direct naar inhoud van Regels

Bestemmingsplan SWF- 8 dorpen oost

Status: vastgesteld
Idn: NL.IMRO.1900.2020oostBP8dorpen-vast

Regels

 

Inhoudsopgave

 

REGELS

HOOFDSTUK 1 inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

Artikel 2 Wijze van meten

HOOFDSTUK 2 bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch

Artikel 4 Bedrijf

Artikel 5 Bedrijf - Nutsvoorziening

Artikel 6 Gemengd

Artikel 7 Groen

Artikel 8 Horeca

Artikel 9 Kantoor

Artikel 10 Maatschappelijk

Artikel 11 Natuur

Artikel 12 Natuur - Waterrecreatief medegebruik

Artikel 13 Recreatie

Artikel 14 Recreatie - Jachthaven

Artikel 15 Recreatie - Volkstuinen

Artikel 16 Sport

Artikel 17 Tuin

Artikel 18 Verkeer - Railverkeer

Artikel 19 Verkeer - Verblijf

Artikel 20 Water

Artikel 21 Wonen

Artikel 22 Wonen - Woonboerderij

Artikel 23 Leiding - Gas

Artikel 24 Leiding - Riool

Artikel 25 Leiding - Water

Artikel 26 Waarde - Archeologie 1

Artikel 27 Waarde - Archeologie 2

Artikel 28 Waarde - Beschermd gezicht

Artikel 31 Waarde - Landschap verkaveling

Artikel 29 Waarde - Cultuurhistorie Stinzen States Buitenplaatsen en Kloosters

Artikel 30 Waarde - Cultuurhistorisch waardevolle lijnen

HOOFDSTUK 3 algemene regels

Artikel 32 Anti-dubbeltelregel

Artikel 33 Algemene bouwregels

Artikel 34 Algemene gebruiksregels

Artikel 35 Algemene aanduidingsregels

Artikel 36 Algemene afwijkingsregels

Artikel 37 Algemene wijzigingsregels

Artikel 38 Overige regels

HOOFDSTUK 4 overgangsrecht en slotregel

Artikel 39 Overgangsrecht

Artikel 40 Slotregel

 

HOOFDSTUK 1 inleidende regels

 

Artikel 1 Begrippen

 

1.1 plan:

het bestemmingsplan Bestemmingsplan SWF- 8 dorpen oost met identificatienummer NL.IMRO.1900.2020oostBP8dorpen-vast van de gemeente Súdwest-Fryslân;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.3 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.5 aan-huis-verbonden beroep of bedrijf:

de uitoefening van een beroep of bedrijf (dan wel het verlenen van diensten) op administratief, maatschappelijk, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig of een daarmee gelijk te stellen gebied, zoals opgenomen in de bij deze regels behorende bijlage 1, dat in of bij een woonhuis wordt uitgeoefend, waarbij in overwegende mate de woonfunctie blijft behouden en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;

1.6 aangebouwd bijbehorend bouwwerk:

Een op de grond staand gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw; functionele ondergeschiktheid is niet vereist;

1.7 aan huis verbonden kleinschalige bedrijfsactiviteiten:

Het beroepsmatig verlenen van diensten of het uitvoeren van ambachtelijke bedrijvigheid door middel van handwerk, waarvan de omgeving in een woning met behorende gebouwen past en de woonfunctie in ruimtelijke en visuele zin in overwegende mate blijft behouden;

1.8 aanlegplaats:

een ruimte voor het tijdelijk afmeren van een vaartuig;

1.9 achtererfgebied

erf aan de achterkant en de niet naar openbaar toegankelijk gebied gekeerde zijkant, op meer dan 1 meter van de voorkant, van het hoofdgebouw;

1.10 agrarisch bedrijf

een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren;

1.11 agrarisch bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels van een ruimtelijk plan, zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing, verharding en bijbehorende voorzieningen ten behoeve van een agrarisch bedrijf zijn toegelaten;

1.12 ander bouwwerk:

een bouwwerk, geen gebouw, geen bijbehorend bouwwerk en geen overkapping zijnde;

1.13 archeologisch monument:

een terrein dat op basis van de Erfgoedwet door het Rijk is aangewezen als beschermd archeologisch monument;

1.14 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.15 bed & breakfast:

een overnachtingsaccommodatie gericht op het bieden van de mogelijkheid tot een toeristisch en veelal kortdurend verblijf met het serveren van ontbijt;

1.16 bedrijf:

een onderneming waarbij het accent ligt op het vervaardigen, bewerken, installeren, inzamelen en verhandelen van goederen;

1.17 bedrijfswoning:

Een woning behorend bij en onlosmakelijk verbonden met een op hetzelfde perceel gelegen bedrijf, bedoeld voor de huisvesting van (het huishouden van) een persoon die verantwoordelijk is voor de bedrijfsmatige activiteiten in dat bedrijf, dan wel die activiteiten uitvoert;

1.18 bedrijfsgebouw:

een gebouw dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;

1.19 beperkt kwetsbaar object:

een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een richtwaarde voor het risico c.q. een risico-afstand is bepaald, waarmee rekening moet worden gehouden;

1.20 beschermd gezicht:

aangewezen gronden mede bestemd voor behoud, herstel en versterking van de cultuurhistorische waarden van het beschermd dorpsgezicht zoals dat is verwoord in het daarbij behorende aanwijzingsbesluit;

1.21 bestaand(e):

  1. bij bouwwerken: een bouwwerk dat op het moment van terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan legaal bestaat of wordt gebouwd, dan wel nadien kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, waarvoor de aanvraag voor het tijdstip van inwerkingtreding is ingediend, tenzij in de regels anders is bepaald;

  2. bij gebruik: het gebruik dat op het moment van terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan legaal bestaat, tenzij in de regels anders is bepaald;

1.22 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.23 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.24 bijbehorend bouwwerk:

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofgebouw verbonden, al dan niet vrijstaand bouwwerk;

1.25 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk (alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en vergroten van een standplaats);

1.26 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.27 bouwlaag:

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;

1.28 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.29 bouwperceelgrens:

een grens van een bouwperceel;

1.30 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en andere bouwwerken zijn toegelaten;

1.31 bouwwerk:

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

1.32 cultuurhistorische waarden:

de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis van dat bouwwerk of dat gebied heeft gemaakt;

1.33 dak:

iedere bovenbeëindiging van een gebouw;

1.34 dakkapel:

Een uitbouw binnen het dakvlak van een gebouw met kapconstructie, welke uitbouw doorgaans geen wijziging van de vorm en het profiel van het dak veroorzaakt;

1.35 dakvlak

een (hellend) vlak in een dak samen met andere vlakken bepalend voor de dakvorm;

1.36 dakopbouw:

Het door een gevel of nokverhoging vergroten van een bestaande ruimte welke leidt tot een wijziging van de vorm en het profiel van het dak;

1.37 dakvormen

dakvormen:

  1. afgeknot schilddak: een schilddak met deels een platte afdekking, zoals hieronder is afgebeeld;

    [image]

  2. lessenaarsdak: een éénzijdige kapconstructie, zoals hieronder is afgebeeld, waarbij het hoogste punt over de gehele, of nagenoeg de gehele lengte in één gevel is gelegen;
    [image]

  3. mansardedak: een kap, zoals hieronder is afgebeeld, waarbij het dakvlak bestaat uit twee vlakken die elkaar onder een stompe hoek ontmoeten;
    [image]

  4. schilddak: een kap, zoals hieronder is afgebeeld, waarbij het dak bestaat uit vier vlakken die elkaar in een nok(lijn) ontmoeten;

    [image]

  5. zadeldak / tentdak: een kap, zoals hieronder is afgebeeld, waarbij het dak bestaat uit twee vlakken die elkaar in een nok(lijn) ontmoeten.
    [image]

1.38 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen, geen motorbrandstoffen zijnde, aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsmatige activiteit; onder detailhandel vallen geen afhaalzaken en maaltijdbezorgdiensten;

1.39 dienstverlening

het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden;

1.40 eerste bouwlaag:

de bouwlaag op de begane grond;

1.41 eerste verdieping:

de tweede bouwlaag van een hoofdgebouw, een souterrain of kelder niet daaronder begrepen;

1.42 erf:

al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw en de bestemming deze inrichting niet verbiedt;

1.43 erotisch getinte vermaaksfunctie:

een vermaaksfunctie, welke is gericht op het doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen van porno-erotische aard, waaronder begrepen een seksbioscoop, een seksclub en een seksautomatenhal;

1.44 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.45 geluidszoneringsplichtige inrichting:

een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een zone moet worden vastgesteld;

1.46 geluidsgevoelige objecten:

gebouwen welke dienen ter bewoning of andere geluidsgevoelige objecten of terreinen, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder;

1.47 groepsaccommodatie:

(deel van) een gebouw dat bestemd is voor tijdelijk recreatief nachtverblijf voor groepen, waarbij wordt overnacht in slaapzalen en/of slaapkamers en waar een dagverblijf beschikbaar is waarin de gasten mede huishoudelijke werkzaamheden kunnen verrichten;

1.48 grondgebonden agrarische bedrijfsvoering:

een agrarische bedrijfsvoering die al dan niet met beweiding hoofdzakelijk niet in gebouwen plaatsvindt, waarbij het gebruik van agrarische gronden noodzakelijk is voor het functioneren van het bedrijf, zoals een melkrundveehouderijbedrijf, een akkerbouwbedrijf, een productiegerichte paardenhouderij, biologische bedrijven, waarbij dieren worden gehouden overeenkomstig de regels die krachtens artikel 2 van de bestaande Landbouwkwaliteitswet zijn gesteld ten aanzien van de biologische productiemethoden, en naar de aard daarmee gelijk te stellen agrarische bedrijven;

1.49 grondgebonden veehouderij:

een veehouderij waarbij voldoende grond in de omgeving van het bedrijf aanwezig is om overwegend te voorzien in de mestafzet en het benodigde ruwvoer van de veehouderij, inclusief een neventak niet-grondgebonden veehouderij die wat betreft aard en schaal ondergeschikt is aan de grondgebonden bedrijfsvoering;

1.50 hoofdgebouw:

een gebouw dat op een bouwperceel door zijn constructie en/of afmetingen als belangrijkste bouwwerk is aan te merken, met dien verstande dat aangebouwde en/of vrijstaande bijbehorende bouwwerken niet tot het hoofdgebouw worden gerekend;

1.51 hoofdvorm:

een gebouw dat op een bouwperceel architectonisch als belangrijkste gebouw valt aan te merken exclusief aangebouwde bijbehorende bouwwerken

1.52 horecabedrijf:

een bedrijf, waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor verkoop aan het publiek wordt bereid en verstrekt, al dan niet voor consumptie ter plaatse, en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt, één en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie, met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie;

 

horecabedrijf categorie 1: een complementair horecabedrijf dat is gericht op het hoofdzakelijk overdag bereiden en verstrekken van (niet of licht alcoholhoudende) dranken en eenvoudige etenswaren aan bezoekers van andere functies, met name functies als centrumvoorzieningen en dagrecreatie, zoals een automatiek, broodjeszaak, cafetaria, croissanterie, koffiebar, lunchroom, ijssalon, petitrestaurant, snackbar, snack-kiosk, tearoom, traiteur en/of een naar de aard en invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen horecabedrijf;

 

horecabedrijf categorie 2: een horecabedrijf met een in het algemeen hoge bezoekersfrequentie gedurende de avond, dat voornamelijk is gericht op het bereiden en verstrekken van maaltijden en/of (alcoholische) dranken, zoals een bar, (grand)café, eetcafé, restaurant, café-restaurant en/of een naar de aard en invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen horecabedrijf, al dan niet in combinatie met logiesvertrekking of een zalencentrum;

 

horecabedrijf categorie 3: een horecabedrijf, dat voornamelijk is gericht op het ’s avonds en/of ‘s nachts verstrekken van (alcoholische) dranken en waar tevens gelegenheid wordt geboden tot dansen of vergelijkbaar vermaak, zoals een bar-dancing, discotheek, nachtclub en/of een naar de aard en invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen horecabedrijf;

 

horecabedrijf categorie 4: een horecabedrijf, dat in hoofdzaak is gericht op het tegen vergoeding verstrekken van logies, zoals een hotel, motel, pension en/of een naar de aard en invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen bedrijf, al dan niet in combinatie met een restaurant of een café-restaurant;

1.53 horizontale as turbine (HAT - type)

een traditionele windturbine met drie wieken aan een horizontale as;

1.54 intensief veehouderijbedrijf:

agrarisch bedrijf met een bedrijfsvoering die geheel of in overwegende mate in gebouwen plaatsvindt en gericht is op het houden van dieren, zoals varkens-, pluimvee-, pelsdier-, of vleeskalverhouderij, rundveemesterij, niet grondgebonden geiten-, schapenhouderij, of een combinatie van deze bedrijfsvormen, alsmede naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijfsvormen, met uitzondering van grondgebonden veehouderijen;

1.55 kampeermiddel:

een tent, een tentwagen, een kampeerauto, een caravan of een stacaravan, dan wel enig ander daarmee vergelijkbaar voertuig of onderkomen, dat geheel of ten dele is bestemd of opgericht dan wel wordt of kan worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;

1.56 kap:

Een kap is een afdekking van een gebouw waarbij bij in een horizontale projectie ten minste 50% van het gebouw wordt afgedekt met hellende dakvlakken;

1.57 karakteristiek pand of object:

panden of objecten die cultuurhistorisch waardevol zijn door hun stedenbouwkundige ligging, architectonische beeldwaarde, materiaaltoepassing in relatie met de authenticiteit en de streekhistorische waarde van het pand en/of haar bewoners;

1.58 kleine windturbine

een bouwwerk voor het opwekken van elektrisch vermogen uit wind, met een ashoogte van niet meer dan 15 m.

1.59 kwetsbaar object:

een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde voor het risico c.q. een risico-afstand is bepaald, die in acht moet worden genomen;

1.60 ligplaats:

het afmeren en het vervolgens doen of laten liggen van een vaartuig aan of op de oever, aan de oeverbescherming, aan of op een natuurlijke of een voor dat doel aangebrachte voorziening of aan een ander vaartuig, anders dan voor aanleggen;

1.61 maatschappelijke voorzieningen:

educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele en levensbeschouwelijke voorzieningen en voorzieningen ten behoeve van overheidsdienstverlening - als ook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen;

1.62 manege(bedrijf):

een bedrijf met activiteiten uitsluitend of in hoofdzaak gericht op het geven van instructie in diverse disciplines aan derden met gebruik van paarden in eigendom van het bedrijf of aan derden met eigen paarden en het bieden van huisvesting aan die paarden, met ondergeschikte horeca;

1.63 mantelzorg

langdurige zorg die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende door personen uit diens directe omgeving, waarbij zorgverlening rechtstreeks voortvloeit uit de sociale relatie en de gebruikelijke zorg van huisgenoten voor elkaar overstijgt;

1.64 mestbassin:

een mestbassin, uitgevoerd als een met folie beklede grondput, met of zonder omdijking;

1.65 mestsilo

bouwwerk, geen gebouw zijnde, in de vorm van een mestbassin, niet zijnde een foliebassin, mestzak of mestkelder en geheel of grotendeels gelegen boven het aansluitende terrein;

1.66 mestzak

een zak, geheel of grotendeels gelegen boven het aansluitende terrein, voornamelijk opgebouwd uit kunststoffolies, waarvan de bodemafdichting en afdekking één geheel vormen;

1.67 monument:

een pand of object dat op basis van de geldende wetgeving door het Rijk is aangewezen als beschermd monument;

1.68 niet-grondgebonden agrarisch bedrijf:

een agrarisch bedrijfsvoering die hoofdzakelijk in gebouwen plaatsvindt en die als zodanig niet afhankelijk is van agrarische gronden als productiemiddel;

 

1.69 normaal onderhoud:

het onderhoud, dat gelet op de bestemming regelmatig noodzakelijk is voor een goed beheer en gebruik van de gronden en gebouwen die tot de betreffende bestemming behoren;

1.70 nutsvoorzieningen:

voorzieningen ten behoeve van de telecommunicatie en de gas-, water- en electriciteitsdistributie, alsmede soortgelijke voorzieningen van openbaar nut, waaronder in ieder geval worden begrepen openbare sanitaire voorzieningen, transformatorhuisjes, pompstations, gemalen en zendmasten;

1.71 overkapping:

een bouwwerk, geen gebouw zijnde bestaande uit een dak en ten hoogste één wand;

1.72 paardenfokkerij:

een bedrijf dat is gericht op het fokken van paarden en/of pony's, de verkoop van gefokte paarden en/of pony's, en/of het houden van paarden en/of pony's ten behoeve van de fokkerij, niet zijnde een paardenhouderij;

1.73 paardenhouderij:

een bedrijf, niet zijnde een agrarisch bedrijf, dat gericht is op het houden, stallen of africhten van paarden en/of pony's, alsmede de handel in paarden en/of pony's, waar geen manege-activiteiten worden uitgevoerd;

1.74 paardrijbak:

buitenrijbaan ten behoeve van paardrij-activiteiten, voorzien van een zandbed en al dan niet voorzien van een omheining;

1.75 pand:

de kleinste bij de totstandkoming en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is;

1.76 peil:

  1. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;

  2. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;

  3. indien in of op het water wordt gebouwd: het Nieuw Amsterdams Peil of de hoogte van het terrein ter plaatse van de meest nabij gelegen locatie waar het water grenst aan het vaste land;

1.77 pension:

een horecabedrijf dat als hoofddoel heeft het verstrekken van logies voor langere of kortere tijd met als nevenactiviteiten het verstrekken van maaltijden en/of dranken aan de logerende gasten, een en ander zonder vermaaksfunctie;

1.78 permanente bewoning:

bewoning van een ruimte als hoofdverblijf waardoor die ruimte als reguliere woning is aan te merken. Er is sprake van hoofdverblijf als de huurder/eigenaar, binnen een periode van 360 dagen, die ruimte meer dan 180 dagen gebruikt voor nachtverblijf;

1.79 productiegebonden detailhandel:

detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie;

1.80 prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander persoon tegen vergoeding;

1.81 recreatiebedrijf:

een bedrijf gericht op het verzorgen van activiteiten die in de vrije tijd plaatsvinden en ontspanning als doel hebben;

1.82 recreatiewoning:

een gebouw dat naar de aard en de inrichting is bedoeld voor recreatieve bewoning en waarvan de gebruikers hun hoofdverblijf elders hebben;

1.83 risicovolle inrichting:

een inrichting, bij welke het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde, een richtwaarde voor het risico c.q. een veiligheidsafstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten;

1.84 seksinrichting

de voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.85 silo:

een ander bouwwerk, dat dient voor het opslaan van (kunst)mest, veevoeder, graan of andere bulkstoffen ten behoeve van het agrarisch bedrijf;

1.86 standplaats:

een in of op het terrein aangegeven plek voor het plaatsen of geplaatst houden van een kampeerplaats of standplaats mobiele verkoopinrichting;

1.87 standplaats mobiele verkoopinrichting:

een standplaats met een mobiele verkoopinrichting die wordt ingenomen op vaste dagen of dagdelen, zoals vergund.

1.88 supermarkt:

een detailhandelsbedrijf dat zich in hoofdzaak richt op het verkopen van voedings- en genotmiddelen en dagelijkse levensbenodigdheden in een algemeen assortiment, in de vorm van een zelfbedieningszaak die vanwege de grootschaligheid van het aanbod een groot oppervlak nodig heeft voor de uitstalling;

1.89 torensilo:

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voor de opslag van (groen)voer;

1.90 vast kampeermiddel:

een stacaravan, trekkershut of ander recreatief verblijf, welke naar aard en inrichting bestemd is om duurzaam ter plaatse te blijven en al dan niet direct steun vindt in of op de grond en daardoor als bouwwerk is aan te merken;

1.91 volkstuin:

gronden waarop niet-bedrijfsmatige teelt van groenten en/of fruit en het kweken van siergewassen wordt uitgeoefend;

1.92 volwaardig agrarisch bedrijf

een agrarisch bedrijf, dat de arbeidsomvang heeft van tenminste één volledige arbeidskracht en waarvan de continuïteit op langere termijn gewaarborgd is;

1.93 voorerfgebied

erf dat geen onderdeel is van het achtererfgebied.

1.94 voorgevel:

de op de verbeelding aangegeven aanduiding gevellijn of als deze niet op de verbeelding is aangegeven de naar de weg of naar de openbare ruimte gekeerde gevellijn, met dien verstande dat indien een bouwvlak gericht is op meerdere wegen of is gericht op meerdere openbare ruimtes, de bouwgrens die kennelijk als zodanig moet worden aangemerkt;

1.95 voorkeursgrenswaarde:

de bij een bestemmingsplan in acht te nemen maximum waarde voor de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten, zoals deze rechtstreeks kan worden afgeleid uit de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder;

1.96 vrijstaand bijbehorend bouwwerk:

een op zichzelf staand, vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw; functionele ondergeschiktheid is niet vereist, tenzij in de voorschriften anders is bepaald;

1.97 vuurwerkbedrijf:

een bedrijf dat is gericht op de vervaardiging of assemblage van vuurwerk of de (detail)handel in vuurwerk, niet bedoeld periodieke verkoop in consumentenvuurwerk, c.q. de opslag van vuurwerk en/of de daarvoor benodigde stoffen;

1.98 waterhuishoudkundige voorzieningen:

voorzieningen die nodig zijn voor een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging en waterkwaliteit; hierbij kan gedacht worden aan duikers, stuwen, gemalen, inlaten, etc.;

1.99 webwinkel:

een winkel op een perceel waarbij de verkoop van op de eindgebruiker gerichte goederen
uitsluitend plaatsvindt via internet, waarbij geen klanten op het perceel langskomen (om
goederen af te halen of uit te proberen of te betalen) en er geen ruimtelijke uitstraling uitgaat van de webwinkel;

1.100 winkel:

een gebouw, dat een ruimte omvat, welke door zijn indeling kennelijk bedoeld is te worden gebruikt voor de detailhandel;

1.101 woning:

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;

1.102 woonboerderij:

een gebouw, zijnde een voormalig agrarisch bedrijf, met tenminste één woning, dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden;

1.103 woongebouw

een gebouw met een gemeenschappelijke toegang, dat meerdere naast elkaar en/of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat (al dan niet in combinatie met bergruimte) en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden;

1.104 woonhuis:

een gebouw, hetzij vrijstaand, hetzij aaneengebouwd, dat slechts één woning omvat;

1.105 woonschip:

een zich in het water bevindend object, dat dient als woning;

1.106 zorgaccommodatie:

sociaal-medische opvang van personen, al dan niet in de vorm van het ter plaatse woonachtig zijn;

1.107 zorgboerderij:

een zorgfunctie als hoofdtak waarbij de sociaal-medische opvang van personen, al dan niet in de vorm van het ter plaatse woonachtig zijn, gecombineerd wordt met agrarische activiteiten, in die zin dat de personen behulpzaam zijn bij de agrarische of natuurbeherende activiteiten;

 

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van de regels wordt als volgt gemeten:

 

2.1 de dakhelling:

Langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

 

2.2 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

 

2.3 de hoogte van een antenne-installatie

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van de antenne installatie.

 

2.4 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van de daken en dakkapellen.

 

2.5 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

 

2.6 de ondergrondse bouwdiepte van een bouwwerk

vanaf het peil tot het diepste punt van het bouwwerk, de fundering niet meegerekend.

 

2.7 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

 

2.8 de ashoogte van een windturbine

Vanaf het middelpunt van de as van de wieken tot aan het aansluitende afgewerkte terrein peil.

 [image]

2.9 de tiphoogte van een windturbine

de ashoogte van een windturbine plus de straal van de rotorcirkel;

 [image]

2.10 de rotordiameter:

De diameter wordt bepaald door het maximale bereik van de rotordiameter, gemeten loodrecht op de as;

 

 [image]

2.11 uitzondering wijze van meten

Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen zoals plinten, pilaster, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, reclameborden, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding niet meer dan 1,50 meter bedraagt.

HOOFDSTUK 2 bestemmingsregels

 

Artikel 3 Agrarisch

 

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Agrarisch’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. de uitoefening van een agrarisch bedrijf met een in hoofdzaak grondgebonden agrarische bedrijfsvoering;

  2. een paardenhouderij ter plaatse van de aanduiding ‘paardenhouderij’;

  3. een ijsbaan ter plaatse van de aanduiding ‘ijsbaan’;

  4. een bedrijfswoning, al dan niet in combinatie met ruimte voor:

  1. mantelzorg;

  2. bed & breakfast;

met daaraan ondergeschikt:

  1. nutsvoorzieningen;

  2. recreatief medegebruik;

  3. infrastructurele voorzieningen;

  4. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

 

3.2 Bouwregels

 

3.2.1 Algemeen

Voor het bouwen gelden de volgende algemene regels:

  1. voor bouwwerken ter plaatse van de aanduiding “karakteristiek” zijn de regels zoals opgenomen in artikel 33.2 van toepassing;

  2. gebouwen en overkappingen moeten binnen een bouwvlak worden gebouwd.

 

3.2.2 Bedrijfsgebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  1. ter plaatse van de aanduiding ‘maximum goothoogte (m)’ bedraagt de goothoogte niet meer dan op de verbeelding is aangegeven;

  2. ter plaatse van de aanduiding ‘maximum bouwhoogte (m)’ bedraagt de bouwhoogte niet meer dan op de verbeelding is aangegeven;

 

3.2.3 Bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende regels:

  1. het aantal bedrijfswoningen per bouwvlak bedraagt niet meer dan 1;

  2. de inhoud van bedrijfswoningen bedraagt niet meer dan 750 m³;

  3. ter plaatse van de aanduiding ‘maximum goothoogte (m)’ bedraagt de goothoogte niet meer dan op de verbeelding is aangegeven;

  4. ter plaatse van de aanduiding ‘maximum bouwhoogte (m)’ bedraagt de bouwhoogte niet meer dan op de verbeelding is aangegeven;

 

3.2.4 Bijbehorende bouwwerken en overkappingen bij bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken en overkappingen bij bedrijfswoningen gelden de volgende regels:

  1. bijbehorende bouwwerken en overkappingen worden op een afstand van ten minste 3,00 meter achter (het verlengde van) de naar de weg gekeerde gevel van de bedrijfswoning gebouwd;

  2. de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken en overkappingen bedraagt niet meer dan 50 m²;

  3. de goothoogte bedraagt niet meer dan 3,00 meter;

  4. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 5,00 meter.

 

3.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde gelden de volgende regels:

  1. torensilo's mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd, waarbij de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 25,00 meter;

  2. sleufsilo's mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd, waarbij de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 3,00 meter;

  3. het bouwen van mestvergistingsinstallaties is niet toegestaan, met uitzondering van bestaande mestvergistingsinstallaties;

  4. Het bouwen van windturbines is niet toegestaan;

  5. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken bedraagt binnen het bouwvlak niet meer dan 14,00 meter;

  6. de bouwhoogte van andere bouwwerken buiten het bouwvlak bedraagt niet meer dan 2,00 meter, met dien verstande dat de hoogte van erf- en terreinafscheidingen voor (het verlengde van) de naar de weg gekeerde gevel niet meer dan 1,00 meter bedraagt.

 

3.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van:

  1. het bepaalde in lid 3.2.1 onder b voor de bouw van bedrijfsgebouwen en overkappingen buiten het bouwvlak mits:

  1. de oppervlakte van gebouwen en overkappingen buiten het bouwvlak niet meer dan 20% van de oppervlakte van het bouwvlak per bouwperceel bedraagt;

  2. de afstand tot de erfgrens niet minder bedraagt dan 3,00 meter;

  3. de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 4,00 meter;

  4. het totaal oppervlakte aan gebouwen en overkappingen op een agrarisch bouwperceel ook na uitbreiding buiten het bouwvlak niet meer bedraagt dan 2 hectare;

  5. de te bouwen bedrijfsgebouwen en bouwwerken volgens de methodiek Nije Pleats landschappelijk worden ingepast.

 

  1. het bepaalde in lid 3.2.5 onder a. en b. voor de bouw van torensilo's en sleufsilo's buiten het bouwvlak mits:

  1. de oppervlakte van torensilo’s en sleufsilo’s buiten het bouwvlak niet meer dan 20% van de oppervlakte van het bouwvlak per bouwperceel bedraagt;

  2. de torensilo’s en sleufsilo’s volgens de methodiek Nije Pleats landschappelijk worden ingepast.

 

  1. het bepaalde in lid 3.2.5 onder d voor het plaatsen van ten hoogste 2 kleine windturbines op of direct grenzend aan het bouwperceel van een bestaand agrarisch bedrijf, mits:

  1. de ashoogte van een turbine ten hoogste 15 m bedraagt;

  2. het op te stellen vermogen moet zijn gericht op het eigen bedrijf;

  3. de mogelijkheden voor zonnepanelen moeten zijn verkend;

  4. voldaan wordt aan het ‘Toetsingskader kleine windturbines Súdwest-Fryslân’ bijlage 6 van de regels en indien deze beleidsregel gedurende de planperiode van dit plan wijzigt, rekening wordt gehouden met de wijziging;

  5. de aanvraag tevens voor een beoordeling aan de provincie Fryslân wordt voorgelegd.

 

3.4 Specifieke gebruiksregels

 

3.4.1 Bed & Breakfast

Bed & breakfast wordt toegestaan binnen de bestemming, met dien verstande dat

  1. ten hoogste 2 slaapkamers en maximaal 5 personen zijn toegestaan;

  2. de bed & breakfast uitsluitend is toegestaan in het hoofdgebouw en/of in de aangebouwde bijbehorende bouwwerken;

  3. vrijstaande bijbehorende bouwwerken niet worden gebruikt of ingericht ten behoeve van een bed & breakfast;

  4. de oppervlakte van bed & breakfast maximaal 30% van de begane grond vloeroppervlakte van het hoofdgebouw bedraagt, inclusief aangebouwde bijbehorende bouwwerken, met een maximum van 50 m²;

  5. geen reclame-uitingen worden aangebracht;

  6. voor de uitoefening van de bed & breakfast wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid, waarbij voldaan wordt aan de bepalingen in artikel 38.1 en parkeren bij voorkeur op eigen erf plaatsvindt.

 

3.4.2 Strijdig gebruik

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  1. het gebruik voor het opslaan van meststoffen buiten het bouwvlak;

  2. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor bewoning;

  3. het gebruik van gronden en bouwwerken voor recreatieve bewoning;

  4. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor detailhandel, anders dan in producten gerelateerd aan en noodzakelijk voor een aan-huis-verbonden beroep of bedrijf;

  5. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor horeca.

 

3.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

3.5.1 Vergunningplicht

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming ‘Agrarisch' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  1. het afgraven of ophogen van gronden met meer dan 0,40 meter;

  2. het aanleggen, verwijderen, ontgraven en vergraven van dijken en taluds;

  3. het aanleggen of veranderen of dempen van water(lopen);

  4. het opspuiten van waterlopen en waterplassen met baggerspecie;

  5. het aanleggen van klinker- of tegelbestratingen, van terreinverhardingen, van beton(platen), asfalt(platen) of van andere oppervlakteverhardingen groter dan 10 m²;

  6. het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse leidingen, constructies, installaties of apparatuur;

  7. het verwijderen, beschadigen, vellen, kappen of rooien van bomen of andere houtgewassen, die ten tijd van het van kracht worden van het plan aanwezig zijn, tenzij hierop de Wet natuurbescherming, of krachtens die wet gestelde voorwaarden van toepassing zijn;

  8. het planten van bomen en andere houtige gewassen, ter plaatse waar deze gronden hiermee niet beplant waren ten tijde van het van kracht worden van het plan;

  9. het scheuren of frezen van grasland anders dan ter instandhouding of verbetering van het grasland.

 

3.5.2 Uitzonderingen

Het verbod als bedoeld in lid 3.5.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  1. dienen tot het in stand houden of voltooien van werken die op de dag van het van kracht worden van het plan al bestaan of in uitvoering zijn genomen;

  2. noodzakelijk zijn voor een normale agrarische bedrijfsvoering;

  3. behoren tot het normale onderhoud en beheer;

  4. worden uitgevoerd binnen het kader van archeologische opgravingen op de gronden met een dubbelbestemming Waarde – Archeologie 1 en Waarde - Archeologie 2.

 

3.5.3 Toelaatbaarheid

De werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 3.5.1 zijn slechts toelaatbaar, als:

  1. deze werken en werkzaamheden of de hiervan direct of indirect te verwachten gevolgen de landschappelijke waarden niet onevenredig aantasten of kunnen aantasten;

  2. de mogelijkheden voor herstel of opbouw van die waarden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind.

 

3.5.4 Advies omgevingsvergunning

De werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 3.5.1 zijn slechts toelaatbaar, als over de toelaatbaarheid van de werken en werkzaamheden schriftelijk advies is ingewonnen bij een landschapsdeskundige en/of een agrarisch deskundige. Wanneer nodig wordt schriftelijk advies ingewonnen bij de waterbeheerder.

 

3.6 Wijzigingsbevoegdheid

 

3.6.1 Wijziging

 

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat:

 

  1. de bestemming wordt gewijzigd in de bestemming ‘Artikel 22 Wonen - Woonboerderij’ met dien verstande dat:

  1. de wijziging uitsluitend betrekking kan hebben op de voormalige agrarische bebouwing met bijbehorende erven, binnen een bestaande denkbeeldige rechthoek of bouwvlak;

  2. de woonfunctie uitsluitend gerealiseerd kan worden binnen de contouren van de oorspronkelijke boerderijvorm waarin de dienstwoning was gesitueerd;

  3. de wijziging uitsluitend wordt toegepast indien de agrarische bedrijfsactiviteiten ter plaatse volledig zijn beëindigd;

  4. ten hoogste 3 woningen ten behoeve van permanente bewoning zijn toegestaan;

  5. de wijziging slechts wordt toegepast indien een toename van het aantal woningen past binnen een goedgekeurd woningbouwprogramma;

  6. indien de geluidsbelasting ten gevolge van het wegverkeer meer dan de voorkeursgrenswaarde bedraagt, de wijziging slechts wordt toegepast in overeenstemming met een verkregen hogere grenswaarde;

  7. de wijziging slechts wordt toegepast indien er sprake is van een goede landschappelijke inpassing;

  8. voor het overige de regels van 'Artikel 22 Wonen - Woonboerderij' van overeenkomstige toepassing zijn.

 

Artikel 4 Bedrijf

 

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Bedrijf’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. het uitoefenen van bedrijfsmatige activiteiten die staan vermeld in de categorieën 1 en 2 van de als bijlage 2 van deze regels opgenomen "Staat van bedrijfsactiviteiten"

en tevens voor:

  1. een fourage- en kunstmesthandel ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van bedrijf – fourage- en kunstmesthandel’;

  2. het uitoefenen van bedrijfsmatige activiteiten vermeld in de categorie 3.1 van de als bijlage 2 van deze regels opgenomen “Staat van bedrijfsactiviteiten”, ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.1';

  3. de verkoop van motorbrandstoffen exclusief lpg, ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen';

  4. een recreatiewoning ter plaatse van de aanduiding 'recreatiewoning';

  5. het uitoefenen van bestaande bedrijfsmatige activiteiten met een afwijkende milieucategorie, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf- afwijkende milieucategorie', namelijk:

Naam bedrijf

Adres

SBI code

Omschrijving bedrijf

Milieu categorie

Wierda loonbedrijf

Sickengawei 2, 8628 ER, Goënga

016.1

Dienstverlening t.b.v. de landbouw - algemeen (o.a. loonbedrijven): b.o. > 500 m²

3.1

Dijkstra bouwbedrijf

Poppenwiersterdyk 2, 9012 DN, Raerd

41.1

bouwbedrijven algemeen: b.o. <= 2.000 m²

3.1

Bolhuis jachtservice

Oergongswei 15, 8629 SZ, Scharnegoutum

3315.3

Metalen schepen <25 m

4.1

Van der Meer Loon- en grondverzetsbedrijf

Trekdyk 4, 8629 EG, Scharnegoutum

016.1

Dienstverlening t.b.v. de landbouw - algemeen (o.a. loonbedrijven): b.o. > 500 m²

3.1

Bootsma bouwbedrijf

Terpstrjitte 5, 8632 WG, Tirns

41.1

bouwbedrijven algemeen: b.o. <= 2.000 m²

3.1

 

met de daarbij behorende:

  1. productiegebonden detailhandel;

  2. bedrijfswoningen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning’;

  3. mantelzorg in de bedrijfswoning;

  4. bed & breakfast in de bedrijfswoning;

  5. tuinen, erven en terreinen;

  6. parkeervoorzieningen, waarbij voldaan wordt aan de bepalingen in artikel 38.1;

met daaraan ondergeschikt:

  1. nutsvoorzieningen;

  2. groenvoorzieningen;

  3. wegen en paden;

  4. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

 

4.2 Bouwregels

 

4.2.1 Algemeen

Algemeen gelden voor bouwwerken ter plaatse van de aanduiding “karakteristiek” de regels zoals opgenomen in artikel 33.2

 

4.2.2 Bedrijfsgebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  1. gebouwen en overkappingen moeten binnen een bouwvlak worden gebouwd;

  2. ter plaatse van de aanduiding ‘maximum goothoogte (m)’ bedraagt de goothoogte niet meer dan op de verbeelding is aangegeven;

  3. ter plaatse van de aanduiding ‘maximum bouwhoogte (m)’ bedraagt de bouwhoogte niet meer dan op de verbeelding is aangegeven;

  4. ter plaatse van de aanduiding ‘minimum dakhelling (graden)’ bedraagt de dakhelling tenminste het aantal graden dat op de verbeelding is aangegeven;

  5. in afwijking van het bepaalde onder a zijn gebouwen en overkappingen buiten het bouwvlak toegestaan mits:

  1. de oppervlakte van gebouwen en overkappingen buiten het bouwvlak niet meer dan 20% van de oppervlakte van het bouwvlak per bouwperceel bedraagt;

  2. de afstand tot de erfgrens niet minder bedraagt dan 3,00 meter;

  3. de bouwhoogte niet meer dan 5,00 meter bedraagt.

 

4.2.3 Bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende regels:

  1. ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning’ is niet meer dan één bedrijfswoning toegestaan;

  2. ter plaatse van de aanduiding ‘maximum goothoogte (m)’ bedraagt de goothoogte niet meer dan op de verbeelding is aangegeven;

  3. ter plaatse van de aanduiding ‘maximum bouwhoogte (m)’ bedraagt de bouwhoogte niet meer dan op de verbeelding is aangegeven;

  4. ter plaatse van de aanduiding ‘minimum dakhelling (graden)’ bedraagt de dakhelling tenminste het aantal graden dat op de verbeelding is aangegeven;

  5. de maximum inhoud bedraagt 750 m³.

 

4.2.4 Bijbehorende bouwwerken en overkappingen bij bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken en overkappingen bij bedrijfswoningen gelden de volgende regels:

  1. bijbehorende bouwwerken en overkappingen worden op een afstand van ten minste 3 meter achter (het verlengde van) de naar de weg gekeerde gevel van de bedrijfswoning gebouwd;

  2. de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken en overkappingen bedraagt niet meer dan 50 m²;

  3. de goothoogte bedraagt niet meer dan 3,00 meter;

  4. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 5,00 meter.

 

4.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde gelden de volgende regels:

  1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt niet meer dan 1,00 meter, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan niet meer dan 2,00 meter bedraagt;

  2. de bouwhoogte van vlaggenmasten bedraagt niet meer dan 8,00 meter;

  3. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen bedraagt niet meer dan 5,50 meter.

 

4.3 Specifieke gebruiksregels

 

4.3.1 Bed & Breakfast

Bed & breakfast wordt toegestaan binnen de bestemming, met dien verstande dat

  1. ten hoogste 2 slaapkamers en maximaal 5 personen zijn toegestaan;

  2. de bed & breakfast uitsluitend is toegestaan in de bedrijfswoning en/of in de bij de bedrijfswoning aangebouwde bijbehorende bouwwerken;

  3. vrijstaande bijbehorende bouwwerken niet worden gebruikt of ingericht ten behoeve van een bed & breakfast;

  4. de oppervlakte van bed & breakfast maximaal 30% van de begane grond vloeroppervlakte van het hoofdgebouw bedraagt, inclusief aangebouwde bijbehorende bouwwerken, met een maximum van 50 m²;

  5. geen reclame-uitingen worden aangebracht;

  6. voor de uitoefening van de bed & breakfast wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid, waarbij voldaan wordt aan de bepalingen in artikel 38.1 en parkeren bij voorkeur op eigen erf plaatsvindt.

 

4.3.2 Strijdig gebruik

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  1. geluidszoneringsplichtige inrichtingen;

  2. risicovolle inrichtingen en vuurwerkbedrijven;

  3. wonen, anders dan ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';

  4. detailhandel, met uitzondering van productie gebonden detailhandel als bedoeld in artikel 4.1 sub g;

  5. een verkooppunt voor motorbrandstoffen, anders dan ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen';

  6. opslag van goederen en materialen voor (het verlengde van) de naar de weg gekeerde gevel(s).

 

4.4 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 4.1 sub a ten behoeve van:

  1. de uitoefening van bedrijfsactiviteiten in een hogere categorie dan genoemd in artikel 4.1 wanneer deze, gelet op de milieubelasting, naar aard en invloed op de omgeving gelijkwaardig zijn aan de bedrijfsactiviteiten als bedoeld in artikel 4.1 ;

  2. de uitoefening van bedrijfsactiviteiten, die niet in de Staat van bedrijfsactiviteiten worden genoemd, maar gelet op de milieubelasting naar aard en invloed op de omgeving gelijkwaardig zijn aan de bedrijfsactiviteiten als bedoeld in artikel 4.1 ;

  3. Bij een afwijking zoals bedoeld onder a en b worden de aard en invloed van de milieubelasting van een bedrijf of bedrijfsactiviteiten en ook de aspecten geluid, geurproductie, stofuitworp, gevaar, luchtverontreiniging en bodemverontreiniging beoordeeld en wordt gekeken naar de diversiteit, het continue karakter van het bedrijf, de visuele hinder en verkeersaantrekkende werking.

Artikel 5 Bedrijf - Nutsvoorziening

 

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Bedrijf - Nutsvoorziening’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. het uitoefenen van bedrijfsmatige activiteiten in de vorm van nutsvoorzieningen;

  2. een gasdrukmeet- en regelstation ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - gasdrukmeet- en regelstation';

met de daarbij behorende:

  1. terreinen;

met daaraan ondergeschikt:

  1. wegen en paden;

  2. groenvoorzieningen;

  3. parkeervoorzieningen;

  4. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

 

5.2 Bouwregels

 

5.2.1 Gebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  1. gebouwen en overkappingen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;

  2. de hoogte bedraagt niet meer dan 3 meter.

 

5.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde gelden de volgende regels:

  1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt niet meer dan 2,00 meter; de bouwhoogte van vlaggenmasten bedraagt niet meer dan 8,00 meter;

  2. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen bedraagt niet meer dan 5,50 meter.

 

Artikel 6 Gemengd

 

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. wonen in een woning, eventueel in combinatie met een bedrijf aan huis waarbij bedrijfsactiviteiten uit de categorieën 1 en 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten zijn toegestaan, met uitzondering van geluidszoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en vuurwerkbedrijven;

  2. detailhandel, met dien verstande dat een supermarkt alleen is toegestaan ter plaatse van de aanduiding ‘supermarkt’;

  3. maatschappelijke doeleinden;

  4. cultuur en ontspanning;

  5. dienstverlening;

  6. mantelzorg in de woning;

  7. bed & breakfast in de woning;

met de daarbij behorende:

  1. parkeervoorzieningen, waarbij voldaan wordt aan de bepalingen in artikel 38.1;

met daaraan ondergeschikt:

  1. nutsvoorzieningen;

  2. wegen en paden;

  3. groenvoorzieningen;

  4. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

  5. sport- en speelvoorzieningen

 

6.2 Bouwregels

 

6.2.1 Algemeen

Algemeen gelden voor het bouwen de volgende regels:

  1. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding – monument' zijn de regels van toepassing zoals opgenomen in artikel 33.1;

  2. ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' zijn de regels van toepassing zoals opgenomen in artikel 33.2;

 

6.2.2 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  1. een hoofdgebouw moet binnen een bouwvlak worden gebouwd;

  2. per bouwvlak is niet meer dan één woning toegestaan;

  3. de voorgevel van het hoofdgebouw moet in de ter plaatse van de aanduiding 'gevellijn' aangegeven gevellijn worden gebouwd;

  4. ter plaatse van de aanduiding ‘maximum goothoogte (m)’ bedraagt de goothoogte niet meer dan op de verbeelding is aangegeven;

  5. ter plaatse van de aanduiding ‘maximum bouwhoogte (m)’ bedraagt de bouwhoogte niet meer dan op de verbeelding is aangegeven;

  6. de dakhelling bedraagt tenminste 30°, dan wel ten minste de bestaande dakhelling indien deze minder is.

 

6.2.3 Bijbehorende bouwwerken en overkappingen

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken en overkappingen gelden de volgende regels:

  1. bijbehorende bouwwerken en overkappingen mogen buiten het bouwvlak worden gebouwd, mits:

  1. niet meer dan 50% van het erf buiten het bouwvlak wordt bebouwd;

  2. de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken en overkappingen per hoofdgebouw niet meer bedraagt dan 90% van de hoofdvorm van het hoofdgebouw, met een maximum van 100 m² dan wel ten hoogste de bestaande oppervlakte indien dit meer is;

  1. de goothoogte van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk of aangebouwde overkapping bedraagt niet meer dan de hoogte van de vloer van de eerste verdieping van de woning vermeerderd met 0,25 meter;

  2. de bouwhoogte van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk of aangebouwde overkapping bedraagt niet meer dan 7,00 meter, tenzij;

  1. een hoofdgebouw bestaat uit één bouwlaag met een plat dak, dan mag een aangebouwd bijbehorend bouwwerk of aangebouwde overkapping ten hoogste even hoog zijn als de bouwhoogte van het hoofdgebouw;

  2. een aangebouwd bijbehorend bouwwerk of aangebouwde overkapping binnen een afstand van 3,00 meter tot de zijdelingse perceelsgrens ligt, dan is de bouwhoogte niet meer dan 7,00 meter én ten minste 1,00 meter lager dan de bouwhoogte van het hoofdgebouw;

  1. de goothoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk of overkapping bedraagt niet meer dan 3,00 meter;

  2. de bouwhoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk of overkapping bedraagt niet meer dan 5,50 meter.

 

6.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde

Voor het bouwen van andere bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde gelden de volgende regels:

de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt ten hoogste 1,00 meter, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van het (hoofd)gebouw of het verlengde daarvan niet meer bedraagt dan 2,00 meter;

de bouwhoogte van vlaggenmasten bedraagt ten hoogste 8,00 meter;

de bouwhoogte van overige andere bouwwerken zijnde bedraagt niet meer dan 5,50 meter.

 

6.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van de regels van lid 6.2.3 sub a voor een grotere oppervlakte van bijbehorende bouwwerken mits:

  1. de oppervlakte niet meer bedraagt dan 150 m2, waarbij de voorwaarde vervalt dat de totale oppervlakte aan bijbehorende bouwwerk niet meer dan 90% van de hoofdvorm van het hoofdgebouw bedraagt, én;

  2. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie, de verkeerssituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

 

6.4 Specifieke gebruiksregels

 

6.4.1 Bed & Breakfast

Bed & breakfast wordt toegestaan binnen de bestemming, met dien verstande dat

  1. ten hoogste 2 slaapkamers en maximaal 5 personen zijn toegestaan;

  2. de bed & breakfast uitsluitend is toegestaan in het hoofdgebouw en/of in de aangebouwde bijbehorende bouwwerken;

  3. vrijstaande bijbehorende bouwwerken niet worden gebruikt of ingericht ten behoeve van een bed & breakfast;

  4. de oppervlakte van bed & breakfast maximaal 30% van de begane grond vloeroppervlakte van het hoofdgebouw bedraagt, inclusief aangebouwde bijbehorende bouwwerken, met een maximum van 50 m²;

  5. geen reclame-uitingen worden aangebracht;

  6. voor de uitoefening van de bed & breakfast wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid, waarbij voldaan wordt aan de bepalingen in artikel 38.1 en parkeren bij voorkeur op eigen erf plaatsvindt.

 

6.4.2 Strijdig gebruik

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  1. verkooppunten voor motorbrandstoffen;

  2. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor bewoning;

  3. het gebruik van gronden en bouwwerken voor recreatieve bewoning;

  4. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor horeca.

 

Artikel 7 Groen

 

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. groenvoorzieningen;

  2. bermen en beplanting;

  3. paden;

  4. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

met daaraan ondergeschikt:

  1. nutsvoorzieningen;

  2. wegen;

  3. parkeervoorzieningen;

  4. sport- en speelvoorzieningen.

 

7.2 Bouwregels

 

7.2.1 Gebouwen en overkappingen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd.

 

7.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen en geen overkappingen zijnde gelden de volgende regels:

  1. de bouwhoogte van straatmeubilair bedraagt niet meer dan 9,00 meter;

  2. de bouwhoogte van overige bouwwerken geen gebouwen geen overkappingen zijnde bedraagt niet meer dan 3,00 meter.

 

7.3 Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  1. de verkeersveiligheid; en

  2. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.

 

Artikel 8 Horeca

 

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ’Horeca’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. een horecabedrijf categorie 2;

  2. wonen in een woning;

  3. mantelzorg in de bedrijfswoning;

met de daarbij behorende:

  1. tuinen, erven en terreinen;

  2. parkeervoorzieningen, waarbij voldaan wordt aan de bepalingen in artikel 38.1;

met daaraan ondergeschikt:

  1. nutsvoorzieningen;

  2. wegen en paden;

  3. groenvoorzieningen;

  4. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

  5. sport- en speelvoorzieningen.

 

8.2 Bouwregels

 

8.2.1 Gebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  1. gebouwen en overkappingen moeten binnen een bouwvlak worden gebouwd;

  2. ter plaatse van de aanduiding ‘maximum goothoogte (m)’ bedraagt de goothoogte niet meer dan op de verbeelding is aangegeven;

  3. ter plaatse van de aanduiding ‘maximum bouwhoogte (m)’ bedraagt de bouwhoogte niet meer dan op de verbeelding is aangegeven;

  4. de dakhelling bedraagt tenminste 30°, dan wel ten minste de bestaande dakhelling indien deze minder is.

  5. in afwijking van het bepaalde onder a zijn gebouwen en overkappingen buiten het bouwvlak toegestaan mits:

  1. de oppervlakte van gebouwen en overkappingen buiten het bouwvlak niet meer dan 20% van de oppervlakte van het bouwvlak per bouwperceel bedraagt;

  2. de afstand tot de erfgrens niet meer bedraagt dan 3,00 meter;

  3. de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 4,00 meter.

 

8.2.2 Bijbehorende bouwwerken en overkappingen bij bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken en overkappingen bij bedrijfswoningen gelden de volgende regels:

  1. de maximum goothoogte bedraagt 3,00 meter;

  2. de maximum bouwhoogte bedraagt 5,00 meter;

  3. de maximum gezamenlijke oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken en overkappingen bedraagt 50 m²;

  4. de minimum afstand tot de voorgevellijn van de woning bedraagt 3,00 meter.

 

8.2.3 bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde gelden de volgende regels:

  1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt niet meer dan 1,00 meter, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan niet meer dan 2,00 meter bedraagt;

  2. de bouwhoogte van vlaggenmasten bedraagt niet meer dan 8,00 meter;

  3. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen bedraagt niet meer dan 5,50 meter

 

8.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  1. meer dan één woning, tenzij hiervan in de bestaande situatie sprake is.

Artikel 9 Kantoor

 

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ’Kantoren’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. kantoren, al dan niet in combinatie met aan de kantoorfunctie ondergeschikte dienstverlening;

met daarbij behorende:

  1. parkeervoorzieningen, waarbij voldaan wordt aan de bepalingen in artikel 38.1;

met daaraan ondergeschikt:

  1. nutsvoorzieningen;

  2. wegen en paden;

  3. groenvoorzieningen;

  4. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

  5. sport- en speelvoorzieningen.

 

9.2 Bouwregels

 

9.2.1 Gebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  1. gebouwen en overkappingen moeten binnen een bouwvlak worden gebouwd;

  2. ter plaatse van de aanduiding ‘maximum goothoogte (m)’ bedraagt de goothoogte niet meer dan op de verbeelding is aangegeven;

  3. ter plaatse van de aanduiding ‘maximum bouwhoogte (m)’ bedraagt de bouwhoogte niet meer dan op de verbeelding is aangegeven;

  4. de dakhelling bedraagt tenminste 30°, dan wel ten minste de bestaande dakhelling indien deze minder is.

  5. in afwijking van het bepaalde onder a zijn gebouwen en overkappingen buiten het bouwvlak toegestaan mits:

  1. de oppervlakte van gebouwen en overkappingen buiten het bouwvlak niet meer dan 20% van de oppervlakte van het bouwvlak per bouwperceel bedraagt;

  2. de afstand tot de erfgrens niet meer bedraagt dan 3,00 meter;

  3. de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 4,00 meter.

 

9.2.2 bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde gelden de volgende regels:

  1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt niet meer dan 1,00 meter, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan niet meer dan 2,00 meter bedraagt;

  2. de bouwhoogte van vlaggenmasten bedraagt niet meer dan 8,00 meter;

  3. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen bedraagt niet meer dan 5,50 meter.

 

Artikel 10 Maatschappelijk

 

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ’Maatschappelijk’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. maatschappelijke voorzieningen;

  2. een horecabedrijf categorie 1 en 2 ter plaatse van de aanduiding ‘horeca tot en met categorie 2’;

met de daarbij behorende:

  1. parkeervoorzieningen, waarbij voldaan wordt aan de bepalingen in artikel 38.1;

met daaraan ondergeschikt:

  1. nutsvoorzieningen;

  2. wegen en paden;

  3. groenvoorzieningen;

  4. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

  5. sport- en speelvoorzieningen.

 

10.2 Bouwregels

 

10.2.1 Algemeen

Algemeen gelden voor het bouwen de volgende regels:

  1. ter plaatse van de aanduiding “specifieke bouwaanduiding – monument” zijn de regels van toepassing zoals opgenomen in artikel 33.1;

  2. ter plaatse van de aanduiding “karakteristiek” zijn de regels van toepassing zoals opgenomen in artikel 33.2;

 

10.2.2 Gebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  1. gebouwen en overkappingen moeten binnen een bouwvlak worden gebouwd

  2. ter plaatse van de aanduiding maximum goot- en bouwhoogte (m) bedragen de goot- en bouwhoogte niet meer dan op de verbeelding is aangegeven

  3. in afwijking van het bepaalde onder a zijn gebouwen en overkappingen buiten het bouwvlak toegestaan mits:

  1. de oppervlakte van gebouwen en overkappingen buiten het bouwvlak niet meer dan 20% van de oppervlakte van het bouwvlak per bouwperceel bedraagt;

  2. de afstand tot de erfgrens niet meer bedraagt dan 3,00 meter;

  3. de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 4,00 meter.

 

10.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde gelden de volgende regels:

  1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt niet meer dan 1,00 meter, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan niet meer dan 2,00 meter bedraagt;

  2. de bouwhoogte van vlaggenmasten bedraagt niet meer dan 8,00 meter;

  3. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen bedraagt niet meer dan 5,50 meter.

 

Artikel 11 Natuur

 

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ’Natuur’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. het behoud, herstel en/of de ontwikkeling van natuurwetenschappelijke waarde en/of ecologische waarde;

  2. groenvoorzieningen

  3. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

met daaraan ondergeschikt:

  1. nutsvoorzieningen;

  2. agrarisch medegebruik;

  3. dagrecreatief medegebruik;

  4. educatief medegebruik;

  5. infrastructurele voorzieningen;

  6. sport- en speelvoorzieningen.

 

11.2 Bouwregels

 

11.2.1 Gebouwen en overkappingen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd.

 

11.2.2 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken geldt dat de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 3,00 meter.

 

11.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

11.3.1 Vergunningplicht

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Natuur' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  1. het afgraven of ophogen van gronden met meer dan 0,40 m;

  2. het aanleggen, verwijderen, ontgraven en vergraven van dijken en taluds;

  3. het aanleggen of veranderen of dempen van water(lopen);

  4. het opspuiten van waterlopen en waterplassen met baggerspecie;

  5. het aanleggen van klinker- of tegelbestratingen, van terreinverhardingen, van beton(platen), asfalt(platen) of van andere oppervlakteverhardingen groter dan 10 m²;

  6. het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse leidingen, constructies, installaties of apparatuur;

  7. het verwijderen, beschadigen, vellen, kappen of rooien van bomen of andere houtgewassen, die ten tijd van het van kracht worden van het plan aanwezig zijn, tenzij hierop de Wet natuurbescherming, of krachtens die wet gestelde voorwaarden van toepassing zijn;

  8. het planten van bomen en andere houtige gewassen, ter plaatse waar deze gronden hiermee niet beplant waren ten tijde van het van kracht worden van het plan;

  9. het scheuren of frezen van grasland anders dan ter instandhouding of verbetering van het grasland.

 

11.3.2 Uitzonderingen

Het verbod als bedoeld in lid 11.3.1 is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden die:

  1. dienen tot het in stand houden of voltooien van werken die op de dag van het van kracht worden van het plan al bestaan of in uitvoering zijn genomen;

  2. behoren tot het normale onderhoud en beheer;

  3. worden uitgevoerd binnen het kader van archeologische opgravingen op de gronden met een dubbelbestemming ‘Waarde – Archeologie 1’ en ‘Waarde - Archeologie 2’.

 

11.3.3 Toelaatbaarheid

De werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden als bedoeld in lid 11.3.1 zijn slechts toelaatbaar, als:

  1. deze werken en werkzaamheden of de hiervan direct of indirect te verwachten gevolgen de cultuurhistorische, natuurlijke waarde en/of landschappelijke waarden niet onevenredig aantasten of kunnen aantasten;

  2. de mogelijkheden voor herstel of opbouw van die waarden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind.

 

11.3.4 Advies omgevingsvergunning

De werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 11.3.1 zijn slechts toelaatbaar, als over de toelaatbaarheid van de werken en werkzaamheden schriftelijk advies is ingewonnen bij een landschapsdeskundige en/of een agrarisch deskundige. Wanneer nodig wordt schriftelijk advies ingewonnen bij de waterbeheerder.

Artikel 12 Natuur - Waterrecreatief medegebruik

 

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Natuur - Waterrecreatief medegebruik’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de cultuurhistorische, natuurlijke en landschappelijke waarden van de meren en poelen, riet- en oeverstroken en eilanden;

  2. extensief dagrecreatief medegebruik en educatief medegebruik;

  3. dagrecreatieve voorzieningen, uitsluitend in de vorm van parkeer-, en picknickvoorzieningen, visplaatsen, aanlegplaatsen en naar de aard daarmee gelijk te stellen kleinschalige voorzieningen;

  4. agrarisch medegebruik van kaden en oeverstroken;

met de daarbij behorende:

  1. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder aanleggelegenheid in de vorm van bestaande steigers;

 

12.2 Bouwregels

 

12.2.1 Gebouwen en overkappingen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd.

 

12.2.2 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken geldt dat de bouwhoogte niet meer dan 3,00 meter mag bedragen.

 

12.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  1. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van verblijfsrecreatieve doeleinden;

  2. het gebruik van gronden als permanente ligplaats voor vaartuigen en/of woonschepen.

 

12.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

12.4.1 Vergunningplicht

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag, de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  1. het verwijderen van oevervegetaties;

  2. het aanleggen van voorzieningen ten behoeve van het extensief dagrecreatief medegebruik en/of het educatief medegebruik;

  3. het aanleggen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- en/of communicatieleidingen;

  4. het verdiepen, verbreden, aanbrengen en/of verleggen van waterlopen.

 

12.4.2 Uitzonderingen

Het bepaalde in 12.4.1 geldt niet voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden die:

  1. het normale onderhoud en/of het normale natuurbeheer betreffen;

  2. al in uitvoering waren op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan;

  3. mogen worden uitgevoerd op basis van een reeds verleende omgevingsvergunning.

 

12.4.3 Toelaatbaarheid

De omgevingsvergunning als bedoeld in 12.4.1 kan slechts worden verleend, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de cultuurhistorische, natuurlijke en landschappelijke waarden.

Artikel 13 Recreatie

 

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ’Recreatie’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. verblijfs- en/of dagrecreatieve voorzieningen en/of een passantenhaven;

  2. met de daarbij behorende:

  3. groenvoorzieningen;

  4. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

  5. ligplaatsen en aanlegvoorzieningen ter plaatse van de aanduiding ‘steigers’;

  6. parkeervoorzieningen, waarbij voldaan wordt aan de bepalingen in artikel 38.1;

met daaraan ondergeschikt:

  1. wegen en paden;

  2. nutsvoorzieningen;

  3. sport- en speelvoorzieningen;

 

13.2 Bouwregels

 

13.2.1 Gebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  1. gebouwen en overkappingen moeten binnen een bouwvlak worden gebouwd

  2. ter plaatse van de aanduiding ‘maximum goothoogte (m)’ bedraagt de goothoogte niet meer dan op de verbeelding is aangegeven;

  3. ter plaatse van de aanduiding ‘maximum bouwhoogte (m)’ bedraagt de bouwhoogte niet meer dan op de verbeelding is aangegeven.

  4. in afwijking van het bepaalde onder a zijn gebouwen en overkappingen buiten het bouwvlak toegestaan mits:

  1. de oppervlakte van gebouwen en overkappingen buiten het bouwvlak niet meer dan 20% van de oppervlakte van het bouwvlak per bouwperceel bedraagt;

  2. de afstand tot de erfgrens niet meer bedraagt dan 3,00 meter;

  3. de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 4,00 meter.

 

13.2.2 bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde gelden de volgende regels::

  1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt niet meer dan 1,00 meter, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan niet meer dan 2,00 meter bedraagt;

  2. de bouwhoogte van vlaggenmasten bedraagt niet meer dan 8,00 meter;

  3. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen bedraagt niet meer dan 5,50 meter.

 

13.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  1. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van overige (zelfstandige) horecadoeleinden;

  2. het gebruik van recreatiewoningen voor zelfstandige bewoning.

Artikel 14 Recreatie - Jachthaven

 

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Recreatie - Jachthaven’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. een jachthaven;

  2. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

  3. ligplaatsen en aanleggelegenheden;

met de daarbij behorende:

  1. groenvoorzieningen;

  2. wegen en paden;

  3. parkeervoorzieningen, waarbij voldaan wordt aan de bepalingen in artikel 38.1;

met daaraan ondergeschikt:

  1. nutsvoorzieningen;

  2. sport- en speelvoorzieningen.

 

14.2 Bouwregels

 

14.2.1 Gebouwen en overkappingen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd.

 

14.2.2 bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde gelden de volgende regels:

  1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt niet meer dan 2,00 meter;

  2. de bouwhoogte van vlaggenmasten bedraagt niet meer dan 8,00 meter;

  3. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen bedraagt niet meer dan 5,50 meter.

 

14.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, wordt in elk geval gerekend:

  1. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van overige (zelfstandige) horecadoeleinden;

  2. de recreatieve en/of permanente bewoning van gebouwen.

 

Artikel 15 Recreatie - Volkstuinen

 

15.1 Bestemmingsomschrijving

 

De voor ‘Recreatie - Volkstuinen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. volkstuinen;

met de daarbij behorende:

  1. terreinen;

  2. wegen en paden;

  3. groenvoorzieningen;

  4. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

  5. parkeervoorzieningen, waarbij voldaan wordt aan de bepalingen in artikel 38.1;

met daaraan ondergeschikt:

  1. nutsvoorzieningen.

 

15.2 Bouwregels

 

15.2.1 Gebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  1. per volkstuin mag één gebouw of overkapping worden gebouwd;

  2. de oppervlakte van een gebouw of overkapping bedraagt ten hoogste 6,00 m², danwel de bestaande oppervlakte indien deze meer is;

  3. de bouwhoogte van een gebouw of overkapping bedraagt niet meer dan 3,00 meter, danwel de bestaande bouwhoogte indien deze meer is.

 

15.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde gelden de volgende regels:

  1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt niet meer dan 2,00 meter;

  2. de bouwhoogte van vlaggenmasten bedraagt niet meer dan 8,00 meter;

  3. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen bedraagt niet meer dan 5,50 meter

 

15.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik strijdig van gronden en bouwwerken met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  1. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van horecadoeleinden;

  2. de recreatieve en/of permanente bewoning van gebouwen.

 

Artikel 16 Sport

 

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Sport’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. sport- en speelterreinen;

  2. gebouwen voor binnensporten, zoals sporthallen, zwembaden en tennishallen;

met de daarbij behorende:

  1. horeca, in de vorm van een kantine behorende bij en rechtstreeks voortvloeiend uit de bedrijfsactiviteiten van de sportvoorziening;

  2. voorzieningen als een was- en kleedruimten, verenigingsgebouwen, bergings- en stallingsruimten;

  3. terreinen;

  4. parkeervoorzieningen, waarbij voldaan wordt aan de bepalingen in artikel 38.1;

met daaraan ondergeschikt:

  1. wegen en paden;

  2. groenvoorzieningen;

  3. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

  4. nutsvoorzieningen.

 

16.2 Bouwregels

 

16.2.1 Gebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  1. gebouwen en overkappingen moeten binnen een bouwvlak worden gebouwd;

  2. ter plaatse van de aanduiding ‘maximum goothoogte (m)’ bedraagt de goothoogte niet meer dan op de verbeelding is aangegeven;

  3. ter plaatse van de aanduiding ‘maximum bouwhoogte (m)’ bedraagt de bouwhoogte niet meer dan op de verbeelding is aangegeven;

  4. in afwijking van het bepaalde onder a zijn gebouwen en overkappingen buiten het bouwvlak toegestaan mits:

  1. de oppervlakte van gebouwen en overkappingen buiten het bouwvlak niet meer dan 20% van de oppervlakte van het bouwvlak per bouwperceel bedraagt;

  2. de afstand tot de erfgrens niet meer bedraagt dan 3,00 meter;

  3. de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 4,00 meter.

 

16.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde gelden de volgende regels:

  1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt niet meer dan 2,00 meter;

  2. de bouwhoogte van voorzieningen voor het uitoefenen van de sport, zoals ballenvangers, bedraagt niet meer dan 15,00 meter;

  3. de bouwhoogte van lichtinstallaties bedraagt niet meer dan 20,00 meter;

  4. de bouwhoogte van vlaggenmasten bedraagt niet meer dan 8,00 meter;

  5. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen bedraagt niet meer dan 5,50 meter.

 

16.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in elk geval wordt begrepen:

  1. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van overige (zelfstandige) horecadoeleinden;

  2. de recreatieve en/of permanente bewoning van gebouwen.

 

Artikel 17 Tuin

 

17.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. tuinen behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen woningen;

met de daarbij behorende:

  1. wegen en paden;

  2. parkeervoorzieningen;

  3. groenvoorzieningen;

met daaraan ondergeschikt:

  1. nutsvoorzieningen.

 

17.2 Bouwregels

 

17.2.1 Gebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  1. op de gronden binnen deze bestemming mogen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd;

  2. in afwijking van het bepaalde onder a is de bouw van erkers en tochtportalen toegestaan, mits:

  1. de horizontale diepte niet meer bedraagt dan 1,50 meter;

  2. de horizontale afstand van de erker tot de perceelgrens met het openbaar gebied niet minder bedraagt dan 2,50 meter;

  3. de breedte niet meer bedraagt dan 50% van de breedte van de gevel van het hoofdgebouw;

  4. de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 3 meter dan wel de hoogte van de eerste verdiepingslaag van het hoofdgebouw +0,25 meter is.

 

17.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde gelden de volgende regels:

  1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt niet meer dan 1,00 meter;

  2. de bouwhoogte van vlaggenmasten bedraagt niet meer dan 8,00 meter;

  3. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen bedraagt niet meer dan 5,50 meter.

Artikel 18 Verkeer - Railverkeer

 

18.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Railverkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. spoorwegen, met daarbij inbegrepen bermen, spoorwegovergangen en dergelijke;

met de daarbij behorende:

  1. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

  2. groenvoorzieningen;

  3. nutsvoorzieningen;

  4. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

 

18.2 Bouwregels

 

18.2.1 Gebouwen en overkappingen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd.

 

18.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde gelden de volgende regels:

  1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt niet meer dan 2,00 meter;

  2. de bouwhoogte van draagconstructies voor de bovenleiding bedraagt niet meer dan 15,00 meter ten opzichte van de bovenkant spoorstaaf;

  3. de bouwhoogte van voorzieningen ten behoeve van de geleiding van het spoorverkeer en lichtmasten bedraagt niet meer dan 12,00 meter;

  4. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen bedraagt niet meer dan 5,50 meter.

 

Artikel 19 Verkeer - Verblijf

 

19.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Verkeer - Verblijf’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. wegen, straten en paden met hoofdzakelijk een verblijfsfunctie;

  2. voet- en fietspaden;

  3. parkeervoorzieningen;

  4. bruggen;

  5. straatmeubilair;

en tevens voor:

  1. een standplaats voor de verkoop van kleine etenswaren, zoals vis, ijs snacks en vergelijkbare goederen, voor zover zij voor vergunningverlening op basis van de APV in aanmerking komen, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - standplaats mobiele verkoopinrichting';

  2. garageboxen ter plaatse van de aanduiding ‘garagebox’;

  3. bruggen ter plaatse van de aanduiding ‘brug’;

met daaraan ondergeschikt:

  1. nutsvoorzieningen;

  2. groenvoorzieningen;

  3. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

 

19.2 Bouwregels

 

19.2.1 Gebouwen en overkappingen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd.

 

19.2.2 Garageboxen

Voor het bouwen van garageboxen gelden de volgende regels:

  1. een garagebox mag uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘garagebox’ worden gebouwd;

  2. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 3,00 meter;

  3. de oppervlakte van een garage bedraagt niet meer dan 25 m².

 

19.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde gelden de volgende regels:

  1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt niet meer dan 2,00 meter;

  2. de bouwhoogte van vlaggenmasten bedraagt niet meer dan 8,00 meter;

  3. de bouwhoogte van verkeersregelende voorzieningen, lichtmasten en geluidswerende voorzieningen bedraagt niet meer dan 12,00 meter.

  4. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen bedraagt niet meer dan 5,50 meter.

 

Artikel 20 Water

 

20.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. water;

  2. waterhuishoudkundige voorzieningen;

  3. bruggen

en tevens voor:

  1. vlonders en steigers ter plaatse van de aanduiding 'steigers';

  2. met daarbij behorende:

  3. waterberging;

  4. bermen en beplanting;

met daaraan ondergeschikt:

  1. nutsvoorzieningen;

  2. groenvoorzieningen;

  3. wegen en paden.

 

20.2 Bouwregels

 

20.2.1 Gebouwen en overkappingen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd.

 

20.2.2 Bruggen, vlonders en steigers

  1. voor het bouwen van bruggen geldt dat de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 5,50 meter gemeten vanaf Normaal Amsterdams Peil;

  2. voor het bouwen van vlonders en steigers geldt dat deze alleen mogen worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding ‘steiger’ en de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 1,00 meter gemeten vanaf Normaal Amsterdams Peil.

 

20.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde

Voor het bouwen van andere bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde geldt dat de hoogte niet meer bedraagt dan 2,50 meter gemeten vanaf het Normaal Amsterdams Peil.

 

 

20.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  1. het gebruik van de gronden als ligplaats voor woonschepen;

  2. het gebruik van gronden als ligplaats voor (recreatie)vaartuigen, behalve daar waar het op grond van de gemeentelijke ligplaatsenverordening is toegestaan.

 

20.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

20.4.1 Vergunningplicht

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming ‘Water' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  1. het aanleggen, verwijderen, ontgraven en vergraven van dijken en taluds;

  2. het aanleggen of veranderen of dempen van water(lopen);

  3. het opspuiten van waterlopen en waterplassen met baggerspecie;

  4. het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse leidingen, constructies, installaties of apparatuur.

 

20.4.2 Uitzonderingen

Het verbod als bedoeld in lid 20.4.1 is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden die:

  1. dienen tot het in stand houden of voltooien van werken die op de dag van het van kracht worden van het plan al bestaan of in uitvoering zijn genomen;

  2. behoren tot het normale onderhoud en beheer;

 

20.4.3 Toelaatbaarheid

De werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden als bedoeld in lid 20.4.1 zijn slechts toelaatbaar, als:

  1. deze werken en werkzaamheden of de hiervan direct of indirect te verwachten gevolgen de landschappelijke en cultuurhistorische waarden niet onevenredig aantasten of kunnen aantasten;

  2. de mogelijkheden voor herstel of opbouw van die waarden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind.

 

20.4.4 Advies omgevingsvergunning

De werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden als bedoeld in lid 20.4.1 zijn slechts toelaatbaar, als over de toelaatbaarheid van de werken en werkzaamheden schriftelijk advies is ingewonnen bij de waterbeheerder.

 

Artikel 21 Wonen

 

21.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. het wonen in een woonhuis, al dan niet in combinatie met ruimte voor:

  1. een aan-huis-verbonden beroep of bedrijf;

  2. mantelzorg;

  3. bed & breakfast;

  1. in afwijking van het gestelde onder a. is wonen niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding ‘wonen uitgesloten’;

  2. een klussenbedrijf ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van bedrijf - klussenbedrijf’;

  3. dienstverlening ter plaatse van de aanduiding ‘dienstverlening’;

met de daarbij behorende:

  1. tuinen, erven en terreinen;

met daaraan ondergeschikt:

  1. nutsvoorzieningen;

  2. parkeervoorzieningen, waarbij voldaan wordt aan de bepalingen in artikel 38.1;

  3. groenvoorzieningen;

  4. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

 

21.2 Bouwregels

 

21.2.1 Algemeen

Algemeen gelden voor alle bouwwerken de volgende regels:

  1. ter plaatse van de aanduiding “specifieke bouwaanduiding – monument” zijn de regels van toepassing zoals opgenomen in artikel 33.1;

  2. ter plaatse van de aanduiding “karakteristiek” zijn de regels van toepassing zoals opgenomen in artikel 33.2;

  3. ter plaatse van de aanduiding ‘bebouwingsvrije zone’ is het bouwen van gebouwen en overkappingen niet toegestaan

 

21.2.2 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  1. als hoofdgebouw mogen uitsluitend woonhuizen worden gebouwd;

  2. een hoofdgebouw moet binnen een bouwvlak worden gebouwd;

  3. de oppervlakte van een hoofdgebouw bedraagt niet meer dan 150 m², dan wel niet meer dan de bestaande oppervlakte indien deze meer bedraagt dan 150 m²;

  4. het aantal woningen bedraagt per bouwvlak niet meer dan het bestaande aantal, dan wel het ter plaatse van de aanduiding “maximum aantal wooneenheden” aangegeven aantal;

  5. ter plaatse van de aanduiding 'gevellijn' moet de voorgevel van het hoofdgebouw in de aangegeven gevellijn worden gebouwd;

  6. ter plaatse van de aanduiding ‘maximum goothoogte (m)’ bedraagt de goothoogte niet meer dan op de verbeelding is aangegeven;

  7. ter plaatse van de aanduiding ‘maximum bouwhoogte (m)’ bedraagt de bouwhoogte niet meer dan op de verbeelding is aangegeven;

  8. de dakhelling bedraagt tenminste 30°, dan wel ten minste de bestaande dakhelling indien deze minder is;

  9. per hoofdgebouw is niet meer dan één dakopbouw per dakvlak toegestaan, met dien verstande dat:

  1. als er sprake is van een dakopbouw door het verhogen van de gevel dient te worden voldaan aan het gestelde onder 21.2.5.1;

  2. als er sprake is van een dakopbouw door het verhogen van de nok dient te worden voldaan aan het gestelde onder 21.2.5.2.

 

21.2.3 Bijbehorende bouwwerken en overkappingen

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken en overkappingen gelden de volgende regels:

  1. de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken en overkappingen bedraagt niet meer dan 90% van de oppervlakte van de hoofdvorm van het hoofdgebouw maar niet meer dan 100 m², dan wel niet meer dan de bestaande oppervlakte indien dit meer is, met dien verstande dat ten hoogste 50% van het erf buiten het bouwvlak bebouwd wordt;

  2. de goothoogte van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk of aangebouwde overkapping bedraagt niet meer dan de vloer van de eerste verdieping van het hoofdgebouw vermeerderd met 0,25 meter;

  3. de bouwhoogte van een aangebouwd bijbehorende bouwwerk of een aangebouwde overkapping is ten minste 1,00 meter lager dan de bouwhoogte van het hoofdgebouw, tenzij;

  1. een hoofdgebouw bestaat uit één bouwlaag met een plat dak, dan mag een aangebouwd bijbehorend bouwwerk of aangebouwde overkapping niet meer bedragen dan de bouwhoogte van het hoofdgebouw;

  2. een aangebouwd bijbehorend bouwwerk of aangebouwde overkapping binnen een afstand van 3,00 meter tot de zijdelingse perceelsgrens ligt, dan mag de bouwhoogte niet meer bedragen dan 7,00 meter, met dien verstande dat een aangebouwd bijbehorend bouwwerk of aangebouwde overkapping ten minste 1,00 meter lager is dan de bouwhoogte van het hoofdgebouw;

  1. de goot- en bouwhoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk of overkapping bedragen niet meer dan 3,00 respectievelijk 5,50 meter.

 

21.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde

Voor het bouwen van andere bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde gelden de volgende regels:

  1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt niet meer dan 1,00 meter, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van het (hoofd)gebouw of het verlengde daarvan niet meer dan 2,00 meter mag bedragen;

  2. de bouwhoogte van vlaggenmasten bedraagt niet meer dan 8,00 meter;

  3. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken geen overkappingen zijnde bedraagt niet meer dan 5,50 meter.

 

21.2.5 Dakopbouwen

 

21.2.5.1 Dakopbouwen door het verhogen van de gevel

In aanvulling op het gestelde onder 32.2.2 gelden voor dakopbouwen door het verhogen van een gevel de volgende regels:

  1. een dakopbouw is uitsluitend toegestaan op een hoofdgebouw van één bouwlaag met kap, waarbij de dakhelling niet minder bedraagt dan 30 graden;

  2. Ter weerszijden van een dakopbouw moet tenminste één meter dakvlak over blijven;

  3. de verticale afstand van de goothoogte van de dakopbouw tot de noklijn van de woning bedraagt tenminste één meter als de dakopbouw gesitueerd is grenzend aan het voorerfgebied en bedraagt tenminste 0,5 meter als de dakopbouw gesitueerd is grenzend aan het achtererfgebied;

  4. de breedte van een dakopbouw grenzend aan het voorerfgebied bedraagt niet meer dan 40% van de breedte van het dakvlak, met dien verstande dat de breedte niet meer mag bedragen dan 4 meter.

  5. de breedte van een dakopbouw grenzend aan het achtererfgebied bedraagt niet meer dan 60% van de breedte van het dakvlak, met dien verstande dat de breedte niet meer mag bedragen dan 6 meter.

  6. de afstand van een dakopbouw grenzend aan het achtererfgebied tot het voorerfgebied bedraagt ten minste 3 meter.

 

21.2.5.2 Dakopbouwen door het verhogen van de nok

In aanvulling op het gestelde onder 32.2.2 gelden voor dakopbouwen door het verhogen van de nok de volgende regels:

  1. de nokverhoging is alleen toegestaan op een hoofdgebouw met een zadeldak van niet meer dan 35 graden;

  2. de dakopbouw is alleen toegestaan in een dakvlak dat grenst aan het achtererfgebied;

  3. Ter weerszijden van een dakopbouw moet tenminste één meter dakvlak over blijven;

  4. de afstand van de dakopbouw tot de achtergevel is horizontaal gemeten tenminste één meter;

  5. de nokverhoging vindt plaats door het verlengen van het tegenover liggende dakvlak waardoor de nok richting achtererfgebied schuift, waarbij de hellingshoek gelijk blijft aan de hellingshoek van het bestaande dakvlak;

  6. de hoogte van de buitenwanden van de dakopbouw bedragen niet meer dan 1,2 meter;

  7. de breedte van de dakopbouw bedraagt niet meer dan 60% van de breedte van het dakvlak, met dien verstande dat de breedte niet meer mag bedragen dan 6 meter;

  8. de afstand van een dakopbouw tot het voorerfgebied bedraagt tenminste 3 meter.

 

21.3 Nadere eisen

 

Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  1. de goede woonsituatie;

  2. de sociale veiligheid;

  3. de verkeersveiligheid;

  4. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.

 

21.4 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van:

  1. het bepaalde in lid 21.2.2 sub b voor het bouwen van een hoofdgebouw buiten het bouwvlak;

  2. het bepaalde in lid 21.2.2 sub e voor het bouwen van de voorgevel van het hoofdgebouw buiten de aangegeven gevellijn;

  3. het bepaalde in lid 21.2.3 sub a voor het vergroten van het te bebouwen oppervlak tot ten hoogste 70% van het erf buiten het bouwvlak,

mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

 

21.5 Specifieke gebruiksregels

 

21.5.1 Aan-huis-verbonden beroep of bedrijf

Aan-huis-verbonden beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten worden toegestaan binnen de bestemming, met dien verstande dat:

  1. het beroep of bedrijf voorkomt op de lijst met toelaatbare beroepen en bedrijven in bijlage 1;

  2. het vloeroppervlak van de ruimten voor de uitoefening van aan huis gebonden beroepen niet meer mag bedragen dan 30% van de begane grond vloeroppervlakte van de woning, inclusief aangebouwde bijbehorende bouwwerken, met een maximum van 50 m2;

  3. een aan huis verbonden beroep of bedrijf uitsluitend is toegestaan in de woning en/of in de aangebouwde bijbehorende bouwwerken;

  4. vrijstaande bijbehorende bouwwerken niet mogen worden gebruikt of ingericht voor een aan huis gebonden beroep of bedrijf;

  5. alleen het beroeps- of bedrijfsmatig gebruik dat niet vergunningsplichtig of meldingsplichtig is ingevolge de Wet Milieubeheer of het Activiteitenbesluit is toegestaan;

  6. voorzien moet worden in voldoende parkeergelegenheid voor de uitoefening van de aan huis gebonden beroepen (uitgangspunt hierbij is parkeren op eigen terrein);

  7. geen sprake is van een onevenredige verkeers- en/of publieksaantrekkende werking;

  8. de omvang van de reclame-uitingen maximaal 0,50 m2 bedragen;

  9. geen buitenopslag van goederen plaatsvindt;

  10. de persoon die bij een woning een aan huis verbonden beroep of bedrijf exploiteert ook de bewoner is van de desbetreffende woning (er is een functionele en persoonlijke binding tussen de bewoner van de woning en de exploitatie van het beroep of bedrijf aan huis);

  11. het niet is toegestaan om personeel in dienst te hebben voor het aan huis verbonden beroep of bedrijf;

  12. bij op fysieke dienstverlening gerichte bedrijven of beroepen aan huis (kappers, schoonheidssalons e.d., niet meer dan één plaats (of stoel) mag worden geëxploiteerd. Dit betekent dat een dienst niet aan meer dan één klant tegelijk mag worden aangeboden en uitgevoerd;

  13. alleen ondergeschikte detailhandel is toegestaan, eventueel in de vorm van een webwinkel, die direct voortvloeit uit, gerelateerd is aan en noodzakelijk is voor de dienst en/of het bedrijfs- of beroepsmatig gebruik

 

21.5.2 Bed & Breakfast

Bed & breakfast wordt toegestaan binnen de bestemming, met dien verstande dat

  1. ten hoogste 2 slaapkamers en maximaal 5 personen zijn toegestaan;

  2. de bed & breakfast uitsluitend is toegestaan in het hoofdgebouw en/of in de aangebouwde bijbehorende bouwwerken;

  3. vrijstaande bijbehorende bouwwerken niet worden gebruikt of ingericht ten behoeve van een bed & breakfast;

  4. de oppervlakte van bed & breakfast maximaal 30% van de begane grond vloeroppervlakte van het hoofdgebouw bedraagt, inclusief aangebouwde bijbehorende bouwwerken, met een maximum van 50 m²;

  5. geen reclame-uitingen worden aangebracht;

  6. voor de uitoefening van de bed & breakfast wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid, waarbij voldaan wordt aan de bepalingen in artikel 38.1 en parkeren bij voorkeur op eigen erf plaatsvindt.

 

21.5.3 Strijdig gebruik

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  1. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor bewoning;

  2. het gebruik van woonhuizen en bijbehorende bouwwerken voor recreatieve bewoning;

  3. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor detailhandel, anders dan in producten gerelateerd aan en noodzakelijk voor een aan-huis-verbonden beroep of bedrijf;

  4. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor horeca.

Artikel 22 Wonen - Woonboerderij

 

22.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - Woonboerderij' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. het wonen in woonboerderijen, al dan niet in combinatie met ruimte voor:

  1. een aan-huis-verbonden beroep of bedrijf;

  2. mantelzorg;

  3. een bed & breakfast;

  1. een paardrijbak ter plaatse van de aanduiding ' rijbak';

met de daarbij behorende:

  1. tuinen, erven en terreinen;

met daaraan ondergeschikt:

  1. nutsvoorzieningen;

  2. parkeervoorzieningen, waarbij voldaan wordt aan de bepalingen in artikel 38.1;

  3. groenvoorzieningen;

  4. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

 

22.2 Bouwregels

 

22.2.1 Algemeen

Algemeen gelden voor alle bouwwerken de volgende regels:

  1. ter plaatse van de aanduiding “specifieke bouwaanduiding – monument” zijn de regels van toepassing zoals opgenomen in artikel 33.1 van toepassing;

  2. ter plaatse van de aanduiding “karakteristiek” zijn de regels van toepassing zoals opgenomen in artikel 33.2 van toepassing;

 

22.2.2 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  1. als hoofdgebouw mogen uitsluitend woonhuizen worden gebouwd;

  2. een hoofdgebouw moet binnen een bouwvlak worden gebouwd;

  3. het aantal woningen bedraagt per hoofdgebouw ten hoogste het bestaande aantal, dan wel het ter plaatse van de aanduiding “maximum aantal wooneenheden” aangegeven aantal;

  4. ter plaatse van de aanduiding 'gevellijn' moet de voorgevel van het hoofdgebouw in de aangegeven gevellijn worden gebouwd;

  5. ter plaatse van de aanduiding ‘maximum goothoogte (m)’ bedraagt de goothoogte niet meer dan op de verbeelding is aangegeven;

  6. ter plaatse van de aanduiding ‘maximum bouwhoogte (m)’ bedraagt de bouwhoogte niet meer dan op de verbeelding is aangegeven;

  7. de dakhelling bedraagt ten minste 30°, dan wel ten minste de bestaande dakhelling indien deze minder is.

 

22.2.3 Bijbehorende bouwwerken en overkappingen

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken en overkappingen bij een woonhuis gelden de volgende regels:

  1. de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken en overkappingen bedraagt niet meer dan 90% van de oppervlakte van de hoofdvorm van het hoofdgebouw maar niet meer dan 100 m², dan wel niet meer dan de bestaande oppervlakte indien dit meer is, met dien verstande dat ten hoogste 50% van het erf buiten het bouwvlak bebouwd wordt;

  2. de goothoogte van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk of aangebouwde overkapping bedraagt niet meer dan de vloer van de eerste verdieping van het hoofdgebouw vermeerderd met 0,25 meter;

  3. de bouwhoogte van een aangebouwd bijbehorende bouwwerk of een aangebouwde overkapping is ten minste 1,00 meter lager dan de bouwhoogte van het hoofdgebouw, tenzij;

  1. een hoofdgebouw bestaat uit één bouwlaag met een plat dak, dan mag een aangebouwd bijbehorend bouwwerk of aangebouwde overkapping niet meer bedragen dan de bouwhoogte van het hoofdgebouw;

  2. een aangebouwd bijbehorend bouwwerk of aangebouwde overkapping binnen een afstand van 3,00 meter tot de zijdelingse perceelsgrens ligt, dan mag de bouwhoogte niet meer bedragen dan 7,00 meter, met dien verstande dat een aangebouwd bijbehorend bouwwerk of aangebouwde overkapping ten minste 1,00 meter lager is dan de bouwhoogte van het hoofdgebouw;

  1. de goot- en bouwhoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk of overkapping bedragen niet meer dan 3,00 respectievelijk 5,50 meter;

 

22.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde

Voor het bouwen van andere bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:

  1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt niet meer dan 1,00 meter, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van het (hoofd)gebouw of het verlengde daarvan niet meer dan 2,00 meter mag bedragen;

  2. de bouwhoogte van vlaggenmasten bedraagt niet meer dan 8,00 meter;

  3. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken geen overkappingen zijnde bedraagt niet meer dan 5,50 meter.

 

22.3 Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  1. de goede woonsituatie;

  2. de sociale veiligheid;

  3. de verkeersveiligheid;

  4. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.

 

22.4 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van:

  1. het bepaalde in lid 22.2.2 sub b voor het bouwen van een hoofdgebouw buiten het bouwvlak;

  2. het bepaalde in lid 22.2.2 sub e voor het bouwen van de voorgevel van het hoofdgebouw buiten de aangegeven gevellijn;

  3. het bepaalde in lid 22.2.3 sub a voor het vergroten van het te bebouwen oppervlak tot ten hoogste 70% van het erf buiten het bouwvlak,

mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

 

22.5 Specifieke gebruiksregels

 

22.5.1 Aan-huis-verbonden beroep of bedrijf

Aan-huis-verbonden beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten worden toegestaan binnen de bestemming, met dien verstande dat:

  1. het beroep of bedrijf voorkomt op de lijst met toelaatbare beroepen en bedrijven in bijlage 1;

  2. het vloeroppervlak van de ruimten voor de uitoefening van aan huis gebonden beroepen niet meer mag bedragen dan 30% van de begane grond vloeroppervlakte van de woning, inclusief aangebouwde bijbehorende bouwwerken, met een maximum van 50 m2;

  3. een aan huis verbonden beroep of bedrijf uitsluitend is toegestaan in de woning en/of in de aangebouwde bijbehorende bouwwerken;

  4. vrijstaande bijbehorende bouwwerken niet mogen worden gebruikt of ingericht voor een aan huis gebonden beroep of bedrijf;

  5. alleen het beroeps- of bedrijfsmatig gebruik dat niet vergunningsplichtig of meldingsplichtig is ingevolge de Wet Milieubeheer of het Activiteitenbesluit is toegestaan;

  6. voorzien moet worden in voldoende parkeergelegenheid voor de uitoefening van de aan huis gebonden beroepen (uitgangspunt hierbij is parkeren op eigen terrein).

  7. geen sprake is van een onevenredige verkeers- en/of publieksaantrekkende werking.

  8. de omvang van de reclame-uitingen maximaal 0,50 m2 bedragen.

  9. geen buitenopslag van goederen plaatsvindt.

  10. de persoon die bij een woning een aan huis verbonden beroep of bedrijf exploiteert ook de bewoner is van de desbetreffende woning (er is een functionele en persoonlijke binding tussen de bewoner van de woning en de exploitatie van het beroep of bedrijf aan huis).

  11. het niet is toegestaan om personeel in dienst te hebben voor het aan huis verbonden beroep of bedrijf;

  12. bij op fysieke dienstverlening gerichte bedrijven of beroepen aan huis (kappers, schoonheidssalons e.d., niet meer dan één plaats (of stoel) mag worden geëxploiteerd. Dit betekent dat een dienst niet aan meer dan één klant tegelijk mag worden aangeboden en uitgevoerd;

  13. alleen ondergeschikte detailhandel is toegestaan, eventueel in de vorm van een webwinkel, die direct voortvloeit uit, gerelateerd is aan en noodzakelijk is voor de dienst en/of het bedrijfs- of beroepsmatig gebruik

 

22.5.2 Bed & Breakfast

Bed & breakfast wordt toegestaan binnen de bestemming, met dien verstande dat

  1. ten hoogste 2 slaapkamers en maximaal 5 personen zijn toegestaan;

  2. de bed & breakfast uitsluitend is toegestaan in het hoofdgebouw en/of in de aangebouwde bijbehorende bouwwerken;

  3. vrijstaande bijbehorende bouwwerken niet worden gebruikt of ingericht ten behoeve van een bed & breakfast;

  4. de oppervlakte van bed & breakfast maximaal 30% van de begane grond vloeroppervlakte van het hoofdgebouw bedraagt, inclusief aangebouwde bijbehorende bouwwerken, met een maximum van 50 m²;

  5. geen reclame-uitingen worden aangebracht;

  6. voor de uitoefening van de bed & breakfast wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid, waarbij voldaan wordt aan de bepalingen in artikel 38.1 en parkeren bij voorkeur op eigen erf plaatsvindt.

 

22.5.3 Strijdig gebruik

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  1. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor bewoning;

  2. het gebruik van woonhuizen en bijbehorende bouwwerken voor recreatieve bewoning;

  3. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor detailhandel, anders dan in producten gerelateerd aan en noodzakelijk voor een aan-huis-verbonden beroep of bedrijf;

  4. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor horeca.

Artikel 23 Leiding - Gas

 

23.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Leiding - Gas’ aangewezen gronden zijn mede bestemd voor de aanleg en instandhouding van ondergrondse hoge druk gastransportleidingen (inclusief voorzieningen) met de daarbij behorende belemmeringsstroken.

 

23.2 Bouwregels

 

23.2.1 Voorrangsbepaling

De regels van deze dubbelbestemming gelden primair ten opzichte van de regels van iedere andere bestemming, waarmee deze dubbelbestemming samenvalt.

 

23.2.2 Bouwen algemeen

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  1. op of in deze gronden mogen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd;

  2. op of in deze gronden mogen uitsluitend andere bouwwerken ten behoeve van de bestemming worden gebouwd;

  3. de bouwhoogte van andere bouwwerken bedraagt niet meer dan 3,00 meter.

 

23.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 23.2 en toestaan dat in de andere daar voorkomende bestemming(en) gebouwen en andere bouwwerken worden gebouwd, mits:

  1. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de veiligheid van de leiding;

  2. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de beheerder van de betreffende leiding en de brandweer;

 

23.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

23.4.1 Vergunningplicht

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming ‘Leiding – Gas’ zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden, de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  1. het aanbrengen en rooien van diepwortelende beplantingen en bomen;

  2. het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;

  3. het indrijven van voorwerpen in de bodem, zoals lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair;

  4. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;

  5. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren.

 

 

23.4.2 Uitzonderingen

Het verbod als bedoeld in 23.4.1 is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden die :

  1. dienen tot het in stand houden of voltooien van werken die op de dag van het van kracht worden van het plan reeds bestaan of in uitvoering zijn genomen;

  2. behoren tot het normale onderhoud en beheer;

  3. mogen worden uitgevoerd op basis van een al verleende vergunning;

  4. worden uitgevoerd ten behoeve van de instandhouding van de leiding(en).

 

23.4.3 Toelaatbaarheid

De werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden als bedoeld in artikel 23.4.1 zijn slechts toelaatbaar, mits:

  1. deze werken en werkzaamheden of de hiervan direct of indirect te verwachten gevolgen geen afbreuk doen aan de belangen van, en de veiligheidssituatie rond, de betreffende leiding;

  2. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de beheerder van de betreffende leiding;

23.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  1. het opslaan van goederen, met uitzondering het opslaan van goederen t.b.v. van inspectie en onderhoud van de gastransportleiding;

  2. het wijzigen van het gebruik van bestaande gebouwen, indien daardoor een kwetsbaar object wordt toegelaten.

 

Artikel 24 Leiding - Riool

 

24.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Leiding - Riool' aangewezen gronden zijn, behalve de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen, mede bestemd voor de aanleg en instandhouding van rioolpersleidingen (inclusief voorzieningen) met de daarbij behorende belemmeringsstroken.

 

24.2 Bouwregels

 

24.2.1 Voorrangsregeling

De regels van deze dubbelbestemming gelden primair ten opzichte van de regels van iedere andere bestemming, waarmee deze dubbelbestemming samenvalt.

 

24.2.2 Bouwen algemeen

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  1. op of in deze gronden mogen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd;

  2. op of in deze gronden mogen uitsluitend andere bouwwerken ten behoeve van de bestemming worden gebouwd;

  3. de bouwhoogte van andere bouwwerken bedraagt niet meer dan 3,00 meter.

 

24.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 24.2.2 en toestaan dat in de andere daar voorkomende bestemming(en) gebouwen en andere bouwwerken worden gebouwd, mits:

  1. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de leiding;

  2. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de beheerder van de betreffende leiding.

 

24.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

24.4.1 Vergunningplicht

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming ‘Leiding – Riool' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden, de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  1. het aanbrengen en rooien van diepwortelende beplantingen en bomen;

  2. het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;

  3. het indrijven van voorwerpen in de bodem, zoals lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair;

  4. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;

  5. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren.

 

24.4.2 Uitzonderingen

Het verbod als bedoeld in 24.4.1 is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden:

  1. dienen tot het in stand houden of voltooien van werken die op de dag van het van kracht worden van het plan reeds bestaan of in uitvoering zijn genomen;

  2. behoren tot het normale onderhoud en beheer;

  3. mogen worden uitgevoerd op basis van een al verleende vergunning;

  4. worden uitgevoerd ten behoeve van de instandhouding van de leiding(en).

 

24.4.3 Toelaatbaarheid

De werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden als bedoeld in artikel 24.4.1. zijn slechts toelaatbaar, mits:

  1. deze werken en werkzaamheden of de hiervan direct of indirect te verwachten gevolgen geen afbreuk doen aan de belangen van de betreffende leiding

  2. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de beheerder van de betreffende leidingbeheerder.

 

Artikel 25 Leiding - Water

 

25.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Leiding - Water' aangewezen gronden zijn, behalve de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen, mede bestemd voor de aanleg en instandhouding van watertransportleidingen (inclusief voorzieningen) met de daarbij behorende belemmeringsstroken.

 

25.2 Bouwregels

 

25.2.1 Voorrangsregeling

De regels van deze dubbelbestemming gelden primair ten opzichte van de regels van iedere andere bestemming, waarmee deze dubbelbestemming samenvalt.

 

25.2.2 Bouwen algemeen

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  1. op of in deze gronden mogen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd.

  2. op of in deze gronden mogen uitsluitend andere bouwwerken ten behoeve van de bestemming worden gebouwd;

  3. de bouwhoogte van andere bouwwerken bedraagt niet meer dan 3,00 meter.

 

25.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 25.2.2 en toestaan dat in de andere daar voorkomende bestemming(en) gebouwen en andere bouwwerken worden gebouwd, mits:

  1. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de leiding;

  2. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de beheerder van de betreffende leiding.

 

25.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

25.4.1 Vergunningplicht

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming ‘Leiding – Water' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden, de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  1. het aanbrengen en rooien van diepwortelende beplantingen en bomen;

  2. het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;

  3. het indrijven van voorwerpen in de bodem, zoals lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair;

  4. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;

  5. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren.

 

25.4.2 Uitzonderingen

Het verbod als bedoeld in 25.4.1 is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden die:

  1. dienen tot het in stand houden of voltooien van werken die op de dag van het van kracht worden van het plan reeds bestaan of in uitvoering zijn genomen;

  2. behoren tot het normale onderhoud en beheer;

  3. mogen worden uitgevoerd op basis van een al verleende vergunning;

  4. worden uitgevoerd ten behoeve van de instandhouding van de leiding(en).

 

25.4.3 Toelaatbaarheid

De werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden als bedoeld in artikel 25.4.1 . zijn slechts toelaatbaar, mits:

  1. deze werken en werkzaamheden of de hiervan direct of indirect te verwachten gevolgen geen afbreuk doen aan de belangen van de betreffende leiding

  2. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de beheerder van de betreffende leiding.

Artikel 26 Waarde - Archeologie 1

 

26.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde – Archeologie 1' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), ook bestemd voor het behoud van de aldaar in of op de grond aanwezige archeologische (verwachtings)waarden.

 

26.2 Bouwregels

 

26.2.1 Voorrangsregeling

De regels van deze dubbelbestemming gelden primair ten opzichte van de regels van iedere andere bestemming, waarmee deze dubbelbestemming samenvalt.

 

26.2.2 Onderzoeksplicht

Voor bouwwerken, waaronder begrepen het heien van heipalen en het slaan van damwanden, met een oppervlakte groter dan 50 m2 en die de bodem dieper dan 0,40 beneden maaiveld verstoren, moet alvorens een omgevingsvergunning voor het bouwen wordt verleend door de aanvrager een rapport worden overgelegd waarin naar het oordeel van het bevoegd gezag:

  1. de archeologische waarden van de (water)bodem die blijkens de aanvraag kunnen worden verstoord in voldoende mate zijn vastgesteld, en

  2. in voldoende mate is aangegeven op welke wijze de archeologische waarden worden bewaard en/of gedocumenteerd.

 

26.2.3 Uitzonderingen

Artikel 26.2.2 is niet van toepassing op bouwwerken, waaronder begrepen het heien van heipalen en het slaan van damwanden, waarbij:

  1. op basis van archeologisch onderzoek door een daartoe gecertificeerde instantie en/of het bevoegd gezag is aangetoond dat geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;

  2. op basis van archeologisch onderzoek door een daartoe gecertificeerde instantie en/of het bevoegd gezag is aangetoond dat de archeologische waarden door het bouwen niet onevenredig worden geschaad;

  3. het de vervanging, vernieuwing of verandering betreft van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en de bestaande fundering wordt benut; en/of niet dieper wordt vergraven dan de te verwijderen fundering, met uitzondering van nieuwe kelders;

  4. de uitvoering reeds gestart is en/of vergund is ten tijde van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan;

  5. het een bouwwerk betreft met een oppervlakte van maximaal 50 m2;

  6. het een bouwwerk betreft dat niet dieper dan 0,40 meter onder het maaiveld en zonder heiwerkzaamheden wordt gerealiseerd.

26.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan, indien op basis van archeologisch onderzoek door een daartoe gecertificeerde instantie en/of het bevoegd gezag is aangetoond dat de archeologische waarden door de bouwwerken kunnen worden geschaad, met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 26.2.3 mits de volgende voorwaarden in acht worden genomen:

  1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor ondanks de uitvoering van de bouwwerkzaamheden de archeologische resten in de (water)bodem kunnen worden behouden, en/of

  2. de verplichting tot het doen van opgravingen op basis van een door het bevoegd gezag goedgekeurd Programma van Eisen, en/of

  3. de verplichting de bouwwerkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring te laten begeleiden door een archeologisch deskundige op basis van een door het bevoegd gezag goedgekeurd Programma van Eisen.

 

26.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

26.4.1 Vergunningplicht

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming ‘Waarde – Archeologie 1’ zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:

  1. het ontgronden, afgraven (waaronder saneren), verlagen, baggeren (waaronder saneren) egaliseren, mengen, diepploegen en ontginnen van gronden;

  2. het uitvoeren van werken of werkzaamheden aan oevers en kaden;

  3. de aanleg van gronddepots;

  4. het graven, verdiepen en/of verbreden van vaargeulen, watergangen en andere wateren;

  5. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en drainage en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;

  6. het permanent verlagen van het waterpeil;

  7. het verwijderen en/of aanbrengen van bomen en diepwortelende beplanting, waarbij de verstoring bij verwijderen of aanbrengen meer dan 0,40 meter onder het maaiveld bedraagt;

  8. het aanleggen en/of verbreden van wegen, paden, banen en/of parkeergelegenheden.

 

26.4.2 Onderzoekplicht

Voordat een omgevingsvergunning wordt verleend, moet door de aanvrager een rapport worden overgelegd waarin naar het oordeel van het bevoegd gezag:

  1. de archeologische waarden van de (water)bodem die blijkens de aanvraag kunnen worden verstoord in voldoende mate zijn vastgesteld; en

  2. in voldoende mate is aangegeven op welke wijze de archeologische waarden worden bewaard en/of gedocumenteerd.

 

26.4.3 Uitzonderingen

Het verbod als bedoeld in 26.4.1 is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden die:

  1. een oppervlakte hebben van maximaal 50 m2 én niet dieper gaan dan 0,40 meter onder het maaiveld (met uitzondering van gronddepots);

  2. het normale onderhoud betreffen;

  3. al in uitvoering en/of vergund zijn ten tijde van het van kracht worden van het plan;

  4. op archeologisch onderzoek gericht zijn;

  5. te maken hebben met de aanleg van ondergrondse infrastructuur met een maximum diameter van 0,40 meter, mits deze sleufloos wordt uitgevoerd.

 

26.4.4 Toelaatbaarheid

De werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden als bedoeld in artikel 26.4.1 zijn slechts toelaatbaar, mits:

  1. op basis van archeologisch onderzoek door een daartoe gecertificeerde instantie en/of het bevoegd gezag is aangetoond dat geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;

  2. op basis van archeologisch onderzoek door een daartoe gecertificeerde instantie en/of het bevoegd gezag is aangetoond dat de archeologische waarden door de werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden niet onevenredig worden geschaad;

  3. indien op basis van archeologisch onderzoek door een daartoe gecertificeerde instantie en/of het bevoegd gezag is aangetoond dat de archeologische waarden door de werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden kunnen worden geschaad, de volgende voorwaarden in acht worden genomen:

  1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor ondanks de uitvoering van de werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden de archeologische resten in de (water)bodem kunnen worden behouden, en/of

  2. de verplichting tot het doen van opgravingen op basis van een door het bevoegd gezag goedgekeurd Programma van Eisen, en/of

  3. de verplichting de werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring te laten begeleiden door een archeologisch deskundige op basis van een door het bevoegd gezag goedgekeurd Programma van Eisen.

 

26.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 1' te verwijderen indien op basis van archeologisch onderzoek door een daartoe bevoegde instantie is aangetoond dat ter plaatse geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.

Artikel 27 Waarde - Archeologie 2

 

27.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde – Archeologie 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), ook bestemd voor het behoud van de aldaar in of op de grond aanwezige archeologische (verwachtings)waarden.

 

27.2 Bouwregels

 

27.2.1 Voorrangsregeling

De regels van deze dubbelbestemming gelden primair ten opzichte van de regels van iedere andere bestemming, waarmee deze dubbelbestemming samenvalt.

 

27.2.2 Onderzoeksplicht

Voor bouwwerken, waaronder begrepen het heien van heipalen en het slaan van damwanden, met een oppervlakte groter dan:

  1. 500 m2, ter plaatse van de advieszone ‘waarderend onderzoek dobbe’ en ‘karterend onderzoek 1’ van de gemeentelijke FAMKE, of

  2. 2.500 m2 ter plaatse van de advieszone ‘karterend onderzoek 2’ van de gemeentelijke FAMKE, of

  3. 5.000 m2 ter plaatse van de advieszone ‘karterend onderzoek 3’ en ‘quickscan’ van de gemeentelijke FAMKE,

en die de bodem dieper dan 0,40 meter beneden maaiveld verstoren, moet alvorens een omgevingsvergunning voor het bouwen wordt verleend door de aanvrager een rapport worden overgelegd waarin naar het oordeel van het bevoegd gezag:

  1. de archeologische waarden van de (water)bodem die blijkens de aanvraag kunnen worden verstoord in voldoende mate zijn vastgesteld; en

  2. in voldoende mate is aangegeven op welke wijze de archeologische waarden worden bewaard en/of gedocumenteerd.

 

27.2.3 Uitzonderingen

Artikel 27.2.2 is niet van toepassing op bouwwerken, waaronder begrepen het heien van heipalen en het slaan van damwanden, waarbij:

  1. op basis van archeologisch onderzoek door een daartoe gecertificeerde instantie en/of het bevoegd gezag is aangetoond dat geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;

  2. op basis van archeologisch onderzoek door een daartoe gecertificeerde instantie en/of het bevoegd gezag is aangetoond dat de archeologische waarden door de werken en/of werkzaamheden niet onevenredig worden geschaad;

  3. de uitvoering reeds gestart is en/of vergund is ten tijde van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan;

  4. het de vervanging, vernieuwing of verandering betreft van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en de bestaande fundering wordt benut en/of niet dieper wordt vergraven dan de te verwijderen fundering, met uitzondering van nieuwe kelders;

  5. het een bouwwerk betreft met een oppervlakte van maximaal:

  1. 500 m2, ter plaatse van de advieszone ‘waarderend onderzoek dobbe’ en ‘karterend onderzoek 1’ van de gemeentelijke FAMKE, of

  2. 2.500 m2 ter plaatse van de advieszone ‘karterend onderzoek 2’ van de gemeentelijke FAMKE, of

  3. 5.000 m2 ter plaatse van de advieszone ‘karterend onderzoek 3’ en ‘quickscan’ van de gemeentelijke FAMKE,

met dien verstande dat de onder e.1 t/m 3 genoemde uitzonderingen niet van toepassing zijn op waterbodems;

  1. het een bouwwerk betreft dat niet dieper dan 0,40 meter onder het maaiveld en zonder heiwerkzaamheden wordt gerealiseerd, met dien verstande dat deze uitzondering niet van toepassing is op waterbodems.

 

27.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan, indien op basis van archeologisch onderzoek door een daartoe gecertificeerde instantie en/of het bevoegd gezag is aangetoond dat de archeologische waarden door de bouwwerken kunnen worden geschaad, met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 27.2.3 mits de volgende voorwaarden in acht worden genomen:

  1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor ondanks de uitvoering van de bouwwerkzaamheden de archeologische resten in de (water)bodem kunnen worden behouden, en/of

  2. de verplichting tot het doen van opgravingen op basis van een door het bevoegd gezag goedgekeurd Programma van Eisen, en/of

  3. de verplichting de bouwwerkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring te laten begeleiden door een archeologisch deskundige op basis van een door het bevoegd gezag goedgekeurd Programma van Eisen.

 

27.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

27.4.1 Vergunningplicht

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming ‘Waarde – Archeologie 2’ zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:

  1. het ontgronden, afgraven (waaronder saneren), verlagen, baggeren (waaronder saneren) egaliseren, mengen, diepploegen en ontginnen van gronden;

  2. het uitvoeren van werken of werkzaamheden aan oevers en kaden;

  3. de aanleg van gronddepots;

  4. het graven, verdiepen en/of verbreden van vaargeulen, watergangen en andere wateren;

  5. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en drainage en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;

  6. het permanent verlagen van het waterpeil;

  7. het verwijderen en/of aanbrengen van bomen en diepwortelende beplanting, waarbij de verstoring bij verwijderen of aanbrengen meer dan 0,40 meter onder het maaiveld bedraagt;

  8. het aanleggen en/of verbreden van wegen, paden, banen en/of parkeergelegenheden.

 

27.4.2 Onderzoeksplicht

Voordat een omgevingsvergunning wordt verleend, moet door de aanvrager een rapport worden overgelegd waarin naar het oordeel van het bevoegd gezag:

  1. de archeologische waarden van de (water)bodem die blijkens de aanvraag kunnen worden verstoord in voldoende mate zijn vastgesteld; en

  2. in voldoende mate is aangegeven op welke wijze de archeologische waarden worden bewaard en/of gedocumenteerd.

 

27.4.3 Uitzonderingen

Het verbod als bedoeld in 27.4.1 is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden die:

  1. een oppervlakte hebben van maximaal 500 m2, ter plaatse van de advieszone ‘waarderend onderzoek dobbe’ en ‘karterend onderzoek 1’ van de gemeentelijke FAMKE, of

  2. een oppervlakte hebben van maximaal 2.500 m2 ter plaatse van de advieszone ‘karterend onderzoek 2’ van de gemeentelijke FAMKE, of

  3. een oppervlakte hebben van maximaal 5.000 m2 ter plaatse van de advieszone ‘karterend onderzoek 3’ en ‘quickscan’ van de gemeentelijke FAMKE,

met dien verstande dat de onder a t/m c genoemde uitzonderingen niet van toepassing zijn op waterbodems;

  1. niet dieper gaan dan 0,40 meter onder het maaiveld (met uitzondering van gronddepots én waterbodems);

  2. het normale onderhoud betreffen;

  3. al in uitvoering en/of vergund zijn ten tijde van het van kracht worden van het plan;

  4. op archeologisch onderzoek gericht zijn;

  5. te maken hebben met de aanleg van ondergrondse infrastructuur met een minimum diameter van 0,40 meter, mits deze sleufloos wordt uitgevoerd.

 

27.4.4 Toelaatbaarheid

De werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden als bedoeld in artikel 27.4.1. zijn slechts toelaatbaar, mits:

  1. op basis van archeologisch onderzoek door een daartoe gecertificeerde instantie en/of het bevoegd gezag is aangetoond dat geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;

  2. op basis van archeologisch onderzoek door een daartoe gecertificeerde instantie en/of het bevoegd gezag is aangetoond dat de archeologische waarden door de werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden niet onevenredig worden geschaad;

  3. indien op basis van archeologisch onderzoek door een daartoe gecertificeerde instantie en/of het bevoegd gezag is aangetoond dat de archeologische waarden door de werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden kunnen worden geschaad, de volgende voorwaarden in acht worden genomen:

  1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor ondanks de uitvoering van de werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden de archeologische resten in de (water)bodem kunnen worden behouden, en/of

  2. de verplichting tot het doen van opgravingen op basis van een door het bevoegd gezag goedgekeurd Programma van Eisen, en/of

  3. de verplichting de werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring te laten begeleiden door een archeologisch deskundige op basis van een door het bevoegd gezag goedgekeurd Programma van Eisen.

 

27.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 2' te verwijderen indien op basis van archeologisch onderzoek door een daartoe bevoegde instantie is aangetoond dat ter plaatse geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.

Artikel 28 Waarde - Beschermd gezicht

 

28.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Waarde - Beschermd gezicht' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en het behoud van de in paragraaf 4.4 en bijlagen 1,2 en 3 van de toelichting aangegeven cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het gebied en zijn bebouwing.

 

28.2 Bouwregels

 

28.2.1 Voorrangsbepaling

De regels van deze dubbelbestemming gelden primair ten opzichte van de regels van iedere andere bestemming, waarmee deze dubbelbestemming samenvalt.

 

28.2.2 Bouwwerken algemeen

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  1. de gevelbreedte, goot- en bouwhoogte, dakhelling, nokrichting en dakvorm van hoofdgebouwen, zoals die bestond op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan, blijft gehandhaafd;

  2. de voorgevel van een hoofdgebouw dient in hoofdzaak in de naar de weg gekeerde bouwgrens te worden gebouwd; deze bepaling geldt niet voor bebouwing op binnenterreinen;

  3. in afwijking van het bepaalde in sublid a is een afwijking van de goothoogte en/of de bouwhoogte van ten hoogste 5% toegestaan, waarbij de dakhelling overeenkomstig mag worden aangepast.

  4. in afwijking van het bepaalde in sublid a is het toevoegen van een kap op een plat dak toegestaan, mits de dakhelling, nokrichting en dakvorm aansluit op het straat- en bebouwingsbeeld.

 

28.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen ten behoeve van de bescherming en het behoud van de in paragraaf 4.4 en bijlagen 1,2 en 3 van de toelichting aangegeven cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het gebied en zijn bebouwing nadere eisen te stellen aan:

  1. de plaats en afmetingen van bouwwerken;

  2. het materiaal- en kleurgebruik van bouwwerken.

 

28.4 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van de in lid 28.2.2 genoemde bouwregels voor het veranderen van het bouwwerk, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de in paragraaf 4.4 en bijlagen 1,2 en 3 van de toelichting aangegeven cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het gebied en zijn bebouwing.

 

28.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

28.5.1 Vergunningplicht

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Waarde – Beschermd gezicht' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:

  1. het aanleggen of veranderen of dempen van water(lopen) en/of het permanent verlagen van het waterpeil;

  2. het planten, verwijderen, beschadigen, vellen, kappen of rooien van bomen of andere houtige gewassen;

  3. het aanleggen en/of verharden van wegen en paden;

  4. het wijzigen van weg- of straatprofielen en/of oppervlakteverhardingen;

  5. het aanleggen van ondergrondse of bovengrondse energie-, transport- en/of communicatieleidingen en bijbehorende buitenkasten.

 

28.5.2 Uitzonderingen

Het verbod als bedoeld in 28.5.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  1. het gewone onderhoud en beheer betreffen, met inbegrip van onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van bestaande verhardingen en bomen of andere houtige gewassen;

  2. al in uitvoering en/of vergund zijn ten tijde van het van kracht worden van het plan.

 

28.5.3 Toelaatbaarheid

De werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden als bedoeld in artikel 28.5.1 zijn slechts toelaatbaar, mits op basis van onderzoek door een cultuurhistorisch deskundige is aangetoond dat de in paragraaf 4.4 en bijlagen 1,2 en 3 van de toelichting aangegeven cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het gebied en zijn bebouwing niet onevenredig worden geschaad.

 

28.6 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

 

28.6.1 Vergunningplicht

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning een bouwwerk geheel of gedeeltelijk te slopen.

 

28.6.2 Uitzonderingen

Het bepaalde in lid 28.6.1 is niet van toepassing indien de werkzaamheden al in uitvoering en/of vergund zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan.

 

28.6.3 Toelaatbaarheid

  1. Het verlenen van de omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 28.6.1 is slechts toelaatbaar, mits hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het gebied, zoals aangegeven in paragraaf 4.4 en bijlagen 1,2 en 3 van de toelichting.

  2. Voor zover de gronden tevens zijn bestemd voor 'Waarde – Archeologie 1':

  1. dient de archeologische waarde van het terrein naar het oordeel van de gemeentelijke archeoloog in voldoende mate te zijn vastgesteld;

  2. is het verlenen van de omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 28.6.1 slechts toelaatbaar, mits hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de archeologische waarden van het gebied;

  3. kunnen in het belang van de archeologische monumentenzorg, aan de omgevingsvergunning voor het slopen voorschriften worden verbonden met betrekking tot de wijze van slopen (artikel 2.22, lid 3 onder d van de Wabo, juncto artikel 5.2 Bor).

 

Artikel 29 Waarde - Cultuurhistorie Stinzen States Buitenplaatsen en Kloosters

 

29.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde – Cultuurhistorie Stinzen States Buitenplaatsen en Kloosters' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor: het behoud van de archeologische en cultuurhistorische waarden van stinzen, states, buitenplaatsen en kloosters met eventuele bijbehorende tuinen, erven en waterpartijen

29.2 Bouwregels

 

29.2.1 Voorrangsregeling

De regels van deze dubbelbestemming gelden primair ten opzichte van de regels van iedere andere bestemming, waarmee deze dubbelbestemming samenvalt.

 

29.2.2 Onderzoeksplicht

Voor bouwwerken, waaronder begrepen het heien van heipalen en het slaan van damwanden, met een oppervlakte groter dan 50 m2 en die de bodem dieper dan 0,40 beneden maaiveld verstoren, moet alvorens een omgevingsvergunning voor het bouwen wordt verleend door de aanvrager een rapport worden overgelegd waarin naar het oordeel van het bevoegd gezag:

  1. de archeologische waarden van de (water)bodem die blijkens de aanvraag kunnen worden verstoord in voldoende mate zijn vastgesteld, en

  2. in voldoende mate is aangegeven op welke wijze de archeologische waarden worden bewaard en/of gedocumenteerd.

 

29.2.3 Uitzonderingen

Artikel 29.2.2 is niet van toepassing op bouwwerken, waaronder begrepen het heien van heipalen en het slaan van damwanden, waarbij:

  1. het de vervanging, vernieuwing of verandering betreft van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en de bestaande fundering wordt benut; en/of niet dieper wordt vergraven dan de te verwijderen fundering, met uitzondering van nieuwe kelders;

  2. het een bouwwerk betreft met een oppervlakte van maximaal 50 m2;

  3. het een bouwwerk betreft dat niet dieper dan 0,40 meter onder het maaiveld en zonder heiwerkzaamheden wordt gerealiseerd;

  4. op basis van archeologisch onderzoek door een daartoe gecertificeerde instantie en/of het bevoegd gezag is aangetoond dat geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;

  5. op basis van archeologisch onderzoek door een daartoe gecertificeerde instantie en/of het bevoegd gezag is aangetoond dat de archeologische waarden door het bouwen niet onevenredig worden geschaad;

  6. er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de (eventueel nog aanwezige) cultuurhistorische waarden van de stinzen, states, buitenplaatsen en kloosters en de bijbehorende tuinen en erven, waarbij onder andere wordt getoetst aan de landschapsbiografie Súdwest-Fryslân;

  7. de uitvoering reeds gestart is en/of vergund is ten tijde van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan.

29.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan, indien op basis van archeologisch onderzoek door een daartoe gecertificeerde instantie en/of het bevoegd gezag is aangetoond dat de archeologische waarden door de bouwwerken kunnen worden geschaad, met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 29.2 mits de volgende voorwaarden in acht worden genomen:

  1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor ondanks de uitvoering van de bouwwerkzaamheden de archeologische resten in de (water)bodem kunnen worden behouden, en/of

  2. de verplichting tot het doen van opgravingen op basis van een door het bevoegd gezag goedgekeurd Programma van Eisen, en/of

  3. de verplichting de bouwwerkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring te laten begeleiden door een archeologisch deskundige op basis van een door het bevoegd gezag goedgekeurd Programma van Eisen.

 

29.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

29.4.1 Vergunningplicht

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming ‘Waarde - Cultuurhistorie Stinzen States Buitenplaatsen en Kloosters' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:

  1. het ontgronden, afgraven (waaronder saneren), verlagen, baggeren (waaronder saneren) egaliseren, mengen, diepploegen en ontginnen van gronden;

  2. het uitvoeren van werken of werkzaamheden aan oevers en kaden;

  3. de aanleg van gronddepots;

  4. het dempen, graven, verdiepen en/of verbreden van waterpartijen;

  5. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en drainage en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;

  6. het permanent verlagen van het waterpeil;

  7. het verwijderen en/of aanbrengen van bomen en andere diepwortelende beplanting, waarbij de verstoring bij verwijderen of aanbrengen meer dan 0,40 meter onder het maaiveld bedraagt;

  8. het aanleggen en/of verbreden van wegen, paden, banen en/of parkeergelegenheden.

  9. of het anderszins ingrijpend wijzigen van de (eventueel nog) bestaande tuinen en erven behorende bij de staten, stinzen, buitenplaatsen en kloosters

 

29.4.2 Onderzoekplicht

Voordat een omgevingsvergunning wordt verleend, moet door de aanvrager een rapport worden overgelegd waarin naar het oordeel van het bevoegd gezag:

  1. de archeologische waarden van de (water)bodem die blijkens de aanvraag kunnen worden verstoord in voldoende mate zijn vastgesteld; en

  2. in voldoende mate is aangegeven op welke wijze de archeologische waarden worden bewaard en/of gedocumenteerd.

 

29.4.3 Uitzonderingen

Het verbod als bedoeld in 29.4.1 is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden die:

  1. een oppervlakte hebben van maximaal 50 m2 én niet dieper gaan dan 0,40 meter onder het maaiveld (met uitzondering van gronddepots);

  2. het normale onderhoud betreffen;

  3. al in uitvoering en/of vergund zijn ten tijde van het van kracht worden van het plan;

  4. op archeologisch onderzoek gericht zijn;

  5. te maken hebben met de aanleg van ondergrondse infrastructuur met een maximum diameter van 0,40 meter, mits deze sleufloos wordt uitgevoerd.

 

29.4.4 Toelaatbaarheid

De werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden als bedoeld in artikel 29.4.1 zijn slechts toelaatbaar, mits:

  1. op basis van archeologisch onderzoek door een daartoe gecertificeerde instantie en/of het bevoegd gezag is aangetoond dat geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;

  2. op basis van archeologisch onderzoek door een daartoe gecertificeerde instantie en/of het bevoegd gezag is aangetoond dat de archeologische waarden door de werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden niet onevenredig worden geschaad;

  3. indien op basis van archeologisch onderzoek door een daartoe gecertificeerde instantie en/of het bevoegd gezag is aangetoond dat de archeologische waarden door de werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden kunnen worden geschaad, de volgende voorwaarden in acht worden genomen:

  1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor ondanks de uitvoering van de werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden de archeologische resten in de (water)bodem kunnen worden behouden, en/of

  2. de verplichting tot het doen van opgravingen op basis van een door het bevoegd gezag goedgekeurd Programma van Eisen, en/of

  3. de verplichting de werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring te laten begeleiden door een archeologisch deskundige op basis van een door het bevoegd gezag goedgekeurd Programma van Eisen.

 

29.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen door:

  1. de dubbelbestemming gebieden van archeologische en cultuurhistorische waarde ('Waarde - Cultuurhistorie Stinzen States Buitenplaatsen en Kloosters') te doen vervallen, indien op basis van archeologisch onderzoek door een daartoe bevoegde instantie is aangetoond dat ter plaatse geen archeologische en/of cultuurhistorische waarden (meer) aanwezig zijn.

 

Artikel 30 Waarde - Cultuurhistorisch waardevolle lijnen

 

30.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Cultuurhistorisch waardevolle lijnen' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  1. dijken, vaarwegen, historische paden en wegen zoals o.a. kerkpaden en jaagpaden, en de begeleidende boombeplanting;

  2. strekdammen en kapglooiingen

  3. het behoud van de landschappelijke en cultuurhistorische waarden van de dijken, vaarwegen, strekdammen, historische paden en wegen en de begeleidende boombeplanting.

 

30.2 Bouwregels

In afwijking van het bepaalde bij de andere ter plaatse aangewezen bestemmingen mogen op of in deze gronden geen nieuwe gebouwen en bijbehorende bouwwerken worden gebouwd, behalve ter vervanging van bestaand.

 

30.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

30.3.1 Vergunningplicht

Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is, ongeacht

het bepaalde in de regels bij de andere op deze gronden van toepassing zijnde bestemmingen, een omgevingsvergunning vereist:

  1. het wijzigen van het beloop en/of het profiel van de dijken, vaarwegen, strekdammen, kapglooiingen, historische paden en de begeleidende boombeplanting;

  2. het ontgronden, afgraven, egaliseren en/of ophogen van gronden en/of het anderszins ingrijpend wijzigen van de bodemstructuur;

  3. het dempen en/of graven van waterlopen;

  4. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen;

  5. het aanbrengen van bomen en overige diepwortelende beplanting;

  6. het aanleggen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- en/of communicatieleidingen.

 

30.3.2 Uitzonderingen

Het bepaalde in 30.3.1 is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  1. het normale onderhoud betreffen;

  2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan met een daarvoor benodigde vergunning.

 

30.3.3 Toetsingscriteria

De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke en cultuurhistorische waarden zoals beschreven in bijlage 4 ‘Historische verkaveling in de gemeente Súdwest-Fryslân’, bijlage 5 ‘Historische paden en wegen in de gemeente Súdwest-Fryslân’, de landschapsbiografie en de Cultuurhistorische Kaart Fryslân (CHK).

Artikel 31 Waarde - Landschap verkaveling

 

31.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Waarde - Landschap verkaveling’ aangewezen gronden zijn, naast de aangegeven andere bestemming (basisbestemming), tevens bestemd voor:

  1. het behoud, het herstel en de uitbouw van de landschappelijke en cultuurhistorische waarden van de bijzondere kavelstructuur en kavelsloten.

 

31.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

31.2.1 Vergunningplicht

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag, de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  1. het ophogen, afgraven, afschuiven of egaliseren van gronden;

  2. het dempen en/of graven van sloten en/of andere waterlopen en/of partijen.

 

31.2.2 Uitzonderingen

De onder 31.2.1 bedoelde vergunning is niet vereist voor werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die:

  1. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan;

  2. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning;

  3. normaal onderhoud en/of het normale natuurbeheer betreffen;

  4. bodemverstoringen betreffen, die door middel van gestuurde boringen uitgevoerd worden waardoor de kavelstructuur en kavelsloten niet aangetast worden;

  5. op basis van nadere toetsing van de specifieke locatie voor de ontwikkeling geen hoge landschappelijke- en/of cultuurhistorische waarde hebben

 

31.2.3 Toelaatbaarheid

De onder 31.2.1 bedoelde vergunning wordt slechts verleend, indien:

  1. er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gaafheid van het gebied met de bijzondere kavelstructuur en kavelsloten, dat is voorzien van de dubbelbestemming ‘ Waarde – Landschap verkaveling’ waarbij tevens wordt getoetst aan de landschappelijke en cultuurhistorische waarden zoals beschreven in de 'Historische verkaveling in de gemeente Súdwest-Fryslân' (bijlage 4);

  2. de waterhuishouding niet onevenredig wordt aangetast en hier advies voor ingewonnen is bij de waterbeherende instantie.

 

HOOFDSTUK 3 algemene regels

 

Artikel 32 Anti-dubbeltelregel

 

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

 

Artikel 33 Algemene bouwregels

 

33.1 Monumenten

 

33.1.1 Bouwregels

Ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding – monument’ gelden, aanvullend op de andere daar voorkomende bestemming(en), de volgende regels:

  1. de verschijningsvorm van het hoofdgebouw, bepaald door de gevelbreedte, goothoogte, bouwhoogte, dakhelling, nokrichting en oppervlakte van het grondvlak, zoals deze bestond op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan, blijft gehandhaafd;

  2. in afwijking van het bepaalde in sublid a is een afwijking van de goothoogte en/of de bouwhoogte van ten hoogste 5% toegestaan, waarbij de dakhelling overeenkomstig mag worden aangepast.

 

33.1.2 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van de in lid 33.1.1 genoemde bouwregels voor het veranderen van het bouwwerk, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de monumentale waarden van het bouwwerk.

 

33.2 Karakteristieke bouwwerken

 

33.2.1 Bouwregels

Ter plaatse van de aanduiding ‘karakteristiek’ gelden, aanvullend op de andere daar voorkomende bestemming(en), de volgende regels:

  1. de verschijningsvorm van het hoofdgebouw, bepaald door de gevelbreedte, goothoogte, bouwhoogte, dakhelling, nokrichting, dakvormen oppervlakte van het grondvlak, zoals deze bestond op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan, blijft gehandhaafd;

  2. in afwijking van het bepaalde in sublid a is een afwijking van de goothoogte en/of de bouwhoogte van ten hoogste 5% toegestaan, waarbij de dakhelling overeenkomstig mag worden aangepast.

 

33.2.2 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in de in lid 33.2.1 genoemde bouwregels voor het veranderen van het hoofdgebouw, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de karakteristieke verschijningsvorm van het gebouw.

 

33.2.3 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

Een omgevingsvergunning is vereist voor het slopen van de in Bijlage 3 met waarde K1 gewaardeerde bebouwing of delen daarvan, waarbij geldt dat:

  1. een omgevingsvergunning slechts kan worden verleend wanneer:

  1. de karakteristieke hoofdvorm c.q. verschijningsvorm niet langer aanwezig is en niet zonder ingrijpende wijzigingen aan de bebouwing kan worden hersteld, en/of;

  2. de karakteristieke hoofdvorm in redelijkheid niet te handhaven is, en/of;

  3. het delen van een bouwwerk betreft, die op zichzelf niet als karakteristiek zijn aan te merken en door sloop daarvan geen onevenredige aantasting van de karakteristieke hoofdvorm veroorzaken.

  1. een omgevingsvergunning niet nodig is voor werken en werkzaamheden die:

  1. het normale onderhoud betreffen;

  2. al in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;

  3. mogen worden uitgevoerd volgens een al verleende omgevingsvergunning.

 

Artikel 34 Algemene gebruiksregels

 

Tot een gebruik, strijdig met de in dit plan gegeven bestemmingen, wordt in ieder geval gerekend:

  1. het opslaan of bergen van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;

  2. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond.

  3. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting;

  4. het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen.

 

Artikel 35 Algemene aanduidingsregels

 

35.1 Veiligheidszone - gasdrukmeet- en regelstation

 

35.1.1 Bouwregels

In afwijking van het bepaalde in de overige bestemmingsregels mogen:

  1. ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - gasdrukmeet- en regelstation 1' geen kwetsbare objecten of beperkt kwetsbare objecten worden gebouwd;

  2. ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - gasdrukmeet- en regelstation 2' geen kwetsbare objecten worden gebouwd.

 

35.1.2 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend:

  1. het gebruik van de gronden en bouwwerken ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - gasdrukmeet- en regelstation 1' voor kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten, met uitzondering van het bestaande gebruik;

  2. het gebruik van de gronden en bouwwerken ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - gasdrukmeet- en regelstation 2' voor kwetsbare objecten, met uitzondering van het bestaande gebruik.

 

35.1.3 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om de aanduidingen ‘veiligheidszone - gasdrukmeet- en regelstation 1 en 2’ te verwijderen wanneer de risicovolle inrichting ter plaatse is beëindigd.

 

35.2 Vrijwaringszone - vaarweg

 

35.2.1 Aanduidingsomschrijving

De voor 'vrijwaringszone - vaarweg' aangeduide gronden zijn mede bestemd voor het beschermen van een veilig en doelmatig functioneren van vaarwegen.

 

35.2.2 Bouwregels

Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende regels:

  1. in afwijking van het bepaalde in de ter plaatse voorkomende bestemming(en) mogen op of in deze gronden geen bouwwerken worden gebouwd, anders dan bouwwerken ten behoeve van het doelmatig en veilig functioneren van de vaarweg;

  2. er mogen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd;

  3. Voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende regel: de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van het doelmatig en veilig functioneren van de vaarweg zal ten hoogste 2,00 m bedragen.

 

35.2.3 Afwijken van de bouwregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 35.2.2 in die zin dat de in de ter plaatse voorkomende bestemming(en) genoemde bouwwerken worden gebouwd mits vooraf door de aanvrager ontheffing is verkregen van de betreffende waterwegbeheerder, waarmee is aangetoond dat geen sprake is van onevenredige afbreuk aan de bescherming van een veilig en doelmatig functioneren van de vaarweg.

 

Artikel 36 Algemene afwijkingsregels

 

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden, kan met omgevingsvergunning worden afgeweken van:

  1. de bij recht in het plan gegeven maten, afmetingen en percentages, tot ten hoogste 10% van die maten, afmetingen en percentages, indien dit om bouwtechnische redenen of om redenen van doelmatigheid van de bouw noodzakelijk is;

  2. het bepaalde ten aanzien van het bouwen van gebouwen binnen het bouw- c.q. het bestemmingsvlak in die zin dat de grenzen van het bouw- c.q. het bestemmingsvlak met ten hoogste 1,50 meter worden overschreden door:

  1. plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen en schoorstenen;

  2. gevel- en kroonlijsten en overstekende daken;

  3. ingangspartijen, luifels, balkons en galerijen.

 

Artikel 37 Algemene wijzigingsregels

 

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen door:

  1. aan gronden alsnog de dubbelbestemming 'Waarde – archeologie 1' toe te kennen indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat de begrenzing van de gronden met deze medebestemming, gelet op ter plaatse aanwezige archeologische waarden, aanpassing behoeft.

aan gronden alsnog de dubbelbestemming 'Waarde – archeologie 2' toe te kennen indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat de begrenzing van de gronden met deze medebestemming, gelet op ter plaatse aanwezige archeologische waarden, aanpassing behoeft.

Artikel 38 Overige regels

 

38.1 Voldoende parkeergelegenheid

 

  1. Een nieuw bouwwerk, verandering van een bouwwerk, verandering van gebruik van een bouwwerk of van gronden (al dan niet gecombineerd), waarvan een behoefte aan parkeergelegenheid wordt verwacht, is niet toegestaan wanneer op het bouwperceel of in de omgeving daarvan niet in voldoende parkeergelegenheid is voorzien en in stand wordt gehouden;

  2. bij een omgevingsvergunning, dan wel bij de beoordeling of het gebruik in overeenstemming is met het bestemmingsplan wordt op basis van de op dat moment van toepassing zijnde beleidsregels bepaald of er sprake is van voldoende parkeergelegenheid;

  3. bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in sub a en worden toegestaan dat in minder dan voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien, mits dit geen onevenredige afbreuk doet aan de parkeersituatie.

HOOFDSTUK 4 overgangsrecht en slotregel

 

Artikel 39 Overgangsrecht

 

39.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;

  2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

  1. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in sub a. een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het sub a. met maximaal 10%.

  2. Sub a. is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

 

39.2 Overgangsrecht gebruik

  1. Het gebruik van gronden en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

  2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in sub a, te veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en afwijking wordt verkleind.

  3. Indien het gebruik, bedoeld in sub a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

  4. Het bepaalde onder sub a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

 

Artikel 40 Slotregel

 

Deze regels worden aangehaald als:

 

Regels van het bestemmingsplan: Bestemmingsplan SWF- 8 dorpen oost