direct naar inhoud van 4.7 Natuur, landschap en ecologie
Plan: Glastuinbouwgebied Tangbroek
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1894.BPL0067-ON01

4.7 Natuur, landschap en ecologie

4.7.1 gebiedsbescherming

Ten aanzien van flora en fauna dient in eerste instantie rekening gehouden te worden met gebiedsbescherming. Deze bescherming geschiedt op basis van de Natuurbeschermingswet 1998. Sinds 2005 zijn hierin ook alle Vogelrichtlijn- en Habitatrichtlijn-gebieden opgenomen als Natura 2000-gebieden.

Binnen de invloedssfeer van het planvoornemen is een aantal Natura 2000-gebieden aanwezig. Ook grenst het onderzoeksgebied aan Het Dubbroek. De habitatsoorten die in dit, van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) deel uitmakende gebied voorkomen zullen echter niet verstoord worden als gevolg van de voorgenomen ontwikkelingen. Bij de realisatie van de plannen zal bovendien voldoende aandacht worden besteed aan het beperken van nadelige effecten van lichthinder (assimilatiebelichting) op mensen en natuur. Hierdoor is er geen noodzaak voor toetsing aan zowel de Natuurbeschermingswet 1998 als de Ecologische Hoofdstructuur (gebiedsbescherming).

Door de ligging nabij diverse Natura 2000-gebieden is het wel noodzakelijk de effecten van de uitstoot van stikstof door glastuinbouw inzichtelijk te maken. Hiertoe is een stikstofonderzoek uitgevoerd (Aelmans, 13/25048/B/M/SJ, 9 januari 2013). Als eindconclusie wordt in het onderzoek gegeven dat de lichte toename aan stikstofdepositie als gevolg van de voorgenomen ontwikkelingen slechts 0,018% van de kritische depositiewaarde bedraagt. Een passende beoordeling wordt met betrekking tot het planvoornemen inzake de stikstofdepositie niet noodzakelijk geacht. Het stikstofonderzoek is in zijn geheel als Bijlage 12 bij deze toelichting opgenomen.

4.7.2 Soortenbescherming

Naast gebiedsbescherming is de soortenbescherming van belang. De soortbeschermingsregeling uit de Europese Vogel- en Habitatrichtlijn is geïmplementeerd in de Flora- en faunawet. In verband met de uitvoerbaarheid van ruimtelijke plannen dient rekening te worden gehouden met soortbescherming en dan met name de aanwezigheid van beschermde soorten in het plangebied. In bestemmingsplannen mogen geen mogelijkheden worden geboden voor ruimtelijke ontwikkelingen waarvan op voorhand redelijkerwijs kan worden ingezien dat in het kader van de Flora- en faunawet geen ontheffing zal worden verleend.

Gezien de aard, omvang en ligging van het plangebied kan niet worden uitgesloten dat zich beschermde planten- en diersoorten bevinden binnen het plangebied. Ten behoeve van het planvoornemen is daarom een quickscan flora en fauna uitgevoerd (Tritium Advies, 1207/072/JS-01, 21 november 2012). Dit onderzoek is als Bijlage 13 bij deze toelichting gevoegd.

Op basis van de bevindingen uit het literatuuronderzoek en het veldbezoek is in de onderzoeksrapportage de volgende eindconclusie opgenomen:

  • de in de rapportage omschreven werkwijze (protocol) ten aanzien van vogels dient in acht te worden genomen zodat een overtreding van de natuurwetgeving wordt voorkomen;
  • de werkzaamheden in relatie tot het planvoornemen zullen voor de overige soortgroepen eveneens geen overtreding van de natuurwetgeving tot gevolg hebben.