direct naar inhoud van Regels
Plan: Folsgare - woningbouw Wallemadyk
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1900.2023oostBPflsgwlld-vast

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

Het Folsgare - woningbouw Wallemadyk met identificatienummer NL.IMRO.1900.2023oostBPflsgwlld-vast van de gemeente Súdwest Fryslân

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.3 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.5 aan-huis-verbonden beroep of bedrijf

de uitoefening van een beroep of bedrijf (dan wel het verlenen van diensten) op administratief, maatschappelijk, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig of een daarmee gelijk te stellen gebied, zoals opgenomen in de bij deze regels behorende bijlage , dat in of bij een woonhuis wordt uitgeoefend, waarbij in overwegende mate de woonfunctie blijft behouden en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;

1.6 aangebouwd bijbehorend bouwwerk

Een op de grond staand gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw; functionele ondergeschiktheid is niet vereist;

1.7 aan huis verbonden kleinschalige bedrijfsactiviteiten

Het beroepsmatig verlenen van diensten of het uitvoeren van ambachtelijke bedrijvigheid door middel van handwerk, waarvan de omgeving in een woning met behorende gebouwen past en de woonfunctie in ruimtelijke en visuele zin in overwegende mate blijft behouden;

1.8 achtererfgebied

erf aan de achterkant en de niet naar openbaar toegankelijk gebied gekeerde zijkant, op meer dan 1 m van de voorkant, van het hoofdgebouw;

1.9 ander bouwwerk

een bouwwerk, geen gebouw, geen bijbehorend bouwwerk en geen overkapping zijnde;

1.10 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.11 bebouwingspercentage

Een aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van het bebouwingsvlak aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd;

1.12 bedrijfsgebouw

een gebouw dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;

1.13 bêd en brochje

een overnachtingsaccommodatie gericht op het bieden van de mogelijkheid tot een toeristisch en veelal kortdurend verblijf met het serveren van ontbijt;

1.14 beperkt kwetsbaar object

een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een richtwaarde voor het risico c.q. een risico-afstand is bepaald, waarmee rekening moet worden gehouden;

1.15 beschermd gezicht

aangewezen gronden mede bestemd voor behoud, herstel en versterking van de cultuurhistorische waarden van het beschermd dorpsgezicht zoals dat is verwoord in het daarbij behorende aanwijzingsbesluit;

1.16 bestaand(e)
  • a. bij bouwwerken: een bouwwerk dat op het moment van terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan legaal bestaat of wordt gebouwd, dan wel nadien kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, waarvoor de aanvraag voor het tijdstip van inwerkingtreding is ingediend, tenzij in de regels anders is bepaald;
  • b. bij gebruik: het gebruik dat op het moment van terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan legaal bestaat, tenzij in de regels anders is bepaald;
1.17 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak;

1.18 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.19 bijbehorend bouwwerk

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofgebouw verbonden, al dan niet vrijstaand bouwwerk;

1.20 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk (alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en vergroten van een standplaats);

1.21 bouwgrens

de grens van een bouwvlak;

1.22 bouwlaag

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;

1.23 bouwmarkt

Een al dan niet geheel overdekte verkoopplaats, waarop het volledige assortiment aan grove bouwmaterialen, bouwgrondstoffen, alsmede materialen voor het verrichten van bouw en verbouwwerkzaamheden waaronder begrepen doe-het-zelf producten uit voorraad ter verkoop worden aangeboden;

1.24 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.25 bouwperceelgrens

een grens van een bouwperceel;

1.26 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en en andere bouwwerken zijn toegelaten;

1.27 bouwwerk

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

1.28 cultuurhistorische waarden

de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis van dat bouwwerk of dat gebied heeft gemaakt;

1.29 dak

iedere bovenbeëindiging van een gebouw;

1.30 dakkapel

Een uitbouw binnen het dakvlak van een gebouw met kapconstructie, welke uitbouw doorgaans geen wijziging van de vorm en het profiel van het dak veroorzaakt;

1.31 dakopbouw

Het door een gevel of nokverhoging vergroten van een bestaande ruimte welke leidt tot een wijziging van de vorm en het profiel van het dak;

1.32 dakvormen

dakvormen:

  • a. afgeknot schilddak: een schilddak met deels een platte afdekking, zoals hieronder is afgebeeld;
    afbeelding "i_NL.IMRO.1900.2023oostBPflsgwlld-vast_0010.png"  
  • b. lessenaarsdak: een éénzijdige kapconstructie, zoals hieronder is afgebeeld, waarbij het hoogste punt over de gehele, of nagenoeg de gehele lengte in één gevel is gelegen;
    afbeelding "i_NL.IMRO.1900.2023oostBPflsgwlld-vast_0011.png"  
  • c. mansardedak: een kap, zoals hieronder is afgebeeld, waarbij het dakvlak bestaat uit twee vlakken die elkaar onder een stompe hoek ontmoeten;
    afbeelding "i_NL.IMRO.1900.2023oostBPflsgwlld-vast_0012.png"  
  • d. schilddak: een kap, zoals hieronder is afgebeeld, waarbij het dak bestaat uit vier vlakken die elkaar in een nok(lijn) ontmoeten;
    afbeelding "i_NL.IMRO.1900.2023oostBPflsgwlld-vast_0013.png"  
  • e. zadeldak / tentdak: een kap, zoals hieronder is afgebeeld, waarbij het dak bestaat uit twee vlakken die elkaar in een nok(lijn) ontmoeten.
afbeelding "i_NL.IMRO.1900.2023oostBPflsgwlld-vast_0014.png"  
1.33 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen, geen motorbrandstoffen zijnde, aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsmatige activiteit; onder detailhandel vallen geen afhaalzaken en maaltijdbezorgdiensten;

1.34 eerste bouwlaag

de bouwlaag op de begane grond;

1.35 eerste verdieping

de tweede bouwlaag van een hoofdgebouw, een souterrain of kelder niet daaronder begrepen;

1.36 erf

al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw en de bestemming deze inrichting niet verbiedt;

1.37 erotisch getinte vermaaksfunctie

een vermaaksfunctie, welke is gericht op het doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen van porno-erotische aard, waaronder begrepen een seksbioscoop, een seksclub en een seksautomatenhal;

1.38 evenement

een voor publiek toegankelijke verrichting van kunst, ontwikkeling, ontspanning of vermaak, feesten en muziekvoorstellingen daaronder begrepen, waarvoor ingevolge regelgeving een melding moet worden gedaan dan wel vergunning of ontheffing moet worden aangevraagd en verleend;

1.39 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.40 geluidszoneringsplichtige inrichting

een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een zone moet worden vastgesteld;

1.41 hoofdgebouw

een gebouw dat op een bouwperceel door zijn constructie en/of afmetingen als belangrijkste bouwwerk is aan te merken, met dien verstande dat aangebouwde en/of vrijstaande bijbehorende bouwwerken niet tot het hoofdgebouw worden gerekend;

1.42 hoofdvorm

een gebouw dat op een bouwperceel architectonisch als belangrijkste gebouw valt aan te merken exclusief aangebouwde bijbehorende bouwwerken

1.43 horecabedrijf

een bedrijf, waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor verkoop aan het publiek wordt bereid en verstrekt, al dan niet voor consumptie ter plaatse, en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt, één en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie, met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie;

horecabedrijf categorie 1: een complementair horecabedrijf dat is gericht op het hoofdzakelijk overdag bereiden en verstrekken van (niet of licht alcoholhoudende) dranken en eenvoudige etenswaren aan bezoekers van andere functies, met name functies als centrumvoorzieningen en dagrecreatie, zoals een automatiek, broodjeszaak, cafetaria, croissanterie, koffiebar, lunchroom, ijssalon, petitrestaurant, snackbar, snack-kiosk, tearoom, traiteur en/of een naar de aard en invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen horecabedrijf;

horecabedrijf categorie 2: een horecabedrijf met een in het algemeen hoge bezoekersfrequentie gedurende de avond, dat voornamelijk is gericht op het bereiden en verstrekken van maaltijden en/of (alcoholische) dranken, zoals een bar, (grand)café, eetcafé, restaurant, café-restaurant en/of een naar de aard en invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen horecabedrijf, al dan niet in combinatie met logiesvertrekking of een zalencentrum;

horecabedrijf categorie 3: een horecabedrijf, dat voornamelijk is gericht op het 's avonds en/of 's nachts verstrekken van (alcoholische) dranken en waar tevens gelegenheid wordt geboden tot dansen of vergelijkbaar vermaak, zoals een bar-dancing, discotheek, nachtclub en/of een naar de aard en invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen horecabedrijf;

horecabedrijf categorie 4: een horecabedrijf, dat in hoofdzaak is gericht op het tegen vergoeding verstrekken van logies, zoals een hotel, motel, pension en/of een naar de aard en invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen bedrijf, al dan niet in combinatie met een restaurant of een café-restaurant;

1.44 huishouden

de bewoning van een woning door:

  • één persoon;
  • twee of meerdere personen in de vorm van een samenlevingsverband, die een duurzame (gemeenschappelijke) huishouding voeren of willen voeren, waar bij een gemeenschappelijke huishouding sprake is van onderlinge verbondenheid en continuïteit in de samenstelling ervan, waaronder geen kamerbewoning begrepen.
1.45 kampeermiddel

een tent, een tentwagen, een kampeerauto, een caravan of een stacaravan, dan wel enig ander daarmee vergelijkbaar voertuig of onderkomen, dat geheel of ten dele is bestemd of opgericht dan wel wordt of kan worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;

1.46 kampeerplaats

een in of op het terrein aangegeven, zichtbaar gemarkeerde plek, door middel van nummering, stroomvoorzieningen, erfafscheiding of anderszins, voor het plaatsen of geplaatst houden van maximaal één kampeermiddel ten behoeve van tijdelijk recreatief nachtverblijf;

1.47 kampeerterrein

een terrein of plaats, geheel of gedeeltelijk ingericht en – blijkens die inrichting bestemd om daarop gelegenheid te geven tot het plaatsen of geplaatst houden van kampeermiddelen ten behoeve van recreatief nachtverblijf;

1.48 kap

Een kap is een afdekking van een gebouw waarbij bij in een horizontale projectie ten minste 50% van het gebouw wordt afgedekt met hellende dakvlakken;

1.49 karakteristiek pand of object

panden of objecten die cultuurhistorisch waardevol zijn door hun stedenbouwkundige ligging, architectonische beeldwaarde, materiaaltoepassing in relatie met de authenticiteit en de streekhistorische waarde van het pand en/of haar bewoners;

1.50 kwetsbaar object

een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde voor het risico c.q. een risico-afstand is bepaald, die in acht moet worden genomen;

1.51 ligplaats

het afmeren en het vervolgens doen of laten liggen van een vaartuig aan of op de oever, aan de oeverbescherming, aan of op een natuurlijke of een voor dat doel aangebrachte voorziening of aan een ander vaartuig, anders dan voor aanleggen;

1.52 maatschappelijke voorzieningen

educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele en levensbeschouwelijke voorzieningen en voorzieningen ten behoeve van overheidsdienstverlening - als ook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen;

1.53 mantelzorg

langdurige zorg die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende door personen uit diens directe omgeving, waarbij zorgverlening rechtstreeks voortvloeit uit de sociale relatie en de gebruikelijke zorg van huisgenoten voor elkaar overstijgt;

1.54 monument

een pand of object dat op basis van de geldende wetgeving door het Rijk is aangewezen als beschermd monument;

1.55 normaal onderhoud

het onderhoud, dat gelet op de bestemming regelmatig noodzakelijk is voor een goed beheer en gebruik van de gronden en gebouwen die tot de betreffende bestemming behoren;

1.56 nutsvoorzieningen

voorzieningen ten behoeve van de telecommunicatie en de gas-, water- en electriciteitsdistributie, alsmede soortgelijke voorzieningen van openbaar nut, waaronder in ieder geval worden begrepen openbare sanitaire voorzieningen, transformatorhuisjes, pompstations, gemalen en zendmasten;

1.57 overkappingen

een bouwwerk, geen gebouw zijnde bestaande uit een dak en ten hoogste één wand;

1.58 pand

de kleinste bij de totstandkoming en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is;

1.59 peil
  • a. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  • b. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
  • c. indien in of op het water wordt gebouwd: het Normaal Amsterdams Peil of de hoogte van het terrein ter plaatse van de meest nabij gelegen locatie waar het water grenst aan het vaste land;
1.60 permanente bewoning

het gebruiken van een woning of recreatiewoning als hoofdverblijf, zijnde de vaste woon- en verblijfplaats, waarbij de woning voor de bewoners het reële hoofdverblijf vormt en derhalve niet een adres is waar men tijdelijk en/of recreatief verblijft;

1.61 prostitutie

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander persoon tegen vergoeding;

1.62 seksinrichting

de voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.63 voorerfgebied

erf dat geen onderdeel is van het achtererfgebied.

1.64 voorgevel

de naar de weg of naar de openbare ruimte gekeerde gevellijn, met dien verstande dat indien een bouwvlak gericht is op meerdere wegen of is gericht op meerdere openbare ruimtes, de bouwgrens die kennelijk als zodanig moet worden aangemerkt;

1.65 vrijstaand bijbehorend bouwwerk

een op zichzelf staand, vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw; functionele ondergeschiktheid is niet vereist, tenzij in de voorschriften anders is bepaald;

1.66 waterhuishoudkundige voorzieningen

voorzieningen die nodig zijn voor een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging en waterkwaliteit; hierbij kan gedacht worden aan duikers, stuwen, gemalen, inlaten, etc.;

1.67 wonen

het huisvesten van één (afzonderlijk) huishouden in een woning, waarbij een woning uitsluitend mag worden gebruikt voor permanente bewoning;

1.68 woning

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;

1.69 woonhuis

een gebouw, dat één woning omvat, dan wel twee of meer naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van de regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de dakhelling

Langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.2 de goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.3 de hoogte van een antenne-installatie

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van de antenne installatie.

2.4 de inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van de daken en dakkapellen.

2.5 de bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.6 de ondergrondse bouwdiepte van een bouwwerk

vanaf het peil tot het diepste punt van het bouwwerk, de fundering niet meegerekend.

2.7 de oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.8 uitzondering wijze van meten

Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen zoals plinten, pilaster, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, reclameborden, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding niet meer dan 1,50 meter bedraagt.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Groen

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Groen aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groenvoorzieningen;
  • b. bermen en beplanting;
  • c. paden;
  • d. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • e. speelterreinen;

met daaraan ondergeschikt:

  • f. nutsvoorzieningen;
  • g. wegen;
  • h. sport- en speelvoorzieningen.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Gebouwen en overkappingen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd.

3.2.2 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van straatmeubilair bedraagt ten hoogste 9,00 m;
  • b. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde bedraagt ten hoogste 3,00 m.
3.3 Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. de verkeersveiligheid;
  • b. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.

Artikel 4 Tuin

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Tuin aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. tuinen behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen woningen;
    met de daarbij behorende:
  • b. wegen en paden;
  • c. groenvoorzieningen;
    met daaraan ondergeschikt:
  • d. nutsvoorzieningen.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Gebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. op de gronden binnen deze bestemming mogen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a is de bouw van erkers en tochtportalen toegestaan, mits:
      • de horizontale diepte maximaal 1,50 meter is;
      • de horizontale afstand van de erker tot de perceelgrens met het openbaar gebied minimaal 2,50 meter is;
      • de breedte maximaal 50% van de breedte van de gevel van het hoofdgebouw is;
      • de bouwhoogte maximaal 3 meter dan wel de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw +0,25 meter is.

4.2.2 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  • c. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 1,00 m bedragen;
  • d. de bouwhoogte van vlaggenmasten zal ten hoogste 8,00 m bedragen;
  • e. de bouwhoogte van overige bouwwerken geen overkappingen zijnde, zal ten hoogste 5,50 m bedragen.

Artikel 5 Verkeer - Verblijf

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Verblijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen, straten en paden met hoofdzakelijk een verblijfsfunctie;
  • b. voet- en rijwielpaden;
  • c. parkeervoorzieningen;
  • d. bermen en beplanting;
  • e. straatmeubilair;

met daaraan ondergeschikt:

  • f. oeververbindingen;
  • g. nutsvoorzieningen;
  • h. geluidswerende voorzieningen;
  • i. groen;
  • j. terrassen;
  • k. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • l. bruggen ter plaatse van de aanduiding 'brug'.

5.2 Bouwregels
5.2.1 Gebouwen en overkappingen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd.

5.2.2 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt ten hoogste 2,00 m;
  • b. de bouwhoogte van vlaggenmasten bedraagt ten hoogste 8,00 m;
  • c. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken geen overkappingen zijnde bedraagt ten hoogste 5,50 m
  • d. in afwijking van het bepaalde onder c mag de bouwhoogte van verkeersregelende voorzieningen, lichtmasten en geluidswerende voorzieningen maximaal 12,00 meter bedragen.

Artikel 6 Water

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. watergangen en oeverstroken;
  • b. waterstaatkundige kunstwerken.
6.2 Bouwregels
  • a. Ten aanzien van gebouwen geldt dat er geen gebouwen mogen worden gebouwd.
  • b. Ten aanzien van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
    • 1. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 1 m, in afwijking van het gestelde in artikel 2 gemeten vanaf 0,52 - N.A.P. (boezempeil);
    • 2. de bouwhoogte van walbeschoeiingen mag niet meer bedragen dan 1 m boven het ter plaatse geldende streefpeil en uitsluitend bij bouwpercelen aan het water.

Artikel 7 Wonen

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Wonen aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het wonen in een woonhuis, al dan niet in combinatie met ruimte voor:
    • 1. een aan-huis-verbonden beroep of bedrijf;
    • 2. mantelzorg;
    • 3. bêd en brochje;

met de daarbij behorende:

  • b. tuinen, erven en terreinen;

met daaraan ondergeschikt:

  • c. nutsvoorzieningen;
  • d. parkeervoorzieningen, waarbij voldaan wordt aan de bepalingen in artikel 13.1;
  • e. groenvoorzieningen;
  • f. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

7.2 Bouwregels

7.2.1 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. als hoofdgebouw mogen uitsluitend woonhuizen worden gebouwd;
  • b. een hoofdgebouw moet binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • c. de oppervlakte van een hoofdgebouw bedraagt ten hoogste 150 m²;
  • d. het aantal woningen bedraagt per hoofdgebouw ten hoogste het bestaande aantal, dan wel het ter plaatse van de aanduiding “maximum aantal wooneenheden” aangegeven aantal;
  • e. ter plaatse van de aanduiding maximum goot- en bouwhoogte (m) mag de goot- en de bouwhoogte niet meer bedragen dan op de verbeelding is aangegeven;
  • f. ter plaatse van de aanduiding minimum en maximum goot- en bouwhoogte (m) en minimum en maximum dakhelling:
    • 1. bedragen de goot- en bouwhoogte niet minder dan de minimum goot- en bouwhoogte en niet meer dan de maximum goot- en bouwhoogte, en;
    • 2. bedraagt de dakhelling niet minder dan de minimum dakhelling en niet meer dan de maximum dakhelling;
    • 3. mogen, in afwijking van sublid 1 en 2, de bestaande goot- en bouwhoogte en dakhelling gehandhaafd blijven, indien deze hiervan afwijken;
  • g. per woonhuis is niet meer dan één dakopbouw per dakvlak toegestaan, met dien verstande dat:
    • 1. als er sprake is van een dakopbouw door het verhogen van de gevel dient te worden voldaan aan het gestelde onder 7.2.5.1
    • 2. als er sprake is van een dakopbouw door het verhogen van de nok dient te worden voldaan aan het gestelde onder 7.2.5.2

7.2.2 Bijbehorende bouwwerken en overkappingen

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken en overkappingen bij een woonhuis gelden de volgende regels:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken en overkappingen bedraagt ten hoogste 90% van de oppervlakte van de hoofdvorm van het hoofdgebouw met een maximum van 100 m², dan wel ten hoogste de bestaande oppervlakte indien dit meer is, met dien verstande dat ten hoogste 50% van het erf buiten het bouwvlak bebouwd wordt;
  • b. de goothoogte van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk of aangebouwde overkapping bedraagt ten hoogste de hoogte van de vloer van de eerste verdieping van het hoofdgebouw vermeerderd met 0,25 meter;
  • c. de bouwhoogte van een aangebouwd bijbehorende bouwwerk of een aangebouwde overkapping is ten minste 1,00 meter lager dan de bouwhoogte van het hoofdgebouw, tenzij;
    • 1. een hoofdgebouw bestaat uit één bouwlaag met een plat dak, dan mag een aangebouwd bijbehorend bouwwerk of aangebouwde overkapping ten hoogste even hoog als de bouwhoogte van het hoofdgebouw;
    • 2. een aangebouwd bijbehorend bouwwerk of aangebouwde overkapping binnen een afstand van 3,00 meter tot de zijdelingse perceelsgrens ligt, dan is de bouwhoogte ten hoogste 7,00 meter én ten minste 1,00 meter lager dan de bouwhoogte van het hoofdgebouw;
  • d. de goot- en bouwhoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk of overkapping bedragen ten hoogste 3,00 en 5,00 meter;
  • e. bijbehorende bouwwerken en overkappingen worden tenminste 3,00 meter achter de gevellijn geplaatst.

7.2.3 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 1,00 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van het (hoofd)gebouw of het verlengde daarvan ten hoogste 2,00 m zal bedragen;
  • b. de bouwhoogte van vlaggenmasten zal ten hoogste 8,00 m bedragen;
  • c. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken geen overkappingen zijnde zal ten hoogste 5,50 m bedragen.

7.2.4 Dakopbouwen

7.2.4.1 Dakopbouwen door het verhogen van de gevel

In aanvulling op het gestelde onder 7.2.2 gelden voor dakopbouwen door het verhogen van een gevel de volgende regels:

  • d. een dakopbouw is uitsluitend toegestaan op een hoofdgebouw van één bouwlaag met kap, waarbij de dakhelling niet minder bedraagt dan 30 graden;
  • e. Ter weerszijden van een dakopbouw moet tenminste één meter dakvlak over blijven;
  • f. de verticale afstand van de goothoogte van de dakopbouw tot de noklijn van de woning bedraagt tenminste één meter als de dakopbouw gesitueerd is grenzend aan het voorerfgebied en bedraagt tenminste 0,5 meter als de dakopbouw gesitueerd is grenzend aan het achtererfgebied;
  • g. de breedte van een dakopbouw grenzend aan het voorerfgebied bedraagt niet meer dan 40% van de breedte van het dakvlak, met dien verstande dat de breedte niet meer mag bedragen dan 4 meter.
  • h. de breedte van een dakopbouw grenzend aan het achtererfgebied bedraagt niet meer dan 60% van de breedte van het dakvlak, met dien verstande dat de breedte niet meer mag bedragen dan 6 meter.
  • i. de afstand van een dakopbouw grenzend aan het achtererfgebied tot het voorerfgebied bedraagt ten minste 3 meter.

7.2.4.2 Dakopbouwen door het verhogen van de nok

In aanvulling op het gestelde onder 7.2.2 gelden voor dakopbouwen door het verhogen van de nok de volgende regels:

  • j. de nokverhoging is alleen toegestaan op een hoofdgebouw met een zadeldak van niet meer dan 35 graden;
  • k. de dakopbouw is alleen toegestaan in een dakvlak dat grenst aan het achtererfgebied;
  • l. Ter weerszijden van een dakopbouw moet tenminste één meter dakvlak over blijven;
  • m. de afstand van de dakopbouw tot de achtergevel is horizontaal gemeten tenminste één meter;
  • n. de nokverhoging vindt plaats door het verlengen van het tegenoverliggende dakvlak waardoor de nok richting achtererfgebied schuift, waarbij de hellingshoek gelijk blijft aan de hellingshoek van het bestaande dakvlak;
  • o. de hoogte van de buitenwanden van de dakopbouw bedragen niet meer dan 1,2 meter;
  • p. de breedte van de dakopbouw bedraagt niet meer dan 60% van de breedte van het dakvlak, met dien verstande dat de breedte niet meer mag bedragen dan 6 meter;
  • q. de afstand van een dakopbouw tot het voorerfgebied bedraagt tenminste 3 meter.
7.3 Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. de goede woonsituatie;
  • b. de sociale veiligheid;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.

7.4 Specifieke gebruiksregels
7.4.1 Aan-huis-verbonden beroep of bedrijf

Aan-huis-verbonden beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten worden toegestaan binnen de bestemming, met dien verstande dat:

  • a. het beroep of bedrijf voorkomt op de lijst met toelaatbare beroepen en bedrijven in Bijlage 1;
  • b. het vloeroppervlak van de ruimten voor de uitoefening van aan huis gebonden beroepen niet meer mag bedragen dan 30% van de begane grond vloeroppervlakte van de woning, inclusief aangebouwde bijbehorende bouwwerken, met een maximum van 50 m2;
  • c. een aan huis verbonden beroep of bedrijf uitsluitend is toegestaan in de woning en/of in de aangebouwde bijbehorende bouwwerken;
  • d. vrijstaande bijbehorende bouwwerken niet mogen worden gebruikt of ingericht voor een aan huis gebonden beroep of bedrijf;
  • e. alleen het beroeps- of bedrijfsmatig gebruik dat niet vergunningsplichtig of meldingsplichtig is ingevolge de Wet Milieubeheer of het Activiteitenbesluit is toegestaan;
  • f. voor de uitoefening van de aan huis gebonden beroepen wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid, waarbij voldaan wordt aan de bepalingen in artikel 13.1
  • g. geen sprake is van een onevenredige verkeers- en/of publieksaantrekkende werking;
  • h. de omvang van de reclame-uitingen maximaal 0,50 m2 bedragen;
  • i. geen buitenopslag van goederen plaatsvindt;
  • j. de persoon die bij een woning een aan huis verbonden beroep of bedrijf exploiteert ook de bewoner is van de desbetreffende woning (er is een functionele en persoonlijke binding tussen de bewoner van de woning en de exploitatie van het beroep of bedrijf aan huis);
  • k. het niet is toegestaan om personeel in dienst te hebben voor het aan huis verbonden beroep of bedrijf;
  • l. bij op fysieke dienstverlening gerichte bedrijven of beroepen aan huis (kappers, schoonheidssalons e.d., niet meer dan één plaats (of stoel) mag worden geëxploiteerd. Dit betekent dat een dienst niet aan meer dan één klant tegelijk mag worden aangeboden en uitgevoerd;
  • m. alleen ondergeschikte detailhandel is toegestaan, eventueel in de vorm van een webwinkel, die direct voortvloeit uit, gerelateerd is aan en noodzakelijk is voor de dienst en/of het bedrijfs- of beroepsmatig gebruik.

7.4.2 Bêd en brochje

Bêd en brochje wordt toegestaan binnen de bestemming, met dien verstande dat

  • a. ten hoogste 2 slaapkamers en maximaal 5 personen zijn toegestaan;
  • b. de bêd en brochje uitsluitend is toegestaan in het hoofdgebouw en/of in de aangebouwde bijbehorende bouwwerken;
  • c. vrijstaande bijbehorende bouwwerken niet worden gebruikt of ingericht ten behoeve van een bêd en brochje;
  • d. de oppervlakte van bêd en brochje maximaal 30% van de begane grond vloeroppervlakte van het hoofdgebouw bedraagt, inclusief aangebouwde bijbehorende bouwwerken, met een maximum van 50 m²;
  • e. de omvang van de reclame-uitingen mag maximaal 0,5 m2 bedragen;
  • f. voor de uitoefening van de bêd en brochje wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid, waarbij voldaan wordt aan de bepalingen in artikel 13.1.

7.4.3 Strijdig gebruik

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor bewoning;
  • b. het gebruik van woonhuizen en bijbehorende bouwwerken voor recreatieve bewoning;
  • c. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor detailhandel, anders dan in producten gerelateerd aan en noodzakelijk voor een aan-huis-verbonden beroep of bedrijf;
  • d. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor horeca.

Artikel 8 Waarde - Cultuurhistorische waardevolle lijnen

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Cultuurhistorische waardevolle lijnen' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  • a. het behoud en versterking van de landschappelijke- en cultuurhistorische waarden van dijken, strekdammen, kapglooiingen, historische paden en (vaar)wegen.
8.2 Bouwregels

In afwijking van het bepaalde bij de andere ter plaatse aangewezen bestemmingen mogen op of in deze gronden:

  • a. geen nieuwe gebouwen worden gebouwd, behalve ter vervanging van bestaande gebouwen; of
  • b. bouwwerken, geen gebouw zijnde, worden gebouwd tot een hoogte van 1,2 meter of ter vervanging van bestaande bouwwerken.
8.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend

  • a. het gebruiken van dijken en historische paden en wegen voor tuin- en akkerbouw.
8.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
8.4.1 Vergunningplicht

Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is, ongeacht het bepaalde in de regels bij de andere op deze gronden van toepassing zijnde bestemmingen, een omgevingsvergunning vereist:

  • a. het wijzigen van het beloop en/of het (kenmerkende breedte- en hoogte)profiel van de dijken, strekdammen, kapglooiingen en historische paden;
  • b. het ontgronden, afgraven, egaliseren en/of ophogen van gronden en/of het anderszins ingrijpend wijzigen van de bodemstructuur;
  • c. het dempen en/of graven van waterlopen;
  • d. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen;
  • e. het aanbrengen van bomen en overige diepwortelende beplanting;
  • f. het aanleggen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- en/of communicatieleidingen.
8.4.2 Uitzonderingen

Het bepaalde in 8.4.1 is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. het normale onderhoud betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan met een daarvoor benodigde vergunning.
8.4.3 Toetsingscriteria

De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke en cultuurhistorische waarden zoals beschreven in de Landschapsbiografie Súdwesthoeke en/of de Cultuurhistorische Kaart Fryslân (CHK) en/of de Cultuurhistorische inventarisatie en waardering historische paden en wegen in de gemeente Súdwest-Fryslân (uit de bijlage).

Artikel 9 Waarde - Landschap verkaveling

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Landschap verkaveling' aangewezen gronden zijn, naast de aangegeven andere bestemming (basisbestemming), tevens bestemd voor:

  • a. het behoud, het herstel en de uitbouw van de landschappelijke en cultuurhistorische waarden van de bijzondere kavelstructuur en kavelsloten (inclusief dijksloten).
9.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

  • a. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag, de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
    • 1. het ophogen, afgraven, afschuiven of egaliseren van gronden;
    • 2. het dempen en/of graven van sloten en/of andere waterlopen en/of partijen.
  • b. De onder a bedoelde vergunning is niet vereist voor werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die:
    • 1. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan;
    • 2. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning;
    • 3. normaal onderhoud en/of het normale natuurbeheer betreffen;
    • 4. bodemverstoringen betreffen, die door middel van gestuurde boringen uitgevoerd worden waardoor de kavelstructuur en kavelsloten niet aangetast worden;
    • 5. op basis van nadere toetsing van de specifieke locatie voor de ontwikkeling geen hoge landschappelijke- en/of cultuurhistorische waarde hebben.
  • c.  
    • 1. De onder a bedoelde vergunning wordt slechts verleend, indien:
    • 2. er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gaafheid van het gebied met de bijzondere kavelstructuur en kavelsloten, dat is voorzien van de dubbelbestemming ‘Waarde – Landschap verkaveling’ waarbij tevens wordt getoetst aan de landschappelijke en cultuurhistorische waarden zoals beschreven in de Landschapsbiografie Súdwesthoeke en bijlage 1 'Historische verkaveling structuren';
    • 3. de waterhuishouding niet onevenredig wordt aangetast en hier advies voor ingewonnen is bij de waterbeherende instantie.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 10 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 11 Algemene gebruiksregels

11.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik, strijdig met de in dit plan gegeven bestemmingen, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het opslaan of bergen van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • b. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond.
  • c. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting;
  • d. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van risicovolle inrichtingen (met uitzondering van gronden aangeduid met ‘verkooppunt motorbrandstoffen met lpg’), vuurwerkbedrijven en geluidszoneringsplichtige inrichtingen;
  • e. het gebruiken of laten gebruiken van ruimtelijk ondergeschikte gebouwen ten behoeve van zelfstandige bewoning.

11.2 Voorwaardelijke verplichting - voldoende waterberging
  • a. Tot een gebruik, strijdig met de in dit plan gegeven bestemmingen, wordt in ieder geval gerkeend het gebruik van en het in gebruik laten nemen van nieuwe bouwwerken zonder de aanleg en instandhouding van waterbergende voorzieningen van minimaal 630 m2, teneinde te komen tot een aanvaardbare waterhuishoudkundige situatie;
  • b. In afwijking van het bepaalde onder a mogen gronden en bouwwerken worden gebruikt onder de voorwaarde dat binnen 12 maanden na het tijdstip van onherroepelijk worden van het bestemmingsplan geheel uitvoering is gegeven aan de aanleg van waterbergende voorzieningen van minimaal 630 m2.

Artikel 12 Algemene afwijkingsregels

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden, kan met omgevingsvergunning worden afgeweken van:

  • a. de bij recht in het plan gegeven maten, afmetingen en percentages, tot ten hoogste 10% van die maten, afmetingen en percentages, indien dit om bouwtechnische redenen of om redenen van doelmatigheid van de bouw noodzakelijk is;
  • b. het bepaalde ten aanzien van het bouwen van gebouwen binnen het bouw- c.q. het bestemmingsvlak in die zin dat de grenzen van het bouw- c.q. het bestemmingsvlak met ten hoogste 1,50 m worden overschreden door:
    • 1. plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen en schoorstenen;
    • 2. gevel- en kroonlijsten en overstekende daken;
    • 3. ingangspartijen, luifels, balkons en galerijen.

Artikel 13 Overige regels

13.1 Voldoende parkeergelegenheid
  • a. Een nieuw bouwwerk, verandering van een bouwwerk, verandering van gebruik van een bouwwerk of van gronden (al dan niet gecombineerd), waarvan een behoefte aan parkeergelegenheid wordt verwacht, is niet toegestaan wanneer op het bouwperceel of in de omgeving daarvan niet in voldoende parkeergelegenheid is voorzien en in stand wordt gehouden;
  • b. bij een omgevingsvergunning, dan wel bij de beoordeling of het gebruik in overeenstemming is met het bestemmingsplan wordt op basis van de op dat moment van toepassing zijnde beleidsregels bepaald of er sprake is van voldoende parkeergelegenheid;
  • c. bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in sub a en worden toegestaan dat in minder dan voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien, mits dit geen onevenredige afbreuk doet aan de parkeersituatie.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 14 Overgangsrecht

14.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in sub a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het sub a met maximaal 10%
  • c. sub a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
14.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van gronden en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  • b. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in sub a, te veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en afwijking wordt verkleind;
  • c. indien het gebruik, bedoeld in sub a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

Artikel 15 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het Folsgare - woningbouw Wallemadyk.