direct naar inhoud van Regels
Plan: Koudum - De Welle
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1900.2020zuidBPdewelle-vast

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het bestemmingsplan Koudum - De Welle met identificatienummer NL.IMRO.1900.2020zuidBPdewelle-vast van de gemeente Súdwest-Fryslân;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.3 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.5 aangebouwd bijbehorend bouwwerk:

een op de grond staand gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw; functionele ondergeschiktheid is niet vereist;

1.6 aan-huis-verbonden beroep of bedrijf:

de uitoefening van een beroep of bedrijf (dan wel het verlenen van diensten) op administratief, maatschappelijk, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig of een daarmee gelijk te stellen gebied, zoals opgenomen in de bij deze regels behorende bijlage 1, dat in of bij een woonhuis wordt uitgeoefend, waarbij in overwegende mate de woonfunctie blijft behouden en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;

1.7 ander bouwwerk:

een bouwkundige constructie van enige omvang, geen gebouw en geen overkapping zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

1.8 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.9 bed & breakfast:

een overnachtingsaccommodatie gericht op het bieden van de mogelijkheid tot een toeristisch en veelal kortdurend verblijf met het serveren van ontbijt, gevestigd in een woning en die wordt gerund door de bewoner van de betreffende woning. De woonfunctie van de woning wordt daarbij niet onevenredig aangetast;

1.10 bestaand(e):
  • a. bij bouwwerken: een bouwwerk dat op het moment van terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan legaal bestaat of wordt gebouwd, dan wel nadien kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, waarvoor de aanvraag voor het tijdstip van inwerkingtreding is ingediend, tenzij in de regels anders is bepaald;
  • b. bij gebruik: het gebruik dat op het moment van terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan legaal bestaat, tenzij in de regels anders is bepaald;
1.11 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.12 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.13 bijbehorend bouwwerk:

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, al dan niet vrijstaand bouwwerk;

1.14 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk (alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en vergroten van een standplaats);

1.15 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.16 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en andere bouwwerken zijn toegelaten;

1.17 bouwwerk:

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

1.18 dak:

iedere bovenbeëindiging van een gebouw;

1.19 dakkapel:

een uitbouw binnen het dakvlak van een gebouw met kapconstructie, welke uitbouw doorgaans geen wijziging van de vorm en het profiel van het dak veroorzaakt;

1.20 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen, geen motorbrandstoffen zijnde, aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsmatige activiteit; onder detailhandel vallen geen afhaalzaken en maaltijdbezorgdiensten;

1.21 eerste bouwlaag:

de eerste bouwlaag van een hoofdgebouw, een souterrain of kelder niet daaronder begrepen;

1.22 erf:

een al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw en de bestemming deze inrichting niet verbiedt;

1.23 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.24 hoofdgebouw:

een gebouw dat op een bouwperceel door zijn constructie en/of afmetingen als belangrijkste bouwwerk is aan te merken, met dien verstande dat aangebouwde en/of vrijstaande bijbehorende bouwwerken niet tot het hoofdgebouw worden gerekend;

1.25 hoofdvorm:

een gebouw dat op een bouwperceel architectonisch als belangrijkste gebouw valt aan te merken exclusief aangebouwde bijbehorende bouwwerken;

1.26 nutsvoorzieningen:

voorzieningen ten behoeve van de telecommunicatie en de gas-, water- en elektriciteitsdistributie, alsmede soortgelijke voorzieningen van openbaar nut, waaronder in ieder geval worden begrepen openbare sanitaire voorzieningen, transformatorhuisjes, pompstations, gemalen en zendmasten;

1.27 overkapping:

een bouwwerk, geen gebouw zijnde bestaande uit een dak en ten hoogste één wand;

1.28 peil:
  • a. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  • b. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
  • c. indien in of op het water wordt gebouwd: het Nieuw Amsterdams Peil of de hoogte van het terrein ter plaatse van de meest nabij gelegen locatie waar het water grenst aan het vaste land;
1.29 seksinrichting:

een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.30 vrijstaand bijbehorend bouwwerk:

een op zichzelf staand, vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw; functionele ondergeschiktheid is niet vereist, tenzij in de voorschriften anders is bepaald;

1.31 waterhuishoudkundige voorzieningen:

voorzieningen die nodig zijn voor een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging en waterkwaliteit; hierbij kan gedacht worden aan duikers, stuwen, gemalen, inlaten, etc.;

1.32 webwinkel:

een winkel op een perceel waarbij de verkoop van op de eindgebruiker gerichte goederen
uitsluitend plaatsvindt via internet, waarbij geen klanten op het perceel langskomen (om
goederen af te halen of uit te proberen of te betalen) en er geen ruimtelijke uitstraling uitgaat van de webwinkel;

1.33 woning:

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;

1.34 woonhuis:

een gebouw, hetzij vrijstaand, hetzij aaneengebouwd, dat slechts één woning omvat.

Artikel 2 Wijze van meten

2.1 de dakhelling:

Langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.2 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.3 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van de daken en dakkapellen.

2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.5 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.


Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen zoals plinten, pilaster, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, reclameborden, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding niet meer dan 1,50 meter bedraagt.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Tuin

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. tuinen behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen woningen;

met de daarbij behorende:

  • b. wegen en paden;
  • c. groenvoorzieningen;

met daaraan ondergeschikt:

  • d. nutsvoorzieningen.
3.2 Bouwregels

3.2.1 Gebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • e. op de gronden binnen deze bestemming mogen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd;
  • f. in afwijking van het bepaalde onder a is de bouw van erkers en tochtportalen toegestaan, mits:
    • 1. de horizontale diepte maximaal 1,50 meter is;
    • 2. de horizontale afstand van de erker tot de perceelgrens met het openbaar gebied minimaal 2,50 meter is;
    • 3. de breedte maximaal 50% van de breedte van de gevel van het hoofdgebouw is;
    • 4. de bouwhoogte maximaal 3 meter dan wel de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw +0,25 meter is.

3.2.2 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  • g. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 1,00 m bedragen;
  • h. de bouwhoogte van vlaggenmasten zal ten hoogste 8,00 m bedragen;
  • i. de bouwhoogte van overige bouwwerken geen overkappingen zijnde, zal ten hoogste 5,50 m bedragen.

Artikel 4 Wonen

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het wonen in woningen, al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan-huis-verbonden beroep of bedrijf;

met de daarbijbehorende:

  • b. tuinen, erven en terreinen;
  • c. mantelzorg in de woning;
  • d. bed & breakfast in de woning, met dien verstande dat:
    • 1. ten hoogste 2 slaapkamers en maximaal 5 personen per hoofdgebouw;
    • 2. de logiesverstrekking uitsluitend is toegestaan in de woning en/of in de aangebouwde bijbehorende bouwwerken;
    • 3. vrijstaande bijbehorende bouwwerken niet mogen worden gebruikt of ingericht ten behoeve van een bed en breakfast;
    • 4. de oppervlakte van bed en breakfast maximaal 30% mag zijn van de begane grond vloeroppervlakte van de woning, inclusief aangebouwde bijbehorende bouwwerken, met een maximum van 50 m²;
    • 5. er geen reclame-uitingen mogen worden aangebracht;
    • 6. er ten behoeve van de uitoefening van de bed en breakfast dient te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid (uitgangspunt hierbij is parkeren op eigen terrein);

met daaraan ondergeschikt:

  • e. nutsvoorzieningen;
  • f. parkeervoorzieningen, waarbij voldaan wordt aan de bepalingen in artikel 11 lid 11.1;
  • g. groenvoorzieningen;
  • h. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. als hoofdgebouw mogen uitsluitend woonhuizen worden gebouwd;
  • b. de hoofdvorm van een woonhuis zal binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • c. de voorgevel van het hoofdgebouw moet in de ter plaatse van de aanduiding 'gevellijn' aangegeven gevellijn worden gebouwd;
  • d. de oppervlakte van de hoofdvorm van een woonhuis mag niet meer dan 150 m² bedragen;
  • e. het aantal woningen mag niet meer bedragen dan wel het ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' aangegeven aantal;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m)' mag de goothoogte niet meer bedragen dan op de verbeelding is aangegeven;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' mag de bouwhoogte niet meer bedragen dan op de verbeelding is aangegeven;
  • h. de afstand tussen de hoofdvorm van een vrijstaande woning en de perceelsgrens bedraagt ten minste 3 m.

4.2.2 Bijbehorende bouwwerken en overkappingen

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken en overkappingen bij een woonhuis gelden de volgende regels:

  • a. bijbehorende bouwwerken en overkappingen zullen ten minste 3 meter achter (het verlengde van) de naar de weg gekeerde gevel van de hoofdvorm van het woonhuis worden gebouwd;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen uitgesloten' mogen geen bijbehorende bouwwerken en overkappingen worden gebouwd.
  • c. de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken en overkappingen zal ten hoogste 90% van de hoofdvorm van het woonhuis bedragen met een maximum van 100 m² dan wel ten hoogste de bestaande oppervlakte indien dit meer is, met dien verstande dat ten hoogste 50% van het erf dat buiten het bouwvlak ligt mag worden bebouwd;
  • d. de goothoogte van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk of aangebouwde overkapping zal ten hoogste de hoogte van de vloer van de eerste bouwlaag van de woning vermeerderd met 0,25 m bedragen;
  • e. de bouwhoogte van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk of aangebouwde overkapping die binnen een afstand van 3 m tot de zijdelingse perceelsgrens ligt zal ten hoogste 7 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte minimaal 1 m lager is dan de bouwhoogte van het hoofdgebouw;
  • f. de goothoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk of overkapping zal ten hoogste 3,00 m bedragen;
  • g. de bouwhoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk of overkapping zal ten hoogste 5,50 m bedragen.

4.2.3 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 1,00 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van het (hoofd)gebouw of het verlengde daarvan ten hoogste 2,00 m zal bedragen;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a. mag de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen in hoeksituaties ten hoogste 2,00 m bedragen indien deze afscheidingen onderdeel zijn van het (stedenbouwkundig) ontwerp en de aanvraag omgevingsvergunning voor het bouwen van het betreffende woonhuis waarbij de afscheiding wordt gebouwd;
  • c. de bouwhoogte van vlaggenmasten zal ten hoogste 8,00 m bedragen;
  • d. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken zal ten hoogste 5,50 m bedragen.

4.2.4 Dakopbouwen
a Dakopbouwen grenzend aan het voorerfgebied

Algemeen

  • a. een dakopbouw mag uit maximaal een bouwlaag bestaan;
  • b. een dakopbouw is niet toegestaan in een dakvlak met een dakhelling minder dan 30°.

Plaatsing

  • a. maximaal 1 dakopbouw per pand per dakvlak;
  • b. bij meerdere dakopbouwen op een doorgaand dakvlak regelmatige rangschikking op een horizontale lijn;
  • c. in het midden van het dakvlak, tenzij afwijkende trendsetter;
  • d. bij gebouwtype twee onder één kap: symmetrisch t.o.v. de gezamenlijke bouwmuur;
  • e. minimaal 1 meter dakvlak ter weerszijden van de dakopbouw, ook ten opzichte van hoek- en kilkepers;
  • f. verticale afstand van de goothoogte van de dakopbouw tot de noklijn minimaal 1 meter.

Maatvoering

  • a. breedte van de dakopbouw maximaal 40% van de breedte van het dakvlak met een maximum van 4 meter.

b Dakopbouwen grenzend aan het achtererfgebied

Algemeen

  • a. een dakopbouw mag uit maximaal één bouwlaag bestaan;
  • b. een dakopbouw is alleen toegestaan op een hoofdgebouw van één bouwlaag met kap, tenzij de dakopbouw grenst aan een horizontale kilgoot tussen 2 panden, dan mag het hoofdgebouw uit maximaal 2 bouwlagen bestaan.


Plaatsing

  • a. maximaal 1 dakopbouw per pand per dakvlak;
  • b. bij meerdere dakopbouwen op een doorgaand dakvlak regelmatige rangschikking op een horizontale lijn;
  • c. in het midden van het dakvlak, tenzij een afwijkende trendsetter;
  • d. bij gebouwtype twee onder één kap: symmetrisch t.o.v. de gezamenlijke bouwmuur;
  • e. minimaal 1 meter dakvlak ter weerszijden van de dakopbouw, ook ten opzichte van hoek- en kilkepers;
  • f. verticale afstand van de goothoogte van de dakopbouw tot de noklijn minimaal 0,5 meter;
  • g. afstand van de dakopbouw tot het voorerfgebied minimaal 3 meter.


Maatvoering

  • a. breedte van de dakopbouw maximaal 60% van de breedte van het dakvlak met een maximum van 6 meter.

c Dakopbouwen door nokverhoging

Algemeen

  • a. de dakopbouw is alleen toegestaan in een dakvlak dat grenst aan het achtererfgebied;
  • b. de dakopbouw is maar in één dakvlak toegestaan;
  • c. de nokverhoging vindt plaats door het verlengen van het tegenoverliggende dakvlak waardoor de nok richting achtererfgebied schuift;
  • d. de nokverhoging is alleen toegestaan op een hoofdgebouw met een zadeldak van maximaal 35 graden.


Plaatsing

  • a. maximaal 1 dakopbouw per pand per dakvlak;
  • b. bij meerdere dakopbouwen door nokverhoging op een doorgaand dakvlak regelmatige rangschikking op een horizontale lijn;
  • c. in het midden van het dakvlak, tenzij een afwijkende trendsetter;
  • d. bij gebouwtype twee onder één kap: symmetrisch t.o.v. de gezamenlijke bouwmuur;
  • e. minimaal 1 meter dakvlak ter weerszijden van de dakopbouw;
  • f. de afstand van de dakopbouw tot de achtergevel is horizontaal gemeten minimaal 1 meter;
  • g. afstand van de dakopbouw tot het voorerfgebied minimaal 3 meter.


Maatvoering

  • a. breedte van de dakopbouw maximaal 60% van de breedte van het dakvlak met een maximum van 6 meter;
  • b. de hoogte van de buitenwanden van de dakopbouw maximaal 1,2 meter;
  • c. de nok mag verticaal gemeten maximaal 0,7 meter worden verhoogd;
  • d. de hellingshoek van het dakvlak van de dakopbouw moet gelijk zijn aan de hellingshoek van het bestaande dakvlak.
4.3 Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. de goede woonsituatie;
  • b. de sociale veiligheid;
  • c. de verkeersveiligheid; en
  • d. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
4.4 Afwijken van de bouwregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  • a. lid 4.2.1 sub h in die zin dat de afstand tussen de hoofdvorm van een vrijstaande woning en de perceelsgrens minder dan 3 meter mag bedragen;
  • b. lid 4.2.2 sub a in die zin dat op minder dan 3 meter achter (het verlengde van) de naar de weg gekeerde gevel van de hoofdvorm van het hoofdgebouw mag worden gebouwd;
  • c. lid 4.2.2 sub c in die zin dat ten hoogste 70% van het erf buiten het bouwvlak gelegen mag worden bebouwd;

mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  • a. de goede woonsituatie;
  • b. de sociale veiligheid;
  • c. de verkeersveiligheid; en
  • d. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
4.5 Specifieke gebruiksregels
4.5.1 Aan-huis-verbonden beroep of bedrijf

Aan-huis-verbonden beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten worden toegestaan binnen de bestemming, met dien verstande dat:

  • a. het beroep of bedrijf voorkomt op de lijst met toelaatbare beroepen en bedrijven in Bijlage 1;
  • b. het vloeroppervlak van de ruimten ten behoeve van de uitoefening van aan huis gebonden beroepen niet meer mag bedragen dan 30% van de begane grond vloeroppervlakte van de woning, inclusief aangebouwde bijbehorende bouwwerken, met een maximum van 50 m²;
  • c. een aan huis verbonden beroep of bedrijf uitsluitend is toegestaan in de woning en/of in de bijbehorende aangebouwde bijbehorende bouwwerken;
  • d. vrijstaande bijbehorende bouwwerken niet mogen worden gebruikt of ingericht voor een aan huis gebonden beroep of bedrijf;
  • e. alleen het beroeps- of bedrijfsmatig gebruik dat niet vergunningsplichtig of meldingsplichtig is ingevolge de Wet Milieubeheer of het Activiteitenbesluit is toegestaan;
  • f. voorzien moet worden in voldoende parkeergelegenheid voor de uitoefening van de aan huis gebonden beroepen (uitgangspunt hierbij is parkeren op eigen terrein);
  • g. geen sprake is van een onevenredige verkeers- en/of publieksaantrekkende werking;
  • h. de omvang van de reclame-uitingen maximaal 0,50 m2 bedragen;
  • i. geen buitenopslag van goederen plaatsvindt;
  • j. de persoon die bij een woning een aan huis verbonden beroep of bedrijf exploiteert ook de bewoner is van de desbetreffende woning (er is een functionele en persoonlijke binding tussen de bewoner van de woning en de exploitatie van het beroep of bedrijf aan huis);
  • k. het niet is toegestaan om personeel in dienst te hebben voor het aan huis verbonden beroep of bedrijf;
  • l. bij op fysieke dienstverlening gerichte bedrijven of beroepen aan huis (kappers, schoonheidssalons e.d., niet meer dan één plaats (of stoel) mag worden geëxploiteerd. Dit betekent dat een dienst niet aan meer dan één klant tegelijk mag worden aangeboden en uitgevoerd;
  • m. alleen ondergeschikte detailhandel is toegestaan, eventueel in de vorm van een webwinkel, die direct voortvloeit uit, gerelateerd is aan en noodzakelijk is voor de dienst en/of het bedrijfs- of beroepsmatig gebruik.

4.5.2 Strijdig gebruik

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor bewoning;
  • b. het gebruik van woonhuizen en bijbehorende bouwwerken voor recreatieve bewoning;
  • c. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor detailhandel, anders dan in producten gerelateerd aan en noodzakelijk voor een aan-huis-verbonden beroep of bedrijf;
  • d. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor horeca.

Artikel 5 Wonen - Woongebouw

5.1 bestemmingsomschrijving

De voor ‘Wonen - Woongebouw’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het wonen in woongebouwen, al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan-huis-verbonden beroep of bedrijf;
  • b. bed & breakfast in de woning, met dien verstande dat:
    • 1. per hoofdgebouw ten hoogste 2 slaapkamers en maximaal 5 personen zijn toegestaan;
    • 2. de logiesverstrekking uitsluitend is toegestaan in de woning en/of in de aangebouwde bijbehorende bouwwerken;
    • 3. vrijstaande bijbehorende bouwwerken niet worden gebruikt of ingericht ten behoeve van een bed & breakfast;
    • 4. de oppervlakte van bed & breakfast maximaal 30% van de begane grond vloeroppervlakte van de woning bedraagt, inclusief aangebouwde bijbehorende bouwwerken, met een maximum van 50 m²;
    • 5. geen reclame-uitingen worden aangebracht;
    • 6. voor de uitoefening van de bed & breakfast wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid, waarbij voldaan wordt aan de bepalingen in artikel 11 lid 11.1 en parkeren bij voorkeur op eigen erf plaatsvindt.

met de daarbij behorende:

  • c. erven en terreinen;
  • d. groenvoorzieningen;

parkeervoorzieningen, waarbij voldaan wordt aan de bepalingen in artikel 11 lid 11.1;

met daaraan ondergeschikt:

  • a. nutsvoorzieningen;
  • b. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
5.2 bouwregels
5.2.1 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. als hoofdgebouw mogen uitsluitend woongebouwen worden gebouwd;
  • b. hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • c. de voorgevel van het hoofdgebouw moet in de ter plaatse van de aanduiding 'gevellijn' aangegeven gevellijn worden gebouwd;
  • d. het aantal woningen mag niet meer bedragen dan wel het ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' aangegeven aantal;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m)' mag de goothoogte niet meer bedragen dan op de verbeelding is aangegeven;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' mag de bouwhoogte niet meer bedragen dan op de verbeelding is aangegeven.

5.2.2 Bijbehorende bouwwerken en overkappingen

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken en overkappingen bij een woongebouw gelden de volgende regels:

  • a. bijbehorende bouwwerken en overkappingen zullen ten minste 3 meter achter (het verlengde van) de naar de weg gekeerde gevel van de hoofdvorm van het woongebouw worden gebouwd;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken en overkappingen zal ten hoogste 40% van de oppervlakte van het erf dat buiten het bouwvlak ligt bedragen;
  • c. de bouwhoogte van een bijbehorend bouwwerk of overkapping zal ten hoogste 3,00 m bedragen.

5.2.3 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 1,00 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van het (hoofd)gebouw of het verlengde daarvan ten hoogste 2,00 m zal bedragen;
  • b. de bouwhoogte van vlaggenmasten zal ten hoogste 8,00 m bedragen;
  • c. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken zal ten hoogste 5,50 m bedragen.
5.3 Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. de goede woonsituatie;
  • b. de sociale veiligheid;
  • c. de verkeersveiligheid; en
  • d. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
5.4 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.2.1 sub a en toestaan dat bijbehorende bouwwerken en overkappingen worden gebouwd, mits:

  • a. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken en overkappingen ten hoogste 100 m² per bouwvlak bedraagt;
  • c. de goothoogte van een bijbehorend bouwwerk of overkapping ten hoogste 3,00 m bedraagt;
  • d. de bouwhoogte van een bijbehorend bouwwerk of overkapping ten hoogste 5,50 m bedraagt;
5.5 Specifieke gebruiksregels
5.5.1 Aan-huis-verbonden beroep of bedrijf

Aan-huis-verbonden beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten worden toegestaan binnen de bestemming, met dien verstande dat:

  • a. het beroep of bedrijf voorkomt op de lijst met toelaatbare beroepen en bedrijven in Bijlage 1;
  • b. het vloeroppervlak van de ruimten ten behoeve van de uitoefening van aan huis gebonden beroepen niet meer mag bedragen dan 30% van de begane grond vloeroppervlakte van de woning, inclusief aangebouwde bijbehorende bouwwerken, met een maximum van 50 m²;
  • c. een aan huis verbonden beroep of bedrijf uitsluitend is toegestaan in de woning en/of in de bijbehorende aangebouwde bijbehorende bouwwerken;
  • d. vrijstaande bijbehorende bouwwerken niet mogen worden gebruikt of ingericht voor een aan huis gebonden beroep of bedrijf;
  • e. alleen het beroeps- of bedrijfsmatig gebruik dat niet vergunningsplichtig of meldingsplichtig is ingevolge de Wet Milieubeheer of het Activiteitenbesluit is toegestaan;
  • f. voorzien moet worden in voldoende parkeergelegenheid voor de uitoefening van de aan huis gebonden beroepen (uitgangspunt hierbij is parkeren op eigen terrein);
  • g. geen sprake is van een onevenredige verkeers- en/of publieksaantrekkende werking;
  • h. de omvang van de reclame-uitingen maximaal 0,50 m2 bedragen;
  • i. geen buitenopslag van goederen plaatsvindt;
  • j. de persoon die bij een woning een aan huis verbonden beroep of bedrijf exploiteert ook de bewoner is van de desbetreffende woning (er is een functionele en persoonlijke binding tussen de bewoner van de woning en de exploitatie van het beroep of bedrijf aan huis);
  • k. het niet is toegestaan om personeel in dienst te hebben voor het aan huis verbonden beroep of bedrijf;
  • l. bij op fysieke dienstverlening gerichte bedrijven of beroepen aan huis (kappers, schoonheidssalons e.d., niet meer dan één plaats (of stoel) mag worden geëxploiteerd. Dit betekent dat een dienst niet aan meer dan één klant tegelijk mag worden aangeboden en uitgevoerd;
  • m. alleen ondergeschikte detailhandel is toegestaan, eventueel in de vorm van een webwinkel, die direct voortvloeit uit, gerelateerd is aan en noodzakelijk is voor de dienst en/of het bedrijfs- of beroepsmatig gebruik.

5.5.2 Strijdig gebruik

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor bewoning;
  • b. het gebruik van woonhuizen en bijbehorende bouwwerken voor recreatieve bewoning;
  • c. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor detailhandel, anders dan in producten gerelateerd aan en noodzakelijk voor een aan-huis-verbonden beroep of bedrijf;
  • d. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor horeca.

Artikel 6 Waarde - Archeologie 1

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 1' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), ook bestemd voor het behoud van de aldaar in of op de grond aanwezige archeologische (verwachtings)waarden.

6.2 Bouwregels
6.2.1 Voorrangsregeling

De regels van deze dubbelbestemming gelden primair ten opzichte van de regels van iedere andere bestemming, waarmee deze dubbelbestemming samenvalt.

6.2.2 Onderzoeksplicht

Voor bouwwerken, waaronder begrepen het heien van heipalen en het slaan van damwanden, met een oppervlakte groter dan 50 m2 en die de bodem dieper dan 0,85 m beneden maaiveld ter plaatse van de Vermaningsweg en 0,60 m beneden maaiveld ter plaatse van de Onderweg verstoren, moet alvorens een omgevingsvergunning voor het bouwen wordt verleend door de aanvrager een rapport worden overgelegd waarin naar het oordeel van het bevoegd gezag:

  • a. de archeologische waarden van de (water)bodem die blijkens de aanvraag kunnen worden verstoord in voldoende mate zijn vastgesteld, en
  • b. in voldoende mate is aangegeven op welke wijze de archeologische waarden worden bewaard en/of gedocumenteerd.
6.2.3 Toelaatbaarheid bouwwerken

In aanvulling op het bepaalde bij de andere daar voorkomende bestemming(en) zijn bouwwerken, waaronder begrepen het heien van heipalen en het slaan van damwanden, slechts toelaatbaar wanneer:

  • a. op basis van archeologisch onderzoek door een daartoe gecertificeerde instantie en/of het bevoegd gezag is aangetoond dat geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;
  • b. op basis van archeologisch onderzoek door een daartoe gecertificeerde instantie en/of het bevoegd gezag is aangetoond dat de archeologische waarden door het bouwen niet onevenredig worden geschaad;
  • c. het de vervanging, vernieuwing of verandering betreft van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en de bestaande fundering wordt benut, met uitzondering van nieuwe kelders;
  • d. het een bouwwerk betreft met een oppervlakte van maximaal 50 m2;
  • e. het een bouwwerk betreft dat niet dieper dan 0,85 m beneden maaiveld ter plaatse van de Vermaningsweg en 0,60 m beneden maaiveld ter plaatse van de Onderweg en zonder heiwerkzaamheden wordt gerealiseerd.
6.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan, indien op basis van archeologisch onderzoek door een daartoe gecertificeerde instantie en/of het bevoegd gezag is aangetoond dat de archeologische waarden door de bouwwerken kunnen worden geschaad, met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 6.2 mits de volgende voorwaarden in acht worden genomen:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor ondanks de uitvoering van de bouwwerkzaamheden de archeologische resten in de (water)bodem kunnen worden behouden, en/of
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen op basis van een door het bevoegd gezag goedgekeurd Programma van Eisen, en/of
  • c. de verplichting de bouwwerkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring te laten begeleiden door een archeologisch deskundige op basis van een door het bevoegd gezag goedgekeurd Programma van Eisen.
6.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
6.4.1 Vergunningplicht

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Waarde - Archeologie 1' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het ontgronden, afgraven (waaronder saneren), verlagen, baggeren (waaronder saneren) egaliseren, mengen, diepploegen en ontginnen van gronden;
  • b. het uitvoeren van werken of werkzaamheden aan oevers en kaden;
  • c. de aanleg van gronddepots;
  • d. het graven, verdiepen en/of verbreden van vaargeulen, watergangen en andere wateren;
  • e. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en drainage en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • f. het permanent verlagen van het waterpeil;
  • g. het verwijderen en/of aanbrengen van bomen en diepwortelende beplanting, waarbij de verstoring bij verwijderen of aanbrengen meer dan 0,85 m beneden maaiveld ter plaatse van de Vermaningsweg en 0,60 m beneden maaiveld ter plaatse van de Onderweg bedraagt;
  • h. het aanleggen en/of verbreden van wegen, paden, banen en/of parkeergelegenheden.

6.4.2 Onderzoeksplicht

Voordat een omgevingsvergunning wordt verleend, moet door de aanvrager een rapport worden overgelegd waarin naar het oordeel van het bevoegd gezag:

  • a. de archeologische waarden van de (water)bodem die blijkens de aanvraag kunnen worden verstoord in voldoende mate zijn vastgesteld; en
  • b. in voldoende mate is aangegeven op welke wijze de archeologische waarden worden bewaard en/of gedocumenteerd.

6.4.3 Uitzonderingen

Het verbod als bedoeld in lid 6.4.1 is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden die:

  • a. een oppervlakte hebben van maximaal 50 m2 én niet dieper gaan dan 0,85 m beneden maaiveld ter plaatse van de Vermaningsweg en 0,60 m beneden maaiveld ter plaatse van de Onderweg (met uitzondering van gronddepots);
  • b. het normale onderhoud betreffen;
  • c. al in uitvoering en/of vergund zijn ten tijde van het van kracht worden van het plan;
  • d. op archeologisch onderzoek gericht zijn;
  • e. te maken hebben met de aanleg van ondergrondse infrastructuur met een maximum diameter van 0,85 m ter plaatse van de Vermaningsweg en 0,60 m ter plaatse van de Onderweg, mits deze sleufloos wordt uitgevoerd.

6.4.4 Toelaatbaarheid

De werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden als bedoeld in lid 6.4.1 zijn slechts toelaatbaar, mits:

  • a. op basis van archeologisch onderzoek door een daartoe gecertificeerde instantie en/of het bevoegd gezag is aangetoond dat geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;
  • b. op basis van archeologisch onderzoek door een daartoe gecertificeerde instantie en/of het bevoegd gezag is aangetoond dat de archeologische waarden door de werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden niet onevenredig worden geschaad;
  • c. indien op basis van archeologisch onderzoek door een daartoe gecertificeerde instantie en/of het bevoegd gezag is aangetoond dat de archeologische waarden door de werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden kunnen worden geschaad, de volgende voorwaarden in acht worden genomen:
  • d. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor ondanks de uitvoering van de werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden de archeologische resten in de (water)bodem kunnen worden behouden, en/of
  • e. de verplichting tot het doen van opgravingen op basis van een door het bevoegd gezag goedgekeurd Programma van Eisen, en/of
  • f. de verplichting de werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring te laten begeleiden door een archeologisch deskundige op basis van een door het bevoegd gezag goedgekeurd Programma van Eisen.
6.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 1' te verwijderen indien op basis van archeologisch onderzoek door een daartoe bevoegde instantie is aangetoond dat ter plaatse geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 7 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 8 Algemene aanduidingsregels

8.1 overige zone - stuwwallenlandschap
8.1.1 Aanduidingsomschrijving

Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - stuwwallenlandschap' zijn de gronden, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming van een rug/heuvel in het landschap, die bestaat uit door een ijstong opgestuwd materiaal.

 

8.1.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
  • a. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag, op de gronden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - stuwwallenlandschap' de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
    • 1. het ophogen, afgraven, afschuiven of egaliseren van gronden;
    • 2. het dempen en/of graven van waterlopen;
    • 3. het aanleggen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- en/of communicatieleidingen.
  • b. De in sub a bedoelde vergunning is niet vereist voor werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die:
    • 1. het normale onderhoud en beheer betreffen;
    • 2. in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan;
    • 3. mogen worden uitgevoerd op basis van een reeds verleende omgevingsvergunning.
  • c. De in sub a bedoelde vergunning wordt slechts verleend indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het landschappelijk beeld en/of waarden zoals beschreven in  Bijlage 2 'Uitsnede rapport gebiedsaanduiding stuwwallenlandschap'.

Artikel 9 Algemene gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met de in dit plan gegeven bestemmingen, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van de gronden voor de stalling en opslag van (aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken) voer-, vaar- en/of vliegtuigen;
  • b. het gebruik van de gronden voor de opslag van schroot, afbraak- en bouwmaterialen, grond, bodemspecie en puin en voor het storten van vuil, anders dan ten behoeve van de uitvoering van krachtens de bestemming toegelaten bouwactiviteiten, werken en werkzaamheden;
  • c. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting;
  • d. het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen.

Artikel 10 Algemene afwijkingsregels

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden, kan met omgevingsvergunning worden afgeweken van:

  • a. de bij recht in het plan gegeven maten, afmetingen en percentages, tot ten hoogste 10% van die maten, afmetingen en percentages, indien dit om bouwtechnische redenen of om redenen van doelmatigheid van de bouw noodzakelijk is;
  • b. het bepaalde ten aanzien van het bouwen van gebouwen binnen het bouw- c.q. het bestemmingsvlak in die zin dat de grenzen van het bouw- c.q. het bestemmingsvlak met ten hoogste 1,50 m worden overschreden door:
    • 1. plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen en schoorstenen;
    • 2. gevel- en kroonlijsten en overstekende daken;
    • 3. ingangspartijen, luifels, balkons en galerijen.

Artikel 11 Overige regels

11.1 Voldoende parkeergelegenheid
  • a. Een nieuw bouwwerk, verandering van een bouwwerk, verandering van gebruik van een bouwwerk of van gronden - al dan niet gecombineerd -, waarvan een behoefte aan parkeergelegenheid wordt verwacht, is niet toegestaan wanneer op het bouwperceel of in de omgeving daarvan niet in voldoende parkeergelegenheid is voorzien en in stand wordt gehouden;
  • b. Bij een omgevingsvergunning, dan wel bij de beoordeling of het gebruik in overeenstemming is met het bestemmingsplan wordt aan de hand van de  Parkeernormennota Súdwest-Fryslân 2018 bepaald of er sprake is van voldoende parkeergelegenheid;
  • c. Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in sub a en worden toegestaan dat in minder dan voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien, mits dit geen onevenredige afbreuk doet aan de parkeersituatie.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 12 Overgangsrecht

12.1 Overgangsrecht bouwwerken

Voor bouwwerken luidt het overgangsrecht als volgt:

  • a. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan;
  • b. het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van dit lid onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in dit lid onder a met maximaal 10%;
  • c. dit lid onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
12.2 Overgangsrecht gebruik

Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt:

  • a. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  • b. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in dit lid onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  • c. indien het gebruik, bedoeld in dit lid onder a, na het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
  • d. dit lid onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 13 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: 'Regels van het bestemmingsplan 'Koudum - De Welle'

van de gemeente Súdwest-Fryslân.

Behorende bij het besluit van 30 september 2021.