direct naar inhoud van Regels
Plan: Oosthem - Ald Rien fase 2
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1900.2022oostBPaldrien2-vast

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het bestemmingsplan Oosthem - Ald Rien fase 2 met identificatienummer NL.IMRO.1900.2022oostBPaldrien2-vast van de gemeente Súdwest-Fryslân;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlage;

1.3 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.5 aan-huis-verbonden beroep of bedrijf:

de uitoefening van een beroep of bedrijf (dan wel het verlenen van diensten) op administratief, maatschappelijk, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig of een daarmee gelijk te stellen gebied, zoals opgenomen in de bij deze regels behorende bijlage 1, dat in of bij een woonhuis wordt uitgeoefend, waarbij in overwegende mate de woonfunctie blijft behouden en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;

1.6 aangebouwd bijbehorend bouwwerk:

Een op de grond staand gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw; functionele ondergeschiktheid is niet vereist;

1.7 aan huis verbonden kleinschalige bedrijfsactiviteiten:

Het beroepsmatig verlenen van diensten of het uitvoeren van ambachtelijke bedrijvigheid door middel van handwerk, waarvan de omgeving in een woning met behorende gebouwen past en de woonfunctie in ruimtelijke en visuele zin in overwegende mate blijft behouden;

1.8 achtererfgebied

erf aan de achterkant en de niet naar openbaar toegankelijk gebied gekeerde zijkant, op meer dan 1 m van de voorkant, van het hoofdgebouw;

1.9 afhankelijke woonruimte:

Een aanbouw of bijgebouw dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met de woning en waarin uit een oogpunt van mantelzorg een gedeelte van de huishouding is gehuisvest;

1.10 agrarisch bedrijf:

een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren;

1.11 ander bouwwerk:

een bouwwerk, geen gebouw, geen bijbehorend bouwwerk en geen overkapping zijnde;

1.12 archeologisch monument:

een terrein dat op basis van de Erfgoedwet door het Rijk is aangewezen als beschermd archeologisch monument;

1.13 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.14 bêd & brochje:

een overnachtingsaccommodatie gericht op het bieden van de mogelijkheid tot een toeristisch en veelal kortdurend verblijf met het serveren van ontbijt;

1.15 bedrijf:

een onderneming waarbij het accent ligt op het vervaardigen, bewerken, installeren, inzamelen en verhandelen van goederen;

1.16 bedrijfseigen producten:

producten die op het eigen bedrijf worden geproduceerd;

1.17 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.18 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.19 bijbehorend bouwwerk:

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofgebouw verbonden, al dan niet vrijstaand bouwwerk;

1.20 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk (alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en vergroten van een standplaats);

1.21 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.22 bouwlaag:

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;

1.23 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.24 bouwperceelgrens:

een grens van een bouwperceel;

1.25 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en andere bouwwerken zijn toegelaten;

1.26 bouwwerk:

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

1.27 cultuurgrond:

grasland, akkerbouw- en tuinbouwgronden, die worden gebruikt voor het agrarische bedrijf, dan wel hobbymatig agrarisch in gebruik zijn;

1.28 cultuurhistorische waarden:

de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis van dat bouwwerk of dat gebied heeft gemaakt;

1.29 dak:

iedere bovenbeëindiging van een gebouw;

1.30 dakkapel:

een uitbouw binnen het dakvlak van een gebouw met kapconstructie, welke uitbouw doorgaans geen wijziging van de vorm en het profiel van het dak veroorzaakt;

1.31 dakopbouw:

het door een gevel of nokverhoging vergroten van een bestaande ruimte welke leidt tot een wijziging van de vorm en het profiel van het dak;

1.32 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen, geen motorbrandstoffen zijnde, aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsmatige activiteit; onder detailhandel vallen geen afhaalzaken en maaltijdbezorgdiensten;

1.33 dienstverlenend bedrijf en/of dienstverlenende instelling:

een bedrijf of instelling waarvan de werkzaamheden bestaan uit het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden, waaronder zijn begrepen kapperszaken, schoonheidsinstituten, fotostudio's en naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijven en inrichtingen, evenwel met uitzondering van een garagebedrijf en een seksinrichting;

1.34 dienstverlening

het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden;

1.35 eerste bouwlaag:

de bouwlaag op de begane grond;

1.36 eerste verdieping:

de tweede bouwlaag van een hoofdgebouw, een souterrain of kelder niet daaronder begrepen;

1.37 erf:

al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw en de bestemming deze inrichting niet verbiedt;

1.38 erotisch getinte vermaaksfunctie:

een vermaaksfunctie, welke is gericht op het doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen van porno-erotische aard, waaronder begrepen een seksbioscoop, een seksclub en een seksautomatenhal;

1.39 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.40 grondgebonden agrarische bedrijfsvoering

een agrarische bedrijfsvoering die al dan niet met beweiding hoofdzakelijk niet in gebouwen plaatsvindt, waarbij het gebruik van agrarische gronden noodzakelijk is voor het functioneren van het bedrijf, zoals een melkrundveehouderijbedrijf, een akkerbouwbedrijf, een productiegerichte paardenhouderij, biologische bedrijven, waarbij dieren worden gehouden overeenkomstig de regels die krachtens artikel 2 van de bestaande Landbouwkwaliteitswet zijn gesteld ten aanzien van de biologische productiemethoden, en naar de aard daarmee gelijk te stellen agrarische bedrijven;

1.41 hoofdgebouw:

een gebouw dat op een bouwperceel door zijn constructie en/of afmetingen als belangrijkste bouwwerk is aan te merken, met dien verstande dat aangebouwde en/of vrijstaande bijbehorende bouwwerken niet tot het hoofdgebouw worden gerekend;

1.42 hoofdvorm:

een gebouw dat op een bouwperceel architectonisch als belangrijkste gebouw valt aan te merken exclusief aangebouwde bijbehorende bouwwerken

1.43 huishouden:

de bewoning van een woning door:

  • a. één persoon;
  • b. twee of meerdere personen in de vorm van een samenlevingsverband, die een duurzame (gemeenschappelijke) huishouding voeren of willen voeren, waar bij een gemeenschappelijke huishouding sprake is van onderlinge verbondenheid en continuïteit in de samenstelling ervan, waaronder geen kamerbewoning begrepen.
1.44 horecabedrijf:

een bedrijf, waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor verkoop aan het publiek wordt bereid en verstrekt, al dan niet voor consumptie ter plaatse, en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt, één en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie, met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie;

1.45 kampeermiddel:

een tent, een tentwagen, een kampeerauto, een caravan of een stacaravan, dan wel enig ander daarmee vergelijkbaar voertuig of onderkomen, dat geheel of ten dele is bestemd of opgericht dan wel wordt of kan worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;

1.46 kap:

Een kap is een afdekking van een gebouw waarbij bij in een horizontale projectie ten minste 50% van het gebouw wordt afgedekt met hellende dakvlakken;

1.47 ligplaats:

het afmeren en het vervolgens doen of laten liggen van een vaartuig aan of op de oever, aan de oeverbescherming, aan of op een natuurlijke of een voor dat doel aangebrachte voorziening of aan een ander vaartuig, anders dan voor aanleggen;

1.48 maatschappelijke voorzieningen:

educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele en levensbeschouwelijke voorzieningen en voorzieningen ten behoeve van overheidsdienstverlening - als ook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen;

1.49 mantelzorg

langdurige zorg die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende door personen uit diens directe omgeving, waarbij zorgverlening rechtstreeks voortvloeit uit de sociale relatie en de gebruikelijke zorg van huisgenoten voor elkaar overstijgt;

1.50 nutsvoorzieningen:

voorzieningen ten behoeve van de telecommunicatie en de gas-, water- en electriciteitsdistributie, alsmede soortgelijke voorzieningen van openbaar nut, waaronder in ieder geval worden begrepen openbare sanitaire voorzieningen, transformatorhuisjes, pompstations, gemalen en zendmasten;

1.51 overkapping:

een bouwwerk, geen gebouw zijnde bestaande uit een dak en ten hoogste één wand;

1.52 pand:

de kleinste bij de totstandkoming en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is;

1.53 peil:
  • a. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  • b. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
  • c. indien in of op het water wordt gebouwd: het wateroppervlak of de hoogte van het terrein ter plaatse van de meest nabij gelegen locatie waar het water grenst aan het vaste land;
1.54 praktijkruimte:

een ruimte, zijnde (een zelfstandige eenheid van) een gebouw of indien onderdeel uitmakend van een woning, dat dient voor de uitoefening van een vrij beroep dan wel voor de uitoefening van een aan huis verbonden beroep;

1.55 productiegebonden detailhandel:

detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie;

1.56 prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander persoon tegen vergoeding;

1.57 seksinriching:

de voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.58 standplaats:

een in of op het terrein aangegeven plek voor het plaatsen of geplaatst houden van een kampeerplaats of standplaats mobiele verkoopinrichting;

1.59 standplaats mobiele verkoopinrichting:

een standplaats met een mobiele verkoopinrichting die wordt ingenomen op vaste dagen of dagdelen, zoals vergund.

1.60 voorerfgebied

erf dat geen onderdeel is van het achtererfgebied.

1.61 voorgevel:

de naar de weg of naar de openbare ruimte gekeerde gevellijn, met dien verstande dat indien een bouwvlak gericht is op meerdere wegen of is gericht op meerdere openbare ruimtes, de bouwgrens die kennelijk als zodanig moet worden aangemerkt;

1.62 vrijstaand bijbehorend bouwwerk:

een op zichzelf staand, vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw; functionele ondergeschiktheid is niet vereist, tenzij in de voorschriften anders is bepaald;

1.63 waterhuishoudkundige voorzieningen:

voorzieningen die nodig zijn voor een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging en waterkwaliteit; hierbij kan gedacht worden aan duikers, stuwen, gemalen, inlaten, etc.;

1.64 waterwoning:

een drijvende woning of een woning die is gebouwd in het water en rondom door water wordt omgeven;

1.65 webwinkel:

een winkel op een perceel waarbij de verkoop van op de eindgebruiker gerichte goederen

uitsluitend plaatsvindt via internet, waarbij geen klanten op het perceel langskomen (om

goederen af te halen of uit te proberen of te betalen) en er geen ruimtelijke uitstraling uitgaat van de webwinkel;

1.66 woning:

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;

1.67 woonhuis:

een gebouw, dat één woning omvat, dan wel twee of meer naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden;

1.68 woonschip:

een zich in het water bevindend object, dat dient als woning;

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van de regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de dakhelling:

Langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.2 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.3 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van de daken en dakkapellen.

 

2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.5 de ondergrondse bouwdiepte van een bouwwerk

vanaf het peil tot het diepste punt van het bouwwerk, de fundering niet meegerekend.

2.6 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.7 uitzondering wijze van meten

Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen zoals plinten, pilaster, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, reclameborden, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding niet meer dan 1,50 meter bedraagt.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch' aangewwezen gronden zijn bestemd voor

  • a. de uitoefening van een agrarisch bedrijf met een in hoofdzaak grondgebonden agrarische bedrijfsvoering;

met daaraan ondergeschikt:

  • b. nutsvoorzieningen;
  • c. recreatief medegebruik;
  • d. infrastructurele voorzieningen;
  • e. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
3.2 Bouwregels
3.2.1 Gebouwen en overkappingen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd.

3.2.2 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt ten hoogste 2,00 m;
  • b. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken bedraagt ten hoogste 3,00 m.
3.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
3.3.1 Vergunningplicht

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Agrarisch' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het afgraven of ophogen van gronden met meer dan 0,40 m;
  • b. het aanleggen, verwijderen, ontgraven en vergraven van dijken en taluds;
  • c. het aanleggen of veranderen of dempen van water(lopen);
  • d. het opspuiten van waterlopen en waterplassen met baggerspecie;
  • e. het aanleggen van klinker- of tegelbestratingen, van terreinverhardingen, van beton(platen), asfalt(platen) of van andere oppervlakteverhardingen groter dan 10 m²;
  • f. het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse leidingen, constructies, installaties of apparatuur;
  • g. het verwijderen, beschadigen, vellen, kappen of rooien van bomen of andere houtgewassen, die ten tijd van het van kracht worden van het plan aanwezig zijn, tenzij hierop de Wet natuurbescherming, of krachtens die wet gestelde voorwaarden van toepassing zijn;
  • h. het planten van bomen en andere houtige gewassen, ter plaatse waar deze gronden hiermee niet beplant waren ten tijde van het van kracht worden van het plan;
  • i. het scheuren of frezen van grasland anders dan ter instandhouding of verbetering van het grasland.
3.3.2 Uitzonderingen

Het verbod als bedoeld in lid 3.3.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. dienen tot het in stand houden of voltooien van werken die op de dag van het van kracht worden van het plan al bestaan of in uitvoering zijn genomen;
  • b. noodzakelijk zijn voor een normale agrarische bedrijfsvoering;
  • c. behoren tot het normale onderhoud en beheer;
3.3.3 Toelaatbaarheid

De werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 3.3.1 zijn slechts toelaatbaar, als:

  • a. deze werken en werkzaamheden of de hiervan direct of indirect te verwachten gevolgen de landschappelijke waarden niet onevenredig aantasten of kunnen aantasten;
  • b. de mogelijkheden voor herstel of opbouw van die waarden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind.
3.3.4 Advies omgevingsvergunning

De werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 3.3.1 zijn slechts toelaatbaar, als over de toelaatbaarheid van de werken en werkzaamheden schriftelijk advies is ingewonnen bij een landschapsdeskundige en/of een agrarisch deskundige. Wanneer nodig wordt schriftelijk advies ingewonnen bij de waterbeheerder.

Artikel 4 Groen

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groenvoorzieningen;
  • b. bermen en beplanting;
  • c. paden;
  • d. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • e. bijgebouwen bij waterwoningen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen';

en mede bestemd voor:

  • f. het voorkomen van lichtuitstraling over het wateroppervlak van de Alde Rien, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van natuur - ecologische waarde';

met daaraan ondergeschikt:

  • g. nutsvoorzieningen;
  • h. wegen;
  • i. parkeervoorzieningen;
  • j. sport- en speelvoorzieningen.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Gebouwen en overkappingen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd, met uitzondering van de gronden ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' in welk geval de volgende regels gelden:

  • a. er mogen uitsluitend bijgebouwen bij de waterwoningen als bedoeld in artikel 9 worden gebouwd;
  • b. per waterwoning zal het hoogste 1 bijgebouw worden gebouwd;
  • c. de oppervlakte van een bijgebouw bedraagt ten hoogste 6 m²;
  • d. de bouwhoogte van een bijgebouw bedraagt ten hoogste 2,50 m;
  • e. het aantal aaneen te bouwen bijgebouwen bedraagt ten hoogste 3 bijgebouwen.
4.2.2 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van straatmeubilair bedraagt ten hoogste 3,00 m;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van natuur - ecologische waarde' mogen geen lichtmasten en daarmee vergelijkbare bouwwerken ter verlichting worden gebouwd;
  • c. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken bedraagt ten hoogste 2,00 m.
4.3 Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. de verkeersveiligheid; en
  • b. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
4.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van gronden en bouwwerken ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van natuur - ecologische waarde' voor verlichting zonder afscherming van lichtuitstraling over het wateroppervlak.

Artikel 5 Tuin

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. tuinen behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen woningen;

met de daarbij behorende:

  • b. wegen en paden;
  • c. groenvoorzieningen;

met daaraan ondergeschikt:

  • d. nutsvoorzieningen.
5.2 Bouwregels
5.2.1 Gebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. op of in de gronden binnen deze bestemming mogen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a is de bouw van erkers en tochtportalen toegestaan, mits:
    • 1. de horizontale diepte bedraagt ten hoogste 1,50 meter;
    • 2. de horizontale afstand van de erker tot de perceelgrens met het openbaar gebied bedraagt ten minste 2,50 meter;
    • 3. de breedte ten hoogste 50% van de breedte van de gevel van het hoofdgebouw is;
    • 4. de bouwhoogte bedraagt ten hoogste 3,00 meter dan wel de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw +0,25 meter is.
5.2.2 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt ten hoogste 1,00 m;
  • b. de bouwhoogte van vlaggenmasten bedraagt ten hoogste 8,00 m;
  • c. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken bedraagt ten hoogste 5,50 m.

Artikel 6 Verkeer - Verblijf

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Verkeer - Verblijf’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen, straten en paden met hoofdzakelijk een verblijfsfunctie;
  • b. voet- en rijwielpaden;
  • c. parkeervoorzieningen;
  • d. bermen en beplanting;
  • e. straatmeubilair;

met daaraan ondergeschikt:

  • f. oeververbindingen;
  • g. nutsvoorzieningen;
  • h. geluidswerende voorzieningen;
  • i. groenvoorzieningen;
  • j. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
6.2 Bouwregels
6.2.1 Gebouwen en overkappingen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd.

6.2.2 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt ten hoogste 2,00 m;
  • b. de bouwhoogte van vlaggenmasten bedraagt ten hoogste 8,00 m;
  • c. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken bedraagt ten hoogste 5,50 m
  • d. in afwijking van het bepaalde onder c bedraagt de bouwhoogte van verkeersregelende voorzieningen, lichtmasten en geluidswerende voorzieningen ten hoogste 12,00 meter.

Artikel 7 Water

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. water;
  • b. waterhuishoudkundige voorzieningen;

met daarbij behorende:

  • c. waterberging;
  • d. bermen en beplanting;
  • e. oeververbindingen;

met daaraan ondergeschikt:

  • f. nutsvoorzieningen;
  • g. groenvoorzieningen;
  • h. wegen en paden.
7.2 Bouwregels
7.2.1 Gebouwen en overkappingen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd.

7.2.2 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'steiger' worden uitsluitend steigers gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van een steiger bedraagt ten hoogste 1,00 meter gemeten vanaf het wateroppervlak, met dien verstande dat de bouwhoogte van toegangssteigers tussen de wal en de voordeur (entree) van de waterwning ten hoogste 2,00 m bedraagt gemeten vanaf het wateroppervlak;
  • c. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken bedraagt ten hoogste 2,50 meter gemeten vanaf het wateroppervlak.
7.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van de gronden als ligplaats voor woonschepen;
  • b. het gebruik van gronden als ligplaats voor (recreatie)vaartuigen, behalve daar waar het op grond van de gemeentelijke ligplaatsenverordening is toegestaan.

Artikel 8 Wonen

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het wonen in woningen, al dan niet in combinatie met ruimte voor:
    • 1. een aan-huis-verbonden beroep of kleinschalige bedrijfsmatige activiteit zoals opgenomen in de bij deze regels behorende bijlage 1, met dien verstande dat voldaan wordt aan de in lid 8.5.1 gestelde criteria;
    • 2. mantelzorg in de woning;
    • 3. bêd & brochje in de woning, met dien verstande dat voldaan wordt aan de in lid 8.5.2 gestelde criteria;

en mede bestemd voor:

  • b. het voorkomen van lichtuitstraling over het wateroppervlak van de Alde Rien, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van natuur - ecologische waarde';

met de daarbij behorende:

  • c. tuinen, erven en terreinen;

met daaraan ondergeschikt:

  • d. nutsvoorzieningen;
  • e. parkeervoorzieningen, waarbij voldaan wordt aan de bepalingen in artikel 13.1;
  • f. groenvoorzieningen;
  • g. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
8.2 Bouwregels
8.2.1 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. als hoofdgebouw mogen uitsluitend woonhuizen worden gebouwd;
  • b. een hoofdgebouw moet binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • c. de oppervlakte van een hoofdgebouw bedraagt ten hoogste 150 m²;
  • d. het aantal woningen bedraagt ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' aangegeven aantal;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'gevellijn', moet de voorgevel van een hoofdgebouw in de aangeven gevellijn worden gebouwd;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'maxumum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' mag de goot- en de bouwhoogte niet meer bedragen dan de aangegeven goot- en bouwhoogte;
  • g. de dakhelling van een woning bedraagt ten minste 40°.

8.2.2 Bijbehorende bouwwerken en overkappingen

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken en overkappingen bij woonhuizen gelden de volgende regels:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken en overkappingen bedraagt ten hoogste 90% van de oppervlakte van de hoofdvorm van het hoofdgebouw met een maximum van 100 m², met dien verstande dat ten hoogste 50% van het erf buiten het bouwvlak bebouwd wordt;
  • b. de goothoogte van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk of aangebouwde overkapping bedraagt ten hoogste de hoogte van de vloer van de eerste verdieping van het hoofdgebouw vermeerderd met 0,25 meter;
  • c. de bouwhoogte van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk of aangebouwde overkapping die binnen een afstand van 3,00 meter tot de zijdelingse perceelsgrens ligt bedraagt ten hoogste 7,00 meter, met dien verstande dat de bouwhoogte ten minste 1,00 meter lager is dan de bouwhoogte van het hoofdgebouw;
  • d. de goot- en bouwhoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk of overkapping bedragen ten hoogste 3,00 en 5,50 meter;
  • e. bijbehorende bouwwerken en overkappingen worden tenminste 3,00 meter achter de gevellijn of de naar de weg gekeerde gevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan gebouwd.

8.2.3 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt ten hoogste 1,00 m, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van het (hoofd)gebouw of het verlengde daarvan ten hoogste 2,00 m bedraagt;
  • b. de bouwhoogte van vlaggenmasten bedraagt ten hoogste 8,00 m;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van natuur - ecologische waarde' mogen geen lichtmasten en daarmee vergelijkbare bouwwerken ter verlichting worden gebouwd;
  • d. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken bedraagt ten hoogste 5,50 m.

8.2.4 Dakopbouwen
a Dakopbouwen grenzend aan het voorerfgebied

Algemeen

  • a. een dakopbouw mag uit ten hoogste één bouwlaag bestaan;
  • b. een dakopbouw is alleen toegestaan op een hoofdgebouw van één bouwlaag met kap;
  • c. een dakopbouw is niet toegestaan in een dakvlak met een dakhelling van minder dan 30 graden.

Plaatsing

  • a. ten hoogste 1 dakopbouw per hoofdgebouw per dakvlak;
  • b. bij meerdere dakopbouwen op een doorgaand dakvlak regelmatige rangschikking op een horizontale lijn;
  • c. bij gebouwtype twee onder één kap: symmetrisch ten opzichte van de gezamenlijke bouwmuur;
  • d. ten minste 1,00 meter dakvlak ter weerszijden van de dakopbouw, ook ten opzichte van hoek- en kilkepers;
  • e. de verticale afstand van de goothoogte van de dakopbouw tot de noklijn bedraagt ten minste 1,00 meter;

Maatvoering

  • a. de breedte van de dakopbouw bedraagt ten hoogste 40% van de breedte van het dakvlak met een maximum breedte van ten hoogtste 4,00 meter.
b Dakopbouwen grenzend aan het achtererfgebied

Algemeen

  • a. een dakopbouw mag uit ten hoogste één bouwlaag bestaan;
  • b. een dakopbouw is alleen toegestaan op een hoofdgebouw van één bouwlaag met kap, tenzij de dakopbouw grenst aan een horizontale kilgoot tussen 2 hoofdgebouwen, dan mag het hoofdgebouw uit ten hoogste 2 bouwlagen bestaan.

Plaatsing

  • a. ten hoogste 1 dakopbouw per hoofdgebouw per dakvlak;
  • b. bij meerdere dakopbouwen op een doorgaand dakvlak regelmatige rangschikking op een horizontale lijn;
  • c. bij gebouwtype twee onder één kap: symmetrisch ten opzichte van de gezamenlijke bouwmuur;
  • d. ten minste 1,00 meter dakvlak ter weerszijden van de dakopbouw, ook ten opzichte van hoek- en kilkepers;
  • e. de verticale afstand van de goothoogte van de dakopbouw tot de noklijn bedraagt ten minste 0,50 meter;
  • f. de afstand van de dakopbouw tot het voorerfgebied bedraagt ten minste 3,00 meter.

Maatvoering

  • a. de breedte van de dakopbouw bedraagt ten hoogste 60% van de breedte van het dakvlak met een maximum breedte van ten hoogste 6,00 meter.
c Dakopbouwen door nokverhoging

Algemeen

  • a. de dakopbouw is alleen toegestaan in een dakvlak dat grenst aan het achtererfgebied;
  • b. de dakopbouw is maar in één dakvlak toegestaan;
  • c. de nokverhoging vindt plaats door het verlengen van het tegenover liggende dakvlak waardoor de nok richting achtererfgebied schuift;
  • d. de nokverhoging is alleen toegestaan op een hoofdgebouw met een zadeldak van ten hoogste 35 graden.

Plaatsing

  • a. ten hoogste 1 dakopbouw per hoofdgebouw per dakvlak;
  • b. bij meerdere dakopbouwen door nokverhoging op een doorgaand dakvlak regelmatige rangschikking op een horizontale lijn;
  • c. bij gebouwtype twee onder één kap: symmetrisch ten opzichte van de gezamenlijke bouwmuur;
  • d. ten minste 1,00 meter dakvlak ter weerszijden van de dakopbouw;
  • e. de afstand van de dakopbouw tot de achtergevel is horizontaal gemeten bedraagt ten minste 1,00 meter;
  • f. de afstand van de dakopbouw tot het voorerfgebied bedraagt ten minste 3,00 meter.

Maatvoering

  • a. de breedte van de dakopbouw bedraagt ten hoogste 60% van de breedte van het dakvlak met een maximum breedte van ten hoogste 6,00 meter;
  • b. de hoogte van de buitenwanden van de dakopbouw bedraagt ten hoogste 1,20 meter;
  • c. de nok mag verticaal gemeten ten hoogste 0,70 meter worden verhoogd;
  • d. de hellingshoek van het dakvlak van de dakopbouw moet gelijk zijn aan de hellingshoek van het bestaande dakvlak.
8.3 Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. de goede woonsituatie;
  • b. de sociale veiligheid;
  • c. de verkeersveiligheid; en
  • d. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
8.4 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 8.2.2 sub a voor het vergroten van het te bebouwen oppervlak tot ten hoogste 70% van het erf buiten het bouwvlak, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie, de verkeerssituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

8.5 Specifieke gebruiksregels
8.5.1 Aan-huis-verbonden beroep of bedrijf

Aan-huis-verbonden beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten worden toegestaan binnen de bestemming, met dien verstande dat:

  • a. het beroep of bedrijf voorkomt op de lijst met toelaatbare beroepen en bedrijven in bijlage 1;
  • b. het vloeroppervlak van de ruimten voor de uitoefening van aan huis gebonden beroepen bedraagt ten hoogste 30% van de begane grond vloeroppervlakte van de woning, inclusief aangebouwde bijbehorende bouwwerken, met een vloeroppervlakten van ten hoogste 50 m²;
  • c. een aan huis verbonden beroep of bedrijf uitsluitend is toegestaan in de woning en/of in de aangebouwde bijbehorende bouwwerken;
  • d. vrijstaande bijbehorende bouwwerken niet mogen worden gebruikt of ingericht voor een aan huis gebonden beroep of bedrijf;
  • e. alleen het beroeps- of bedrijfsmatig gebruik dat niet vergunningsplichtig of meldingsplichtig is ingevolge de Wet Milieubeheer of het Activiteitenbesluit is toegestaan;
  • f. voorzien moet worden in voldoende parkeergelegenheid voor de uitoefening van de aan huis gebonden beroepen (uitgangspunt hierbij is parkeren op eigen terrein).
  • g. geen sprake is van een onevenredige verkeers- en/of publieksaantrekkende werking.
  • h. de omvang van de reclame-uitingen bedraagt ten hoogste 0,50 m².
  • i. geen buitenopslag van goederen plaatsvindt.
  • j. de persoon die bij een woning een aan huis verbonden beroep of bedrijf exploiteert ook de bewoner is van de desbetreffende woning (er is een functionele en persoonlijke binding tussen de bewoner van de woning en de exploitatie van het beroep of bedrijf aan huis).
  • k. het niet is toegestaan om personeel in dienst te hebben voor het aan huis verbonden beroep of bedrijf;
  • l. bij op fysieke dienstverlening gerichte bedrijven of beroepen aan huis (kappers, schoonheidssalons e.d., niet meer dan één plaats (of stoel) mag worden geëxploiteerd. Dit betekent dat een dienst niet aan meer dan één klant tegelijk mag worden aangeboden en uitgevoerd;
  • m. alleen ondergeschikte detailhandel is toegestaan, eventueel in de vorm van een webwinkel, die direct voortvloeit uit, gerelateerd is aan en noodzakelijk is voor de dienst en/of het bedrijfs- of beroepsmatig gebruik.

8.5.2 Bêd & brochje

Bêd & brochje wordt toegestaan binnen de bestemming, met dien verstande dat:

  • a. per hoofdgebouw zijn ten hoogste 2 slaapkamers en ten hoogste 5 personen toegestaan;
  • b. de logiesverstrekking uitsluitend is toegestaan in de woning en/of in de aangebouwde bijbehorende bouwwerken;
  • c. vrijstaande bijbehorende bouwwerken niet worden gebruikt of ingericht ten behoeve van een bêd & brochje;
  • d. de oppervlakte van bêd & brochje ten hoogste 30% van de begane grond vloeroppervlakte van de woning bedraagt, inclusief aangebouwde bijbehorende bouwwerken, met een vloeroppervlakten van ten hoogste 50 m²;
  • e. geen reclame-uitingen worden aangebracht;
  • f. voor de uitoefening van de bêd & brochje wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid, waarbij voldaan wordt aan de bepalingen in artikel 13.1 en parkeren bij voorkeur op eigen erf plaatsvindt.

8.5.3 Strijdig gebruik

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor bewoning;
  • b. het gebruik van woonhuizen en bijbehorende bouwwerken voor recreatieve bewoning anders dan voor de uitoefening van de bêd & brochje;
  • c. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor detailhandel, anders dan in producten gerelateerd aan en noodzakelijk voor een aan-huis-verbonden beroep of bedrijf;
  • d. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor horeca anders dan voor de uitoefening van de bêd & brochje;
  • e. het gebruik van gronden en bouwwerken ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van natuur - ecologische waarde' voor verlichting zonder afscherming van lichtuitstraling over het wateroppervlak.

Artikel 9 Wonen - Waterwoning

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - Waterwoning' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het wonen in waterwoningen, al dan niet in combinatie met ruimte voor:
    • 1. een aan-huis-verbonden beroep of kleinschalige bedrijfsmatige activiteit zoals opgenomen in de bij deze regels behorende bijlage 1, met dien verstande dat voldaan wordt aan de in lid 9.4.1 gestelde criteria;
    • 2. mantelzorg in de woning;
    • 3. bêd & brochje in de woning, met dien verstande dat voldaan wordt aan de in lid 9.4.2 gestelde criteria;

met de daarbij behorende:

  • b. tuinen, erven en terreinen;
  • c. vlonders en steigers;
  • d. oeververbindingen;

met daaraan ondergeschikt:

  • e. nutsvoorzieningen;
  • f. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
9.2 Bouwregels
9.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. als gebouw mogen uitsluiten waterwoningen worden gebouwd;
  • b. een waterwoning moet binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • c. het aantal waterwoningen per bouwvlak bedraagt ten hoogste 1;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' mag de goot- en de bouwhoogte niet meer bedragen dan de aangegeven goot- en bouwhoogte gemeten vanaf het wateroppervlak;
  • e. de dakhelling van een waterwoning bedraagt ten minste 15°.

9.2.2 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. er mogen geen overkappingen worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt ten hoogste 1,00 m;
  • c. de bouwhoogte van vlaggenmasten bedraagt ten hoogste 8,00 m;
  • d. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken bedraagt ten hoogste 5,50 m.
9.3 Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. de goede woonsituatie;
  • b. de sociale veiligheid;
  • c. de verkeersveiligheid; en
  • d. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
9.4 Specifieke gebruiksregels
9.4.1 Aan-huis-verbonden beroep of bedrijf

Aan-huis-verbonden beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten worden toegestaan binnen de bestemming, met dien verstande dat:

  • a. het beroep of bedrijf voorkomt op de lijst met toelaatbare beroepen en bedrijven in bijlage 1;
  • b. het vloeroppervlak van de ruimten voor de uitoefening van aan huis gebonden beroepen bedraagt ten hoogste 30% van de begane grond vloeroppervlakte van de woning, inclusief aangebouwde bijbehorende bouwwerken, met een vloeroppervlakten van ten hoogste 50 m²;
  • c. een aan huis verbonden beroep of bedrijf uitsluitend is toegestaan in de woning en/of in de aangebouwde bijbehorende bouwwerken;
  • d. vrijstaande bijbehorende bouwwerken niet mogen worden gebruikt of ingericht voor een aan huis gebonden beroep of bedrijf;
  • e. alleen het beroeps- of bedrijfsmatig gebruik dat niet vergunningsplichtig of meldingsplichtig is ingevolge de Wet Milieubeheer of het Activiteitenbesluit is toegestaan;
  • f. voorzien moet worden in voldoende parkeergelegenheid voor de uitoefening van de aan huis gebonden beroepen (uitgangspunt hierbij is parkeren op eigen terrein).
  • g. geen sprake is van een onevenredige verkeers- en/of publieksaantrekkende werking.
  • h. de omvang van de reclame-uitingen bedraagt ten hoogste 0,50 m².
  • i. geen buitenopslag van goederen plaatsvindt.
  • j. de persoon die bij een woning een aan huis verbonden beroep of bedrijf exploiteert ook de bewoner is van de desbetreffende woning (er is een functionele en persoonlijke binding tussen de bewoner van de woning en de exploitatie van het beroep of bedrijf aan huis).
  • k. het niet is toegestaan om personeel in dienst te hebben voor het aan huis verbonden beroep of bedrijf;
  • l. bij op fysieke dienstverlening gerichte bedrijven of beroepen aan huis (kappers, schoonheidssalons e.d., niet meer dan één plaats (of stoel) mag worden geëxploiteerd. Dit betekent dat een dienst niet aan meer dan één klant tegelijk mag worden aangeboden en uitgevoerd;
  • m. alleen ondergeschikte detailhandel is toegestaan, eventueel in de vorm van een webwinkel, die direct voortvloeit uit, gerelateerd is aan en noodzakelijk is voor de dienst en/of het bedrijfs- of beroepsmatig gebruik.

9.4.2 Bêd & brochje

Bêd & brochje wordt toegestaan binnen de bestemming, met dien verstande dat:

  • a. per hoofdgebouw zijn ten hoogste 2 slaapkamers en ten hoogste 5 personen toegestaan;
  • b. de logiesverstrekking uitsluitend is toegestaan in de woning en/of in de aangebouwde bijbehorende bouwwerken;
  • c. vrijstaande bijbehorende bouwwerken niet worden gebruikt of ingericht ten behoeve van een bêd & brochje;
  • d. de oppervlakte van bêd & brochje ten hoogste 30% van de begane grond vloeroppervlakte van de woning bedraagt, inclusief aangebouwde bijbehorende bouwwerken, met een vloeroppervlakten van ten hoogste 50 m²;
  • e. geen reclame-uitingen worden aangebracht;
  • f. voor de uitoefening van de bêd & brochje wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid, waarbij voldaan wordt aan de bepalingen in artikel 13.1 en parkeren bij voorkeur op eigen erf plaatsvindt.

9.4.3 Strijdig gebruik

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van woonhuizen en bijbehorende bouwwerken voor recreatieve bewoning anders dan voor de uitoefening van de bêd & brochje;
  • b. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor detailhandel, anders dan in producten gerelateerd aan en noodzakelijk voor een aan-huis-verbonden beroep of bedrijf;
  • c. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor horeca anders dan voor de uitoefening van de bêd & brochje.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 10 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 11 Algemene gebruiksregels

11.1 Stijdig gebruik

Tot een gebruik, strijdig met de in dit plan gegeven bestemmingen, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het opslaan of bergen van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • b. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond.
  • c. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting;
  • d. het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen.
11.2 Voorwaardelijke verplichting

Gronden en bouwwerken binnen de bestemmingen 'Wonen' en/of 'Wonen - Waterwoning' mogen niet in gebruik worden genomen indien niet binnen twee jaar na de gereedmelding van de bouw van de woningen die op grond van het bestemmingsplan zijn toegestaan de landschappelijke inpassing is gerealiseerd en in stand wordt gehouden, op basis van het principe zoals aangegeven in paragraaf 2.3 en bijlage 2 bij de toelichting.

Artikel 12 Algemene afwijkingsregels

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden, kan met omgevingsvergunning worden afgeweken van:

  • a. de bij recht in het plan gegeven maten, afmetingen en percentages, tot ten hoogste 10% van die maten, afmetingen en percentages, indien dit om bouwtechnische redenen of om redenen van doelmatigheid van de bouw noodzakelijk is;
  • b. het bepaalde ten aanzien van het bouwen van gebouwen binnen het bouw- c.q. het bestemmingsvlak in die zin dat de grenzen van het bouw- c.q. het bestemmingsvlak met ten hoogste 1,50 m worden overschreden door:
    • 1. plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen en schoorstenen;
    • 2. gevel- en kroonlijsten en overstekende daken;
    • 3. ingangspartijen, luifels, balkons en galerijen.

Artikel 13 Overige regels

13.1 Voldoende parkeergelegenheid
  • a. Een nieuw bouwwerk, verandering van een bouwwerk, verandering van gebruik van een bouwwerk of van gronden (al dan niet gecombineerd), waarvan een behoefte aan parkeergelegenheid wordt verwacht, is niet toegestaan wanneer op het bouwperceel of in de omgeving daarvan niet in voldoende parkeergelegenheid is voorzien en in stand wordt gehouden;
  • b. bij een omgevingsvergunning, dan wel bij de beoordeling of het gebruik in overeenstemming is met het bestemmingsplan wordt op basis van de op dat moment van toepassing zijnde beleidsregels bepaald of er sprake is van voldoende parkeergelegenheid;
  • c. bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in sub a en worden toegestaan dat in minder dan voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien, mits dit geen onevenredige afbreuk doet aan de parkeersituatie.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 14 Overgangsrecht

14.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
  • b. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  • c. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • d. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in sublid a. een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het sublid a. met maximaal 10%.
  • e. Sublid a. is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
14.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van gronden en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdig gebruik, bedoeld in sub a, te veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en afwijking wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld in sub a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

Artikel 15 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het Bestemmingsplan Oosthem - Ald Rien fase 2 van de gemeente Súdwest Fryslân.