Plan: | Koudum - De Welle |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.1900.2020zuidBPdewelle-vast |
Het plangebied ligt aan de Onderweg 16 en betreft het voormalige terrein van de basis- en kleuterschool 'De Welle'. Deze locatie ligt aan de zuidzijde van de Onderweg, tegenover de nieuwe wijk Havenkwartier. De achterzijde van de kavel is gericht op de Vermaningsweg, waar een deel van het schoolplein lag. Figuur 1.1 toont de globale ligging van de locatie in het dorp.
Figuur 1.1 Globale ligging van De Welle
Het plangebied is op dit moment geregeld in het bestemmingsplan Koudum, dat op 12 november 2018 is vastgesteld door de gemeenteraad van Súdwest-Fryslân. In dit plan wordt toegelicht hoe deze bestemmingswijziging mogelijk kan worden gemaakt met instandhouding van een goede ruimtelijke ordening. Voor de voormalige schoollocatie geldt nog de bestemming Maatschappelijk. Verder geldt de Dubbelbestemming Waarde - Archeologie 2. Dit is terug te zien in figuur 1.2
Figuur 1.2 Planologische regeling
Voor de huidige bestemming geldt een aantal regels, op basis waarvan woningbouw niet is toegestaan. Het plangebied is bestemd als Maatschappelijk. Dit houdt in dat de gronden zijn bestemd voor het uitoefenen van activiteiten gericht op sociale, maatschappelijke, educatieve en openbare dienstverlening.
Waarde - Archeologie 2
Daarnaast is de locatie voorzien van de dubbelbestemming Waarde - Archeologie 2. Gronden met deze dubbelbestemming zijn bestemd voor het behoud van archeologische waarden. Dit houdt in dat een omgevingsvergunning nodig is als dieper dan 40 centimeter en groter dan aangegeven in de advieszone van de gemeentelijke FAMKE wordt gebouwd.
Gebiedsaanduiding overige zone - stuwwallenlandschap
Tenslotte is een groot deel van de locatie voorzien van de gebiedsaanduiding "overige zone - stuwwallenlandschap". Dit duidt aan dat de grond binnen het plangebied historisch waardevol is. De waarde van de ondergrond wordt op deze locatie niet alleen bepaald door de mogelijk aanwezige archeologische waarden, maar ook door de grond zelf. Deze grond is namelijk opgestuwd gedurende de verschillende ijstijden uit het verleden en heeft daardoor een unieke structuur gekregen. Daarnaast is deze structuur bepalend geweest voor de manier waarop het cultuurlandschap is gevormd.
Na dit hoofdstuk wordt in hoofdstuk 2 een beschrijving van het plan gegeven. Daarbij wordt ingegaan op de gewenste ontwikkeling en op de ruimtelijke en functionele inpassing daarvan in de bestaande structuur. Hoofdstuk 3 geeft een beschrijving van het relevante beleidskader, waarna in Hoofdstuk 4 een toetsing aan de milieuaspecten volgt. Wanneer deze van toepassing zijn, worden daarbij de uitgangspunten voor het bestemmingsplan genoemd. In Hoofdstuk 5 volgt een toelichting op de werking van het bestemmingsplan en de daarin opgenomen juridische regeling. Het laatste hoofdstuk gaat in op de Uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan, waarbij aandacht wordt besteed aan de maatschappelijke en economische uitvoerbaarheid.
Deze paragraaf geeft inzicht in de context van het plangebied. Deze is gelegen aan de onderweg bevindt zich aan de rand van het historische centrum van Koudum. Figuur 2.1 toont de globale ligging van het plangebied.
Te zien is dat de school is gesloopt, waardoor een groot leeg terrein is ontstaan. In figuur 2.2 is te zien hoe het terrein er nu bij ligt. Rondom het terrein zijn vooral woningen aanwezig. Iets verder naar het zuiden zijn winkels en horecagelegenheden te vinden. Aan de overkant van de Onderweg bevindt zich een groenstrook met een aantal parkeerplaatsen, gevolgd door een recentelijk ontwikkelde jachthaven. De haven is aan weerszijden bebouwd met woningen, deze nieuwe wijk heet het Havenkwartier. Figuur 2.3 en 2.4 tonen de situatie in 2009, toen de school nog in gebruik was (2.3) en het Havenkwartier nog niet was ontwikkeld (2.4). Figuur 2.5 toont dezelfde plek in 2019. De ontwikkeling van het Havenkwartier zorgt voor een weids uitzicht vanaf de locatie aan de Onderweg.
Het schoolgebouw van basisschool De Welle was niet rendabel voor herbestemming en bood geen hoge ruimtelijke kwaliteit. Daarom is het initiatief opgevat om de locatie te herontwikkelen tot woongebied. Eerder zijn op deze locatie een plan voor zes vrijstaande woningen en een plan voor 18 gestapelde woningen voor senioren voorgesteld. In overleg met vertegenwoordigers van het dorp is hier een middenweg in gevonden door 10 gestapelde woningen aan de Onderweg te realiseren en 3 grondgebonden woningen aan de Vermaningsweg. Alle woningen zijn geschikt voor senioren.
Figuur 2.1 Luchtfoto locatie De Welle
Figuur 2.2 Zicht vanaf de weg op De Welle in 2019
Figuur 2.3 Zicht vanaf de weg op De Welle in 2009
Figuur 2.4 Zicht vanaf de Onderweg in 2009
Figuur 2.5 Zicht vanaf de Onderweg in 2019
Dit plan maakt de herontwikkeling van een voormalig basisschoolterrein in het dorp Koudum mogelijk. Zoals te zien op de plattegrond in figuur 2.6 wordt het terrein ingericht met 10 appartementen aan de zijde van de Onderweg en 3 woningen aan de zijde van de Vermaningsweg. Alle appartementen en woningen zijn geschikt voor senioren.
Figuur 2.6 Plattegrond voor de woningen aan de Onderweg en de Vermaningsweg.
Figuur 2.7 toont twee impressies van het woongebouw aan de Onderweg. Het gebouw bestaat afwisselend uit twee en drie bouwlagen met kap. In het midden komen twee bouwvolumes van drie lagen met kap, met aan weerszijden twee bouwlagen met kap. Het hoogste punt van het gebouw komt op 10,5 meter en loopt af aan de zijkanten tot een goothoogte 5,3 meter. Door deze geleidelijke overgang wordt aangesloten bij het bestaande bebouwingsbeeld in de omgeving.
Figuur 2.7 Impressie schetsontwerp van de appartementen aan de Onderweg
In figuur 2.8 is een impressie van de woningen aan de Vermaningsweg te zien. Deze woningen bestaan uit één bouwlaag met een kaplaag. Hierbij reikt de nok tot 7,2 meter.
Figuur 2.8 Impressie schetsontwerp van de woningen aan de Vermaningsweg
Verkeersafwikkeling
Aangezien de appartementen geschikt zijn voor senioren is het belangrijk dat de appartementen goed bereikbaar zijn voor deze groepen. De dichtstbijzijnde bushalte is Koudum Centrum. Deze ligt op circa 10 minuten loopafstand. Hier stopt de bus die tussen Balk en Bolsward rijdt. Verder ligt op circa 2 kilometer het treinstation Koudum-Molkwerum, met een treinverbinding tussen Stavoren en Leeuwarden, via Sneek. Wat betreft ontsluiting zijn zowel de Onderweg als de Vermaningsweg via de Nieuweweg en de Beukenlaan bereikbaar vanaf de N539. Verwacht kan worden dat de ontwikkeling geen problemen oplevert wat betreft verkeersafwikkeling.
Parkeren
Op basis van het parkeerbeleid van de gemeente of de kencijfers van CROW kan berekend worden hoeveel parkeerplaatsen er benodigd zijn. Vervolgens moet aangetoond worden dat er voldoende parkeergelegenheid aanwezig is of gerealiseerd kan worden. Tot voor kort waren de parkeernormen geregeld in de bouwverordening. Met de inwerkingtreding van de Reparatiewet BZK 2014 (op 29 november 2014) is de Woningwet gewijzigd. De wijziging heeft betrekking heeft op de intrekking van de grondslag voor de stedenbouwkundige voorschriften in een bouwverordening. De stedenbouwkundige voorschriften, zoals het parkeren, moeten nu in het bestemmingsplan zelf geregeld worden.
Toetsing
In 2018 heeft de gemeente Súdwest-Fryslân een Parkeernormennota opgesteld waarin de inhoud van het begrip 'voldoende parkeergelegenheid' is uitgewerkt. Hierin wordt onderscheid gemaakt tussen twee soorten woningen.
Voor het plan aan de Onderweg wordt rekening gehouden met 4 woningen in de categorie woning (koop/huur goedkoop/sociale). Het gaat hierbij om woningen van minder dan €150.000,- of een woonoppervlak kleiner dan 100 m2 bvo. Deze woningen bevinden zich in het woongebouw aan de Onderweg en vallen binnen deze categorie, omdat het om appartementen van minder dan 100 m2 bvo woonoppervlak gaat. Voor deze categorie geldt een norm van anderhalve parkeerplaats per woning. Dit betekent dat voor deze 4 appartementen 6 parkeerplaatsen nodig zijn op eigen terrein. De overige 6 appartementen aan de Onderweg en de 3 woningen aan de Vermaningsweg hebben een woonoppervlak groter dan 100 m2 bvo en vallen daarom in de categorie woning (koop/huur duur/midden). Voor deze categorie geldt een norm van 2 parkeerplaatsen per woning. Dit betekent dat voor de 3 woningen aan de Vermaningsweg 6 parkeerplaatsen op eigen terrein nodig zijn. Voor de overige 6 appartementen aan de Onderweg zijn nog 12 parkeerplaatsen nodig. In totaal zijn er voor de appartementen aan de Onderweg dus 18 parkeerplaatsen nodig. Daarmee komt het totaal aan benodigde parkeerplaatsen voor dit project op 24.
In figuur 2.6 is te zien dat er 19 parkeerplaatsen gerealiseerd worden op eigen terrein voor de 13 woningen: 4 bij de woningen aan de Vermaningsweg en 15 bij de appartementen aan de Onderweg. Daarnaast zijn er 8 parkeerplaatsen in het openbaar gebied overgebleven van de voormalige schoollocatie. Samen komt dit op 27 parkeerplaatsen. Hiermee wordt ruim voorzien in voldoende parkeergelegenheid.
Conclusie
De ontsluiting van het plangebied is goed. De nieuwe ontwikkeling zal niet leiden tot problemen in de verkeersafwikkeling en parkeren. Het aspect verkeer staat het plan dan ook niet in de weg.
Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte
De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is op 13 maart 2012 in werking getreden. Het Rijk laat de ruimtelijke ordening meer over aan gemeenten en provincies en kiest voor een selectieve inzet van rijksbeleid op 14 nationale belangen. Voor deze belangen is het Rijk verantwoordelijk voor de resultaten. Buiten deze 14 belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid.
Duurzame verstedelijking
In het Bro (artikel 3.1.6) is geregeld dat een toelichting bij een ruimtelijk plan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, moet voorzien in duurzame verstedelijking. De regeling houdt in dat de toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling bevat. Indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, moet er tevens gemotiveerd worden waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.
Dit bestemmingsplan biedt mogelijkheden voor het realiseren van 13 woningen. Vanaf twaalf woningen is er sprake van een stedelijke ontwikkeling. Op basis van het aantal woningen dat gerealiseerd wordt, is dit plan dus ladderplichtig. Daarom is voor de beoogde ontwikkeling uiteengezet hoe er wordt aangesloten bij de uitgangspunten van de ladder voor duurzame verstedelijking.
Toetsing
Uit het woononderzoek van gemeente Súdwest Fryslân uit 2018 blijkt dat senioren aangeven te willen verhuizen, maar te weinig betaalbare huur- en koopwoningen kunnen vinden. Het huidige woningaanbod biedt inderdaad weinig goedkope woningen. Dit wordt aangepakt door de ontwikkeling van drie betaalbare woningen aan de Vermaningsweg en de tien betaalbare appartementen aan de Onderweg. Hierbij is onderscheidt gemaakt tussen 2 grotere appartementen van ongeveer 130 m2, 4 kleinere appartementen van ongeveer 90 m2 en 4 tussenappartementen van ongeveer 105 m2. Door deze variatie wordt een brede doelgroep beoogd. Alle appartementen/woningen zijn zo ontworpen dat ze geschikt voor senioren zijn. Op deze manier komen er meer betaalbare opties voor senioren beschikbaar. Bovendien leent de locatie zich uitstekend voor senioren die graag in het centrum dichtbij voorzieningen willen wonen. De voorgenomen ontwikkeling voorziet dus in de behoefte aan seniorenwoningen, maar is ook geschikt voor andere doelgroepen die op zoek zijn naar woningen in deze prijsklasse, zoals starters.
Uit het Woononderzoek 2018 blijkt dat er voldoende behoefte is aan nieuwe woningen die geschikt zijn voor senioren. Er is daarmee sprake van duurzame verstedelijking.
Besluit algemene regels ruimtelijke ordening
Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) stelt niet alleen regels omtrent de 14 aangewezen nationale belangen zoals genoemd in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte, maar stelt ook regels die in bestemmingsplannen moeten worden opgenomen. Er worden geen rijksbelangen geraakt.
Streekplan Fryslân 2007
Het Streekplan Fryslân 2007 is op 13 december 2006 door Provinciale Staten vastgesteld. In het Streekplan wordt het provinciaal omgevingsbeleid verwoord.
Bij herstructurering wordt ingezet op een efficiënt gebruik van het bestaande bebouwde gebied. In het plangebied is sprake van bouw binnen het bestaand bebouwd gebied. Hiermee wordt voldaan aan de invulling en benutting van de stedelijke structuur.
Verordening Romte Fryslân 2014
Op 18 juni 2014 is de Verordening Romte Fryslân 2014 vastgesteld. In de verordening zijn regels opgenomen die ervoor moeten zorgen dat de provinciale ruimtelijke belangen doorwerken in de gemeentelijke ruimtelijke plannen.
Bundeling
In artikel 1 van de verordening worden regels gegeven gericht op het bundelen van stedelijke functies in stedelijk gebied. Is dit niet mogelijk is, kan aansluitend op bestaand stedelijk gebied een uitbreidingslocatie worden toegestaan. Het plangebied ligt volgens de begrenzing van bestaand bebouwd gebied binnen het 'bestaand stedelijk gebied'. Hier kunnen bouwmogelijkheden voor het bedrijf worden geboden. Een fragment van de betreffende kaart is weergegeven in figuur 3.1.
Figuur 3.1 Fragment kaart begrenzing bestaand bebouwd gebied.
Woonplan
Een ruimtelijk plan kan mogelijkheden voor woningbouw bevatten indien de aantallen en de kwaliteit van de woningbouw in overeenstemming zijn met een woonplan, dat de schriftelijke instemming van Gedeputeerde Staten heeft.
Het woningbouwprogramma van de gemeente Súdwest-Fryslân is een dynamisch document. Er worden plannen aan toegevoegd en er worden plannen van verwijderd. Het woningbouwprogramma wordt daarom periodiek opnieuw vastgesteld. De opgenomen plancapaciteit past hierbij binnen de provinciale huishoudensprognose en kan hierbij, binnen een afgesproken bandbreedte en onder afgesproken voorwaarden, de prognose overschrijden. Nog in 2020 wil het college van B&W een nieuw woningbouwprogramma vaststellen. Hieruit blijkt dat de plancapaciteit gemeentebreed circa 300 woningen onder de planningsruimte ligt. Reeds geformuleerde planningsmethodiek met bijbehorende uitgangspunten, gerelateerd aan de nieuwste provinciale huishoudensprognose, is hierbij in acht genomen. De gemeente Súdwest-Fryslân gaat er vanuit dat de woonregio Zuidwest-Friesland en de provincie op korte termijn de reeds overeengekomen planningsmethodiek en uitgangspunten bestuurlijk vastleggen in woningbouwafspraken 2020-2030. Het concept woningbouwprogramma voldoet reeds aan de met de provincie overeengekomen uitgangspunten. Er is voldoende ruimte om het plan hieraan toe te voegen. Uitwisseling en fasering van projecten is niet nodig.
Conclusie
Er wordt voldaan aan de regels uit de Verordening Romte Fryslân 2014.
Woonvisie Súdwest-Fryslân
De gemeente stelt in de woonvisie als ambitie om voor een woningvoorraad te zorgen die aansluit op de woningbehoefte. Daarnaast wil de gemeente met haar woonbeleid bijdragen aan het verduurzamen van de bestaande en nieuwe woningvoorraad. De gemeente Súdwest Fryslân doet dan ook mee aan de Friese Energiestrategie. Deze heeft als doel dat erin 2050 een energie neutrale bebouwde omgeving is.
Wat betreft de particuliere woningvoorraad zet de gemeente niet alleen in op voldoende woningen, maar ook op de specifieke behoeftes, mogelijkheden en fase in de persoonlijke wooncarrière. De gemeente ziet zichzelf als 'woonregisseur' van de lokale woningmarkt.
Mei soarch foar ús lânskip , Visie Ruimtelijke Kwaliteit Gemeente Súdwest-Fryslân
Op 23 juni 2013 heeft de gemeente Súdwest-Fryslân de “Visie Ruimtelijke Kwaliteit Gemeente Súdwest-Fryslân” vastgesteld.
De visie hanteert als uitgangspunt dat het landschap het product is van de ontwikkelingen in de landbouw, de natuur, de economie en de samenleving door de eeuwen heen; en dat dit ook in de toekomst zo zal zijn. Die veranderingen kunnen in beginsel bijdragen aan de landschappelijke kwaliteit, mits ze goed op elkaar worden afgestemd.
Met het gekozen abstractieniveau vormt de visie een basis voor andere sectorale beleidsvisies en andere ruimtelijke plannen, zoals gebiedsvisies, bestemmingsplannen, maar ook bijvoorbeeld de welstandsnota of beheer- en onderhoudsplannen. De visie dient als één van de toetsingskaders bij concrete initiatieven.
Het plangebied betreft een voormalige schoollocatie in de dorpskern van Koudum. In de huidige situatie heeft het plangebied nog geen nieuwe invulling gekregen. Het plangebied ligt aan de noordwestelijke rand van de historische kern van Koudum. Een kenmerkend esdorp op een glaciale rug dat behoort tot het Stuwwallenlandschap.
Het plangebied is omringd door stedelijke functies, waaronder een haven en woningen. De locatie grenst niet aan het buiengebied en de ontwikkeling in het plangebied doet daarom geen afbreuk aan de open structuur van het landschap. Door het plangebied te herontwikkelen van schoollocatie tot twee soorten woongebied krijgt het gebied een kwaliteitsimpuls. Aan de onderweg wordt een zichtbaar gat opgevuld waardoor het zicht vanaf de haven verfraaid wordt met een woongebouw dat past in het karakter van de Onderweg. Aan de Vermaningsweg wordt de structuur van de kleinschalige woonstraat hersteld met drie grondgebonden woningen die in het beeld van de straat passen. Het voornemen is daarom niet in conflict met de Visie Ruimtelijke Kwaliteit.
Het plan wordt na overleg met Hûs en Hiem getoetst aan de bestaande geldende welstandsnota. De gemeente geeft daarom aan dat er geen apart beeldkwaliteitsplan nodig is bij dit bestemmingsplan.
Welstandsnota gemeente Súdwest-Fryslân
Volgens de Welstandsnota ligt het plangebied aan de noordelijke rand van de historische kern. Het centrum van Koudum behoort tot een dorpssoort genaamd Vlecken. Het dorp was in de late Middeleeuwen aangewezen als kandidaatsstad. Koudum had hiermee geen stadsrechten, maar wel marktrechten. Het centrum heeft nog steeds een regionale functie als verzorgingscentrum. De Welstandsnota hecht veel waarde aan het behoud van kwaliteiten in het gebied. Nieuwe ontwikkelingen dienen daarom te passen in het heersende beeld.
Het plangebied ligt tussen de Vermaningsweg en de Onderweg. Het heersende beeld aan de Vermaningsweg bestaat enerzijds uit woningen van twee bouwlagen met een kaplaag aan de overkant van het plangebied, langs een smalle klinkerweg en anderzijds woningen van één bouwlaag met een kaplaag langs weerszijden van het plangebied. Om hierop aan te sluiten, is bij het ontwerp van de woningen aan de Vermaningsweg gekozen voor één bouwlaag met een kaplaag.
Aan de Onderweg is het beeld vergelijkbaar, eveneens aan de overkant (van het water) huizen van twee bouwlagen met een kaplaag en aan weerszijden van het plangebied bevinden zich woonhuizen van één bouwlaag met een kaplaag. Echter, is het beeld aan de Onderweg door de haven en brede groenstrook met bomen tegenover het plangebied veel weidser. Daarom is er voor gekozen om aan de Onderweg meer de hoogte in te gaan, maar wel op een geleidelijke manier. Het woongebouw wordt zo opgebouwd dat de middelste twee volumes bestaan uit drie bouwlagen met een kaplaag. Aan weerszijden neemt deze hoogte af tot twee bouwlagen met een kaplaag. Hierdoor sluit het woongebouw aan op de woningen in de omgeving. Bovendien vormt het gebouw op deze manier een duidelijk herkenningspunt vanaf de andere kant van het water. De herkenbaarheid en vindbaarheid van het gebouw kunnen belangrijk zijn voor de oudere doelgroep van het project.
Ruimtelijke kwaliteit
In het woonbeleid van de gemeente Súdwest Fryslân wordt de voorkeur gegeven aan de bouw van woningen die iets toevoegen aan het huidige wonignbestand. Daarnaast is het belangrijk dat er wordt ingespeeld op de vergrijzing van de bevolking.
De voorgestelde woningen voegen ruimtelijke kwaliteit toe doordat ze voor meer structuur zullen zorgen in de bebouwingswand aan de Onderweg en de Vermaningsweg. In de huidige situatie is een gat ontstaan na het verdwijnen van het schoolgebouw. De gewenste ontwikkeling vult dit gat op door zich in beide straten in de rooilijn te voegen, waardoor de structuur wordt hersteld. In het ontwerp is rekening gehouden met de schaal en het bebouwingsbeeld in de verschillende straten en de directe omgeving. Aan de hand hiervan is gekozen voor verschillende bouwhoogtes, zoals in de paragraaf hierboven is omschreven.
Daarnaast gaat het om levensloopbestendige woningen, die geschikt zijn voor senioren. De gewenste ontwikkeling speelt hiermee in op de vergrijzende bevolking in de gemeente.
Tussen bedrijfsactiviteiten en hindergevoelige functies (waaronder wonen) is een goede afstemming nodig. Het doel daarbij is het voorkomen van onacceptabele hinder ter plaatse van woningen, maar ook om te zorgen dat bedrijven niet worden beperkt in de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden. Bij de afstemming wordt gebruik gemaakt van de richtafstanden uit de VNG-brochure 'Bedrijven en milieuzonering'. Een richtafstand wordt beschouwd als de afstand waarbij onaanvaardbare milieuhinder redelijkerwijs is uitgesloten. Deze afstand wordt gemeten tussen de bestemmingen van bedrijven en de gevels van geluidsgevoelige objecten. Bedrijfsactiviteiten zijn daarvoor ingedeeld in een aantal milieucategorieën.
Toetsing
De locatie aan de Onderweg ligt aan de rand van het historisch centrum van Koudum, waarin meerdere functies voorkomen. Hiermee is sprake van een gemengd gebied. Dit betekent dat voor de richtafstand die geldt voor bedrijfsactiviteiten in de buurt een stap terug kan worden gedaan.
Ten westen grenst het gebied aan een bedrijf waar activiteiten in milieucategorie 2 zijn toegestaan. Hier geldt in gemengd gebied een afstand van 10 meter. Hier is rekening mee gehouden in het ontwerp van de appartementen. Deze worden op meer dan 10 meter van het bedrijfsperceel gebouwd. Hiermee wordt voldaan aan de richtafstand.
Op circa 45 meter ten zuidoosten van het plangebied bevindt zich nog een perceel waar een bedrijf uit categorie 2 is toegestaan. Ook hier wordt voldaan aan de richtafstand.
Naast bedrijven in categorie 2 zijn er op het bedrijventerrein ten noordoosten van het plangebied ook bedrijven uit categorie 3.2 toegestaan. Hiervoor geldt in gemengd gebied een richtafstand van 50 meter. De afstand van het plangebied tot het bedrijventerrein bedraagt circa 90 meter.
Conclusie
Uit het onderzoek volgt dat het plangebied geschikt is voor hindergevoelige functies, zoals woningen. De ontwikkelingen leiden tot een verantwoorde milieusituatie.
Het aspect 'geluid' gaat over geluidhinder op geluidsgevoelige objecten als gevolg van verkeer en industrie. De Wet geluidhinder (Wgh) is hiervoor het toetsingskader. Rondom wegen met een maximumsnelheid van meer dan 30 km/uur, spoorwegen en aangewezen bedrijven(terreinen) zijn geluidszones van toepassing. Als er geluidsgevoelige objecten, zoals woningen, binnen deze zones worden toegevoegd, dan moet geluidsbelasting op de gevels hiervan worden bepaald en getoetst aan de voorkeursgrenswaarde (48 dB). Als hieraan niet kan worden voldaan, kan een hogere waarde van in stedelijk gebied maximaal 63 dB worden vastgesteld.
Toetsing
De locatie ligt niet in geluidszones van wegen. Het gebied is aangewezen als 30 km/uur-zone en direct aangrenzende wegen hebben in hoofdzaak een verblijfsfunctie. Er is geen sprake van een belangrijke stroom van doorgaand verkeer. Het is daarom niet nodig om de ontwikkeling te toetsen aan de Wgh of om in het kader van een 'goede ruimtelijke ordening' akoestisch onderzoek uit te voeren. Ter plaatse van de nieuwe woningen zal sprake zijn van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.
Toetsingskader
Van groot belang in de ruimtelijke ordeningspraktijk is de vroegtijdige afstemming met het betreffende waterschap. Het plangebied ligt in het beheersgebied van Wetterskip Fryslân. Doorgaans wordt hiervoor de wettelijk verplichte 'watertoets' doorlopen. Hierin wordt beoordeeld wat de effecten van het bestemmingsplan op de waterhuishouding zijn en of er waterschapsbelangen spelen. In de Leidraad Watertoets van het Wetterskip staan de uitgangspunten waarmee bij het ontwikkelen van ruimtelijke plannen rekening moet worden gehouden. De beschrijving van de wateraspecten sluit zoveel mogelijk aan bij de indeling van het Waterbeheerplan en de Leidraad Watertoets in de thema's Veilig, Voldoende en Schoon. Bij een kruimelgevalprocedure behoeft de watertoets echter niet doorlopen te worden.
Toetsing
Het plan is via de digitale watertoets (dossiercode: 20191203-2-21949) kenbaar gemaakt aan Wetterskip Fryslân. Aangezien op de locatie van het schoolterrein van de De Welle sprake is van een afname van de verharding, volstaat hier een korte procedure.
Het plan heeft een beperkte invloed op de wateraspecten die van belang kunnen zijn bij ruimtelijke plannen. Dit betekent dat de beperkte invloed van het plan kan worden opgevangen met standaard maatregelen die vermeld staan in de leidraad watertoets. Het resultaat van de watertoets voor De Welle is opgenomen in Bijlage 2.
Veilig
Meerlaagse veiligheid en klimaatadaptatie: Voor het aspect 'veilig' gaat het over overstromingsrisico's. Het plangebied grenst niet aan een regionale waterkering. Wel ligt het plangebied vrij voor de boezem. Voor aanvullende informatie over de overstromingsrisico's voor de locatie de risicokaart geraadpleegd.
Toetsing
Op de locatie van het plangebied zijn geen overstromingsrisico's aangekaart. Nader onderzoek is hier niet nodig. Het gebied ligt in het historisch centrum van Koudum, dat op een hogergelegen dekzandrug ligt. Vervolgens is het gebied nog verder opgehoogd met mest en plaggen.
Voldoende
Peilbeheer:
Er dient rekening gehouden te worden met voldoende drooglegging. Dit is de afstand tussen het grondwaterpeil en de aanleghoogte van bebouwing. Uit de informatie uit het wateradvies blijkt dat het plangebied voldoet aan de droogleggingsnorm. Wel moet bij de uitvoering rekening worden gehouden met voldoende ontwateringsdiepte.
Compensatie:
Het waterschap hanteert als uitgangspunt dat de toename verhard oppervlak voor een deel (10%) wordt gecompenseerd in de vorm van nieuw oppervlaktewater of waterberging. Het dempen water watergangen moet volledig gecompenseerd worden. Deze compensatie is bedoeld om wateroverlast door het versneld afvoeren van hemelwater vanaf de verhardingen te voorkomen.
Dit bestemmingsplan leidt niet tot een relevante toename aan verharding. Het terrein van basisschool De Welle was vrijwel volledig verhard, waardoor er per saldo sprake van een afname aan verharding is. Het plan leidt zodoende niet tot wateroverlast. Daarom is watercompensatie niet noodzakelijk.
Schoon
Afvalwater en regenwatersysteem: Het uitgangspunt is om regenwater en rioolwater zoveel mogelijk gescheiden af te voeren.
Waterkwaliteit: De bouwwijze en onderhoudstechniek moeten emissievrij zijn om verontreiniging van het water te voorkomen. In dit geval zal gebruik worden gemaakt van milieuvriendelijke (bouw)materialen.
Vervolg
Waterwet: Voor alle ingrepen in de waterhuishouding moet een vergunning worden aangevraagd of een melding worden gedaan in het kader van de Waterwet.
Procedure
Het plan wordt in het kader van het vooroverleg nog aan het Wetterskip voorgelegd voor een wateradvies.
Bij het aspect 'bodem' staat de vraag centraal of de bodemkwaliteit toereikend is voor het nieuwe gebruik. De bodem kan door eerdere (bedrijfs)activiteiten verontreinigd zijn. Voor de ruimtelijke procedure is het van het belang dat verdachte locaties worden gesignaleerd. In het kader van dit bestemmingsplan is per locatie een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd.
Toetsing
Voor De Welle geldt dat de locatie al geschikt bevonden is voor een bodemgevoelige functie, namelijk: de voormalige basisschool. Het bodemloket wijst dan ook uit dat de locatie voldoende onderzocht is. In het kader van de ontwikkeling is een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd. De bijbehorende rapportage is opgenomen in Bijlage 1. Met dit onderzoek is de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem vastgesteld. Geconcludeerd wordt dat er ter plaatse geen bodemverontreiniging van betekenis aanwezig is. Er is derhalve geen aanleiding tot het uitvoeren van een nader onderzoek. Vanuit milieuhygiënisch oogpunt zijn er geen belemmeringen voor dit project.
Per 1 juli 2016 is de Monumentenwet 1988 vervallen. Een deel van de wet is op deze datum overgegaan naar de Erfgoedwet. Het deel dat betrekking heeft op de besluitvorming in de fysieke leefomgeving gaat over naar de Omgevingswet, wanneer deze in 2019 in werking treedt. Dit geldt ook voor de verordeningen, bestemmingsplannen, vergunningen en ontheffingen op het gebied van archeologie. Vooruitlopend op de datum van ingang van de Omgevingswet zijn deze artikelen te vinden in het Overgangsrecht in de Erfgoedwet, waar ze ongewijzigd van toepassing blijven zolang de Omgevingswet nog niet van kracht is.
In de wet zijn archeologische resten beschermd. Wanneer de bodem wordt verstoord moeten archeologische resten intact blijven. Als dit niet mogelijk is, is opgraving een optie. Om inzicht te krijgen in de kans op het aantreffen van archeologische resten in bepaalde gebieden zijn op basis van historisch onderzoek archeologische verwachtingskaarten opgesteld.
Voor Súdwest-Fryslân wordt gebruik gemaakt van de Friese Archeologische Monumentenkaart Extra (FAMKE). Deze geeft advies over benodigd onderzoek naar archeologische resten uit twee perioden: de ijzertijd tot de middeleeuwen en de steentijd tot de bronstijd. Onderzoek is nodig bij ingrepen van meer dan 500 m2. Daarom is karterend archeologisch onderzoek uitgevoerd. De bijbehorende rapportage is opgenomen in Bijlage 3.
Toetsing
Voor De Welle is een onderzoek met 6 boringen uitgevoerd. Uit het onderzoek is gebleken dat in de ondergrond nog intacte archeologische resten kunnen voorkomen. Verwacht wordt dat archeologische sporen worden aangetast bij graafwerkzaamheden dieper dan 85 (Vermaningsweg) en 60 (Onderweg) cm-mv. Het wordt daarom aanbevolen om geen graafwerkzaamheden uit te voeren dieper dan 85 respectievelijk 60 cm-mv en een palenplan op te stellen waarbij het aantal heipalen beperkt blijft. Blijkt dit niet mogelijk en zijn diepere ingrepen gewenst of noodzakelijk dan wordt aanbevolen om een archeologisch vervolgonderzoek uit te voeren door middel van een proefsleufonderzoek.
Op basis van het voorgaande zijn de mogelijkheden van archeologievriendelijk bouwen onderzocht. Het is met een beperkte ontgraving en een aangepast fundatieplan is het mogelijk om het bouwplan uit te voeren binnen de kaders van archeologische monumentenzorg. Hierover heeft afstemming plaatsgevonden met de archeologisch adviseur en de architect.
Indien bij de graafwerkzaamheden archeologische waarden worden aangetroffen en/of archeologische vondsten worden gedaan, wordt hiervan direct melding gemaakt bij het bevoegd gezag.
In het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is bepaald dat in een ruimtelijk plan een beschrijving opgenomen moet worden van de manier waarop met de aanwezige cultuurhistorische waarden rekening is gehouden.
Met het vaststellen van de 'Erfgoedvisie Silhouet' (juni 2012) heeft de gemeente haar visie en missie op behoud en ontwikkeling van het erfgoed vastgesteld. De gemeente stelt zich hierbij ten doel om het culturele erfgoed op een evenwichtige, en duurzame manier in stand te houden en draagvlak hiervoor te ontwikkelen.
Op basis van deze visie is de Erfgoednota gemeente SWF 2013-2016 opgesteld, getiteld 'De basis op orde'. Een belangrijk speerpunt van de nota is dat de basis op orde is. Dit betekent dat de gemeentelijke organisatie haar kerntaken op het gebied van erfgoed zorgvuldig uitvoert. Voor een gemeente is het een wettelijke taak om te komen tot een zorgvuldige planbehandeling en besluitvorming wat betreft cultuurhistorie.
In het Besluit ruimtelijke ordening is vastgelegd dat gemeenten vanaf 1 januari 2012 in bestemmingsplannen rekening moeten houden met aanwezige cultuurhistorische waarden. Dit was al verplicht voor archeologie. Met de Erfgoednota is het gemeentelijk erfgoedbeleid hierop aangepast. Zo stelt de gemeente bij bestemmingsplannen cultuurhistorische analyses op en gaat de gemeente bij de bescherming van archeologische (verwachtings)waarden in bestemmingsplannen formeel uit van de gemeentelijke FAMKE (Friese Archeologische Monumentenkaart Extra), een uitsnede van de provinciale FAMKE. Voor de bekende en de te verwachten cultuurhistorische waarden gaat de gemeente uit van de provinciale cultuurhistorische kaart (CHK). De kaart is daarmee onderlegger voor het in de Erfgoednota geformuleerde beleid. Niet alle op deze kaart aangegeven waarden kaart kunnen echter behouden blijven, hier komt een gemeentelijke afweging aan te pas.
In de Erfgoednota is verder uiteengezet hoe in het kader van bestemmingsplannen omgegaan dient te worden met het erfgoed. Zo zijn er kaders aangegeven voor de uitvoering van werken, maar ook voor de opzet van de bestemmingsplanregeling. Bij het opstellen van dit bestemmingsplan is daarmee rekening gehouden.
Toetsing
Binnen het plangebied zijn volgens de provinciale cultuurhistorische kaart (CHK) geen specifieke cultuurhistorische waarden aanwezig. Wel kunnen de structuren en kenmerken van het landschap als van cultuurhistorische betekenis worden aangemerkt. De locatie wordt namelijk aangeduid als es(achtige) verkaveling. Het plan vindt plaats binnen de bestaande stedenbouwkundige structuur van de dorpskern en doet hieraan geen afbreuk.
Aan de hand van de FAMKE wordt geconstateerd dat karterend onderzoek nodig is naar archeologische resten uit twee perioden: de ijzertijd tot de middeleeuwen en de steentijd tot de bronstijd. Onderzoek is nodig bij ingrepen van meer dan 500 m2. Daarom is karterend archeologisch onderzoek uitgevoerd. De bijbehorende rapportage is opgenomen in Bijlage 3 en wordt verder besproken in paragraaf 4.5 Archeologie.
In het plangebied is de gebiedsaanduiding "overige zone - stuwwallenlandschap" aangetroffen. De stuwwallen die in Koudum en omgeving worden aangetroffen, zijn ontstaan tijdens verschillende ijstijden. Dit opgestuwde land is van oudsher een aantrekkelijke vestigingsplaats geweest en is daarom een belangrijke factor in de manier waarop het cultuurlandschap is ontstaan. Door de gebiedsaanduiding uit het bestaande bestemmingsplan "Koudum" over te nemen zijn de aangetroffen cultuurhistorische waarden omtrent het historische stuwwallenlandschap beschermd. Het is dus niet noodzakelijk om nadere eisen ten aanzien van de bescherming van cultuurhistorische waarden te stellen. Bovendien zijn de gronden in het plangebied al aangetast door de bouw en sloop van de voormalige school. Het voorgestelde initiatief brengt geen grootschalige graafwerkzaamheden met zich mee. Er worden ook geen waterlopen gegraven of gedempt. Het is daarmee niet waarschijnlijk dat het voorgenomen initiatief onderliggende cultuurhistorische waarden zal aantasten. Omdat het hier om een reeds aangetaste locatie gaat, is een nieuwe omgevingsvergunning voor dit plan niet noodzakelijk.
Bij ruimtelijke ontwikkelingen moet rekening gehouden worden met de natuurwaarden van de omgeving en met beschermde plant- en diersoorten. Bij de bescherming van gebieden gaat het om op Europees niveau aangewezen Natura 2000-gebieden. Verder worden in de provinciale verordening gebieden beschermd die van belang zijn voor de Ecologische Hoofdstructuur (EHS), nu Natuurnetwerk Nederland (NNN). De bescherming van gebieden en de bescherming van soorten en hun verblijfplaatsen is geregeld in de Wet natuurbescherming.
Gebiedsbescherming
Het plangebied ligt niet in een beschermd natuurgebied. Ook maakt het plangebied geen deel uit van de EHS/NNN. Wel liggen nabij Koudum enkele beschermde gebied, namelijk de Natura 2000-gebieden het IJsselmeer (op 2,5 kilometer afstand) en de Oudegaasterbrekken, Fluessen en omgeving (op 2 kilometer afstand). Gelet op de ligging van het plangebied binnen stedelijk gebied, de aard omvang van de ontwikkeling en de afstand tot beschermde gebieden kunnen directe effecten, zoals verstoring of verontreiniging, op de Natura 2000-gebieden worden uitgesloten.
Soortenbescherming
Voor een inzicht in de (potentieel) aanwezige beschermde soorten in het plangebied is een quickscan flora en fauna uitgevoerd. De bijbehorende rapportage is opgenomen in . Uit het onderzoek blijkt dat er binnen het plangebied geen geschikte vaste verblijfplaatsen voor beschermde soorten zijn, die als gevolg van dit plan mogelijk worden geschaad. Het plan heeft ook geen invloed op vliegroutes en foerageergebieden van vleermuizen. Het plan is dus uitvoerbaar binnen de kaders van de Wet Natuurbescherming. Voor de uitvoering geldt dat de zorgplicht in acht moet worden genomen. Bovendien moeten (sloop)werkzaamheden binnen het broedseizoen zoveel mogelijk worden voorkomen.
Toetsing
Voor de locatie aan de Onderweg is met het oog op sloop van de school een ecologisch onderzoek uitgevoerd (Bijlage 4). Hieruit is gebleken dat effecten van de sloop van de school op beschermde planten- en diersoorten zijn uitgesloten. De plannen aan de Onderweg 16 te Koudum zijn niet in strijd met het gestelde binnen de Wet Natuurbescherming. Wel wordt aangegeven dat buiten het broedseizoen gesloopt dient te worden. De aanbevelingen uit het ecologisch onderzoek zijn bij de sloop van de school opgevolgd. Verder onderzoek is niet noodzakelijk.
Stikstof
Het plangebied ligt op circa twee kilometer van het Natura 2000-gebied Oudegaasterbrekken, Fluessen en omgeving. Er is voor het Friese Merengebied (waar het gebied deel van uitmaakt) een analyse uitgevoerd, waarbij is bepaald welke soorten uit het aanwijzingsbesluit gevoelig zijn voor (verhoogde) stikstofdepositie. Vervolgens is nagegaan in hoeverre deze soorten in het gebied ook daadwerkelijk gevolgen kunnen ondervinden van de stikstofdepositie waardoor sprake zou kunnen zijn van aantasting van hun leefgebieden. Op basis van de voorgaande analyse van het beheerplan en het aanwijzingsbesluit zijn in Oudegaasterbrekken, Fluessen en omgeving geen stikstofgevoelige habitats aangewezen. Toch is er een stikstofonderzoek uitgevoerd. Bijlage 5 toont de memo waarin de berekening van stikstofdepositie is opgenomen. In het onderzoek is niet alleen gekeken naar voorliggend plan, maar ook naar een ontwikkeling aan de Wetterbies.
Uit het stikstofonderzoek blijkt dat de stikstofdepositie hoger is dan afgerond 0,00 mol/ha/jaar, namelijk 0,02 mol/ha/jaar. Deze 0,02 mol/ha/jaar betreft een stikstofdepositie op de Oudegaasterbrekken, Fluessen e.o. Op basis van de analyse in hoofdstuk 3 van de memo stikstofdepositie en het aanwijzingsbesluit kan worden vastgesteld dat Oudegaasterbrekken, Fluessen e.o. geen stikstofgevoelige habitatten bevatten. Negatieve effecten in de vorm van vermesting en verzuring op Natura 2000-gebieden door de voorgenomen plannen zijn derhalve dus niet aan de orde. De aanleg- en exploitatiefase zijn in dezelfde berekening meegenomen. De aanleg- en exploitatiefase zullen elk nog in hetzelfde jaar plaatsvinden. De woningen zullen gasloos worden opgeleverd. Voor de exploitatiefase wordt daarom alleen stikstofdepositie veroorzaakt door wegverkeer verwacht. Voor dit plan geldt geen vergunningplicht op basis van de Wet natuurbescherming (Wnb).
Externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico's voor de omgeving bij gebruik, opslag en vervoer van gevaarlijke stoffen. De normen voor externe veiligheid zijn vastgelegd in onder andere het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), het Besluit externe veiligheid transportroutes en het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb).
Toetsing
Risico's zijn inzichtelijk gemaakt op een risicokaart die per provincie wordt bijgehouden (www.risicokaart.nl). Uit de risicokaart blijkt dat in de omgeving van het plangebied een aantal risicobronnen aanwezig zijn. Zo bevindt zich op circa 180 meter afstand ten westen van het plangebied een LPG tankstation en loopt er een hogedruk gasleiding met een gasdrukmeet- en regelstation op 300 meter ten noordoosten van het plangebied. Het plangebied ligt niet in het invloedsgebied van deze of andere risicobronnen. Ook worden er geen risicobronnen, zoals opslag van gevaarlijke stoffen, mogelijk gemaakt. Als gevolg van dit plan ontstaan dus geen externe risico's.
In de Wet milieubeheer zijn normen voor luchtkwaliteit opgenomen. Deze normen zijn bedoeld om de negatieve effecten op de volksgezondheid, als gevolg van te hoge niveaus van luchtverontreiniging, tegen te gaan. Als maatgevend voor de luchtkwaliteit worden de gehalten fijn stof (PM10) en stikstofdioxide (NO2) gehanteerd.
In Friesland zijn geen knelpunten op het gebied van luchtkwaliteit. Op basis van de Grootschalige Concentratie- en Depositiekaarten blijkt dat er in Koudum en omgeving sprake is van een zeer goede luchtkwaliteit.
Voor bepaalde initiatieven is bepaald dat deze 'niet in betekenende mate' bijdragen aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Een plan komt hiervoor in aanmerking als het voor minder dan 3% van de grenswaarden voor NO2 en PM10 bijdraagt aan de verslechtering van de luchtkwaliteit.
Het plan valt binnen de Nibm-regeling, omdat er sprake is van een kleinschalige ontwikkeling van minder dan 2.000 woningen. Aanvullend onderzoek naar het aspect luchtkwaliteit is niet noodzakelijk. Het aspect luchtkwaliteit vormt dan ook geen belemmeringen voor dit bestemmingsplan. Dit aspect heeft geen gevolgen voor het bestemmingsplan.
Bij de uitvoering van ruimtelijke ontwikkelingen moet rekening worden gehouden met de aanwezigheid van elektriciteit- en communicatiekabels en nutsleidingen in de grond. Hier gelden beperkingen voor ingrepen in de bodem. Daarnaast zijn zones, bijvoorbeeld rondom hoogspanningsverbindingen, straalpaden en radarsystemen van belang. Deze vragen vaak om het beperken van gevoelige functies of van de hoogte van bouwwerken. Voor ruimtelijke plannen zijn alleen de hoofdleidingen van belang. De kleinere, lokale leidingen worden bij de uitvoering door middel van een Klic-melding in kaart gebracht.
In of nabij het plangebied lopen geen hoofdleidingen of -kabels. Binnen het plangebied en in de directe omgeving zijn geen planologisch relevante buisleidingen, hoogspanningsverbindingen of straalpaden aanwezig. Het aspect kabels en leidingen staat de beoogde ontwikkeling niet in de weg.
In het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten in het kader van het bestemmingsplan planmer-plichtig, projectmer-plichtig of mer-beoordelingsplichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Wanneer niet voldaan wordt aan de drempelwaarden moet het bevoegd gezag bij de betreffende activiteiten nagaan of mogelijk sprake is van belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu. Daarbij lettend op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. Deze omstandigheden betreffen:
In onderdeel D van de bijlage van het Besluit m.e.r. (D11.2) is de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject opgenomen. Ten aanzien van woningen ligt de drempelwaarde op een aaneengesloten gebied van 100 hectare of meer en/of met 2.000 of meer woningen. Dit bestemmingsplan blijft ruim onder deze grenzen en is dus niet rechtstreeks planMER-, projectMER- of m.e.r.-beoordelingsplichtig.
In het Besluit m.e.r. is geregeld dat ook voor projecten die zijn opgenomen in onderdeel D, maar beneden de drempelwaarden vallen, een besluit moet worden genomen of een MER nodig is. In dat kader wordt afgewogen of het plan mogelijk toch belangrijke negatieve milieueffecten heeft, op basis van de eerder genoemde omstandigheden. Dit betreft een vormvrije m.e.r.-beoordeling.
In dit kader is een separate aanmeldingsnotitie opgesteld. Deze notitie is opgenomen in Bijlage 6*. Uit de vormvrije m.e.r.-beoordeling is gebleken dat het project relatief kleinschalig is en geen kenmerken heeft die potentieel risico op grote milieueffecten in zich hebben. Er is geen sprake van belangrijke negatieve effecten als gevolg van het plan. Uit de vormvrije m.e.r.-beoordeling blijkt dat gelet op de kenmerken van het project, de plaats van het project en de kenmerken van de potentiële effecten geen belangrijke negatieve milieugevolgen zullen optreden. Er is dan ook geen aanleiding voor het doorlopen van een m.e.r.-procedure. Dit blijkt ook uit de beoordeling van de verschillende milieuaspecten zoals deze in de volgende paragrafen zijn opgenomen.
*In de aanmeldingsnotitie is nog uitgegaan van een situatie waarbij 18 gestapelde woningen werden gerealiseerd. Inmiddels is het plan veranderd en worden er nog maar 13 woningen gerealiseerd. Deze daling in het aantal woningen en dus in het aantal potentiele toekomstige bewoners brengt nog minder milieueffecten met zich mee dan meegenomen in de notitie.
Het bestemmingsplan voldoet aan alle vereisten die zijn opgenomen in de Wet ruimtelijke ordening (Wro), het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). Het voldoet aan de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) 2012.
Het bestemmingsplan regelt de gebruiks- en bebouwingsmogelijkheden van de gronden in het plangebied. De juridische regeling is vervat in een verbeelding en bijbehorende regels. Op de verbeelding zijn de verschillende bestemmingen vastgelegd, in de regels (per bestemming) de bouw- en gebruiksmogelijkheden.
De regels van dit bestemmingsplan zijn qua systematiek afgestemd op het actuele bestemmingsplan Koudum.
Het plangebied wordt verdeelt in twee plandelen. Voor de twee verschillende plandelen worden twee verschillende bouwvlakken gehanteerd. Daarnaast zijn de maximum bouwhoogten afzonderlijk vastgelegd. Voor de Onderweg geldt voor de middelste twee bouwvolumes een maximum bouwhoogte van 10,5 meter en een maximum goothoogte van 9 meter. Voor de gebouwdelen aan weerszijden van het midden geldt een maximum bouwhoogte van 9 meter en een maximum goothoogte van 6 meter. Voor de bebouwing aan de Vermaningsweg geldt een maximum bouwhoogte van 9 meter en een maximum goothoogte van 4 meter. Tenslotte geldt voor de geplande bergingen tussen de twee gebouwen in een maximum goothoogte van 3 meter.
Binnen het bouwvlak zijn aan de Onderweg zijn 10 wooneenheden mogelijk onder de bestemmingsregels 'Wonen - Woongebouw'. Aan de Vermaningsweg zijn dit er 3 onder de bestemmingsregels 'Wonen'. Hieronder volgt een beschrijving van de twee verschillende woonbestemmingen en de bestemmingen 'Tuin' en 'Waarde - Archeologie 1', die ook van toepassing zijn binnen het plangebied.
Tuin
In het bestemmingsplan is de bestemming 'Tuin' opgenomen voor alle tuinen behorende bij de woningen en het woongebouw. Hieronder vallen ook de bijbehorende wegen en paden, de groenvoorzieningen en eventuele nutsvoorzieningen. Hier mogen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd, met uitzondering van erkers en tochtportalen, mits deze aan de genoemde regels voldoen. Dit betekent een maximale horizontale diepte van 1,50 meter, een minimale horizontale afstand van 2,50 meter van de erker tot de perceelgrens, een bouwhoogte van maximaal 3 meter en een maximale breedte gelijk aan de helft van de gevel van het hoofdgebouw.
Daarnaast zijn erf- en terreinafscheidingen van maximaal 1 meter toegestaan, evenals vlaggenmasten van maximaal 8 meter en overige bouwwerken zonder overkapping van maximaal 5,50 meter hoog toegestaan.
Wonen - Woongebouw
Het plandeel aan de Onderweg krijgt de bestemming 'Wonen - Woongebouw'. Binnen deze bestemming wordt voorzien in woongebouwen. Onder een woongebouw wordt verstaan: een gebouw, dat meerdere naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden.
Bij het woongebouw zijn op het achtererf (beperkt) bijbehorende bouwwerken en overkappingen tot een maximale hoogte van 3 meter mogelijk.
Wonen
Het plandeel aan de Vermaningsweg krijgt de bestemming 'Wonen'. Binnen deze bestemming zijn woonhuizen, al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan-huis-verbonden beroep of kleinschalige bedrijfsmatige activiteit(en) toegestaan met daarbijbehorende bed & breakfast in de woning, bijbehorende bouwwerken, tuinen erven en terreinen, parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen, water en nutsvoorzieningen.
Als hoofdgebouw mogen uitsluitend woonhuizen worden gebouwd. De hoofdvorm van een woonhuis moet binnen een bouwvlak worden gebouwd.
Er geldt een maximale goothoogte van 4 meter en een maximale bouwhoogte van 9 meter. Hier kan een royale woning opgebouwd uit één bouwlaag met kap wordt gerealiseerd.
Overeenkomstig het gemeentelijk afwijkingenbeleid is tevens een regeling opgenomen waarmee onder voorwaarden dakopbouwen kunnen worden gerealiseerd.
De gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken en overkappingen bedraagt ten hoogste 90% van de hoofdvorm van het woonhuis (dit is inclusief eventuele aan- en uitbouwen die onderdeel vormen van het woonhuis), met een maximum van 100 m² dan wel ten hoogste de bestaande oppervlakte indien dit meer is, met dien verstande dat ten hoogste 50% van het erf dat buiten het bouwvlak ligt mag worden bebouwd. Verder bedraagt de goothoogte van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk of -overkapping ten hoogste de bouwhoogte van de vloer van de eerste bouwlaag van de woning vermeerderd met 0,25 meter. Tenslotte bedraagt de goothoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk of overkapping maximaal 3 m en de bouwhoogte 5,5 meter. Voor een aangebouwd bijbehorende bouwwerk geldt een bouwhoogte van maximaal 7 meter.
Terrein- en erfafscheidingen zijn toegestaan, de maximale hoogte hiervoor is 1 meter indien deze voor de naar de weg gekeerde gevel van de woning worden gebouwd. Achter de naar de weg gekeerde gevel en onder voorwaarden in hoeksituaties mogen erf- en terreinafscheidingen tot 2 meter hoog worden gebouwd. Daarnaast mogen vlaggenmasten met een maximale hoogte van 8 meter worden geplaatst. Tot slot mogen overige andere bouwwerken tot een hoogte van 5,5 meter worden gebouwd.
Waarde - Archeologie 1
Binnen het plangebied is de bestemming 'Waarde - Archeologie 1' van toepassing. Dit betekent dat de in of op de grond aanwezige archeologische (verwachtings)waarden behouden moeten blijven. Om hiervoor te zorgen, zijn in dit bestemmingsplan een aantal bouwregels opgenomen. Zo is een archeologisch onderzoek nodig bij bouwwerkzaamheden met een oppervlakte groter dan 50 m2 en een diepte van meer dan 0,85 meter beneden het maaiveld ter plaatse van de Onderweg, voor de Vermaningsweg gaat het om 0,60 meter beneden het maaiveld. Deze oppervlakte en dieptes zijn gebaseerd op de bevindingen uit het archeologisch onderzoek dat is uitgevoerd voor dit bestemmingsplan. Bij het overschrijden van deze waarden dient eerst een nieuw onderzoek te worden uitgevoerd om vast te stellen dat er geen archeologische waarden worden verstoord.
overige zone - stuwwallenlandschap
Binnen het plangebied Koudum - De Welle is voor het grootste deel de gebiedsaanduiding 'overige zone - stuwwallenlandschap'. Dit duidt aan dat het gebied als historisch waardevol wordt gezien. Er gelden daarom een aantal regels ten aanzien van de ondergrond. Zo mag de grond niet zomaar opgehoogd, afgegraven, afgeschoven of geëgaliseerd worden. Voor deze werkzaamheden is een omgevingsvergunning nodig, evenals voor het graven of dempen van waterlopen en het aanleggen van onder- of bovengrondscha transport-, energie- en/of communicatieleidingen. Hierbij wordt niet het normale onderhoud en beheer bedoeld. Ook werkzaamheden die al in uitvoering zijn wanneer het plan gaat worden hier niet in meegerekend. Echter, in het huidige bestemmingsplan "Koudum" is deze gebiedsaanduiding ook opgenomen. De gebiedsaanduiding overige zone - stuwwallenlandschap is in de huidige situatie dus al van kracht. Voor de uitvoering van het voorgestelde initiatief is het noodzakelijk dat de hier beschreven omgevingsvergunning wordt aangevraagd voor de uitvoering start. De werkzaamheden mogen ook worden uitgevoerd op basis van een eventuele omgevingsvergunning die al is verleend. Wel dienen het landschappelijk beeld en/of de waarden te worden gerespecteerd. Deze zijn te vinden in het Historisch-geografisch rapport gebiedsaanduiding stuwwallenlandschap.
Wettelijk bestaat de verplichting om inzicht te geven in de uitvoerbaarheid van een bestemmingsplan. In dat verband wordt een onderscheid gemaakt tussen de maatschappelijke en de economische uitvoerbaarheid.
De bestemmingsplanprocedure geeft inzicht in het draagvlak en daarmee de maatschappelijke uitvoerbaarheid van een plan. Voorafgaand aan deze procedure wordt een inloopbijeenkomst georganiseerd om belanghebbenden kennis te laten maken met de plannen. Het bestemmingsplan doorloopt de volgende procedurestappen:
Inspraak en overleg
mdat de gemeente de belanghebbenden wil betrekken bij de planvorming, wordt op basis van de Inspraakverordening inspraak verleend op het bestemmingsplan. Over het voorontwerp van dit bestemmingsplan vindt tevens het wettelijk vooroverleg met de overlegpartners plaats.
Wat betreft De Welle heeft de gemeente het ontwerp voor de appartementen en woningen alvorens opstellen van het bestemmingsplan aan haar regiegroep wonen voorgelegd. Deze heeft hiermee ingestemd.
In de eerste twee weken van de inspraaktermijn is door gemeente en ontwikkelaar een inloopmiddag georganiseerd voor belangstellenden. Tijdens deze middag zijn de plannen gepresenteerd en bestond de mogelijkheid om vragen te stellen en zorgen te uiten.
Ook heeft het voorontwerpbestemmingsplan van 18 september 2020 tot en met 22 oktober 2020 op grond van de inspraakverordening, ter inzage gelegen. In deze periode zijn betrokkenen en belanghebbenden in de gelegenheid gesteld om te reageren op de inhoud van het voorontwerpbestemmingsplan. Er is één reactie binnen gekomen, welke in de Reactienota vooroverleg en inspraak is opgenomen en beantwoord.
Zienswijzen
Het ontwerpbestemmingsplan heeft gedurende een termijn van zes weken ter inzage gelegen, van 28 mei 2021 tot en met 8 juli 2021. Tijdens deze periode is eenieder in de gelegenheid gesteld om zienswijzen tegen het bestemmingsplan kenbaar maken. Er zijn in deze periode geen zienswijzen ingediend op het ontwerp bestemmingsplan.
Vaststelling
De gemeenteraad heeft in de raadsvergadering van 30 september over de vaststelling van het bestemmingsplan beslist. Uiteindelijk is tegen het bestemmingsplan beroep mogelijk bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State.
De economische uitvoerbaarheid van een plan wordt in eerste instantie bepaald door de financiële haalbaarheid ervan. Daarnaast is de grondexploitatieregeling uit de Wro van belang voor de economische uitvoerbaarheid. Deze regeling bepaalt dat de gemeente de door haar gemaakte kosten kan verhalen. Het kostenverhaal heeft dus ook invloed op de haalbaarheid van het plan.
Financiële haalbaarheid
De ontwikkeling is een particulier initiatief. De gemeente heeft hiermee geen directe financiële bemoeienis. De te maken kosten worden verhaald uit de verkoop van woningen. De ontwikkelaar heeft een kosten/baten-analyse gedaan en daaruit geconcludeerd dat het project financieel haalbaar is.
Grondexploitatie
De grondexploitatieregeling uit de Wro is van toepassing op dit bestemmingsplan, omdat het bouwplannen zoals bedoeld in artikel 6.2.1 Bro mogelijk maakt. De grondexploitatieregeling bepaalt dat de gemeente in beginsel samen met dit bestemmingsplan een exploitatieplan moet vaststellen. Hiervan kan worden afgezien als de kosten 'anderszins verzekerd' zijn, bijvoorbeeld door overeenkomsten. Daarbij moet het stellen van eisen en een fasering niet noodzakelijk zijn.
Er worden privaatrechtelijk afspraken gemaakt tussen gemeente en de ontwikkelaar over het verhaal van gemeentelijke kosten. Hierin is onder andere het aspect planschade geregeld. De gemeenteraad besluit dan ook bij de vaststelling van dit bestemmingsplan geen exploitatieplan vast te stellen.