direct naar inhoud van 5.5 Cultuurhistorie en archeologie
Plan: Buitengebied
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1714.001bpbui10-0120

5.5 Cultuurhistorie en archeologie

Archeologische monumenten

De archeologische monumenten (voor zover deze niet via de Monumentenwet 1988 beschermd zijn) worden rechtstreeks met een dubbelbestemming opgenomen op de bestemmingsplankaarten. Het archeologisch belang van deze percelen noodzaakt tot het opnemen van beschermende bepalingen in de regels (regels met betrekking tot het uitvoeren van werken en werkzaamheden en regels met betrekking tot bouwen ten behoeve van andere bestemmingen).

Bij agrarische bedrijven waar een gedeelte van het bouwvlak tevens is aangeduid als archeologisch monument kan sprake zijn van een forse belemmering aangezien het bouwvlak niet optimaal kan worden benut / bebouwd. Om die reden is het gewenst om in deze gevallen ruimte te bieden voor het vergroten / wijzigen van het bouwblok (binnen een bepaalde marge). Voorwaarde is dat het bedrijf een omvang heeft van > 20 nge.

Archeologische verwachtingswaarden

In het plangebied is een relatief groot gebied gelegen waarin naar verwachting ook archeologische vindplaatsen zijn gelegen. Dit gebied loopt grofweg van Eede, Aardenburg via Draaibrug naar Oostburg. Ook voor de kust gelegen gebieden zijn aangemerkt als gebieden met een hoge of middelhoge trefkans op archeologisch waarden. De gemeente is voornemens in dit indicatief aangewezen gebied, nader onderzoek te doen naar de archeologische waarden. Resultaten van het onderzoek worden echter pas in 2011 verwacht. Vooralsnog wordt een algemene maar adequate interim regeling opgenomen zoals verwoord in paragraaf 2.2.3.

Historisch geografische vlakken en structuren

Naast de bescherming van archeologische waarden is het wenselijk ook het cultuurhistorisch erfgoed van historisch - geografisch waardevolle lijnen, vlakken en groenstructuren te behouden.

De historisch waardevolle lijnen, vlakken en groenstructuren zijn merendeels gelegen in de natuurgebieden, de agrarische gebieden met landschaps- en cultuurhistorische waarden of vallen samen met de waardevolle dijken. In de bestemmingsregeling voor deze gebieden zal ook de cultuurhistorische waarde worden benadrukt.

De cultuurhistorische waarde van de vestingswerken en wallen, molens en bijzondere objecten (zoals de luchtwachttoren) verdienen eveneens een vertaling in de bestemmingsplanregels.

Voorts wordt met het vastleggen van de verkeersinfrastructuur de overige historische

lijnen en daaraan verbonden groenstructuren vastgelegd.

Molenbiotopen

De molenbiotopen van de 7 molens die in of grenzend aan het plangebied zijn gesitueerd worden beschermd om te voorkomen dat de windvang onevenredig wordt belemmerd en de landschappelijke en cultuurhistorische waarden van de molens worden teniet gedaan. Daarbij wordt overigens rekening gehouden met de bouwmogelijkheden die in de vigerende bestemmingsplannen voor het buitengebied van Sluis in het verleden steeds geboden zijn. Deze bouwmogelijkheden worden gerespecteerd.

Monumentale of cultuurhistorische waardevolle boerderijen

Relatie met agrarische bouwvlakken

Op agrarische bouwvlakken waar sprake is van een monumentaal of cultuurhistorisch waardevol complex kan het gewenst zijn om het bouwblok te vergroten / wijzigen (binnen een bepaalde marge) om te voorkomen dat nieuwe bedrijfsgebouwen het cultuurhistorisch waardevolle beeld verstoren. Om die reden is het gewenst om, indien er inderdaad sprake is van een monumentaal of beeldbepalend complex, ruimte te bieden voor het vergroten / wijzigen van het bouwblok. Een overzicht van monumentale of beeldbepalende complexen die voor een dergelijke regeling in aanmerking komen is opgenomen in bijlage 4.

Extra wooneenheden in monumentale en cultuurhistorisch waardevolle voormalige agrarische bedrijfsgebouwen

Eén van de mogelijkheden om monumentale en cultuurhistorisch waardevolle voormalige agrarische bedrijfsbebouwing te behouden is het mogelijk maken van extra wooneenheden in deze boerderijen.

Hiervoor gelden de volgende voorwaarden.

  • Alleen cultuurhistorisch waardevolle complexen komen in aanmerking voor de realisatie van extra wooneenheden. Deze waardevolle complexen zijn opgenomen in een lijst die is bijgevoegd als bijlage 4.
  • In deze cultuurhistorisch waardevolle complexen zijn twee extra wooneenheden toegestaan. Op een erf mogen dus maximaal 3 woningen ontstaan, dat wil zeggen de bestaande voormalige agrarische bedrijfswoning en twee extra wooneenheden in de overige waardevolle bedrijfsgebouwen. De bestaande bebouwing is maatgevend voor het aantal te realiseren woningen (met een maximum van 3).
  • Uitgangspunt van het beleid is het handhaven van de oorspronkelijke bebouwing. Dit vergt creativiteit bij het ontwerpen van een nieuw woonverblijf. Uitgegaan dient te worden van de gevelopeningen in de bestaande situatie en de specifieke waardevolle elementen van de desbetreffende boerderij. Van daaruit kunnen de verschillende woonverblijven worden ingericht. De bouw dient dus van binnenuit te geschieden. Dit is in de meeste gevallen technisch mogelijk. In sommige gevallen is het echter technisch niet mogelijk om de oorspronkelijke bebouwing te behouden. In dat geval is nieuwbouw mogelijk. Hiertoe dienen gegevens te worden overlegd waaruit blijkt dat handhaven van de oorspronkelijke bebouwing absoluut onhaalbaar is. Tevens dient aangetoond te worden dat de ruimtelijke kwaliteit van de nieuwe situatie de verloren gegane cultuurhistorische waarde in voldoende mate compenseert (= recht doet aan de oorspronkelijke bebouwing / bouwstijlen en dus behoud van uitstraling). Het toestaan van nieuwbouw vergt een zodanige specifieke regeling dat hiervoor geen regels worden opgenomen in het bestemmingsplan. Hiervoor kan in voorkomende gevallen een aparte planologische procedure worden doorlopen.
  • De woningen mogen zowel permanent als recreatief worden bewoond.
  • Eventueel in het verleden gesloopte bebouwing geeft geen recht meer op extra woningen. De grondslag van de regeling, behoud van waardevolle bebouwing, is door de sloop immers verdwenen.
  • Wanneer extra wooneenheden gerealiseerd worden in een complex kan / mag er geen sprake meer zijn van een agrarische bedrijfsvoering in dit complex.
  • Bestaande omliggende agrarische bedrijven mogen niet in hun belangen worden geschaad.
  • Voor aanpassing van rijksmonumenten is bij een wijziging een monumentenvergunning nodig. Sloop en vervangende nieuwbouw is in deze situaties niet mogelijk.
  • In geval van nieuwbouw dienen de nieuwe gebouwen op de plaats van de oude bebouwing te worden gerealiseerd, beperkte afwijkingen zijn daarbij mogelijk. Het draaien van de bebouwing is niet toegestaan. De oriëntatie van de woning ten opzichte van de weg en de situering van de woning ten opzichte van de schuur / schuren moet in ieder geval gehandhaafd blijven.
  • Afwijking van bestaande maten met ongeveer 10%, als gevolg van bouwtechnische eisen, is mogelijk.
  • De indeling van het erf dient te worden gehandhaafd. Daarbij hoort ook de bestaande oprit. Het erf moet er als één erf blijven uitzien. Erfafscheiding en privézones moeten zich beperken tot de ruimte dicht tegen de gevel. Voorkomen dient te worden dat er drie "eilandjes" op één erf worden gecreëerd. Dit doet immers afbreuk aan de oorspronkelijke erfindeling.
  • In de huidige tijd bestaat er veel behoefte aan bergruimte, garages, hobbyruimtes enzovoort. Voor die functies, gerelateerd aan de woonfunctie, worden veelvuldig bijgebouwen opgericht. Het is ongewenst om her en der op het erf verspreid nieuwe bijgebouwen te creëren aangezien daarmee afbreuk wordt gedaan aan de oorspronkelijke waardevolle bebouwing. Omdat vrijkomende agrarische bebouwing normaliter een behoorlijk volume heeft zal het in veel gevallen mogelijk zijn om hobby-, bergruimtes en garages inpandig te realiseren. Dit is het uitgangspunt. Indien dit niet mogelijk is kan overwogen worden om passende bijgebouwen te realiseren. Bijvoorbeeld in de vorm van een bakkeet of varkenshok. Hierbij mag geen afbreuk gedaan worden aan de oorspronkelijke indeling van Zeeuws - Vlaamse erven. Dus kan er bijvoorbeeld slechts één bakkeet en / of één varkenshok per erf worden gerealiseerd. Bovendien dient het te gaan om kleinschalige en ondergeschikte bijgebouwen.
  • Het plan dient te voldoen aan de eisen die de waterbeheerder stelt volgens de Wet Verontreiniging Oppervlaktewateren.
  • Het principe van verevening, conform het provinciale beleid, is van toepassing. Gezien de investering die van initiatiefnemers gevraagd wordt voor het behoud van de uitstraling van het cultuurhistorisch waardevolle complex en op het gebied van Duurzaam Bouwen wordt geen extra vereveningsbijdrage gevraagd.