direct naar inhoud van Regels
Plan: Achtersloot 77
Status: voorontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0353.Asloot77-Vo01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In de regels wordt verstaan onder:

1.1 plan:

het bestemmingsplan Achtersloot 77 met identificatienummer NL.IMRO.0353.Asloot77-Vo01 van de gemeente IJsselstein.

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlage.

1.3 aanbouw:

een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.4 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.5 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.6 achtererf:

gedeelte van het erf dat aan de achterzijde van het gebouw is gelegen.

1.7 afhankelijke woonruimte:

bebouwing bij een woning, welke qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met die woning en waar een gedeelte van de huishouding, zoals gehuisvest in die woning, uit een oogpunt van mantelzorg is ondergebracht.

1.8 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

1.9 Bed & Breakfast:

het bedrijfsmatig en op kleine schaal tegen betaling aanbieden van logies/overnachting in een daarvoor geschikte woning (hoofd- of bijgebouw) gericht op het bieden van de mogelijkheid tot een toeristisch en kortdurend verblijf met ontbijt-, lunch en dinermogelijkheid aan verblijfsgasten. Deze voorziening is nadrukkelijk niet bedoeld voor het laten overnachten van tijdelijke arbeiders en seizoensarbeiders.

1.10 bestaand bouwwerk:

een bouwwerk dat op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van het plan bestaat en is gebouwd met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht of wordt gebouwd, dan wel nadien kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, waarvoor de aanvraag voor het tijdstip van terinzagelegging is ingediend, tenzij in de regels anders is bepaald.

1.11 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak.

1.12 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.13 bijgebouw:

een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is van het hoofdgebouw.

1.14 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.

1.15 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak.

1.16 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.

1.17 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.18 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.19 erf:

al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een gebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en, voor zover dit bestemmingsplan deze inrichting niet verbiedt.

1.20 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel, of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.21 gebruiken:

het doen gebruiken, laten gebruiken en in gebruik geven.

1.22 hoofdgebouw:

een gebouw dat, gelet op de bestemming, als het belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel kan worden aangemerkt.

1.23 kelder:

een (gedeelte van) een gebouw waarvan de diepte gemeten wordt vanaf de begane grondvloer waaronder wordt gebouwd en dat in hoofdzaak dient als bergruimte.

1.24 mantelzorg:

het bieden van zorg in een woning aan een ieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.

1.25 niet-publieksgerichte aan huis verbonden beroeps of bedrijfsactiviteit:

een beroeps- of bedrijfsactiviteit, waarvan de activiteiten niet specifiek publieksgericht zijn, en dat op kleine schaal in een woning en/of de daarbij behorende bijgebouwen wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de desbetreffende activiteit een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie ter plaatse.

1.26 overkapping:

een bouwwerk op het erf van een gebouw of standplaats, dat strekt tot vergroting van het woongenot van het gebouw of de standplaats en dat, voor zover gebouwd vóór (het verlengde van) de voorgevel van een gebouw, geen tot de constructie zelf behorende wanden heeft en, voor zover gebouwd achter (het verlengde van) de voorgevel van een gebouw, maximaal drie wanden heeft waarvan maximaal twee tot de constructie behoren.

1.27 peil:
  • a. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  • b. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw.
1.28 publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis:

een beroeps- of bedrijfsactiviteit, waarvan de activiteiten in hoofdzaak publiekaantrekkende werking hebben en waarvan de omvang en uitstraling zodanig is, dat de activiteit past binnen de desbetreffende woonomgeving en derhalve in een woning en/of daarbij behorende bijgebouwen, met behoud van de woonfunctie, kan worden toegestaan.

1.29 seksinrichting:

een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotische/pornografische aard plaatsvinden, waaronder in ieder geval worden verstaan een prostitutiebedrijf, een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar.

1.30 Staat van bedrijfsactiviteiten:

een als bijlage bij deze regels behorende en daarvan onderdeel uitmakende lijst van bedrijven en instellingen.

1.31 theeschenkerij:

een aan de bestemming ondergeschikt horecabedrijf, geen café/ restaurant of daaraan gelijk te stellen horecabedrijf, waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt. De activiteiten zijn vooral gericht op het overdag verstrekken van in hoofdzaak alcoholvrije dranken en eenvoudige etenswaren.

1.32 uitbouw:

een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm kan worden onderscheiden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.33 uitvoeren:

het doen uitvoeren, laten uitvoeren en in uitvoering geven.

1.34 vloeroppervlak:

totale oppervlakte, binnenwerks gemeten, van alle ruimten op de begane grond, de verdiepingen en de zolder.

1.35 voorgevel:

de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van het plan kennelijk als zodanig diende te worden aangemerkt.

1.36 woning:

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.2 goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.3 inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.4 oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.5 ondergeschikte bouwonderdelen:

bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwonderdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, liftschachten, airco-installaties, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouwgrenzen en/of maximale bouwhoogtes niet meer dan 1 m bedraagt.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch met waarden - Landschap en cultuur

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch met waarden - Landschap en cultuur' aangewezen gronden, zijn bestemd voor:

  • a. grondgebonden veehouderijbedrijven;
  • b. wandel- en fietspaden;
  • c. water, alsmede voor behoud en versterking van de landschappelijke en cultuurwaarden;

met bijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

3.2 Bouwregels
3.2.1 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan:
    • 1. 2 m voor erf- en terreinafscheidingen;
    • 2. 6 m voor overig straatmeubilair;
    • 3. 2 m voor tuinmeubilair;
    • 4. 3 m voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • b. het bouwen van sleuf- en mestsilo's, mestbassins en mestvergistingsinstallaties is niet toegestaan.
3.3 Specifieke gebruiksregels
3.3.1 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan:

  • a. het scheuren en frezen van gronden;
  • b. het aanbrengen van kuilplaten.
3.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
  • a. Het is verboden op of in de gronden als genoemd in lid 3.1 zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning aanleg werken de volgende werken, voor zover geen bouwwerken zijnde of werkzaamheden uit te voeren:
    • 1. het verlagen, afgraven, ophogen of egaliseren van de bodem;
    • 2. het aanleggen van waterlopen of het vergraven, verruimen of dempen van aanwezige waterlopen;
    • 3. het vellen of rooien van houtgewassen;
    • 4. het aanleggen of aanbrengen van oeverbeschoeiingen, dammen, kaden, dijken en taluds;
    • 5. het aanbrengen van boven- of ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
    • 6. het aanleggen of verharden van paden en het aanbrengen van verhardingen.
  • b. Het verbod als bedoeld in dit lid onder a is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:
    • 1. betrekking hebben op normaal onderhoud, beheer en gebruik overeenkomstig de bestemming, het vellen of rooien van geriefbosjes daaronder niet begrepen;
    • 2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
    • 3. reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning;
    • 4. uitgevoerd worden in het kader van de landinrichting.
  • c. De werken of werkzaamheden als bedoeld in dit lid onder b zijn slechts toelaatbaar, indien:
    • 1. de aan de gronden eigen zijnde waarde voor wat betreft openheid niet onevenredig wordt aangetast;
    • 2. de mogelijkheden voor herstel van die waarde niet onevenredig wordt of kan worden verkleind;
    • 3. het dempen van sloten er niet toe leidt dat kavels ontstaan met een breedte van meer dan 75 m;
    • 4. het aanbrengen van de in dit lid onder a sub 5 genoemde leidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur - gelet op de aanwezige landschappelijke waarden - van geringe betekenis moet worden geacht.
  • d. Alvorens omtrent het verlenen van een omgevingsvergunning ingevolge lid 3.4 te beslissen kan het bevoegd gezag schriftelijk advies vragen bij de agrarische deskundige en de natuur- en landschapsdeskundige met betrekking tot de vraag of de omgevingsvergunning respectievelijk voor een doelmatige bedrijfsvoering noodzakelijk is en of de landschappelijke waarden niet onevenredig worden aangetast.

Artikel 4 Wonen

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. woningen;
  • b. niet-publieksgerichte aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit;
  • c. bed & breakfast, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bed & breakfast';
  • d. parkeren op eigen erf;
  • e. hobbymatige agrarische activiteiten;

met bijbehorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tuinen en erven.

4.2 Bouwregels
4.2.1 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. hoofdgebouwen worden gebouwd binnen het bouwvlak;
  • b. per bouwvlak is ten hoogste één woning toegestaan;
  • c. de goot- en bouwhoogte mogen niet meer bedragen dan de bestaande goot- en bouwhoogte;
  • d. de inhoud van een woning mag maximaal 800 m³ bedragen;
  • e. herbouw van een woning is uitsluitend toegestaan op de locatie van de bestaande woning.
4.2.2 Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen worden gebouwd binnen het bouwvlak;
  • b. de breedte van aan- en uitbouwen, aangebouwde bijgebouwen of aangebouwde overkappingen aan de achtergevel van het hoofdgebouw mag maximaal de breedte van de achtergevel van het hoofdgebouw bedragen;
  • c. de gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen en overkappingen op het zij- en achtererf achter de voorgevelrooilijn mag bij woningen niet meer bedragen dan de bestaande oppervlakte;
  • d. het zij- en achtererf mag niet voor meer dan 50% worden bebouwd;
  • e. de bouwhoogte van overkappingen mag maximaal 3 m bedragen;
  • f. de goothoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen mag maximaal 3 m bedragen;
  • g. de bouwhoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen mag maximaal 6 m bedragen.
4.2.3 Kelders

Kelders mogen binnen en buiten het bouwvlak worden gebouwd, waarbij de verticale diepte maximaal 3 m mag bedragen, het bepaalde in lid 4.2.2 onder a t/m f is van overeenkomstige toepassing.

4.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de voorgevelrooilijn mag maximaal 2 m bedragen, van overige erf- en terreinafscheidingen mag de bouwhoogte maximaal 1 m bedragen;
  • b. de bouwhoogte van overig straatmeubilair mag maximaal 6 m bedragen;
  • c. de bouwhoogte van antennes mag maximaal 5 m bedragen;
  • d. de bouwhoogte van tuinmeubilair mag maximaal 2 m bedragen;
  • e. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 3 m bedragen.
4.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen ter afwijking van het bepaalde onder lid 4.2.1 onder e met dien verstande dat:

  • a. zulks - uit een oogpunt van milieuwetgeving - geen nadelige invloed heeft voor gevestigde agrarische bedrijven;
  • b. het woon- en leefmilieu van de omgeving niet onevenredig wordt aangetast;
  • c. de verkeersveiligheid niet onevenredig wordt aangetast;
  • d. de sociale veiligheid niet verminderd als gevolg van de verbouwing;
  • e. het straat- en bebouwingsbeeld niet in negatieve zin wordt beïnvloed.
4.4 Specifieke gebruiksregels
4.4.1 Niet-publieksgerichte aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit

Binnen deze bestemming is gebruik van een deel van de woning en/of de daarbij behorende bijgebouwen ten behoeve van een niet-publieksgerichte aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit toegestaan, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. maximaal 30% van het vloeroppervlak van de woning, met inbegrip van aan- en uitbouwen en bijgebouwen, mag worden gebruikt voor een aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit, met dien verstande dat dit nooit meer mag bedragen dan 60 m²;
  • b. degene die de activiteit in de woning of het daarbij behorende bijgebouw zal uitvoeren, dient tevens de bewoner van de woning te zijn;
  • c. aan huis verbonden activiteiten die vallen onder categorie A van de Staat van Bedrijfsactiviteiten - functiemenging, niet publieksgerichte aan huisverbonden beroeps- of bedrijfsactiviteiten, zijn toegestaan, voor zover ze voldoen aan de hiervoor genoemde criteria;
  • d. de totale bebouwde oppervlakte voor niet-publieksgerichte aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit mag niet meer bedragen dan 60 m2.
4.4.2 Bed & breakfast

Binnen deze bestemming is bed & breakfast als voorziening bij een woning toegestaan, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. nieuwbouw of vergroting van het bestaand bouwwerk is niet toegestaan;
  • b. het bebouwd oppervlak voor een bed & breakfast mag maximaal 60 m2 bedragen.
4.5 Afwijken van de gebruiksregels
4.5.1 Afwijken publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 4.1, teneinde binnen een woning en/of daarbij behorende bijgebouwen de uitoefening van een publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis toe te staan. Hiervoor dient aan de volgende criteria te worden voldaan:

  • a. maximaal 30% van het vloeroppervlak van de woning met inbegrip van aan- en uitbouwen en bijgebouwen, mag worden gebruikt voor een aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit, met dien verstande dat dit nooit meer mag bedragen dan 60 m²;
  • b. degene die de activiteit in de woning of het daarbij behorende bijgebouw zal uitvoeren, dient tevens de bewoner van de woning te zijn;
  • c. het gebruik mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de verkeersontsluiting en de parkeersituatie ter plaatse;
  • d. de activiteit dient qua aard, omvang en uitstraling te passen in de woonomgeving;
  • e. er mag geen detailhandel plaatsvinden, uitgezonderd een beperkte verkoop als ondergeschikte activiteit en wel in verband met de activiteit, met een maximum van 15% van de omzet;
  • f. aan huis verbonden activiteiten die vallen onder categorie A van de Staat van Bedrijfsactiviteiten - functiemenging zijn toegestaan, voor zover ze voldoen aan de hiervoor genoemde criteria;
  • g. de totale bebouwde oppervlakte voor niet-publieksgerichte aan huis verbonden beroeps of, publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis en niet-agrarische nevenactiviteiten dat wordt toegestaan op grond van lid 4.1, 4.5.1 en 4.5.2 mag niet meer bedragen dan 60 m2.
4.5.2 Afwijken ten behoeve van een theeschenkerij als niet-agrarische nevenactiviteit

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 4.1 voor het realiseren van een theeschenkerij bij burgerwoningen met dien verstande dat:

  • a. de woonfunctie als primaire functie gehandhaafd blijft;
  • b. de theeschenkerij door de bewoner wordt uitgeoefend;
  • c. het toegestane aantal woningen niet mag worden uitgebreid;
  • d. nieuwbouw of vergroting van het bestaand bebouwd oppervlak niet is toegestaan;
  • e. het bebouwde oppervlak voor een 'theeschenkerij' ten hoogste 60 m² bedraagt;
  • f. een terras is toegestaan 2 meter achter de voorgevel van het hoofdgebouw, mits het terras functioneel is verbonden met de theeschenkerij en landschappelijk wordt ingepast;
  • g. de oppervlakte van een terras ten hoogste 40 m² bedraagt;
  • h. het oprichten van bouwwerken geen gebouwen zijnde, voor reclameborden en/of neonreclame is niet toegestaan. Hetzelfde geldt voor lichtmasten en lichtbakken;
  • i. op het eigen terrein in voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien;
  • j. het gebruik geen nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer;
  • k. speelvoorzieningen zijn toegestaan, met een maximale bouwhoogte van ten hoogste 2,5 m en een maximale oppervlakte van 10 m2;
  • l. de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad;
  • m. er is sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Dat wil zeggen dat de afstand van de theeschenkerij inclusief de bijbehorende voorzieningen, zoals terras, tot woningen van derden ten minste 10 meter bedraagt en ten minste 30 meter indien er op grond van de VNG publicatie geen sprake is van 'gemengd gebied';
  • n. de totale bebouwde oppervlakte voor niet-publieksgerichte aan huis verbonden beroeps of, publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis en niet-agrarische nevenactiviteiten dat wordt toegestaan op grond van lid 4.1, 4.5.1 en 4.5.2 mag niet meer bedragen dan 60 m2.

Artikel 5 Waarde - Archeologie 3

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 3' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming, primair bestemd voor de bescherming en instandhouding van archeologische waarden, alsmede secundair voor de andere op deze gronden liggende bestemmingen.

5.2 Bouwregels

Op de gronden die bestemd zijn als 'Waarde - Archeologie 3' mogen slechts worden gebouwd bouwwerken krachtens de in lid 5.1 genoemde bestemming, mits de archeologische belangen zich daartegen niet verzetten.

5.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
  • a. Het is verboden op of in de gronden, die op de plankaart zijn aangewezen voor 'Waarde - Archeologie 3' zonder of in afwijking van een vergunning van het bevoegd gezag de volgende werkzaamheden of werken, niet zijnde bouwwerken uit te voeren:
    • 1. afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage op een grotere diepte dan 30 cm;
    • 2. heiwerkzaamheden en het op een of andere wijze indrijven van voorwerpen;
    • 3. verlagen of verhogen van het waterpeil;
    • 4. aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
    • 5. aanleggen van ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
    • 6. het aanbrengen of verwijderen van diepgewortelde beplantingen.
  • b. Het verbod als bedoeld in lid 5.3 onder a is niet van toepassing, indien de werkzaamheden of werken:
    • 1. een oppervlakte beslaan van ten hoogste 100 m2;
    • 2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan;
    • 3. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning aanleg werken of een ontgrondingvergunning, of;
    • 4. ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.
  • c. De aanvrager van een omgevingsvergunning aanleg werken als bedoeld in lid 5.3, legt een rapport over waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, is vastgesteld.
  • d. Het bevoegd gezag verleent de omgevingsvergunning aanleg werken indien naar hun oordeel uit het rapport als bedoeld in lid 5.3 onder c genoegzaam blijkt dat:
    • 1. er geen archeologische waarden zijn te verwachten of kunnen worden geschaad;
    • 2. schade door de werkzaamheden of werken kan worden voorkomen of zoveel mogelijk kan worden beperkt door het in acht nemen van een omgevingsvergunning aanleg werken verbonden regels.
  • e. Het bevoegd gezag kan de volgende regels aan de omgevingsvergunning aanleg werken verbinden:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen; of
    • 3. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
  • f. Indien het bepaalde in lid 5.3 onder e sub 3 van toepassing is, wordt in de regels geregeld wat de gevolgen zijn bij vondsten die worden gedaan tijdens de uitvoering van de werkzaamheden of werken.
5.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de op de plankaart als terrein van hoge archeologische waarde aangewezen gronden die, bij wijze van dubbelbestemming, bestemd zijn voor bescherming en veiligstelling van archeologische waarden te wijzigen of geheel of gedeeltelijk van de plankaart te verwijderen, indien:

  • a. uit nader archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn of zich op een andere plaats bevinden;
  • b. het op grond van nader archeologisch onderzoek niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan ter plaatse in bescherming en veiligstelling van archeologische waarde voorziet.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 6 Anti-dubbeltelregel

Grond welke eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 7 Algemene gebruiksregels

7.1 Algemeen

Onder verboden gebruik wordt in elk geval verstaan:

  • a. een gebruik van gronden als stort- en/of opslagplaats van grond en/of afval, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
  • b. een gebruik van gronden als stallings- en/of opslagplaats van één of meer aan het gebruik onttrokken machines, voer-, vaar- of vliegtuigen, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
  • c. een gebruik van gronden en bouwwerken voor een seksinrichting dan wel ten behoeve van prostitutie.

Artikel 8 Algemene aanduidingsregels

8.1 Milieuzone - stiltegebied

Ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - stiltegebied' zijn geen nieuwe ontwikkelingen toegelaten die het natuurlijk heersende geluidsniveau van 40 dB(A) structureel aantasten. Dit betekent in ieder geval dat onderstaande functies niet zijn toegestaan:

  • a. lawaaisporten;
  • b. nieuwvestiging van intensieve recreatie;
  • c. laagvliegbewegingen;
  • d. windmolens;
  • e. dierenpensions.

Een geluidsrapport dient te worden overlegd wanneer nieuwe functies zijn gepland binnen het stiltegebied.

Artikel 9 Algemene afwijkingsregels

9.1 Afwijken

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van:

  • a. in het plan genoemde goothoogten, bouwhoogten, oppervlakte- en inhoudsmaten en afstandseisen, waarbij een overschrijding is toegestaan tot maximaal 10% van de goothoogten, bouwhoogten, oppervlakte- en inhoudsmaten en afstandseisen;
  • b. de regels en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, waarbij een overschrijding is toegestaan tot maximaal 2,5 m, en deze noodzakelijk is in verband met de uitmeting van het terrein of uit een oogpunt van doelmatig gebruik van de gronden en/of de bebouwing;
  • c. de regels ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de hoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot niet meer dan 10 m.
9.2 Voorwaarden afwijken

Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 9.1 kan slechts worden verleend, mits:

  • a. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
  • b. het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen niet onevenredig worden geschaad.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 10 Overgangsrecht

10.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a met maximaal 10%;
  • c. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
10.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  • c. Indien het gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
  • d. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 11 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan 'Achtersloot 77'.