Plan: | GEMEENTE ASSEN Norgerbrug en omgeving |
---|---|
Status: | voorontwerp |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0106.08BP20102220-A001 |
Het plangebied ligt op korte afstand van het Natura 2000-gebied Fochteloërveen. Omdat significante effecten op dit gebied op voorhand niet konden worden uitgesloten, is gestart met het uitvoeren van een passende beoordeling. Hierdoor is tevens een plicht ontstaan tot het uitvoeren van een plan-m.e.r. Voor de gemeente Assen komt daarbij dat in het kader van het plan-MER voor het structuurplan Stadsrandzone is afgesproken dat bij de verdere uitwerking van de plannen voor Kloosterveen weer een milieueffectrapportage zal worden uitgevoerd. Deze studie is uitgevoerd door Grontmij. Voor gedetailleerde onderzoeksgegevens wordt verwezen naar het rapport 'Plan-MER Gebiedsontwikkeling Norgerbrug' 17 februari 2011.
Het plan-MER is opgesteld ten behoeve van dit bestemmingsplan. Het (definitieve) plan-MER zal samen met het voorontwerp-bestemmingsplan ter inzage worden gelegd.
De milieueffectrapportage (m.e.r.) is de procedure waarbij nagegaan wordt wat de gevolgen zijn voor het milieu van bepaalde activiteiten alvorens die activiteiten worden ondernomen (het Milieueffectrapport (MER) is het eindproduct van de procedure milieueffectrapportage (m.e.r.)). Het is de bedoeling om op die manier aantasting van het milieu zo veel mogelijk te voorkomen. In het MER wordt beschreven welke alternatieven zijn onderzocht, en wat de verwachte milieueffecten van deze alternatieven zijn. Daarnaast moeten de initiatiefnemers in het MER een voorkeursalternatief aanwijzen. Deze wordt vervolgens vertaald in een bestemmingsplan. |
In het kader van de plan-m.e.r. is onderzocht of er reële alternatieven zijn voor uitvoering van de voorgenomen activiteit. Bij dit alternatievenonderzoek zijn de doelstellingen van de gebiedsontwikkeling leidend. Alleen een alternatief dat voldoet aan deze doelstellingen, kan worden beschouwd als een reëel alternatief.
De routering van de twee provinciale wegen (N371 en N373) in sterke mate sturend. Een andere routering van de provinciale wegen (N371 en N373) leidt noodzakelijkerwijs ook tot een andere invulling van de overige opgaven van de gebiedsontwikkeling (woningbouw inclusief ontsluitingsstructuur, fietsstructuur, opwaardering buurtschap, ecologische verbindingszone, etc.). En een andere invulling van de totale gebiedsontwikkeling leidt vervolgens ook tot wezenlijk andere milieueffecten (natuur, landschap, geluid). Om die reden is ervoor gekozen naast het voorkeursalternatief één ander alternatief te formuleren met een andere routering van de twee provinciale wegen, en een andere invulling van de overige opgaven. Dit andere alternatief (het MER-alternatief) voldoet aan alle projectdoelstellingen en is daarmee een reëel alternatief. In onderstaande afbeeldingen zijn beide alternatieven weergegeven.
Geconcludeerd kan worden dat de verschillen tussen de varianten beperkt zijn tot enkele aspecten en dat de verschillen relatief klein zijn. Op basis van effectbeoordelingen wordt geconcludeerd dat alternatief 2 iets gunstiger scoort dan alternatief 1. Dit wordt ten eerste veroorzaakt door het kleinere ruimtebeslag van alternatief 2. Daarnaast scoort alternatief 2 beter op het aspect natuur (criteria EHS, beschermde en rode lijst soorten). Ook heeft alternatief 2 een gunstiger beoordeling op het aspect landschap (criteria historisch landschap en openheid/contrast).
Voor het aspect water zijn de alternatieven niet onderscheidend. In beide alternatieven kunnen zonder maatregelen wel grondwatereffecten optreden. Voor de aspecten verkeer, woon- en leefmilieu (inclusief externe veiligheid) en duurzaamheid zijn de alternatieven eveneens niet onderscheidend. De verkeerssituatie wordt in beide alternatieven verbeterd. Hierdoor verbetert ook de geluidssituatie.
De initiatiefnemers hebben er voor gekozen om alternatief 1 aan te wijzen als Voorkeursalternatief. Belangrijkste argument hiervoor is de wijze waarop in alternatief 1 invulling gegeven kan worden aan de overgang van stad naar het landschap. Door de initiatiefnemers wordt namelijk veel belang gehecht aan het creëren van goede zichtrelaties tussen de stad en het omliggende landschap. De overgang tussen stad en land sluit in alternatief 1 beter aan bij de beleidswensen van de initiatiefnemers; in dit alternatief liggen de woningen zo min mogelijk achter geluidswallen.
Dit alternatief wordt planologisch mogelijk gemaakt door middel van dit bestemmingsplan. De volgende mitigerende maatregelen maken ook deel uit van het Voorkeursalternatief:
Bodem
Water
Natuur
Landschap en cultuurhistorie
Woon- en leefmilieu