Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Camping 'Klein Scheveningen' e.o.
Status: ontwerp
Plan identificatie: NL.IMRO.0331.09KLScheveningen-ON01

Regels

1 Inleidende regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan
het bestemmingsplan Camping 'Klein Scheveningen' e.o. van de gemeente Lopik.
 
1.2 bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0331.09KLScheveningen-ON01 met de bijbehorende regels en bijlage.
 
1.3 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
 
1.4 aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
 
1.5 bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.
 
1.6 bedrijfswoning
een woning in of bij een gebouw of op dan wel bij een terrein bestemd voor (het gezin van) een persoon, wiens huisvesting daar, gelet op de bestemming, wenselijk is.
 
1.7 bestaand
  • bebouwing, zoals aanwezig met vergunning op het tijdstip van de ter inzagelegging van het ontwerpplan, dan wel zoals die mag worden gebouwd krachtens een vóór dat tijdstip aangevraagde en verleende vergunning;
  • het gebruik van grond en opstallen, zoals aanwezig op het tijdstip dat het plan rechtskracht heeft verkregen.
1.8 bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak.
 
1.9 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
 
1.10 bijbehorend bouwwerk
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak.
 
1.11 bijgebouw
een aangebouwd of op zichzelf staand, niet voor bewoning bestemd, gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch en functioneel opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde perceel gelegen hoofdgebouw.
 
1.12 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.
 
1.13 bouwgrens
een als zodanig aangegeven lijn, die niet door bebouwing mag worden overschreden, behoudens de krachtens het plan toegestane overschrijdingen.
 
1.14 bouwlaag
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de eerste bouwlaag (de begane grond).
 
1.15 bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
 
1.16 bouwperceelgrens
een grens van een bouwperceel.
 
1.17 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.
 
1.18 bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
 
1.19 dagrecreatie
recreatief gebruik van gronden zoals wandelen, paardrijden, fietsen, varen, zwemmen en vissen, waarbij de recreatie geen specifiek beslag legt op de ruimte.
  
1.20 detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.
 
1.21 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
 
1.22 havenkantoor
een gebouw, dat uitsluitend dient voor de uitoefening van administratieve werkzaamheden behorende bij een jachthaven waarbij afnemers rechtstreeks te woord worden gestaan of geholpen.
 
1.23 hoofdgebouw
een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie, afmetingen of functie als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken en waarin de hoofdfunctie ingevolge de bestemming is of wordt ondergebracht.
 
1.24 horeca / horecabedrijf
een bedrijf, dat in zijn algemeenheid is gericht op het verstrekken van nachtverblijf, op het ter plaatse nuttigen van voedsel en dranken en/of op het exploiteren van zaalaccommodatie; in dit plan worden de volgende horecabedrijven onderscheiden:
  1. horecabedrijven categorie 1 “lichte horeca”:
    1. Aan de detailhandelsfunctie verwante horeca
      • automatiek;
      • broodjeszaak;
      • cafetaria;
      • croissanterie;
      • koffiebar;
      • lunchroom;
      • snackbar;
      • tearoom;
      • traiteur;
    2. Overige lichte horeca:
      • bistro;
      • restaurant (zonder bezorg- en/of afhaalservice);
      • hotel;
    3. Bedrijven met een relatief grote verkeersaantrekkende werking:
      • bedrijven genoemd onder 1a en 1b met een bedrijfsoppervlak van meer dan 250m2;
      • restaurant met bezorg- en/of afhaalservice (o.a. pizza, chinees, McDrives);
  2. horecabedrijven categorie 2 “middelzware horeca”: bedrijven die normaal gesproken ook delen van de nacht geopend zijn en die daardoor aanzienlijke hinder voor omwonenden kunnen veroorzaken:
    • bar;
    • bierhuis;
    • biljartcentrum;
    • café;
    • proeflokaal;
    • shoarma/grillroom;
    • zalenverhuur (zonder regulier gebruik ten behoeve van feesten en muziek/dansevenementen);
  3. horecabedrijven categorie 3 “zware horeca”: bedrijven die voor een goed functioneren ook 's nachts geopend zijn en/of die tevens een groot aantal bezoekers aantrekken en daardoor grote hinder voor de omgeving met zich mee kunnen brengen:
    • dancing;
    • discotheek;
    • nachtclub;
    • partycentrum (regulier gebruik ten behoeve van feesten en muziek/dansevenementen).
1.25 jachthaven
haven die naar zijn aard en inrichting bedoeld en geschikt is voor het in hoofdzaak aanleggen of aangelegd houden van pleziervaartuigen, met bijbehorende voorzieningen.
 
1.26 kampeermiddel
  1. een tent, tentwagen, kampeerauto of caravan;
  2. enig ander onderkomen en enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelten daarvan, voor zover geen bouwwerk en/of stacaravan zijnde;
een en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn be­stemd of opgericht, dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf.
 
1.27 kunstobject
voortbrengsel van de beeldende kunsten in de vorm van een bouwwerk, geen gebouw of overkapping zijnde.
 
1.28 kunstwerken
civieltechnische werken voor de infrastructuur van wegen, water, spoorbanen, waterkeringen en/of leidingen niet bedoeld voor permanent menselijk verblijf.
 
1.29 ligplaats
plek waar een vaartuig kan worden afgemeerd.
 
1.30 niet permanente bewoning
bewoning van een recreatiewoning of een kampeermiddel gedurende een gedeelte van het jaar waarbij de gebruikers hun hoofdverblijf elders hebben.
 
1.31 niet permanente standplaats
een gedeelte van een kampeerterrein dat bestemd is voor het plaatsen van kampeermiddelen gedurende de periode 15 maart tot en met 31 oktober.
 
1.32 ondergeschikte functie
functie waarvoor maximaal 30% van de vloeroppervlakte als zodanig mag worden gebruikt.
 
1.33 openbare weg
alle voor het openbaar verkeer openstaande wegen of paden met inbegrip van de daarin liggende bruggen en duikers en de tot die wegen behorende paden en bermen of zijkanten.
 
1.34 overkapping
een voor mensen toegankelijk, overdekt bouwwerk, geen gebouw zijnde.
 
1.35 peil
  1. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  2. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
  3. indien in of op het water wordt gebouwd: het Nieuw Amsterdams Peil.
1.36 permanente bewoning
bewoning als hoofdverblijf binnen de vaste woonplaats.
 
1.37 permanente standplaats
een gedeelte van een kampeerterrein dat bestemd is voor het plaatsen van een stacaravan of zomerhuis die gedurende het gehele jaar aanwezig mag zijn en als nachtverblijf uitsluitend mag worden ge­bruikt door personen, die hun hoofdverblijf elders hebben.
 
1.38 recreatief nachtverblijf
nachtverblijf voor recreatie door personen die hun vaste woon- of verblijfplaats elders hebben.
 
1.39 seksinrichting
een voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een (raam)prostitutiebedrijf, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater, een parenclub, een privé-huis of een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar.
 
1.40 stacaravan
een voor recreatieve bewoning bestemd gebouw dat is geplaatst op een permanente standplaats en dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst.
 
1.41 verblijfsmiddelen
voor verblijf geschikte – al dan niet aan hun oorspronkelijk gebruik onttrokken – voer- en vaartuigen,
woonketen, arken, caravans en andere soortgelijke constructies, alsmede tenten; een en ander
voorzover deze geen bouwwerken in de zin van de Woningwet zijn.
 
1.42 verblijfsrecreatie
een vorm van recreatief nachtverblijf, waarbij sprake is van overnachtingen anders dan met gebruikmaking van een hotel, pension of woning dan wel een vaartuig.
 
1.43 woning
een complex van ruimten, geschikt en bestemd voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden, waaronder begrepen eventueel gemeenschappelijk gebruik van bepaalde ruimten.
 
1.44 zomerhuis
een gebouw uitsluitend bestemd om voor een persoon, gezin of andere groep van personen die zijn/hun hoofdverblijf elders heeft/hebben, tot recreatief verblijf te dienen.
 
Artikel 2 Wijze van meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 de dakhelling
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
 
2.2 de goothoogte van een bouwwerk
vanaf bovenkant begane grondvloer tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
 
2.3 de inhoud van een bouwwerk
tussen de bovenzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
 
2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf bovenkant begane grondvloer tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
 
2.5 de oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
 
2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch met waarden
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Agrarisch met waarden' aangewezen gronden, zijn bestemd voor: 
  1. akkerbouw en grondgebonden veehouderij;
  2. behoud en versterking van de landschappelijke, ecologische, cultuurhistorische en natuurwaarden;
  3. water;
  4. extensief recreatief medegebruik.
3.2 Bouwregels
Op deze gronden mogen ten behoeve van het beheer en onderhoud van de bestemming uitsluitend worden gebouwd terreinafscheidingen en overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met een maximale hoogte van 1,5m.
 
3.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
  1. Het is verboden op of in de gronden als genoemd in artikel 3 lid 1 zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning aanleg werken de volgende werken, voorzover geen bouwwerken zijnde of werkzaamheden uit te voeren:
    1. het bodemverlagen, afgraven, ophogen of egaliseren van de bodem;
    2. het aanleggen van waterlopen of het vergraven, verruimen of dempen van aanwezige waterlopen;
    3. het vellen of rooien van houtgewassen;
    4. het aanleggen of aanbrengen van oeverbeschoeiingen, dammen, kaden, dijken en taluds;'
    5. het aanbrengen van boven- of ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
  2. Het verbod als bedoeld in artikel 3 lid 3 sub a  is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:
    1. betrekking hebben op normaal onderhoud, beheer en gebruik overeenkomstig de bestemming;
    2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
    3. reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning;
    4. uitgevoerd worden in het kader van de landinrichting.
  3. De werken of werkzaamheden als bedoeld in artikel 3 lid 3 sub b zijn slechts toelaatbaar, indien:
    1. de aan de gronden eigen zijnde waarde voor wat betreft openheid niet onevenredig wordt aangetast;
    2. de mogelijkheden voor herstel van die waarde niet onevenredig wordt of kan worden verkleind;
    3. het dempen van sloten er niet toe leidt dat kavels ontstaan met een breedte van meer dan 75,00 m;
    4. het aanbrengen van de in artikel 3 lid 3 sub a onder 5 , genoemde leidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur - gelet op de aanwezige landschappelijke waarden - van geringe betekenis moet worden geacht
3.4 Wijzigingsbevoegdheid
3.4.1 Wijziging ten behoeve van vervolgbestemming Natuur
Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming wijzigen in de bestemming Natuur, met dien verstande dat: 
  1. de wijziging uitsluitend mogelijk is ten behoeve van het behoud, herstel en de ontwikkeling van de aanwezige en potentiële natuurlijke en landschappelijke waarden;
  2. de wijziging ten dienste moet zijn van de natuurlijke ontwikkeling en niet gepaard mag gaan met voortgaand agrarisch gebruik anders dan in het kader van beheer;
  3. reeds aanwezige agrarische activiteiten mogen worden voortgezet, waarbij rekening gehouden moet worden:
    1. met de verdere ontwikkeling van de hoge (potentiële) landschappelijke-, landschapsecologische-, natuurwetenschappelijke en cultuurhistorische waarden'
    2. dat agrarische activiteiten terug worden gedrongen, op basis van vrijwilligheid en nadat de gronden verworven zijn door en in beheer zijn van een natuurbeherende instantie of organisaties, dan wel de gronden ten dienste van het beheer en onderhoud van de natuur worden gesteld;
  4. voortgezet agrarisch gebruik niet mag leiden tot vermindering van de reeds genoemde waarden.
Artikel 4 Natuur
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor het behoud en/of herstel van actuele en potentiële ecologische, landschappelijke en natuurwaarden, het beschermen en instandhouden van de ecologische hoofdstructuur alsmede voor: 
  1. ter plaatse van de aanduiding 'laad- en losplaats': tevens voor een laad- en losplaats ten behoeve van de overslag van producten en materialen ten behoeve van Rijkswaterstaat;
  2. in samenhang hiermee extensief recreatief medegebruik, waaronder fietsen, wandelen en watersport;
  3. delfstoffenwinning in de vorm van kleinschalige kleiwinning;
  4. bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals water, paden en nutsvoorzieningen.
4.2 Bouwregels
Op de voor Natuur bestemde gronden mogen ten behoeve van het beheer en onderhoud van de bestemming uitsluitend worden gebouwd terreinafscheidingen en overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met een maximale hoogte van 1.50 m, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'laad- en losplaats' de maximale hoogte 5 m bedraagt.
 
4.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
  1. Het is verboden op of in de gronden zonder of in afwijking van een vergunning van het bevoegd gezag de volgende werken voor zover geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
    1. het afgraven, ophogen of egaliseren van de bodem;
    2. het aanleggen of verharden van paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
    3. het scheuren of frezen van grasland;
    4. het aanleggen van waterlopen of het vergraven, verruimen of dempen van aanwezige waterlopen;
    5. het vellen of rooien van houtgewassen;
    6. het beplanten van gronden met houtgewassen, ter plaatse waar de gronden op het tijdstip van het van kracht worden van het plan niet reeds met houtgewassen waren beplant;
    7. het aanleggen of aanbrengen van oeverbeschoeiingen, dammen, kaden, dijken en taluds;
    8. het aanbrengen van boven- of ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
  2. Het verbod als bedoeld in artikel 4 lid 3 sub a is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:
    1. betrekking hebben op normaal onderhoud, beheer en gebruik overeenkomstig de bestemming;
    2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
    3. reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende aanlegvergunning;
    4. uitgevoerd worden in het kader van de landinrichting.
  3. De werken of werkzaamheden als bedoeld in artikel 4 lid 3 sub a. zijn slechts toelaatbaar, indien:
    1. de landschappelijke en natuurwaarden van de in 5 bedoelde gronden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast;
    2. de mogelijkheden voor herstel van die waarden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind;
    3. het dempen van sloten er niet toe leidt dat kavels ontstaan met een breedte van meer dan 75.00 m;
    4. het aanbrengen van de in artikel 4 lid 3 sub a onder 8, genoemde leidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur gelet op de waarde van het natuurgebied van geringe betekenis moet worden geacht.
Artikel 5 Recreatie
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Recreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. ter plaatse van de aanduiding 'dagrecreatie' dagrecreatie met daarbij behorende horeca-activiteiten in de horecacategorieën 1 en 2;
  2. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - verblijfsrecreatie - 1' en 'specifieke vorm van verblijfsrecreatie - 2': voor dagrecreatie en verblijfsrecreatie in de vorm van permanente standplaatsen waarbij de oppervlakte van één standplaats niet minder mag bedragen dan 150 m2;
  3. ter plaatse van de aanduiding ''specifieke vorm van recreatie - verblijfsrecreatie - 3' voor dagrecreatie en verblijfsrecreatie in de vorm van permanente standplaatsen waarbij de oppervlakte van één standplaats niet minder mag bedragen dan 150 malsmede voor niet-permanente standplaatsen voor kampeermiddelen waarbij het aantal plaatsen voor seizoenskamperen niet meer mag bedragen dan 154;
  4. ter plaatse van de aanduiding 'jachthaven': een jachthaven waarbij ligplaatsen uitsluitend binnen het aanduidingsvlak zijn toegestaan;
  5. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - campingvoorzieningen': voor voorzieningen ten behoeve van de naastgelegen verblijfsrecreatie met inbegrip van het bestaande aantal dienstwoningen;
  6. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - havenkantoor' een havenkantoor;
met de daarbij behorende:
  1. groenvoorzieningen, tuinen en erven;
  2. verhardingen in de vorm van wegen, paden en parkeervoorzieningen; 
  3. water.
5.2 Bouwregels
 
5.2.1 Gebouwen
 
5.2.1.1 Gebouwen ten behoeve van campingvoorzieningen
Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie -  campingvoorzieningen' zijn gebouwen toegestaan t.b.v. verblijfsrecreatie met in acht name van het volgende:
  1. maximaal het bestaande aantal beheerderswoningen zijn toegestaan met dien verstande dat:
    1. beheerderswoningen uitsluitend zijn toegestaan te plaatse van de bestaande beheerderswoningen;
    2. de inhoud niet meer mag bedragen dan de bestaande inhoud;
    3. de maximale goot- en nokhoogte niet meer mag bedragen dan de bestaande goot- en nokhoogte;
  2. het totaal bebouwd oppervlak, met inbegrip van de beheerderswoningen, mag niet meer bedragen dan 775 m2;
  3. de maximale goothoogte bedraagt 3 m;
  4. de maximale bouwhoogte bedraagt 5 m.
5.2.1.2 Gebouwen ten behoeve van dagrecreatie
Ter plaatse van de aanduiding 'dagrecreatie' zijn gebouwen toegestaan t.b.v. dagrecreatie met in acht name van het volgende:
  1. het totaal bebouwd oppervlak mag niet meer bedragen dan 482 m2;
  2. de maximale goothoogte bedraagt 3 m;
  3. de maximale bouwhoogte bedraagt 5 m.
5.2.1.3 Gebouwen ten behoeve van verblijfsrecreatie ter plaatse van de aanduiding 'verblijfsrecreatie - 1'
Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - verblijfsrecreatie -1'  zijn gebouwen toegestaan met in acht name van het volgende:
  1. het aantal verblijfrecreatieve eenheden mag niet meer bedragen dan op de verbeelding is aangeduid;
  2. voor het bouwen of plaatsen van een stacaravan of zomerhuis geldt het volgende:
    1. per permanente standplaats is maximaal één stacaravan of zomerhuis toegestaan;
    2. de inhoud mag maximaal  200 m3 bedragen;
    1. de goothoogte mag maximaal 3 m bedragen;
    2. de afstand tot een naastgelegen stacaravan of zomerhuis mag niet minder bedragen dan 5 m;
    3. in afwijking van het bepaalde onder artikel 5 lid 2.1.3 sub b onder 2[2] is een kleinere afstand toegestaan indien bestaand waarbij geldt dat bij sloop en nieuwbouw een minimale afstand van 5 meter in acht genomen moet worden.
5.2.1.4 Gebouwen ten behoeve van verblijfsrecreatie ter plaatse van de aanduiding 'verblijfsrecreatie - 2'
Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - verblijfsrecreatie - 2' zijn gebouwen toegestaan met in acht name van het volgende:
  1. het aantal verblijfrecreatieve eenheden mag niet meer bedragen dan op de verbeelding is aangeduid;
  2. voor het bouwen of plaatsen van een stacaravan of zomerhuis geldt het volgende:
    1. per permanente standplaats is maximaal één stacaravan of zomerhuis toegestaan;
    2. de inhoud mag maximaal  200 m3 bedragen;  
    3. de goothoogte mag maximaal 3 m bedragen;
    4. de afstand tot een naastgelegen stacaravan of zomerhuis mag niet minder bedragen dan 5 m;
    5. in afwijking van het bepaalde onder artikel 5 lid 2.1.3 sub b onder 2[2] is een kleinere afstand toegestaan indien bestaand waarbij geldt dat bij sloop en nieuwbouw een minimale afstand van 5 meter in acht genomen moet worden;
  3. voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken bij een stacaravan of zomerhuis geldt het volgende:
    1. per standplaats is maximaal 1 bijbehorend bouwwerk toegestaan;
    2. de oppervlakte niet meer bedragen dan 7,5 m2;
    3. in afwijking van het bepaalde onder 2 mag bij een kavel van 225 m2 of groter de oppervlakte niet meer bedragen van 12 m2.
5.2.1.5 Gebouwen ten behoeve van verblijfsrecreatie ter plaatse van de aanduiding 'verblijfsrecreatie - 2'
Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - verblijfsrecreatie - 3' zijn gebouwen toegestaan met in acht name van het volgende:
  1. het aantal verblijfrecreatieve eenheden mag niet meer bedragen dan op de verbeelding is aangeduid;
  2. voor het bouwen of plaatsen van een stacaravan of zomerhuis geldt het volgende:
    1. per permanente standplaats is maximaal één stacaravan of zomerhuis toegestaan;
    2. de inhoud mag maximaal  200 m3 bedragen;
    3. de bouwhoogte mag maximaal 5 m bedragen;
    4. de afstand tot een naastgelegen stacaravan of zomerhuis mag niet minder bedragen dan 5 m;
    5. in afwijking van het bepaalde onder artikel 5 lid 2.1.5 sub b onder 4 is een kleinere afstand toegestaan indien bestaand waarbij geldt dat bij sloop en nieuwbouw een minimale afstand van 5 meter in acht genomen moet worden.
5.2.1.6 Gebouwen ten behoeve van de jachthaven
Ter plaatse van de aanduiding 'jachthaven' zijn gebouwen toegestaan t.b.v. de jachthaven met in acht name van het volgende:
  1. het totaal bebouwd oppervlak mag niet meer bedragen dan 150 m2;
  2. de maximale goothoogte bedraagt 3 m, dan wel de bestaande hoogte indien meer;
  3. de maximale bouwhoogte bedraagt 5 m, dan wel de bestaande hoogte indien meer.
5.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan overkappingen, mag niet meer bedragen dan:
  1. 10 meter voor palen en (vlaggen-)masten;
  2. 2 meter voor erf- en terreinafscheidingen;
  3. 3 meter voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
5.3 Specifieke gebruiksregels
5.3.1 Gebruik ten behoeve van verblijfsrecreatie
Ter plaatse van de aanduiding 'verblijfsrecreatie' zijn maximaal toegestaan:
  1. 125 permanente standplaatsen, waarvoor geldt dat de oppervlakte per standplaats minimaal 150 m2 bedraagt;
  2. 60 niet-permanente standplaatsen. 
5.3.2 Gebruik ten behoeve van campingvoorzieningen
Ter plaatse van de aanduiding specifieke vorm van 'recreatie - campingvoorzieningen' zijn, met inachtneming van het bepaalde in artikel 5 lid 2.1.1 toegestaan:
  1. een kantine/recreatieruimte;
  2. een horecagelegenheid in de categorie 1b met een maximum vloeroppervlak van 525 m²;
  3. sanitaire voorzieningen.
5.3.3 Strijdig gebruik
Onder gebruiken en/of het laten gebruiken in strijd met de bestemming wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor en/of als:
  1. het plaatsen van al dan niet afgedankte voer- en vaartuigen en van wagens;
  2. buitenopslag, behalve als dit noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte tijdelijke gebruik;
  3. detailhandel;
  4. permanente bewoning van een stacaravan of zomerhuis.
Artikel 6 Verkeer - Verblijfsgebied
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor: 
  1. wegen;
  2. verblijfsgebied;
  3. voet- en fietspaden;
  4. parkeerplaatsen;
  5. groenvoorzieningen;
  6. bruggen en andere kunstwerken.
6.2 Bouwregels
Ten aanzien van de in artikel 6 lid 1 bedoelde gronden gelden de volgende bouwregels: 
  1. gebouwen zijn niet toegestaan;
  2. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan:
    1. 10 m voor palen en (vlaggen-)masten;
    2. 6 m voor kunstobjecten;
    3. 3 m voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
Artikel 7 Leiding - Olie
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding - Olie' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor een olietransportleiding.
7.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
  1. op deze gronden mogen ten behoeve van de in artikel 7 lid 1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
  2. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 4 m;
  3. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
7.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen middels een omgevingsvergunning afwijking van artikel 7 lid 2, met inachtneming van de volgende regels:
  1. de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels worden in acht genomen;
  2. er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan het veilig en doelmatig functioneren van de leiding en vooraf wordt schriftelijk advies ingewonnen bij de betreffende leidingbeheerder.
7.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
 
7.4.1 Verbod
Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Leiding - Olie zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
  1. het afgraven, ophogen en egaliseren van gronden;
  2. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en bomen, het bebossen van gronden en het indrijven van voorwerpen in de grond;
  3. het aanleggen en verharden van wegen, paden en parkeergelegenheden en het aanleggen van andere oppervlakteverhardingen;
  4. het aanleggen van rioleringen, overstorten, leidingen of kabels (anders dan in de bestemmingsomschrijving is aangegeven);
  5. het opslaan van zaken (waaronder begrepen afvalstoffen).
7.4.2 Uitzondering
Het verbod van artikel 7 lid 4.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:
  1. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarvoor een omgevingsvergunning is verleend, zoals in artikel 7 lid 3  bedoeld;
  2. normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming betreffen;
  3. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan.
7.4.3 Voorwaarden
De werken en werkzaamheden, zoals in artikel 7 lid 4.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien het leidingbelang daardoor niet onevenredig wordt geschaad en vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de betreffende leidingbeheerder.
 
7.4.4 Strafbaar feit
Overtreding van het verbod van artikel 7 lid 4.1 is een strafbaar feit, zoals bedoeld in artikel 1a van
de Wet op de economische delicten.
Artikel 8 Waarde - Archeologie 3
8.1 Bestemmingsomschrijving
  1. De voor 'Waarde - Archeologie 3' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud van de (mogelijk) aanwezige archeologische waarden.
  2. De belangen van de in artikel 8 lid 1 sub a bedoelde dubbelbestemming zijn primair ten opzichte van de belangen van de andere daar voorkomende bestemmingen.
8.2 Bouwregels
Op de in artikel 8 lid 1 bedoelde gronden mogen geen bouwwerken worden gebouwd waarvan de oppervlakte groter is dan 2500 m2 en die leiden tot ingrepen in de bodem dieper dan 50 cm ten opzichte van maaiveld.
 
8.3 Afwijken van de bouwregels
8.3.1 Algemeen
  1. Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 8 lid 2 voor het bouwen ten behoeve van de doeleinden van de onderliggende bestemmingen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de archeologische waarde van het gebied of een afweging van de in het geding zijnde belangen tot uitkomst heeft dat, onverminderd het elders in het plan bepaalde, een afwijking in redelijkheid niet kan worden geweigerd;
  2. Alvorens afwijking te kunnen verlenen, dient de aanvrager van de omgevingsvergunning aan burgemeester en wethouders hieromtrent een schriftelijk advies van een archeologische deskundige te overleggen;
  3. In afwijking van het bepaalde onder a. en b. kan worden afgeweken indien voor de werkzaamheden voortvloeiend uit de aanvraag reeds een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 8 lid 4 is verleend; het bepaalde in de onderliggende bestemmingen blijft onverminderd van toepassing.
8.3.2 Regels afwijking
Aan een afwijking kunnen de volgende regels worden verbonden:
  1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
  2. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een door de gemeente aan te wijzen deskundige op archeologisch gebied.
8.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
8.4.1 Verbod
Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden) ter plaatse van de in  bedoelde gronden de navolgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te doen uitvoeren:
  1. het uitvoeren van grondbewerkingen die een terreinoppervlak vanaf 200 m2 beslaan en dieper reiken dan 50 cm beneden maaiveld; 
  2. het ophogen, egaliseren en ontginnen van gronden; 
  3. het bodemverlagen of afgraven waarvoor geen ontgrondingsvergunning is vereist; 
  4. het aanbrengen van diepwortelende beplanting; 
  5. het aanleggen of verharden van wegen, rijwielpaden en/of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen; 
  6. het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur; 
  7. het graven of dempen van sloten, watergangen, vijvers of vaarten; 
  8. het verhogen of verlagen van de grondwaterstand.
8.4.2 Uitzondering
Het bepaalde in artikel 8 lid 4.1 is niet van toepassing op:
  1. normale onderhoudswerkzaamheden gericht op en noodzakelijk voor de instandhouding van het onderhavige plangebied; hieronder valt onderhoud aan bestaande kabels en leidingen;
  2. werkzaamheden die in uitvoering waren ten tijde van de inwerkingtreding van het plan;
  3. werkzaamheden in het kader van het uitvoeren van archeologisch onderzoek door een archeologisch deskundige.
8.4.3 Toelaatbaarheid
Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 8 lid 4.1 is slechts toelaatbaar, indien is gebleken dat de genoemde werken of werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden niet zullen leiden tot een verstoring van het archeologisch materiaal.
 
8.4.4 Adviesverplichting
Alvorens de omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 8 lid 4.1 te kunnen verlenen, dient de aanvrager van de omgevingsvergunning aan burgemeester en wethouders hieromtrent een schriftelijk advies van een archeologisch deskundige te overleggen.
 
8.4.5 Voorschriften vergunning
Voor zover de in artikel 8 lid 4.1 genoemde werken of werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen daarvan kunnen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal, kan de vergunning worden verleend indien aan de vergunning de volgende voorschriften worden verbonden:
  1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
  2. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een archeologisch deskundige.
Artikel 9 Waarde - Archeologie 4
9.1 Bestemmingsomschrijving
  1. De voor 'Waarde - Archeologie 4' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud van de (mogelijk) aanwezige archeologische waarden.
  2. De belangen van de in artikel 9 lid 1 sub a bedoelde dubbelbestemming zijn primair ten opzichte van de belangen van de andere daar voorkomende bestemmingen.
9.2 Bouwregels
Op de in artikel 9 lid 1 bedoelde gronden mogen geen bouwwerken worden gebouwd of werken worden uitgevoerd waarvoor een milieu effectrapportage opgesteld moet worden.
 
9.3 Afwijken van de bouwregels
9.3.1 Algemeen
  1. Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 9 lid 2 voor het bouwen ten behoeve van de doeleinden van de onderliggende bestemmingen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de archeologische waarde van het gebied of een afweging van de in het geding zijnde belangen tot uitkomst heeft dat, onverminderd het elders in het plan bepaalde, een afwijking in redelijkheid niet kan worden geweigerd;
  2. Alvorens afwijking te kunnen verlenen, dient de aanvrager van de omgevingsvergunning aan burgemeester en wethouders hieromtrent een schriftelijk advies van een archeologische deskundige te overleggen;
  3. In afwijking van het bepaalde onder a. en b. kan worden afgeweken indien voor de werkzaamheden voortvloeiend uit de aanvraag reeds een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 9 lid 4 is verleend; het bepaalde in de onderliggende bestemmingen blijft onverminderd van toepassing.
9.3.2 Regels afwijking
Aan een afwijking kunnen de volgende regels worden verbonden:
  1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
  2. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een door de gemeente aan te wijzen deskundige op archeologisch gebied.
9.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
9.4.1 Verbod
Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden) ter plaatse van de in  bedoelde gronden de navolgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te doen uitvoeren:
  1. het uitvoeren van grondbewerkingen die een terreinoppervlak vanaf 2.500 m2 beslaan en dieper reiken dan 100 cm beneden maaiveld;
  2. het ophogen, egaliseren en ontginnen van gronden;
  3. het bodemverlagen of afgraven waarvoor geen ontgrondingsvergunning is vereist;
  4. het aanbrengen van diepwortelende beplanting;
  5. het aanleggen of verharden van wegen, rijwielpaden en/of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  6. het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  7. het graven of dempen van sloten, watergangen, vijvers of vaarten;
  8. het verhogen of verlagen van de grondwaterstand.
9.4.2 Uitzondering
Het bepaalde in artikel 9 lid 4.1 is niet van toepassing op:
  1. normale onderhoudswerkzaamheden gericht op en noodzakelijk voor de instandhouding van het onderhavige plangebied; hieronder valt onderhoud aan bestaande kabels en leidingen;
  2. werkzaamheden die in uitvoering waren ten tijde van de inwerkingtreding van het plan;
  3. werkzaamheden in het kader van het uitvoeren van archeologisch onderzoek door een archeologisch deskundige.
9.4.3 Toelaatbaarheid
Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 9 lid 4.1 is slechts toelaatbaar, indien is gebleken dat de genoemde werken of werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden niet zullen leiden tot een verstoring van het archeologisch materiaal.
9.4.4 Adviesverplichting
Alvorens de omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 9 lid 4.1 te kunnen verlenen, dient de aanvrager van de omgevingsvergunning aan burgemeester en wethouders hieromtrent een schriftelijk advies van een archeologisch deskundige te overleggen.
 
9.4.5 Voorschriften vergunning
Voor zover de in artikel 9 lid 4.1 genoemde werken of werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen daarvan kunnen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal, kan de vergunning worden verleend indien aan de vergunning de volgende voorschriften worden verbonden:
  1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
  2. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een archeologisch deskundige.
Artikel 10 Waarde - Archeologie 5
10.1 Bestemmingsomschrijving
  1. De voor 'Waarde - Archeologie 5' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud van de (mogelijk) aanwezige archeologische waarden.
  2. De belangen van de in artikel 10 lid 1 sub a bedoelde dubbelbestemming zijn primair ten opzichte van de belangen van de andere daar voorkomende bestemmingen.
10.2 Bouwregels
Op de in artikel 10 lid 1 bedoelde gronden mogen geen bouwwerken worden gebouwd of werken worden uitgevoerd waarvoor een milieu effectrapportage opgesteld moet worden.
 
10.3 Afwijken van de bouwregels
10.3.1 Algemeen
  1. Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 10 lid 2 voor het bouwen ten behoeve van de doeleinden van de onderliggende bestemmingen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de archeologische waarde van het gebied of een afweging van de in het geding zijnde belangen tot uitkomst heeft dat, onverminderd het elders in het plan bepaalde, een afwijking in redelijkheid niet kan worden geweigerd;
  2. Alvorens afwijking te kunnen verlenen, dient de aanvrager van de omgevingsvergunning aan burgemeester en wethouders hieromtrent een schriftelijk advies van een archeologische deskundige te overleggen;
  3. In afwijking van het bepaalde onder a. en b. kan worden afgeweken indien voor de werkzaamheden voortvloeiend uit de aanvraag reeds een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 10 lid 4 is verleend; het bepaalde in de onderliggende bestemmingen blijft onverminderd van toepassing.
10.3.2 Regels afwijking
Aan een afwijking kunnen de volgende regels worden verbonden:
  1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
  2. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een door de gemeente aan te wijzen deskundige op archeologisch gebied.
10.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
10.4.1 Verbod
Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden) ter plaatse van de in  bedoelde gronden de navolgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te doen uitvoeren:
  1. het uitvoeren van grondbewerkingen; 
  2. het ophogen, egaliseren en ontginnen van gronden; 
  3. het bodemverlagen of afgraven waarvoor geen ontgrondingsvergunning is vereist; 
  4. het aanbrengen van diepwortelende beplanting; 
  5. het aanleggen of verharden van wegen, rijwielpaden en/of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen; 
  6. het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur; 
  7. het graven of dempen van sloten, watergangen, vijvers of vaarten; 
  8. het verhogen of verlagen van de grondwaterstand.
10.4.2 Uitzondering
Het bepaalde in artikel 10 lid 4.1 is niet van toepassing op:
  1. normale onderhoudswerkzaamheden gericht op en noodzakelijk voor de instandhouding van het onderhavige plangebied; hieronder valt onderhoud aan bestaande kabels en leidingen;
  2. werkzaamheden die in uitvoering waren ten tijde van de inwerkingtreding van het plan;
  3. werkzaamheden in het kader van het uitvoeren van archeologisch onderzoek door een archeologisch deskundige.
10.4.3 Toelaatbaarheid
Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 10 lid 4.1 is slechts toelaatbaar, indien is gebleken dat de genoemde werken of werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden niet zullen leiden tot een verstoring van het archeologisch materiaal.
10.4.4 Adviesverplichting
Alvorens de omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 10 lid 4.1 te kunnen verlenen, dient de aanvrager van de omgevingsvergunning aan burgemeester en wethouders hieromtrent een schriftelijk advies van een archeologisch deskundige te overleggen.
 
10.4.5 Voorschriften vergunning
Voor zover de in artikel 10 lid 4.1 genoemde werken of werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen daarvan kunnen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal, kan de vergunning worden verleend indien aan de vergunning de volgende voorschriften worden verbonden:
  1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
  2. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een archeologisch deskundige.
Artikel 11 Waterstaat - Waterkering
11.1 Bestemmingsomschrijving
  1. De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor dijken en kaden met een waterkerende functie naast de andere krachtens dit plan hieraan gegeven bestemmingen.
  2. De belangen van de in artikel 11 lid 1 sub a bedoelde dubbelbestemming zijn primair ten opzichte van de belangen van de andere daar voorkomende bestemmingen.
11.2 Bouwregels
Ten behoeve van de in artikel 11 lid 1 bedoelde bestemming mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van maximaal 3 m.
 
11.3 Afwijken van de gebruiksregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken het bepaalde in artikel 11 lid 2  voor het bouwen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de andere voor deze gronden geldende bestemmingen conform de bij de betreffende bestemming opgenomen regels indien en voor zover het belang van de waterkering hierdoor niet onevenredig wordt geschaad. Bij de belangenafweging wordt door burgemeester en wethouders advies gevraagd aan de beheerder van de waterkering.
 
11.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
11.4.1 Verboden werkzaamheden
Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden) ter plaatse van de in artikel 11 lid 1 bedoelde gronden de navolgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te doen uitvoeren:
  1. het ophogen van gronden;
  2. het uitvoeren van grondbewerkingen dieper dan 0,80 m, waartoe ook gerekend wordt woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, aanleggen van drainage en ontginnen;
  3. het rooien van bos of boomgaard, waarbij de stobben worden verwijderd;
  4. het aanleggen van bos of boomgaard;
  5. verlagen van het waterpeil;
  6. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, paden of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  7. het aanleggen of verwijderen van oeverbeschoeiingen;
  8. het aanleggen van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatie-, of andere leidingen en de daarmee verband houdende constructies;
  9. het aanbrengen van constructies, die verband houden met bovengrondse leidingen;
  10. het aanbrengen van diepwortelende beplanting;
  11. het graven, verbreden en dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
  12. alle overige werkzaamheden die de waterkering kunnen aantasten en die niet worden gerekend tot het normale gebruik van de waterkering.
11.4.2 Uitzonderingen
Het bepaalde in artikel 11 lid 4.1  is niet van toepassing:
  1. op normale onderhoudswerkzaamheden gericht op en noodzakelijk voor de instandhouding van de waterkering;
  2. op andere werken en/of werkzaamheden die uit een oogpunt van bescherming van de waterkering van niet ingrijpende betekenis zijn.
11.4.3 Toelaatbaarheid
Het bepaalde in artikel 11 lid 4.1  is slechts toelaatbaar, indien is gebleken dat de in dat lid genoemde werken of werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden niet zullen leiden tot een verstoring van de waterkering.
 
11.4.4 Adviesverplichting
Burgemeester en wethouders verlenen uitsluitend vergunning zoals bedoeld in artikel 11 lid 4.1 na schriftelijk advies van de beheerder van de waterkering.
 
Artikel 12 Waterstaat - Waterstaatkundige functie
12.1 Bestemmingsomschrijving
  1. De voor 'Waterstaat - Waterstaatkundige functie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het stroomvoerend deel van het rivierbed naast de andere krachtens dit plan hieraan gegeven bestemmingen.
  2. De belangen van de in artikel 12 lid 1 sub a bedoelde dubbelbestemming zijn primair ten opzichte van de belangen van de andere daar voorkomende bestemmingen.
12.2 Bouwregels
Ten behoeve van de in artikel 12 lid 1 bedoelde bestemming mogen geen bouwwerken worden gebouwd.
 
12.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken het bepaalde in artikel 12 lid 2  voor het bouwen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de andere voor deze gronden geldende bestemmingen conform de bij de betreffende bestemming opgenomen regels indien en voor zover het belang van de waterkering hierdoor niet onevenredig wordt geschaad. Bij de belangenafweging wordt door burgemeester en wethouders advies gevraagd aan de beheerder van het water.
 
12.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
12.4.1 Verboden werkzaamheden
Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden) ter plaatse van de in artikel 12 lid 1 bedoelde gronden de navolgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te doen uitvoeren:
  1. het ophogen van gronden;
  2. het uitvoeren van grondbewerkingen dieper dan 0,80 m, waartoe ook gerekend wordt woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, aanleggen van drainage en ontginnen;
  3. het aanleggen van bos of boomgaard;
  4. verlagen van het waterpeil;
  5. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, paden of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  6. het aanleggen of verwijderen van oeverbeschoeiingen; h. het aanleggen van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatie-, of andere leidingen en de daarmee verband houdende constructies;
  7. het aanbrengen van constructies, die verband houden met bovengrondse leidingen;
  8. het aanbrengen van diepwortelende beplanting;
  9. het graven, verbreden en dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
  10. alle overige werkzaamheden die de waterdoorvoerende capaciteit kunnen aantasten en die niet worden gerekend tot het normale gebruik.
12.4.2 Uitzonderingen
Het bepaalde in artikel 12 lid 4.1  is niet van toepassing:
  1. op normale onderhoudswerkzaamheden gericht op en noodzakelijk voor de instandhouding van de waterkering;
  2. op andere werken en/of werkzaamheden die uit een oogpunt van bescherming van de waterkering van niet ingrijpende betekenis zijn.
12.4.3 Toelaatbaarheid
Het bepaalde in artikel 12 lid 4.1 is slechts toelaatbaar, indien is gebleken dat de in dat lid genoemde werken of werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden niet zullen leiden tot een verstoring van de waterkering.
 
12.4.4 Adviesverplichting
Burgemeester en wethouders verlenen uitsluitend vergunning zoals bedoeld in artikel 12 lid 4.1 na schriftelijk advies van waterbeheerder.
 
3 Algemene regels
Artikel 13 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 14 Algemene aanduidingsregels
14.1 Vrijwaringszone - aardkundige waarden
  1. Ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone – aardkundige waarden' zijn de betreffende gronden tevens bestemd voor het behoud van de aanwezige aardkundige waarden. Op deze gronden is het verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op en in de hierna genoemde gronden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
    1. het verlagen, vergraven, ophogen of egaliseren van de bodem;
    2. het diepploegen, diepwoelen of het uitvoeren van andere ingrepen in de bodem, waaronder ook begrepen de aanleg van leidingen, alle dieper dan 0,60 m onder maaiveld, alsmede de aanleg van drainage ongeacht de diepte tenzij het gaat om vervanging van bestaande drainage;
    3. het graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren van waterlopen, watergangen en greppels alsmede het anderszins verlagen van de waterstand;
    4. het bebossen of beplanten van gronden;
    5. het aanbrengen van recreatieve voorzieningen.
  2. Een omgevingsvergunning mag alleen worden verleend indien door de uitvoering van het werk of de werkzaamheid dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, geen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de waarden en/of functies die het plan beoogt te beschermen, tenzij hieraan door het stellen van voorwaarden voldoende tegemoet kan worden gekomen. Onder waarden en functies worden in ieder geval verstaan de cultuurhistorische, natuurlijke en landschapswaarden in het betrokken gebied. Geen omgevingsvergunning is vereist voor:
    1. werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden ter verwezenlijking van de in dit plan aan de gronden toegekende bestemmingen, waaronder tevens de aanleg van wegen en paden is begrepen;
    2. werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden, behorende bij het normale onderhoud, gebruik en beheer;
    3. werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden welke worden uitgevoerd binnen een bouwvlak;
    4. het aanleggen van verhardingen ten behoeve van in- en uitritten;
    5. werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden, behorende bij de aanleg van zwembaden, indien en voor zover daarvoor een omgevingsvergunning is verleend;
    6. werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die op het moment van inwerkingtreding van het plan in uitvoering waren of konden worden uitgevoerd krachtens een vóór dat tijdstip geldende of aangevraagde vergunning.
Artikel 15 Algemene afwijkingsregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het elders bepaalde in deze regels ten behoeve van:
  1. het in geringe mate afwijken ten aanzien van bouwgrenzen, hoogtescheidingslijnen en overige aanduidingen in het horizontale vlak; indien bij definitieve uitmeting of verkaveling blijkt dat deze afwijking in het belang van een juiste verwezenlijking van het plan redelijk, gewenst of noodzakelijk is en de afwijking ten opzichte van hetgeen is aangegeven niet meer bedraagt dan 3 m;
  2. het afwijken van de voorgeschreven maatvoering van bouwwerken, waaronder goothoogte, hoogte, grondoppervlakte, onderlinge afstand, afstand tot perceelsgrenzen, eventueel met een overschrijding van de bouwgrens, mits deze afwijkingen niet meer bedragen dan 10% van de voorgeschreven maten en dit bouwtechnisch noodzakelijk wordt geacht in verband met de uitoefening van het in het plan toegestane gebruik;
  3. de bouw van andere bouwwerken zoals een vlaggenmast, een kunstwerk, antennes en dergelijke tot een hoogte van 15 m.
Artikel 16 Algemene wijzigingsregels
Burgemeester en wethouders zijn, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, bevoegd het plan te wijzigen, indien de wijziging betrekking heeft op:
  1. het oprichten van gebouwen ten dienste van (openbare) nutsvoorzieningen met een inhoud van ten hoogste 150 m3 en een goothoogte van ten hoogste 3 m;
  2. een enigszins andere situering en/of begrenzing van bouwpercelen, dan wel bestemmingsgrenzen, bouwgrenzen en bouwvlakken en/of aanduidingen, indien bij de uitvoering van het plan mocht blijken dat verschuivingen nodig zijn ter uitvoering van een bouwplan, op voorwaarde, dat de oppervlakte van het betreffende bouwperceel, bestemmingsvlak dan wel bouwvlak met niet meer dan 10% zal worden gewijzigd;
  3. het (gedeeltelijk) laten vervallen van de bestemmingen Waarde - Archeologie 2, Waarde - Archeologie 3, Waarde - Archeologie 4 en/of Waarde - Archeologie 5; indien uit (nader) archeologisch onderzoek is gebleken, dat niet langer sprake is van een gebied met oudheidkundige waarden, dan wel nadat er sprake is van opgravingen en documentatie waardoor de planologische bescherming niet langer gehandhaafd behoeft te blijven.
  4. Het toekennen van de bestemmingen Waarde - Archeologie 2, Waarde - Archeologie 3, Waarde - Archeologie 4 en/of Waarde - Archeologie 5 aan gronden binnen het plan, indien uit (nader) archeologisch onderzoek is gebleken, dat sprake is van een gebied met oudheidkundige waarden, dan wel nadat er sprake is van opgravingen en documentatie waardoor planologische bescherming noodzakelijk wordt geacht.
  5. Het wijzigen van de bestemming 'Natuur' en/of 'Agrarisch met waarden' naar de bestemming 'Recreatie' t.b.v. de vergroting van de jachthaven, als voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
    1. het aantal recreatieve verblijven niet mag toenemen;
    2. er schriftelijk instemming is van Rijkswaterstaat, provincie Utrecht en het Hoogheemraadschap;
    3. het wijzigingsplan milieutechnisch en stedenbouwkundig inpasbaar is;
    4. voorafgaand aan het plan een MER aanmeldingsnotitie wordt ingediend;
    5. voorzien wordt in alle gemeentelijke plankosten;
    6. belangen van derden niet onevenredig worden geschaad.
4 Overgangs- en slotregels
Artikel 17 Overgangsrecht
17.1 Overgangsrecht bouwwerken
  1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  3. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
17.2 Overgangsrecht gebruik
  1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 18 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Camping 'Klein Scheveningen' e.o..