zie tabel 5.8.

Tabel 5.8 Eindscore nautische veiligheid uitbreiding jachthaven

afbeelding "i_NL.IMRO.1714.jachthavenBreskens-VG01_0043.jpg"

Relatie tot een eerdere beoordeling

In 2005 heeft bureau TERP het eerdere voornemen om de jachthaven in Breskens uit te breiden ook al eens beoordeeld. Destijds scoorde de uitbreiding in de variant Handelshaven 9 punten in totaal. De variant was één van de zeven onderzochte locaties voor de toenmalige plannen voor uitbreiding van de jachthaven. In deze variant was sprake van een uitbreiding met 200 ligplaatsen.

In het TERP-rapport van 2010 staat dat voor de bestaande haven van Breskens is gekeken naar de mogelijkheid om de ligplaatscapaciteit uit te breiden met minimaal 200 tot maximaal 450 ligplaatsen. Hiervoor is, afhankelijk van de capaciteit, een herinrichting en herontwikkeling van de Westhaven en de Oosthaven noodzakelijk met uitplaatsing van bepaalde functies. Bij invulling van de maximumcapaciteit ontstaat een haven met totaal 1.100 ligplaatsen (inclusief 70 kleine boten van de Visclub). Hierdoor verandert de score van criterium 2 in een 3 omdat de vaarintensiteit in de omgeving van de haven toeneemt. Dit is in de situatie dat zich een toename voordoet van circa 100% aan ligplaatsen (van 580 naar 1.100). In het huidige plan wordt uitgegaan van een toename van 100 ligplaatsen, een uitbreiding met circa 17%. De complexiteit van de uitvaarbewegingen wordt gelijk gesteld met de bevindingen in 2010 en komt op een score van 9 uit.

Overige aspecten die in het vaargebied tussen Breskens en Vlissingen een rol spelen zijn de verschillende vaarrichtingen van de scheepvaart, de loodswissel, de veerboten, het ankergebied en het relatief grote aantal ongevallen. Dat houdt in dat de beoogde uitbreiding van de jachthaven voldoet aan de eisen van de vaarwegbeheerder. Het effect is neutraal (0).

5.6.3 Maatregelen en vertaling in bestemmingsregeling

Maatregelen

De volgende maatregelen moeten blijvend in het jachthavenreglement zijn opgenomen om de nautische veiligheidssituatie na uitbreiding van de jachthaven met maximaal 100 ligplaatsen te blijven waarborgen.

  • De watersporters informatie te verschaffen over veilig varen op de Westerschelde in verband met de drukke beroepsvaart, het gebruik van de vaargeulen en het vermijden van ondiepten. Aanbevolen wordt om deze informatie te zijner tijd voor de nieuwe ligplaatshouders en passanten dan ook ter beschikking te stellen.
  • Opnemen van een havenreglement waarin regels over in- en uitvaren van het havengebied staan om passanten en ligplaatshouders te informeren.
  • Stimuleren en informeren over gebruik van de AISB-transponders in recreatieschepen waardoor deze schepen zichtbaar zijn voor de beroepsvaart.
  • Aanbieden van gratis WIFI in de jachthaven zodat actuele weer- en verkeersomstandigheden altijd raadpleegbaar zijn voor het uitvaren van het havengebied.
  • Registratie van bijna-ongevallen door de jachthaven.

Vertaling in de bestemmingsregeling

Het wateraspect behoeft geen specifieke regeling in dit bestemmingsplan. Voor het gebruik van de jachthaven is het in verband met de nautische veiligheid nodig dat hiervoor maatregelen worden getroffen. Het treffen van de maatregelen wordt als specifieke gebruiksregel voorgeschreven (lid 17.1.2).

Overeenkomstig de bestemmingsregeling van het oorspronkelijke bestemmingsplan Bedrijventerreinen, wordt in dit bestemmingsplan de beschermingszone van de primaire waterkering die deel uitmaakt van het plangebied voorzien van een aanlegverbod op werkzaamheden die de waterkering mogelijk kunnen schaden.

5.7 Landschap en cultuurhistorie

5.7.1 Toetsingskader

Landschap

Voor de bepaling van het effect van de voorgenomen nieuwbouw en de uitbreiding van jachthaven op het landschap zijn geen wettelijk vastgestelde methodieken, toetsingscriteria en normen voor handen. Het bepalen van de effecten en vooral het beoordelen daarvan is deels subjectief. Voor de bepaling van de landschappelijke effecten zijn de volgende deelaspecten van belang:

  • openheid en zichtbaarheid vanuit de Westerschelde;
  • openheid en zichtbaarheid vanuit de omliggende polders;
  • landschappelijke structuur en stedenbouwkundige context;
  • zichtlijnen en uitzicht;
  • bezonning / schaduwhinder;
  • kernkwaliteiten van het Nationaal landschap West Zeeuws-Vlaanderen.

Openheid en zichtbaarheid vanuit de Westerschelde

Het weidse karakter en de ongereptheid van de Westerschelde zijn in het kader van de aanwijzing tot Natura 2000-gebied niet specifiek benoemd als te beschermen kwaliteit. Het zijn overduidelijk wel kenmerken van de enige ongerepte zeearm in de Nederlandse delta.

Het effect op de aantasting van de openheid in de Westerschelde wordt beoordeeld op grond van de mate van zichtbaarheid van de bebouwing.

Openheid en zichtbaarheid vanuit de omliggende polders

De openheid van de polders in de omgeving is in het geldende bestemmingsplan Buitengebied Sluis gedeeltelijk als landschappelijke kwaliteit benoemd en in de planregeling beschermd. In de effectbeoordeling wordt echter geen verschil gemaakt in polder met of zonder aangewezen landschappelijke waarden, omdat de beleving voor een individuele passant door het gebied gelijk is.

Het effect op de aantasting van de openheid wordt beoordeeld op grond van de mate van zichtbaarheid van de bebouwing.

Landschappelijke hoofdstructuur en stedenbouwkundig context

Het plangebied ligt buitendijks en is een 'man made' landschap. De vorm is bepaald door de functie en de ligging op deze plek in de Westerschelde. Beoordeeld wordt in hoeverre de locatie en het patroon van de bebouwing de identiteit van Breskens en de haven versterken, of dat een nieuwe identiteit wordt toegevoegd. Dit aan de hand van de onderwerpen: macro schaal, patroonkenmerken, wandvorming en samenhang met het dorp.

Zichtlijnen

Van de bestaande gebouwen heeft een aantal woningen zicht op zee, omdat deze hoger dan de zeedijk zijn. Het betreft een beperkt aantal locaties, onder andere de appartementencomplexen Remise en het Wapen van Breskens. Deze appartementencomplex zijn hoger dan de overige bebouwing rondom de haven en hebben duidelijk zicht over het havengebied. Beoordeeld wordt of zichtlijnen over het water vanuit deze appartementen behouden blijven.

Bezonning / schaduwhinder

Hoogbouw kan leiden tot schaduwhinder in de omgeving dan wel dat de bezonning in de directe omgeving wordt verminderd. Om dat inzichtelijk te maken is een bezonningsstudie uitgevoerd (zie bijlage 9 bij het MER). In deze studie is de zonnestand op de maatgevende dagen (21 maart, 21 juni, 23 september en 22 december) op de meest maatgevende tijdstippen (09:00 uur, 12:00 uur, 15:00 uur, 17:30 uur en 22:00 uur op 21 juni) in de nieuwe situatie visueel weergegeven.

Kernkwaliteiten van het Nationaal landschap West Zeeuws-Vlaanderen

West Zeeuws-Vlaanderen is een onderdeel van het Nationale Landschap Zuidwest Zeeland. Afgezien van een smalle kuststrook (strand, duinenrij, binnenduinrand) en een kleinschalig zandgebied langs de Belgische grens bestaat dit deelgebied vooral uit een open polderlandschap, dat in stappen is ingedijkt. De indicatoren voor kernkwaliteiten die mede sturend zijn voor de gebiedsontwikkeling in West Zeeuws-Vlaanderen zijn:

  • historische landschapselementen: geulen en dijken en verdedigingswerken van de Staats-Spaanse Linies;
  • schaalcontrast tussen open polderland, kuststrook en kleinschalig dekzandlandschap.

In het plangebied komen geen kernkwaliteiten van het nationaal landschap voor. Dit aspect leidt dan ook niet tot nadere toetsingscriteria.

Cultuurhistorie

Verandering in kwaliteiten met mogelijke gevolgen voor historische-geografische patronen, elementen en ensembles met oog op de voorgenomen transformatieopgave van Breskens worden in dit hoofdstuk onderbouwd. Hierbij wordt ook de aanwijzing vanuit de gemeentelijke Erfgoedvisie als aandachtsgebied voor de wederopbouwperiode betrokken.

5.7.2 Onderzoeksresultaten vanuit het MER

Landschap

De maatregelen die in het VKA zijn verwerkt hebben geen effect op het aspect landschap en cultuurhistorie. De effectbeoordeling van het VKA is gelijk aan dat van het Basisalternatief.

Openheid en zichtbaarheid vanuit de Westerschelde en de omliggende polders

Doordat in de nieuwe situatie meer en hogere gebouwen in het havengebied worden gerealiseerd, neemt de zichtbaarheid van de locatie vanuit de Westerschelde en de omliggende polders gezien met 79 % toe. Hiermee is duidelijk sprake van een grote verandering in het landschapsbeeld. Van een haven met een enkel hoogbouwwerk (de graansilo) naar een gebied met hoogbouw.

Deze verandering van het landschapsbeeld is een gevolg van de keuze voor transformatie van het havengebied. Gelet op de afstand tot bestaande woonbebouwing (50 tot 75 meter) en de karakteristiek van het toekomstige gebied is de hoogte van de eerstelijns appartementengebouwen aanvaardbaar. De nieuwe appartementengebouwen op het zuidelijk gedeelte van de havendammen hebben een hoogte die past binnen de bebouwingsstructuur zoals die ook voorkomt in de bestaande rand van Breskens (vier tot zes bouwlagen). De hoogte van de nieuwe appartementengebouwen in het havengebied is gedifferentieerd en op sommige plaatsen hoger dan de bestaande appartementengebouwen in Breskens. Dit past ook in het havengebied. Duidelijk is dat het hoogste appartementengebouw op de kop van de Middenhaven hiervan afwijkt. De afstand tot de woonbebouwing bedraagt ruim 250 meter. Dat is voldoende voor een goede landschappelijke inpassing. De visualisaties die hierna zijn opgenomen, geven hiervan een goed beeld.

Relatie man-made karakter van het landschap (macroschaal)

De locatie is geen willekeurige plek langs de Westerschelde, maar het betreft de haven van Breskens: een duidelijk herkenbare plek. In de nieuwe situatie is sprake van een 'sterke koppeling' met het landschap van de haven. Dit wordt vooral veroorzaakt door de bebouwing. Het vergroten van de jachthaven is daaraan verder ondergeschikt.

Relatie met het man-made karakter van het landschap (patroonherkenning)

Het patroon van de bebouwing is gekoppeld aan de twee havendammen. De bebouwing voegt zich dus in het bestaande patroon. Het hoogte accent op de kop is een duidelijke landmark, zowel voor de ingang van de havens als voor de markering van Breskens aan de Westerschelde. Het invullen van de vrijkomende haven als jachthaven is een logische aansluiting op de bestaande jachthaven.

Wandvorming

Kijkend vanaf de westelijke richting en vanuit het noorden (Vlissingen) vormt de nieuwe bebouwing een duidelijke wand die het silhouet van de bestaande bebouwing afschermt.

Samenhang met het dorp

In de huidige situatie is vanwege de duidelijke scheiding tussen het havengebied en de rest van het dorp, vanwege de aanwezige zeedijk, geen samenhang tussen beide gebieden. De architectuur van de nieuwbouw vormt een duidelijke begrenzing van de haven aan de westzijde en heeft een sterke eigen identiteit.

Zichtlijnen

Door de bebouwing verandert het karakter van het uitzicht van de appartementencomplexen de Remise en Het Wapen van Breskens. De lage havenbebouwing maakt plaats voor hoge woonbebouwing, die het uitzicht over de Schelde gedeeltelijk blokkeren. De oude, horizontaal georiënteerde, bebouwing maakt voor een deel plaats voor een meer verticaal georiënteerde bebouwing.

afbeelding "i_NL.IMRO.1714.jachthavenBreskens-VG01_0044.png"

Figuur 5.10 Overzicht van locaties van de visualisaties, waarvan één vanaf Vlissingen (Bron: ARCAS)

afbeelding "i_NL.IMRO.1714.jachthavenBreskens-VG01_0045.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.1714.jachthavenBreskens-VG01_0046.png"

Figuur 5.11 Huidige en toekomstige situatie bezien vanaf de strekdam van het veer (Bron: ARCAS)

afbeelding "i_NL.IMRO.1714.jachthavenBreskens-VG01_0047.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.1714.jachthavenBreskens-VG01_0048.png"

Figuur 5.12 Huidig en toekomstig beeld bezien vanuit het oosten van de haven (Bron: ARCAS)

afbeelding "i_NL.IMRO.1714.jachthavenBreskens-VG01_0049.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.1714.jachthavenBreskens-VG01_0050.png"

Figuur 5.13 Animatie bezien vanuit het dorp: huidig en toekomstig beeld (Bron: ARCAS)

afbeelding "i_NL.IMRO.1714.jachthavenBreskens-VG01_0051.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.1714.jachthavenBreskens-VG01_0052.png"Figuur 5.14 Animatie bezien vanaf Vlissingen: huidig en toekomstig beeld (Bron: ARCAS)

afbeelding "i_NL.IMRO.1714.jachthavenBreskens-VG01_0053.png"

Figuur 5.15 Zichtbaarheid van de nieuwbouw vanuit Het Wapen van Breskens

afbeelding "i_NL.IMRO.1714.jachthavenBreskens-VG01_0054.png"

Figuur 5.16 Zicht op de nieuwbouw vanuit De Remise

Schaduwhinder / bezonning

Het Basisalternatief zorgt niet voor schaduwhinder in de directe omgeving.

Cultuurhistorie

Het VKA verstoort geen aangewezen cultuurhistorische waarden in het plangebied. Bovendien zijn mogelijkheden voor handen om de verstoring van kenmerkende (cultuurhistorische) objecten (met name de oude aanlegsteiger en het kunstwerk Brood en vis) te conserveren.

Architectuur

Uitwerking beeldkwaliteit

De leidraad van het masterplan is voor de Westhavendam uitgewerkt in een beeldkwaliteitsplan. Er zijn duidelijk twee designfamilies aanwezig in het havengebied. De nijverheidsgebouwen met een industrieel karakter en de nautische designstijl van de boten. De stijlprincipes van beide designfamilies hebben verschillende kenmerken.

  • Kenmerken industriële familie: gesloten, gericht naar binnen, verticaal en werken.
  • Kenmerken nautische familie: open, gericht naar buiten, horizontaal en recreatief.

Om tot een architectuurbeeld te komen dat specifiek is voor het havengebied van Breskens wordt er gezocht naar een interessante mix van de twee belangrijke designprincipes. De nautische en de industriële kenmerken worden afgewisseld door het gebied. Deze diversiteit is van toepassing zowel voor de drie havendammen als voor de gebouwen zelf. Deze afwisseling zal leiden tot hybride verschijningsvormen met een architectuur die enerzijds kiest voor één stijlprincipe maar ook tot architectuur die beide stijlprincipes in zich draagt. Door de ligging aan de duinen en het strand kiest de Westhavendam voor een duidelijk horizontaal karakter gestoeld op de nautische stijlprincipes. Deze stijl sluit perfect aan bij het verwachtingspatroon van badplaats- en strandarchitectuur. Op de Kaai ligt het accent op industriële architectuur.

 afbeelding "i_NL.IMRO.1714.jachthavenBreskens-VG01_0055.png"

 afbeelding "i_NL.IMRO.1714.jachthavenBreskens-VG01_0056.png"

 afbeelding "i_NL.IMRO.1714.jachthavenBreskens-VG01_0057.png"

Figuur 5.17 Impressies uit het Beeldkwaliteitsplan van bebouwing op de Westhavendam; oktober 2017 (ARCAS)

De gebouwen op de Westhavendam lopen in hoogte op naar zee toe . De appartementen hebben een groen voet; een tuin die op natuurlijke wijze overloopt in de duinen. De architectuur is open, horizontaal en hedendaags. De hoeken zijn opengewerkt en er is een expressief spel van ruime woonterrassen. Voorts wordt verwezen naar de toelichting met betrekking tot het beeldkwaliteitsplan in paragraaf 3.3.

5.7.3 Maatregelen en vertaling in bestemmingsregeling

Er zijn geen maatregelen nodig in verband met het landschap. Vandaar dat ook geen vertaling in de bestemmingsregeling plaatsvindt.

Verdere uitwerking Masterplan in zelfstandig stedenbouwkundig plan

De uiteindelijke stedenbouwkundige uitstraling van het havengebied na de transformatie is een belangrijke randvoorwaarde voor de doelstelling van het project (het creëren van een aantrekkelijk gebied voor verblijfsrecreatie, wonen en de levendige jachthaven). Daarom wordt geadviseerd om de stedenbouwkundige randvoorwaarden die op hoofdlijnen zijn benoemd in het Masterplan, verder uit te werken. Het Masterplan moet gezien worden als een illustratie van de beoogde kwaliteit en is niet het definitieve ontwerp. Deze uitwerking in een beeldkwaliteitsplan zal als verdere leidraad dienen bij het opstellen van het bestemmingsplan en het verlenen van de omgevingsvergunningen voor het bouwen van de appartementencomplexen en de daaronder gelegen plint. In het ontwerpbestemmingsplan wordt een nadere uitwerking van het Masterplan opgenomen.

5.7.4 Overwegingen bij de gewijzigde vaststelling
5.7.4.1 Uitzicht

Bij de gewijzigde vaststelling is ten aanzien van uitzicht het volgende specifiek overwogen. Voor de volledige overwegingen wordt verwezen naar het rapport Zienswijzen & ambtshalve wijzigingen, paragrafen  3.3.3, 3.3.5, 3.3.9, 3.3.11, 3.3.13, 3.3.14, 3.3.1.5, 3.3.16 en 3.3.17.

De planontwikkeling leidt tot een verandering van het uitzicht vanuit de appartementencomplexen in het bestaand stedelijk gebied van Breskens. Voor de weergaven van afstanden tussen de appartementencomplexen en het havengebied wordt verwezen naar de afzonderlijke overwegingen de rapportage.

Ter plaatse van het havengebied mag de bebouwing op grond van het voorliggende bestemmingsplan op enkele locaties een hoogte hebben die vergelijkbaar of lager is dan het vigerende bestemmingsplan toestaat. Op enkele locaties is een hogere bouwhoogte toegestaan. Daarbij wordt overwogen dat op de Westhavendam in de huidige situatie reeds hogere gebouwen aanwezig is, zoals de betoncentrale. Deze heeft een hoogte van 15 meter en belemmert nu al het uitzicht. Daarnaast is de bestaande graansilo op de Middenhavendam, met een hoogte van 38 meter maaiveld (42 meter + NAP) bepalend voor het uitzicht. Dat geldt eveneens voor de dijk tussen het havengebied en de woningen, met name die zijn gesitueerd op de lagere verdiepingen.

 

Volgens vaste rechtspraak bestaat geen blijvend recht op uitzicht (ABRvS 3 mei 2017, ECLI:NL:RVS:2017:1172). Er is in ieder geval geen sprake van een zodanige aantasting dat hieraan in het kader van een goede ruimtelijke ordening doorslaggevende betekenis had moeten worden toegekend. Evenmin is het aannemelijk dat een eventuele waardevermindering van de bestaande woningen zodanig zal zijn dat hieraan bij de afweging van de belangen doorslaggevend gewicht had moeten worden toegekend, ten koste van de planontwikkeling. Opgemerkt wordt dat voor eventuele tegemoetkoming in planschade een afzonderlijk verzoek kan worden gedaan.

Gelet op de afstand tussen de appartementencomplexen en de in het plan mogelijk gemaakte bebouwing en de omstandigheid dat sprake is van een stedelijke omgeving, wordt het uitzicht door de mogelijk gemaakte bebouwing niet onaanvaardbaar aangetast. Er blijft uitzicht op de haven en de zee bestaan, zij het beperkter dan in de bestaande situatie. Overigens is de bebouwingsopzet (en bouwhoogte) op de Kaai juist al in het ontwerpbestemmingsplan aangepast naar aanleiding van inspraakreacties.

Ter vergelijking van het huidige uitzicht en toekomstige uitzicht zijn visualisaties vervaardigd (figuren 5.13, 5.14 en 5.15). In bijlage 18 zijn visualisaties opgenomen voor het uitzicht vanuit het Wapen van Breskens vanaf iedere bouwlaag. Die visualisaties zijn aan de gemeenteraadsleden en vertegenwoordigers van de bewoners van het Wapen van Breskens voorafgaand aan de raadsvergadering beschikbaar gesteld.

afbeelding "i_NL.IMRO.1714.jachthavenBreskens-VG01_0058.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.1714.jachthavenBreskens-VG01_0059.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.1714.jachthavenBreskens-VG01_0060.png"

Figuur 5.18 Visualisatie vanaf 2e woonverdieping Remise (bron sketchup model Arcas)

afbeelding "i_NL.IMRO.1714.jachthavenBreskens-VG01_0061.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.1714.jachthavenBreskens-VG01_0062.png"

Figuur 5.19 Visualisatie vanaf de 4e verdieping Wapen van Breskens (bron sketchup model Arcas)

afbeelding "i_NL.IMRO.1714.jachthavenBreskens-VG01_0063.png"

Figuur 5.20 Uitzicht vanuit woningen aan de Haven Westzijde

5.7.4.2 Landschap

Bij de gewijzigde vaststelling is ten aanzien van landschap het volgende specifiek overwogen. Voor de volledige overwegingen wordt verwezen naar het rapport Zienswijzen & ambtshalve wijzigingen, paragraaf 3.3.9.

In de huidige situatie zijn het havengebied en de omgeving ervan bebouwd, waaronder met hoge bebouwing. Het bestemmingsplan maakt hogere bebouwing mogelijk, die vanuit het omliggende landschap meer zichtbaar is dan de bestaande bebouwing. De bebouwingsopzet van het plan draagt echter bij aan een aanzienlijke kwaliteitsverbetering van het havengebied, doordat mede hierdoor meer samenhang ontstaat tussen het havengebied en de dorpskern, maar ook tussen het havengebied en het omliggende duinlandschap. Het hoogteaccent fungeert als een landmark, om het havengebied duidelijk te markeren vanaf zowel het water als vanuit het omliggende polderlandschap. Hiermee ontstaat juist een duidelijker onderscheid tussen het vlakke en open polderlandschap en het bebouwde, stedelijke gebied. Dit kan worden gezien als een versterking van de kernkwaliteiten van de beide gebieden. Daarbij speelt mee dat de gekozen bebouwingsopzet in het havengebied voortbouwt op de reeds van oudsher aanwezige bebouwing, zij het gemoderniseerd en duidelijker gemarkeerd. De bebouwing is dan ook niet gebiedsvreemd of uit een oogpunt van maat en schaal niet passend. De kernkwaliteiten van het polderlandschap worden bij uitvoering van het plan dan ook behouden en zelfs versterkt.

5.8 Bodem, archeologie en niet-gesprongen explosieven (NGE's)

5.8.1 Toetsingskader

Wet bodembescherming

De Wet bodembescherming (Wbb) bevat regels die bedoeld zijn om bodemverontreiniging te voorkomen en bestaande verontreinigingen te saneren. In artikel 13 van de Wbb is de zorgplicht opgenomen. De zorgplicht geldt alleen voor 'nieuwe' gevallen van bodemverontreiniging, dit zijn gevallen die op of na 1 januari 1987 zijn ontstaan. Handelingen die onder de zorgplicht vallen zijn:

  • het achterlaten van stoffen op of in de bodem;
  • het beïnvloeden van de bodemstructuur of de -kwaliteit;
  • het uitvoeren van werken;
  • het transporteren;
  • handelingen die het bovenstaande als nevengevolg hebben;
  • handelingen die leiden tot erosie, verdichting of verzilting.

Voor de transformatieopgave van havengebied Breskens is de Wbb van belang bij grondroerende werkzaamheden waar zich bodemverontreinigingen bevinden. Verder dient bij werkzaamheden voorkomen te worden dat nieuwe verontreinigingen ontstaan.

Besluit bodemkwaliteit

In het Besluit bodemkwaliteit zijn regels met betrekking tot kwaliteitsborging in bodembeheer, bouwstoffen, grond en baggerspecie vastgelegd.

Voor de transformatieopgave van havengebied Breskens betekent dit dat indien grond vrijkomt en die grond elders wordt toegepast, deze in depot gebracht dient te worden en moet worden gekeurd zoals vastgelegd in het besluit bodemkwaliteit.

Erfgoedwet

Sinds 1 juli 2016 is de Wet op de archeologische monumentenzorg vervangen door de Erfgoedwet. De uitgangspunten uit het 'Verdrag van Malta' blijven in de Erfgoedwet de basis van de Nederlandse omgang met archeologie. De Erfgoedwet regelt de bescherming van archeologisch erfgoed in de bodem, de inpassing ervan in de ruimtelijke ontwikkeling en de financiering van opgravingen. Voor gebieden waar archeologische waarden voorkomen of waar reële verwachtingen bestaan dat ter plaatse archeologische waarden aanwezig zijn, dient door de initiatiefnemer voorafgaand aan bodemingrepen archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd. De uitkomsten van het archeologisch onderzoek dienen vervolgens volwaardig in de belangenafweging te worden betrokken. Het belangrijkste doel is de bescherming van het archeologische in de bodem (in situ) omdat de bodem doorgaans de beste garantie biedt voor een goede conservering. Er wordt uitgegaan van het basisprincipe de 'verstoorder' betaalt voor het opgraven en het documenteren van de aangetroffen waarden als behoud in de bodem niet tot de mogelijkheden behoort.

Gemeentelijke Onderzoeksagenda Archeologie Sluis (GOAS)

De gemeente Sluis heeft eigen archeologiebeleid vastgesteld. Het archeologisch onderzoek moet voldoen aan de uitgangspunten uit de GOAS.

NGE (Niet gesprongen explosieven)

Breskens en West Zeeuws-Vlaanderen in het algemeen is een gebied waar in de Tweede Wereldoorlog zware oorlogshandelingen hebben plaatsgevonden. Daardoor mag de aanwezigheid van niet gesprongen conventionele explosieven (CE), of delen daarvan, niet worden uitgesloten.

5.8.2 Onderzoeksresultaten vanuit het MER

Bodemkwaliteit

De voorgenomen herontwikkeling van het havengebied zal ertoe leiden dat het aantal bodembedreigende activiteiten in het gebied afneemt. De resterende bedrijfsactiviteiten worden gehuisvest in gebouwen die voldoen aan de laatste stand der techniek, ook wat betreft het treffen van bodembeschermende maatregelen. Hoewel grootschalige grondwerkzaamheden en grondverzet niet aan de orde zijn, kan het voorkomen dat op enkele locaties toch graafwerkzaamheden moeten worden uitgevoerd. Indien daarbij een verontreiniging in de (water)bodem wordt aangetroffen, moet die worden gesaneerd. De kwaliteit van de bodem zal dan lokaal zelfs verbeteren.

Bodemopbouw

Het VKA heeft evenals het Basisalternatief geen substantieel effect op de bodemopbouw ter plaatse. De fundering van de betonconstructies waarop de appartementencomplexen gaan worden gerealiseerd, sluiten qua opbouw aan op de bestaande ondergrond. Behalve de fundatiepalen is slechts weinig grondverzet noodzakelijk.

Archeologie

Uit het bureauonderzoek bij het MER blijkt dat het plangebied tot in de 20e eeuw voor het grootste deel bestond uit water. Op het uiterste zuidoosten van het plangebied na, lag het plangebied buiten de dijk (waterkering) die is aangelegd ter bescherming tegen hoge waterstanden in de Westerschelde. Tot aan het begin van de 19e eeuw bestond de haven uit een geul met enkele palen om schepen aan en af te meren. De geul werd door middel van spuigaten vrij van slib gehouden. In de 19e eeuw is de haven aangelegd in de vorm van twee havenhoofden. Deze situatie is in de loop van de 20e eeuw aangepast tot de huidige.

Op basis van het bureauonderzoek blijkt dat het plangebied een zeer lage verwachting heeft op het voorkomen van archeologisch waardevolle resten. Worden desondanks bij graafwerkzaamheden archeologisch waardevolle resten tijdens de aanleg aangetroffen, dan dient hiervan conform de Monumentenwet direct melding te worden gemaakt.

Niet-gesprongen explosieven (NGE's)

Met name het havengebied en de omgeving zijn doelwit geweest van beschietingen en zware bombardementen in de Tweede Wereldoorlog. Het bombardement op 11 september 1944 is daarvan het meest bekende. In de inventarisatie zijn opgaven gevonden van gevonden explosieven, zowel op deze locatie als in de omgeving van het plangebied. Op bestudeerde luchtfoto's zijn duidelijk zwaar beschadigde gebouwen en kraters van granaten en bommen waar te nemen. Gezien de opbouw van de bodem kunnen niet gesprongen explosieven, afhankelijk van kaliber en gewicht, aangetroffen worden in de bovenlaag en daaronder tot een diepte van circa 7 m beneden maaiveld en tot circa 5 m in de onderwaterbodem. Tijdens de uit te voeren grondwerkzaamheden is het niet ondenkbeeldig dat niet-gesprongen conventionele explosieven kunnen worden aangetroffen. Het ongewild in werking treden van zo'n explosief kan persoonlijk letsel en materiële schade veroorzaken voor betrokken werknemers en omgeving. Mocht een NGE gevonden worden, dan zal deze worden geruimd. Hiermee wordt voor de toekomst een verder risico voorkomen.

5.8.3 Maatregelen en vertaling in bestemmingsregeling

Conclusie

Op basis van het onderzoek dat is uitgevoerd is het niet de verwachting dat de bodemkwaliteit ter plaatse van het plangebied de beoogde transformatie in de weg staat. Daar waar nader onderzoek is geadviseerd wordt dat uitgevoerd en eventuele verontreinigingen worden gesaneerd.

Voor wat betreft archeologie geldt dat geen archeologische waardevolle restanten in het plangebied worden verwacht. Het opnemen van een beschermende regeling voor archeologische vondsten, zoals die thans nog geldt in bestemmingsplan Bedrijventerreinen, wordt daarom in dit bestemmingsplan niet overgenomen.

Vanwege de vele oorlogshandelingen in en rondom het plangebied is het voorkomen van NGE in de grond en de waterbodem in het gehele plangebied vrijwel zeker. Alvorens de graaf- en bouwwerkzaamheden te starten wordt door de initiatiefnemers een werkplan opgesteld. Dit werkplan is onderdeel van de bouwaanvraag en wordt betrokken bij de beoordeling van de omgevingsvergunning voor bouwen.

De aspecten bodem, archeologie en NGE staan de uitvoering van dit bestemmingsplan niet direct in de weg. Voor sommige locaties is wel bodemonderzoek nodig. In ieder geval is onderzoek naar niet-gesprongen explosieven noodzakelijk alvorens gebouwen worden gerealiseerd.

Vertaling in de bestemmingsregeling

Het aspect archeologie behoeft geen specifieke regeling in dit bestemmingsplan. Bouwen van gebouwen is toegestaan nadat uit onderzoek is gebleken dat geen niet-gesprongen explosieven aanwezig zijn en de bodemkwaliteit voldoende is voor de functie, al dan niet na uitvoering van een benodigde bodemsanering.

5.9 Luchtkwaliteit en geur

5.9.1 Toetsingskader

Luchtkwaliteit

Wet milieubeheer

De Wet milieubeheer luchtkwaliteitseisen bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde )) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang. Op 1 augustus 2009 is het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) in werking getreden. Het NSL is goedgekeurd door de Europese Commissie waardoor Nederland uitstel heeft gekregen van de grenswaarden voor stikstofdioxide en fijn stof. De grenswaarden van de laatstgenoemde stoffen zijn in tabel 5.9 weergegeven. Andere stoffen uit de Wm hebben een beperkte invloed op de luchtkwaliteit bij wegen en worden daarom bij deze toetsing buiten beschouwing gelaten. De grenswaarden gelden voor de buitenlucht, met uitzondering van een werkplek in de zin van de Arbeidsomstandighedenwet.

Tabel 5.9 Grenswaarden maatgevende stoffen Wm

stof   toetsing van   grenswaarde  
stikstofdioxide (NO2)   jaargemiddelde concentratie   40 µg/m³  
  uurgemiddelde concentratie   max. 18 keer p.j. meer dan 200 µg/m³  
fijn stof (PM10)   jaargemiddelde concentratie   40 µg/m³  
  24-uurgemiddelde concentratie   max. 35 keer p.j. meer dan 50 µg / m³  
fijn stof (PM2,5)   jaargemiddelde concentratie   25 µg/m³  

1) Bij de beoordeling hiervan blijven de aanwezige concentraties van zeezout buiten beschouwing (volgens de bij de Wm behorende Regeling beoordeling Luchtkwaliteit 2007).

Op grond van artikel 5.16 van de Wm kunnen bestuursorganen bevoegdheden die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit (zoals de vaststelling van een bestemmingsplan) uitoefenen indien:

  • de bevoegdheden/ontwikkelingen niet leiden tot een overschrijding van de grenswaarden;
  • de concentratie in de buitenlucht van de desbetreffende stof als gevolg van de uitoefening van die bevoegdheden per saldo verbetert of ten minste gelijk blijft;
  • bij een beperkte toename van de concentratie van de desbetreffende stof, door een met de uitoefening van de betreffende bevoegdheid samenhangende maatregel of een door die uitoefening optredend effect, de luchtkwaliteit per saldo verbetert;
  • de bevoegdheden/ontwikkelingen niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht;
  • het voorgenomen besluit is genoemd of past binnen het omschreven NSL.

Besluit niet in betekenende mate (nibm)

In dit Besluit is exact bepaald in welke gevallen een project vanwege de gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Hierbij worden 2 situaties onderscheiden:

  • een project heeft een effect van minder dan 3% van de jaargemiddelde grenswaarde NO2 en PM10 (= 1,2 µg/m³);
  • een project valt in een categorie die is vrijgesteld aan toetsing aan de grenswaarden; deze categorie betreft onder andere woningbouw met niet meer dan 1.500 woningen bij één ontsluitingsweg of 3.000 woningen bij 2 ontsluitingswegen.

Regeling beoordeling luchtkwaliteit 2007

Op grond van de Wm is bepaald dat concentraties van stoffen die zich van nature in de buitenlucht bevinden en die niet schadelijk zijn voor de volksgezondheid, bij de beoordeling van de grenswaarden voor fijnstof buiten beschouwing worden gelaten (bijdrage zeezout). Aangegeven is hoe groot de aftrek van het jaargemiddelde en 24-uurgemiddelde per gemeente bedraagt. Voor de gemeente Sluis bedraagt deze aftrek 3 µg/m³ en 3 overschrijdingsdagen.

De Regeling omvat eveneens regels voor het meten en berekenen van de gevolgen voor de luchtkwaliteit. Gevolgen van luchtkwaliteit worden op maximaal 10 meter vanaf de wegrand berekend en beoordeeld. Hiervoor gelden enkele uitzonderingen.

  • Geen beoordeling van de luchtkwaliteit op plaatsen waar het publiek geen toegang heeft en waar geen bewoning is (toepasbaarheidsbeginsel).
  • Geen beoordeling van de luchtkwaliteit op bedrijfsterreinen of terreinen van industriële inrichtingen (hier gelden de ARBO-regels). Dit omvat mede de (eigen) bedrijfswoning. Uitzondering: publiektoegankelijke plaatsen; deze worden wel beoordeeld (hierbij speelt het zogenaamde blootstellingscriterium een rol). Toetsing vindt plaats vanaf de grens van de inrichting of bedrijfsterrein.
  • Geen beoordeling van de luchtkwaliteit op de rijbaan van wegen, en op de middenberm van wegen, tenzij voetgangers normaliter toegang hebben tot de middenberm.

Geur

Milieugevoelige functies

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang dat bij de aanwezigheid van bedrijven in de omgeving van milieugevoelige functies zoals woningen:

  • ter plaatse van woningen een goed woon- en leefmilieu kan worden gegarandeerd;
  • rekening wordt gehouden met de bedrijfsvoering en milieuruimte van de betreffende bedrijven.

Beleid

Om in de bestemmingsregeling de belangenafweging tussen bedrijvigheid en gevoelige functies met betrekking tot milieu in voldoende mate mee te nemen, wordt in het bestemmingsplan gebruikgemaakt van een milieuzonering. Deze milieuzonering vindt plaats aan de hand van een Staat van Bedrijfsactiviteiten (SvB). Dit is een lijst waarin de meest voorkomende bedrijven en bedrijfsactiviteiten zijn gerangschikt naar mate van milieubelasting. De Staat van Bedrijfsactiviteiten is gebaseerd op de meest recente VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering. Deze Staat gaat uit van het aanhouden van richtafstanden tussen bedrijfsactiviteiten en milieugevoelige functies. Bij de richtafstanden wordt rekening gehouden met milieuaspecten als geur-, stof- en geluidshinder en gevaar. De richtafstanden gelden ten opzichte van het omgevingstype 'rustige woonwijk' of 'rustig buitengebied'; voor andere omgevingstypen (zoals gemengd gebied) kunnen kleinere richtafstanden worden gehanteerd.

5.9.2 Onderzoeksresultaten vanuit het MER

Luchtkwaliteit

Onderzoeksopgave

De effecten van de verkeerstoename op de luchtkwaliteit zijn onderzocht met de NSL-monitoring tool. De emissies voor de maatgevende verontreinigende stoffen op grond van de Wet luchtkwaliteit zijn berekend (fijn stof (PM10), ultrafijn stof (PM2,5) en NOx).

Conclusies

Om de luchtkwaliteit voor het VKA (2027) in beeld te brengen is gebruikgemaakt van de monitoringstool NSL. In tabel 5.128 zijn de verkeerscijfers voor het VKA weergegeven voor de omliggende maatgevende wegen. Dit betreffen de N676-noord, de N676-zuid, de N675-oost, de Duivelshoekseweg en de Keerdam, zie figuur 5.21.

afbeelding "i_NL.IMRO.1714.jachthavenBreskens-VG01_0064.png"

Figuur 5.21 Ligging beoordeelde wegen luchtkwaliteit VKA

In tabel 5.10 zijn de concentraties luchtverontreinigende stoffen voor het voorkeursalternatief weergeven. Te zien is dat ruimschoots wordt voldaan aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit. In vergelijking met de referentiesituatie 2027 blijven de concentraties luchtverontreinigende stoffen PM10 en PM2,5 gelijk. De concentratie NOx neemt in zeer geringe mate toe met 0,1 µg/m³. De verkeerstoename als gevolg van de beoogde transformatie van het havengebied in Breskens heeft geen negatieve gevolgen voor de luchtkwaliteit.

Tabel 5.10 Maximale concentraties luchtverontreinigende stoffen VKA (berekend met de NSL-monitoringstool)

  AO   VKA  
  2016   2027   2027  
PM10   19,5 µg/m³   17,9 µg/m³   17,9 µg/m³  
PM2,5   12,0 µg/m³   10,5 µg/m³   10,5 µg/m³  
NOx   17,2 µg/m³   13,9 µg/m³   14,0 µg/m³  

Geur

Onderzoeksopgave

Onderzoek is nodig naar de mogelijkheden voor situering van woningen en recreatie-appartementen nabij scheepsherstelbedrijven.

Conclusie

Voor de scheepsherstelbedrijven kan worden voldaan aan de richtafstand van 50 meter. Voor de scheepsherstelbedrijven wordt de jaarlijkse doorzet van polyesterhars tot 300 liter begrensd; twee keer zoveel als in de huidige praktijk gangbaar is. Hieruit volgt dat zich geen relevante geurhinder kan voordoen zodat geen relevante afstandsmaat aan de orde is waar het gaat om het geuraspect. Er zijn verder geen voorzieningen in het bedrijf nodig ter beperking van geuruitstoot.

5.9.3 Maatregelen en vertaling in bestemmingsregeling

Maatregelen

De scheepsreparatiebedrijven dienen maatregelen te treffen zodanig, dat woningen en appartementen binnen de beoogde afstand kunnen worden gerealiseerd. Een nog kleinere afstand is alleen toelaatbaar indien de bedrijven extra maatregelen treffen.

Vertaling in bestemmingsregeling

In het bestemmingsplan wordt in lid 3.3 bepaald dat de bij scheepsbouw- en reparatiebedrijven zijnde jaarlijkse doorzet van polyesterhars ten hoogste 300 liter bedraagt. Hiermee is gewaarborgd dat geen onaanvaardbare geurhinder voor de bewoners en gebruikers van appartemeten kan ontstaan.

5.9.4 Overwegingen bij de gewijzigde vaststelling
5.9.4.1 Geur

Bij de gewijzigde vaststelling is ten aanzien van geur het volgende specifiek overwogen. Voor de volledige overwegingen wordt verwezen naar het rapport Zienswijzen & ambtshalve wijzigingen, paragrafen 3.3.11, 3.3.14, 3.3.15 en 4.2.4.

Het aspect geur is nader onderzocht (zie bijlage 17). De activiteiten van de vismijn, als onderdeel van het Viscentrum, bestaan uit het lossen van schepen en het vervolgens het sorteren en verkopen van vis en garnalen. De garnalen omvatten 90% van de omzet van het assortiment. Deze vissoort wordt op een zeefinstallatie gesorteerd. Bij de resterende vissoorten (10% van de omzet) gebeurt dat handmatig. Alle activiteiten, behalve het lossen van de schepen, vinden inpandig plaats. Uitgegaan wordt van het verwerken van 1,5 miljoen kilo garnalen per jaar en 0,5 miljoen kilo Noordzeevis per jaar. Alle vis wordt direct na het vangen op zee, op het visserschip, met ijs bedekt. De met ijs bedekte vis wordt vervolgens opgeslagen in kratten. Deze kratten worden ter plaatse van het Viscentrum van het schip getakeld en vervolgens met een heftruck in de nieuwe vismijn gereden. Het lossen en het verwerken van vis heeft geen geurhinder tot gevolg, omdat de vis direct met ijs is bedekt. Er vindt in de vismijn ook geen bewerkingsproces plaats, zoals roken, waarbij alsnog geur kan vrijkomen.

In de bestemming "Gemengd-3" is in de planregels (artikel 6) een bepaling opgenomen voor de vismijn. Hieraan wordt een eis toegevoegd, waarmee wordt gegarandeerd dat geen onaanvaardbare geurhinder optreedt. Aan artikel 6.3.1 sub g is bij de gewijzigde vaststelling het volgende toegevoegd: "g. de geurimmissie als gevolg van het lossen van vis en bij verwerking hiervan in het Viscentrum mag de waarde van 0,5 ouE/m3, bepaald als uurgemiddelde concentratie ter plaatse van woningen en/of andere geurgevoelige objecten, niet meer dan 2 procent van de tijd (98-percentiel) overschrijden". Deze norm is afgeleid uit het Activiteitenbesluit, waarin de norm wordt gehanteerd voor de best beschikbare technieken. Met de hantering van deze geurnorm als maximaal toelaatbare geurbelasting is een aanvaardbaar woon- en leefklimaat in de directe omgeving blijvend gegarandeerd.

5.10 Externe veiligheid

5.10.1 Toetsingskader

Plaatsgebonden risico en groepsrisico

Voor bedrijvigheid en vervoer van gevaarlijke stoffen zijn twee aspecten van belang: het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR).

  • Het PR is de kans per jaar dat een persoon dodelijk wordt getroffen door een ongeval, indien hij zich onafgebroken (dat wil zeggen 24 uur per dag gedurende het hele jaar) en onbeschermd op een bepaalde plaats zou bevinden. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting dan wel infrastructuur.
  • Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als direct gevolg van een ongeval waarbij gevaarlijke stoffen betrokken zijn. De norm voor het GR is een oriëntatiewaarde. Het bevoegd gezag heeft een verantwoordingsplicht als het GR toeneemt en/of de oriëntatiewaarde overschrijdt.

Risicovolle inrichtingen

Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (hierna: Bevi) geeft een wettelijke grondslag aan het externe veiligheidsbeleid rondom risicovolle inrichtingen. Op basis van het Bevi geldt voor het PR rondom een risicovolle inrichting een grenswaarde voor kwetsbare objecten en een richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten. Beide liggen op een niveau van een kans 10-6 per jaar. Bij een ruimtelijke ontwikkeling moet aan deze normen worden voldaan.

Het Bevi bevat geen grenswaarde voor het GR, wel geldt op basis van het Bevi een verantwoordingsplicht voor het GR in het invloedsgebied rondom de inrichting. De in het externe veiligheidsbeleid gehanteerde norm voor het GR geldt daarbij als oriëntatiewaarde. Deze verantwoordingsplicht geldt zowel in bestaande als in nieuwe situaties.

Vervoer van gevaarlijke stoffen

Per 1 april 2015 zijn de Wet Basisnet (Wbn) en het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) in werking getreden. De Wbn en het Bevt vormen het toetsingskader voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg, het spoor of het water. De Wbn vormt de wettelijke grondslag voor het Basisnet Vervoer Gevaarlijke Stoffen (kortweg het Basisnet genoemd).

Het Basisnet beoogt voor de lange termijn duidelijkheid te bieden over het maximale aantal transporten en de bijbehorende maximale risico's die het transport van gevaarlijke stoffen mag veroorzaken. Het Basisnet is onderverdeeld in drie onderdelen: Basisnet Spoor, Basisnet Weg en Basisnet Water. Het Bevt maakt bij het PR onderscheid in bestaande en nieuwe situaties. Voor bestaande situaties geldt een grenswaarde voor het PR van een kans van 10-5 per jaar ter plaatse van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten en een streefwaarde van een kans van 10-6 per jaar. Voor nieuwe situaties geldt de contour van het PR met kans 10-6 per jaar waarde als grenswaarde voor kwetsbare objecten en als richtwaarde bij beperkt kwetsbare objecten. In het Basisnet Weg en het Basisnet Water zijn in plaats van PR-contouren, vaste veiligheidsafstanden opgenomen vanaf het midden van de transportroute.

Tevens worden in het Basisnet de plasbrandaandachtsgebieden (PAG) benoemd voor transportroutes. Hiermee wordt geanticipeerd op de beperkingen voor ruimtelijke ontwikkelingen die samenhangen met deze PAG. Het Basisnet vermeldt dat op een afstand van 200 m vanaf de rand van het tracé in principe geen beperkingen hoeven te worden gesteld aan het ruimtegebruik.

5.10.2 Onderzoeksresultaten vanuit het MER

Inrichtingen

In (de nabijheid van) het plangebied zijn enkele risicovolle inrichtingen gelegen. Geen van deze inrichtingen is een inrichting die binnen de werkingssfeer van het Bevi valt.

In het plangebied betreft dit de inrichting FIWADO. Dit bedrijf heeft een brandstofponton voor in de haven voor het bunkeren van binnenvaartschepen op de Westerschelde. Het reservoir van het brandstofponton heeft een grootte van maximaal 380 m³. Omdat het Bevi niet van toepassing is, geldt geen PR-contour of kan het GR worden bepaald. De activiteiten die plaatsvinden op het brandstofponton zijn de verkoop van brandstoffen (diesel) aan de beroepsscheepsvaart. Uit de bij het MER opgestelde risicobeoordeling blijkt dat de maatgevende risicocontour is gelegen op maximaal 20 meter afstand ligt van het ponton.

In de jachthaven is ook een brandstofponton aanwezig. Het reservoir van dit brandstofponton heeft een grootte van maximaal 15 m³ voor benzine en maximaal 10 m³ voor diesel en wordt gebruikt om recreatievaartuigen van brandstof te voorzien. Omdat het Bevi ook op dit ponton niet van toepassing is, geldt geen PR-contour of kan het GR worden bepaald. Uit de bij het MER opgestelde risicobeoordeling blijkt dat de maatgevende risicocontour is gelegen op maximaal 20 m afstand ligt van het ponton.

Op de huidige locatie van beide brandstofpontons komen kades voor de aanleg van plezierjachten. In de toekomstige situatie zal het brandstofponton van FIWADO op een andere locatie komen te liggen. De afstand van dit ponton tot de wal bedraagt circa 15 m en de afstand van de bebouwing tot de wal eveneens circa 15 m. De maatgevende risicocontour van het ponton zal ook in de nieuwe situatie de bebouwing niet raken. Datzelfde geldt voor het brandstofponton dat gebruikt wordt voor de recreatievaartuigen en dat integraal deel uitmaakt (en blijft maken) van de jachthaven in de nieuwe situatie.

Een brandstofponton is niet vergelijkbaar met een groothandel in brandstoffen. De afstandsmaat van 100 meter (woonwijk) is dan ook niet aan de orde. Brandstofpontons komen vaker voor in jachthaven. Deze maat komt overeen met de 20 meter die is opgenomen in het Besluit jachthaven (artikel 2.7.13). Actueel is dat in het Besluit kwaliteit leefomgeving dezelfde maat van 20 meter is vermeld (Bkl, Bijlage VII). Met de in het plan aangehouden 20 meter wordt hieraan voldaan.

Vervoer van gevaarlijke stoffen over het water

Ten noorden van het plangebied vindt vervoer van gevaarlijke stoffen plaats over de Westerschelde. De Westerschelde wordt conform de Regeling Basisnet aangeduid als een rode vaarweg. Bij 'rode' vaarwegen is in de regeling gekozen voor vastgestelde risicocontouren die vrijwel overeenkomen met de rand van de vaarweg. Wanneer gekeken wordt in de actualisatiestudie voor de Westerschelde uit 2011 van Det Norske Veritas, waarin de risico's van het transport gevaarlijke stoffen over de Westerschelde zijn beschouwd, dan blijkt uit ook dat de maatgevende contour voor het PR niet reikt tot over het plangebied. In de nieuwe situatie zijn ook geen (beperkt) kwetsbare objecten voorzien binnen de maatgevende contour van het PR ten gevolge van de het transport van gevaarlijke stoffen over de Westerschelde. Evenmin zijn binnen een afstand van 200 m van de vaarroute (PAG) nieuwe objecten voorzien. Ook na de transformatie van het havengebied kan dus worden voldaan aan de risicoafstanden uit de Wbn en de Bevt.

Voor wat betreft het GR geldt dat het plangebied volledig gelegen is binnen het invloedsgebied van de Westerschelde. In de eerder genoemde actualisatiestudie uit 2011 blijkt echter dat het GR ter hoogte van Breskens niet is berekend. De reden hiervoor is dan de kern Breskens te ver weg ligt van de vaarroute op de Westerschelde. Breskens ligt buiten de contour van het PR met kans 10-8 per jaar. Het GR is in de huidige situatie dan ook velen malen lager dan 0,1 maal de oriëntatiewaarde. Uit de actualisatiestudie uit 2011 en de bij het MER opgestelde risicobeoordeling wordt geconcludeerd dat de transformatie van de haven in Breskens ertoe leidt dat het GR niet zal toenemen tot boven 0,1 maal de oriëntatiewaarde.

Verantwoording groepsrisico

In geval van een calamiteit met de brandstofpontons is te verwachten dat dan alleen een vluchtige brandsituatie zal ontstaan. De oever wordt niet geraakt wat betreft enige veiligheidscontour zo blijkt uit het vorenstaande. Voorts wordt een afstandsmaat van 20 meter aangehouden tot de appartementengebouwen. Dat is volgens de VNG-brochure een toereikende afstandsmaat.

Omdat het plangebied ligt in het invloedsgebied van de vaarroute Westerschelde, is op grond van het Bevt artikel 7 een verantwoording van het groepsrisico noodzakelijk. Voor de verantwoording van het groepsrisico is gebruikt gemaakt van het stappenplan.

Stappenplan verantwoording

Stap 1: Ligt het plan binnen het invloedsgebied.

Uitkomst toets: Ja, dit is het geval.

Stap 2: Is het groepsrisico hoger dan 10% van de oriëntatiewaarde van het groepsrisico:

Trek een vierkant van 1 bij 1 km om het plan waarbij het plan in principe centraal wordt genomen in het vierkant, met die toevoeging dat het vierkant wel zo dicht mogelijk bij de vaargeul wordt genomen (maar wel helemaal op het land) en andere relevante bevolking ook zo veel mogelijk wordt meegenomen.

Ga met behulp van de bevolkingsdichtheden per ha. na hoeveel bevolking er aanwezig is in het gebied na realisering van het plan. Tel hier ook toeristen bij op.

Indien het aantal aanwezigen hoger is dan 2500 personen per km², dan is uitvoering van stap 3 noodzakelijk.

Uitkomst toets: Het groepsrisico ter hoogte van Breskens bedraagt minder dan 10 % van de oriëntatiewaarde.

Stap 3: Neemt het groepsrisico met meer dan 10% toe: ga na of ten gevolge van het ontwikkelingsplan, en eventuele andere ontwikkelingsplannen in het gebied, de bevolkingsdichtheid in het gebied met meer dan 10% toeneemt. Zo ja: een uitgebreide verantwoording van het groepsrisico is vereist.

Uitkomst toets: Gezien de uitkomst van stap 2 is een uitgebreide verantwoording van het groepsrisico niet nodig.

Stap 4 Ga na welke risicoreducerende maatregelen kunnen worden toegepast. Gebruik hiervoor de checklist uit het rapport Handreiking verantwoordingsplicht groepsrisico van het toenmalige Ministerie van VROM (november 2007). In het rapport is een overzicht gegeven van mogelijke risicoreducerende maatregelen. Zie hierna.

Stap 5 Is één van de volgende motieven voor een acceptatie van een hoger risico van toepassing:

  • Het opvullen van kleine open gaten of vervangende nieuwbouw in bestaand stedelijk gebied.
  • Een voor de specifieke locatie belangrijke ontwikkeling.
  • Een situatie waarbij anders de externe veiligheidsproblematiek (elders) zou toenemen.

Uitwerking van deze stap zal door de gemeente moeten worden gedaan. Zie hierna.

Naast de hoogte van het groepsrisico maken ook de mogelijkheden voor bestrijdbaarheid en zelfredzaamheid deel uit van de verantwoordingsplicht. Op deze aspecten wordt hierna ingegaan.

Bestrijdbaarheid en bereikbaarheid

De bestrijdbaarheid is afhankelijke van de inzetbaarheid van hulpverleningsdiensten in hoeverre zij in staat zijn hun taken goed uit te kunnen voeren om daarmee verdere escalatie van een incident te voorkomen. Hierbij kan gedacht worden aan het voldoende/ adequaat aanwezig zijn van aanvalswegen en bluswatervoorzieningen, maar ook de brandweerzorgnorm wordt hier onder geschaard. Ten aanzien van de aspecten bereikbaarheid en bluswatervoorziening hanteert de regionale brandweer de richtlijnen zoals beschreven in de NVBR publicatie “Handleiding bluswatervoorziening en bereikbaarheid”.

Uit deze handreiking volgt het advies dat het plangebied goed bereikbaar moet zijn voor de hulpverleningsdiensten via twee van elkaar onafhankelijke aanvalswegen, waardoor in geval van werkzaamheden of calamiteiten het plangebied bereikbaar is.

Uit het advies van de veiligheidsregio blijkt dat de aanrijdroute en opstelplaats op de Middelhaven voor hulpdiensten in huidig ontwerp voldoet. De kades zijn stevig genoeg voor grote hulpverleningsvoertuigen. Het is daarnaast van belang dat tijdens de bouwfase de bereikbaarheid voor hulpverleningsdiensten is gegarandeerd. Ten aanzien van bluswatervoorzieningen en bereikbaarheid tijdens bouwfase wordt nader overleg gevoerd met veiligheidsregio.

Brandpreventie

Appartementen

Ten aanzien van brandpreventie gelden er eisen vanuit het Bouwbesluit 2012. Het bouwkundige verschil tussen logies en wonen is groot op gebied van veiligheid. Met name zijn er andere eisen te stellen aan installaties (brandmeldinstallatie, ontruimingsalarminstallatie met een daaraan gekoppeld ontruimingsplan etc.). Op advies van Veiligheidsregio wordt nogmaals gekeken naar het verwachte toekomstig gebruik en wordt de aanvraag hierop afgestemd.

Haven

Op advies van de Veiligheidsregio wordt de brandveiligheidsverordening en het concept Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) 'brandveilig gebruik overige plaatsten' betrokken bij uitbreiding van jachthaven.

Parkeren

Een parkeergarage kan worden gebouwd conform de standaardeisen van het Bouwbesluit. Deze gaan uit van maximale brandcompartimenten van 1.000 m2. De brandveiligheid moet worden aangetoond door de aanvrager van omgevingsvergunning voor bouwen.

Zelfredzaamheid

Onder zelfredzaamheid wordt verstaan in welke mate de aanwezigen in staat zijn om zich op eigen kracht in veiligheid te brengen. Het uitgangspunt is dat de meerderheid van de aanwezige personen zelfredzaam zal zijn. Verwacht wordt dat minder zelfredzame personen worden begeleid door ouders en/of verzorgers. Er worden geen specifieke functies mogelijk gemaakt voor minder zelfredzame personen.

Communicatie

De toekomstige gebruikers van de panden en appartementen worden geïnformeerd over de externe risico's die deze locatie met zich meebrengt. Dit vindt plaats door middel van een afzonderlijke publicatie hierover.

Alarmering

Een gedeelte van het gebied valt onder het dekkingsgebied van het waarschuwingssysteem (WAS) waarmee burgers gealarmeerd worden bij ramp of crisis. Om het volledige plangebied binnen de dekking te krijgen bestaat de mogelijkheid om de WAS-palen in de omgeving aan te passen waardoor het bereik 1.000 meter wordt. Op advies van de Veiligheidsregio wordt bekeken of dit bereik kan worden aangepast.

Hoogwater

De ontwikkeling in Breskens valt buiten de primaire waterkering en dus buiten het beschermingsgebied. Dit houdt in dat (hoog) water een risico is dat binnen het project beheersbaar moet zijn, inclusief de daaruit voortvloeiende risico's. Hiervoor wordt in overleg met de Veiligheidsregio een afzonderlijke benadering en notitie voorbereid gericht op het beheersbaar houden van het risico. Zie hiervoor ook paragraaf 5.10.4.1.

Restrisico

De risicobron Westerschelde kan in voorziene situatie leiden tot incidenten met effecten of slachtoffers binnen het plangebied. De genoemde maatregelen kunnen de omvang van mogelijke incidenten reduceren tot een omvang die beter beheersbaar wordt geacht voor hulpverleningsdiensten. Het groepsrisico wordt verantwoord geacht.

Conclusies

In en rondom het plangebied bevindt zich geen risicovolle bedrijvigheid waarmee rekening gehouden hoeft te worden. Ook na het afronden van de transformatie van de haven van Breskens wordt voldaan aan de risiconormen die gelden op grond van de Wbn en het Bevt vanwege het vervoer van gevaarlijke stoffen over de Westerschelde.

5.10.3 Maatregelen en vertaling in bestemmingsregeling

Maatregelen

Het handhaven van de brandstofpontons in de jachthaven in de nieuwe situatie is mogelijk, maar hiervoor dient in de planregeling afstemming plaats te vinden met de nieuwe bebouwing in het havengebied.

Vertaling in de bestemmingsregeling

Om te waarborgen dat ook in de toekomstige situatie aan de veiligheidsafstanden van de brandstofpontons kan worden voldaan, wordt bepaald dat brandstofpontons op voldoende afstand van appartementen wordt gesitueerd (lid 7.3 en lid 9.3).

5.10.4 Overwegingen bij de gewijzigde vaststelling
5.10.4.1 Hoogwaterveiligheid

Bij de gewijzigde vaststelling is ten aanzien van waterveiligheid het volgende specifiek overwogen. Voor de volledige overwegingen wordt verwezen naar het rapport Zienswijzen & ambtshalve wijzigingen, paragrafen 3.3.5 en 3.3.6.

Rekening is gehouden met het feit dat het plan deels voorziet in nieuwe bebouwing, buitendijks. De desbetreffende bebouwing zal daarom op sokkels worden gerealiseerd van 8,80 meter +NAP. Dit niveau komt overeen met de dijkhoogte van het dijkvak ter hoogte van de Keerdam in Breskens en is in overleg met het waterschap bepaald. De gehanteerde hoogte van 8,80 meter +NAP voldoet aan de vigerende eisen inzake hoogwaterveiligheid. Concreet is de maatvoering ontleend aan de planbeschrijving van Project Bureau Zeeweringen (Breskens Kom, 7 december 2011, 075826716:C – Definitief), dat onderdeel is van het Deltaprogramma Waterveiligheid, dat is gericht op de waarborging van veiligheid en klimaatbestendigheid van landelijke waterkeringen. In het project is ten aanzien van de benodigde kruinhoogte van dijken bepaald dat deze 8,80 meter +NAP moeten bedragen. Daarbij is 50 jaar vooruitgekeken en rekening gehouden met de verwachte zeespiegelstijging in de komende 50 jaar van 35 cm. Voor de komende 100 jaar wordt gerekend met 60 cm zeespiegelstijging.

Een dijkhoogte van 8,80 meter +NAP biedt voldoende bescherming bij deze zeespiegelstijgingen. Hierop is ook de hoogte van de sokkels onder de bebouwing in het plangebied afgestemd. Het is ook niet nodig om voor deze sokkels een hogere hoogte aan te houden dan het dijkniveau, omdat dan een hoger beschermingsniveau zou worden geboden dan aan de rest van Breskens. Immers, bij een hogere waterstand dan 8,80 meter +NAP zou de dijk overstromen.

In de sokkel bevinden zich uitsluitend bergingen en parkeergelegenheden. De commerciële verblijfsfuncties in de sokkels zijn in samenspraak met de Veiligheidsregio Zeeland voorzien van een plint, die zich bevindt op circa 4,25 meter +NAP, om te voorkomen dat bij een hoogwaterstand deze ruimten onderlopen. Om te voorkomen dat de parkeergelegenheden in de sokkels onderlopen, is de ingang daarvan voorzien op circa 6 meter +NAP. Via de VVE's van de appartementen wordt het beheer en onderhoud van de voorzieningen in de sokkels bekostigd. Hiermee is voldoende rekening te hebben gehouden met de risico's die verbonden zijn aan bouwen buiten een primaire

waterkering. Gelet op de getroffen voorzieningen worden geen, vanuit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening, onaanvaardbare risico's ingeval van hoogwater verwacht. Ook zijn er geen beletselen op voorhand in het kader van de verlening van de watervergunning te verwachten.

5.11 Duurzaamheid en energie

5.11.1 Toetsingskader

Bouwbesluit en EPC

Voor alle gebouwen en bouwwerken in Nederland geldt het Bouwbesluit als het toetsingskader als het gaat om de energieprestaties van het betreffende bouwwerk. In het Bouwbesluit is een EPC (energieprestatiecoëfficiënt) voorgeschreven per gebruikstype van het beoogde bouwwerk. De EPC is uitgedrukt in een grenswaarde en geeft de mate van energiezuinigheid van een gebouw aan. De bij een bepaalde gebruiksfunctie gerealiseerde EPC is de uitkomst van een berekening, waarin voor de specifieke gebruiksfunctie verschillende kengetallen en een speciaal voor die gebruiksfunctie vastgesteld toelaatbaar energiegebruik een rol spelen. De uitkomst waardeert de belangrijkste energetische eigenschappen van een gebruiksfunctie, met inbegrip van de daarin aanwezige gebouwinstallaties. Deze bepalingsmethode geeft veel ontwerpvrijheid en een prikkel tot het geïntegreerd ontwerpen van casco en installaties en het bedenken van energiezuinige gebouwconcepten.

Voor woonfuncties geldt op grond van art. 5.1 van het Bouwbesluit een EPC van 0,4. Voor (recreatieve) verblijfsfuncties (logiesfunctie) een EPC van 1,4.

5.11.2 Onderzoeksresultaten vanuit het MER

Duurzaamheid en energiebesparing

In de planontwikkeling wordt rekening gehouden met algemene duurzaamheidsuitgangspunten voor de nieuwe gebouwen. Zo heeft de ontwikkelende partij aangegeven dat voor alle appartementsgebouwen de EPC-norm voor woonfuncties in plaats van logiesfuncties wordt gehanteerd. Oftewel het toepassen van een EPC van 0,4 in plaats van 1,4.

Ook de nieuwe bedrijven en de te verplaatsen bestaande bedrijven (BYS en Meeusen) worden in nieuwe gebouwen gehuisvest die aan de laatste stand der techniek op het gebied van energiepresentaties en duurzaamheid zullen voldoen.

Voor jachthavens geldt dat ze al lange tijd aan strenge eisen voor gebruik van antifoulings, afvallozing e.d. moeten voldoen.

Duurzaam ruimtegebruik

Het plan voorziet in het situeren van de parkeervoorzieningen in de plint van de appartementengebouwen. Dit levert een aanzienlijke ruimtebesparing op.

Klimaatbestendigheid

Bij het ontwerp van de nieuwe bebouwing wordt expliciet rekening gehouden met de omstandigheid dat het hier een buitendijks gebied betreft. Dat is de reden dat de appartementen worden gebouwd vanaf het niveau van 8,8 m +NAP. Dit niveau is in overleg met het Waterschap Scheldestromen bepaald en voldoet aan de nieuwe eisen ter voorkoming van hoogwater. Ook de daaronder gelegen ruimtes voor verschillende nieuwe functies en parkeergelegenheden worden voorzien van een dorpel (op circa 4 m +NAP) om te voorkomen dat bij een vaker voorkomende hoge waterstand (boven 3,5 m +NAP, oftewel het huidige maaiveld niveau van de kaden) deze ruimten onder water lopen.

5.11.3 Maatregelen en vertaling in bestemmingsplan

Maatregelen

Als maatregel voor duurzaamheid en energie wordt uitgegaan van een hoge EPC-norm. Dat wordt in het kader van de vergunningverlening gewaarborgd.

Het parkeren zal als het ware automatisch plaatsvinden in de sokkel van de appartementengebouwen. Er wordt immers meer gebouwd op de havendammen en de kaai, dan dat er ruimte voor parkeren is. Dit wordt in het bestemmingsplan geborgd.

Vertaling in bestemmingsplan

In het bestemmingsplan wordt een bepaling opgenomen dat voldoende parkeergelegenheid moet worden gerealiseerd. In de sokkel van de appartementengebouwen wordt specifiek de mogelijkheid van parkeren toegestaan. In die sokkel is ook ruimte voor verschillende nieuwe functies. De gestelde parkeereis waarborgt desondanks, dat parkeren in de sokkel plaatsvindt (bouwregels en specifieke gebruiksbepalingen bestemmingen). Dit draagt bij aan duurzaam ruimtegebruik.

In het bestemmingsplan wordt voorts vastgelegd dat de appartementen worden gerealiseerd vanaf een hoogte van minimaal 8,80 m +NAP (lid 17.1.3). Het kunnen blijven wonen en het verblijfsrecreatief gebruik is daarmee voldoende gewaarborgd ondanks een hogere waterstand die het gevolg is van de klimaatontwikkelingen.

5.11.4 Windhinder

Door Cauburgh Huygen is een theoretisch onderzoek uitgevoerd naar het te verwachten windklimaat op loopniveau in het plangebied 'Havengebied Breskens' (bijlage 10), conform het beslismodel uit de NEN 8100. Hiervoor is in eerste instantie een theoretisch onderzoek uitgevoerd.

Naar verwachting is het windklimaat in het zuidwestelijke deel van het plangebied, dat dichter op de bestaande bebouwing ligt en waar minder hoge nieuwbouw gepland is overwegend goed voor doorlopen (klasse C). In de meer beschutte gebieden, bijvoorbeeld aan de noordoostzijde van de gebouwen, zal het windklimaat beter zijn dan dat, klasse B, goed voor slenteren. Echter bij de gebouwhoeken moet rekening gehouden worden met turbulentie en cornerstreams, waardoor windklimaat tot klasse D (matig voor doorlopen, slecht voor slenteren) kan optreden.

De hoogste bebouwing is gesitueerd op de koppen van de dammen (noordoostzijde). Hier moet met name bij de gebouwhoeken rekening gehouden worden met windklimaat klasse D, matig voor doorlopen. Rondom de woontoren op het uiteinde van de Middenhavendam kan ook windklimaat klasse E (slecht voor alle functies) optreden en is een risico op windgevaar aanwezig.

Omdat het windklimaat door vele factoren beïnvloed wordt, geeft een theoretische benadering niet een even nauwkeurig beeld als een CFD-onderzoek (Computational Fluid Dynamics) of windtunnelonderzoek conform de NEN 8100. Om het windklimaat nauwkeurig te kunnen beoordelen, analoog aan de NEN 8100, wordt bij de gebouwontwerpen onderzoek verricht middels CFD uit te voeren. Ook kan middels een dergelijk onderzoek het effect van verschillende voorzieningen (beplanting, schermen, luifels en dergelijke) nauwkeurig onderzocht worden. Dit zal zoals aangegeven bij de verdere planuitwerking plaatsvinden.

In de bestemmingsregels is een voorwaardelijke verplichting opgenomen, zodat desnoods maatregelen worden getroffen en het hiervoor benodigde onderzoek wordt verricht (gebouwen vanaf 33 m +NAP) of een oordeel van een deskundige wordt verkregen of een oordeel van een deskundige (gebouwen tot 33 m +NAP). Voorgeschreven is dan in ieder geval een matig windklimaat moet worden bereikt voor gebruiksfuncties en gebiedstypen. Dit volgt uit paragraaf 3.3 van het windhinderonderzoek.

Hoofdstuk 6 Juridische planbeschrijving

6.1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt de juridische regeling van het bestemmingsplan toegelicht. Eerst wordt de opzet van het bestemmingsplan besproken (paragraaf 6.2). Vervolgens wordt in paragraaf 6.3 de planvorm besproken en onderbouwd. In paragraaf 6.4 volgt een artikelsgewijze toelichting op de regels uit de planregeling. Hierbij wordt per onderwerp aangegeven hoe in de planregeling met de randvoorwaarden uit het beleidskader en de sectorale wet- en regelgeving rekening is gehouden.

6.2 Toelichting en opzet bestemmingsplan

Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP)

Dit bestemmingsplan is opgezet conform de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Inherent hieraan is de toepassing van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) 2012. SVBP2012 is toegespitst op de regels die voorschrijven hoe inpassings- en bestemmingsplannen conform de nieuwe Wro en Bro moeten worden gemaakt. Hiervoor bevat de SVBP standaarden voor de opbouw en de verbeelding van het inpassings- of bestemmingsplan, zowel digitaal als analoog. Bestemmingsplannen zijn hierdoor op vergelijkbare wijze opgebouwd en op eenzelfde manier verbeeld.

Opzet bestemmingsregeling

Als uitgangspunt is gehanteerd dat dit bestemmingsplan de gewenste toekomstige ontwikkelingen in het havengebied van Breskens kan faciliteren. Daarvoor is nodig dat de bestaande bestemmingsregelingen (zie hierna) integraal worden vervangen. Daarbij wordt, overeenkomstig de SVBP2012 een bestemming 'Gemengd' toegekend aan de gronden op de Westhavendam, Middenhavendam en de Kaai. Binnen deze bestemming worden de nieuwe functies uit het beoogde programma, zoals dat in hoofdstuk 3 is beschreven, toegelaten. Hierbij is gewerkt met een globale eindbestemming: dat wil zeggen dat in de bestemming de nodige flexibiliteit wordt geboden voor de wijze waarop de nieuwe functies in het havengebied kunnen worden gerealiseerd.

Integraal vervangen onderliggende bestemmingsplannen Waterfront Breskens en Bedrijventerreinen

Sinds 1 juli 2013 geldt de verplichting dat alle bestemmingsplannen geactualiseerd en digitaal raadpleegbaar moeten zijn. Voor het grootste deel van het havengebied in Breskens is dat momenteel nog niet het geval. Het juridisch-planologisch kader voor het grootste deel van het havengebied wordt momenteel gevormd door het bestemmingsplan Waterfront Breskens dat dateert uit 1994 en in 2006 voor het laatst (gedeeltelijk) is herzien. Het voorliggende bestemmingsplan zal het bestemmingplan Waterfront Breskens voor wat betreft het havengebied in zijn geheel gaan vervangen.

Voor de bestaande bedrijven aan de Westhavendam en de Middenhavendam is in 2015 het bestemmingsplan Bedrijventerreinen van kracht geworden. Het gemeentebestuur heeft ervoor gekozen om, vooruitlopend op dit bestemmingsplan, deze gronden van een actueel juridisch-planologisch kader te voorzien. Bij de bestemmingslegging zijn uitsluitend de bestaande bedrijfsactiviteiten opnieuw toelaatbaar geacht. De transformatie van het havengebied waarvoor dit bestemmingsplan is opgesteld, maakt daarom geen deel uit van het bestemmingsplan Bedrijventerreinen. Om de beoogde transformatie toch mogelijk te maken, zal dit bestemmingsplan het onderliggende bestemmingsplan Bedrijventerreinen eveneens vervangen voor wat betreft de Westhavendam en de Middenhavendam.

Afstemming met omliggende bestemmingsplannen Buitengebied en Kom Breskens

Het plangebied waarop dit bestemmingsplan betrekking heeft, grenst aan de plangebieden van de bestemmingsplannen Buitengebied en Kom Breskens. Deze bestemmingsplannen blijven na de vaststelling van dit bestemmingsplan ongewijzigd. Wel is het zo dat bestemmingen uit deze bestemmingsplannen op een logische wijze moeten aansluiten op de nieuwe bestemmingen die in dit bestemmingsplan zijn opgenomen. Daar waar een afstemming aan de orde is, wordt dat in dit hoofdstuk nader toegelicht.

Toekomstige bestemmingsplan voor Port Scaldis

Het bestaande appartementencomplex Port Scaldis heeft geen relatie met dit bestemmingsplan voor de transformatie van het havengebied. Het bestaande appartementencomplex is om die reden buiten de plangrenzen van dit bestemmingsplan gehouden. Vooralsnog blijft hiervoor het bestemmingsplan Waterfront Breskens het juridisch-planologisch toetsingskader. Te zijner tijd zal voor dat gebied een zelfstandig bestemmingsplan worden vastgesteld.

6.3 Planvorm

6.3.1 Planvorm

Motivering planvorm: globaal bestemmingsplan

Voor dit bestemmingsplan is gekozen voor een globale bestemmingsregeling. Een globaal bestemmingsplan biedt op hoofdlijnen de kaders waarbinnen de functies waarvoor de gronden worden bestemd, kunnen worden gerealiseerd. Dit in tegenstelling tot een gedetailleerd bestemmingsplan waarbij, bij wijze van spreken, op het niveau van individuele woningen een specifieke bestemming wordt toegekend.

Voorts is het bestemmingsplan zo flexibel mogelijk gemaakt. Een flexibel bestemmingsplan biedt mogelijkheden om binnen de bestemmingsregeling tussentijds aanpassingen door te voeren, zonder dat het bestemmingsplan integraal herzien behoeft te worden. Dit in tegenstelling tot een zuiver consoliderend bestemmingsplan waarbij tussentijdse veranderingen in de planregeling niet in het plan zelf zijn opgenomen.

De kenmerken van een globaal en flexibel plan zijn als volgt samen te vatten.

  • De hoofdbestemming wordt toegekend aan de gronden waarbinnen de gebouwen en de bijbehorende voorzieningen opgericht kunnen worden.
  • Zolang binnen de bestemmingsgrenzen wordt gebleven, kunnen ook tijdelijke bouwplaatsen en bouwwegen etc. worden gebruikt zonder dat daar een aparte planologische procedure voor hoeft te worden doorlopen. Zo lang binnen deze grenzen uit het bestemmingsplan wordt gebleven, kan omgevingsvergunning worden verleend.

Gedetailleerd waar nodig

Op enkele plaatsen in het plangebied, bleek het vanuit randvoorwaarden vanuit het ruimtelijke beleid of het oogpunt van beeldkwaliteit, de uitkomsten uit het MER dan wel specifiek sectoraal onderzoek (zie hoofdstukken 4 en 5) noodzakelijk om de nieuwe bestemmingen meer in detail vast te leggen. Daar waar dat nodig is gebleken, is de planregeling dan ook minder globaal van aard.

6.3.2 Verbeelding

Op de verbeelding wordt aangegeven welke bestemming geldt voor de betreffende gronden en waar bebouwing is toegestaan. Door middel van hoofdletters wordt de bestemming aangeduid, zoals R voor 'Recreatie'. Op het renvooi wordt de betekenis aangegeven van de bestemmingen en de aanduidingen. Tevens wordt in een onderhoek op de analoge verbeelding de naam van het bestemmingsplan aangegeven, de datum van terinzagelegging, vaststelling en (eventueel) van de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Ook is het identificatienummer van het bestemmingsplan en het kaartblad aangegeven. De analoge verbeelding bestaat uit 1 kaartblad en renvooi op een schaal van 1:2.000.

In het plan wordt gebruik gemaakt van functieaanduidingen. De functieaanduidingen zijn een verbijzondering van de gebruiksmogelijkheden in een bestemming.

Op de verbeelding van dit bestemmingsplan zijn de deelgebieden ofwel de havendammen, kades en de havengebieden van afzonderlijke bestemmingen voorzien. Tevens zijn bouwvlakken opgenomen waarbinnen de gebouwen zijn of worden gesitueerd. Die vlakken zijn aangevuld met een aanduiding waarmee de maximale hoogte is vastgelegd. Buiten de bouwvlakken zijn alleen kleinschalige gebouwen toegestaan, zoals nutsgebouwtjes.

6.3.3 Opzet planregels

Opzet planregels

Overeenkomstig SVBP2008 kent de indeling in hoofdstukken waarin de regels zijn opgenomen de volgende vaste volgorde.

  • In hoofdstuk 1 (inleidende regels) worden in de regels gehanteerde begrippen, voor zover nodig, gedefinieerd, en wordt de wijze van meten bepaald.
  • In hoofdstuk 2 (bestemmingsregels) worden alfabetisch de regels gegeven waarmee de bestemmingen die op de plankaart voorkomen nader worden omschreven.
  • Hoofdstuk 3 (algemene regels) bevat een aantal regels die voor alle bestemmingen gelden, zoals een anti-dubbeltelregel, een procedureregel, dan wel regels die voor de nodige flexibiliteit kunnen zorgen, zoals algemene afwijkingsregel of wijzigingsbevoegdheden.
  • Hoofdstuk 4 (overgangs- en slotregels) ten slotte geeft overgangsrecht voor bestaand gebruik en bestaande bebouwing en de titel van het plan.

Opzet bestemmingsartikel

Een bestemmingsartikel (Hoofdstuk 2, Bestemmingsregels) wordt als volgt opgebouwd.

Bestemmingsomschrijving:

  • bouwregels (onderverdeeld in toelaatbaarheid van bouwwerken en bouwhoogte, oppervlakte en inhoud);
  • afwijken van de bouwregels;
  • specifieke gebruiksregels;
  • afwijken van de gebruiksregels;
  • omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden;
  • wijzigingsbevoegdheden.

Een bestemmingsartikel behoeft niet alle elementen te bevatten. Dit is afhankelijk van de aard van de bestemming. Alle bestemmingen bevatten wel een bestemmingsomschrijving en bouwregels.

6.3.4 Opzet bestemmingen waarbinnen het programma mogelijk is

De ontwikkeling in het gebied vindt plaats op diverse locaties. Voor iedere afzonderlijke locatie is duidelijk welke functies worden beoogd. Binnen locaties is uitwisseling van functies denkbaar. In de tabel wordt hierin inzicht geboden.

afbeelding "i_NL.IMRO.1714.jachthavenBreskens-VG01_0065.png"

Figuur 6.1 Visualisatie plangebied

Tabel 6.1 Overzicht bestemmingen en functies

  WesthavendamMiddenhaven-
dam en Kaai  
Kaai   Keerdam
 
Midden-
havendam
Kaai  
Handels-haven
 
Vissershaven
Kaai
Jachthaven
Oosthavendam  
hoofd-
functies  
appartementen
en voorzieningen  
Voorzie- ningen   viscentrum   bedrijven   haven   jachthaven met voorzieningen  
bestemmings-
aanduiding  
GD-1   GD-2   GD-3   B   WA-HA   R-JH  
             
wonen   ja            
verblijfs-
recreatie  
ja            
detailhandel   ja   ja   ja   ja      
dienst-
verlening  
ja   ja   ja        
horeca   ja   ja   ja       ja  
kantoren   ja   ja   ja        
havengebonden bedrijvigheid   ja            
vismijn       ja        
visserij-
museum  
    ja        
visserij
experience  
    ja        
zeezeil-
centrum  
ja           ja  
bedrijven         ja   ja   ja  
brandstof-
pontons  
        ja   ja  
ligplaatsen beroeps-
vaart  
        ja    
ligplaatsen recreatie             ja  
jachthaven-
voorzieningen  
          ja  

Diverse functies, zoals ligplaatsen, passen direct bij een jachthaven. Andere functies zoals detailhandel en dienstverlening zijn ook toegestaan, voor zover deze zijn gericht op de jachthaven en de nautische beleving. Daaruit volgt dat bijvoorbeeld geen algemene detailhandel is toegestaan.

6.4 Bestemmingsregeling: artikelsgewijze toelichting

6.4.1 Inleidende regels (hoofdstuk 1)

Hoofdstuk 1 bestaat uit begripsbepalingen en de wijze van meten. Voor de begripsbepalingen is waar mogelijk gebruik gemaakt van de standaardbepalingen uit de SVBP2012. In dit artikel worden de begrippen gedefinieerd die van het 'normale' spraakgebruik afwijken of een specifiek juridische betekenis hebben. Bij de toetsing aan het bestemmingsplan zal moeten worden uitgegaan van de in dit artikel aan de betreffende begrippen toegekende betekenis.

6.4.2 Bestemmingsregels (hoofdstuk 2)

Hoogtematen

De hoogtematen van gebouwen zijn opgenomen ten opzichte van NAP. Aan de voet van de kades bedraagt de hoogtemaat van de huidige kade doorgaans 4 meter +NAP. In noordelijke richting neemt de hoogte van de kade veelal af tot 3 meter +NAP. De hoogtes van de te realiseren gebouwen ten opzichte van de kades, zullen in de praktijk 3 tot 4 meter minder bedragen dan de maatvoering die op de verbeelding is opgenomen. De maatvoering voor gebouwen is in de bouwregels expliciet ten opzichte van het NAP bepaald.

De bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn wel gekoppeld aan het peil van de kade zelf.

Nieuwe bestemming voor de scheepsbouw- en reparatiebedrijven en bestaande visverwerkingsbedrijf op de Kaai: Artikel 3 Bedrijf

Algemeen

Na de transformatie van het havengebied zullen de twee bestaande scheepsbouw- en reparatiebedrijven hun activiteiten voortzetten. De nieuwe planregeling voorziet in een passende bedrijfsbestemming. De locatie van deze bedrijven aan de huidige Vissershaven sluit goed aan op de uitbreidingslocatie van de jachthaven. Gelet op de aard van deze bedrijfsactiviteiten, is het niet wenselijk dat deze in de toekomst ook elders in het plangebied kunnen plaatsvinden. Daarom wordt door middel van een specifieke bedrijfsbestemming gezorgd dat de betreffende bedrijfsactiviteiten uitsluitend op de nieuwe locatie kunnen worden uitgevoerd.

De bestaande bedrijvigheid zullen hun activiteiten gelieerd aan het scheepsbouw- en reparatiebedrijf intensiveren. Die activiteiten passen uitstekend bij het nautisch karakter van het gebied. Hierbij wordt gedacht aan botenverkoop en verkoop van materialen en benodigdheden, die al dan niet ter plaatse aanwezig zijn. Daarbij is bedacht dat verkoop van zeezeilschepen doorgaans niet gebeurt in de vorm van verkoop vanuit een showroom. Dit laat onverlet dat de combinatie van deze bedrijvigheid en het gebied potentie heeft voor detailhandelsactiviteiten. De brutovloeroppervlakte hiervan bedraagt maximaal 3.000 m2.

De vestiging van de Koninklijke Nederlandse Redding Maatschappij kan in het nieuwe bedrijfsgebouwen worden gesitueerd. Hiermee is in de bestemming rekening gehouden.

Milieuzonering

De milieuzonering is afgestemd op de omgeving, waarbij rekening is gehouden met de woningen aan de zuidzijde en de appartementen aan de noordzijde (categorie 3.1 en 3.2 uit de Staat van Bedrijfsactiviteiten). Ter plaatse van het onbebouwde terrein zijn ook onderhouds-, reparatie- en opslagactiviteiten van de scheepsbouw- en reparatiebedrijven toegestaan. Het betreft hier specifiek werkzaamheden in de buitenlucht zonder afschermende bebouwing; vandaar is een lagere categorie toegestaan. Van andere bedrijven zijn hier geen werkzaamheden toelaatbaar.

Bouwmogelijkheden

Het westelijk deel van de bebouwing dient een minimale hoogte te krijgen van 8 meter +NAP, in ieder geval dezelfde hoogte als van de sokkel direct aangrenzend. Hiermee wordt bereikt dat de ontsluiting van het noordelijk gelegen appartementenblok over dit gebouw kan worden aangelegd. In de regels zijn enkele voorwaardelijke verplichtingen opgenomen zoals inzake bodem en explosieven.

Maatregelen

Voor een goede afstemming tussen de bedrijvigheid en de omgeving wordt onder meer gewaarborgd dat de geuruitstoot beperkt blijft door het begrenzen van de jaarlijkse doorzet van polyesterhars tot 300 liter, twee keer zoveel als in de huidige praktijk gangbaar is. Het gaat dan om een hoeveelheid die alleen wordt gebruikt voor kleine reparaties en niet voor afbouw van schepen. Hieruit volgt dat zich geen relevante geurhinder kan voordoen zodat geen relevante afstandsmaat aan de orde is waar het gaat om het geuraspect.

Visverwerkingsbedrijf

De visverwerkingsactiviteiten aan de kade zijn ook zeer beperkt van omvang. Het betreft voornamelijk opslag. Dit is een zeer lichte bedrijfsactiviteit die qua milieueffecten op die locatie prima past. De bedoeling is dat de afslagactiviteiten naar het Viscentrum worden verplaatst. Vandaar dat die activiteiten op de huidige locatie niet als zodanig zijn bestemd.

Het te handhaven visverwerkingsbedrijf op de Kaai is gelet op de aard en omvang vergelijkbaar met een categorie 2-bedrijf. In de specifieke gebruiksregels is dit als zodanig vastgelegd. In de directe omgeving zijn functies zoals verblijfsrecreatie en wonen aanvaardbaar. In ieder geval is sprake van een scheiding qua gebouwen.

Wijzigingsbevoegdheid

De bedrijvigheid nabij de haven kan ter plaatse worden gesaneerd. Daar wordt niet actief naar gestreefd. Er wordt slechts rekening mee gehouden. Vandaar dat hiervoor een wijzigingsbevoegdheid is opgenomen, zodat de gronden aan de openbare ruimte kunnen worden toegevoegd. Daarbij is uitbreiding van bebouwing denkbaar.

Appartementen met voorzieningen: Artikel 4 Gemengd - 1 

Bestemmingsomschrijving en specifieke gebruiksregels

Voor de nieuwe appartementencomplexen op de dammen en kaai zijn afzonderlijke bestemmingen opgenomen. Dit maakt een differentiatie mogelijk in gebruiksfuncties. Vooralsnog bestaat hiertoe geen directe aanleiding. De functies kunnen immers onderling worden uitgewisseld.

Verblijfsrecreatie in appartementen en wonen zijn toelaatbaar gesteld vanaf 8,80 m +NAP in verband met waterveiligheid. In de specifieke gebruiksregels zijn de maximale aantallen hiervan vastgelegd. In totaal zijn 460 eenheden toegestaan: 360 appartementen voor verblijfsrecreatie en 100 appartementen voor permanente bewoning.

Voorts staat centraal dat de andere functies (detailhandel, dienstverlening, horeca en kantoren) bijdragen aan de nautische beleving. Die voorwaarde is in de specifieke gebruiksregels opgenomen. De begripsbepalingen bevatten een definitie hiervan (lid 1.64). Deze functies zijn alleen op de eerste bouwlaag toegestaan. Voor de verblijfsrecreatie is voorgeschreven dat verhuur alleen via de centrale bedrijfsmatige exploitatie plaatsvindt. Aan de haven is een zeezeilcentrum met jachthavenvoorzieningen toegestaan. Ook van de hiervoor op te richten bebouwing is de bijbehorende oppervlakte als maximum vastgelegd.

Tot slot zijn enkele bepalingen opgenomen die duidelijk aangeven welke functies of activiteiten wel of niet of binnen welke voorwaarden zijn toegestaan.

Voorgeschreven is dat appartementen als levensloopbestendige appartementen worden gebouwd. Hiervan is een definitie opgenomen die is ontleend aan de regeling Provinciale Impuls Wonen.

Recreatieappartementen en woonappartementen

In totaal worden 460 eenheden toegestaan. Die kunnen voor verblijfsrecreatie worden gebruikt (360 appartementen) of als appartementen voor permanente bewoning (100 appartementen). In de praktijk is hierover wel duidelijkheid nodig. Hiervoor bestaan de volgende mogelijkheden.

  • Het bestemmingsplan bepaalt dat ten hoogste 360 appartementen voor verblijfsrecreatie en 100 appartementen voor permanente bewoning mogen worden gebruikt. Dit staat op de website van de gemeente en op de landelijke informatievoorziening www.ruimtelijkeplannen.nl.
  • De gemeente en de ontwikkelaar zullen hierover ook duidelijk communiceren in publicaties.
  • Een belangrijke taak is weggelegd voor de makelaar en voor de notaris. Zij geven in de praktijk als eerste de vereiste informatie aan belangstellenden. Deze twee functionarissen zullen de bij hen beschikbare gegevensbronnen raadplegen voor de stand van zaken wat betreft het verkochte aantal appartementen voor permanente bewoning. Dan ontstaat inzicht hoeveel appartementen nog als woning kunnen worden aangekocht. Het gebruiksoogmerk wordt in de informatievoorziening en uiteindelijk in splitsingsaktes vastgelegd.
  • In de informatievoorziening en splitsingsaktes wordt opgenomen dat omzetting van het gebruik naar een recreatieappartement niet zonder aanpassing hiervan is toegestaan.

De gemeente kan op basis van inschrijving in de GBA beoordelen of aan de bepalingen in het bestemmingsplan wordt voldaan. In voorkomend geval kan handhavend worden opgetreden.

Voor een toelichting op de regeling inzake het verplicht aanbieden voor verhuur van de appartementen voor verblijfsrecreatie wordt verwezen naar paragraaf 4.5.

Nautische functies

In het havengebied wordt ruimte geboden voor verschillende vormen van detailhandel, die gericht zijn op het nautische karakter. Hierbij kan worden gedacht aan watersportwinkels met een diversiteit aan aanbod, waaronder kleding voor watersport, touwen en tuigage, boeken en atlassen, onderhouds- en veiligheidsmiddelen en andere scheepsbenodigdheden. Tevens is een kleinschalig bunkerstation of vergelijkbaar verkooppunt mogelijk evenals detailhandel in scheepsmotoren, duiksportmateriaal, scheepsstoffering en matrassen, veiligheidsartikelen alsmede algemene toeristische goederen die ook zeilers nodig hebben. Tot de dienstverlenende nautische bedrijven behoren bedrijven gericht op het gebied van ontwerp en design, makelaardij, verhuur, verzekeringen, watersportvereniging, rondvaarten charters en zeilscholen. Als voorbeelden van nautische bedrijven kunnen worden genoemd, scheepsonderhouds-, reparatie- en stallingsbedrijven, jachtbetimmerings- en jachtbouwbedrijven.

Bouwregels

Gebouwen komen binnen de bouwvlakken, die zijn opgenomen op de verbeelding, te staan. Per bouwvlak is de maximale hoogte van de gebouwen weergegeven. In de regels zijn enkele voorwaardelijke verplichtingen opgenomen zoals inzake bodem en explosieven. Voor het reguleren van een toereikend windklimaat is een voorwaardelijke verplichting opgenomen. Deze regelingen vloeien voort uit het MER en onderzoek naar windhinder.

De doorgaande weg kan gebruikt worden voor verplaatsing van schepen met staande mast. Het kan zijn dat hiervoor een beweegbare brug wordt gekozen ter hoogte van de Kaai voor de bereikbaarheid van appartementsgebouwen vanaf de Keerdam. Het is ook denkbaar dat de infrastructuur zodanig wordt aangelegd dat de afzonderlijke appartementsgebouwen direct vanaf een hoger gelegen weg bereikbaar zijn en dat geen bruggen nodig zijn. De gemeente zal samen met de initiatiefnemer bij de planuitwerking aandacht besteden aan de toegankelijkheid van het gebied voor schepen vanaf de weg.

Bestaande detailhandel en horeca: Artikel 5 Gemengd - 2

Bestemmingsomschrijving en specifieke gebruiksregels

Aan de oostzijde van het gebied staan op de Kaai en aan de Oosthavendam enkele gebouwen. Hieraan is een globale bestemming toegekend. Uitwisseling tussen functies is hierdoor beperkt mogelijk, gezien de kleinschaligheid van functies. De bestaande oppervlaktes voor detailhandel en horeca blijven als maximum gelden. Onderlinge uitwisseling blijft zoals aangegeven, tot de mogelijkheden behoren. De functionele oriëntatie op de jachthaven is daarbij een voorwaarde.

Bouwregels

De bouwvlakken voor de gebouwen zijn strak om de bestaande gebouwen gelegd. Er is ook geen behoefte aan uitbreiding. De hoogtematen komen overeen met het geldende bestemmingsplan. In de regels zijn enkele voorwaardelijke verplichtingen opgenomen zoals inzake bodem en explosieven. Voor het reguleren van een toereikend windklimaat is een voorwaardelijke verplichting opgenomen. Deze regelingen vloeien voort uit het MER en onderzoek naar windhinder.

Aan de bouwregels zin bepalingen toegevoegd die beogen dat het viscentrum na het onherroepelijk worden van het bestemmingsplan in een relatief korte tijd wordt gerealiseerd. Bepaald is dat binnen 6 maanden na het onherroepelijk worden van het plan voor het bouwen van het viscentrum een omgevingsvergunning wordt aangevraagd. Met het bouwen van het viscentrum wordt binnen 6 maanden gestart na het onherroepelijk worden van de omgevingsvergunning.

Wijzigingsbevoegdheid

De aanwezige functies aan de oostzijde van de Oosthavendam kunnen op termijn worden gesaneerd, bijvoorbeeld na verplaatsing naar de nieuwbouw in dit gebied. Ditzelfde kan van toepassing zijn op de functies op het westelijk deel van de Kaai. Daar wordt niet actief naar gestreefd. Er wordt slechts rekening mee gehouden. Vandaar dat hiervoor een wijzigingsbevoegdheid is opgenomen, zodat aan de gronden een bestemming kan worden toegekend, zoals dit ook voor de andere delen van de waterkering is gedaan.

Viscentrum: Artikel 6 Gemengd - 3

Bestemmingsomschrijving en specifieke gebruiksregels

De bouw van het Viscentrum is binnen de bestemming Gemengd - 3 toegestaan. De onderscheidende activiteiten zijn vermeld in de begripsbepaling voor het Viscentrum. De specifieke gebruiksregels bevatten de afzonderlijke oppervlaktematen voor deze activiteiten, evenals voor het horecagedeelte.

Bouwregels

De maatvoering van het gebouw inclusief de op het gebouw te plaatsen kotter, is afgeleid van het oorspronkelijke bestemmingsplan. Het gebouw wordt op een afstand van 5 meter uit de keerwand in de Keerdam gesitueerd. De bestemmings- en bouwgrens zijn hierop afgestemd. In de regels zijn enkele voorwaardelijke verplichtingen opgenomen zoals inzake bodem en explosieven.

De bestaande en uitbreiding van de jachthaven: Artikel 7 Recreatie - Jachthaven

Bestemmingsomschrijving en specifieke gebruiksregels

De bestemming voor de jachthaven omvat zowel de bestaande jachthaven als de nieuwe ligplaatsen die deel uitmaken van de uitbreiding. Het aantal ligplaatsen in de jachthaven bedraagt na uitbreiding 680, met daar bovenop . Voor dit aantal ligplaatsen zijn de effectenstudie uit het MER en is de passende beoordeling voor de Nbwet-vergunning uitgevoerd. Daarom is het van belang dat het aantal ligplaatsen in de toekomstige situatie zo exact mogelijk wordt begrensd in de planregeling. Daar bovenop zijn bestaande 70 ligplaatsen voor vissersboten bevestigd.

Jachthaven gerelateerde functies

De aanwezigheid van een bij de jachthaven behorend horecabedrijf (restaurant) is in de bestemmingsregeling opgenomen. Dit was reeds mogelijk in het geldende bestemmingsplan Waterfront.

De restaurants bestaan al enige jaren en zijn ook passend bij de nieuwe omvang van de jachthaven en het beoogde eindbeeld dat met de transformatie van het havengebied wordt nagestreefd. Daarom zijn de bouw- en gebruiksmogelijkheden voor de restaurants in dit bestemmingsplan overgenomen.

Ten opzichte van bestemmingsplan Waterfront Breskens, is daarbij het bebouwingspercentage voor de restaurants binnen het bouwvlak vergroot van 75% naar 100%. De reden hiervoor is dat daarmee enige ruimte en flexibiliteit geboden wordt voor het geval de restaurants wensen uit te breiden als gevolg van de toegenomen bedrijvigheid in de jachthaven die immers met maximaal 100 ligplaatsen uitbreidt.

Voorts zijn de gebruikelijke functies voor een jachthaven toelaatbaar gesteld. Hieronder vallen bijvoorbeeld een clubgebouw en horecagedeelte. Een ponton voor brandstofvoorziening is toegestaan op een voldoende veilige afstand.

Bouwmogelijkheden

Aan het gehele jachthaventerrein zijn bouwmogelijkheden toegekend overeenkomstig de bestaande planregeling uit bestemmingsplan Waterfront Breskens. Het gaat daarbij in de eerste plaats om de bouwmogelijkheden voor de aanlegsteigers, loopbruggen etc. waaraan de recreatievaartuigen kunnen aanmeren. Voor het bestaande en nieuwe sanitairgebouw zijn eveneens bouwmogelijkheden opgenomen. Binnen de jachthaven zijn ook gebruikelijke voorzieningen zoals bestortingen en golfbrekers toegestaan.

Ontsluiting: Artikel 8 Verkeer

De openbare wegen en fietspaden zijn voorzien van de bestemming Verkeer.

Haven: Artikel 9 Water - Haven

De activiteiten uit de Vissershaven en Handelshaven worden gecombineerd in de Handelshaven. Daaraan is een algemene havenbestemming toegekend. Binnen deze bestemming zijn pontons voor brandstofvoorzieningen mogelijk, op voldoende afstand van de verblijfsrecreatie en het wonen. Dat die pontons op voldoende afstand, 20 meter, moeten worden gesitueerd is opgenomen in verband met externe veiligheid. Binnen de haven zijn ook gebruikelijke voorzieningen zoals bestortingen en golfbrekers toegestaan. Bevoorrading van schepen is toegestaan voor zover dit geen laad- en losactiviteiten zijn.

Het laden en lossen van schepen is alleen toegestaan voor zover dit bevoorrading betreft. Een uitzondering hierop is toegestaan in de nabijheid van het viscentrum.

Waterstaatswerken en waterkering

Artikel 10 Waterstaatswerken

De dijk heeft een waterkerende functie en daarom een dienovereenkomstige bestemming gekregen. De bestemmingsomschrijving en de bouwregels zijn overgenomen uit het bestemmingsplan Buitengebied. Toegevoegd in de omschrijving zijn duinen, struiken en opgaande beplanting en bijbehorende voorzieningen voor extensief recreatief medegebruik, zoals picknickplaatsen, beelden en nutsvoorzieningen om het natuurlijke karakter van de kustversterking aan te duiden. Bebouwing is in principe niet gewenst.

Artikel 11 Waterstaat - Waterkering

Daar waar de bestemming Waterstaatswerken niet geldt is deze dubbelbestemming van toepassing. Deze dubbelbestemming geeft aan, aan welke gronden een waterstaatkundige functie is verbonden (de primaire waterkering). Bouwen voor andere functies is alleen toegestaan als dit past binnen het waterkeringsbelang. Tevens is een vergunningstelsel opgenomen voor werken en werkzaamheden.

6.4.3 Algemene regels (hoofdstuk 3)

Artikel 12 Anti-dubbeltelregel

De bepaling bevat een algemene regeling waarmee kan worden voorkomen dat er in feite meer wordt gebouwd dan het bestemmingsplan beoogt, bijvoorbeeld ingeval (onderdelen van) percelen van eigenaar wisselen. Deze bepaling is conform artikel 3.2.4 van het Bro in het bestemmingsplan opgenomen.

Artikel 13 Algemene bouwregels

Met de bepaling wordt voorkomen dat bestaande situaties die afwijken van de maatvoering ingevolge hoofdstuk 2 - onbedoeld - geheel of gedeeltelijk onder het overgangsrecht vallen.

Artikel 14 Algemene afwijkingsregels

In dit artikel is een aantal algemene afwijkingsregels opgenomen. Deze afwijkingen bij omgevingsvergunning betreffen het bouwen van kleine gebouwen van openbaar nut, het overschrijden van bebouwingsgrenzen, afwijken van maten en het overschrijden bouwgrenzen.

Artikel 15 Algemene gebruiksregels

In deze bepaling wordt bepaald dat gronden enkel mogen worden gebruikt in overeenstemming met de regels van het bestemmingsplan. Indien dit gebruik niet leidt tot het meest doelmatige gebruik van deze gronden is het bevoegd gezag bevoegd hiervan af te wijken (de zogenaamde toverformule).

Voor evenementen is een specifieke regeling opgenomen die voor nagenoeg alle bestemmingen geldt. Deze regeling is afgestemd op gebruikelijke geluidsnormen en tevens op het gemeentelijk evenementenbeleid. Daarbij is rekening gehouden met de gangbare praktijk van de Visserijfeesten gedurende maximaal drie dagen.

Artikel 16 Algemene wijzigingsregels

Dit bestemmingsplan bevat slechts één algemene wijzigingsregel. Het betreft een wijzigingsbevoegdheid waarmee kleine overschrijdingen van bestemmingsgrenzen mogelijk zijn.

Het nieuwe bedrijfsgebouw op de kop van de Middenhavendam is op de verbeelding begrensd. Het is denkbaar dat het gebouw iets naar voren wordt gebouwd en/of aan de zijkant smaller. Om dit mogelijk te maken is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen, waarmee de bestemmingen en bijbehorende aanduidingen kunnen worden aangepast aan de dan veranderde wensen en inzichten.

Artikel 17 Overige regels

In dit artikel zijn bepalingen opgenomen die voortvloeien uit de milieueffectrapportage. Enkele zaken worden vervolgens vastgelegd in overeenkomsten gericht op uitvoering. Het jachthavenreglement voorziet reeds in de meeste van de bepalingen zoals in het betreffende artikel zijn genoemd. Het is voor de borging van de veiligheid dat vanuit het bestemmingsplan de verplichting volgt, dat die bepalingen worden gehandhaafd.

Tevens wordt aangegeven dat indien in dit bestemmingsplan verwezen wordt naar wettelijke regelingen geldt dat verwezen wordt naar de tekst van de betreffende regeling zoals die gold op het moment van vaststelling van het bestemmingsplan.

6.4.4 Overgangs- en slotbepalingen (hoofdstuk 4)

Artikel 18 Overgangsrecht

In dit hoofdstuk is het overgangsrecht ten aanzien van het gebruik en het bouwen in strijd met het bestemmingsplan geregeld. In lid 1 is de in artikel 3.2.1 Bro voorgeschreven bepaling omtrent het overgangsrecht voor bouwwerken opgenomen. In lid 2 is de in artikel 3.2.2 Bro voorgeschreven bepaling omtrent het overgangsrecht voor gebruik opgenomen. Van de mogelijkheid die artikel 3.2.3 Bro biedt om hieraan een persoonsgebonden overgangsrecht te koppelen, is geen gebruik gemaakt.

Lid 3 geeft het bevoegd gezag de mogelijkheid om, in geval van onbillijkheid, het overgangsrecht buiten toepassing te laten.

Artikel 19 Slotregel

Het slotartikel geeft ten slotte aan dat dit bestemmingsplan kan worden aangehaald als 'Havengebied Breskens'.

6.4.5 Overwegingen bij de gewijzigde vaststelling
6.4.5.1 Scheepvaart

Bij de gewijzigde vaststelling is ten aanzien van de begripsbepalingen voor scheepvaart het volgende specifiek overwogen. Voor de volledige overwegingen wordt verwezen naar het rapport Zienswijzen & ambtshalve wijzigingen, paragraaf 4.2.5.

Het is gewenst in de regeling eenduidig de begrippen te gebruiken van beroepsvaart en pleziervaart. De afwijkend gebruikte termen, zoals scheepvaart worden hiermee vervangen. Om daarnaast onderscheid te maken tussen een beroeps- en een dienstvaartuig, wordt de begripsbepaling dienstvaartuig opgenomen.

6.4.5.2 Wijzigingsbevoegdheid milieucategorie scheepsbouw- en reparatiebedrijf

Bij de gewijzigde vaststelling is ten aanzien van de wijzigingsbevoegdheid voor aanpassing van de milieucategorie voor scheepsbouw- en reparatiebedrijven het volgende specifiek overwogen. Voor de volledige overwegingen wordt verwezen naar het rapport Zienswijzen & ambtshalve wijzigingen, paragraaf 4.2.11.

Met betrekking tot de regeling in artikel 3.5.2. onduidelijkheid over de opgenomen tekst. Daaruit zou op te maken zijn dat het bevoegd gezag zonder last of ruggenspraak de milieucategorie van de betreffende bedrijven zou kunnen afwaarderen. Dit is zeker niet de intentie van het artikel. Om die reden is de regeling aangepast. Ter verduidelijking van de toepassing van de regeling is het volgende van belang.

  • Voor de bedrijfslocatie is de bestemming Bedrijf opgenomen. Ter plaatse van het noordelijk gedeelte zijn bedrijven toegestaan tot ten hoogste categorie 3.1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten In het zuidelijk deel zijn ook categorie 3.2-bedrijven toegestaan. Deze categorie-indeling is afgestemd op de afstand tot de bestaande woningen aan de zuidzijde en de toekomstige appartementen aan de noordzijde. Ter plaatse zijn bedrijven toegestaan die tot de genoemde categorieën behoren, zoals timmerbedrijven, constructiebedrijven en dergelijke.
  • Ter plaatse zijn bedrijven gevestigd die scheepsreparatiewerkzaamheden verrichten, die behoren tot categorie 3.2. Ter bevestiging van die activiteiten is voor het gehele vlak de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf – scheepsbouw- en reparatiebedrijf' opgenomen en in de regels bepaald dat die activiteiten mogen behoren tot categorie 3.2 (artikel 3, lid 3.1 onder d). Hiermee zijn de bestaande bedrijven positief bestemd.
  • In de toekomst kunnen zich twee ontwikkelingen voordoen, waarmee nu al rekening kan worden gehouden. Het betreft de bedrijfsbeëindiging ter plaatse of het treffen van maatregelen binnen het bedrijf, zodanig dat bijvoorbeeld de geurbelasting voor de omgeving afneemt en sprake is van een categorie 3.1-bedrijf. Hierop kan het bestemmingsplan worden gewijzigd op basis van de aangepaste regeling.
  • Het wijzigen kan alleen door een ontwerpwijzigingsplan ter inzage te leggen en door het vaststellen van dit wijzigingsplan door het college van burgemeester en wethouders. Als het bedrijf hiertegen is, kan naar aanleiding van het ontwerp een zienswijze bij het college worden ingediend. Stelt het college het wijzigingsplan toch vast, dan kan beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. De wijziging kan niet zonder meer en niet zomaar worden aangebracht. Hiervoor zijn een besluit en een openbare procedure nodig.
  • In de wijzigingsbevoegdheid zijn wijzigingsregels opgenomen. Deze regels zorgen ervoor dat eerst met het bedrijf  overleg wordt gevoerd over de toepassing van de wijzigingsbevoegdheid. In ieder geval is overleg verzekerd. Als tweede is nadrukkelijk bepaald dat aangetoond moet worden dat het wijzigingsplan uitvoerbaar is. Dat betekent dat als het bedrijf geen medewerking aan het treffen van maatregelen verleent, het wijzigingsplan niet uitvoerbaar is. Vanuit de ruimtelijke ordening gezien kan het treffen van maatregelen niet worden opgelegd. Deze twee voorwaarden zijn aangepast ten behoeve van de positie van de aanwezige bedrijven.

Bij toepassing van de wijzigingsbevoegdheid gaat het om het afstemmen van de milieucategorie op de bedrijfsvoering. Nu wordt uitgegaan van een bedrijfsvoering waarvan de geurcomponent bepalend is voor de richtafstand van 50 meter. Indien maatregelen worden getroffen zodanig dat richtafstand bij de geuremissie 20 meter bedraagt, dan kan de wijzigingsbevoegdheid worden toegepast. Het bedrijf is dan immers vergelijkbaar met een categorie 3.1-bedrijf. Die bedrijfscategorie is zonder meer toegestaan. Aangezien het bedrijf zich na het treffen van maatregelen zich als zodanig 'gedraagt', is een afzonderlijke aanduiding voor een hogere categorie-indeling niet meer nodig. Dat zal de milieudeskundige in voorkomend geval toetsen.

Hoofdstuk 7 Uitvoerbaarheid

7.1 Inleiding

Op grond van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) dient inzicht te worden gegeven in de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan. Het gaat daarbij zowel om de financieel-economische onderbouwing van het bestemmingsplan als om de overige aspecten die met de uitvoering ervan te maken hebben. In dit hoofdstuk komen achtereenvolgens de zekerstelling van de plankosten en planschade (paragraaf 7.2), de economische uitvoerbaarheid (paragraaf 7.3) en de maatschappelijke uitvoerbaarheid (paragraaf 7.5)aan bod.

7.2 Kostenverhaal en planschade

Kostenverhaal

Krachtens de Wet ruimtelijke ordening (Wro), waarin in Afdeling 6.4 bepalingen zijn opgenomen betreffende de grondexploitatie, geldt de verplichting tot kostenverhaal in de gevallen die zijn aangewezen in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Op grond van het Bro is kostenverhaal verplicht in geval van:

  • de bouw van één of meer woningen en hoofdgebouwen;
  • uitbreidingen van gebouwen met ten minste 1.000 m² of met één of meer woningen;
  • de verbouwing van één of meer aaneengesloten gebouwen die voor andere doeleinden in gebruik of ingericht waren voor woondoeleinden, mits ten minste 10 woningen worden gerealiseerd;
  • één of meer aaneengesloten gebouwen die voor andere doeleinden in gebruik of ingericht waren bij in gebruik name voor detailhandel, dienstverlening, kantoor of horecadoeleinden, mits de cumulatieve oppervlakte ten minste 1.000 m² bedraagt;
  • de bouw van kassen met een oppervlakte van ten minste 1.000 m².

Dit bestemmingsplan voorziet in de realisatie van maximaal 460 appartementen (maximaal 360 recreatief verblijf; maximaal 100 permanente bewoning) en de daarbij behorende voorzieningen. Aangezien hiermee sprake is van de bouw van meerdere hoofdgebouwen, zoals bedoeld in artikel 6.2.1 sub b Bro, is kostenverhaal verplicht. In het kostenverhaal is voorzien middels een zogenoemde anterieure overeenkomst, waarin onder andere voorzien wordt in het verhalen van planschade.

In de Wro is de Grondexploitatiewet opgenomen. Deze regelt verplicht kostenverhaal door de gemeente. De gemeente legt dit kostenverhaal vast in een exploitatieplan. Een exploitatieplan hoeft niet te worden vastgesteld indien het kostenverhaal anderszins is verzekerd. Bijvoorbeeld doordat met alle grondeigenaren hierover een overeenkomst is gesloten of als de gemeente volledig zelf het grondeigendom heeft.

Een exploitatieplan is niet noodzakelijk aangezien met een overeenkomst tussen initiatiefnemer en gemeente het kostenverhaal is verzekerd. Tevens worden afdoende afspraken gemaakt over de inrichting van het gebied, zodat geen aanvullende eisen nodig zijn, die in een exploitatieplan moeten worden vastgelegd.

Planschade

Bij ruimtelijke ontwikkelingen kan planschade ontstaan. De Wro voorziet in een regeling voor vergoeding van planschade. Op basis van artikel 6.1 Wro wordt aan degene die in de vorm van een inkomensderving of een vermindering van de waarde van een onroerende zaak schade lijdt of zal lijden als gevolg van het bestemmingsplan, tegemoetgekomen, wanneer de schade redelijkerwijs niet voor rekening van de aanvrager behoort te blijven en voor zover de tegemoetkoming niet voldoende anderszins is verzekerd. Een aanvraag voor een tegemoetkoming in schade ten gevolge van het bestemmingsplan, kan bij het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Sluis worden ingediend binnen de periode van 5 jaar na het onherroepelijk worden van het vastgestelde bestemmingsplan.

Verevening

In de structuurvisie Krachtig Verbonden is in hoofdstuk 8 ingegaan op verevening. Die structuurvisie vormt de wettelijke basis voor de gemeentelijke bevoegdheden voor verevening van bovenplanse kosten en bijdragen aan ruimtelijke ontwikkelingen. De structuurvisie geeft de verbanden aan tussen ontwikkelingen binnen de gemeente. Op basis hiervan kunnen bij het aangaan van overeenkomsten over grondexploitatie in een gebied bepalingen worden opgenomen over bijdragen aan ruimtelijke ontwikkelingen elders in de gemeente.

De Wro laat de gemeenten vrij of voor het verhalen van kosten voor bovenwijkse voorzieningen een fonds wordt ingesteld of niet. Voor bovenplanse verevening schrijft de Wro voor dat een fonds ingesteld moet worden voor de verantwoording van de te ontvangen bijdragen. Deze fondsen worden gevoed met bijdragen op grond van afspraken in anterieure overeenkomsten, eigen grondexploitaties of subsidies en andere geldelijke bijdragen. De gemeente Sluis kent het Fonds recreatieontwikkeling en het Fonds woningbouwontwikkeling.

Voor zowel het fonds Recreatieontwikkeling als het fonds woningbouwontwikkeling geldt dat voor een aantal plannen specifieke of nadere vereveningsafspraken overeengekomen zijn waarbij ontwikkelaars bijdragen in een investeringsfonds die vervolgens wordt ingezet voor ruimtelijke ontwikkelingen in en om de betreffende ontwikkelingslocaties, of de bijdrage aan ruimtelijke kwaliteit op de plek zelf uitvoeren. Het betreft reeds bestaande afspraken voor onder meer de ontwikkeling van het havengebied Breskens. Met deze afspraken wordt invulling gegeven aan de vereveningsverplichting van de gemeente Sluis.

7.3 Economische uitvoerbaarheid

De economische uitvoerbaarheid van de planontwikkeling die het bestemmingsplan mogelijk maakt is voldoende verzekerd. De gemeente legt op grond van artikel 6.12 van de Wet ruimtelijke ordening het kostenverhaal vast in een exploitatieplan, tenzij het kostenverhaal anderszins is verzekerd. Van dit laatste is in ieder geval sprake als met de initiatiefnemer van het bestemmingsplan een anterieure exploitatieovereenkomst is gesloten. Daarvan is ingeval van dit bestemmingsplan sprake. De gemeente zal vóór de vaststelling van het bestemmingsplan ten behoeve van de ontwikkeling van dit bestemmingsplan met de initiatiefnemer een anterieure exploitatieovereenkomst sluiten. Daarin is geregeld dat de initiatiefnemer de exploitatiekosten – daaronder begrepen de planschadekosten – van de planontwikkeling draagt.

De gemeente heeft vastgesteld dat initiatiefnemer een solvabele partij is, die over voldoende financiële draagkracht beschikt om de voorziene ontwikkeling uit te voeren. Tevens is een planschaderisicoanalyse uitgevoerd. Op basis van een verrichte raming van de kosten en de financieringsopzet heeft de gemeente vastgesteld dat sprake is van een sluitende exploitatie, terwijl er geen onvoorziene hoge kosten te verwachten zijn. Bovendien is gebleken van een behoefte aan de planontwikkeling (zie hoofdstuk 5). Daarmee is de economische uitvoerbaarheid van de planontwikkeling die het onderhavige bestemmingsplan mogelijk maakt, afdoende gewaarborgd. Het opstellen van een exploitatieplan is niet nodig.

7.4 Overwegingen bij de gewijzigde vaststelling

7.4.1 Economische uitvoerbaarheid

Bij de gewijzigde vaststelling is ten aanzien van de economische uitvoerbaarheid het volgende specifiek overwogen. Voor de volledige overwegingen wordt verwezen naar het rapport Zienswijzen & ambtshalve wijzigingen, paragrafen 3.3.1 en 3.3.5.

Over de economische uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan wordt opgemerkt dat er met de initiatiefnemer een anterieure overeenkomst is gesloten. Daarin is vastgelegd dat de kosten van de gehele planontwikkeling, de voorbereiding en de uitvoering daarvan – daaronder begrepen de planschadekosten – door de initiatiefnemer worden gedragen. Daarin verschilt dit plan van het eerdere bestemmingsplan, dat alleen voorzag in de ontwikkeling van het Viscentrum1, en waarvan de Afdeling in de uitspraak van 17 februari 2016, ECLI:NL:RVS:2016:412, heeft geoordeeld dat de uitvoerbaarheid onvoldoende verzekerd was. Anders dan destijds het geval was, zijn alle – ook economisch met elkaar samenhangende – ontwikkelingen uit het Masterplan in het bestemmingsplan opgenomen en worden deze ontwikkelingen door de initiatiefnemer uitgevoerd en bekostigd. Dat geldt in het bijzonder voor de eventuele planschadekosten. De initiatiefnemer is in staat deze kosten te dragen. Dat is volgens vaste rechtspraak voldoende om te mogen uitgaan van de economische uitvoerbaarheid van een bestemmingsplan (Vgl. ABRvS 13 september 2017, ECLI:NL:RVS:2017:2475). Alleen indien op voorhand in redelijkheid had moeten worden ingezien dat het plan economisch niet kan worden uitgevoerd binnen de planperiode van in beginsel tien jaar, kan bestemmingsplan niet worden vastgesteld. Daartoe is bij de vaststelling geen aanleiding gezien. Temeer niet, omdat de behoefte aan dit plan voldoende is gebleken (zie paragraaf 5.2). Daarom wordt ervan uitgegaan dat, ook als deze initiatiefnemer uiteindelijk niet de kosten van het plan zou kunnen dragen, aannemelijk is dat één of meer andere marktpartijen de realisering van het bestemmingsplan zullen kunnen uitvoeren.

7.4.2 Staatssteun

Bij de gewijzigde vaststelling is ten aanzien van staatsteun het volgende specifiek overwogen. Voor de volledige overwegingen wordt verwezen naar het rapport Zienswijzen & ambtshalve wijzigingen, paragraaf 3.3.14.

Van ongeoorloofde staatssteun is geen sprake. Het plan kan ook worden uitgevoerd binnen de planperiode, op een wijze zonder dat staatssteun wordt verleend, al dan niet door een ander dan de initiatiefnemer met wie een anterieure overeenkomst is gesloten.

7.5 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Burgers, maatschappelijke organisaties en andere overheden zijn op diverse wijzen betrokken bij de voorbereiding van het voorliggende bestemmingsplan.

Nota reikwijdte en detailniveau (NRD) milieueffectrapportage

De concept NRD heeft van 10 december 2015 tot en met 20 januari 2016 ter inzage gelegen. Eenieder heeft gedurende deze periode de gelegenheid gekregen om te reageren. Gedurende de periode van terinzagelegging is op 5 januari 2016 een informatieavond gehouden in MFC 'De Korre' te Breskens. Gedurende deze avond konden belangstellenden zich laten informeren over het project en werd gelegenheid geboden voor het indienen van een zienswijze door middel van een reactieformulier. In deze periode is de concept NRD ook toegezonden aan andere bestuursorganen ter advisering. Hierbij zijn ook de vanuit België betrokken instanties geraadpleegd.

Daarnaast is ook advies gevraagd aan de Commissie voor de m.e.r. (hierna: Cie. m.e.r.) die de ontvangen zienswijzen en adviezen bij haar advies heeft betrokken. Op basis van de verkregen zienswijzen en adviezen heeft het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Sluis op 19 april 2016 een definitieve NRD vastgesteld.


Vooroverleg artikel 3.1.1 Bro

In het kader van het overleg op grond van artikel 3.1.1 Bro wordt aan de besturen en diensten van de betrokken bevoegde gezagen gevraagd om een reactie te geven op het voorontwerpbestemmingsplan en bijbehorend MER. De hoofdlijnen van dit vooroverleg worden te zijner tijd beschreven in paragraaf 8.2. Naast het artikel 3.1.1 Bro-vooroverleg heeft met de betrokken overlegpartners uitvoerig overleg plaatsgevonden ter voorbereiding op het indienen van vergunningaanvragen. Verder hebben de initiatiefnemers gedurende de uitvoering van het MER en de voorbereiding van de planprocedure met diverse belanghebbende partijen uitvoerig overleg gevoerd.

Inspraakprocedure

De Wro bevat geen procedurevoorschriften met betrekking tot de inspraak en inspraak wordt in de Wro ook niet verplicht gesteld. Dat neemt niet weg dat het de gemeente vrij staat toch inspraak te verlenen bijvoorbeeld op grond van de gemeentelijke inspraakverordening. In relatie daarmee bepaalt artikel 150 van de Gemeentewet onder meer dat in een gemeentelijke inspraakverordening moet worden geregeld op welke wijze bovenbedoelde personen en rechtspersonen hun mening kenbaar kunnen maken. Inspraak zal plaatsvinden volgens de in de inspraakverordening opgenomen procedure. Het resultaat van de inspraakprocedure wordt weergegeven in een inspraakverslag.

Ontwerpbestemmingsplan

Conform artikel 3.8, eerste lid, Wro wordt het ontwerp van het bestemmingsplan, tezamen met alle andere ontwerpbesluiten, gedurende 6 weken ter inzage gelegd waarbij eenieder in de gelegenheid wordt gesteld hierop zijn of haar zienswijze te geven. In dezelfde periode wordt een informatieavond georganiseerd. Belangstellenden kunnen dan de ter inzage gelegde documenten inzien. en zienswijzen naar voren brengen.

Procedurele uitvoerbaarheid

Ten tijde van de vaststelling van het bestemmingsplan dient aannemelijk te zijn dat de benodigde vergunningen en ontheffingen zullen worden verkregen. Zoals hiervoor is aangegeven, kunnen de benodigde vergunningen en andere besluiten tegelijkertijd met het dit bestemmingsplan in procedure worden gebracht. Voordat wordt begonnen met de start van de werkzaamheden dient de initiatiefnemer te voldoen aan de wettelijke verplichtingen: de benodigde vergunningen en ontheffingen, zoals een omgevingsvergunning en watervergunning, moeten van kracht zijn.

Handhaving

Voor wat betreft de bestuursrechtelijke handhaving geldt dat op grond van artikel 7.1 Wro het college van burgemeester en wethouders ervoor zorg draagt dat de bepalingen uit dit bestemmingsplan worden nageleefd.

Hoofdstuk 8 Overleg

8.1 Inleiding

In dit hoofdstuk worden de resultaten van de overleg- en zienswijzeprocedure beschreven.

Coördinatie van besluitvorming

Het bestemmingsplan en alle overige besluiten worden gelijktijdig ter inzage gelegd in de verschillende stappen van de procedure. Dit geldt dus zowel voor de ontwerpbesluiten als de vastgestelde besluiten. Ook het beroep bij de bestuursrechter wordt gebundeld indien de besluiten gelijktijdig zijn bekendgemaakt. Tegen het bestemmingsplan en de gecoördineerd voorbereide besluiten staat rechtstreeks beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Toepasselijkheid van de Crisis- en herstelwet (Chw)

De herontwikkeling van het havengebied Breskens betreft een project als bedoeld in categorie 3.1 van bijlage I van de Crisis- en herstelwet (Chw). Op grond van artikel 1.1 van die wet is de Crisis- en herstelwet van toepassing. Dit brengt onder meer met zich mee dat de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State een termijn van 6 maanden na afloop van de beroepstermijn heeft voor het doen van een uitspraak op een beroep, en dat een beroepschrift niet-ontvankelijk is als het niet meteen de gronden van beroep bevat (het indienen van een pro forma beroepschrift is niet mogelijk). De gemeente Sluis verzorgt de coördinatie, bekendmaking en mededeling van de (ontwerp)besluiten.

8.2 Resultaten inspraak- en overlegprocedure

Het voorontwerpbestemmingsplan heeft voor eenieder ter inzage gelegen, zodat ieder gelegenheid had een inspraakreactie in te dienen. Op 6 september 2017 is bekend gemaakt dat het voorontwerp bestemmingsplan met bijbehorende stukken, waaronder een concept milieueffectrapport (MER), van 7 september 2017 tot en met 4 oktober 2017 voor een ieder ter inzage werd gelegd. Het digitale voorontwerpbestemmingsplan werd met ingang van die datum beschikbaar gesteld op www.ruimtelijkeplannen.nl onder plannummer NL.IMRO.1714.jachthavenBreskens-VO01.


Op 14 september 2017 is een inloop/informatiebijeenkomst georganiseerd in MFC de Korre om de ontwikkelingen toe te lichten en belangstellenden de gelegenheid te bieden tot het stellen van vragen. Ruim 100 belangstellenden hebben van deze gelegenheid gebruik gemaakt. Gedurende de termijn van terinzagelegging kon iedereen mondeling of schriftelijk een inspraakreactie indienen. Er zijn acht reacties ingekomen.

Het voorontwerp van dit bestemmingsplan wordt in het kader van het voorgeschreven overleg op grond van artikel 3.1.1, lid 1, van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) aan de overleginstanties toegezonden.

De conclusies uit de beantwoording van de inspraak- en overlegreacties en de daaruit voortvloeiende aanpassingen zijn beschreven in een apart Rapport inspraak en overleg (bijlage 11). Tevens zijn hierin de ambtshalve wijzigingen vermeld en toegelicht.

8.3 Resultaten zienswijzenprocedure

De eventuele zienswijzen die naar aanleiding van terinzagelegging van het ontwerp van dit bestemmingsplan worden ontvangen, zullen te zijner tijd worden samengevat en beantwoord in een antwoordnota. Dit is een aparte nota die als losse bijlage bij het vaststellingsbesluit wordt gevoegd.