direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Schokkerhoek
Status: voorontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0184.BP2016SCH-0101

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding en doelstelling

Voor de aanleg van de Noordoostpolder was Urk een eiland. De Urkers vormen daardoor tot op heden een hechte samenleving. De gemeente Urk is een gemeente waarvan het aantal inwoners sterk groeit. Urk groeit hoofdzakelijk door eigen bevolkingsaanwas. In dat kader is het van belang de continuïteit in de woningproductie en de ontwikkeling van werkgelegenheid te garanderen; het is gewenst, dat de gemeente in planologische zin over voldoende areaal beschikt om op verantwoorde wijze het ontwikkelingsproces te kunnen aansturen.

Het realiseren van de nieuwe woningbouw-, werk- en voorzieningenlocatie 'Schokkerhoek' biedt mogelijkheden om de bewoners van Urk op het voormalige eiland en aansluitend daaraan een plaats te geven. Naast het bieden van voldoende ruimte voor wonen en werken moet tevens rekening worden gehouden met de woonwensen van verschillende bevolkingsgroepen en de specifieke voorzieningen die daarbij horen.

De ontwikkeling van ‘Schokkerhoek’ staat niet op zichzelf. Het bestemmingsplan voor het naastgelegen bedrijventerrein Zwolschehoek wordt eveneens geactualiseerd. Dit plan kent nog ontwikkelruimte; nog niet alle gronden zijn uitgegeven. Voor het bedrijventerrein wordt een zogenaamd bestemmingsplan-plus opgesteld. In paragraaf 4.3 wordt hier nader op ingegaan. Tegelijkertijd is er zicht op de ontwikkeling van een maritieme servicehaven met binnendijks een maritiem bedrijventerrein. De Maritieme Servicehaven Noordelijk Flevoland (MSNF) is geprojecteerd ten zuidwesten van Urk aan de buitenzijde van de huidige Zuidermeerdijk (circa 10 hectare). Deze haven ligt buiten de gemeentegrenzen van Urk. Het beoogde ontwikkelgebied van het binnendijkse maritiem bedrijventerrein is aangrenzend aan de beoogde locatie voor de MSFN (binnenzijde Zuidermeerdijk) geprojecteerd en ligt direct ten zuiden van de Domineesweg. Tot slot grenst het plangebied aan de noordzijde aan de bestaande woongebieden met bijbehorende voorzieningen.

Doel van voorliggend bestemmingsplan is het vaststellen van een planologisch kader, die het realiseren van de gebiedsontwikkeling voor Schokkerhoek mogelijk maakt. De gemeente heeft gesloten gebruik te maken van de mogelijkheid van artikel 7c van de Crisis- en herstelwet, zodat een bestemmingsplan verbrede reikwijdte opgesteld kan worden.

1.2 Ligging en begrenzing plangebied

Het plangebied is circa 85 ha. groot en bestaat in de huidige situatie voornamelijk uit agrarische percelen en enkele woningen (zie figuur 1.1).

Aan de westzijde van het plangebied ligt het bedrijventerrein 'Zwolschehoek'. De grens van het plangebied wordt hier gevormd door de Zuidermeertocht. De Zuidermeertocht is onderdeel van het plangebied. Aan de zuidzijde wordt het plangebied begrensd door de Domineesweg, inclusief de nieuwe rotonde waar de ontsluitingsweg van het plangebied op de Domineesweg aantakt. De Domineesweg vormt hier tevens de gemeentegrens met de gemeente Noordoostpolder. Aan de oostzijde bepaalt de gemeentegrens van Urk de grens van het plangebied, deze ligt deels ter hoogte van de Karel Doormanweg. De noordzijde, tenslotte, wordt begrensd door de Urkervaart, behalve ter plaatse van de geprojecteerde brug over de Urkervaart. Hier ligt de begrenzing van het plangebied ter plaatse van de nieuw aan te leggen rotonde op de noordzijde van de Urkerweg. In de zuid- en de oostflank van het plangebied bevinden zich enkele agrarische bedrijven en woningen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0184.BP2016SCH-0101_0001.png"

Figuur 1.1: Ligging en begrenzing plangebied Schokkerhoek

1.3 Geldende bestemmingsplannen

In 2007 is voor het plangebied het bestemmingsplan 'Waterschapwijk' vastgesteld. Dit bestemmingsplan is een kaderstellend plan voor woningbouw en de ontwikkeling van bedrijven. De te realiseren functies zijn in dit plan opgenomen als 'nader uit te werken bestemmingen', met uitzondering van de bestemmingen 'Verkeer' en 'Woondoeleinden, W1 en W2. Om een bouwtitel te kunnen verkrijgen, is het noodzakelijk een uitwerkingsplan danwel een herzien bestemmingsplan vast te stellen.

Een klein deel van het plangebied, te weten waar de brug over de Urkervaart aansluit op de rotonde ten noorden van de Urkervaart, ligt in het bestemmingsplan 'Buitengebied'.

Voor het gehele plangebied geldt tevens de 'Parapluherziening Parkeernormen Urk', vastgesteld op 19 maart 2015. Dit bestemmingsplan is opgesteld vanuit overwegingen rondom uniformiteit en omdat de stedenbouwkundige voorschriften, waaronder de parkeernormering, uit de bouwverordening met ingang van 1 juli 2018 vervallen, waarmee er vanaf dat moment bij het verlenen van een omgevingsvergunning niet meer op basis van de bouwverordening kan worden getoetst aan gemeentelijke parkeernormen. Middels het paraplu-bestemmingsplan zijn de parkeernormen voor Urk vastgelegd. Dit is uiteraard middels de visie en notitie parkeren gebeurd. Het parapluplan is er alleen om te zorgen dat dit beleid voor het hele grondgebied exclusief het oude dorp ging gelden.

1.4 Noodzaak nieuw bestemmingsplan

Actualisatieplicht

Het vigerende bestemmingsplan Waterschapwijk is 22 februari 2007 door de gemeenteraad van Urk vastgesteld. Ingevolgde de Wet ruimtelijke ordening dienen gemeenten iedere tien jaar hun bestemmingsplannen te herzien. Zo wordt gewaarborgd, dat de bouw- en gebruiksmogelijkheden van gronden overeenstemmen met geldende wet- en regelgeving en recente beleidsuitgangspunten. Het vaststellen van een uitwerkingsplan op basis van het moederplan wordt niet beschouwd als een actualisatie van het vigerende plan. Dit betekent, dat om te voldoen aan de actualisatieplicht er een nieuw bestemmingsplan moet worden vastgesteld.

afbeelding "i_NL.IMRO.0184.BP2016SCH-0101_0002.png"

Figuur 1.2: Verbeelding vigerende bestemmingsplan Waterschapwijk.

Nieuwe inzichten

Op basis van de huidige wet- en regelgeving, nieuwe inzichten in de behoefte en een daaruit voortvloeiend programma (wonen, woonwerkclusters, lichte bedrijvigheid (milieucategorie 1 en 2), indoor-leisure en maatschappelijke en centrumvoorzieningen) is een nieuw stedenbouwkundig plan opgesteld, dat met onderhavig bestemmingsplan planologisch-juridisch wordt geborgd. Dit nieuwe stedenbouwkundig plan kan met het vigerende bestemmingsplan niet worden gerealiseerd.

1.5 Opzet bestemmingsplan en toelichting

In deze toelichting komen achtereenvolgens de volgende aspecten aan de orde:

  • In hoofdstuk 2 'Planbeschrijving' wordt de bestaande en toekomstige invulling van het plangebied beschreven;
  • In hoofdstuk 3 'Beleidskader' volgt vervolgens een beschrijving van het beleidskader dat van toepassing is op het plan;
  • In hoofdstuk 4 'Planologische en milieutechnische randvoorwaarden' worden de relevante milieu- en omgevingsaspecten behandeld;
  • In hoofdstuk 5 'Juridische aspecten' wordt ingegaan op de juridische aspecten van het bestemmingsplan. Daarbij wordt ook ingegaan op invulling van de mogelijkheden die de Crisis- en herstelwet biedt voor onderhavig plan;
  • In hoofdstuk 6 'Uitvoerbaarheid' komen de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid aan bod.

Hoofdstuk 2 Planbeschrijving

2.1 Beschrijving plangebied

2.1.1 Ontstaansgeschiedenis

De omgeving van Urk was al vroeg een interessante plaats voor rondtrekkende mensen. De verschillende terreintypen boden mogelijkheden voor jacht, visserij, verzamelen, akkerbouw en veeteelt. Op diverse plaatsen zijn sporen van bewoning uit de Vroege en Midden Steentijd gevonden, onder andere op de hoger gelegen dekzandruggen rondom Urk. Ook de zone langs het Vechtdal in het zuidoosten van de gemeente was een aantrekkelijke vestigingsplaats.

Met het stijgen van de zeespiegel werd de hoogteligging in toenemende mate een bepalende factor bij de keuze van een vestigingsplaats. Een groot deel van het gebied bleef echter nog droog genoeg en geschikt voor bewoning.

Vanaf de Romeinse tijd werd het gebied steeds natter en er ontstonden verschillende eilanden, zoals Urk en Schokland. De bewoners vestigden zich in nederzettingen rond de pleistocene opduiking van het voormalige eiland Urk. Door het stijgende water werden de eilandbewoners gedwongen over te stappen van akkerbouw naar veeteelt en vervolgens naar de visserij (17e eeuw).

De strijd tegen het water uit zich in het voorkomen van dijkrestanten uit de 12e tot 14e eeuw. Deze liggen ten oosten van Urk. In de loop van de 16e eeuw was sprake van bewoning op de plaats van de huidige oude kern Urk.

Het gegeven, dat het voormalige visserseiland Urk, thans gelegen op een knikpunt in de westelijke IJsselmeerdijk, deel is gaan uitmaken van de Noordoostpolder is mede bepalend geweest voor het latere structuurbeeld van de kern. Dit geldt vanaf de eerste dorpsuitbreiding, die vanwege de ligging van de vissershaven ten noorden van het eiland werd gesitueerd. Voor de eilandbewoners was destijds de woonfunctie als bindende factor van essentiële betekenis voor de gewenste integratie tussen het bestaande dorp en de nieuwe uitbreiding.

Ook moest ruimte worden gecreëerd voor uitbreiding van voorzieningen, waarvoor op het compact bebouwde eiland geen plaats meer was. Hierin is voorzien door telkens verspreid in de toegevoegde woonwijken buurt- en/of wijkcentra te situeren, nauwkeurig afgestemd op de zich dan ontwikkelende behoeften.

Wat de groene ruimte betreft, werd aanvankelijk aangesloten op het karakteristieke stenige karakter van Urk. Drie gebieden vormen daarop een uitzondering, namelijk het Urkerbos en de staatsreservaten Toppad en Staartweg. De woongebieden hebben zich vervolgens, in aansluiting op de eerste dorpsuitleg, vanaf het voormalige eiland geheel ten noorden van de Urkervaart in oostelijke richting ontwikkeld. Met het toenemen van de afstand tot het voormalige eiland en de veranderingen in de woonwensen heeft de groenstructuur in de nieuwste woonwijken steeds meer aandacht gekregen. Desondanks hebben de woonbuurten nog steeds een compact karakter waarin de sociale samenhang van de bevolking tot uitdrukking komt.

De oostelijke ontwikkelingsrichting geldt eveneens voor het industrieterrein, met dien verstande dat het zich, na het aan de haven grenzende industrieterrein Lemsterhoek, in een aaneengesloten zone ten zuiden van de Urkervaart en ten noorden van de Domineesweg heeft ontwikkeld.

Het plan Schokkerhoek sluit daarmee logisch aan op de meest recente stedelijke ontwikkelingen van Urk.

2.1.2 Ruimtelijk

Omgeving

Het plangebied ligt aan de zuidoostzijde van Urk, ongeveer 3 kilometer van het dorpscentrum op het voormalige eiland. Aan de westzijde wordt het plangebied van het bedrijventerrein 'Zwolschehoek' gescheiden door een watergang, de Zuidermeertocht. Aan de oost- en zuidzijde grenst het plangebied aan het landelijk gebied. Ten noorden van het plangebied ligt het woongebied ‘Oranjewijk’, van het plangebied gescheiden door de Urkerweg en het kanaal de Urkervaart.

afbeelding "i_NL.IMRO.0184.BP2016SCH-0101_0003.png"

Figuur 2.1: Plangebied en omgeving

Bebouwing

De geclusterde agrarische bouwpercelen aan de Karel Doormanweg en de Domineesweg en de aanwezigheid van een rijtje (4) woningen nabij genoemde clusters zijn karakteristiek voor het Zuiderzeeproject. Het rijtje woningen verwijst naar de periode, dat de stand van de technologische ontwikkelingen in de landbouw in relatie tot de toen uitzonderlijke bedrijfsgrootte noodzaakte tot het in dienst hebben van landarbeiders. Voor het personeel werd een zelfstandige behuizing geboden in de directe nabijheid van de boerderijen in verband met de beperkte mobiliteit. Hoewel deze woningen hun oorspronkelijke functie al lang hebben verloren, zijn ze voor het gebied van de Noordoostpolder karakteristiek en daarmee van cultuurhistorische betekenis.

Ontsluiting

De agrarische bedrijven en woningen aan de zuidzijde van het plangebied liggen aan de Domineesweg (N352). De twee agrarische bedrijven aan de oostzijde zijn ontsloten op de Karel Doormanweg. Ten noorden van het plangebied ligt de Urkervaart met evenwijdig daaraan de Urkerweg (N351). Het plangebied heeft nog geen directe ontsluiting op de Urkerweg.

Het plangebied is over de weg goed bereikbaar via de A6/N352. Daarnaast grenst het plangebied aan de noordzijde aan de Urkervaart, die Urk per water verbindt met (onder andere) Emmeloord en Nagele.

Groen

Het plangebied kent een overwegend agrarisch gebruik als akkerbouwgebied. Kenmerkend voor de Noordoostpolder zijn de verschillende boerderijtypen, rondom voorzien van erfbeplanting en daartussen groepjes voormalige arbeiderswoningen, die bedoeld waren voor de arbeiders op de boerderijen. Binnen het plangebied zijn beide vormen van bebouwing aan de Domineesweg en de Karel Doormanweg terug te vinden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0184.BP2016SCH-0101_0004.png"

Figuur 2.2: Karakteristieke bouwpercelen aan de Domineesweg

Water

De verkavelingsstructuur met een standaard kavelmaat van 300x800 meter is karakteristiek voor het plangebied. De kavels worden omsloten door watergangen. Ten gevolge van de polderinrichting en de vormgeving van de Urkervaart vindt binnen het plangebied een hoekverdraaiing plaats in de verkavelingsrichting welke loodrecht op de vaart is gericht. Dit gegeven levert voor de locatie een extra karakteristiek op. In de nota Belvedère (1999) was het grondgebied van de gemeenten Noordoostpolder en Urk aangemerkt als Belvederegebied. De Noordoostpolder wordt van uitzonderlijk universele betekenis geacht, als duidelijk voorbeeld van een rationeel landschap uit de twintigste eeuw waarin twee voormalige eilanden, Urk en Schokland, als zelfstandige elementen zijn opgenomen. Eind 2009 verliep de geldigheidsduur van de Nota Belvedere. Vanaf 2009 werd Belvedere in het rijksbeleid vervangen door de MoMo (Modernisering Monumentenzorg), die uiteindelijk leidde tot verplichtingen met betrekking tot cultuurhistorie in de ruimtelijke ordening. In de planvorming is hier rekening mee gehouden.

Aan de noordzijde van het plangebied ligt het kanaal de Urkervaart. De Urkervaart loopt vanaf de Zwolse Vaart bij Emmeloord naar Urk. Het Gemaal Vissering pompt het water bij Urk in het IJsselmeer.

Op navolgende kaart is de legger waterlopen weergegeven met de waterlopen gelegen in en om het plangebied. Op de figuur is direct ten noorden van het plangebied de Urkervaart zichtbaar en direct ten westen van het plangebied de Zuidermeertocht. Verder zijn in en rond het plangebied diverse kavelsloten gelegen die voor de aanvoer, afvoer en ontwatering van het gebied zorgen.

De aanwezige kavelsloten zijn afgestemd op het huidige agrarische gebruik van de gronden. Deze kavelsloten staan in open verbinding met de aan het plangebied grenzende Urkervaart. De tochten (hoofdwatergangen) liggen op zo'n 300 m afstand van elkaar. Alle kavels tussen de kavelsloten zijn tweezijdig gedraineerd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0184.BP2016SCH-0101_0005.png"

Figuur 2.3: Oppervlaktewater

2.1.3 Functioneel

Het plangebied wordt momenteel voornamelijk gebruikt als agrarisch productiegebied (akkerbouw) in overeenstemming met het primaire doel waartoe de Noordoostpolder in 1942 is drooggelegd en ingericht. Binnen de grenzen van het plangebied bevinden zich aan de zuid- en de oostzijde agrarische bedrijven en een aantal voormalige landarbeiderswoningen.

2.2 Beschrijving ontwikkeling

2.2.1 Uitgangspunten

Het plan voor Schokkerhoek kan niet vanuit de gedachte van een 'tabula rasa' ontwikkeld worden. Veel omgevingsfactoren hebben een invloed op de ontwikkelingsmogelijkheden binnen het gebied. In hoofdstuk 4 worden de benoemde omgevingsaspecten nader toegelicht. In deze paragraaf worden deze elementen kort beschreven en wordt aangegeven op welke wijze er rekening mee is gehouden.

Landschap en cultuurhistorie; de archeologische waarden van de ondergrond en de kenmerken van de Noordoostpolder

De locatie maakt onderdeel uit van Noordoostpolder. Kenmerkend voor de polder is de openheid met de vergezichten op de omgeving. Andere kenmerken van de locatie zijn de grote (agrarische) kavels met een rationeel slotenpatroon (om de ongeveer 300 meter).

Binnen de locatie is sprake van een verdraaiing in dit slotenpatroon waardoor 2 hoofdrichtingen in het slotenpatroon herkenbaar zijn. Binnen het plangebied zijn een tweetal clusters gelegen die kenmerkend zijn voor de inrichting van de Noordoostpolder. Een cluster is een door houtwallen / erfsingels omringde verzameling van enkele agrarische bedrijven (de woonhuizen met overige opstallen) aangevuld met een rijtje arbeiderswoningen.

Binnen elk cluster is sprake van meerdere, met erfsingels omzoomde kavels. De rationele verschijningsvorm van het landschap en de karakteristieke vorm dient behouden te blijven. Ook vanuit het verhaal van deze plek wordt dit doel nagestreefd. Dit maakt deze locatie uniek en onderscheidend ten opzichte van vergelijkbare grote woningbouwontwikkelingen elders in het land (en Urk). De clusters zijn als plek waardevol om te behouden.

Op enkele plekken in de ondergrond van het plangebied schuilen mogelijk archeologische waarden voortkomend uit de ligging van rivierzandduinen. Deze gronden hebben een hoge archeologische verwachtingswaarde. Deze (mogelijke) rivierzandduinen zijn in feite ophogingen waarop eilanden als Schokland en Urk ontstaan zijn en vormen aanleiding om over de identiteit van het gebied na te denken. De archeologisch waardevoille gebieden zijn beschermd via een dubbelbestemming.

In het plan worden de waardevolle kenmerken en elementen uit het verleden zo veel mogelijk betrokken.

De wegenstructuur van Urk en ontsluiting van Schokkerhoek

Een ontsluiting van een wijk vraagt om een goede inpassing in het bestaande wegennet van de omgeving. Uitgangspunt is dat de wijk goed bereikbaar is voor zowel autoverkeer als het fietsverkeer. Om tot een aantrekkelijke en toekomstige bestendige woonwijk te komen is het nodig dat er een directe oeververbinding komt die de wijk zo dicht mogelijk aansluit bij de kern van Urk.

Directe (fiets-)aansluiting op het bedrijventerrein Zwolschehoek is gewenst om de ontsluiting hiervan tegelijkertijd te verbeteren. Het bedrijfsterrein is momenteel alleen via de Meep (direct) of via de Domineesweg (indirect) verbonden met het (woon)dorp. De ontwikkeling van de nieuwe wijk biedt de mogelijkheid het bedrijfsterrein beter te verbinden met met name de nieuwste woonwijken Oranjewijk en Zeewijk. Hierdoor wordt een groot aantal woonwerk verplaatsingen korter en zal de verkeersintensiteit op de Meep afnemen. Dit komt ten goede aan de verkeersspreiding binnen Urk. Overigens is een rechtstreekse verbinding in het kader van 'Duurzaam veilig' niet mogelijk.

Een uitgangspunt is, dat er geen sprake is van verkeersoverlast in de wijk. Er is sprake van overlast in een woonwijk (door eigen verkeer en/of 'gebiedsvreemd' verkeer) wanneer er verkeersonveilige situaties ontstaan, er

overlast is of de verkeersafwikkeling onvoldoende is.

In verband met een mogelijke overschrijding van de 5 dB-grens (reconstructie) op bestaande woningen aan de Urkerweg, dient de aansluiting van de brug over de Urkervaart zoveel mogelijk westelijk te geschieden.

Door de aansluiting van Schokkerhoek op zowel bedrijventerrein Zwolsehoek (en daarmee de Domineesweg) in het zuiden en de Urkerweg in het noorden, zal er gebiedsvreemd verkeer door het plangebied rijden. Zowel de inrichting van deze wegen (profielen) als het gebruik (intensiteiten en daarmee oversteekbaarheid en veiligheid) dienen 'Urks' te zijn; dienen te passen in het beeld dat op Urk normaal is. Het uitgangspunt is daarom, dat de intensiteiten van dergelijke wegen niet meer mag bedragen dan uit verkeersonderzoek volgt.

Wanneer het verkeer in de toekomst, door de ontwikkeling van Schokkerhoek in combinatie met andere factoren, toeneemt boven deze norm dan zal een alternatieve verkeersafwikkeling noodzakelijk zijn.

Een waardevol instrument hierin kan de aanleg van een randweg zijn, waarbij werkverkeer en woonverkeer meer van elkaar gescheiden wordt. Een dergelijke randweg is geen onderdeel van het plan.

Milieuzonering

Het bedrijventerrein Zwolschehoek is momenteel nog in ontwikkeling. Aan de randen van dit bedrijventerrein zijn, conform het bestemmingsplan, maximaal categorie 3 bedrijven toegestaan. Meer in het centrum hebben de categorie 4 bedrijven ontwikkelruimte gekregen. De percelen van dit bedrijventerrein met name aan de oostzijde zijn nog niet geheel ingevuld. Het bestemmingsplan is echter wel onherroepelijk. Dit betekent dat vanuit planologisch opzicht de ruimtebesteding vastligt en daarmee bepalend is voor nieuwe ontwikkelingen ten oosten van het bedrijventerrein. Bij het opstellen van een 'bestemmingsplan-plus' voor Zwolschehoek ontstaan er, door maatregelen uit de Crisis- en herstelwet, extra mogelijkheden voor zowel Zwolschehoek als het voorliggend plangebied.

Opgemerkt wordt, dat op het adres Griend 9 een illegale puinbreker aanwezig is. Op deze locatie zijn activiteiten tot categorie 3 toegestaan. De puinbreker is een categorie 4.2 activiteit. De gemeente heeft hiervoor een handhavingstraject opgestart.

Aansluitend aan het bedrijventerrein Zwolschehoek ligt een milieucontour waarbinnen op basis van het voorliggend plan alleen woningen en andere milieugevoelige functies uitgevoerd mogen worden als aangetoond wordt dat er sprake is van een goed woon- en leefklimaat. Niet milieugevoelige functies kunnen binnen dit gebied wel gerealiseerd worden, zoals lichte bedrijvigheid, parkeren, ontsluitingswegen en dergelijke. Hierdoor wordt de beschikbare ruimte efficiënt gebruikt. Binnen het terrein zijn alleen nieuwe bedrijfsmatige functies mogelijk die geen grote milieuhindercontour hebben.

In het onderhavige bestemmingsplan wordt ervan uitgegaan dat met het bestemmingsplan-plus voor Zwolschehoek voldoende milieuruimte wordt teruggebracht, zodat er sprake is van een goed woon- en leefklimaat in het plangebied van Schokkerhoek dat nu nog binnen die contouren is gelegen.

Geluidcontouren

In verband met de voorgenomen ontwikkeling en de hieraan gekoppelde ruimtelijke procedure is een akoestisch onderzoek uitgevoerd. In het onderzoek is de geluidbelasting vanwege bestaande en nieuwe wegen op het plangebied alsmede de geluidbelasting vanwege nieuwe wegen op bestaande woningen onderzocht. Ten slotte is er ook gekeken naar de impact van de geluidsbelasting vanuit bestaande bedrijventerreinen op het voorliggende plan.

De ontwikkeling van Schokkerhoek vergroot de verkeersaantrekkende werking van het gebied. Daarnaast wordt er een nieuwe interne weg gerealiseerd voor de ontsluiting van het gebied. Afhankelijk van de situering van de nieuwe ontsluitingsweg ontstaat er een mogelijke overschrijding van 5 dB op een bestaande woning aan de Urkerweg 60. Bij een reconstructie is een overschrijding van de geluidsnormen niet toegestaan. Dit betekent dat de nieuwe ontsluitingsweg zo veel mogelijk westelijk in het nieuwe plangebied gesitueerd dient te worden.

Het bedrijventerrein Zwolschehoek is een niet gezoneerd industrieterrein. Er is in dat geval geen wettelijk kader is om akoestisch onderzoek uit te voeren. In het kader van een goede ruimtelijke ordening is dit onderzoek wel gedaan; daarbij is uitgegaan van een maximale invulling van het vigerende bestemmingsplan Bedrijventerrein. Uit de berekeningsresultaten blijkt, dat de cumulatieve geluidbelasting van het bedrijventerrein en het wegverkeer een aandachtspunt is, met name in voor milieugevoelige functies in het gebied direct ten oosten van het bedrijventerrein. In dat gebied zijn daarom voornamelijk niet milieugevoelige functies als bedrijven en voorzieningen inclusief leisure geprojecteerd. Voor de mogelijkheid om milieugevoelige functies toe te staan wordt verwezen naar de paragraaf over milieuzonering.

Programmatische Aanpak Stikstof (PAS)

De Programmatische Aanpak Stikstof (PAS) is Natura 2000 beleid met als doel de stikstofdepositie in Natura 2000-gebieden te verlagen. Op het grondgebied van Flevoland liggen geen Natura 2000-gebieden die gevoelig zijn voor stikstof. De uitstoot van sikstof in Flevoland komt in de stikstofgevoelige gebieden van met name Overijssel en Friesland terecht. De dichtstbijzijnde Natura 2000-gebieden die gevoelig zijn voor stikstof betreffen onder andere de Wieden en de Weerribben. Momenteel worden aanvullende berekeningen uitgevoerd.

Programma

Bij een bestemmingswijziging dient rekening worden gehouden met de Ladder voor Duurzame Verstedelijking. Dat betekent dat de actuele behoefte aan de ontwikkeling moet worden onderbouwd. Tevens moet worden gemotiveerd waarom er elders binnen bestaand stedelijk gebied daarvoor geen mogelijkheden zijn en geen onaanvaardbare leegstandseffecten zijn te verwachten. Kortom, een duurzame gebiedsontwikkeling.

Vanuit de ladder komt naar voren dat er binnen de planperiode van 20 jaar ruimte is voor de realisatie van 1.410 woningen en maximaal 9 hectare voor centrumvoorzieningen, maatschappelijke voorzieningen, lichte bedrijfs- en woonwerkfuncties en kleinschalige indoor-leisure. Het programma wordt in paragraaf 2.2.2 nader gespecificeerd.

De wateropgave

Het Waterschap Zuiderzeeland geeft aan dat bij plannen groter dan 25 ha zogenaamde maatwerkberekeningen nodig zijn. Op basis van indicatieve berekeningen is de conclusie, dat er voor het hele plangebied ca. 2,5 ha open water moet worden gerealiseerd. Op dit moment is er in het noordelijk gedeelte van het plangebied 5 hectare water geprojecteerd. Mogelijk dat het surplus kan worden 'meegenomen' in toekomstige planontwikkelingen. De huidige oostelijke gelegen watergang dient op de Urkervaart blijvend af te wateren. De aanleg van de nieuwe brug geeft aan de oostkant beperkingen op de vaarroute rondom het geplande eiland.

2.2.2 Functioneel

In het plangebied Schokkerhoek wordt ruimte geboden voor de realisatie van 1.410 woningen en maximaal 9 hectare voor centrumvoorzieningen, maatschappelijke voorzieningen, lichte bedrijfs- en woonwerkfuncties en kleinschalige indoor-leisure in een gemengde zone. Zowel de woningen als de (werk)voorzieningen richten zicht op de lokale markt. Het programma is hieronder nader gespecificeerd.

Woningen

Er wordt op basis van het onderzoek, dat is uitgevoerd in het kader van de Ladder voor Duurzame Verstedelijking in eerste instantie uitgegaan van maximaal 1.410 woningen in het gehele plangebied dat de komende 20 jaar wordt gerealiseerd. Er is een gedifferentieerd woningbouwprogramma voorzien, zodat alle doelgroepen op de woningmarkt de komende jaren kunnen worden bediend. Het plan omvat de realisatie van grondgebonden woningen (rij/hoek, twee-onder-een-kap en vrijstaande woningen) en gestapelde woningen. Er is ook aandacht voor woningen geschikt voor ouderen. Er worden zowel huur- als koopwoningen gerealiseerd. Indien er meer woningen worden gebouwd dan 1.410 dan is dat alleen mogelijk indien de behoefte met onderzoek wordt aangetoond en gemotiveerd wordt dat dit niet leidt tot overprogrammering en daarmee samenhangende leegstand.

Maatschappelijke voorzieningen

Onder ‘maatschappelijk’ wordt een brede mix van functies verstaan. Het betreft circa 1,5 ha aan functies zoals twee basisscholen, een kerk, buitenschoolse opvang en een wijkgebouw. Een wijkgebouw is een plek waar verschillende wijkverzorgende functies terecht kunnen en dito activiteiten worden georganiseerd. Denk daarbij bijvoorbeeld aan kleinschalige ruimteverhuur, een jeugdcentrum, een steunpunt, een centrum voor jeugd en gezin, de GGD, etc. Een wijkcentrum functioneert als ontmoetingsplek.

Kleinschalige indoor-leisure

Diverse voorzieningen (circa 1 a 1,5 ha), bestaande uit een brede mix van functies als bowlingcentrum, fitnesscentrum, museum, poolcentrum, sauna en wellness.

Centrumvoorzieningen

Bij centrumvoorzieningen wordt uitgegaan van detailhandelsbedrijven, zoals een versmarkt, een bakker en voorzieningen als een kapper en kleinschalige horeca. Het gaat dan om niets groter dan een café, viskraam of snackbar; geen restaurant of hotel bijvoorbeeld. Een supermarkt is uitsluitend toegestaan, mits er sprake is van een verplaatsing van een bestaande supermarkt.

Lichte bedrijfs- en woonwerkfuncties

Er is circa 5 à 6 ha aan lichte bedrijfs- en woonwerkfuncties voorzien. Hieronder worden functies verstaan als bedrijven in milieucategorie 1-2 (circa 2 ha), woonwerk-units (circa 2 à 3 ha) en een ABC-verkooppunt. Onder een ABC-verkooppunt wordt perifere (zie lid 1.52 van de planregels) en grootschalige detailhandel (zie lid 1.37 van de planregels) verstaan (circa 2 ha).

2.2.3 Ruimtelijk

Voor Schokkerhoek is een stedenbouwkundig ontwerp opgesteld, dat is weergegeven in figuur 2.4. Het plan is gedeeltelijk uitgewerkt in een gedetailleerde verkaveling (noordelijk deel) en deels globaal van aard (zuidelijk deel).

afbeelding "i_NL.IMRO.0184.BP2016SCH-0101_0006.png"

Figuur 2.4: Stedenbouwkundig ontwerp

In het stedenbouwkundig plan zijn de centrumvoorzieningen in het westelijk deel het plangebied gesitueerd. De kleinschalige indoor-leisure, maatschappelijke voorzieningen en lichte bedrijfs- en woonwerkfuncties zijn geprojecteerd in een gemengde zone die ten westen van de nieuwe ontsluitingsweg ligt. De woningen worden verspreid en voor wat betreft het zuidelijk deel in een 'lobbenstructuur' over het gebied gesitueerd. Aan de noordzijde waar een wooneiland wordt aangelegd is ook ruimte voor waterwonen.

Verkeer

Een interne gebiedsontsluitingsweg (deels 50 km/uur en deels 30 km/uur) scheidt de kern van Schokkerhoek van de buitenranden. Aan de noordwestzijde van het plangebied wordt een ontsluitingsweg gerealiseerd, die in het noorden aansluit op de Urkerweg (N351) en in het westen op de bestaande infrastructuur van het bedrijventerrein Zwolschehoek. Daarnaast wordt een nieuwe ontsluitingsweg aangelegd die uitmondt op de Domineesweg.

Parkeren

Ten aanzien van parkeren wordt specifiek voor Schokkerhoek nieuw beleid opgesteld in de vorm van een beleidsregel Parkeren.

Water

Aan de noordzijde en westzijde van het plangebied zijn grote nieuwe waterpartijen voorzien. Deze waterpartijen worden bij de start van de realisatie van het plan aangelegd. De nieuwe watervoerende waterpartijen en watergangen krijgen conform de richtlijnen van het waterschap Zuiderzeeland een waterdiepte bij streefpeil van 1,2 m. Indien het oppervlaktewater rondom het eiland aan de noordzijde bevaarbaar moet zijn, dient het een waterdiepte bij streefpeil van 1,5 m te hebben.

Per fase dient het landbouwgebied (ten noorden van de Domineesweg), dat afwatert via de kavelsloten in het plangebied richting de Urkervaart te kunnen blijven afwateren en ontwateren. In fase 1 (noordelijk deel) is een nieuwe watergang voorzien waarop de kavelsloten worden aangesloten en afwateren. Per vervolgfase blijft dit gewaarborgd door dit in een uitwerkingsplan uit te werken. In de waterparagraaf (paragraaf 4.13) is dit verder toegelicht.

Groen

De groenstructuur in het plangebied wordt ten eerste gevormd door bomenrijen (gedeeltelijk aan weerszijden) langs de nieuwe ontsluitingsweg. Het centrumvoorzieningengebied krijgt een groene omzoming, net als het woongebied aan de oostkant. Het gebied wordt vanaf het centumvoorzieningengebied in oostwestelijke richting doorsneden door een groen-waterstructuur.

2.2.4 Impressie

In figuur 2.5 is een impressie van het plangebied gegeven, waarbij de onderscheiden woonmilieus en unieke kwaliteiten schematisch zijn aangegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0184.BP2016SCH-0101_0007.png"

Figuur 2.5: Impressie Schokkerhoek

In figuur 2.6 is een aanzet tot de verkaveling van de eerste fase van het woongebied weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0184.BP2016SCH-0101_0008.png"

Figuur 2.6: Aanzet woonverkaveling

Figuur 2.7 geeft een impressie van het wonen op het eiland gelegen aan de noordkant van de eerste fase.

afbeelding "i_NL.IMRO.0184.BP2016SCH-0101_0009.png"

Figuur 2.7: Impressie wonen op het eiland.

afbeelding "i_NL.IMRO.0184.BP2016SCH-0101_0010.png"

Figuur 2.8: Wonen in het centrum

In bovenstaande figuur is een impressie gegeven van het wonen in het centrum van Schokkerhoek. Kernbegrippen hierbij zijn 'gevoel van wonen in het Oude dorp', 'kleine straten', de auto slim uit het zicht' en 'pleintjes om op te spelen'.

Tot slot wordt in figuur 2.9 een beeld gegeven van het wonen en voorzieningen in de (groene) clusters.

afbeelding "i_NL.IMRO.0184.BP2016SCH-0101_0011.png"

Figuur 2.9: Wonen en voorzieningen in de (groene) clusters

2.2.5 Beeldkwaliteit

Er wordt per fase een beeldkwaliteitsplan (BKP) opgesteld. Het BKP is een aanvulling op de regels van het bestemmingsplan ten aanzien van beeldaspecten en materiaalgebruik. Het beeldkwaliteitsplan wordt vastgesteld als aanvulling op de welstandsnota. Het BKP doorloopt een zelfstandige procedure, los van het bestemmingsplan. Het BKP voor de eerste fase wordt als Beeldkwaliteit gekoppeld aan onderhavig bestemmingsplan. De verwijzing naar de beleidsregel Beeldkwaliteit wordt in het ontwerpbestemmingsplan in de regels opgenomen.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Rijksbeleid

3.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (2012)

Per 1 juli 2008 is de Wet ruimtelijke ordening (Wro) in werking getreden. Een van de centrale uitgangspunten is de scheiding tussen beleid en normstelling. Het beleid wordt in eerste aanzet vormgegeven in een structuurvisie en is juridisch alleen nog bindend voor de rijksoverheid. Naast integraal planologisch beleid, kunnen bij Algemene Maatregel van Bestuur regels worden gesteld omtrent onder andere bestemmingsplannen. De algemene regels bewerkstelligen, dat nationale ruimtelijke belangen doorwerken tot op lokaal niveau, in die zin, dat respectievelijk provinciale inpassingsplannen en gemeentelijke bestemmingsplannen daarop moeten worden afgestemd.

De kaders van het rijksbeleid zijn opgenomen in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) die op 13 maart 2012 door de Minister van I&M is vastgesteld. Deze structuurvisie vervangt de Nota Ruimte en heeft als credo 'Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig'. In de SVIR zijn de volgende 13 nationale belangen gedefinieerd:

In de structuurvisie schetst het Rijk de ambities voor concurrentiekracht, bereikbaarheid, leefbaarheid en veiligheid tot 2040 (lange termijn) en doelen, belangen en opgaven tot 2028 (middellange termijn). De centrale visie wordt uiteengezet in drie hoofddoelstellingen voor de middellange termijn (2028), namelijk “concurrerend, bereikbaar en leefbaar&veilig”. Voor de drie rijksdoelen zijn de onderwerpen van nationaal belang benoemd waarmee het Rijk aangeeft waarvoor het verantwoordelijk is en waarop het resultaten wil boeken. De 13 nationale belangen zijn:

  • nationaal belang 1: een excellent en internationaal bereikbaar vestigingsklimaat in de stedelijke regio's met een concentratie van topsectoren;
  • nationaal belang 2: ruimte voor het hoofdnetwerk voor (duurzame) energievoorziening en de energietransitie;
  • nationaal belang 3: ruimte voor het hoofdnetwerk voor vervoer van (gevaarlijke) stoffen via buisleidingen;
  • nationaal belang 4: efficiënt gebruik van de ondergrond.
  • nationaal belang 5: een robuust hoofdnetwerk van weg, spoor en vaarwegen rondom en tussen de belangrijkste stedelijke regio?s inclusief de achterlandverbindingen;
  • nationaal belang 6: betere benutting van de capaciteit van het bestaande mobiliteitssysteem van weg, spoor en vaarwegen;
  • nationaal belang 7: het instandhouden van de hoofdnetwerken van weg, spoor en vaarwegen om het functioneren van de netwerken te waarborgen.
  • nationaal belang 8: verbeteren van de milieukwaliteit (lucht, bodem, water) en bescherming tegen geluidsoverlast en externe veiligheidsrisico's;
  • nationaal belang 9: ruimte voor waterveiligheid, een duurzame zoetwatervoorziening en klimaatbestendige stedelijke (her) ontwikkeling;
  • nationaal belang 10: ruimte voor behoud en versterking van (inter)nationale unieke cultuurhistorische en natuurlijke kwaliteiten;
  • nationaal belang 11: ruimte voor een nationaal netwerk van natuur voor het overleven en ontwikkelen van flora- en faunasoorten;
  • nationaal belang 12: ruimte voor militaire terreinen en activiteiten.
  • nationaal belang 13: zorgvuldige afwegingen en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke plannen.

De belangrijkste nationale belangen die gevolgen hebben voor dit bestemmingsplan zijn:

  • nationaal belang 10: Ruimte voor behoud en versterking van unieke cultuurhistorische en natuurlijke kwaliteiten.

Er wordt een dubbelbestemming opgenomen voor gebieden met een hoge archeologische verwachtingswaarde, die nog niet rechtstreeks via de Monumentenwet worden beschermd.

  • nationaal belang 11: Ruimte voor een nationaal netwerk van natuur voor het overleven en ontwikkelen van flora- en faunasoorten.

De natuur in het Natuurnetwerk Nederland (NNN) blijft goed beschermd met een 'nee, tenzij'-regime. Binnen het NNN zijn nieuwe projecten, plannen en handelingen met een significant negatief effect op de wezenlijke kenmerken en waarden van het NNN niet toegestaan, tenzij er sprake is van een groot openbaar belang en reële alternatieven ontbreken. De flexibiliteit in begrenzing en de mogelijkheden om ontwikkelingen toe te staan, die in het beleidskader Spelregels EHS zijn uitgewerkt en ook voor het NNN gelden, blijven overeind. De NNN is nader uitgewerkt in het provinciale beleid (Verordening voor de fysieke leefomgeving 2012 - Ecologische hoofdstructuur).

  • nationaal belang 13: een zorgvuldige afweging van belangen en een transparante besluitvorming. Gezien de uitgebreide onderzoeken die zijn uitgevoerd ter onderbouwing en motvatie van het stedenbouwkunidg ontwerp en het programma en het doorlopen van de bestemmingsplanprocedure met de bijbehorende rechtsbescherming kan worden gesteld, dat voldaan wordt aan dit nationale belang.
3.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) 2011

Kern van de Wro is dat alle overheden hun ruimtelijke belangen vóóraf kenbaar maken en aangeven langs welke weg zij die belangen denken te realiseren. Het rijk en provincies bemoeien zich voortaan uitsluitend met wat daadwerkelijk van nationaal respectievelijk van provinciaal belang is. Ook moeten rijk en provincies duidelijk maken of de borging van een belang gevolgen heeft voor ruimtelijke besluitvorming door provincies en gemeenten.

Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) is 17 december 2011 in werking getreden en heeft als doel om vanuit een concreet nationaal belang een goede ruimtelijke ordening te bevorderen. De AMvB is het inhoudelijke beleidskader van het rijk waaraan bestemmingsplannen van gemeenten moeten voldoen. Dat betekent dat de AMvB regels geeft over bestemmingen en het gebruik van gronden en zich primair richt tot de gemeente. Daarnaast kan zij aan de gemeente opdragen in de toelichting bij een bestemmingsplan bepaalde zaken uitdrukkelijk te motiveren.

De algemene regels bewerkstelligen dat nationale ruimtelijke belangen doorwerken tot op lokaal niveau. Inhoudelijk gaat het om nationale belangen die samenhangen met het beschermen van ruimtelijke functies, zoals natuur in het Natuurnetwerk Nederland (NNN), of met het vrijwaren van functies.

Niet alle nationale ruimtelijke belangen staan in het Barro. Het besluit bevat alleen die nationale ruimtelijke belangen, die via het stellen van regels aan de inhoud of toelichting van bestemmingsplannen (of daarmee vergelijkbare besluiten) beschermd kunnen worden. Belangen waarvoor regels zijn opgenomen zijn onder andere grote rivieren, defensie, waterkeringen, ecologische hoofdstructuur en erfgoederen.

Vanuit het Barro gelden er geen specifieke regels voor het plangebied.

3.1.3 Ladder voor Duurzame Verstedelijking

In de SVIR is de Ladder voor Duurzame Verstedelijking (LDV) geïntroduceerd. Deze ladder is per 1 oktober 2012 als motiveringseis in het Besluit ruimtelijke ordening opgenomen. De Ladder voor Duurzame Verstedelijking dient ter ondersteuning van provincies en gemeenten in vraaggerichte programmering van hun grondgebied, het voorkomen van overprogrammering en de keuzes die daaruit volgen.

De "Ladder" heeft tot doel een goede ruimtelijke ordening door een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden. Deze beoogt daarbij een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten.

De Ladder van Duurzame Ontwikkeling vraagt van gemeenten bij nieuwe ontwikkelingen eerst naar herstructurering binnen of aan de rand van het bestaande stedelijk gebied te kijken, voordat een nieuwe perifere locatie wordt overwogen. Op deze wijze wordt een duurzame structuur met een beperkt aantal sterke locaties nagestreefd, wordt leegstand tegengegaan en wordt zuinig omgegaan met de schaarse ruimte.

In het kader hiervan, dient de gemeente nieuwe stedelijke ontwikkeling te motiveren met drie opeenvolgende stappen. De stappen bewerkstelligen, dat de wens om een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk te maken, nadrukkelijk wordt gemotiveerd en afgewogen met oog voor (1) de ruimtevraag, (2) de beschikbare ruimte binnen binnenstedelijk gebied en (3) de gevolgen voor de ontwikkeling van de omgeving waarin het gebied ligt. De stappen schrijven geen vooraf bepaald resultaat voor, omdat het optimale resultaat moet worden beoordeeld door het bevoegd gezag dat de regionale en lokale omstandigheden kent. Dit gezag draagt de verantwoordelijkheid voor de ruimtelijke afweging over die ontwikkeling.

Artikel 3.1.6 lid 2 Bro bepaalt dat “De toelichting bij een bestemmingsplan, dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, voldoet aan de volgende voorwaarden:

  • 1. er wordt beschreven dat de voorgenomen stedelijke ontwikkeling voorziet in een actuele regionale behoefte;
  • 2. indien uit de beschrijving, bedoeld in onderdeel 1, blijkt dat sprake is van een actuele regionale behoefte, wordt beschreven in hoeverre in die behoefte binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan worden voorzien door benutting van beschikbare gronden door herstructurering, transformatie of anderszins, en;
  • 3. indien uit de beschrijving, bedoeld in onderdeel 2, blijkt dat de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan plaatsvinden, wordt beschreven in hoeverre wordt voorzien in die behoefte op locaties die, gebruikmakend van verschillende middelen van vervoer, passend ontsloten zijn of als zodanig worden ontwikkeld."

Eerst wordt bepaald of er sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling. Hierbij wordt in acht genomen, dat er sprake is van een moederplan met een uitwerkingplicht.

Of het plan als een ‘nieuwe stedelijke ontwikkeling’ moet worden beschouwd en dat de ladder expliciet van toepassing is, is op dit moment niet met zekerheid vast te stellen. Dat neemt echter niet weg dat, mocht de ontwikkeling formeel niet Ladder-plichtig zijn, er wel een goede motivering noodzakelijk is in het kader van de vereiste goede ruimtelijke ordening (Wro 3.1 eerste lid) en uitvoerbaarheid (Wro 3.1 eerste lid; Wabo 2.22 zesde lid). Hierbij spelen aspecten van nut, noodzaak en uitvoerbaarheid een wezenlijke rol. Dit zijn elementen die zeer samenhangen met de Ladder.

In het kader van een goede ruimtelijke ordening zijn de stappen van de ladder doorlopen, waarbij gebruik is gemaakt van het rapport Laddertoets Schokkerhoek (STEC Group, 2016). Dit rapport is nog niet definitief. Het rapport wordt nog nader genuanceerd en wordt bij het ontwerpbestemmingsplan bijgevoegd. In dit plan worden de eerste bevindingen van het onderzoek gepresenteerd.

Stap 1: Actuele regionale behoefte

In het plangebied Schokkerhoek wordt ruimte geboden voor de realisatie van circa 1.400 woningen en maximaal 9 hectare voor centrumvoorzieningen, kleinschalige indoor-leisure, maatschappelijke voorzieningen en lichte bedrijfs- en woonwerkfuncties in een gemengde zone, zoals nader beschreven in paragraaf 2.2.2.

Uit het rapport Laddertoets Schokkerhoek (STEC Group, 2016), volgt, dat er sprake is van een actuele regionale behoefte. Hierbij geldt dat is gemotiveerd dat de primaire marktregio voor de beoogde functies de gemeente Urk omvat. Het plan heeft geen negatief (leegstands)effect op locaties in de omliggende regio. In de planregels is geborgd, dat de functies die zijn toegestaan qua omvang beperkt zijn tot functies met een lokale markt; een en ander conform het onderzoek. Het programma wordt met de regio besproken.

Stap 2: Binnen bestaand stedelijk gebied

Bij het bepalen van de behoefte aan de beoogde functies is rekening gehouden met de planologische capaciteit die de vigerende bestemmingsplannen biedt aan die functies. Geconcludeerd wordt in het geoemde ladderonderzoek, dat de actuele behoefte naar de in dit plan voorziene functies niet kunnen worden gefaciliteerd in bestaand stedelijk gebied.

Stap 3: Passend ontsloten

Het plan is voor de beoogde functies passend ontsloten. Het plangebied is mede als gevolg van de geprojecteerde nieuwe brug over de Urkervaart uitstekend bereikbaar per auto en langzaam verkeer. Voor de bewoners is het centrum van Urk daardoor ook prima bereikbaar met de fiets. De voorzieningen van Schokkerhoek zijn met name georiënteerd op de wijk zelf. Gezien het compacte karakter van de wijk zijn de voorzieningen voor de bewoners goed bereikbaar, zowel voor langzaam verkeer als met de auto. Wat het openbaar vervoer betreft geldt dat Urk via het streekvervoer bereikbaar is via lijn 141 Kampen - Urk en lijn 641 (traject Urk-Emmeloord-Kampen-Zwolle). Er is een bushalte bij Urkerweg 60 bij de geprojecteerde nieuwe brug en bushalte Marsdiep op het bedrijventerrein Zwolschehoek. De bereikbaarheid van deze haltes vanuit het plangebied is vergelijkbaar met de bereikbaarheid van bushaltes uit andere woonwijken in Urk.

Tot slot

Opgemerkt wordt dat het in het voornemen ligt het Bro voor wat betreft de 'ladder' begin 2017 aan te passen. Het is de verwachting, dat het bij die wijziging van de 'ladder' mogelijk wordt, dat bij een uitwerkingsplicht plan de behoefte wordt aangetoond bij het opstellen van het uitwerkingsplan. Het ligt in het voornemen onderhavig bestemmingsplan in het voorjaar van 2017 ter vaststelling aan te bieden. Voor realisatie van het plan geldt een 20-jaarstermijn. Conform het Ladderonderzoek is voor die periode een behoefte aangetoond van 1.410 woningen. Om de realisatie van meer dan 1.410 woningen mogelijk te maken is in de planregels (lid 23.3.1) opgenomen, dat dat mogelijk is, wanneer bij het opstellen van het uitwerkingsplan die behoefte wordt aangetoond en dat dit geen overprogrammering / leegstand in de regio tot gevolg heeft.

3.2 Provinciaal en regionaal beleid

3.2.1 Omgevingsplan Flevoland 2006

Op 2 november 2006 is het Omgevingsplan Flevoland 2006 vastgesteld. Het Omgevingsplan bevat het integrale omgevingsbeleid van de provincie voor de periode van 2006 tot 2015, met een doorkijk naar 2030. Het Omgevingsplan valt onder het overgangsrecht van de Wro. Dit wil zeggen dat het Omgevingsplan sinds 1 juli 2008 automatisch de status van structuurvisie heeft gekregen.

Ontwikkelingsvisie

Het verstedelijkingsbeleid in Flevoland (zie figuur 3.1) is gericht op de versterking van de bestaande steden en dorpen. Mede gezien de gewenste bundeling van de verstedelijking langs de hoofdinfrastructuur ligt de nadruk van verdere stedelijke ontwikkelingen op Almere en vervolgens op Lelystad. Dronten en Emmeloord, die aan één van de beide ontwikkelingsassen liggen, hebben een kleinere opvangtaak. De overige kernen in Flevoland voorzien primair in de opvang van de eigen woningbehoefte. Realisatie van verstedelijking is primair een gemeentelijke taak. Provinciale aandacht is nodig voor de onderlinge afstemming tussen gemeenten over de omvang en de zoekrichting van de reservering van ruimte voor stedelijke ontwikkeling. In het omgevingsplan is een uitbreiding in zuidoostelijke richting aangegeven voor Urk.
afbeelding "i_NL.IMRO.0184.BP2016SCH-0101_0012.png"

Figuur 3.1: Uitsnede Ontwikkelingsvisie 2030 van het Omgevingsplan Flevoland 2006

De beoogde groei van de gemeente Urk liggen binnen de marges van het provinciale beleid. Aan de oostzijde van het bestaande bebouwde gebied is daarvoor voldoende ruimte beschikbaar. Zo nodig kan uitbreiding van Urk in zuidelijke richting plaatsvinden. De provincie gaat er voorshands vanuit dat de ruimte die nodig is voor bedrijvigheid gevonden kan worden binnen de begrenzing stedelijk gebied tot 2015, maar is zich ervan bewust dat Urk de mogelijkheden voor bedrijvigheid ten zuiden van de Domineesweg wil bezien.

Het provinciale bundelingsbeleid is gebaseerd op een aantal algemene principes:

  • De specifieke ruimtelijke kenmerken van steden en dorpen worden benut door behoud en versterking van de kwaliteit van die kenmerken;
  • Bij stedelijke uitbreiding moet worden aangesloten bij bestaande ruimtelijke structuren, zodat de vitaliteit van de kernen wordt ondersteund;
  • Nieuwe solitaire clusters van bebouwing buiten de aangegeven stedelijke gebieden worden in principe uitgesloten;
  • Infrastructuur wordt zo gebundeld dat versnippering van ruimtelijke eenheden wordt voorkomen en geen omvangrijke barrières in stedelijke en ecologisch waardevolle gebieden ontstaan.
  • De omvang van nieuwe ruimte voor wonen, werken en voorzieningen moet in verhouding staan tot de grootte van de kern en de positie ervan in de stedelijke en groen-blauwe hoofdstructuur.

afbeelding "i_NL.IMRO.0184.BP2016SCH-0101_0013.png" afbeelding "i_NL.IMRO.0184.BP2016SCH-0101_0014.png"

Figuur 3.2: Uitsnede Figuur 11 Omgevingsplan Flevoland

Het bestemmingsplan past binnen deze principes en is hierdoor in overeen- stemming met het provinciaal beleid.

Ecologische Hoofdstructuur (nu: Natuurnetwerk Nederland)

De Urkervaart maakt onderdeel uit van het Natuurnetwerk Nederland (voorheen EHS).

De natuur in het Natuurnetwerk Nederland (NNN) blijft goed beschermd met een 'nee, tenzij'-regime. Binnen het NNN zijn nieuwe projecten, plannen en handelingen met een significant negatief effect op de wezenlijke kenmerken en waarden van het NNN niet toegestaan, tenzij er sprake is van een groot openbaar belang en reële alternatieven ontbreken. De flexibiliteit in begrenzing en de mogelijkheden om ontwikkelingen toe te staan, die in het beleidskader Spelregels EHS zijn uitgewerkt en ook voor het NNN gelden, blijven overeind. De NNN is nader uitgewerkt in het provinciale beleid (Verordening voor de fysieke leefomgeving 2012 - Ecologische hoofdstructuur). De gevolgen voor de NNN zijn onderzocht, zie paragraaf 4.8.

Aardkundige waarden

De gehele zuidvleugel van de Noordoostpolder is aangemerkt als aardkundig waardevol gebied. Naast oude menselijke sporen bevinden zich in de ondergrond van Flevoland ook sporen van vroegere landschappen. Elementen als oude geulsystemen en rivierduinen, zeldzame veenresten en zeer oude bodems vormen onderdelen van deze zeer oude, fossiele landschappen. Uit deze aardkundige elementen is de ontstaansgeschiedenis van de Flevolandse ondergrond af te lezen. Bescherming van de aardkundige waarden in de aardkundig waardevolle gebieden is geregeld via vergunningverlening in het kader van de Ontgrondingenwet, conform het toetsingskader in de beleidsregel vergunningverlening milieuwetgeving. Bij ontgrondingen in deze gebieden die vergunningplichtig zijn wordt speciale aandacht geschonken aan de effecten op de aardkundige waarden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0184.BP2016SCH-0101_0015.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0184.BP2016SCH-0101_0016.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0184.BP2016SCH-0101_0017.png"

Figuur 3.3: Uitsnede figuur 21 Aardkundig waardevol gebied

In figuur 3.3 is de globale begrenzing van aardkundig waardevolle gebieden weergegeven. Hierbinnen zijn sterlocaties aangegeven waar de waarden het hoogst zijn vanwege o.a. gaafheid, zeldzaamheid en combinatie met archeologische en landschappelijke waarden. In de provinciale archeologische en aardkundige kerngebieden (PArK’en) worden de aardkundige waarden, in combinatie met archeologische waarden, beschermd via de Verordening voor de fysieke leefomgeving. In deze gebieden zijn vrijwel alle ontgrondingen vergunningplichtig en worden zij getoetst op de effecten op de aardkundige en archeologische waarden. Bescherming van de aardkundige waarden in de overige aardkundig waardevolle gebieden (figuur 3.3) is geregeld via vergunningverlening in het kader van de Ontgrondingenwet, conform het toetsingskader in de beleidsregel vergunningverlening milieuwetgeving. Bij ontgrondingen in deze gebieden die vergunningplichtig zijn wordt speciale aandacht geschonken aan de effecten op de aardkundige waarden.

Er zijn vier PArK'en, te weten: Rivierduingebied Swifterbant, Unesco-monument Schokland, Urk en omgeving en Omgeving Kuinderschans en Kuinderburchten. De provincie richt zich in PArK'en op de ontsluiting en integrale instandhouding van de archeologische waarden in samenhang met aardkundige en landschappelijke waarden. Dit betekent dat archeologische waarden in PArK'en in principe niet mogen worden geroerd. Aanvullend hierop en voor zover noodzakelijk en mogelijk, nemen de provincie en gebiedspartners in PArK'en maatregelen om de achteruitgang in kwaliteit van archeologische waarden, als gevolg van bijvoorbeeld verdroging en verzuring, te stoppen dan wel te vertragen. Het plangebied is niet aangeduid als PArK-gebied. Het plangebied ligt buiten het PArKgebied Urk en omgeving.

3.2.2 Verordening voor de fysieke leefomgeving Flevoland

Deze verordening is een juridische vertaling van het beleid op provinciaal niveau. In de verordening is een aantal regels opgenomen met betrekking tot belangrijke ruimtelijke elementen die een doorwerking hebben in het bestemmingsplan. Voor het plangebied zijn de volgende aspecten relevant en deze hebben dan ook een doorwerking in het bestemmingsplan gekregen:

Natuurnetwerk Nederland (voorheen Ecologische Hoofdstructuur): 

De Urkervaart maakt onderdeel uit van het Natuurnetwerk Nederland. Het NNN wordt overgenomen in het bestemmingsplan en planologisch beschermd, conform de Verordening voor de fysieke leefomgeving Flevoland 2012 - Ecologische Hoofdstructuur, vastgesteld op 5 juni 2013.

afbeelding "i_NL.IMRO.0184.BP2016SCH-0101_0018.png"

Figuur 3.4: Natuurnetwerk Nederland

Met ingang van 1 maart 2015 is de tweede wijziging van de Verordening voor de fysieke leefomgeving Flevoland 2012 in werking getreden. Deze wijziging omvat regels voor ruimtelijke ontwikkelingen ten aanzien van de opsporing en winning van onconventionele delfstoffen en betreft een aanpassing vanwege de Waterwet en waterveiligheidsbeleid. Deze wijziging heeft geen invloed op het plangebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0184.BP2016SCH-0101_0019.png"

Figuur 3.5: Vaarwegen in beheer bij de provincie.

Vaarwegen in beheer van provincie Flevoland

De Urkervaart is in beheer van de provincie. Tussen provincie en gemeente heeft afstemming plaatsgevonden over de locatie van de te realiseren brug over de Urkervaart.

Wegen in beheer van provincie Flevoland

De Domineesweg en Urkerweg zijn in beheer bij de provincie. Tussen provincie en gemeente vindt afstemming plaats over de aansluitingen van het onderliggend wegennet op de provinciale wegen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0184.BP2016SCH-0101_0020.png"

Figuur 3.6: Wegen in beheer bij de provincie.

3.2.3 RO Visie Werklocaties Flevoland

In de RO Visie Werklocaties, die 28 juni 2016 is vastgesteld, staat beschreven wat nodig is om te komen tot sterke werklocaties met toekomstwaarde in de provincie Flevoland. Belangrijkste reden voor deze visie is, dat er sprake is van een nieuwe realiteit: de afgelopen decennia is Flevoland sterk gegroeid. In de toekomst is de vraag echter minder groot dan in de vorige Visie Werklocaties Flevoland werd verwacht. Daarnaast is er sprake van een kwalitatief andere vraag. Hierdoor beantwoordt het aanbod van nu regelmatig niet meer aan de vraag van vandaag en morgen. Met de nieuw Visie Werklocaties Flevoland wordt ingespeeld op deze nieuwe realiteit.

In het voorliggend bestemmingsplan wordt in de geest van de RO Visie werklocaties gehandeld, onder andere door rekening te houden met de Ladder Duurzame Verstedelijking (zie paragraaf 3.1.3) en de aandachtspunten, kansen en karakteristieken van Urk; de zogenaamde couleur locale.

3.2.4 Partiële herziening Omgevingsplan Flevoland Water 2015

Het Omgevingsplan Flevoland is op 2 november 2006 vastgesteld. Het Omgevingsplan omvat vier wettelijke plannen met een strategisch karakter: Structuurvisie, Milieubeleidsplan, Regionaal Waterplan en Verkeer- en vervoersplan. Op 12 november 2009 is de eerste Partiële Herziening Water door Provinciale Staten vastgesteld. Hierbij is de Kaderrichtlijn water geïmplementeerd en een kader voor de wateropgave gegeven.

Door de voorgenomen verandering in het landelijke stelsel van het omgevingsrecht (Omgevingswet) is afgezien van het opstellen van een nieuw integraal Omgevingsplan. Besloten is op onderdelen waar dat nodig is een gedeeltelijke herziening of structuurvisie op te stellen. Voor water is in dat kader in december 2015 de Partiële herziening Omgevingsplan Water 2015 vastgesteld.

Er zijn meerdere aanleidingen om de wateronderdelen van het Omgevingsplan te herzien. Conform de Waterwet moet het regionaal waterplan Flevoland elke zes jaar herzien worden. Ook het Bestuursakkoord Water en het Deltaprogramma vormen aanleiding om het beleid te herformuleren. De achterliggende visie en hoofdlijnen blijven ongewijzigd en zijn in lijn met de vigerende Flevolandse ontwikkelingsvisie 2030.

De partiële herziening bevat een groot aantal onderwerpen zonder beleidswijzigingen (grondwater en drinkwater) of die alleen technische wijzigingen hebben ondergaan als gevolg van aanpassing van wet- en regelgeving of landelijke richtlijnen (primaire waterkeringen, Kaderrichtlijn Water, bodemenergiesystemen).

Ook bevat de partiële herziening Omgevingsplan aangepaste teksten naar aanleiding van recent door Provinciale Staten geactualiseerd beleid (Deltaprogramma, buitendijkse waterveiligheid en Knardijk). Tenslotte bevat de herziening enkele voorgestelde nieuwe beleidsaanpassingen. Deze betreffen de wateropgave, waterkwaliteitsdoelen voor overige wateren en de rol van de provincie.

Het plangebied kent de volgende aanduiding:

  • Stedelijk Water: risico slechte waterkwaliteit bij verstedelijking.

Op dit aspect wordt nader ingegaan in paragraaf 4.13.

3.3 Gemeentelijk beleid

3.3.1 Structuurvisie Urk 2035+

De Structuurvisie Urk 2025+ (opgesteld in het jaar 2003) en het Masterplan 'Hart van Urk' voldeden niet langer aan de vereisten van de Wet ruimtelijke ordening (Wro). Daarom heeft de gemeente een herziene Structuurvisie, i.c. de Structuurvisie 2035+, opgesteld. Deze structuurvisie is op 25 september 2014 vastgesteld.

Binnen de Structuurvisie wordt aangegeven hoe de gemeente de komende jaren haar ruimtelijke beleid vorm en inhoud zal geven. De Structuurvisie geeft een ruimtelijk en realistisch beeld van de verwachte en wenselijke ontwikkelingen en de daarbij behorende randvoorwaarden. Op deze wijze wordt er op het hoogste abstractieniveau afstemming aangebracht binnen het ruimtelijke beleid.

afbeelding "i_NL.IMRO.0184.BP2016SCH-0101_0021.png"

Figuur 3.7: Structuurvisie Urk 2035+

Structuurbeeld Urk 2035+

Op het kaartbeeld 2035 is ten aanzien van het plangebied een aantal gewenste ontwikkelingen voorzien (Wonen/voorzieningen, uitbreiding toekomst; Bedrijven, uitbreiding toekomst).

De ruimtelijke kwaliteit is gerelateerd aan de gebruikswaarde, belevingswaarde en toekomstwaarde van de omgeving. De waarde van de ruimtelijke omgeving wordt met name bepaald door de beleving die burgers, bezoekers en andere doelgroepen ervaren. Het aspect ruimtelijke kwaliteit betreft niet alleen de beleving, maar stelt ook eisen aan de soort functie, locatie en de gewenste manier van vormgeving. Een brede gebiedsgerichte benadering is noodzakelijk om het aspect ruimtelijke kwaliteit binnen de gebiedsontwikkeling te borgen.

De belevingswaarde wordt met name ervaren ter hoogte van de structuurdragers, zoals de bestaande en nieuwe dorpsentrees, dorpsranden, openbare groenzones en doorgaande wegen. De gemeente Urk beschikt over een aantal grote buitenstedelijke ontwikkelingsopgaven voor zowel het woon- en voorzieningengebied als voor het bedrijvengebied. De opzet van deze uitbreiding mondt uit in een aantal belangrijke nieuwe structuurdragers.

Door de uitbreiding van het woon- en voorzieningengebied en het bedrijvengebied ontstaan er in de toekomst nieuwe dorpsentrees en gezichten, die met name vanuit het polderlandschap goed zichtbaar zijn. De entreelocaties ontstaan uit 'knopen' waar verkeer, stedenbouw, functies, landschap en inrichting van openbare ruimte samenkomen. Door middel van bouwmassa of een bijzondere inrichting kan een entreelocatie benadrukt worden en het visitekaartje van Urk afgegeven worden. De nieuwe entreegebieden vormen zich voornamelijk langs de lokale- en wijkontsluitingswegen. Deze punten dragen, naast identiteitsversterking, bij aan de oriëntatie en herkenbaarheid. Er is voor het onderhavige plangebied sprake van een entreegebied ('belangrijk punt (entree, bijzondere plek)) langs de Domineesweg.

Ten aanzien van Schokkerhoek wordt in de structuurvisie specifiek het volgende aangegeven. Met de ontwikkeling van het gebied Schokkerhoek wordt met de woonbebouwing een sprong over de Urkervaart gemaakt. Hiermee wordt voorkomen dat Urk zich ontwikkelt tot een zeer langgerekt dorp. Daarnaast bestaat de kans om de dorpsentree en passage vanaf de A6 te verbeteren / herstellen. De nieuwe lokale ontsluitingweg (inclusief derde verkeersbrug) tussen de Domineesweg en de Urkerweg zal gepaard gaan met de ontwikkeling van een nieuw dorpsgezicht van Urk door middel van een woongebied in plaats van een bedrijvengebied. De financiering van de ontsluitingsweg alsmede de brug hangt samen met de ontwikkeling van het plangebied.

Conform de structuurvisie noodzaakt de gebiedsontwikkeling ten zuiden van de Urkervaart (Schokkerhoek) en de ontsluiting van geheel Urk om een brugvoorziening te realiseren over de Urkervaart, waardoor de verbinding tussen het bestaande bebouwde woongebied en het nieuwe woon- en voorzieningengebied gemaakt wordt. Binnen het structuurbeeld is een zone opgenomen inzake de nieuwe noordzuid verbinding tussen de Domineesweg en de Urkerweg. Aangegeven is dat het weergegeven tracé indicatief is.

Bestemmingsplan Waterschapwijk

Voor het gebied is in 2007 het bestemmingsplan Waterschapwijk vastgesteld en goedgekeurd door de provincie. Globaal voorziet dit plan in 2/3 woningbouw en 1/3 bedrijventerrein. Het betreft een globaal bestemmingsplan. In een later stadium zal gewerkt worden aan de uitwerking van het stedenbouwkundig plan. Binnen het bestemmingsplan zijn hiervoor uitgangspunten en randvoorwaarden opgesteld. Om een goede overgang tussen het nieuwe woongebied en het bedrijventerrein te bewerkstellingen is een woonwerkzone geprojecteerd. Het gaat om wonen met daarbij een bedrijfsfunctie. Deze bedrijvigheid past doorgaans binnen een lichte milieucategorie en gaat daarom goed samen met woningbouw. In het woongebied ten zuiden van de Urkervaart wordt een watermilieu geschetst met relaties naar de Urkervaart en waterbergende singels. Binnen het betreffende nieuwe woongebied zullen de benodigde bovenwijksevoorzieningen gerealiseerd moeten worden. De winkelvoorzieningen bevinden zich in het nabij gelegen Urkerhard. De verbinding tussen Schokkerhoek en het bestaande bebouwde woongebied is daarom essentieel. Naast de wijkvoorzieningen leent de locatie zich voor de ontwikkeling van voorzieningen in de vorm van een woon-zorg servicezone. Deze visie sluit aan op de visie op het gebied zoals vastgelegd in het bestemmingsplan Waterschapwijk en het stedenbouwkundig plan dat daarin is opgenomen.

Zoals in paragraaf 1.4 is aangegeven is het stedenbouwkundig plan herijkt op basis van recente inzichten in de behoefte aan wonen en werken op Urk. Het programma is aangepast en daarmee tevens de stedenbouwkundige opzet van het gebied. In voorliggend wordt het programma voor bedrijfsgronden en de voorzieningen met name op de wijk zelf op de lokale behoefte afgestemd. Voor wat betreft de positie van de derde brug over de Urkervaart geldt dat deze aan de noordwestkant van het plangebied is gepositioneerd. Het plan biedt daarmee een optimaal woon- en leefklimaat. Hiermee ontstaat tevens een zo kort mogelijke verbinding tussen Schokkerhoek en het Oude Dorp met de subcentra De Hofstee en Pyramideweg en het winkelcentrum Urkerhard.

De Urkervaart is aangemerkt als Ecologische Verbindingszone. De gemeente wil in het stedelijk gebied de ecologische verbindingszone (EVZ) langs de Urkervaart versterken door in de oeverzone meer ruimte te creëren voor de ontwikkeling van natte natuur. In de structuurvisie is aangegeven dat door een ongeveer 10-15 m brede strook in te richten met natuurlijke oevers, plasdrasbermen en bosschages langs ongeveer een kwart van de totale lengte van de vaarten, geschikt leefgebied kan worden gecreëerd voor een groot aantal diersoorten. Op de effecten op de status van ecologische verbindingszone wordt in paragraaf 4.8 nader ingegaan.

3.3.2 Strategische Woonvisie Urk 2035+

Het bestemmingsplan maakt de realisatie van 1.410 woningen mogelijk in een periode van 20 jaar.

Op 30 april 2015 heeft de gemeenteraad van Urk de Strategische Woonvisie Urk 2035+ vastgesteld. Deze visie is tot stand gekomen in nauw overleg met actoren die werkzaam zijn binnen het betreffende werkveld, zoals de plaatselijke woningbouwvereniging, bouwers, ontwikkelaars, makelaars en zorgpartijen. De 'consumenten' i.c. de (toekomstige) inwoners van de gemeente Urk, staan binnen deze visie centraal.

"Urk, de groeikern van Noordelijk Flevoland", zo kan de gemeente Urk zeker gedefinieerd worden. Urk laat niet alleen regionaal maar ook landelijk een unieke ontwikkeling zien wat betreft de bevolkingsgroei, de huishoudens, de woningmarkt en de leefomgeving. Daarom heeft Urk ondanks de afgelopen moeilijke jaren op de woningmarkt, stevig door kunnen bouwen. Hiermee is een inhaalslag ten opzichte van eerdere jaren in gang gezet. Urk kent, naar verwachting, ook in de komende jaren een sterke bevolkingsgroei. Het streven is om te komen tot een betere afstemming tussen vraag (ingegeven door de groei van de bevolking), behoefte (beïnvloed door economische ontwikkelingen) en aanbod (beschikbaarheid). Een breed en gedifferentieerd aanbod aan woningen en aan woon- en leefomgevingen zorgt ervoor dat inwoners nu en in de toekomst goede huisvestingsmogelijkheden op Urk houden. Er wordt gewerkt aan een toekomstbestendig Urk.

De bevolking en het aantal huishoudens op Urk blijven groeien tot respectievelijk 27.000 inwoners en ruim 8.300 huishoudens in 2040. Lukt het om meer potentiële vertrekkers vast te houden dan groeit het aantal inwoners tot ruim 29.000 en het aantal huishoudens tot bijna 9.300 in 2040. Tot 2020 is een jaarlijkse groei van minimaal 110 tot maximaal 130 huishoudens berekend. Voor de jaren 2020-2030 gaat het om een groei van 95 tot maximaal 125 huishoudens per jaar. Voor deze huishoudens moeten nieuwe woningen worden gebouwd of een bestaand gebied/ locatie met een andere bestemming worden getransformeerd tot woningbouwgebied / locatie.

De komende jaren vindt er een duidelijke verschuiving plaats in de huishoudenssamenstelling. Het aantal huishoudens groeit in alle leeftijdsklassen. Vooral het aantal 55-plussers groeit sterk. Binnen deze groep groeit het aantal 75- plus huishoudens zelfs van ongeveer 460 in 2014 naar circa 1.800 in 2040. Vanwege de vergrijzing moet er vroegtijdig rekening worden gehouden met de specifieke woonwensen van de diverse doelgroepen. Belangrijk om mee te nemen bij de woningprogrammering is dat het gemiddelde besteedbare huishoudeninkomen op Urk hoger ligt dan het landelijk gemiddelde. Dat heeft te maken met de grotere huishoudens (meer leden van een huishouden dat een inkomen heeft).

De ambitie van de gemeente is gebaseerd op de volgende vijf thema's:

  • 1. De omvang van het nieuwbouwprogramma wordt afgestemd op de groei van het aantal huishoudens op Urk. Wat betreft samenstelling wordt de nieuwbouw van woningen in uitbreidingsgebieden en de toevoeging van woningen op binnenstedelijke ontwikkelingslocaties en gebieden (herstructurering) afgestemd op de vraag van de Urker bevolking. Er wordt gestreefd naar een samenstelling van de woningvoorraad die past bij de toekomstige bevolking. De gebieden waar, na de Zeewijk en Oranjewijk, conform de Structuurvisie 2035+ woningen worden gerealiseerd (binnenstedelijke ontwikkelingslocaties en gebieden (herstructurering) en uitbreidingsgebieden), geldt het bouwprogramma uit de Woonvisie 2035+. Er wordt gestuurd op nieuwe woonmilieus en innovatieve woonconcepten
  • 2. De gemeente Urk zorgt voor voldoende passende woningen voor starters, 1-2 persoonshuishoudens < 55 jaar, gezinnen en huishoudens met een laag inkomen (aandachtsgroep). Betrokken actoren dragen zorg voor de huisvesting van statushouders en arbeidsmigranten. De doelgroep ouderen (55-plus) komt terug onder thema 3.
  • 3. De gemeente Urk zorgt in samenwerking met de betrokken partijen voor voldoende zelfstandige woningen voor ouderen. Afspraken over intramurale onzelfstandige woonvormen voor ouderen en mensen met een beperking worden met de zorgaanbieders binnen een ander kader dan de Woonvisie gemaakt.
  • 4. De gemeente Urk bevordert de leefbaarheid in bestaande en nieuwe woonwijken en draagt bij aan de verbetering van de duurzaamheid en betaalbaarheid van woningen.
  • 5. De gemeente Urk realiseert samen met betrokken partners de doelstellingen van de Woonvisie en voert samen met deze partijen de maatregelen uit. De burger is als woonconsument een belangrijke partij voor het gemeentelijke Woonbeleid.

In Schokkerhoek wordt rekening gehouden met een gedifferentieerd woningbouwprogramma, waarbij tevens voldoende woningen voor ouderen worden gebouwd. Uitgangspunt daarbij is dat dit onder meer gestapelde woningbouw omvat in de nabijheid van de centrumvoorzieningen. Bij het nader bepalen van het woningbouwprogramma wordt rekening gehouden met de resultaten van het STEC-onderzoek (bijlage X). Het plan gaat uit van een behoefte aan 1.410 woningen op basis van dat onderzoek. Er kunnen meer woningen worden gerealiseerd indien de behoefte bij het opstellen van de uitwerkingsplannen wordt aangetoond en indien wordt gemotiveerd dat die extra woningen niet tot overprogrammering / leegstand leiden in de regio. Een uitvoeringsprogramma is in voorbereiding.

3.3.3 Horecanota Urk 2015

Deze kadergevende nota is opgesteld samen met de Urker horeca-ondernemers, burgers en belangengroepen. In de nota, die in juni 2015 door de gemeenteraad is vastgesteld, is aangegeven dat bij gebiedsontwikkelingen verschillenden functies worden gecombineerd met als doel een toegevoegde waarde voor het gebied als geheel. Hierbij kan gedacht worden aan functies zoals wonen, werken, winkelen, etc. Horeca is tevens één van de functies binnen een integrale gebiedsontwikkeling. Voor wat betreft de fastservicesector streeft de gemeente Urk vooral naar de spreiding over de gemeente en ook naar het aspect of de diversiteit door het nieuwe initiatief zal toenemen.

Het bestemmingsplan plan biedt beperkte ruimte voor vestiging van horeca in cateorie 1 en 2 in het centrumgebied. Er is maximaal 150 m2 toegestaan. Het gaat hierbij om horeca in categorie 1 en 2 Daarbij moet worden gedacht aan onder andere een ijssalon, broodjeszaak of een snackbar. Dit past binnen het gemeentelijk horecabeleid.

3.3.4 Gemeentelijke Visie Vestigingslocaties (GVV)

Ter uitvoering van het Convenant Bedrijventerreinen 2010-2020 hebben provinciale staten in september 2011 de Structuurvisie Werklocaties Flevoland 2011 vastgesteld. In deze provinciale visie worden kaders geschetst voor de Gemeentelijke Visie Vestigingslocaties (GVV). Verder is het tegenwoordig verplicht, dat bij de voorbereiding van nieuwe en bij de herstructurering van bestaande bedrijventerreinen rekening wordt gehouden met de ´Ladder voor Duurzame Verstedelijking´ (eerst intensiveren en herstructureren, dan pas nieuwe locaties ontwikkelen).

In de GVV, die dateert uit 2007, worden de betreffende beleidskaders aangegeven en wordt voor elk vestigingsmilieu en bedrijven- of industrieterrein verwoord welk(e) beleid en visie op het betreffende milieu of terrein van toepassing is. Het betreffende vestigingsbeleid is uitgangspunt voor diverse beleidsnota's op economisch gebied. De GVV is een strategische visie op de werklocaties en wordt opgesteld door de gemeente zelf. Voor de provincie garandeert de GVV, door actualisatie om de drie á vier jaar, een regelmatige check vanuit de gemeente op de kwaliteit en kwantiteit van de werklocaties. De GVV verschaft gemeenten de ruimte om binnen de zelf opgestelde kaders snel te kunnen handelen, bijvoorbeeld bij herstructureringsvraagstukken en daarmee samenhangende wijzigingen van bestemmingsplannen. In het daarbij verplichte vooroverleg met de provincie draagt een verwijzing naar een in de GVV voorgenomen en geaccordeerde aanpassing bij aan een snelle instemming vanuit de provincie.

Er is een nieuw GVV in voorbereiding.

3.3.5 Beleidsregel wonen en werken aan huis 2008

De gemeente heeft deze beleidsregel in 2004 vastgesteld en in 2007 en 2008 geactualiseerd. Er wordt een onderscheid gemaakt tussen aan huis gebonden (vrije) beroepen en bedrijven. Voor vrije beroepen is geen omgevingsvergunning benodigd, mits aan de hiervoor geldende criteria wordt voldaan. Voor kleinschalige bedrijfsmatige aan huis gebonden activiteiten kan, mits aan de hiervoor geldende criteria wordt voldaan, middels een afwijking een omgevingsvergunning worden verleend. In het bestemmingsplan is de regeling integraal verwerkt in de bestemmingen Wonen - 1, Wonen - 2, Wonen - Uit te werken 1 en Wonen - Uit te werken 2.

3.3.6 Detailhandelsvisie gemeente Urk 2015-2025+

Het wensbeeld in de detailhandelsvisie is dat Urk na 2025 beschikt over een complete en evenwichtige detailhandelstructuur. De structuur bestaat uit een goede spreiding van winkelgebieden en uit hun onderling onderscheidend vermogen. De inwoners beschikken over het winkelvoorzieningenniveau waar ze recht op hebben, hetgeen ook geldt voor de (toeristische) bezoekers. Dat geldt voor:

  • de dagelijkse sector, de supermarkten en de speciaalzaken (food, persoonlijke verzorging)
  • het basis-winkelen in de centrumbranches (mode-luxe, vrije tijd e.d.). Dat is met een prettig verblijfsklimaat in combinatie met horeca, leisure / cultuur, diensten / ambacht, de weekmarkt en de evenementen. Dit wordt het nieuwe hart van Urk, als plek voor ontmoeting en om te verblijven;
  • de PDV-branches: tuincentra, woninginrichting, doe-het-zelf, tweewielers / ABC.

Om dit wensbeeld te bereiken is het noodzakelijk om gerichte keuzes te maken in de detailhandelstructuur. Er zal veel meer ingezet moeten worden op een toekomstgerichte structuur waarnaar ook 'gehandeld' wordt. De langere termijn ontwikkeling van Urk wordt centraal gesteld. De structuurvisie 2035 vormt voor de visie belangrijke input. Daarbij wordt rekening gehouden met het karakter van de deelgebieden van Urk: van het oude centrum met de haven tot de omliggende uitbreidingswijken en de bedrijventerreinen. In de detailhandelsvisie wordt de bipolaire detailhandelstructuur centraal gesteld.

afbeelding "i_NL.IMRO.0184.BP2016SCH-0101_0022.png"

Figuur 3.8: Bipolaire detailhandelstructuur

  • Oud Urk: Oude Dorp met de subcentra De Hofstee en Pyramideweg. Dit is het historische deel van Urk en het direct omliggende gebied.
  • Nieuw Urk: winkelcentrum Urkerhard, met een goede afweging of op termijn een subcentrum in Schokkerhoek haalbaar is.

In onderhavig bestemmingsplan is vooralsnog een versmarkt (maximaal 650 m2) toegestaan. Er wordt onderzoek gedaan naar de vestigingsmogelijkheden van een supermarkt. Bij centrumvoorzieningen wordt verder uitgegaan van kleinschalige, op de wijk zelf gerichte detailhandelsbedrijven.

3.3.7 Welstandsnota en Beeldkwaliteitplan Urk 2004

De raad heeft op 24 juni 2004 de Welstandsnota Urk 2004 en het Beeldkwaliteitplan Urk 2004 vastgesteld. De aanleiding hiertoe vormde onder meer de wens voor een status beschermd dorpsgezicht voor het Oude Dorp en het actualiseren van het uit 1992 stammende beeldkwaliteitplan. Het plan geeft in woord en beeld voor verschillende schaalniveaus de uitgangspunten. Het is een op locatie en situatie afgestemd referentiekader voor de architectonische en stedenbouwkundige vormgeving.

afbeelding "i_NL.IMRO.0184.BP2016SCH-0101_0023.png"

Figuur 3.9: Deelgebieden Welstandsnota

De grondslag voor de ontwikkeling van de welstandsnota is een inventarisatie, analyse en evaluatie van de ruimtelijke kwaliteit van de bestaande gebouwde omgeving. Een welstandsnota vormt een aanvulling op de bestaande gemeentelijke instrumenten als het bestemmingsplan, dat op het gebruik en ruimtebeslag is gericht. Het belangrijkste doel van de welstandsnota is de ruimtelijke kwaliteit. In het beeldkwaliteitplan wordt bijvoorbeeld het materiaal- en kleurgebruik beschreven en worden aanbevelingen gegeven voor het voeren van ruimtelijk beleid in de kom van Urk. In het oude gedeelte van Urk worden hogere eisen gesteld aan de leef- en omgevingskwaliteit. De criteria uit de welstandsnota vormen de basis voor het aanwijzingsvoorstel voor het beschermd dorpsgezicht (30 juni 2007).

De Welstandsnota en het beeldkwaliteitplan dienen als referentiekader als nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen zich voor doen. De ontwikkelingen moeten worden getoetst aan het referentiekader. Voor Schokkerhoek zal per ontwikkelingsfase een beeldkwaliteitplan worden opgesteld. Voor de eerste fase wordt een beleidsregel Beeldkwaliteit vastgesteld, die in de planregels wordt opgenomen. De vervolgfases worden via uitwerkingsplannen mogelijk gemaakt, waarbij per uitwerkingsplan een beleidsregel beeldkwaliteit wordt opgesteld en vastgesteld.

Hoofdstuk 4 Planologische en mileuhygiënische randvoorwaarden

4.1 Verkeer

Kader

Er is een verkennend verkeeronderzoek gedaan naar de verkeersgeneratie van het plan Schokkerhoek en de gevolgen van de ontsluiting van de nieuwe woonwijk op het bestaande wegennet van de gemeente Urk.

Onderzoek

De resultaten van het verkeersgeneratieonderzoek dienen als input voor de beoordeling van de verkeersafwikkeling. Het verkennend onderzoek geeft globaal inzicht in de effecten van de realisatie van Schokkerhoek in combinatie met een derde autobrug over de Urkervaart op de overige verkeersstromen vanuit en door Urk. Het onderzoek is nog niet definitief. Beide onderzoeken worden nog nader genuanceerd en worden bij het ontwerpbestemmingsplan bijgevoegd. In dit plan worden de eerste bevindingen van de onderzoeken beknopt gepresenteerd.

De verkeerssituatie is beoordeeld aan de hand van verkeersafwikkeling op de wegvakken, verkeersafwikkeling op de kruispunten, verkeersveiligheid en sluipverkeer.

Verkeersafwikkeling wegvakken

Bij de realisatie van 1005 woningen in combinatie met het werk-/voorzieningenprogramma geldt het volgende:

  • er ontstaan geen knelpunten met de verkeersafwikkeling op wegvakniveau, met uitzondering van de Domineesweg;
  • de verkeersintensiteit op de ontsluitingsweg overschrijdt bij de ontwikkeling van Schokkerhoek in het minimale woningbouwscenario de grenswaarde van 15.000 mvt/etmaal niet.
  • door de verschuiving van verkeer van het Toppad en de Meep naar de Ransuil, neemt de intensiteit op de Ransuil en Urkerweg toe tot bijna de grenswaarde van 15.000 mvt/etmaal. Of de huidige inrichting met 2x1 rijstroken toereikend is voor deze verkeersintensiteit wordt bepaald door het afwikkelingsniveau van de kruispunten.

Verkeersafwikkeling kruispunten

De ruimtelijke ontwikkelingen van Schokkerhoek zorgen voor een toename van verkeer op het Urker hoofdwegennet en de aansluitingen. De aansluitingen Urkerweg – Ransuil, Urkerweg – Schokkerhoek en Schokkerhoek – Ensgat/Domineesweg krijgen daarbij de grootste hoeveelheden verkeer te verwerken. Wanneer de ontsluitingen als enkelstrooksrotonde worden vormgegeven biedt dit in eerste instantie bij de minimale woningbouwvariant voldoende afwikkelingscapaciteit. Nader onderzoek zal moeten uitwijzen welke maatregelen noodzakelijk zijn om in de toekomst de verkeersafwikkeling te borgen.

Veiligheid overstekend fietsverkeer

Omdat fietsverkeer op het hoofdwegennet van Urk over een eigen fietsstructuur beschikt, is het onderzoek specifiek gericht op het fietsverkeer van, naar en door Schokkerhoek. Hierbij is gekeken naar zowel fietsverkeer, i.c. in de langsrichting langs wegen, als naar de veiligheid van overstekend fietsverkeer. Hieruit volgt:

  • fietsvoorzieningen langs de ontsluitingsweg Schokkerhoek zijn noodzakelijk;
  • in de langsrichting biedt een vrijliggende fietsvoorziening de hoogste mate van veiligheid voor fietsverkeer;
  • gezien de verwachte verkeersintensiteit op de ontsluitingsweg, bevat deze verkeersstroom voldoende hiaten om fietsverkeer een vlotte oversteek te bieden.
  • daar waar fietsverkeer de ontsluitingsweg van Schokkerhoek oversteekt, zijn aanvullende maatregelen noodzakelijk om het fietsverkeer een veilige oversteek te bieden.

Wijkvreemd verkeer

Als onderdeel van de realisatie van Schokkerhoek wordt een noord-zuidverbinding tussen de Urkerweg en Domineesweg gerealiseerd. Naast de Sluisweg en de Meep, vormt deze verbinding een derde ‘brug’ over de Urkervaart. Omdat deze verbinding geografisch gezien het dichtst bij de A6 ligt, treedt een verschuiving van de verkeersstromen in Urk op. Dit heeft tot gevolg dat ook ‘wijkvreemd’ verkeer van deze verbinding gebruik gaat maken; verkeer dat in principe geen relatie heeft met Schokkerhoek.

Conclusie

Ten behoeve van de wijze waarop tot een goede verkeersafwikkeling wordt gekomen wordt nog nader onderzoek gedaan. De resultaten daarvan worden opgenomen in het ontwerpbestemmingsplan en waar nodig geborgd in de planregels.

4.2 Parkeren

Voor het plangebied Schokkerhoek stelt de gemeente een nieuwe beleidsregel Parkeren op. Deze beleidsregel is nog in voorbereiding en zal bij het ontwerpbestemmingsplan zijn vastgesteld. In de planregels wordt deze beleidsregel aan de bouwregels gekoppeld, zodat bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen aan de geldende parkeernormen wordt getoetst. Daarnaast worden de beleidsregels gekoppeld aan de gebruiksregels, zodat ook bij functiewijziging aan de parkeernormen moet worden voldaan.

4.3 Bedrijven en Milieuzonering

Kader

De aanwezigheid van bedrijven kan de kwaliteit van de leefomgeving beïnvloeden. Bedrijven kunnen geur, stof, geluid en gevaar ten gevolg hebben. Voorkomen moet worden dat bedrijven hinder veroorzaken naar de omgeving, vooral indien het woongebieden of andere gevoelige bestemmingen betreft. Daarnaast moeten bedrijven zich kunnen ontwikkelen en kunnen uitbreiden. Om dit te bereiken is het van belang, dat bedrijven en gevoelige bestemmingen ruimtelijk goed gesitueerd worden, zodat de bedrijven zo min mogelijk overlast opleveren en woongebieden de bedrijven zo min mogelijk beperken in hun bedrijfsuitvoering.

Ten behoeve van milieuzonering is door de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG) een bedrijvenlijst opgesteld, waarin bedrijfsactiviteiten op hun milieueffecten zijn gecategoriseerd (Bedrijven en milieuzonering, 2009). Afhankelijk van de mate waarin de in deze lijst opgenomen activiteiten milieuhinder kunnen veroorzaken (uitgaande van de gemiddelde bedrijfssituatie), kent de lijst aan de bedrijven een categorie toe. Naarmate de milieuhinder toeneemt, loopt de categorie op van 1 tot en met 6, met bijbehorende minimale afstanden tot woongebieden. In de uitgave "Bedrijven en milieuzonering" (VNG, 2009) is per bedrijfstype een globale indicatie gegeven van het invloedsgebied voor de aspecten geur, stof, geluid en gevaar. De afstanden in bovengenoemde uitgaven moeten als indicatief gezien worden. Wanneer aan de afstanden wordt voldaan kan worden geconcludeerd dat het aannemelijk is dat het plan planologisch acceptabel is. Deze afstanden gelden niet wanneer er specifieke wetgeving voor is, zoals geurhinder bij agrarische bedrijven, of het Besluit externe veiligheid voor het aspect gevaar.

Bedrijven

De VNG-handreiking 'Bedrijven- en milieuzonering' (editie 2009) geeft adviesafstanden voor de thema's geur, geluid, stof en gevaar afhankelijk van de gebiedskenmerken. Onderstaande tabel is gebaseerd op de VNG-handreiking waarin de richtafstanden zijn weergegeven per categorie.

afbeelding "i_NL.IMRO.0184.BP2016SCH-0101_0024.png"

Tabel: Richtafstanden VNG-Handreiking Bedrijven en milieuzonering (VNG, 2009)

Door middel van maatregelen is het mogelijk om binnen de standaard adviesafstanden afwijkende milieugevoelige ontwikkelingen door te voeren. Echter, dan zal aangetoond moeten worden dat de maatregel de overlast beperkt.

Wanneer er sprake is van een gemengd gebied kunnen de hieronder genoemde richtafstanden volgens de VNG-brochure, zonder dat dit ten koste gaat van het woon- en leefklimaat, met één afstandsstap worden verlaagd. Een gemengd gebied is volgens de VNG-brochure een gebied met een matige tot sterke functiemenging. Direct naast woningen komen ook andere functies voor, zoals winkels, horeca en kleine bedrijven. Gebieden die direct langs de hoofdinfrastructuur liggen behoren eveneens tot het omgevingstype ‘gemengd gebied’. Het gebied ten westen van de nieuwe ontsluitingsweg wordt bestemd als Uit te werken - Gemengd, waar centrumvoorzieningen, kleinschalige indoor-leisure, maatschappelijke voorzieningen en lichte bedrijfs- en woonwerkfuncties in een gemengde zone kunnen worden gerealiseerd. Gezien de diversiteit aan toegelaten functies wordt dit deelgebied beschouwd als een gemengd gebied en gelden daarvoor de aan te houden afstanden als in de tabel in de rechter kolom is aangegeven.

Agrarische bedrijven

Voor agrarische veehouderijen geldt de Wet geurhinder en veehouderij (Wgv). Deze wet maakt onderscheid tussen dieren met en dieren zonder geuremissiefactor. Voor dieren zonder geuremissiefactor gelden vaste richtafstanden binnen (100 m) en buiten de bebouwde kom (50 m). Dit zijn met name melkkoeien.

Voor dieren met een geuremissiefactor wordt de geurhinder vastgesteld door middel van een geurberekening. Binnen het onderzoeksgebied ligt één bedrijf met dieren met een geuremissiefactor. Hiervoor is een indicatieve berekening uitgevoerd met behulp van Geomilieu.

Onderzoek

Voor een goede ruimtelijke inpassing van zogenaamde milieubelastende en milieugevoelige activiteiten heeft Tauw onderzoek gedaan naar bedrijven- en milieuzoneringen. De resultaten zijn vastgelegd in het rapport dat als bijlage 2 is bijgevoegd).

Bij dit onderzoek is zowel van 'buiten naar binnen' als van 'binnen naar buiten' gekeken. Dit betekent, dat de externe effecten van buiten het plangebied beschouwd zijn en de effecten vanuit het plangebied op de omgeving.

Agrarische bedrijven

Voor gevoelige objecten buiten de bebouwde kom geldt een minimale afstand van 50 meter. Voor dergelijke objecten binnen de bebouwde kom moet deze afstand 100 meter zijn. Om deze reden krijgen de agrarische bedrijven 2 richtafstanden. De nieuwe woningen liggen straks binnen de bebouwde kom. Een afstand van minimaal 100 meter tot aan de geurgevoelige inrichtingen moet dus worden gehanteerd.

Tot slot wordt opgemerkt dat de agrarische bedrijven die zich momenteel binnen het plangebied bevinden, met de realisatie van Schokkerhoek komen te vervallen. Deze vallen zodoende buiten de scope van dit onderzoek.

Voor de invloed van het bedrijventerrein is rekening gehouden met de maximale planologische invulling van het bedrijventerrein, waar deels bedrijven tot maximaal categorie 4.2 zijn toegestaan.

In onderstaande figuur zijn de verschillende milieucontouren weergegeven. Bij het bepalen van deze contouren is uitgegaan van een rustige woonomgeving en geen rekening gehouden met omgevingstype gemengd gebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0184.BP2016SCH-0101_0025.png"

Figuur 4.1: Milieucontouren plangebied (Bron: Bedrijven- en milieuzonering gebiedsontwikkeling Schokkerhoek in Urk, Tauw 2016)

In het stedenbouwkundig plan is rekening gehouden met deze afstanden. De woningen zijn buiten de milieucontouren geprojecteerd. Binnen de milieucontouren van het bedrijventerrein Zwolschehoek is de nieuwe ontsluitingsweg neergelegd met ten westen daarvan als een overgangsgebied tussen Zwolschehoek en het woongebied Schokkerhoek het hierboven beschreven gemengde gebied.

Voor dat gemengde gebied geldt, dat de aan te houden afstanden tussen Zwolschehoek en de milieugevoelige functies met één afstandsstap kunnen worden verkleind. De relevante contour van 200 m tot categorie 4.2-bedrijven is in onderstaande figuur met een paarse lijn weergegeven. Tussen de onderstaande paarse lijn en Zwolschehoek mogen derhalve niet zonder meer milieugevoelige functies worden gerealiseerd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0184.BP2016SCH-0101_0026.png"

Figuur 4.2: Milieucontouren ten opzichte van gemengd gebied

Van belang in dit kader is, dat de gemeente bezig is met een nieuw bestemmingsplan voor het bedrijventerrein Zwolschehoek. Voor dat gebied wordt met toepassing van de mogelijkheden uit de Crisis- en herstelwet een zogenaamd bestemmingsplan-plus voorbereid. Deze wet introduceert aangepaste (procedure)regels voor zogenaamde ontwikkelingsgebieden, waarbinnen creatief kan worden omgegaan met het spanningsveld tussen ruimtelijke ontwikkelingen en milieuwetgeving. De beschikbare milieuruimte kan op grond van de Chw worden herverdeeld door bijvoorbeeld onbenutte ruimte in milieuvergunningen van bedrijven terug te nemen of een bedrijf aan te schrijven voorzieningen tegen milieuhinder te treffen. Daarmee kan ruimte worden gecreëerd voor nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen, terwijl dit op basis van de vergunde situatie eigenlijk niet mogelijk is. De wet biedt bovendien ruimte om tijdelijk van geldende milieunormen af te wijken. Hierdoor kan vooruitlopend op de realisatie van het bestemmingsplan-plus worden gestart met nieuwe ontwikkelingen, waarbij aan het eind van het traject (na 10 jaar) wordt voldaan aan de geldende milieunormen.

Daarnaast is van belang, dat in het kader van een bestemmingsplan Verbrede Reikwijdte het mogelijk is een functie ergens toe te staan, waarbij wordt bepaald binnen welke randvoorwaarden dit mogelijk is (de of-vraag). Dit kunnen specifieke (milieu)normen zijn (zoals geluidsnormen), maar ook open normen, die eventueel worden uitgewerkt in beleidsregels, waaraan een vergunningaanvraag wordt getoetst. Pas als zich een concreet initiatief aandient, kan onderzoek plaatsvinden naar de precieze invulling (de hoe-vraag).

Door de juiste randvoorwaarden op een heldere wijze in het bestemmingsplan op te nemen is er vooraf duidelijkheid. Binnen de mogelijkheden van de Chw is in dit plan een regeling opgenomen die milieugevoelige functies toestaat binnen de 200 meter contour, die geldt vanwege de artikel 4.2-bedrijven op het bedrijventerrein Schokkerhoek. Deze regeling houdt in, dat milieugevoelige functies binnen die zone zijn toegestaan, indien wordt aangetoond met onderzoek, dat er sprake is van een goed woon- en leefklimaat. Wanneer het bestemmingsplan-plus 'Bedrijventerreinen' is vastgesteld en de milieueffecten van Zwolschehoek zijn teruggebracht, geldt dat bestemmingsplan-plus als beoordelingskader bij de toets of er sprake is van een goed woon- en leefklimaat. De wijze waarop wordt beoordeeld of er sprake is van een goed woon- en leefklimaat wordt vastgelegd in de beleidsregels 'Goed woon- en leefklimaat'. Deze beleidsregel wordt nader toegelicht in het ontwerpbestemmingsplan Schokkerhoek.

Conclusie

Een gedeelte aan de westzijde van het plangebied Schokkerhoek is zonder nader onderzoek niet direct geschikt voor de ontwikkeling van woningen en andere milieugevoelige functies vanwege de milieucontouren van de bedrijven op Zwolschehoek. Voor het gebied waar niet zonder nadere afweging milieugevoelige functies mogelijk zijn is een regeling opgenomen, die deze functies toestaat wanneer is aangetoond, dat er ter plaatse sprake is van een goed woon- en leefklimaat en dat de bedrijfsvoering van bedrijven op het bedrijventerrein niet wordt belemmerd. Voor wat onder een goed woon- en leefklimaat moet worden verstaan wordt een beleidsregel vastgesteld, die aan de planregels wordt gekoppeld.

Ook de contouren van enkele agrarische bedrijven overlappen het plangebied aan de oostzijde. Binnen deze zones zijn geen nieuwe milieugevoelige functies voorzien.

4.4 Archeologie, landschap en cultuurhistorie

4.4.1 Archeologie

Kader

Op 1 september 2007 is de Wet op de Archeologische Monumentenzorg (Wamz) in werking getreden. Dit is een herziening van de Monumentenwet 1988. Met deze herziening zijn de belangrijkste bevoegdheden aangaande de archeologie bij de gemeente neergelegd. De gemeenteraad is op grond van de Monumentenwet verplicht bij de vaststelling van bestemmingsplannen rekening te houden met de in de grond aanwezige of te verwachten archeologische waarden. Om dit te kunnen onderbouwen dient de gemeente er voor te zorgen dat de archeologische waarden en verwachtingen binnen het gemeentelijk grondgebied bekend zijn. Deze waarden en verwachtingen zijn aangegeven op de Archeologische Beleidskaart van de gemeente Urk.

Onderzoek

Het plangebied Schokkerhoek valt binnen een gebied dat op de Cultuurhistorische Waardenkaart van de Provincie Flevoland als 'aardkundig waardevol' is aangegeven, met aanduiding 'gestuwde keileem, complex van oerstroomdal, eemveen, rivierduinen, Schokland'. In het plangebied stak in de Vroege en Midden Steentijd een rivierduin ver boven de omgeving uit (MER 2005). Ook valt het plangebied binnen het archeologische aandachtsgebied 'Voormalig IJssel-Vechtstroomgebied', dat ruwweg de zuidelijke helft van de Noordoostpolder beslaat. Dit aandachtsgebied, met een relatief hoge dichtheid aan goed geconserveerde archeologische waarden, omvat delen van de prehistorische stroomgebieden van de Vecht, IJssel en Eem, waarin onder andere nederzettingen van de Swifterbantcultuur liggen. De inzet van de provincie in archeologische aandachtsgebieden beperkt zich tot het opsporen en het planologisch beschermen van individuele archeologische waarden. Als het niet anders kan, worden archeologische vondsten opgegraven. Het heeft de voorkeur om deze vondsten in de bodem te laten zitten, zodat toekomstige generaties archeologen met behulp van verder ontwikkelde technieken betere onderzoeksresultaten kunnen behalen.

Het plangebied is geen onderdeel van een zogenaamde sterlocatie, een locatie die uitblinkt door gaafheid, zeldzaamheid of combinatie met archeologische en landschappelijke waarden. Ook ligt het plangebied niet binnen een Provinciaal Archeologisch en Aardkundig Kerngebied (PArK).

De archeologische waarden- en verwachtingenkaart van Urk (zie figuur 4.3) geeft een beeld van de kansen op het aantreffen van archeologische waarden. Binnen het plangebied zijn delen met een lage verwachtingswaarde en delen met een hoge verwachtingswaarde (gebiedsdelen met rivierduinen). Het is niet bekend hoeveel archeologische vindplaatsen er exact in het plangebied aanwezig zijn. Echter, aangenomen mag worden dat het aantal archeologische sites niet tot één of twee beperkt blijft, gezien de historie van het gebied en het aantal vindplaatsen elders in Urk op de oeverwal en de rivierduin die het plangebied doorkruisen (MER 2005).

afbeelding "i_NL.IMRO.0184.BP2016SCH-0101_0027.png"

Figuur 4.3: Archeologische waarden- en verwachtingskaart Urk. Bron: Buro de Brug (2015).

De vrijstellingsgrenzen voor oppervlakte en diepte van bodemingrepen zijn bepaald op basis van een complexe afweging. Enerzijds is het de bedoeling om kleine ontwikkelingen en normaal agrarisch landgebruik zonder onderzoek op bepaalde locaties mogelijk te maken, anderzijds moet worden voorkomen dat teveel belangrijke archeologische informatie ongezien verloren gaat. Zowel het archeologische als het maatschappelijke belang speelt hierbij een rol. Binnen het plangebied zijn zowel categorie 5, categorie 6 als categorie 7 locaties. Tot de categorie 5 behoren de zones met een hoge verwachting in het buitengebied van de gemeente. In dit gebied is de kans op het aantreffen van archeologische waarden in de bovenste 50 cm echter gering. Tot categorie 6 behoren de zones met een middelhoge verwachting in het buitengebied. Er wordt een lagere dichtheid aan archeologische resten verwacht dan in zones met een hoge verwachting. De kans dat een bodemingreep in een gebied met een middelhoge verwachting archeologische resten verstoort, is kleiner dan in de gebieden met een hoge verwachting. Daarom wordt een ondergrens van 5000 m2 gehanteerd in plaats van de 500 m2 in de gebieden met een hoge verwachting. In de categorie 7 zones zijn er weinig aanwijzingen voor archeologische vindplaatsen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0184.BP2016SCH-0101_0028.png"

Figuur 4.4: Archeologische Beleidskaart Urk. Bron: Buro de Brug (2015).

Conclusie

Zoals op bovenstaande kaart te zien is, gelden in het plangebied verschillende beleidsregels ten aanzien van archeologie, te weten categorie 5 en categorie 7. Dit beleid is in dit bestemmingsplan verwerkt door het opnemen van verschillende dubbelbestemmingen, namelijk 'Waarde - Archeologie 5' en 'Waarde - Archeologie 7'. Op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten behoeve van een andere aan deze gronden toegekende bestemming met omgevingsvergunning worden gebouwd, mits op basis van archeologisch onderzoek is vastgesteld dat ter plaatse geen behoudenswaardige archeologische waarden aanwezig zijn, of de archeologische waarden in voldoende mate zijn zeker gesteld dan wel de aanwezige behoudenswaardige archeologische waarden niet onevenredig worden geschaad.

4.4.2 Landschap en cultuurhistorie

Kader

De modernisering van de monumentenzorg (MoMo) heeft erin geresulteerd dat per 1 januari 2012 het Besluit ruimtelijke ordening is aangepast. Met deze aanpassing is cultureel erfgoed ingebed in de ruimtelijke ordening. Het is verplicht om in bestemmingsplannen aandacht te geven aan cultuurhistorie en aan en de effecten van het initiatief op cultuurhistorische waarden die in het plangebied voorkomen. Landschappelijke en cultuurhistorische waarden zijn in dit plangebied zodanig met elkaar verweven dat de beide onderwerpen gezamenlijk behandeld zijn.

Onderzoek

Cultuurhistorie

Het besef van de aanwezigheid van cultureel erfgoed is van groot belang voor de kwaliteit van onze omgeving. Het beheer daarvan vraagt om voortdurende zorg, vooral als het gaat om nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen. In het kader van dit bestemmingsplan worden cultuurhistorische waarden onderscheiden in fysiek herkenbare waarden (landschap / bebouwing) en verborgen bodemschatten. We spreken in dat geval van bodemarchief, het kennisgebied van de archeologie (zie paragraaf 4.4.1).

Het plangebied wordt momenteel voornamelijk gebruikt als agrarisch productiegebied (akkerbouw) in overeenstemming met het primaire doel waartoe de Noordoostpolder in 1942 is drooggelegd en ingericht. Gelet op de voor het Zuiderzeeproject karakteristieke kenmerken beschikt het gebied over elementen die vanuit het cultuurhistorisch perspectief als bijzonder kunnen worden aangeduid. In dit verband worden als elementen van betekenis genoemd:

  • de verkavelingstructuur met een standaard kavelmaat van 300 m x 800 m;
  • de geclusterde agrarische bouwpercelen aan de Karel Doormanweg en de Domineesweg;
  • de erfsingels om de agrarische bouwpercelen;
  • de aanwezigheid van een rijtje (4) woningen nabij genoemde clusters.

Deze woningen verwijzen naar de periode dat de stand van de technologische ontwikkelingen in de landbouw in relatie tot de toen uitzonderlijke bedrijfsgrootte noodzaakte tot het in dienst hebben van landarbeiders. Voor het personeel werd een zelfstandige behuizing geboden in de directe nabijheid van de boerderijen in verband met de beperkte mobiliteit. Hoewel deze woningen hun oorspronkelijke functie al lang hebben verloren, zijn ze voor het gebied van de Noordoostpolder zeer karakteristiek en daar van cultuurhistorische betekenis. Ten gevolge van de polderinrichting en de vormgeving van de Urkervaart vindt binnen het plangebied een hoekverdraaiing plaats in de verkavelingsrichting welke loodrecht op de vaart is gericht.

Landschap

Het plangebied maakt in de bestaande situatie nog onderdeel uit van het karakteristieke open polderlandschap. De invloed van het bedrijventerrein Zwolschehoek is echter al zodanig dat van een landschappelijk waardevol gebied al nauwelijks sprake meer is. Deze waarde speelt wel een rol bij nadere invulling van het stedelijk gebied als gradiënt. Daarnaast zijn, zoals onder het kopje 'cultuurhistorie' reeds aangegeven, de gebroeide en geclusterde bouwpercelen karakteristieke landschapselementen die hun plaats aan de rand van het gebied innemen. Ook de singelbeplanting langs de Domineesweg en de Waterschapswijk valt onder de Flevolandsche landschappelijke karakteristiek.

Conclusie

De bestaande singelbeplanting langs de Domineesweg en om de agrarische bouwpercelen aan de Karel Doormanweg en de Domineesweg blijven conform de bestaande situatie gehandhaafd en worden ingepast in het plan. Dit geldt ook voor het genoemde rijtje van 4 woningen aan de westkant van de agrarische bouwpercelen aan de Domineesweg. Met het bebouwen van het bestaande agrarische landschap gaat een groot deel van het huidige karakter van het plangebied, de openheid en grootschaligheid, verloren. Bij de uitwerking van de plannen wordt echter een link gelegd tussen de bestaande rationele verkaveling en indeling en de vroegere ontwikkeling van het gebied in de vorm van rivierduinen (zie archeologie). Het eiland aan de noordzijde van het plangebied verwijst bovendien naar het (voormalige) eilandkarakter van Urk. De bestaande erfsingels blijven behouden.

4.5 Bodem

Kader

De Wet bodembescherming ziet, vanuit een goed milieubeheer, op de bodembescherming en bodemsanering. Met deze wet moet rekening worden gehouden met het ontwikkelen en realiseren van ruimtelijke plannen. Conform deze wet is het verplicht lokale bodemverontreinigingen aan te pakken of functiegericht te saneren. Dit houdt in dat het niet meer altijd nodig is de hele locatie aan te pakken. Er kan ook sprake zijn van deelsaneringen of een gefaseerde aanpak. Wanneer economische of maatschappelijke omstandigheden rond de vervuilde locatie uitstel vragen, kunnen tijdelijke maatregelen worden genomen, op voorwaarde dat risico's voldoende worden beheerst. Belangrijk is dat de bodemkwaliteit voldoende is voor de functies die beoogd worden in het gebied. Daarnaast gelden vanuit het Besluit bodemkwaliteit beperkingen voor het toepassen van grond waarin vervuiling aanwezig is. In dit kader wordt, voorafgaand aan ontwikkelingen, de kwaliteit van de bodem onderzocht om vast te stellen welke maatregelen genomen moeten worden. De toets voor het Besluit bodemkwaliteit is niet toegepast, omdat deze niet noodzakelijk is.

De provincie hanteert de richtlijn, dat bij de beoordeling van ruimtelijke plannen tenminste het eerste deel van het verkennend bodemonderzoek, het historisch onderzoek, moet worden verricht. Indien uit historisch onderzoek wordt geconcludeerd, dat op de betreffende locatie sprake is geweest van activiteiten met een verhoogd risico op verontreiniging dan dient het volledig verkennend bodemonderzoek te worden verricht.

Onderzoek

Het Milieueffectrapport woningbouw- en werklocaties Urk 2005 – 2025 (Tauw, 2005) beschrijft op basis van onderzoeken, dat de bodem in het plangebied voornamelijk bestaat uit kleiig zand of lichte klei. In de noordwestelijke hoek komt veen aan de oppervlakte voor. Er zijn geen locaties bekend met grondwaterverontreiniging en ook geen aanwijzingen voor verontreiniging van de bodem en/of het grondwater. Het plangebied is tot op heden gebruikt voor de gangbare agrarische bedrijfsvoering in de akkerbouw. Er is geen aanleiding om te verwachten dat de bodemkwaliteit verslechterd is sinds het opstellen van het genoemde milieueffectrapport.

De ontgravingskaart van de gemeente Urk geeft de kwaliteitsklasse van de bodem aan op het moment dat deze wordt ontgraven voor hergebruik elders (= beoordeling als een partij grond). De gemiddeld gemeten gehalten van de zones zijn getoetst aan het Besluit Bodemkwaliteit. Hieruit blijkt dat zowel de bovenlaag als de onderlaag van de grond (tot 2 meter –mw) voldoen aan de kwaliteitsklasse AW2000 (zie figuur 4.5). Dit is de schoonste bodemkwaliteitsklasse. Deze grond is dan ook vrij toepasbaar.

afbeelding "i_NL.IMRO.0184.BP2016SCH-0101_0029.png"

Figuur 4.5: Ontgravingskaart gemeente Urk. Bron: Bodemkwaliteitskaart Gemeente Urk (2011).

De bodemfunctieklassenkaart (zie figuur 4.6) geeft aan dat het plangebied de klasse Landbouw / natuur bezit. Dit is de schoonste klasse. Daarmee vormt de bodemkwaliteit geen belemmering voor het voorgenomen plan. Op de locatie Schokkerhoek worden woningen, centrumvoorzieningen en een gemengd gebied gerealiseerd. Dit betekent dat de functie gewijzigd wordt van landbouw/natuur in wonen en bedrijven/voorzieningen.

Het ontwikkelen van gemengd gebied met de mogelijkheid voor lichte bedrijvigheid betekent een intensivering van het landgebruik. Hierdoor neemt in theorie het risico toe dat de grondkwaliteit aangetast wordt. Op basis van wettelijke regelingen zijn voorschriften gesteld, zodat de bodemkwaliteit niet aangetast wordt.

afbeelding "i_NL.IMRO.0184.BP2016SCH-0101_0030.png"

Figuur 4.6: Bodemfunctieklassenkaart gemeente Urk. Bron: Bodemkwaliteitskaart Gemeente Urk (2011).

Conclusie

Op basis van de onderzoeksresultaten kan worden gesteld, dat er vanuit een oogpunt van bodemkwaliteit op de voorliggende locatie geen milieuhygiënische belemmeringen aanwezig zijn voor de voorgenomen bestemmingsplanwijziging. Indien nader onderzoek op het gebied van bodemkwaliteit noodzakelijk is, zal dit plaatsvinden ten tijde van het voorbereiden en uitvoeren van concrete bouwplannen waarbij grondwerkzaamheden worden verricht.

4.6 Niet gesprongen explosieven (NGE)

Kader

Er kunnen als gevolg van gevechtshandelingen conventionele explosieven (CE) in het plangebied zijn achtergebleven. Er ontstaat bij het spontaan aantreffen en beroeren van CE uit de Tweede Wereldoorlog mogelijk een verhoogd veiligheidsrisico. Onbedoelde detonaties kunnen bij de uitvoering van werkzaamheden in het ergste geval leiden tot dodelijk letsel en zware schade aan materieel en omgeving. Spontane CE vondsten kunnen resulteren in meerwerkkosten door stagnatie van de uitvoeringswerkzaamheden.

Onderzoek

Er is in het kader van het bestemmingsplan vooronderzoek gedaan naar NGE. De resultaten van dit onderzoek zijn in bijlage 4 weergegeven.

Het doel van het vooronderzoek is om aan de hand van een breed scala aan historisch feitenmateriaal een zo genuanceerd mogelijk beeld met betrekking tot het onderzoeksgebied in de Tweede Wereldoorlog te verkrijgen. Aan de hand van deze gegevens wordt een antwoord gegeven op de vraag of en zo ja in welke delen van het onderzoeksgebied er sprake is van een verhoogd risico op het aantreffen van CE. Er wordt daarnaast ingegaan op de te verwachten soort(en) CE, de verschijningsvorm en de mogelijke hoeveelheid. Het onderzoek resulteert in een horizontale en verticale afbakening van het verdachte gebied door middel van GIS kaartmateriaal en het advies om de werkzaamheden onder reguliere omstandigheden uit te voeren, of om vervolgstappen te zetten in de vorm van bijvoorbeeld een (projectgebonden) risicoanalyse of direct een detectieonderzoek.

Op basis van de beoordeling van de feiten van het vooronderzoek is geconcludeerd dat er indicaties zijn voor de mogelijke aanwezigheid van CE in het onderzoeksgebied.

De volgende gevechtshandelingen hebben in het onderzoeksgebied plaatsgevonden:

  • het neerkomen van projectielen (vermoedelijk noodafworp)

De volgende CE kunnen mogelijk in het onderzoeksgebied worden aangetroffen:

  • afwerpmunitie vanaf 4 lb. t/m 1000 lb.

Er zijn relevante contra-indicaties gevonden. Er is na de Tweede Wereldoorlog sprake geweest van naoorlogse bodemingrepen. De bebouwing van Urk is uitgebreid tot aan de westelijke begrenzing van het onderzoeksgebied. In het onderzoeksgebied is een aantal erven bebouwd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0184.BP2016SCH-0101_0031.png"

Figuur 4.7: Feitenkaart

afbeelding "i_NL.IMRO.0184.BP2016SCH-0101_0032.png"

Figuur 4.8: Bodembelastingkaart

Het onderzoeksgebied is gedeeltelijk verdacht op CE. Het verdachte gebied is horizontaal afgebakend op de CE-bodembelastingkaart. De afbakening is situationeel bepaald. De verticale afbakening van het CE verdachte gebied kan als volgt worden gedefinieerd:

  • Bovengrens: het maaiveld
  • Ondergrens: tot een maximale conusweerstand van 10 MPa met een minimale laagdikte van 1 meter.

Conclusie

Op basis van het rapport voert de gemeente nader detectieonderzoek uit, waarna aangetroffen objecten worden geïdentificeerd en indien nodig veiliggesteld. De mogelijke aanwezigheid vormt door het uitvoeren van deze werkzaamheden geen belemmering voor de uitvoering van het plan.

4.7 Externe veiligheid

Kader

Bij ruimtelijke ontwikkelingen wordt aandacht besteed aan de veiligheidsrisico's die zware bedrijven of risicovolle inrichtingen kunnen veroorzaken. Daarnaast kan transport van gevaarlijke stoffen risico's opleveren (transport over weg, spoor en water en door buisleidingen). De normen en richtlijnen voor externe veiligheid komen uit het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), het Besluit externe veiligheid buisleidingen en het Activiteitenbesluit.

Onderzoek

Binnen het plangebied is een risicobron aanwezig, namelijk een propaantank met een inhoud van 4,2 m3 op het terrein aan de Domineesweg 26 (zie figuur 4.9). In en in de directe omgeving van het plangebied van dit bestemmingsplan liggen geen buisleidingen die relevant zijn in het kader van de externe veiligheid. Wel ligt er in het plangebied een gasleiding met een werkdruk van 8 bar langs de Urkerweg. Deze is volledigheidshalve op de verbeelding en in de regels opgenomen (Artikel 13 Leiding - Gas).

afbeelding "i_NL.IMRO.0184.BP2016SCH-0101_0033.jpg"

Figuur 4.9: uitsnede van de provinciale risicokaart

De propaantank valt onder het Activiteitenbesluit en niet onder het Bevi. In het Activiteitenbesluit is aan een dergelijke tank een veiligheidsafstand van 10 meter gekoppeld (bevoorradingsregiem . 5 x/jaar ). Deze contour ligt geheel op het eigen perceel van de inrichting. Voor objecten die speciaal bestemd of bedoeld zijn voor doelgroepen met een verminderde zelfredzaamheid geldt een veiligheidszone van 25 meter rondom de tank (zie onderstaand). Een dergelijke bestemming is niet aan de orde. Aangezien er voldaan wordt aan genoemde veiligheidsafstanden uit het Activiteitenbesluit voldoet de situatie. Een verantwoording van het groepsrisico is niet verplicht.

Transporten van gevaarlijke stoffen over de N351 en N352 resulteren in een invloedsgebied, dat overlap heeft met het plangebied (zie bijlage 1).

Conclusie

De propaantank levert geen belemmeringen op voor het bestemmingsplan; de PR 10-6 contour ligt niet binnen het plangebied. Vanwege de aanwezigheid van twee routes waarover transport van gevaarlijke stoffen verondersteld wordt, dient de verantwoording van het groepsrisico aandacht te krijgen. De veronderstelling dat transport van gevaarlijke stoffen plaatsvindt over de N352 is gebaseerd op het feit, dat er meerdere LPG-tankstations op Urk aanwezig zijn en dat de levering van benzine, diesel en LPG waarschijnlijk vanaf de A6 via de N352 plaatsvindt. De N351 is op de Provinciale risicokaart opgenomen voor het transport van brandbare vloeistoffen.

De verantwoordingsparagraaf is hieronder weergegeven.

4.7.1 Verantwoording groepsrisico externe veiligheid

In relatie tot de twee transportroutes gevaarlijke stoffen dient de verantwoording van het groepsrisico aandacht te krijgen (voor de propaantank geldt vanuit het Activiteitenbesluit geen groepsrisicobeleid). In deze memo zijn elementen aangedragen voor de invulling van de verantwoordingsplicht door het bevoegd gezag: de gemeenteraad van Urk. Deze elementen zijn afgeleid uit het Besluit externe veiligheid transportroutes en zijn tevens omschreven in de Handreiking verantwoordingsplicht groepsrisico (VROM, 2007).

Plasbrandscenario

Het plangebied ligt binnen het invloedsgebied van de N351 en N352. Bij deze wegen kan een plasbrand optreden. Bij een calamiteit met brandbare vloeistoffen kan een plasbrand ontstaan (een plas van brandende vloeistof). Het gevolg is een korte, maar extreme hittestraling. De omvang van het effect wordt bepaald door de oppervlakte van de plas. Uitgaande van een calamiteit waarbij een gehele tankinhoud vrijkomt is het invloedsgebied van een plasbrand ongeveer 45 meter. De gevolgen van een plasbrandscenario ter hoogte van het plangebied hangen eveneens af van de wijze waarop het plangebied in de toekomstige situatie precies zal worden ingericht.

Zelfredzaamheid

Zelfredzaamheid is de mate waarin personen in staat zijn zichzelf (zonder hulp van buitenaf) in geval van een calamiteit in veiligheid te brengen. Binnen het plangebied zijn geen ontwikkelingen opgenomen die langdurig verblijf van beperkt zelfredzame personen faciliteren.

Alarmering

In geval van een incident met gevaarlijke stoffen dienen personen uit het invloedsgebied van de N-wegen te vluchten. Personen dienen hiervoor gewaarschuwd te worden. Gerichte risicocommunicatie met bewoners, werknemers en andere aanwezigen (bijvoorbeeld via NL-Alert) kan ertoe bijdragen dat alarmering van het gebied sneller verloopt. Hierbij dient aan te worden gegeven wat het gewenste handelingsperspectief is (schuilen of vluchten) en op welke wijze hieraan invulling kan worden gegeven.

Handelingsperspectief

Bij een calamiteit met brandbare vloeistoffen moeten aanwezige personen zich in veiligheid brengen op ruime afstand van de incidentlocatie, buiten het invloedsgebied van brandbare vloeistoffen (45 meter). Personen binnen het invloedsgebied kunnen ernstige (dodelijke) brandverwondingen oplopen. De omgeving biedt mogelijkheden om (zowel binnen als buiten het plangebied) in meerdere richtingen van de wegen af te vluchten.

Bestrijdbaarheid

Bestrijdbaarheid is de mate waarin een rampscenario door de brandweer te bestrijden is. De mate waarin uitvoering aan deze aanvalsstrategieën kan worden gegeven hangt af van de capaciteit van de brandweer (opkomsttijd en beschikbare blusmiddelen) en de bereikbaarheid van het plangebied (opstelplaatsen).

Bij een ongeval met brandbare vloeistoffen, waarbij een plasbrand kan ontstaan, kan de brandweer snel ter plaatse zijn. Een plasbrand is dan goed te bestrijden. Door het tijdig arriveren van de brandweer wordt voorkomen dat het vuur zich snel kan uitbreiden en kan overslaan.

Ten aanzien van de bestrijdbaarheid wordt door de gemeente Urk in het kader van de bestemmingsplanprocedure advies ingewonnen bij de Veiligheidsregio Flevoland tijdens het overleg ex artikel 3.1.1. Besluit ruimtelijke ordening.

4.8 Natuur

Kader

Ruimtelijke plannen dienen te worden beoordeeld op de uitvoerbaarheid in relatie tot actuele natuurwetgeving, met name de Flora- en faunawet, het Natuurnetwerk Nederland (NNN) en Natuurbeschermingswet 1998. Er mogen geen ontwikkelingen plaatsvinden, die op onoverkomelijke bezwaren stuiten door effecten op beschermde natuurgebieden en/of flora en fauna.

Het doel van de Flora- en faunawet is het in stand houden van de inheemse flora en fauna. Vanuit deze wet is bij ruimtelijke ingrepen de initiatiefnemer verplicht op de hoogte te zijn van de mogelijk voorkomende beschermde natuurwaarden binnen het plangebied. De effecten op inheemse flora en fauna worden getoetst in een natuurtoets.

Het NNN is in provinciale structuurvisies uitgewerkt en vastgelegd in de ruimtelijke verordening. Ruimtelijke plannen moeten hieraan worden getoetst.

Natura 2000-gebieden en Beschermde Natuurmonumenten worden beschermd middels de Natuurbeschermingswet 1998, deze gebieden hebben daarmee een wettelijke beschermde status. Er zijn geen ontwikkelingen zonder Natuurbeschermingswetvergunning toegestaan als deze ontwikkeling de natuurlijke waarden en instandhoudingsdoelen van het gebied direct of indirect aantasten. De effecten op Natura 2000-gebieden zijn getoetst in een voortoets. Onderdeel hiervan is een PAS-berekening.

Onderzoek en conclusies

Vanuit bovenstaand kader is inzicht gewenst in de aanwezige natuurwaarden en de mogelijk daarmee samenhangende consequenties vanuit de actuele natuurwetgeving. Zowel de natuurtoets als de voortoets zijn uitgevoerd door Antea Group.

De Natuurtoets (Flora en faunawet en NNN) is als bijlage 3 bijgevoegd. De Voortoets inclusief de PAS-berekening wordt aangepast op basis van de meest recente inzichten naar de verkeersgeneratie van het plan. De resultaten van het uitgevoerde conceptonderzoek zijn verwerk in deze paragraaf. Het rapport van de Voortoets en de bijbehorende PAS-berekeningen zijn niet bijgevoegd, omdat deze rapporten nog worden geactualiseerd. Bij de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan worden de resultaten van het onderzoek geactualiseerd en wordt de rapporten bij het bestemmingsplan gevoegd.

Natuurtoets

Flora- en fanuawet (soortenbescherming)

Met de uitgevoerde natuurtoets (zie bijlage 4) kan worden uitgesloten, dat de gunstige staat van beschermde soorten in gevaar komt door activiteiten die mogelijk gemaakt worden door het bestemmingsplan, mits rekening wordt gehouden met de maatregelen zoals aangegeven in onderstaande figuur.

afbeelding "i_NL.IMRO.0184.BP2016SCH-0101_0034.png"

Figuur 4.10: Mogelijk voorkomen van en effecten op beschermde soorten in het plangebied.

Ten aanzien van de rugstreeppad wordt voor de volledigheid het volgende opgemerkt. Het is aannemelijk dat de rugstreeppad in het plangebied aanwezig is; de soort is veelvuldig aanwezig in de Noordoostpolder. In het verleden kon in de Noordoostpolder voor de rugstreeppad gebruik worden gemaakt van het soortmanagement plan voor de rugstreeppad (De Nooij, 2007). De ontheffing die hiervoor gold is echter verlopen wat betekent dat in de huidige situatie voor nieuwe ontwikkelingen een ontheffing moet worden aangevraagd wanneer het overtreden van verbodsbepalingen niet uitgesloten kan worden. Bij het ingaan van de nieuwe Wet Natuurbescherming (verwacht 1 januari 2017) wordt de provincie bevoegd gezag voor beschermde soorten. De provincie geeft aan dat er nu over na wordt gedacht hoe hier mee omgegaan moet worden in de nieuwe situatie. Ze geeft aan dat het waarschijnlijk is dat verder wordt gegaan in de lijn zoals deze was opgenomen in het Rugstreeppaddenmanagementplan.

Voor het vaststellen van het bestemmingsplan vormt het voorkomen van de rugstreeppad in de Noordoostpolder geen belemmering. Ten tijde van het vaststellen van het bestemmingsplan zal de provincie Flevoland bevoegd gezag zijn voor de rugstreeppad. Afhankelijk van het toekomstige scenario zal een algemene ontheffing gelden voor de rugstreeppad wanneer maatregelen worden genomen of kan voor de soort een ontheffing worden aangevraagd. Een dergelijke ontheffing zal vrijwel zeker worden verkregen.

Gelet op deze conclusie kan worden gesteld, dat er vanuit kan worden gegaan dat de Flora- en faunawet niet aan de uitvoering van het plan in de weg staat.

Natuurnetwerk Nederland (gebiedsbescherming

De Urkervaart, direct ten noorden van het plangebied, maakt deel uit van het Natuurnetwerk Nederland. Daarnaast maakt de Urkervaart deel uit van een ecologische verbindingszone. De Urkervaart wordt beheerd als zoete plas (Natuurbeheerplan 2016, Provincie Flevoland). In het rapport Wezenlijke kenmerken en waarden EHS gemeenten Noordoostpolder en Urk (A&W rapport) zijn de doelsoorten voor de verbindende functie van deze vaart benoemd.

Het voornemen heeft geen effect op het natuurdoeltype. In het kader van de ecologische verbindingszone moet rekening worden gehouden met de functie van de verbinding als vliegroute voor vleermuizen, voor landzoogdieren en voor de rugstreeppad. Hierbij geldt dat de volgende maatregelen worden genomen:

  • voor zoogdieren en rugstreeppad: bij de aanleg van de nieuwe brug over de Urkervaart moet voorkomen worden, dat de oeverzone wordt onderbroken;
  • voor vleermuizen: de mogelijke vliegroute langs de Urkervaart moet functioneel blijven. Mogelijke maatregelen zijn:
    • 1. er moet worden voorkomen dat lichten worden gericht op de Urkervaart of dat de vaart (tijdelijk) wordt geblokkeerd.
    • 2. bij het ontwerp van de brug over de Urkervaart dient rekening te worden gehouden met de barrièrewerking van wegen voor vleermuizen. Er zijn mogelijkheden om deze te beperken (bijvoorbeel hopovers; sommige vleermuizen kunnen onder bepaalde omstandigheden ook onder een viaduct passeren). Boven het wateroppervlak moet daarom een doorvliegroute van minstens 4 meter breed en 1,5 meter hoog mogelijk blijven. Er mag geen voor vleermuizen hinderlijke lichtuitstraling zijn op het wateroppervlak. Bij voorkeur dient amberkleurig licht gebruikt te worden.
  • voor rugstreeppad: de inrichting van de oeverzone wordt afgestemd op de (verbindende functie voor de) rugstreeppad.

Voortoets

De voorlopige conclusie van de voortoets is, dat negatieve effecten op Natura 2000-gebieden als gevolg van de ontwikkelingen die het bestemmingplan mogelijk maakt (woningbouw, bedrijven en voorzieningen) met zekerheid zijn uit te sluiten.

Het is op basis van de voortoets met zekerheid uit te sluiten, dat de natuurlijke kenmerken van het Natura 2000-gebied IJsselmeer als gevolg van de ontwikkelingen die het bestemmingplan Schokkerhoek mogelijk maakt worden aangetast.

In het kader van de voortoets wordt nog een stikstofdepositie onderzoek uitgevoerd. Deze zal gereed zijn bij het ontwerpbestemmingsplan. Uit dit onderzoek zal volgen wat de maximale toename op de relevante Natura 2000-gebieden is en of er voldoende ontwikkelingsruimte beschikbaar is. Een eerste globale berekening wijst uit dat het project, dat het plan mogelijk maakt, gebruik kan maken van de "ruimte voor grenswaarden" zodat verzekerd is, dat de stikstofdepositie, die als gevolg van het plan optreedt de natuurlijke kenmerken van de desbetreffende Natura 2000-gebieden niet zal aantasten en niet leidt tot verslechtering van de kwaliteit van de habitattypen en leefgebieden van soorten.

Daarmee staat de Natuurbeschermingswet de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan niet in de weg. Ook zijn er geen negatieve effecten te verwachten op het beschermd natuurmonument Toppad Urk en op het beschermd natuurmonument Staartweg Urk als gevolg van de ontwikkelingen die het bestemmingsplan Schokkerhoek mogelijk maakt.

Conclusie

Het aspect natuur vormt geen belemmering voor de uitvoering van dit bestemmingsplan. Deze conclusie zal opnieuw worden overwogen, zodra het stikstofdepositie onderzoek en de Voortoets zijn geactualiseerd.

4.9 Geluid

Kader

De ontwikkeling van Schokkerhoek vergroot de verkeersaantrekkende werking van het gebied. Daarnaast wordt er een nieuwe gebiedsontsluitingsweg gerealiseerd voor de ontsluiting van het gebied. De binnen het plangebied gelegen ontsluitingsweg kent voor het noordelijk, oostelijk en zuidelijk deel een 30 kilometer per uur regime. Voor het westelijk deel geldt een maximum snelheid van 50 km per uur.

Geluid vanwege wegverkeer

Binnen de zone van een nieuwe weg dient een akoestisch onderzoek plaats te vinden naar de geluidbelasting op de binnen de zone gelegen (of geprojecteerde) woningen en andere geluidgevoelige bestemmingen. De berekende geluidbelasting dient getoetst te worden aan de grenswaarden van de Wet geluidhinder. Indien de (voorkeurs)grenswaarde wordt overschreden, dient beoordeeld te worden of maatregelen ter beperking van het geluid mogelijk zijn. Als maatregelen niet mogelijk zijn, kan een hogere grenswaarde worden vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders.

Reconstructie

Daarnaast geldt, dat bij een bestemmingsplan waarin sprake is van een wijziging van de indeling of inrichting van een bestaande weg, onderzocht moet worden of er sprake is van een relevante akoestische verandering, de zogenoemde reconstructie van een weg (artikel 99 Wgh). Er moet bij een fysieke wijziging van de weg onderzocht worden of de berekende geluidsbelasting vanwege de fysieke wijziging van de weg 2 dB toeneemt. Indien de geluidbelasting meer dan 2 dB toeneemt is er sprake van een reconstructie. Als vuistregel geldt, dat conform artikel 100a van de Wet geluidhinder de geluidsbelasting niet meer dan 5 dB mag toenemen op een geluidsgevoelig object door een reconstructie van een weg. Voor de geluidbelasting vanwege de reconstructie kan een hogere waarde worden vastgesteld.

Cumulatie

Indien een geluidgevoelige bestemming waarvoor een hogere grenswaarde wordt vastgesteld in de zone van meerdere geluidbronnen (wegverkeer, railverkeer, luchtvaartverkeer en/of industrie) ligt, dient inzichtelijk gemaakt te worden hoe hoog de gecumuleerde geluidbelasting is. De gecumuleerde geluidbelasting wordt berekend met de rekenmethode die in het ‘Reken- en Akoestisch onderzoek meetvoorschrift geluid 2012’ is vastgelegd, rekening houdend met de dosiseffect relaties van de verschillende bronsoorten. Het bevoegd gezag moet dan een oordeel vellen over de hoogte van deze geluidbelasting. Een wettelijke toets aan een grenswaarde voor deze gecumuleerde geluidbelasting is niet aan de orde.

Industrielawaai

Het bedrijventerrein Zwolschehoek, dat ten westen van het plangebied is gelegen, is een niet gezoneerd industrieterrein. Er is derhalve vanuit de Wet geluidhinder geen wettelijk kader om het terrein te toetsen. Omdat de Wet geluidhinder voor deze gevallen niets regelt, is toetsing van het geluid van bedrijven die niet op een gezoneerd industrieterrein liggen, niet een plicht die rechtstreeks in een wet is terug te vinden. Voor deze situaties zijn de VNG-contouren, zoals beschreven in paragraaf 4.3 relevant. Voor de beoordeling van industrielawaai van een niet-gezoneerde industrieterrein zijn twee aspecten van belang:

  • 1. De milieurechten van de betreffende bedrijven: Bedrijven mogen op grond van hun ‘akoestische’ milieurechten in het milieukader (milieuvergunning, Activiteitenbesluit) een bepaalde hoeveelheid geluid produceren. Er is onderzocht wat de totale geluidemissie van het bedrijventerrein is op basis van de planologisch toegestane milieucategorieen op het bedrijventerrrein.
  • 2. Het woon- en leefklimaat in het plangebied. Vanuit de Wet ruimtelijke ordening geldt bij nieuwe plannen de eis dat er sprake dient te zijn van een goede ruimtelijke ordening. In het kader van een bestemmingsplan Verbrede Reikwijdte is het de eis, dat er sprake is van een veilige en gezonde fysieke leefomgeving en een goede omgevingskwaliteit. In de jurisprudentie is het begrip goede ruimtelijke ordening onder meer vertaald in het vereiste dat in het bestemmingsplan de afweging moet zijn gemaakt of er sprake is van een ´aanvaardbaar woon- en leefklimaat´. Er is geen vaststaande normstelling voor het bepalen wanneer er wel of niet sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Het is wel duidelijk dat het voor het maken van een goede afweging daarover noodzakelijk is dat de geluidbelasting in het plangebied van alle geluidbronnen in beeld wordt gebracht. Naast de in dit plan zoneringsplichtige lawaaisoorten (wegverkeer) is dat ook de geluidbelasting van niet-gezoneerde bedrijven.

De Wet geluidhinder beschermt de volgende objecten:

  • woningen
  • andere geluidsgevoelige gebouwen
  • geluidsgevoelige terreinen

Woningen: Onder "woning" wordt verstaan (art. 1 Wgh): gebouw of gedeelte van een gebouw waar bewoning is toegestaan op grond van de geldende planologische status (bestemmingsplan, de beheersverordening, omgevingsvergunning afwijken bestemmingsplan of beheersverordening). Een bedrijfswoning wordt ook als een woning beschouwd.

Andere geluidsgevoelige gebouwen: Het Besluit geluidhinder wijst onderstaande gebouwen aan als "ander geluidsgevoelig gebouw":

  • onderwijsgebouwen;
  • ziekenhuizen en verpleeghuizen;
  • verzorgingstehuizen;
  • psychiatrische inrichtingen;
  • kinderdagverblijven;

Alle objecten die niet onder bovenstaande categorieën zijn te scharen, zijn op basis van de Wet geluidhinder niet beschermd tegen geluidhinder. In twijfelgevallen (valt een bepaalde bestemming onder een bepaalde categorie) is een goede motivering van belang.

Geluidsgevoelige terreinen: Het Besluit geluidhinder wijst onderstaande terreinen aan als "geluidsgevoelig terrein": woonwagenstandplaatsen en ligplaatsen voor woonschepen

Onderzoek

Er is akoestisch onderzoek uitgevoerd voor onderhavig bestemmingsplan, waarbij de bovengenoemde aspecten zijn onderzocht. Dit onderzoek wordt nog nader uitgewerkt. De definitieve resultaten van dit onderzoek worden opgenomen in het ontwerpbestemmingsplan. Van belang is, dat in het eerste verkennende onderzoek de geluidbelasting in het plangebied is berekend op basis van vrije veld contouren. Geluidwerende werking van te realiseren bebouwing is daarin niet opgenomen. Daarnaast is voor het industrielawaai uitgegaan van een maximale invulling van het bedrijventerrein op grond van het bestemmingsplan Bedrijventerrein. Het resultaat is derhalve een worst case berekening. De geluidbelasting vanwege het bedrijventerrein ten westen van het plangebied is niet gebaseerd op de Wet geluidhinder. Het bedrijventerrein is immers geen gezoneerd industrieterrein. Dit onderzoek is gedaan in het kader van een goede ruimtelijke ordening.

Het plangebied is ingedeeld in 11 deelgebieden (A tot en met L), zoals weergegeven in figuur 4.11.

afbeelding "i_NL.IMRO.0184.BP2016SCH-0101_0035.png"

Figuur 4.11: Indeling deelgebieden

In deelgebieden A, B, C, D, G, H en K zijn alleen woningen geprojecteerd. In deelgebieden E (noordelijk deel), F, I, J en L zijn de kleinschalige indoor-leisure, maatschappelijke voorzieningen en lichte bedrijfs- en woonwerkfuncties geprojecteerd. In de het zuidelijke deelgebied E zijn de centrumvoorzieningen beoogd. Het merendeel van deze functies is niet geluidgevoelig, behalve de bedrijfswoningen (woonwerkfuncties) en een deel van de maatschappelijke voorzieningen (school). Wel moet er voor alle functies sprake zijn van een goed woon- en leefklimaat.

In het kader van goed woon- en leefklimaat dient een beoordeling plaats te vinden van het akoestisch woon- en leefklimaat. Hiervoor wordt een bepaling in de planregels opgenomen, waarin wordt verwezen naar de beleidsregel 'Goed woon- en leefklimaat'. Deze beleidregel wordt door de gemeente opgesteld, voordat het ontwerpbestemmingsplan ter inzage wordt gelegd.

Geluid vanwege wegverkeer

Uit het onderzoek volgt, dat voor een deel van de nieuwe woningen en geluidsgevoelige voorzieningen, i.c. de school, in het plangebied een hogere waarde noodzakelijk is door de geluidbelasting vanwege het verkeer op de nieuwe ontsluitingsweg. Een bestemmingsplan Verbrede Reikwijdte biedt de mogelijkheid om dit in het plan zelf te regelen. Dat is in de regels opgenomen. In paragraaf 4.10 wordt in het ontwerpbestemmingsplan de motivatie hiervoor opgenomen.

Reconstructie

Voor wat betreft de geluideffecten vanwege de aansluiting op de Urkerweg geldt, dat wanneer er meer dan 15.000 motorvoertuigen gebruik maken van deze nieuwe ontsluiting, er akoestisch een aandachtspunt is bij de woning Urkerweg 60. Op grond hiervan is het aantal woningen, dat bij recht wordt toegestaan beperkt. Hierbij is aangesloten bij het aantal woningen, dat als maximum is bepaald aan de hand van het verkennend verkeerskundig onderzoek (zie paragraaf 4.1) , te weten 1005 woningen. Dit komt op basis van de CROW-normen (matig stedelijk, rest bouwde kom) neer op circa 8.000 vervoersbewegingen (1005 woningen maal 8 vervoersbewegingen per woning) en 6.000 vervoersbewegingen vanwege de autonome ontwikkeling. In dat geval wordt voldaan aan de wettelijke norm. Mogelijk moet een hogere grenswaarde worden verleend vanwege reconstructie voor bestaande woningen. Dit zal blijken uit nader akoestisch onderzoek. Dat onderzoek wordt bij het ontwerpbestemmingsplan bijgevoegd. Dat wordt in het ontwerpbestemmingsplan geregeld in de planregels en in de toelichting nader gemotiveerd.

Er is in het plan vooralsnog een maximum aantal woningen opgenomen van 1.005, omdat dit aantal kan worden gerealiseerd, zonder dat er knelpunten optreden vanwege de reconstructie. Er kunnen vervolgens volgens het plan 1.410 woningen worden gerealiseerd op basis van het Ladder-onderzoek (zie paragraaf 3.1.3). Dit kan alleen als aangetoond wordt dat de verleende hogere waarde niet wordt overschreden. Dit is geregeld in lid 23.3.1 van de planregels.

Cumulatie

Onderzocht is wat de cumulatieve geluidbelasting is binnen het plangebied vanwege het wegverkeeer en het bedrijventerrein Zwolschehoek. De eerste geluidberekeningen laten zien, dat met name de cumulatieve geluidbelasting in de zone tussen het woongebied en het bedrijventerrein aandacht behoeft. Er wordt nader onderzoek gedaan naar maatregelen die de geluidbelasting terug dringen.

Conclusie

Er is langs de gebiedsontsluitingsweg een hogere waarde nodig vanwege het wegverkeer. De hogere waarde zal gebiedsgericht worden gemotiveerd in het ontwerpbestemmingsplan. Hiervoor wordt eerst nader geluidonderzoek uitgevoerd. Er wordt ook nader onderzoek gedaan naar de noodzaak van een hogere waarde vanwege de reconstructie.

4.10 Motivatie hogere grenswaarde geluid

In deze paragraaf wordt bij het ontwerpbestemmingsplan de motivatie opgenomen voor het vaststellen van de hogere grenswaarden vanwege het geluid ten gevolge van het wegverkeer en de reconstructie.

4.11 Luchtkwaliteit

Kader

De Nederlandse wet- en regelgeving voor luchtkwaliteit vloeit voort uit titel 5.2 van de Wet milieubeheer (Wm), ook wel de Wet luchtkwaliteit genoemd. Deze wet implementeert onder andere de normen uit Europese regelgeving. Op grond van artikel 5.16 Wm dient een bestuursorgaan, in geval van de in dit artikel genoemde gevallen, een besluit te nemen met in achtneming van één van de volgende gronden:

  • 1. het project leidt niet tot overschrijding van een grenswaarde;
  • 2. het project leidt per saldo tot gelijk blijven of verbetering van de luchtkwaliteit;
  • 3. het project draagt 'niet in betekenende mate' bij aan de concentratie van een stof;
  • 4. het project is genoemd in of past binnen het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL).

Het NSL is een programma waarbij rekening is gehouden met (toekomstige) projecten en maatregelen door middel van een pakket van maatregelen waardoor er binnen een bepaalde termijn aan de grenswaarden voor fijn stof (PM10) en stikstofdioxide (NO2) wordt voldaan. De ontwikkelingen binnen het plan 'Schokkerhoek' zijn niet opgenomen in het NSL. Dit betekent dat de eventuele effecten van het plan op de luchtkwaliteit moeten worden onderzocht en dat getoetst moet worden aan de grenswaarden uit de Wet luchtkwaliteit.

In de Wet milieubeheer zijn grenswaarden voor zeven stoffen en richtwaarden voor vijf stoffen opgenomen voor de concentraties in de buitenlucht. In Nederland zijn NO2 en PM10 het meest kritisch. Daarnaast is per 1 januari 2015 ook voor zeer fijn stof (PM2,5) een jaargemiddelde grenswaarde van kracht. In het algemeen geldt dat bij voldoen aan de normen voor deze stoffen, een overschrijding van de normen voor de overige stoffen redelijkerwijs kan worden uitgesloten. De normen voor de NO2-, PM10- en PM2,5-concentraties zijn in de hierna opgenomen figuur 4.12 weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0184.BP2016SCH-0101_0036.png"

Figuur 4.12 : Overzicht normen luchtverontreinigende stoffen.

Deze grenswaarden vertegenwoordigen het niveau waaronder geen onacceptabele gezondheidseffecten of onaanvaardbare nadelige milieueffecten optreden als gevolg van de heersende concentraties aan luchtverontreiniging.

Naast een jaargemiddelde grenswaarde voor de NO2-concentratie geldt voor deze stof ook een grenswaarde voor de uurgemiddelde NO2-concentratie. Deze 1-uurs gemiddelde grenswaarde bedraagt 200 ìg/m3. Voor deze norm geldt dat deze niet vaker dan 18 keer per jaar overschreden mag worden. Uit metingen blijkt dat een overschrijding van deze grenswaarde, behalve in uitzonderlijk drukke stadssituaties, al lang niet meer aan de orde is. Omdat ook in deze situatie de uurgrenswaarde geen rol speelt, is deze beoordeling buiten beschouwing gelaten.

Naast stikstofdioxide en (zeer) fijn stof zijn er in de Wet milieubeheer ook grenswaarden opgenomen voor zwaveldioxide, lood, koolmonoxide en benzeen. Voor deze stoffen geldt dat het verschil tussen de grenswaarde en de som van de bijdrage van het wegverkeer en de achtergrondconcentratie zo groot is, dat een overschrijding van de grenswaarden wordt uitgesloten. Om deze reden zijn deze stoffen buiten beschouwing gelaten.

Onderzoek

Onderzocht is in hoeverre de emissies van extra verkeer en bedrijven met milieucategorie 1 en 2 de totale concentraties luchtverontreinigende stoffen beïnvloeden. Gezien de planontwikkeling van woningbouw en bedrijven is met name onderzoek uitgevoerd naar de voor deze situatie maatgevende stoffen NO2, PM10 en PM2,5.

Uit het onderzoek blijkt dat op 10 m uit de rand van de beschouwde wegen, ter plaatse van de bestaande woningen in de omgeving van het plan en op de grens van de bedrijfsbestemming concentraties optreden die ruimschoots lager zijn dan de grenswaarden.

Conclusie

Omdat de ontwikkelingen in het plan niet leiden tot concentraties die de grenswaarden overschrijden leidt de Wet luchtkwaliteit niet tot belemmeringen voor de ontwikkelingen in dit plan. Dit onderzoek wordt nog afgestemd op het verkeerskundig onderzoek dat nog wordt geactualiseerd. Omdat het onderzoek wordt geactualiseerd, is het nog niet als bijlage bijgevoegd.

4.12 Nautisch onderzoek brug

De gemeente Urk heeft zoals in paragraaf 2.2 beschreven het voornemen om een nieuwe brug over de Urkervaart te realiseren. Deze brug is gelegen in een bocht en vlakbij een reeds bestaande fietsbrug. In een studie is de voorgestelde locatie en ontwerp van de brug getoetst aan de Richtlijn Vaarwegen 2011, om te onderzoeken of deze brug op de door de gemeente voorgestelde locatie vanuit nautische oogpunt veilig kan worden gerealiseerd. Uit de studie, die als bijlage is bijgevoegd, blijkt, dat de brug vanuit nautisch oogpunt op de voorgestelde plaats kan worden gerealiseerd, mits de dimensies en layout van de brug aan een aantal voorwaarden voldoen. Deze voorwaarden zijn nader beschreven in hoofdstuk 7 van bijlage 2 van het rapport Toelichting Watertoets, dat als bijlage 5 is bijgevoegd.

4.13 Waterparagraaf

Kader

Nationaal Bestuursakkoord Water

Afspraken over het toepassen van de watertoets bij ruimtelijke plannen zijn gemaakt in het Nationaal Bestuursakkoord Water. In het akkoord zijn maatregelen afgesproken met als doel het watersysteem in 2015 'op orde' te hebben. In het bestuursakkoord zijn taakstellende afspraken opgenomen over veiligheid en wateroverlast. Ook is een impuls gegeven aan het gebruik van de watertoets. Het doel van de watertoets is het waarborgen van waterhuishoudkundige belangen in ruimtelijke plannen.

Waterschap Zuiderzeeland

Waterschap Zuiderzeeland is waterbeheerder in het plangebied en is verantwoordelijk voor de waterhuishoudkundige verzorging (waterkwaliteit en waterkwantiteit) binnen het plangebied. Het beleid van het waterschap is verwoord in de volgende documenten en wordt hierna kort besproken:

  • Waterbeheerplan 2016 – 2021;
  • Keur Waterschap Zuiderzeeland 2011 gewijzigd en uitgebreid op 28 januari 2014;
  • De Uitbeelding;
  • Het Waterkader.

Waterbeheerplan 2016 - 2021

Het waterbeheerplan beschrijft hoe het waterschap nu en in de toekomst blijft zorgen voor waterveiligheid en voor voldoende en schoon water. In het plan staan de doelen en de maatregelen die het waterschap de komende 6 jaar gaat nemen om die doelen te realiseren.

Flevoland is een uniek stukje Nederland. Vrijwel het gehele beheergebied ligt onder zeeniveau. Het bestaat uit de Flevopolder en de Noordoostpolder, polders die zijn onttrokken aan het water en waar het nu goed wonen, werken en recreëren is met water in vaarten, tochten, sloten en in de randmeren dat het gebied zijn eigen fraaie karakter geeft. Waterschap Zuiderzeeland staat voor veiligheid, voldoende water en schoon water. De wijze waarop het waterschap hier in deze planperiode invulling aan wil geven, is beschreven in het Waterbeheerplan 2016-2021.

Keur Waterschap Zuiderzeeland 2011 gewijzigd en uitgebreid op 28 januari 2014

De Keur is een wettelijke regeling die van toepassing is op o.a.: de schouw, grondwaterbeheer, veranderingen in het watersysteem, het aanleggen van duikers, dammen of werkzaamheden bij de dijk.

Waterkwantiteit

De Keur is de verordening (wettelijke regeling) van het waterschap en gaat vooral over het waterkwantiteitaspect. De Keur is van toepassing op het aanbrengen van veranderingen aan het watersysteem (o.a. aanleggen van duikers, dammen en werkzaamheden op of aan de dijken). Ook het onttrekken van water aan de bodem of aan oppervlaktewater is geregeld in de Keur. Voor handelingen in het watersysteem is een watervergunning nodig of kan volstaan worden met een melding.

Schouw

Tevens valt de schouw onder de Keur. Waterschap schouwt sloten die niet in beheer zijn, maar wel een belangrijke functie in het watersysteem hebben. Het gaat hierbij met name om het (maai)onderhoud aan waterkeringen (dijken) en oppervlaktewaterlichamen, zoals (erf-)sloten en tochten. Waterschap Zuiderzeeland voert een schouw op de watergangen (sloten en tochten) uit.

Legger

Op de legger staan alle oppervlaktewateren en dijken aangegeven. De legger maakt duidelijk wat u waar van Waterschap Zuiderzeeland mag verwachten. Voor het waterschap is de legger, samen met de keur, hét instrument om te zorgen voor veilige dijken, droge voeten en voldoende en schoon water. De legger is van toepassing op alle water en de daarvoor benodigde kunstwerken. De legger bestaat uit een set van kaarten. Op deze kaarten staat welke dijken, vaarten, tochten, stedelijk water en kunstwerken (bruggen, stuwen, gemalen, sluizen) Waterschap Zuiderzeeland in beheer heeft en waar ze liggen. De legger bevat ook een register waarin staat wie waar en waarvoor het onderhoud moet doen. Tot slot bevat de legger zones (zoneringen) voor toekomstige ontwikkelingen en bescherming van het watersysteem. De legger is in te zien op de website van het waterschap: http://www.zuiderzeeland.nl/werk/werk-in-uitvoering/legger/).

De Uitbeelding

Voor de beoordeling van ruimtelijke plannen heeft het waterschap (in samenwerking met de gemeenten) een zogenaamd waterkader opgesteld en het document 'De uitbeelding' waarin de kaders en richtlijnen van het waterschap zijn opgenomen. De uitgangspunten, randvoorwaarden en ontwerprichtlijnen zijn analoog aan het Waterbeheerplan onderverdeeld in de thema's veiligheid, voldoende water en schoon water.

Water is mede ordenend in de ruimtelijke inrichting. Waterschap Zuiderzeeland streeft er naar dat alle wateraspecten – veiligheid (V), schoon water (S), voldoende water (W) en doelmatig beheer en onderhoud - een integraal onderdeel vormen van de ruimtelijke planvorming.

Het Waterkader

Om bij de ruimtelijke planvorming het belang van water goed te borgen en te anticiperen op klimaatverandering, hebben het Rijk, het Interprovinciaal overleg (IPO), de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) en de Unie van Waterschappen (UvW) in 2001 het proces van de watertoets in het leven geroepen en in 2003 verankerd in het Besluit ruimtelijke ordening. Waterbeheerders adviseren bij de totstandkoming van ruimtelijke plannen. Dit proces heet kortweg 'de watertoets'. Om aan te geven wat er voor het waterbeheer in, maar ook ná het watertoetsproces belangrijk is, heeft Waterschap Zuiderzeeland het Waterkader opgesteld. Het Waterkader geeft richting en houvast voor waterzaken binnen ruimtelijke plannen. Samen met de Uitbeelding is het bedoeld als gids en inspiratie voor het verbond tussen water en ruimte.

Gemeente Urk

In het verbreed gemeentelijk rioleringsplan Urk 2016 - 2021 staat:

  • het stedelijk waterbeleid van de gemeente;
  • de ontwikkeling van het waterbeheer voor de lange termijn;
  • concrete waterplannen voor de korte termijn.

In het VGRP staat beschreven op welke wijze de gemeente – nu én in de toekomst - invulling geeft aan haar zorgplicht voor het inzamelen en afvoeren van het stedelijk afvalwater. Daarnaast bevat het ook beleid voor de zorg voor hemelwater en grondwater. Dit is de verbreding van het rioleringsplan. Tot slot bevat het VGRP een kostendekkingsplan waarin uiteengezet wordt hoe er voor drie zorgplichten wordt betaald.

Huidige situatie

Bodem

De maaiveldhoogte in het plangebied ligt globaal tussen de NAP -4,00 m (centraal in het gebied) en NAP -4,70 m (noordwest hoek). De dikte van de deklaag in het plangebied varieert van circa 5 m tot 10 m. Deze bestaat voornamelijk uit lichte klei en kleiig zand. In de ondergrond komen veenlagen voor. De aanwezigheid van veen en in mindere mate lichte klei maken dat het ingepolderde gebied waaronder het plangebied op sommige plaatsen gevoelig is voor zetting.

Grondwater

Uit meetgegevens in de omgeving van het plangebied blijkt dat de stijghoogte in het 1e watervoerende pakket tussen NAP -4,80 m en NAP -5,50 m ligt. Het plangebied is gelegen in het zuidwesten van de Noordoostpolder waar een kwelstroom tot 2 mm per dag kan worden verwacht. Er moet rekening gehouden worden met een toename van kwel en risico op opbarsten van de bodem bij ontgravingen dieper dan 1,0 meter. Dit dient meegewogen te worden bij de planuitwerking en inrichting van compenserende maatregelen voor waterberging.

Oppervlaktewater

Het watersysteem in het plangebied behoort tot peilgebied Lage afdeling met peil van NAP -5,70 m met een marge van +- 0,20 m. Het waterschap heeft aangegeven dat het peil in extreme situaties kan stijgen tot NAP -4,70 m. Het totale peilgebied heeft een oppervlakte van 24.770 ha. Het peilbeheer wordt gereguleerd door de hoofdgemalen Vissering en Buma. De volgende waterlopen zijn gelegen in en om het plangebied:

  • Direct ten noorden van het plangebied is de Urkervaart gelegen;
  • Direct ten westen van het plangebied is de Zuidermeertocht gelegen;
  • Verder zijn in en rond het plangebied diverse kavelsloten gelegen die voor de aanvoer, afvoer en ontwatering van het gebied zorgen.

De aanwezige kavelsloten zijn afgestemd op het huidige agrarische gebruik van de gronden.

De Urkervaart en de Zuidermeertocht zijn beide aangewezen als KRW-waterlichaam. Voor de Zuidermeertocht zijn de voorgenomen Kaderrichtlijn water-maatregelen aanleg van duurzame/natuurvriendelijke oevers en het optimaliseren van het maaibeheer om de ecologische effecten te minimaliseren. Dit staat op de planning na 2016.

Verwacht wordt dat de oppervlaktewaterkwaliteit in het plangebied redelijk voedselrijk is. Dit komt onder andere door uitspoeling van meststoffen uit landbouwgronden (fosfaat en stikstof) en kwel dat naar verwachting voedselrijk is.

Waterkering

Het plangebied is gelegen binnen Dijkring 7. Binnen het plangebied zijn geen waterkeringen gelegen.

Riolering

Ten noorden van het plangebied (ten noorden van de Urkervaart en Urkerweg) is een transportleiding richting AWZI Tollebeek gelegen.

Toekomstige situatie

Oppervlaktewater en kavelsloten

  • Aan de noordzijde en westzijde van het plangebied zijn grote nieuwe waterpartijen voorzien. De nieuwe watervoerende waterpartijen en watergangen krijgen conform de richtlijnen van waterschap Zuiderzeeland een waterdiepte bij streefpeil van 1,2 m. Indien het oppervlaktewater rondom het eiland aan de noordzijde bevaarbaar moet zijn dient dit een waterdiepte bij streefpeil van 1,5 m te hebben.
  • Per fase dient het landbouwgebied (ten noorden van de Domineesweg) wat afwatert via de kavelsloten in het plangebied richting de Urkervaart ten alle tijden te kunnen blijven afwateren en ontwateren.
  • Op basis van de beschikbare informatie is er bij het graven van nieuwe watergangen en oppervlaktewater een risico op opbarsten en toename van kwel. Bij de verdere planuitwerking wordt geadviseerd dit nader te beschouwen middels een kwelberekening en opbarstberekening.
  • De nieuwe watergangen binnen het plan worden dusdanig ontworpen dat voldaan wordt aan de beheer- en onderhoudsrichtlijnen van het waterschap. Over het beheer en onderhoud worden op een later moment nadere afspraken gemaakt tussen het waterschap en de gemeente.

Waterkwaliteit

Het hemelwater dat terecht komt op de bebouwing en terreinverharding wordt beschouwd als schoon wanneer rekening wordt gehouden met het gebruik van niet-uitlogende bouwmaterialen. Dit water kan direct worden afgevoerd naar het oppervlaktewater.

Hemelwater- en vuilwatersysteem

Het hemelwater in het plangebied wordt gescheiden van het vuilwater verwerkt. Voor het afvalwater wordt een centrale ondergrondse inzameling aangelegd in het plangebied. Centraal in het plangebied wordt een nieuw rioolgemaal geplaatst dat het vuilwater vanuit het plangebied verpompt naar de transportleiding gelegen ten noorden van de Urkerweg.

Watercompensatie extra verhard oppervlak

Op basis van de oppervlakten van de stedenbouwkundige tekening op hoofdlijnen is een bergingsberekening gemaakt op basis van de bergingsnorm van 5,5% over de netto toename aan verharding binnen peilgebied Lage Afdeling. In het huidige plan is circa 5 ha. aan nieuw oppervlaktewater opgenomen welke in open verbinding staat met de Urkervaart. De benodigde watercompensatie voor de netto toename aan verhard oppervlak en te dempen sloten bedraagt samen circa 2,47 ha. Geconcludeerd wordt dat ruim voldoende watercompensatie in het plan aanwezig is voor geheel Schokkerhoek. Het overschot aan compensatie is in te zetten voor andere plannen binnen het peilvak Lage Afdeling. Daarnaast kan worden overwogen om wat minder nieuw water te graven om het risico op kwel en opbarsten te reduceren.

Drooglegging plangebied

Het waterpeil van het omliggend oppervlaktewater gelegen in peilgebied Lage Afdeling is NAP -5,70 m met een marge van +- 0,20 m. Het waterschap heeft aangegeven dat het peil in extreme situaties een meter kan stijgen tot NAP -4,70 m.

Op basis van deze gegeven wordt het peil van de wegen in het plangebied naar verwachting NAP -4,20 m en het peil van de woningen zo'n 0,20 tot 0,30 m hoger (NAP -4,00 m tot NAP -3,90 m). Bij streefpeil heeft het plangebied een drooglegging van minimaal 1,5 m en bij extreme situaties is de drooglegging van de wegen nog circa 0,5 m.

Nieuwe brug over Urkervaart

Aan de noordzijde is een nieuwe burg voorzien over de Urkervaart. De nieuwe brug vormt een verbinding voor (auto)verkeer tussen het plangebied Schokkerhoek en de bestaande infrastructuur ten noorden van de Urkervaart.

Waterveiligheid

Het plangebied is niet buitendijks gelegen. Ook liggen binnen het plangebied geen waterkeringen. De ontwikkeling voorziet ook niet in de aanleg van nieuwe waterkeringen en/of werkzaamheden aan bestaande waterkeringen. Het plan heeft dus geen effecten op de waterveiligheid van een waterkering.

Conclusie

Er zijn tussen de gemeente en het waterschap afspraken vastgelegd in de vorm van een uitgangspuntenotitie die als toetsingskader dient bij de verdere uitwerking van de plannen. Hetwaterrapport als bijlage 5 opgenomen.

4.14 Vormvrije m.e.r.-beoordeling

Kader

Een milieueffectrapportage (m.e.r.) is bedoeld om het milieubelang vroegtijdig en volwaardig in de plan- en besluitvorming in te brengen. De m.e.r. is altijd gekoppeld aan een besluit, bijvoorbeeld een structuurvisie of een bestemmingsplan. Een m.e.r. is een procedure, waarbij een uitgebreid onderzoek (MER) naar de milieueffecten (verkeer, geluid, natuur, water, etc.) wordt uitgevoerd. Een m.e.r.-beoordeling is een toets om te beoordelen of bij een project belangrijke nadelige milieugevolgen kunnen optreden, waarvoor een m.e.r. nodig is.

In het Besluit milieueffectrapportage (in het vervolg Besluit m.e.r.) zijn in de bijlage, onderdeel C en D activiteiten opgenomen, waarbij op grond van artikel 7.2b van de Wet milieubeheer besloten moet worden of bij de voorbereiding van het plan of besluit voor die activiteiten een milieueffectrapport (MER) moet worden opgesteld. Hierin is onder andere "de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject met inbegrip van de bouw van winkelcentra of parkeerterreinen" (categorie D 11.2) als m.e.r.beoordelingsplichtig aangeduid. Bij stedelijke ontwikkelingen gaat het om de realisatie van woningen, bedrijven, winkelcentra en parkeerterreinen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0184.BP2016SCH-0101_0037.png"

De voorgenomen activiteit, de realisatie van gebiedsontwikkeling Schokkerhoek, voldoet niet aan de genoemde drempelwaarde van de genoemde gevallen (nl. een oppervlakte van 100 ha of meer, een aaneengesloten gebied en 2000 of meer woningen of een bedrijfsvloeroppervlakte van meer dan 200.000 m2 of meer). Conform het Besluit m.e.r. (art. 2, lid 5, sub b) dient, voor activiteiten die wel in de D-lijst zijn opgenomen, maar niet aan de drempelwaarden voldoen, beoordeeld te worden of zich geen belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu voordoen. Deze toets wordt een vormvrije m.e.r.-beoordeling genoemd. Hierin worden wel de potentiële milieugevolgen in beeld gebracht, maar behoeft de procedure (inclusief separate ter inzagelegging van het m.e.r.-beoordelingsbesluit) niet doorlopen te worden.

Behalve via de C- en D-lijst van het Besluit m.e.r. kan ook op grond van het opstellen van een passende beoordeling in het kader van de Natuurbeschermingswet de verplichting ontstaan om een (plan-)m.e.r.-procedure te doorlopen. Voor Schokkerhoek is het niet noodzakelijk een passende beoordeling op te stellen (zie paragraaf 4.8)

Onderzoek

Bij de vormvrije m.e.r.-beoordeling wordt gekeken naar

  • 1. de kenmerken van het project;
  • 2. de plaats van het project;
  • 3. de kenmerken van het potentiële effect.

De kenmerken van het project

Bij de kenmerken van het project is in het bijzonder in overweging genomen de omvang van het project, de verkeersaantrekkende werking en de daarmee samenhangende aspecten geluid en luchtkwaliteit. Daarnaast zijn de effecten op de waterhuishouding beoordeeld. Gelet hierop geldt dat uit bovenstaande paragrafen kan worden uitgesloten, dat de aangevraagde activiteit belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kan hebben. Dit volgt uit de beschreven omgevingsaspecten in dit hoofdstuk.

De plaats van het project

Het plangebied ligt aan de rand van een stedelijke omgeving met aan de noord- en westkant wegen, wonen en bedrijven. Het plangebied ligt niet in de directe nabijheid van beschermde natuurgebieden. Bij de mate van kwetsbaarheid van het milieu in het gebied waarop het project van invloed kan zijn is in het bijzonder de archeologische, cultuurhistorische en landschappelijke waarde van het gebied in overweging genomen. Daarnaast is aandacht besteed aan de aanwezigheid van een ecologische verbindingszone, i.c. de Urkervaart. Daarnaast is aandacht besteed aan de effecten op Natura 2000-gebieden en Beschermde Natuurmonumenten.

Gelet hierop geldt op basis van de hierboven opgenomen paragrafen, dat naar aanleiding van de plaats van het project kan worden uitgesloten dat de activiteit belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kan hebben.

De kenmerken van het potentiële effect.

Bij de potentiële effecten van het project is in samenhang met de criteria van de punten 1 en 2 in het bijzonder in overweging genomen het bereik van het effect, de orde van grootte en de complexiteit van het effect, de waarschijnlijkheid van het effect, de duur, de frequentie en de omkeerbaarheid van het effect. De onderhavige plannen vinden plaats op een schaalniveau, dat niet gesproken kan worden van belangrijke nadelige effecten voor het milieu. Gelet hierop geldt, dat naar aanleiding van de kenmerken van het potentiële effect, kan worden uitgesloten dat de activiteit belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kan hebben. De borging van maatregelen, met name op het gebied van verkeersafwikkeling en geluid, wordt geregeld in het bestemmingsplan.

Conclusie

Nu uitgesloten kan worden dat de activiteit belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kan hebben, is er geen aanleiding om een mer-beoordeling of mer-procedure uit te voeren.

4.15 Duurzaamheid

De gemeente vindt het belangrijk, dat de nieuwe wijk Schokkerhoek voorbereid is op de toekomst. Daartoe onderzoekt de gemeente voor het plan maatregelen ter bevordering van de duurzame ontwikkeling van Schokkerhoek. In het ontwerpbestemmingsplan wordt hier nader op ingegaan.

Hoofdstuk 5 Juridische aspecten

5.1 Bestemmingsplan verbrede reikwijdte

Onderhavig bestemmingsplan is een zogenaamd bestemmingsplan Verbrede Reikwijdte. Met een bestemmingsplan Verbrede Reikwijdte kunnen gemeenten sinds 2014 vooruit lopen (anticiperen) op de komst van het omgevingsplan uit de Omgevingswet. Dat doen zij als experimenten onder de werking van de Crisis- en herstelwet. Een dergelijk bestemmingsplan wordt een Chw bestemmingsplan genoemd of een bestemmingsplan Verbrede Reikwijdte.

Gemeente Urk heeft voor het grondgebied van de gehele gemeente een aanvraag ingediend bij het ministerie van I&M. Het ligt in het voornemen deze aanvraag mee te nemen in de 14e tranche van het Besluit uitvoering Chw.

5.2 Toepassing instrumenten artikel 7c Chw

Het bestemmingsplan is zoveel mogelijk vormgegeven als een traditoneel bestemmingsplan. Daar waar de toepassing van mogelijkheden die artikel 7c van de Chw nodig is, wordt hiervan afgeweken. Deze regels zijn zoveel mogelijk integraal opgenomen in de bestemmingsregels. Regels met een algemener karakter zijn ondergebracht in lid 23.3 in de planregels.

5.2.1 Mogelijkheden Chw

Met dit bestemmingsplan wordt geëxperimenteerd met de in de toekomstige Omgevingswet beoogde verbreding van het bestemmingsplan tot een omgevingsplan. Zolang de beoogde Omgevingswet niet is vastgesteld en in werking is getreden, geldt een experimenteel omgevingsplan als een buitenwettelijk en vormvrij plan.

Met artikel 7c van de Chw wordt een wettelijke grondslag gegeven aan deze experimentele bestemmingsplannen. In het kader van dit experiment mag worden afgeweken van de aangegeven onderdelen van onder meer de Wet ruimtelijke ordening (Wro), het Besluit ruimtelijke ordening (Bro), de Wet geluidhinder (Wgh), het Besluit geluidhinder (Bgh) en de Wet milieubeheer (Wm). Artikel 7c biedt de volgende instrumenten:

  • Looptijd: 20 jaar in plaats van 10 jaar.
  • Voorlopige bestemmingen: tijdelijk gebruik, maximaal 10 jaar.
  • Verordeningen: toevoegen lokale verordeningen v.w.b. fysieke leefomgeving
  • De ‘verbrede reikwijdte’ betekent dat het omgevingsplan niet alleen over een ‘goede ruimtelijke ordening’ gaat, maar net als onder de Omgevingswet de fysieke leefomgeving centraal stelt. In het bestemmingsplan met verbrede reikwijdte kunnen naast regels met een ruimtelijke relevantie, regels worden opgenomen ten behoeve van het bereiken en in stand houden van een veilige en gezonde fysieke leefomgeving en een goede omgevingskwaliteit en doelmatig beheren, gebruiken en ontwikkelen van de fysieke leefomgeving ter vervulling van maatschappelijke functies. Concreet betekent dit dat regels kunnen worden opgenomen over onder andere het uiterlijk van bouwwerken (welstand), duurzaamheid en een goed woon- en leefklimaat
  • Meldingsplicht: activiteiten zijn verboden, tenzij initiatiefnemers dit vooraf melden: ruime en flexibele kaders stellen met behoud van controle en sturingsmogelijkheden, bijvoorbeeld voor beheer fysieke leefomgeving maatregel treffen die betere bescherming bieden aan de leefomgeving.
  • Beleidsregels: open norm, uitleg afhankelijk van beleidsregel. Eisen: moeten naleefbaar, uitvoerbaar en handhaafbaar zijn.
  • Planschade: vanaf 3 jaar voorzienbaar.
  • Uitvoerbaarheid en milieukwaliteitseisen: globaal onderzoek in kader van vaststelling. Plan moet kunnen worden gerealiseerd: geen evidente belemmeringen die de uitvoering in de weg staan. Basisvraag: of een functie toelaatbaar is. Hoe een functie aanvaardbaar kan worden verwezenlijkt kan door gebruik van open normen worden verlegd naar de vergunningverlening.
  • Exploitatieplan: vaststelling exploitatieplan verplaatsen naar vergunningverlening, college bevoegd gezag. Biedt de mogelijkheid in de tussentijd het kostenverhaal anderszins te regelen.
  • Maatwerkregels: gebiedsgerichte geluidwaarden opnemen, hoger of lager dan Activiteitenbesluit, 5 dB extra toe te staan.
5.2.2 Toepassing Chw

In de vorige paragraaf zijn de mogelijkheden van een bestemmingsplan Verbrede Reikwijdte beschreven. In deze paragraaf wordt toegelicht welke instrumenten voor dit plan zijn toegepast.

Planperiode

Vanwege de omvang van het plan kan het niet binnen de reguliere planperiode van 10 jaar worden gerealiseerd. Op basis van de Chw is de planperiode voor dit plan dan ook 20 jaar. Met een bouwvolume van circa 80 woningen per jaar kan het plan binnen deze planperiode worden gerealiseerd. Dit is een realistisch bouwvolume als het wordt vergelijken met de ervaringscijfers op Urk in de afgelopen jaren, waarin het bouwvolume ruim hoger is.

Bedrijven en milieuzonering

Uit paragraaf 4.3 en 4.9 volgt, dat er vanwege het bedrijventerrein Zwolschehoek in een deel van het plangebied geen milieugevoelige functies kunnen worden gerealiseerd, omdat in de bestaande situatie nog geen sprake is van een goed woon- en leefklimaat. Dit wordt enerzijds veroorzaakt door de milieucontouren voor wat betref de aspecten geur, geluid, stof en gevaar die vanwege de toegestane bedrijven op het terrein Zwolschehoek over het plangebied liggen. Daarnaast heeft dit te maken met het cumulatieve geluidniveau, dat optreedt in het plangebied vanwege het wegverkeer en de bedrijfsactiviteiten op Zwolschehoek.

Voor de afstanden die op basis van de VNG-brochure 'Bedrijven en Milieuzonering' moeten worden aangehouden, geldt dat deze indicatief zijn en dat de daadwerkelijke effecten beperkter kunnen zijn dan op basis van de afstanden wordt aangenomen. In onderhavig plan is daarom een regeling opgenomen dat binnen de milieucontouren van Zwolschehoek milieugevoelige functies kunnen worden gebouwd, mits wordt aangetoond, dat er sprake is van een goed woon- en leefklimaat en mits het gebruik van de gronden op het bedrijventerrein en de bedrijfsvoering van de bedrijven niet worden belemmerd. Deze bepaling is als een open norm in de planregels opgenomen, die nader wordt geobjectiveerd in een nog op te stellen beleidsregel "Goed woon- en klimaat'. Hierbij moet worden getoetst aan de maximale invulling van de relevante bestemmingsplannen die voor het bedrijventerrein gelden op het moment, dat het bouwinitiatief zich aan dient. De beoordeling of er sprake is van een goed woon- en leefklimaat gebeurt aan de hand van de beleidsregel 'Woon- en leefklimaat'.

Hierbij is voor wat betreft de uitvoerbaarheid rekening gehouden met de omstandigheid, dat de gemeente een zogenaamd bestemmingsplan-plus voorbereidt voor het bedrijventerrein. Met een dergelijk plan brengt de gemeente de milieugebruiksruimte van het bedrijventerrein terug, waardoor de milieueffecten op het plangebied Schokkerhoek terug worden gebracht. Ook dit bestemmingsplan-plus wordt opgesteld via toepassing van de Chw.

Daarnaast zijn er in het bestemmingsplan 'reguliere' bouwregels opgenomen die ervoor zorgen dat de geluidseffecten vanwege het bedrijventerrein op het plangebied worden beperkt. Deze regels houden in dat er in deelgebieden langs het bedrijventerrein (deelgebieden F en J, zie paragraaf 4.9) een minimale bouwhoogte en een minimaal bebouwingspercentage geldt. Daarbij moet de bebouwing van woon- en werkclusters die op de westelijke percelen wordt gerealiseerd tot op de noordelijke en zuidelijke perceelsgrens worden geplaatst, zodat er een geluidwerende wand ontstaat voor de bedrijfswoningen. Tevens mag in de deelgebieden E en I (zie paragraaf 4.9) de bouwhoogte niet meer bedragen dan 6 meter en de bebouwingsdichtheid niet meer dan 50%. Op deze wijze vormt de bebouwing in deelgebieden F en J een geluidwerende maatregel om de geluidbelasting vanwege de bedrijven op Zwolschehoek terug te brengen.

Tot slot geldt, dat in het gemengde gebied, waar naast kleinschalige indoor-leisure, maatschappelijke voorzieningen en lichte bedrijfsfuncties (categorie 1 en 2) ook geluidgevoelige functies zijn toegestaan, dat de geluidgevoelige objecten (zoals bedrijfswoningen of een school) op minimaal 10 meter uit de erfgrens moeten worden gebouwd, zodat er voldoende afstand is om hinder van omliggende activiteiten te voorkomen en de bedrijfsvoering van omliggende activiteiten niet wordt belemmerd. Deze afstand van 10 meter is bepaald op basis van de VNG-Uitgave 'Bedrijven en Milieuzonering (2009)' bij een omgevingstype 'gemengd gebied', waarbij de maximaal toegestane milieucategorie 2 bedraagt.

Verkeersafwikkeling

Er dient zorgvuldig te worden omgegaan met de verkeerskundige situatie van het plan. Van belang is, dat de verkeersafwikkeling over de wegvakken en de kruispunten en de veiligheid voor fietsers op een goede wijze geborgd zijn en dat gebiedsvreemd verkeer wordt beperkt. Dit stelt eisen aan het op een juiste wijze bestemmen.

Uit het verkeersonderzoek volgt, dat er bij een verkeersintensiteit tot 15.000 motorvoertuigen per etmaal sprake is van een goede verkeersafwikkeling. Daarom wordt in de regels opgenomen, dat de gemeente jaarlijks het aantal gerealiseerde woningen monitort en ook de verkeersintensiteit op de nieuwe ontsluitingsweg meet. Wanneer de verkeersafwikkeling de genoemde grenswaarde van 15.000 nadert zal de gemeente passende maatregelen treffen. Zonder die maatregelen is de realisatie van meer dan 1005 woningen alleen toegestaan indien wordt aangetoond dat er sprake is van een goede verkeersafwikkeling en de geluidsituatie voldoet aan een goed woon- en leefklimaat, conform de beleidsregel 'Woon- en leefklimaat'.

Geluid

Zoals hierboven onder 'bedrijven en milieuzonering' al is aangegeven, is het aspect geluid vanwege wegverkeer en het bedrijventerrein Zwolschehoek een aandachtspunt. Uit onderzoek volgt dat er tot 1005 woningen geen belemmeringen zijn vanwege het aspect geluid vanwege wegverkeer, indien een hogere waarde wordt vastgesteld, variërend van maximaal 55 tot 58 decibel dB(A) voor een deel van het plangebied. Daarnaast moet een hogere waarde worden verleend voor de woningen Urkerweg 60 en Waakhoogte 16, 18 en 20 vanwege de nieuwe ontsluiting op de Urkerweg. Die maximale waarde is bepaald op basis van een reconstructieonderzoek.

Om de geluidbelasting vanwege het wegverkeer te beheersen is een monitoringsbepaling opgenomen, waarin is geregeld, dat vanaf het moment, dat er voor 900 woningen vergunning is verleend de geluidbelasting vanwege het wegverkeer jaarlijks wordt onderzocht, zodat bepaald kan worden of aan de voorkeurswaarde of de vastgestelde hogere waarde kan blijven worden voldaan bij de bouw van nieuwe woningen.

Nieuwbouw van woningen is alleen toegestaan indien aan de vastgelegde geluidnormen kan worden voldaan. Mogelijk moeten hiervoor maatregelen worden getroffen, zoals een nieuwe ontsluitingsweg vanaf de Domineesweg aan de zuidoostkant of een nieuwe oostelijke randweg. Daarnaast kunnen er maatregelen worden getroffen in de vorm van aanpassingen aan het stedenbouwkundig ontwerp, geluidwerende voorzieningen of toepassen van geluiddove gevels. Dit is mogelijk omdat het plan gefaseerd wordt gerealiseerd en alleen de eerste fase van een eindbestemming wordt voorzien. Voor de vervolgfasen geldt een uitwerkingsplicht.

Waterhuishouding

De nieuwe inrichting van het gebied heeft effecten op de waterhuishouding in het plangebied en zijn omgeving. Om een goede waterhuidhouding te borgen heeft de gemeente samen met het waterschap een uitgebreide uitgangspuntennotitie opgesteld, waaraan bij de inrichting van het plan moet worden voldaan. Deze uitgangspuntennotitie is geborgd in de planregels als een beleidsregel.

Ladder voor Duurzame Verstedelijking

De Chw biedt de mogelijkheid tot faseren van onderzoek en tot een groter doelbereik (afstemming vraag en aanbod / voorkomen relevante leegstand). De toets aan de behoefte kan worden doorgeschoven naar de vergunningverlening. Een aanvraag om omgevingsvergunning kan en moet worden geweigerd als de actuele regionale behoefte niet kan worden onderbouwd. Wel dient te worden aangetoond in het bestemmingsplan Verbrede Reikwijdte dat er sprake is van een 'goede ruimtelijke ordening' of in de context van de Ow een evenwichtige toedeling van functies aan locaties.

Het programma waarvoor de behoefte is aangetoond in het ladderonderzoek is direct toegestaan. Ten aanzien van het woonprogramma is dat maximaal 1410 woningen. Fysiek gezien is er ruimte voor meer woningen in het plangebied. Wanneer er meer dan 1410 woningen worden gerealiseerd dient bij de vergunningaanvraag te worden onderbouwd, dat er sprake is van behoefte, dat er geen sprake is van overprogrammering en dat het plan niet leidt tot leegstand in de regio. Hierbij wordt geanticipeerd op de wijziging van het Besluit ruimtelijke ordening (begin 2017), waarbij het aannemelijk is dat het dan is toegestaan dat de motivatie in het kader van de Ladder plaatsvindt bij het opstellen van het uitwerkingsplan.

Exploitatieplan

De gemeente heeft de ambitie eigenaar te worden van de gronden. Wanneer de gemeente nog geen eigenaar is en er vergunningaanvragen worden ingediend dient er kostenverhaal plaats te vinden. In dat kader biedt de Chw de mogelijkheid de vaststelling van een exploitatieplan of het sluiten van een anterieure overeenkomst te verplaatsen naar de vergunningverlening, waarbij het college bevoegd gezag is. De gemeente stelt conform de reguliere Wro een exploitatieplan vast. Het ontwerp exploitatieplan wordt tegelijkertijd met het ontwerpbestemmingsplan ter inzage gelegd. Het exploitatieplan doorloopt een zelfstandige procedure. De vaststelling ervan gebeurt tegelijk met de vaststelling van het bestemmingsplan.

Beleidsregels

De Chw biedt de mogelijkheid te werken met open normen, waarbij de uitleg nader wordt vastgelegd in een beleidsregel. De normen moet en dusdanig worden geformuleerd, dat deze naleefbaar, uitvoerbaar en handhaafbaar zijn. De gemeente stelt de volgende beleidsregels op:

  • 1. Beleidsregel Parkeren: in deze beleidsregel worden de parkeernormen voor het plan Schokkerhoek vastgelegd. Bij bouwaanvragen en (wijziging van) gebruik wordt aan deze parkeernormen getoetst.
  • 2. Beleidsregel Duurzaamheid: in deze beleidsregel worden de duurzaamheideisen opgenomen. Bij een aanvraag om omgevingsvergunning wordt getoetst of de plannen voldoen aan deze eisen.
  • 3. Beleidsregel Goed woon- en leefklimaat: In deze beleidsregel wordt bepaald op welke wijze bij bouwaanvragen wordt getoetst aan de eis of er sprake is van een goed woon- en leefklimaat. In de beleidsregel worden daarvoor normen opgenomen.
  • 4. Beleidsregel Beeldkwaliteit: In deze beleidsregel worden de welstandseisen opgenomen in de vorm van een beeldkwaliteitplan (BKP) . Er wordt per fase een BKP vastgesteld. De eerste beleidsregel Beelkwaliteit geldt voor de eerste fase van het plan waarbij een directe bouwtitel is opgenomen. De beleidsregels Beeldkwaliteit voor de vervolgfasen worden tegelijk met het uitwerkingsplan dat wordt gemaakt voor een vervolgfase vastgesteld.
  • 5. Beleidsregel Geluid: In deze beleidsregel wordt bepaald waar woningen aan moeten voldoen als ze worden gebouwd in een gebied waarvoor een hogere grenswaarde geluid is vastgelegd in het bestemmingsplan.
  • 6. Beleidsregel Water: De gemeente legt in een beleidsregels de uitgangpunten vast om te zorgen dat er sprake is van een goede waterhuishouding. Deze beleidsregel wordt opgesteld in overleg met het Waterschap Zuiderzeeland.

Deze beleidsregels zijn in voorbereiding. Uitgangspunt is dat ze beschikbaar zijn bij de terinzage legging van het ontwerpbestemmingsplan Schokkerhoek.

5.3 Bestemmingen

Over de wijze van het digitaal presenteren van de bestemmingsplannen is zoveel mogelijk aangesloten bij de RO Standaarden 2012. Er is in afwijking van de SVBP 2012 een extra hoofdstuk in de regels opgenomen. Daarnaast is niet altijd aangesloten op de benaming van aanduidingen die in de SVBP zijn voorgeschreven Dit is geen beperking bij het plaatsen van de plannen op www.ruimtelijkeplannen.nl, mits de objectenindeling maar blijft gehandhaafd: hoofdstukken, artikelen en (sub)leden.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

6.1 Economische uitvoerbaarheid

Het bestemmingsplan biedt nieuwe bouwmogelijkheden zoals bedoeld in artikel 6.12 lid 1 Wro. Dit betekent dat de gemeenteraad bij de vaststelling van het bestemmingsplan tevens een exploitatieplan zal vaststellen, tenzij het verhaal van kosten van de grondexploitatie anderszins is verzekerd.

De gronden zijn grotendeels in particulier bezit. Er is op dit moment geen concreet zicht op het sluiten van een exploitatieovereenkomst met alle grondeigenaren in het gebied. Tezamen met het ontwerpbestemmingsplan zal daarom tevens een ontwerpexploitatieplan ter inzage worden gelegd. Hiermee is het kostenverhaal geregeld.

6.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Vooroverleg ex artikel 3.1.1 Bro

In het kader van het wettelijke verplichte overleg op grond van artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening wordt het voorontwerpbestemmingsplan toegezonden aan het Rijk, de Provincie Flevoland, de buurgemeenten en het Waterschap Zuiderzeeland met de mogelijkheid tot het geven van een reactie.

Inspraak

Op basis van de gemeentelijke inspraakverordening wordt het voorontwerpbestemmingsplan voor een periode van 6 weken ter inzage gelegd. Tijdens deze periode kan een ieder zijn inspraakreacties indienen.

Tervisielegging ontwerpbestemmingsplan

Het ontwerpbestemmingsplan wordt gedurende zes weken voor een ieder ter inzage gelegd. Tijdens de terinzageleggingstermijn kan een ieder een zienswijze indienen tegen het plan.

Vaststelling bestemmingsplan

Het bestemmingsplan wordt ter vasttelling aan de gemeenteraad van Urk aangeboden. Daarna wordt het vaststellingsbesluit en het bestemmingsplan 6 weken ter inzage gelegd, gedurende welke periode beroep kan worden aangetekend bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State.

6.3 Handhaving bestemmingsplan

Het handhavingsbeleid van gemeente Urk is vastgelegd in de nota Handhavingsbeleid gemeente Urk 2016-2020.

De visie van de gemeente Urk is dat overheid en de samenleving een gezamenlijke verantwoordelijkheid hebben voor de naleving van de wet- en regelgeving om de fysieke leefomgeving schoon, veilig en leefbaar te houden. Primair ligt de naleving bij de gebruikers van de fysieke leefomgeving. Wordt deze verantwoordelijkheid niet genomen dan is de overheid aan zet.

  • 1. Het accent van het handhaving zal liggen op de preventie, zodat zo min mogelijk een beroep gedaan hoeft te worden op de handhavingsinstrumenten. Bij het constateren van een overtreding zal in eerste instantie worden gekeken of legalisatie tot de mogelijkheden behoort. Is dit niet het geval dan zal pas doortastend handhavend worden opgetreden.
    De uitgangspunten die de gemeente Urk hanteert bij de handhaving zijn:
    Voorlichting en preventie waar het kan, handhaving waar nodig.
  • 2. Burgers, bedrijven en verenigingen zijn primair zelf verantwoordelijk voor naleving. Regie handhaving ligt bij de gemeente.
  • 3. Belonen van goede naleving, daadkrachtige aanpak slechte naleving.
  • 4. Handhaving voldoet aan de wettelijke eisen.
  • 5. Afspraken met handhavingspartners in de regio worden nageleefd.
  • 6. Handhaving wordt zoveel mogelijk integraal opgepakt.

Het handhavingsbeleid is van toepassing op gemeentelijke handhavingstaken op het gebied van de fysieke leefomgeving (Wabo, APV, AVS, winkeltijden, marktverordening, DHW, Wet kinderopvang, Opiumwet en jeugdhonken). Voor de taken op het gebied van milieu die zijn overgedragen aan de OFGV geldt het handhavingsbeleid niet, de OFGV stelt zelf een uitvoeringskader op ten aanzien van deze taken.

Vanwege het feit dat gemeenten te maken hebben met een groot aantal handhavingstaken en beperkte middelen en capaciteit, is het niet mogelijk om alle handhavingstaken uit te voeren. Om te bepalen welke taken de grootste risico's vormen en de meeste aandacht zouden moeten krijgen is een risico analyse uitgevoerd om te bepalen waar de grootste risico's liggen.

Zoals hierboven aangegeven zal preventie een belangrijk element vormen om te voorkomen dat er handhavend dient te worden opgetreden. Hiertoe is voor het onderdeel bouw/sloop de mogelijkheid voor burgers en bedrijven vooraf informatie in te winnen bij de gemeente. Voor de Drank- en Horecawet is een apart preventie- en handhavingsplan opgesteld.

De mate van toezicht is afhankelijk van de prioritering op grond van de risico analyse. Is het risico hoog dan zal het toezicht actiever zijn dan wanneer het risico laag is.

Voor wat betreft de sanctiestrategie zijn er een aantal sanctiestrategieën die specifiek zien op bepaalde handhavingstaken. Het gemeenschappelijk kader voor bouw, milieu en de openbare ruimte en het preventie- en handhavingsplan voor het sanctioneren op grond van de Drank- en Horecawet.

Om de effecten van toezicht en handhaving te meten zullen de bepaalde zaken gemonitord en geregistreerd worden en weergegeven in het verslag. Elke vier jaar zal het handhavingsbeleid worden geëvalueerd en indien nodig opnieuw worden vastgesteld.