Plan: | Achtersloot 77 |
---|---|
Status: | voorontwerp |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0353.Asloot77-Vo01 |
Op het perceel Achtersloot 77 te IJsselstein zijn agrarische bedrijfsgebouwen en een bedrijfswoning aanwezig. Voortzetting van de agrarische activiteiten is economisch niet haalbaar en onuitvoerbaar. De eigenaar van het perceel heeft de gemeente IJsselstein verzocht om beoordeling van de mogelijkheden op het perceel bij beëindiging van het agrarische bedrijf. Het omzetten van de agrarische bestemming naar een woonbestemming behoort tot de mogelijkheden.
Voor het perceel aan Achtersloot 77 is thans het bestemmingsplan 'Landelijk gebied noord en zuid' van toepassing. Wonen in het plangebied is op grond van het geldende bestemmingsplan niet mogelijk. Om het plan uit te kunnen voeren is een herziening van het geldende bestemmingsplan ter plaatse van het plangebied noodzakelijk. Voorliggend plan voorziet hierin.
Het plangebied is gelegen aan Achtersloot 77 in het landelijk gebied van IJsselstein. De weg Achtersloot loopt grotendeels parallel aan de Hollandsche IJssel. Ten zuidoosten van het plangebied ligt de kern IJsselstein. Onderstaande afbeelding geeft de ligging van het plangebied weer.
Overzichtskaart plangebied (zie rode cursator), bron: Google Maps
Deze herziening van het bestemmingsplan Landelijk gebied noord en zuid bestaat uit drie delen: een verbeelding, de regels en de bijbehorende toelichting. De regels en de verbeelding vormen samen het juridisch bindende deel van de herziening. In de toelichting wordt een onderbouwing geboden voor het ruimtelijke initiatief die met deze herziening mogelijk wordt gemaakt. Voorliggend bestemmingsplan biedt het juridisch-planologisch kader om voorgenomen ontwikkeling mogelijk te maken.
Voor het plangebied geldt het bestemmingsplan 'Landelijk gebied noord en zuid', zoals vastgesteld op 17 december 2015. De gronden in het plangebied zijn bestemd als 'Agrarisch met waarden - Landschap en cultuur'. Ter plaatse zijn de gronden bestemd voor de uitoefening van veehouderijbedrijven, wandel- en fietspaden, water alsmede voor behoud en versterking van de landschappelijke en cultuurwaarden.
In het plangebied is een bouwvlak opgenomen. Hoofdgebouwen en bijgebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd.
Voorts is het plangebied aangeduid als 'milieuzone - stiltegebied'. Ter plaatse zijn geen nieuwe ontwikkelingen toegelaten die het natuurlijk heersende geluidsniveau van 40 dB(A) structureel aantasten.
Tot slot zijn de gronden in het plangebied bestemd als 'Waarde - Archeologie 3'. De aanwezige archeologische waarden worden middels deze dubbelbestemming beschermd.
Onderstaande afbeelding geeft door middel van rode lijnen het plangebied op een uitsnede van de verbeelding van het bestemmingsplan 'Landelijk gebied noord en zuid' weer met het geldende bouwvlak.
Uitsnede bestemmingsplan 'Landelijk gebied noord en zuid', bron: www.ruimtelijkeplannen.nl
De voor de nieuwe ontwikkeling vereiste bestemming 'Wonen' is in strijd met het geldende bestemmingsplan. Om die reden is een aanpassing van het bestemmingsplan noodzakelijk. Voorliggend bestemmingsplan biedt het juridisch-planologisch kader om wonen op het perceel aan de Achtersloot 77 mogelijk te maken.
Na dit eerste hoofdstuk waarin de aanleiding, ligging en het vigerende bestemmingsplan zijn beschreven, worden in hoofdstuk 2 de relevante beleidsstukken behandeld op rijks-, provinciaal en gemeentelijk niveau, voor zover deze betrekking hebben op het plangebied. Hoofdstuk 3 beschrijft de toekomstige situatie. Hoofdstuk 4 bevat de verschillende omgevingsaspecten. In hoofdstuk 5 wordt de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van het plan beschreven. Hoofdstuk 6 geeft een uitleg van de regels.
In maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) vastgesteld. De structuurvisie vervangt de Nota ruimte, Nota mobiliteit (gedeeltelijk), de structuurvisie Randstad en nog een aantal kleine plannen. In de SVIR zijn, uitgaande van de verantwoordelijkheden van het Rijk, de ambities uitgewerkt in rijksdoelen tot 2028, waarbij is aangegeven welke nationale belangen aan de orde zijn. De 3 hoofddoelen van de structuurvisie zijn:
Deze hoofddoelen zijn uitgewerkt in 13 nationale belangen. De SVIR doet geen specifieke uitspraken die van belang zijn voor het voorliggende plan.
Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening, ook wel het Barro genoemd, is op 1 oktober 2012 volledig in werking getreden. Het Barro heeft als doel om vanuit een concreet nationaal belang een goede ruimtelijke ordening te bevorderen. Het Barro is het inhoudelijke beleidskader van de rijksoverheid waaraan bestemmingsplannen van gemeenten moeten voldoen. Dit betekent dat het Barro regels geeft over bestemmingen en het gebruik van gronden en zich daarbij primair richt tot de gemeenten. Daarnaast kan het Barro aan de gemeenten opdragen om in de toelichting bij een bestemmingsplan bepaalde zaken uitdrukkelijk te motiveren.
De volgende onderwerpen uit het Barro moeten worden vertaald in bestemmingsplannen: (1) Project Mainportontwikkeling Rotterdam, (2) Kustfundament, (3) Grote Rivieren, Waddenzee en Waddengebied, (4) Defensie, (5) Erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde, (6) Rijksvaarwegen, (7) Hoofdwegen en spoorwegen, (8) Elektriciteitsvoorzieningen, (9) EHS, (10) Primaire waterkeringen buiten het kustfundament en de (11) uitbreidingsruimte van het IJsselmeer.
In het Barro zijn geen regels opgenomen die relevant zijn voor het voorliggende bestemmingsplan.
In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte wordt de ladder voor duurzame verstedelijking geïntroduceerd. Deze ladder is per 1 oktober 2012 vastgelegd als procesvereiste in het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.1.6, lid 2). Doel van de ladder voor duurzame verstedelijking is een goede ruimtelijke ordening in de vorm van een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden. Hierbij dient de behoefte aan een stedelijke ontwikkeling te worden aangetoond. Op 1 juli 2017 is het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) gewijzigd, waarbij een nieuwe Laddersystematiek geldt. Om gebruikers goed te kunnen ondersteunen bij de toepassing van de nieuwe Ladder heeft het Rijk een nieuwe handreiking opgesteld.
Toetsingskader
De nieuwe handreiking begint met de vraag om wat voor een plan het gaat. Of er sprake is van een stedelijke ontwikkeling wordt bepaald door de aard en omvang van de ontwikkeling in relatie tot de omgeving. In de Handreiking staat dat er geen ondergrens is bepaald voor wat een ‘stedelijke ontwikkeling’ is. Op basis van jurisprudentie blijkt dat bij woningbouw in beginsel sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling als er meer dan 11 woningen gerealiseerd worden (ABRvS 28 juni 2017, ECLI:NL:RVS:2017:1724). Het voorliggende initiatief betreft de omzetting van één bedrijfswoning in een burgerwoning in het landelijk gebied van IJsselstein. Vanwege de kleinschalige omvang van het project kan worden geconcludeerd dat er geen sprake is van een stedelijke ontwikkeling. De duurzaamheidsladder is niet van toepassing.
Op 4 februari 2013 hebben Provinciale Staten de Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie 2013-2028 en de Provinciale Ruimtelijke Verordening 2013 vastgesteld. Op 12 december 2016 zijn deze herijkt vastgesteld. Een van de drie pijlers voor ontwikkeling in de structuurvisie is 'vitale steden en dorpen'. Door de ontwikkeling van wonen en werken vooral in het bestaande stedelijke gebied te laten plaatsvinden, blijven vitale dorpen en steden behouden. Inzetten op deze ontwikkeling is nodig vanwege:
Ten behoeve van de leefbaarheid en bereikbaarheid wordt de verstedelijking zoveel mogelijk gekoppeld aan haltes en knopen van het openbaar vervoersnetwerk. Bij de afweging van de verstedelijkingslocaties wordt de duurzame verstedelijkingsladder gehanteerd: eerst wordt gekeken naar de mogelijkheden voor herstructurering of transformatie binnen het bestaand stedelijk gebied. Voorts naar locaties die passend ontsloten zijn of als zodanig worden ontwikkeld, gebruikmakend van verschillende middelen van vervoer.
Voor de gemeente IJsselstein wordt uitgegaan van een woningbouwprogramma van 500 woningen in diverse projecten in stedelijk gebied. Om de kwaliteit en vitaliteit van het landelijk gebied te behouden geldt voor het landelijk gebied terughoudend beleid als het gaat om het toelaten van niet aan het landelijk gebied gebonden functies. In bijzondere situaties en onder voorwaarden zijn ontwikkelingen ruimtelijk aanvaardbaar. Die situaties hebben veelal betrekking op de herbestemming van bestaande bebouwde erven en op de ontwikkeling van nieuwe kwaliteit. De voorwaarden hangen samen met het behouden of versterken van de landschappelijke kwaliteiten en de vitaliteit van het landelijk gebied.
Voorliggend plan betreft de omzetting van een agrarische bestemming naar een woonbestemming op het perceel aan Achtersloot 77 te IJsselstein. De bestaande bedrijfswoning wordt gebruikt als burgerwoning. Er is geen sprake van nieuwbouw. De betonnen silo op het achtererf wordt gesloopt en de agrarische bedrijfsactiviteiten zijn reeds beëindigd. De landschappelijke kwaliteiten van het landelijk gebied blijven behouden. Voorgenomen ontwikkeling is niet in strijd met de PRS.
Tegelijk met de vaststelling van de Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie, is de Provinciale Ruimtelijke Verordening 2013 (PRV) vastgesteld. Doel van de verordening is om provinciale belangen op het gebied van de ruimtelijke ordening te laten doorwerken naar het gemeentelijk niveau. De verordening bevat daartoe bepalingen die bij het opstellen van gemeentelijke bestemmingsplannen, projectbesluiten en beheersverordeningen in acht moeten worden genomen. Op 12 december 2016 is de PRV herijkt vastgesteld.
Het ruimtelijk beleid van de provincie biedt ruimte voor nieuwe functies voor de vrijgekomen bedrijfsgebouwen. Dat vraagt doorgaans wel een tegenprestatie, zoals sloop van een deel van de bebouwing, afhankelijk van de gevraagde nieuwe functie.
De gemeenten leggen in hun bestemmingsplan vast, of het perceel en de gebouwen een nieuwe functie kunnen krijgen. Bij het maken van een bestemmingsplan hebben gemeenten vrijheid om eigen beleidskeuzes te maken. Wel moeten zij de randvoorwaarden in acht nemen die de provincie stelt. Deze zijn vastgelegd in de Provinciale Ruimtelijke Verordening (PRV). In artikel 3.10 wordt het volgende gesteld:
Het plangebied is aangewezen als 'landelijk gebied'. Voorgenomen plan betreft het omzetten van de agrarische bestemming naar een woonbestemming op het perceel aan de Achtersloot 77 te IJsselstein. Voortzetting van het bedrijf is bedrijfseconomisch niet verantwoord. De beschikbare gronden behorend bij de voormalige veehouderij op het perceel zijn betrekkelijk klein en de gebouwen zijn verouderd. Voor de voortzetting van het bedrijf is de situering en uitrusting ongeschikt. De bestaande bedrijfswoning wordt bestemd als burgerwoning. Er is geen sprake van nieuwbouw. De bestaande cultuurhistorische en landschappelijke waarden blijven behouden. Verder wordt verwezen naar paragraaf 4.5 waarin is onderbouwd dat de omliggende agrarische bedrijven niet in hun bedrijfsvoering worden belemmerd. Voorts worden conform het geldende bestemmingsplan 'Landelijk Gebied noord en zuid' naast de functie wonen niet-publieksgerichte aan huis verbonden beroeps of bedrijfsactiviteiten toegestaan die op kleine schaal worden uitgeoefend. Aan bovengenoemde voorwaarden zoals opgenomen in de PRV wordt voldaan.
Op dit moment werkt de gemeente IJsselstein aan de voorbereidingen voor een nieuwe visie voor het landelijk gebied. Een integrale visie waarin flexibiliteit wordt geboden aan ontwikkelingen en waarbij de ruimtelijke kwaliteit wordt behouden en indien mogelijk wordt verbeterd. Deze visie is echter tot op heden niet vastgesteld.
De gemeenteraad van IJsselstein heeft op 3 juli 2003 de Structuurvisie IJsselstein 'Kwaliteit met karakter' vastgesteld. De structuurvisie zet in op versterking van kwaliteit en karakter van de gemeente, na een periode van sterke groei. De volgende doelstellingen staan centraal:
Uit de structuurvisie is de doelstelling 'Benutten van de potenties van de Hollandse IJssel voor wonen, recreatie en natuur' van belang voor voorliggend bestemmingsplan. Voor het landelijk gebied is een onderscheid aangebracht tussen de gebiedsdelen ten noorden en ten zuiden van de stad. Het plangebied is gelegen in het landelijk gebied ten noorden van de stad. Voor de noordelijke gebieden zet de structuurvisie in op:
Uitgangspunt is de handhaving en/of versterking van de agrarische bestemming en ruimte voor natuurontwikkeling. Een en ander met behoud van het open karakter. De Achtersloot wordt gezien als een karakteristiek en cultuurhistorisch waardevolle lint. Deze moet behouden blijven en waar mogelijk versterkt. Doorzichten dienen hier te worden behouden en nieuwe bebouwing is in principe niet aan de orde.
Voorliggend plan betreft de omzetting van een bestaande agrarische bedrijfswoning naar een burgerwoning op het perceel aan Achtersloot 77 te IJsselstein. De betonnen silo op het achtererf wordt gesloopt en de grootte van het bouwvlak wordt in overeenstemming gebracht met de bouwvlakken van overige percelen in de directe omgeving. Met dit plan ontstaat meer en beter zicht naar het achtergelegen gebied. De omzetting van een bedrijfswoning naar een burgerwoning zal bovendien bijdragen aan het benutten van de woonpotenties voor de Hollandse IJssel. Hiermee is voorliggende ontwikkeling in overeenstemming met de doelstellingen van de structuurvisie.
Op 21 januari 2010 heeft de gemeenteraad de toekomstvisie 'IJsselstein dichtbij' vastgesteld. Na jaren van planmatige en fysieke groei, heeft IJsselstein een omvang en regionale verzorgingsfunctie bereikt die een voldoende basis is om op voort te borduren. Vanaf deze periode ontwikkelt de stad zich op natuurlijke wijze, passend bij de schaal van IJsselstein. IJsselstein heeft een schaal waardoor de kenmerkende historie van de stad en het groene buitengebied altijd dichtbij zijn. Deze kwaliteiten geven IJsselstein haar uitstraling en een aantrekkelijke woonklimaat.
In de periode tot 2025 richt de gemeente zich op het versterken van de ruimtelijke structuur waarbij de historie en het groen meer tot uitdrukking komen als beeldbepalend voor de stad. In het bijzonder staat de binnenstad dan in de schijnwerpers, als huiskamer waar IJsselsteiners'' elkaar treffen. En de gemeente besteedt veel aandacht aan de Hollandse IJssel als kwaliteit in de stad en als verbinding tussen de stad en het groene buitengebied. De gemeente wil de nabijheid van de ruimtelijke kwaliteiten in de stad meer benutten, door inhoud te geven aan de volgende ambities:
Om bovenstaande ambities waar te maken zet de gemeente o.a. in op het bevorderen van zorgvuldig ruimtegebruik. Het rondom de stad gelegen groene gebied wordt als zeer waardevol ervaren. Het gebied waarbinnen gebouwd mag worden zal niet worden vergroot. De gemeente houdt daarom vast aan de omvang van de huidige rode contour. Voorliggend plan heeft betrekking op een locatie buiten de rode contour, maar waar wel reeds bebouwing op aanwezig is. De bestaande bedrijfswoning wordt omgezet naar een burgerwoning. Door aanpassing van het bouwvlak en sloop van de betonnen silo op het achtererf ontstaat meer en beter zicht op het waardevolle groene gebied. Voorliggend plan past binnen de doelstellingen van de toekomstvisie zoals hierboven weergegeven.
De beleidsnotitie buitengebied (april 2010) is opgesteld om meer niet-agrarische nevenfuncties toe te staan in het buitengebied, zij het onder bepaalde voorwaarden. Het uitgangspunt blijft dat het landelijke gebied van IJsselstein met name bestemd is voor agrariërs. Maar de diverse ontwikkelingen in de agrarische sector zoals schaalvergroting leidt er in steeds toenemende mate toe dat door (gedeeltelijke) bedrijfsbeëindiging gebouwen vrijkomen. Er bestaat een groeiende vraag om deze vrijkomende bebouwing te gebruiken voor allerlei activiteiten die functioneel niet of minder aan het buitengebied zijn gebonden. In het vigerende bestemmingsplan Landelijk Gebied noord en zuid is al een regeling opgenomen voor nevenfuncties, waarbij nevenfuncties ondergeschikt dienen te zijn aan de agrarische hoofdfunctie, maar deze is niet toereikend meer. Middels deze beleidsnotitie worden meer nevenfuncties toegestaan, maar de maximale oppervlakte maat van 400 m2 blijft gehandhaafd (m.u.v. poldersport en boerengolf). Belangrijk is dat de nevenfuncties geen negatieve milieueffecten mogen hebben voor omringende agrarische bedrijven en omringende agrarische bedrijven mogen niet in hun bedrijfsvoering worden beperkt.
In de planregels van de bestemming Wonen worden hobbymatige agrarische activiteiten toegestaan op grond van de beleidsnotitie.
Het planvoornemen past binnen de kaders van het geldende nationaal-, provinciaal- en gemeentelijk beleid.
Het plangebied is gelegen aan Achtersloot 77 te IJsselstein. Het perceel heeft een omvang van circa 1 hectare. Het agrarische bedrijf is reeds beeïndigd. Op het perceel is een bedrijfswoning aanwezig. De bedrijfswoning wordt gebruikt om te wonen.
Op het erf zijn nog de volgende bouwwerken voor agrarische doeleinden aanwezig:
In de bestaande stallen is ruimte voor het houden van ongeveer 40 melkkoeien, 30 stuks jongvee en 118 vleesvarkens. De bedrijfsgebouwen zijn technisch en economisch verouderd. De stallen zijn niet functioneel en doelmatig. Om te kunnen voldoen aan de huidige eisen van dierenwelzijn en arbeidsgemak is uitbreiding en vernieuwing van de stallen nodig. Daarnaast is uitbreiding van de veestapel nodig. Bij een eventuele voortzetting zal een nieuwe stal nodig zijn waarin alle soorten dieren worden gehuisvest. Het bouwen van een nieuwe stal met 15 hectare grond in eigendom is geen reëele basis om het gebruik voort te zetten. Door de beperkte oppervlakte aan beschikbare grond zijn de uitbreidingsmogelijkheden te beperkt.
Uitsnede Google Streetview met aan de straatzijde (vooraan) de woning en achter de woning de aangebouwde schuur (herkenbaar aan de lagere goot).
Het agrarische bedrijf is reeds beëindigd. Voortzetting van het bedrijf wordt bedrijfseconomisch niet verantwoord geacht. Initiatiefnemer is daarom voornemens om de bestemming van het huidig bebouwde agrarische perceel te wijzigen naar 'Wonen'. De bestaande bedrijfswoning wordt gebruikt als burgerwoning. De achterliggende weilanden zullen de bestemming 'Agrarisch met waarden - Landschap en cultuur' behouden. Het bouwvlak en de bestemming 'Wonen' is in oppervlakte vergelijkbaar met overige percelen in de directe omgeving. Als voorziening bij de woning wordt bed & breakfast mogelijk gemaakt ter plaatse van de hooiberg, met een maximaal bebouwd oppervlak van 60 m2. De betonnen silo op het achtererf is gesloopt (rood omlijnd op onderstaande afbeelding). De schuur wordt gesloopt. Overige bedrijfsbebouwing blijft behouden.
Uitsnede Google Maps; met rood kader wordt de te slopen silo aangeduid.
Dit hoofdstuk behandelt verschillende relevante omgevingsaspecten. Ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening dient te worden onderzocht of er belemmeringen zijn voor de planontwikkeling of negatieve effecten op de omgeving zijn te verwachten en daarmee of er bezwaar is tegen het vaststellen van dit bestemmingsplan.
In het kader van de Wet geluidhinder (Wgh) bevinden zich langs alle wegen zones. In geval van het realiseren van geluidgevoelige bebouwing binnen deze zones dient een akoestisch onderzoek plaats te vinden. Op basis van art. 76 lid 3 Wgh hoeft de geluidsbelasting van een aanwezige weg (waar geen wijzigingen optreden) op bestaande woningen niet getoetst te worden aan de grenswaarden. Hieronder valt het omzetten van een agrarische bedrijfswoning naar een (burger)woning.
Voorliggend plan maakt het omzetten van de bestaande bedrijfswoning naar een burgerwoning mogelijk. Als voorziening bij de woning wordt bed & breakfast mogelijk gemaakt. De bedrijfswoning op het perceel aan Achtersloot 77 wordt reeds bewoond. Het plan maakt geen nieuwe geluidsgevoelige functie mogelijk. Bed & breakfast is niet geluidgevoelig in het kader van de Wet geluidhinder. Er is in het kader van wegverkeerslawaai geen nader onderzoek nodig. Er hoeft in dit geval dan ook geen (nieuwe) hogere waarde te worden vastgesteld.
Conclusie
Het aspect geluid vormt geen belemmering voor het planvoornemen.
Nederland heeft de Europese regels ten aanzien van luchtkwaliteit geïmplementeerd in de Wet milieubeheer (Wm). De in deze wet gehanteerde normen gelden overal, met uitzondering van een arbeidsplaats (hierop is de Arbeidsomstandighedenwet van toepassing).
Op 15 november 2007 is het onderdeel luchtkwaliteit van de Wm in werking getreden. Kern van de wet is het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Hierin staat wanneer en hoe overschrijdingen van de luchtkwaliteit moeten worden aangepakt. Het programma houdt rekening met nieuwe ontwikkelingen zoals bouwprojecten of de aanleg van infrastructuur. Projecten die passen in dit programma, hoeven niet meer te worden getoetst aan de normen (grenswaarden) voor luchtkwaliteit. De ministerraad heeft op voorstel van de minister van VROM ingestemd met het NSL. Het NSL is op 1 augustus 2009 in werking getreden.
Ook projecten die 'niet in betekenende mate' (nibm) van invloed zijn op de luchtkwaliteit, hoeven niet meer te worden getoetst aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit. De criteria om te kunnen beoordelen of er voor een project sprake is van nibm, zijn vastgelegd in de AMvB-nibm. In de AMvB-nibm is vastgelegd dat na vaststelling van het NSL of een regionaal programma een grens van 3% verslechtering van de luchtkwaliteit (een toename van maximaal 1,2 Ng/m3 NO2 of PM10) als ‘niet in betekenende mate’ wordt beschouwd.
Op onderstaande kaarten is de luchtkwaliteit weergegeven van het betreffende plangebied in PM10 en PM2,5 in 2015.
Luchtkwaliteit fijnstof 2015 (PM10), Omgevingsdienst Utrecht
Luchtkwaliteit fijnstof 2015 (PM2,5), Omgevingsdienst Utrecht
De uurgemiddelde grenswaarde voor stikstofdioxide van 200 microgram per m3 wordt overschreden wanneer de concentraties gemiddeld op jaarbasis boven de 60 microgram per m3 uitkomen. De concentraties in het plangebied overschrijden nergens de grens van 60 microgram per m3, wat betekent dat voor het hele plangebied in het jaar 2015 aan de uurgemiddelde grenswaarde voor fijnstof wordt voldaan.
Als gevolg van onderhavig bestemmingsplan wordt de bedrijfswoning omgezet naar een burgerwoning en wordt bed & breakfast bij de woning mogelijk gemaakt. Het project blijft onder de 3%-grens en draagt in niet in betekenende mate bij aan de luchtkwaliteit. Derhalve kan de ontwikkeling worden beschouwd als een nibm-project.
Gelet op het planvoornemen en de daarmee samenhangende verkeersgeneratie, kan onderzoek achterwege blijven (NIBM-project).
Conclusie
Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor het planvoornemen.
Externe veiligheid houdt zich bezig met de risico's als gevolg van ongevallen met gevaarlijke stoffen. In dat kader zijn vier onderwerpen van belang:
Onderstaande afbeelding geeft een uitsnede van de digitale Risicokaart voor het plangebied weer.
Uitsnede Risicokaart.nl, plangebied is rood omcirkeld
Uit de risicokaart (www.risicokaart.nl) blijkt dat in de directe omgeving van het plangebied geen risicovolle inrichtingen liggen en geen vervoer van gevaarlijke stoffen over weg, spoor en water en door buisleidingen plaats vindt. Ook zijn in de directe omgeving van het plangebied geen hoogspanningslijnen en zendmasten gelegen, waardoor elektromagnetische straling geen belemmering vormt voor het plan.
Conclusie
Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor het planvoornemen.
In het kader van een goede ruimtelijke ordening dient in ruimtelijke plannen rekening te worden gehouden met afstemming tussen gevoelige functies en milieuhinderlijke functies. Uitgangspunt daarbij is dat nieuwe en bestaande bedrijven niet in hun bedrijfsvoering worden beperkt en dat ter plaatse van woningen sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Voor de afstemming tussen functies is aan milieuadviesbureau K7 advies gevraagd naar de eventuele milieugevolgen bij het wijzigen van de functie naar een woonbestemming. Hieronder worden de bevindingen weergegeven.
De beëindiging van de veehouderij gevestigd aan Achtersloot 77 te IJsselstein heeft gunstige gevolgen met betrekking tot geur, ammoniakemissie en depositierechten en geen nadelige effecten voor omliggende bedrijven.
Conclusie
Gelet op het voorgaande kan worden geconcludeerd dat het aspect bedrijven en milieuzonering geen belemmering vormt voor het planvoornemen.
Onderzocht moet worden of de bodem verontreinigd is en wat voor gevolgen een eventuele bodemverontreiniging heeft voor de uitvoerbaarheid van het project. Een nieuwe bestemming mag pas worden opgenomen, als is aangetoond dat de bodem geschikt (of geschikt te maken) is voor de nieuwe of aangepaste bestemming.
Voorliggend plan maakt de omzetting van de agrarische bestemming naar een woonbestemming op het perceel aan Achtersloot 77 te IJsselstein mogelijk. De functie van de bestaande bedrijfswoning wordt gewijzigd om een burgerwoning mogelijk te maken. Daarnaast wordt bed & breakfast als voorziening bij de woning mogelijk gemaakt. Omdat de bestemming gevoeliger wordt, is het nodig aan te tonen dat de locatie geschikt is voor deze nieuwe bestemming.
In december 2011 is reeds verkennend bodemonderzoek uitgevoerd, zie Bijlage 1. Uit de onderzoeksresultaten volgt dat het gebruik van het terrein de afgelopen decennia als boerderij niet heeft geleid tot daadwerkelijke verontreiniging van de grond of het grondwater van de locatie. Omdat er geen tussenwaarden worden overschreden is er geen aanleiding voor verder onderzoek. Vanaf 2011 tot heden hebben er geen bodembedreigende activiteiten plaatsgevonden in het plangebied. Derhalve kan worden geconcludeerd dat het aspect bodem geen belemmering vormt voor het planvoornemen.
Conclusie
Het aspect bodem vormt geen belemmering voor het planvoornemen.
De Monumentenwet 1988 is per 1 juli 2016 vervallen. Een deel van de wet is op deze datum overgegaan naar de Erfgoedwet. Het deel dat betrekking heeft op de besluitvorming in de fysieke leefomgeving gaat over naar de Omgevingswet, wanneer deze naar verwachting in 2021 in werking treedt. Vooruitlopend op de datum van ingang van de Omgevingswet zijn deze artikelen te vinden in het Overgangsrecht in de Erfgoedwet, waar ze ongewijzigd van toepassing blijven zolang de Omgevingswet nog niet van kracht is.
De Erfgoedwet bundelt en wijzigt een aantal wetten op het terrein van cultureel erfgoed. De kern van deze wet is dat wanneer de bodem wordt verstoord, de archeologische resten intact moeten blijven (in situ). Wanneer dit niet mogelijk is, worden archeologische resten opgegraven en elders bewaard (ex situ). Daarnaast dient ieder ruimtelijk plan een analyse van de overige cultuurhistorische waarden van het plangebied te bevatten. Voor zover in een plangebied sprake is van erfgoed, dient op grond van het voorgaande dan ook aangegeven te worden op welke wijze met deze cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten archeologie rekening wordt gehouden.
In 2012 heeft de gemeente IJsselstein haar gemeentelijk beleid op het gebied van archeologie geactualiseerd. Het archeologisch beleid van de gemeente IJsselstein is opgenomen in de archeologische verwachtings- en beleidsadvieskaart, d.d. maart 2011. Op basis van een analyse van landschappelijke, bodemkundige en archeologische informatie is een kaart van archeologische waarden en verwachtingen opgesteld. Binnen het gemeentelijke beleid worden 3 verschillende archeologische waardes onderschreden. Ten eerste zijn er de Archeologische Monumentenkaart (hierna: AMK) terreinen met planologische bescherming, de archeologische AMK terreinen zonder bescherming en de waardevolle kades en dijken. Voorts kunnen er vier archeologische verwachtingszones worden onderscheiden:
Iedere archeologische verwachtingszone heeft een eigen handleiding over hoe om te gaan met nieuwe ontwikkelingen. Op de archeologische verwachtingskaart van de gemeente IJsselstein is het plangebied als zone met een hoge archeologische verwachting aangegeven. Een archeologisch onderzoek is verplicht bij bodemingrepen met een oppervlakte groter dan 100 m2 en dieper dan 30 cm beneden maaiveld. Het gemeentelijke archeologie beleid is doorvertaald in het bestemmingsplan Landelijk gebied noord en zuid. Het plangebied heeft een dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie - 3'. Dit houdt in dat de daar voorkomende bestemmingen, primair zijn bestemd voor de bescherming en instandhouding van archeologische waarden, alsmede secundair voor de andere op deze gronden liggende bestemmingen.
Voorgenomen initiatief betreft functieverandering in een bestaand gebouw en het toestaan van bed & breakfast als voorziening bij de woning. Voor bed & breakfast geldt dat nieuwbouw of vergroting van het bestaand bebouwd oppervlak niet is toegestaan. Het aantasten van archeologische waarden is uitgesloten, omdat geen sprake is van bouw en/of grondwerkzaamheden. Het aspect archeologie vormt daarmee geen belemmering voor het planvoornemen.
Het plangebied is in de PRS aangewezen als CHS-Agrarisch cultuurlandschap. Het agrarische cultuurlandschap staat bekend om de historische kenmerkende gebouwen, structuren, bebouwingslinten, landschappen en verkavelingspatronen. De cultuurhistorische waarden dienen in samenhang met de kernkwaliteiten van het landschap Groene Hart bij planontwikkeling een rol te spelen. Voor het landschap Groene Hart dienen de volgende kernkwaliteiten behouden te blijven:
In de provinciale cultuurhistorische atlas (zie onderstaande afbeelding) is te zien dat het plangebied geen historische bebouwing kent. De bebouwing komt niet voor in het Monumenten Inventarisatie Project van de provincie Utrecht. Er is verder geen sprake van een monumentale status.
Uitsnede digitale cultuurhistorische Atlas van de Provincie Utrecht (CHAT)
Voorliggend bestemmingsplan biedt het kader voor de omzetting van de agrarische bestemming naar een woonbestemming op het perceel aan Achtersloot 77 te IJsselstein. De functie van de bestaande bedrijfswoning wordt gewijzigd om een burgerwoning mogelijk te maken. Daarnaast wordt bed & breakfast mogelijk gemaakt als voorziening bij de woning, waarbij geldt dat nieuwbouw of vergroting van het bestaand bebouwd oppervlak niet is toegestaan . Er is geen sprake van nieuwbouw. In het plangebied wordt uitsluitend de betonnen silo op het achtererf gesloopt. Het aspect cultuurhistorie vormt daarmee geen belemmering voor het planvoornemen.
Conclusie
De aspecten archeologie en cultuurhistorie vormen geen belemmering voor het planvoornemen.
Op 1 januari 2017 is de nieuwe Wet natuurbescherming in werking getreden. Hierin zijn de Natuurbeschermingswet 1998, de Boswet en de Flora- en faunawet samengevoegd.
Met de inwerkingtreding van deze wet is het decentralisatieproces van het natuurbeleid formeel afgerond. Daarmee hebben de provincies de regie over het natuurbeleid in de regio, waarbij ook bevoegdheden van het Rijk naar de provincies zijn overgedragen.
Om de uitvoerbaarheid van onderhavig plan te toetsen, is een ecologische inventarisatie uitgevoerd. Het doel hiervan is om na te gaan of aanvullend onderzoek in het kader van de Wet natuurbescherming (Wnb) of het provinciaal ruimtelijk natuurbeleid noodzakelijk is. Naast het raadplegen van bronnen is het plangebied en de directe omgeving ten behoeve van de inventarisatie op 21 februari 2018 bezocht door een ecoloog van BügelHajema Adviseurs. Het rapport is na te lezen in Bijlage 2.
Op basis van de uitgevoerde ecologische inventarisatie is gezien de aangetroffen terreinomstandigheden en de aard van het plan een voldoende beeld van de natuurwaarden ontstaan.
Uit de ecologische inventarisatie is naar voren gekomen dat aanvullend onderzoek in het kader van de Wnb of het provinciaal ruimtelijk natuurbeleid niet nodig is. Bij uitvoering van het plan moet rekening worden gehouden met het broedseizoen van vogels. Daarnaast dienen op het erf opgeslagen materialen te worden verplaatst buiten de kwetsbare overwinteringsperiode van de rugstreeppad. In dat geval is geen sprake van verbodsovertredingen van de Wnb, zodat een ontheffing van de Wnb op voorhand niet nodig is.
Het plan heeft geen negatieve gevolgen voor de instandhoudingsdoelstellingen van natuurlijke habitats en soorten. Voor deze activiteit is daarom geen vergunning op grond van de Wnb nodig. Het plan is daarnaast op het punt van provinciaal natuurbeleid niet in strijd met de Provinciale ruimtelijke verordening.
Op voorhand kan in redelijkheid worden gesteld dat natuurwet en -regelgeving de uitvoerbaarheid van het ruimtelijke plan niet in de weg staat.
Conclusie
Het aspect ecologie vormt geen belemmering voor het planvoornemen.
In het kader van het verkrijgen van een duurzaam watersysteem hebben Rijk, provincies, gemeenten en waterschappen in 2001 de Startovereenkomst Waterbeleid 21e eeuw (WB'21) ondertekend. Onderdeel van het nieuwe waterbeleid is de “watertoets”: de check van ruimtelijke plannen aan de gevolgen voor het watersysteem. Ruimtelijke plannen dienen een waterparagraaf te bevatten. Initiatiefnemers van ruimtelijke plannen moeten in een vroegtijdig stadium van het planvormingsproces de waterbeheerder(s) betrekken. De initiatiefnemer vraagt de waterbeheerder(s) om een wateradvies in de vorm van een watertoets. In de waterparagraaf worden de watertoets en de uitkomsten van het overleg opgenomen. Op basis van de watertoets zal de waterbeheerder Keurontheffing en, indien nodig, een Wvo-vergunning (Wet verontreiniging oppervlaktewater) verlenen.
Beleid Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden
Waterkoers 2016-2021
Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden heeft haar ambities en langetermijn visie vastgelegd in het waterbeheerplan Waterkoers 2016–2021. De Waterkoers is een koersdocument om te sturen op hoofdlijnen met als overkoepelende doel: Samen werken aan een veilige, gezonde en prettige leefomgeving.
In de Waterkoers wordt op een niet-planmatige manier over het waterschapswerk gesproken. Waterschapswerk is hierbij breder dan enkel beheer van water.
Water is een belangrijke pijler van een veilige, gezonde en prettige leefomgeving. Vanuit die achtergrond werkt Hoogheemraadschap de Stichtse Rijnlanden samen met de ruimtelijke ordening aan bescherming tegen overstromingen, een gezond grond- en oppervlaktewatersysteem en het zuiveren van afvalwater.
Het minimale uitgangspunt voor planontwikkelingen is dat het plan hydrologisch neutraal moet worden ontwikkeld met als doel geen gevolgen voor de waterveiligheid, het grond- en oppervlaktewater en de waterkwaliteit en ecologie. Daarmee wordt geborgd dat de ontwikkeling van het gebied met betrekking tot wateraspecten duurzaam is.
Ruimtelijke adaptatie
Het klimaat verandert: Hogere temperaturen, een sneller stijgende zeespiegel, nattere winters, heftigere buien en kans op drogere zomers. Daar moeten we, ook volgens het KNMI, in de toekomst in Nederland rekening mee houden. De verwachting van het KNMI is dat het klimaat in Nederland in 2050 ongeveer overeen zal komen met het huidige klimaat in Zuid-Frankrijk. Maar ook nu al is de klimaatverandering merkbaar.
Extreme neerslag, droogte en hitte kunnen leiden tot maatschappelijke ontwrichting. Dit geeft aanleiding om aanpassing van de inrichting van de bebouwde omgeving aan het veranderende klimaat te agenderen en aan te werken. Dit beleid is vorig jaar vastgelegd in de Deltabeslissing voor Nederland. In de deltabeslissing Ruimtelijke adaptatie heeft het Deltaprogramma voorstellen opgenomen om de ruimtelijke inrichting van Nederland klimaatbestendig en waterrobuust te maken. Alle overheden en marktpartijen zijn daar samen verantwoordelijk voor. De Deltabeslissing Ruimtelijke Adaptatie heeft als doel:
Klimaatverandering heeft effecten op grote schaal maar ook op de kleine schaal van een stad. Door de toenemende hoeveelheid verharding in steden wordt het steeds moeilijker om water makkelijk weg te krijgen. Door het grootschalig verharden van tuinen van particulieren neemt de kans op wateroverlast toe.
Keur
Per 21 oktober 2010 is de Keur in werking getreden, alsmede nieuwe beleidsregels. In de Keur van het Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden 2009 staan verboden en geboden die betrekking hebben op oppervlaktewaterlichamen, waterkeringen en grondwater. De verboden betreffen die handelingen en gedragingen die in principe onwenselijk zijn voor de constructie of de functie van oppervlaktewaterlichamen, waterkeringen of grondwaterlichamen. De geboden geven de verplichtingen aan om deze waterstaatswerken in stand te houden. Een gebod kan bijvoorbeeld betrekking hebben op een onderhoudsverplichting. Hiermee vermeldt de Keur expliciet welke handelingen vergunningplichtig zijn en welke aan algemene regels of aan de zorgplicht moeten voldoen. In de Uitvoeringsregels die bij de Keur horen is dit nader uitgewerkt.
Watertoets
De watertoets heeft als doel 'het voorkomen van nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen die in strijd zijn met duurzaam waterbeheer'. Op 28 februari 2018 is het watertoetsproces digitaal doorlopen via www.dewatertoets.nl, zie Bijlage 3. Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden is zodoende op de hoogte gebracht van het plan. Uit de analyse blijkt dat er geen sprake is van een waterbelang.
De ruimtelijke ontwikkeling maakt het mogelijk om een functiewijziging in bestaande bebouwing toe te staan. Functiewijzigingen hebben geen invloed op water. Om deze reden voldoet het plan aan de belangrijkste minimale voorwaarde: "het standstill beginsel". Dit beginsel houdt in dat door het plan geen verslechtering van de waterhuishouding ontstaat. Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden adviseert daarom positief over het ruimtelijk plan.
Indien in de toekomst ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk zijn, waarbij het verhard oppervlak toeneemt met meer dan 1000 m2 in landelijk gebied, heeft dit tot gevolg dat het hemelwater van dit oppervlak versneld tot afvoer komt. Het bestaande watersysteem kan tijdens een hevige regenbui deze extra versnelde afvoer niet verwerken, waardoor wateroverlast binnen of buiten het plangebied kan ontstaan. Om de waterhuishouding niet te verslechteren, moet de versnelde afvoer worden voorkomen of gecompenseerd.
Conclusie
Het aspect water vormt daarmee geen belemmering voor het planvoornemen.
In deze paragraaf wordt getoetst of het plan de verkeer- en parkeersituatie niet nadelig beïnvloed.
Het bestemmingsplan voorziet in een juridisch-planologisch kader voor de realisatie van een woning en bed & breakfast. De verkeersgeneratie van een woning zal relatief lager zijn dan van een agrarisch bedrijf met bedrijfswoning, omdat de agrarische bedrijfsgerelateerde verkeersbewegingen staken en de bewoningssituatie onveranderd blijft. Er worden geen aanpassingen verricht op de bestaande autoverkeersontsluiting.
Op basis van de kengetallen van het CROW kan de parkeercapaciteit voor parkeren bij een woning en bij bed & breakfast in het buitengebied worden bepaald. De kengetallen stellen dat er 2,0 tot 2,8 parkeerplaatsen per vrjistaande koopwoning moeten zijn, met 0,3 parkeerplaatsen per woning voor bezoekers. De minimumeis komt daarmee op 2,3 parkeerplaatsen. De benodigde parkeercapaciteit voor bed & breakfast is bepaald op basis van een 3* hotel met 10 kamers. De kengetallen stellen dat er 7,3 parkeerplaatsen nodig zijn.
Er is op het eigen erf voldoende ruimte om te voldoen aan de parkeereis.
Conclusie
Het aspect verkeer en parkeren vormt geen belemmering voor het planvoornemen.
In bijlagen C en D van het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten in het kader van een bestemmingsplan planm.e.r.-plichtig, projectm.e.r.-plichtig of m.e.r.-beoordelingsplichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Daarnaast dient het bevoegd gezag bij de betreffende activiteiten die niet aan de bijbehorende drempelwaarden voldoen, na te gaan of sprake kan zijn van belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu, gelet op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. Deze omstandigheden betreffen:
Onderzoek en conclusie
In het Besluit milieueffectrapportage is opgenomen dat de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject mer-beoordelingsplichtig is in gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een oppervlakte van 100 hectare of meer of een aaneengesloten gebied en 2000 of meer woningen omvat (Besluit milieueffectrapportage, Bijlage onderdeel D11.2). De beoogde ontwikkeling bestaat uit de omzetting van een bedrijfswoning naar een burgerwoning en de realisatie van bed and breakfast. De beoogde ontwikkeling blijft daarmee ruim onder de drempelwaarde.
De wijziging van de bestemming Agrarische doeleinden in de bestemming Wonen en de realisatie/uitvoering van het plan brengen geen kosten met zich mee. De economische uitvoerbaarheid is daarmee aangetoond.
Het is niet noodzakelijk een exploitatieplan vast te stellen gelijktijdig met de vaststelling van het wijzigingsplan. De wijziging ziet namelijk niet op een 'aangewezen bouwplan', waarop paragraaf 6.4 (grondexploitatie) van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) van toepassing is.
Het voorontwerpbestemmingsplan wordt toegestuurd aan de vooroverlegpartners van de gemeente. Ook wordt het voorontwerpbestemmingsplan voor een ieder ter inzage gelegd. Gedurende deze termijn kan een ieder een inspraakreactie indienen.
Conform de Wet ruimtelijke ordening ligt vervolgens het ontwerpbestemmingsplan gedurende zes weken voor een ieder ter inzage. Ingediende zienswijzen op het ontwerp worden door de gemeente beoordeeld en zo nodig meegenomen in het door het de gemeenteraad definitief vast te stellen bestemmingsplan.
Voorliggend bestemmingsplan biedt het juridisch-planologisch kader voor het toestaan van de functie wonen op het perceel aan Achtersloot 77 te IJsselstein. De planregels corresponderen zoveel mogelijk met het bestemmingsplan Landelijk gebied noord en zuid.
De regels van het bestemmingsplan zijn als volgt opgebouwd. In het eerste hoofdstuk worden de inleidende regels gegeven. In het tweede hoofdstuk is de bestemmingsregeling gegeven die gelden voor het plangebied. In hoofdstuk 3 zijn vervolgens de algemene regels opgenomen. Tot slot staat in hoofdstuk 4 het overgangsrecht en de slotregel. In de onderstaande paragrafen wordt per artikel uiteen gezet wat de functie van het artikel is binnen het bestemmingsplan.
Begrippen (Artikel 1) en Wijze van meten (Artikel 2)
De begrippen die in dit bestemmingsplan zijn opgenomen, worden in artikel 1 nader gedefinieerd. Bij toetsing van het bestemmingsplan wordt uitgegaan van de in dit artikel opgenomen definities van de begrippen. Naast begrippen zijn in het bestemmingsplan hoogte- en andere maten opgenomen die van belang zijn bij het bouwen van bouwwerken. Artikel 2 van de regels geeft een nadere omschrijving hoe de bedoelde maten gemeten moeten worden.
Agrarisch met waarden - Landschap en cultuur (Artikel 3)
De niet-bebouwde gronden op het perceel aan Achtersloot 77 te IJsselstein zijn bestemd als Agrarisch met waarden - Landschap en cultuur. Op deze gronden zijn uitsluiten bouwwerken, geen gebouwen toegestaan. Ook is het bouwen van sleuf- en mestsilo's, mestbassins en mestvergistingsinstallaties niet toegestaan.
Wonen (Artikel 4)
Het resterende perceel aan Achtersloot 77 te IJsselstein is bestemd als Wonen. Binnen de bestemming Wonen zijn naast wonen de volgende functies toegestaan: niet-publieksgerichte aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit, parkeren op eigen erf, hobbymatige agrarische activiteiten met bijbehorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tuinen en erven. Ter plaatse van de aanduiding 'bed & breakfast' is bed and breakfast toegestaan. Gebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd, met uitzondering van kelders die ook buiten het bouwvlak zijn toegestaan. Herbouw van de woning is uitsluitend toegestaan op de locatie van de bestaande woning.
Waarde - Archeologie 3 (Artikel 5)
De aanwezige archeologische waarden worden middels deze dubbelbestemming beschermd. In de archeologische dubbelbestemming zijn onder andere voorwaarden opgenomen wanneer archeologisch onderzoek noodzakelijk is.
Anti-dubbeltelregel (Artikel 6)
Deze regel is opgenomen om te voorkomen, dat gronden die eenmaal in aanmerking zijn genomen voor het toestaan van een bouwplan, bij de toetsing van latere bouwplannen buiten beschouwing blijft.
Algemene gebruiksregels (Artikel 7)
Hier zijn algemene regels gesteld voor het (verboden) gebruik van gronden.
Algemene aanduidingsregels (Artikel 8)
In dit artikel is de gebiedsaanduiding 'milieuzone - stiltegebied' opgenomen die geldt voor het stiltegebied waar geen nieuwe ontwikkelingen zijn toegelaten die het natuurlijk heersende geluidsniveau van 40 dB(A) structureel aantasten.
Algemene afwijkingsregels (Artikel 9)
Dit artikel is opgenomen om ondergeschikte afwijkingen van de herziening met een algemene bevoegdheid mogelijk te maken. De regeling voorziet in een duidelijke begrenzing van het toepasbaar bereik van de afwijking.
Overgangsrecht (Artikel 10)
Het overgangsrecht ten aanzien van het bouwen staat verwoord in artikel 3.2.1 Bro. Dit artikel is, rekening houdend met de terminologie uit de Wabo, één op één overgenomen in dit bestemmingsplan. Een bouwwerk dat op het moment dat het bestemmingsplan in werking treedt aanwezig is dan wel planologisch mogelijk is, mag gedeeltelijk worden vernieuwd, veranderd of in het geval van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd. De aard van het gebouw mag hierbij niet veranderen en ook mag de omvang niet worden vergroot. Eventuele uitbreiding is slechts mogelijk met een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag.
Het tweede lid gaat in op het gebruik van (on)bebouwde gronden en bouwwerken, dat afwijkt van het bestemmingsplan op het moment dat dit bestemmingsplan in werking treedt. Dit gebruik mag worden voortgezet. Ander strijdig gebruik is niet toegestaan.
Slotregel (Artikel 11)
Het laatste artikel van het bestemmingsplan betreft de slotregel, waarin de naam, zoals de regels aangehaald kunnen worden, is opgenomen.