direct naar inhoud van Artikel 12 Bedrijf
Plan: Buitengebied
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1714.001bpbui10-0120

Artikel 12 Bedrijf

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Bedrijf aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijven uit ten hoogste categorie 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;

alsmede voor:

  • b. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.1': bedrijven uit ten hoogste categorie 3.1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarden': het behoud en herstel van de aanwezige molen en zijn cultuurhistorische en landschappelijke waarden;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - aannemer': tevens een aannemingsbedrijf behorende tot categorie 3.1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - autoschadebedrijf': tevens een autoschadebedrijf behorende tot categorie 3.1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - constructiebedrijf ': tevens een constructiebedrijf behorende tot categorie 3.2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - dierenpension': tevens een dierenpension behorende tot categorie 3.2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - groothandel in akkerbouwproducten en veevoeders': tevens een groothandel in akkerbouwproducten en veevoeders behorende tot categorie 3.1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
  • i. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - metaalbewerking- en straalgritbedrijf': tevens een metaalbewerking- en straalgritbedrijf behorende tot categorie 4.1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
  • j. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - metaalbewerking- en machinebouwbedrijf': tevens een metaalbewerking- en machinebouwbedrijf voor tuinbouwmachines behorende tot categorie 3.2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
  • k. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf – nutsvoorziening 1': uitsluitend een hoogspanningverdeelstation van 150 kV behorende tot categorie 3.2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten of een gasdrukregel- en verdeelstation;
  • l. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - nutsvoorziening 2': uitsluitend een zendmast;
  • m. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - nutsvoorziening 3': uitsluitend een rioolgemaal;
  • n. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - nutsvoorziening 4': uitsluitend een radarinstallatie voor zeescheepvaart;
  • o. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - oliehandel' : een oliehandel;
  • p. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - transportbedrijf': tevens een transportbedrijf behorende tot categorie 3.2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
  • q. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - wegensteunpunt': tevens een wegensteunpunt behorende tot categorie 3.2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
  • r. ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen met lpg': een verkooppunt voor motorbrandstoffen, met inbegrip van lpg, bijbehorende ondergeschikte detailhandel en overige voorzieningen zoals een wasstraat;
  • s. ter plaatse van de aanduiding 'waterzuivering': uitsluitend een rioolwaterzuivering behorende tot categorie 4.1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
  • t. nutsvoorzieningen;
  • u. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, water, nutsvoorzieningen en parkeervoorzieningen en laad- en losvoorzieningen.

12.2 Bouwregels

Op deze gronden mag gebouwd worden en gelden de volgende regels:

12.2.1 Gebouwen en overkappingen
  • a. per bestemmingsvlak is ten hoogste één bedrijfswoning met bijbehorende aan-, uit- en bijgebouwen toegestaan, tenzij met de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' of 'bedrijfswoning uitgesloten' anders is aangeduid;
  • b. de afstand van gebouwen tot de perceelsgrens bedraagt ten minste 3 m;
  • c. indien gebouwen op een bouwperceel niet aaneen worden gebouwd, geldt een onderlinge afstand van ten minste 3 m;
  • d. de afstand van gebouwen en overkappingen tot de bestemming Verkeer bedraagt ten minste 40 m bij de volgende wegen:
    • 1. N253 (Rondweg, Oostburgseweg, Nieuwstraat, Commerswerveweg, Lange Heerenstraat);
    • 2. N675 (Sterreboschweg, Nieuwvlietseweg, Voorstraat, Provincialeweg, Hoogstraat);
    • 3. N61 (Willemsweg, Middenweg);
    • 4. N251 (Draaibrugseweg, Beekmanstraat, Rijksweg);
    • 5. N674 (Mariastraat, Oostburgsestraat, Oude Haven);
    • 6. Zuidzandseweg;
  • e. de afstand van gebouwen en overkappingen tot de bestemming Verkeer van overige wegen bedraagt ten minste 20 m;
  • f. de goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte en / of de inhoud van een gebouw of bouwwerk, geen gebouw zijnde, bedragen ten hoogste:

bouwwerk   goothoogte   bouwhoogte   oppervlakte / inhoud  
bedrijfswoning (inclusief aan- en uitbouwen)   6 m   10 m   750 m³  
bijgebouwen bij een bedrijfswoning, inclusief overkappingen   3,5 m   6 m   60 m²  
overige bedrijfsgebouwen en overkappingen   6 m   10 m   zie bijlage 3, kolom huidig bebouwd oppervlak met dien verstande dat het bestemmingsvlak van de gronden met de bestemming Bedrijf, niet opgenomen in bijlage 3, tot 100 % bebouwd mag worden met uitzondering van het bepaalde onder h  

  • g. de goothoogte van bedrijfswoningen mag worden overschreden door dakkapellen, indien:
    • 1. de afstand tot de dakvoet, de nok en de zijkanten van het dakvlak ten minste 0,5 m bedraagt;
    • 2. de bouwhoogte van de dakkapel, gemeten vanaf de voet van de dakkapel, ten hoogste 1,5 m bedraagt;
    • 3. de breedte van dakkapellen aan de voor- of zijkant van de bedrijfswoning ten hoogste 50% van het dakvlak bedraagt;
    • 4. de breedte van dakkapellen aan de achterkant van de bedrijfswoning ten hoogste 70% van het dakvlak bedraagt;
  • h. de goothoogte, de bouwhoogte, het grondoppervlak en de dakhelling van de molen op de gronden met de aanduiding 'cultuurhistorische waarden' mogen ten hoogste gelijk zijn aan de goothoogte, de bouwhoogte, het grondoppervlak en de dakhelling zoals deze aanwezig zijn op de dag van terinzagelegging van het ontwerp van het bestemmingsplan.

12.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. de bouwhoogte van erfafscheidingen bedraagt ten hoogste 2 m;
  • b. de bouwhoogte van lichtmasten, vlaggenmasten en antennes bedraagt ten hoogste 10 m;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, bedraagt ten hoogste 6 m.

12.3 Afwijken van de bouwregels
12.3.1 Vergroting gebouwen en overkappingen

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 12.2.1 onder f voor het vergroten van de oppervlakte bedrijfsgebouwen en overkappingen binnen het bestemmingsvlak, met in achtneming van het volgende:

  • a. het bebouwde oppervlak bedraagt ten hoogste het in bijlage 3, in de kolom maximaal bebouwd oppervlak, genoemde oppervlak;
  • b. ter plaatse wordt voorzien in een adequate landschappelijke inpassing die bestaat uit een beplantingsstrook met een dichte struik- en boomlaag van voornamelijk streekeigen soorten, met een gemiddelde breedte van ten minste 10 m; op basis van een landschapsplan, opgesteld door een gecertificeerde landschapsarchitect, kan volstaan worden met een landschappelijke inpassing met een gemiddelde breedte van 5 m;
  • c. zorg wordt gedragen voor ruimtelijke kwaliteitswinst in de vorm van landschaps- of natuurontwikkeling of het verbeteren van de inrichting van het erf;
  • d. verlening van de omgevingsvergunning leidt niet tot onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van naastgelegen percelen;
  • e. verlening van de omgevingsvergunning is noodzakelijk voor een doelmatige bedrijfsvoering;
  • f. medewerking wordt slechts verleend als een privaatrechtelijke overeenkomst wordt gesloten over de aanleg, het beheer en het onderhoud van de landschappelijke inpassing en de ruimtelijke kwaliteitswinst.

12.3.2 Bouwen nabij bestemming Verkeer

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 12.2.1 onder d en e voor het bouwen van een gebouw of overkapping binnen een afstand van 40 respectievelijk 20 m tot de bestemming Verkeer, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. verlening van de omgevingsvergunning leidt niet tot een verkeersonveilige situatie;
  • b. verlening van de omgevingsvergunning leidt niet tot aantasting van de verkeersplanologische functie van de weg;
  • c. voor het verlenen van de omgevingsvergunning wordt door het bevoegd gezag advies gevraagd aan de wegbeheerder.

12.4 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. opslag van goederen op gronden gelegen tussen bedrijfsgebouwen en de meest nabij gelegen bestemming Verkeer is niet toegestaan;
  • b. opslag van goederen met een totale stapelhoogte van meer dan 4 m is op onbebouwde gronden niet toegestaan;
  • c. verlichting door middel van lichtmasten die niet zijn voorzien van een bovenafdekking is niet toegestaan;
  • d. zelfstandige kantoren en detailhandel - met uitzondering van detailhandel op de gronden met de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - oliehandel' of 'verkooppunt motorbrandstoffen met lpg' - zijn niet toegestaan;
  • e. opslag en verkoop van vuurwerk is niet toegestaan;
  • f. het uitoefenen van een aan - huis - gebonden beroep of kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten met een oppervlak van meer dan 50 m² per bedrijfswoning is niet toegestaan;
  • g. het gebruik van (een deel van) de gebouwen als seksinrichting is niet toegestaan;
  • h. het gebruiken van een deel van de woning, of een aan- of uitbouw van de woning ten behoeve van het ontvangen of verlenen van mantelzorg is toegestaan;
  • i. Wgh - inrichtingen en Bevi - inrichtingen zijn niet toegestaan.

12.5 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 12.1 onder a en b:

  • a. om bedrijven toe te laten in 1 categorie hoger dan op deze gronden in lid 12.1 onder a respectievelijk b zijn toegestaan, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm) geacht kan worden te behoren tot de categorieën, zoals in lid 12.1 onder a respectievelijk b genoemd;
  • b. om bedrijven toe te laten die niet in de Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn genoemd, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving geacht kan worden te behoren tot de categorieën, zoals in lid 12.1 onder a respectievelijk b genoemd;
  • c. alvorens de omgevingsvergunning te verlenen vraagt het bevoegd gezag hierover schriftelijk advies van de milieudeskundige;
  • d. Bevi - inrichtingen en Wgh - inrichtingen zijn niet toegestaan.

12.6 Wijzigingsregels
12.6.1 Wijziging bij bedrijfsbeëindiging

Burgemeester en wethouders kunnen, na bedrijfsbeëindiging, de bestemming Bedrijf wijzigen in de bestemming Wonen met inachtneming van het volgende:

  • a. wijziging leidt niet tot een groter aantal woningen binnen het bestemmingsvlak;
  • b. indien de inhoud van de woning (inclusief aan- en uitbouwen) en de oppervlakte van de overige bebouwing meer bedraagt dan bij de bestemming Wonen is toegestaan, dan mogen deze maten als ten hoogste toelaatbaar worden aangehouden, hetgeen in het wijzigingsplan wordt vastgelegd; in geval van herbouw is het hiervoor bepaalde slechts van toepassing indien de herbouw op dezelfde plaats plaatsvindt hetgeen in het wijzigingsplan wordt vastgelegd;
  • c. wijziging mag niet worden toegepast voor gronden met de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten';
  • d. wijziging leidt niet tot een verandering van de maximaal toelaatbare goot- en bouwhoogte van de gebouwen.

12.6.2 Wijziging specifieke vorm van bedrijf

Burgemeester en wethouders kunnen, na bedrijfsbeëindiging, de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf' zoals bedoeld in 12.1 onder d tot en met q laten vervallen indien de bedrijfsactiviteit waarop de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf' betrekking heeft daadwerkelijk is beëindigd.