direct naar inhoud van 5.3 Waterhuishouding en riolering
Plan: Irislaan 8
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0866.BP00147-0301

5.3 Waterhuishouding en riolering

Het plangebied is gelegen in het beheersgebied van Waterschap de Dommel. Voor een globale indicatie van het watersysteem in de omgeving van de locatie is gebruik gemaakt van de digitale wateratlas Noord-Brabant. De wateratlas laat zien dat er geen open wateren op of nabij de locatie aanwezig zijn.

Het is wettelijk verplicht om in het kader van het Besluit op de Ruimtelijke Ordening (Bro) een watertoets te verrichten. De watertoets is het hele proces van vroegtijdig informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van de waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten. Als onderdeel hiervan dienen eventuele mitigerende en compenserende maatregelen schetsmatig te worden uitgewerkt. Bovendien wordt een ruimteclaim bepaald van eventuele waterhuishoudkundige maatregelen. De resultaten van de watertoets zijn verwerkt in deze waterparagraaf. Het waterschap heeft op 12 maart 2010 gereageerd op het bestemmingsplan, inclusief de waterparagraaf. De opmerkingen uit de brief en de mailwisseling tussen gemeente en het waterschap zijn verwerkt in de waterparagraaf.

5.3.1 Bodemopbouw en grondwater

In plangebied bevinden zich Haarpodzolgronden (leemarm) en zwak lemig fijn zand met grondwatertrap VII. De haarpodzol is een typisch zandige bodem, ontstaan onder invloed van heidehumus, die met regenwater door de bodem heen sijpelt en de ijzerhuidjes om de zandkorrels verwijdert. Daardoor ontstaat de grijze uitgeloogde kleur. Daaronder slaat de amorfe humus op ongeveer 50 cm diepte neer en vormt een donkerbruine enigszins verharde laag. De bodemopbouw is als volgt te schematiseren: tot en met 0,5 meter diepte is er sprake van zwak humeuze bosgrond, bestaand uit matig fijn, zwak siltig, zand. Daaronder is tot circa drie meter diepte sprake van matig fijn, zwak siltig zand. Onder de drie meter tot de verkende diepte is sprake van zwak siltig, matig grof zand.

Op basis van de verkregen informatie uit de boringen en de informatie ten aanzien van de optredende grondwaterstanden lijkt de bodem geschikt voor infiltratie. Bij de uitgifte van de kavel dient geregeld te zijn dat op eigen terrein wordt geinfiltreerd. De locatie is daarnaast gelegen in de boringsvrije zone van het drinkwaterwingebied. Dieper dan 10 meter mag niet geboord, gegraven of geroerd worden.

Een gedeelte van de locatie ligt in een beschermd gebied conform Verordening Waterhuishouding Noord Brabant 2005. In dit gebied gelden de volgende eisen:

  • 1. In beginsel worden geen nieuwe grondwateronttrekkingen toegelaten;
  • 2. Het is niet toegestaan om bestaande grondwateronttrekkingen naar deze gebieden toe of binnen deze gebieden te verplaatsen;
  • 3. Voor beschermingsgebieden geldt tevens een vergunningplicht voor grondwateronttrekkingen vanaf 0 m3/uur (ongeacht de diepte van de put).

De grondwaterstanden zijn voldoende diep om voldoende ontwatering te garanderen voor de bebouwing en verharding.

5.3.2 Riolering

De vrijvervalriolering van de gemeente Waalre is grotendeels gemengd. Voor de locatie is er eveneens sprake van een gemengd stelsel. Bij gemengde stelsels worden het afvalwater en het hemelwater via één buisleiding ingezameld en afgevoerd. Vanuit de toekomstige woning zal alleen afvalwater en een overstort van de berging op dit riool worden aangesloten. Het bestaande rioleringsstelsel van de Phloxlaan/Irislaan hoeft hier niet voor te worden vervangen. Omdat in het verleden rekening is gehouden met het afvalwater van de scouting en er alleen afvalwater wordt geloosd is er geen sprake van extra belasting van het rioolstelsel.

Hemelwater

Voor het vasthouden van water moet een voorziening gerealiseerd worden. De omvang van deze voorziening wordt getoetst in overleg met het waterschap. De locatie is gelegen in een gebied met afvoercoëfficiënt 0,33 l/s/ha (afvoercoëfficiëntenkaart Waterschap Dommel en Aa en Maas). Gezien de goede infiltratiecapaciteit van de zandige ondergrond en het beschikbare oppervlak, is berging van het hemelwater goed mogelijk. De Gemiddeld Hoogste grondwaterstand wordt geschat op dieper dan 2,5 m onder maaiveld op basis van de grondwatertrappenkaart. De hemelwaterberging moet boven de GHG gerealiseerd worden, gezien de diepe grondwaterstanden is dat eenvoudig te realiseren. Het maaiveld ligt op circa +23,0 m NAP.

Het bestaande verhard oppervlak is de bestaande bebouwing van 209 m2. De nieuwe bebouwing zal 375 m2 groot worden. In overleg met het waterschap (mail Erik van Kronenburg, 30-7-2010) is vastgesteld dat een hemelwaterberging van minimaal 15m3 gerealiseerd moet worden.

Overwogen kan worden om het overtollige hemelwater (indien er tijdens extreme neerslag meer dan 15 m3 verwerkt moet worden) oppervlakkig te laten afstromen. Van belang hierbij is dat dit niet tot (water)overlast leidt. Mocht dit niet lukken, dan kan dit overtollige hemelwater via het gemengd rioolstelsel worden afgevoerd. Hierbij moet een terugslagklep aangebracht worden om te voorkomen dat (afval)water vanuit het gemengd stelsel kan teruglopen in de infiltratievoorziening.

5.3.3 Conclusie

Het plangebied biedt mogelijkheden om hydraulisch neutraal te bouwen door het hemelwater en het huishoudelijk afvalwater te scheiden. Het huishoudelijk afvalwater kan aangesloten worden op de bestaande riolering. Het hemelwater, afkomstig van verharde oppervlakken (zoals daken van het hoofdgebouw en bijgebouwen) kan in de bodem geïnfiltreerd. Hiervoor zijn verschillende verwerkingswijze mogelijk. Ondiepe infiltratiemiddelen (bijvoorbeeld een wadi) of dieper gelegen infiltratiemiddelen (bijvoorbeeld infiltratiekratten of IT-riool) zijn alle mogelijk door de diep gelegen grondwaterstanden en de goede infiltratiecapaciteit. In overleg met het waterschap (mail Erik van Kronenburg, 30-7-2010) is vastgesteld dat een hemelwaterberging van 15m3 gerealiseerd wordt.

Overwogen kan worden om het overtollige water (bij extreme neerslag) oppervlakkig te laten afstromen. Van belang hierbij is dat dit niet tot (water)overlast leidt. Mocht dit niet lukken, dan kan dit overtollige hemelwater via het gemengd rioolstelsel worden afgevoerd. Hierbij moet een terugslagklep aangebracht worden om te voorkomen dat (afval)water vanuit het gemengd stelsel kan teruglopen in de infiltratievoorziening.

Om vervuiling van het hemelwater en de infiltratievoorziening met uitloogbare materialen te voorkomen, worden eisen gesteld aan het materiaalgebruik bij de bouw. Hiervoor dienen de uitgangspunten van duurzaam bouwen overgenomen te worden.