direct naar inhoud van Artikel 34 Algemene afwijkingsregels
Plan: Landelijk gebied Oudewater & Willeskop
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0589.000006-0711

Artikel 34 Algemene afwijkingsregels

34.1 Afwijkingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij een omgevingsvergunning af te wijken van:

  • a. artikel 3, 4 en 22 ten behoeve van de realisering van een kleinschalig kampeerterrein, met dien verstande dat:
    • 1. het kleinschalig kampeerterrein landschappelijk wordt ingepast met afschermende en groenblijvende beplanting;
    • 2. het gebruik van de gronden ten behoeve van een kleinschalig kampeerterrein niet meer bedraagt dan 0,5 ha, met dien verstande dat de voorzieningen ten behoeve van de landschappelijke inpassing buiten het kleinschalig kampeerterrein mogen worden aangelegd;
    • 3. per kleinschalig kampeerterrein niet meer dan 3 trekkers- en/of hooiberghutten zijn toegestaan;
    • 4. de oppervlakte van een trekkers- of een hooiberghut mag niet meer dan 30 m2bedragen;
    • 5. vrijstaande bijgebouwen zijn niet toegestaan;
    • 6. de bouwhoogte van een trekkershut mag niet meer dan 3 m bedragen;
    • 7. de bouwhoogte van een hooiberghut mag niet meer dan 3,8 m bedragen;
    • 8. sanitaire voorzieningen zijn toegestaan, met dien verstande dat:
      • de oppervlakte van de gebouwen ten behoeve van sanitaire voorzieningen niet meer dan 40 m2 bedragen;
      • de goothoogte van de gebouwen ten behoeve van de sanitaire voorzieningen niet meer dan 3 m bedraagt;
  • b. de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen, percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages;
  • c. de bestemmingsregels en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geven;
  • d. de bestemmingsregels met het oog op de aanpassing aan de werkelijke afmetingen van het terrein mits de structuur van het bestemmingsplan niet wordt aangetast en de bij afwijking gewenst en noodzakelijk wordt geacht voor de juiste verwezenlijking van het bestemmingsplan;
  • e. de bestemmingsregels ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde en toestaan dat de bouwhoogte wordt vergroot tot niet meer dan 10 m;
  • f. de bestemmingsregels ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde en toestaan dat de bouwhoogte van kunstwerken en van zend-, ontvang- en/of sirenemasten wordt vergroot tot niet meer dan 40 m;
  • g. de bestemmingsregels en toestaan dat de grenzen van het bouwperceel naar de buitenzijde worden overschreden door:
    • 1. plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen en schoorstenen;
    • 2. gevel- en kroonlijsten en overstekende daken;
    • 3. (hoek)erkers over maximaal de halve gevelbreedte, ingangspartijen, luifels, balkons en galerijen, mits de bouwperceelgrens met niet meer dan 1,50 m wordt overschreden;
    • 4. het bepaalde over de afstand van uitbouwen tot aan de voorgevel en het verlengde daarvan voor het bouwen van (hoek)erkers, mits de diepte van de (hoek)erker, gemeten uit de zijgevel, niet meer bedraagt dan 1,50 m;
    • 5. het bepaalde ten aanzien van de maximale bouwhoogte van gebouwen en toestaan dat de bouwhoogte van de gebouwen wordt vergroot ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers en lichtkappen.
34.2 Afwegingskader

Een in 34.1 genoemde omgevingsvergunning kan worden verleend indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de woonsituatie;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de milieusituatie;
  • e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • f. de sociale veiligheid.