direct naar inhoud van 4.4 Water
Plan: Compensatiegronden zandwinning Gasselterveld
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1680.BUICOMPENSGASSVELD-VB01

4.4 Water

In het kader van de watertoets is waterschap Hunze en Aa's ingelicht over het voorgenomen initiatief. Met behulp van de Digitale Watertoets is informatie ontvangen ten aanzien van uitgangspunten en randvoorwaarden. Aanvullend heeft waterschap Hunze en Aa's vragen gesteld over het initiatief en de gevolgen van het initiatief op het waterbeheer.

Om te waarborgen dat bij de totstandkoming van het inrichtingsplan, en later bij de uitvoering, voldoende rekening wordt gehouden met alle relevante waterhuishoudkundige belangen is een watertoets uitgevoerd. De watertoets is vertaald in onderstaande waterparagraaf, waarin is aangegeven welke afwegingen in het plan ten aanzien van water zijn gemaakt of nog moeten worden gemaakt. Het is een toelichting op het doorlopen proces en maakt de besluitvorming ten aanzien van het thema water transparant.

De gevolgde werkwijze in deze waterparagraaf is gericht op het formuleren van de natuurdoelen en de hydrologische randvoorwaarden voor de compensatiegronden. Zodra alle gronden definitief zijn verworven is de vervolgfase dat in overleg met het Waterschap inrichtingsplannen worden opgesteld. In deze vervolgfase wordt meer in detail rekening gehouden met aangrenzende functies, gebiedskenmerken (o.a. hoogteligging, bodem, grondwater, flora, fauna) en actuele en potentiële landschapsecologische processen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1680.BUICOMPENSGASSVELD-VB01_0011.png"  
Overzicht percelen geclusterd in deelgebieden  

Hydrologische situatie plangebied

Huidige situatie

De compensatiegronden bevinden zich in het beheersgebied van waterschap Hunze en Aa's en specifiek binnen het watersysteem van Drentsche Aa en Hunze. De percelen die een nieuwe inrichting krijgen, maken deel uit van de boswachterij en beekdal Andersche Diep (Drentsche Aa-systeem) en Streng Koelanden (zijloop Voorste Diep, Hunze-systeem). In de volgende figuur is de ligging van de deelgebieden weergegeven. Deelgebied 4 maakt geen onderdeel uit van dit bestemmingsplan maar wordt geregeld in een wijzigingsplan en wordt in deze waterparagraaf verder buiten beschouwing gelaten. In tabel 1 is per deelgebied aangegeven hoe de ligging is in het gebied.

Tabel 1 Kenmerken van de deelgebieden waar compensatie zal plaats vinden.

Nummer deelgebied   Kenmerk van de ligging   Bijzonderheid  
1, 2 en 7   Boswachterij   Rondom is bos aanwezig  
3   TOP-gebied Andersche Diep;
nu landbouwgrond; deelgebied 3 is gebied Lange Veen  
Doel voor deze percelen is tegengaan verdroging (Werkgroep TOP verdroging Drentsche Aa, 2009)  
5 en 6   Landbouwgronden   Er wordt voor deze percelen geen aanspraak gemaakt op extra EHS-hectares met het oog op tegengaan verdroging.  
8   Onderdeel stroomgebied Voorste Diep   Nog geen concrete plannen voor inrichting. Wel kansrijke gradiënt van heide met overgang naar beekdal  

Het TOP-gebied Drentsche Aa maakt onderdeel uit van een TOP-lijst van verdroogde gebieden in Drenthe. Voor percelen die binnen het TOP-gebied liggen heeft bestrijding van verdroging prioriteit. De herinrichting van deze percelen biedt kansen om maatregelen te treffen die verdere verdroging tegengaan.

De functieverandering van de percelen in deelgebied 3 biedt kansen voor het opheffen van verdroging en realisatie van de beoogde nieuwe natuur.

Grondgebruik en ontwatering

In de huidige situatie hebben de meeste percelen een agrarische functie. Het grondgebruik is veelal akkerbouw. Enkele percelen bestaan uit extensief beheerd grasland. Alleen percelen 2 en 7 hebben geen agrarische functie.

Langs de randen of in de meeste deelgebieden liggen perceelssloten, kavelsloten (met schouwplicht) en soms een hoofdwatergang. Deze meeste van deze watergangen zijn afgestemd op de functie landbouw en zorgen voor de afwatering binnen de deelgebieden. In de meeste deelgebieden voeren de watergangen het overtollige water af op het beekdalsysteem 'Andersche Diep'.

Bodem en Hydrologie

De boswachterij dient als infiltratiegebied waar hemelwater kan infiltreren in de bodem. Het geïnfiltreerde hemelwater gaat vervolgens via het grondwater richting het beekdal waar het in sloten als kwel omhoog komt.

De deelgebieden 1, 2, 6, 7 en het zuidelijke deel van gebied 5 bevinden zich voornamelijk op de zandgronden. Deze deelgebieden hebben over het algemeen een lage grondwaterstand die overeenkomt met de grondwatertrappen IV, V, VII en VIII. Deelgebied 1 betreft een gedeelte van een pingoruïne.

Deelgebied 3 en het zuidelijke deel van gebied 5 hebben een bodemopbouw bestaand uit voornamelijk veen en/of moerig materiaal. Deze percelen langs het Andersche Diep kennen hoge grondwaterstanden overeenkomend met grondwatertrappen I, II en III.

Toekomstige situatie

In het beekdal van het Andersche Diep worden graslanden en akkers, die tot voor kort in agrarisch gebruik waren, omgevormd tot natuurgebied (deelgebieden 1, 3, 5, 6 en 8). Enkele verspreid gelegen percelen in de boswachterij worden bebost (deelgebieden 1, 2 en 7). Deze percelen zullen in de toekomstige situatie opgaan in de boswachterij.

De gebieden 3, 5, 6 en 8 worden in de huidige situatie ontwaterd door middel van kavelsloten en perceelsloten. Om in de toekomstige situatie de voorgenomen natuurdoeltypen te kunnen realiseren is het nodig om een grondwatersituatie te realiseren die bij het natuurdoeltype past.

Door de gewenste grondwatersituatie met de huidige te vergelijken is te bepalen of er maatregelen nodig zijn. Verschillende maatregelen kunnen inhoudelijk op hun hydrologische effectiviteit beoordeeld worden. Omgevingsfactoren zoals onder andere het omliggende agrarische gebruik en de bestaande waterhuishoudkundige situatie bepalen of de benodigde maatregelen (op korte termijn) uit te voeren zijn.

Binnen de deelgebieden 3 en 5 zijn in de huidige situatie hoofdwatergangen aanwezig of grenzen hieraan. Deze situatie vergt bij aanpassing van de waterhuishouding extra aandacht. In onderstaande figuren zijn deze situaties gepresenteerd.

afbeelding "i_NL.IMRO.1680.BUICOMPENSGASSVELD-VB01_0012.png"   afbeelding "i_NL.IMRO.1680.BUICOMPENSGASSVELD-VB01_0013.png"  
Overzicht deelgebied 3 (links) en deelgebied 5 (rechts)  

Voor deelgebied 3 en de ruime omgeving zijn in het kader van de verkenning van de TOP-gebieden hydrologische varianten met verschillende afvoerniveaus van de voormalige beek/slenk van het Lange Veen in relatie tot de waterstanden op het Andersche Diep globaal onderzocht en beschreven. De verworven percelen in deelgebied 3 brengen de herinrichting van het Lange Veen dichterbij.

In onderstaande figuur is de huidige situatie in deelgebied 6 en 8 weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.1680.BUICOMPENSGASSVELD-VB01_0014.png"   afbeelding "i_NL.IMRO.1680.BUICOMPENSGASSVELD-VB01_0015.png"  
Overzicht deelgebied 6 (links) en deelgebied 8 (rechts)  

Uitgangspunten en randvoorwaarden voor inrichting

Standplaatseisen natuurdoeltypen

In het plangebied worden, afhankelijk van de deelgebieden, drie natuurdoeltypen nagestreefd, namelijk bloemrijk grasland, bos van arme zandgrond en dotterbloemgrasland van beekdal. Omdat deelgebied 8 op de overgang ligt van heide naar beekdal is natuurdoeltype vochtige heide wellicht ook een optie.

In onderstaande tabel zijn de standplaatseisen aangegeven voor deze typen.

Natuurdoeltype   Gemiddelde hoogste grondwaterstand (in cm beneden maaiveld)   Gemiddelde laagste grondwaterstand (in cm beneden maaiveld)  
Bloemrijk grasland   (0) 10 tot 40   80 tot 120  
Bos van arme zandgrond   40 tot 60   > 120  
Dotterbloemgrasland beekdal   0   35 tot 40  
Facultatief:      
Vochtige heide op minerale grond (een mogelijkheid in deelgebied 4 en 8)   30   60 tot 80  

De standplaatseisen zijn de streefsituatie voor de inrichting. Deze eisen vormen ook de basis voor de toetsing van de huidige waterhuishouding.

Bos en waterbeheer

Zoals in de inleiding is genoemd, is er een verplichting tot herplant van een gedeelte bos. Voor deze percelen is het uitgangspunt: een bostype aanbrengen dat aansluit op de potentieel natuurlijke vegetatie (PNV), en streven naar een bostype met een zo gering mogelijke verdamping.

Er zal daarom ingeplant worden met loofbossoorten van autochtone herkomst. De jaarlijkse verdamping van gemengd loofbos is van alle bostypen het geringst, namelijk circa 555 ± 20 mm. Dit ligt een fractie hoger dan de verdamping van grasland (535 mm) en akkerland (515 mm). De verdamping van natte heide is 500 – 520 mm (bron: Massop et al 2005).

Waterhuishouding

Uitgangspunt voor de waterhuishouding is dat de waterhuishouding afgestemd wordt op de beoogde natuurdoelen. Daarnaast mag de aanpassing van de waterhuishouding niet leiden tot overlast op omliggende percelen met een agrarische functie of tot verdroging van natuur in de omgeving.

Uitgangspunten per deelgebied

Deelgebieden 1,2 en 7

Deze deelgebieden worden in de nieuwe situatie ingericht met loofbos. De mate van verdamping blijft daarmee beperkt. Eventueel aanwezige sloten zijn vermoedelijk al gericht op de functie bos.

Deelgebied 3

Dit deelgebied krijgt in de toekomstige situatie het natuurdoeltype 'bloemrijke grasland'. Er is een verloop in hoogteligging van het maaiveld richting de zijarm van het Andersche Diep. Een hoofdwatergang doorsnijdt het gebied en de sloten stromen af op de zijarm van het Andersche Diep. Deze zijarm vormt de noordelijke begrenzing van de percelen. De aanwezige waterhuishouding is afgestemd op de huidig aanwezige agrarische functie. Uitgaande van de standplaatseisen voor bloemrijk grasland zullen de hoofdwatergangen en overige sloten een drainerende werking kunnen hebben. Doel voor dit gebied is het opheffen van verdroging. Omdat de in te richten percelen niet aaneengesloten liggen is het nodig na te gaan of de gewenste grondwatersituatie op korte termijn gerealiseerd kan worden. De percelen maken deel uit van het TOP-gebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.1680.BUICOMPENSGASSVELD-VB01_0016.png"   Foto deelgebied 3: Hoofdwatergang, gezien vanaf de weg De Minhaar. Het verloop in maaiveldhoogte is zichtbaar. Op de achtergrond vaag de zijarm van het Andersche diep. In de hoofdwatergang is sprake van kwelinvloed.  

Deelgebied 5 en 6

Deze gebieden zullen gedeeltelijk ingericht worden met loofbos en deels gericht op bloemrijk grasland. Deelgebied 6 en de hogere delen van deelgebied 5 zullen in de nieuwe situatie kunnen dienen als infiltratiegebied op de flank van het beekdal nu is de waterhuishouding in beide gebieden afgestemd op de huidige agrarische functie. In deelgebied 5 is een hoofdwatergang aanwezig. Nagegaan moet worden in hoeverre drainerende watergangen kunnen worden opgeheven of verlegd. De percelen maken geen deel uit van de TOP-gebieden met prioriteit om verdroging tegen te gaan. Ze kunnen echter wel een bijdrage leveren in het robuuster maken van het beekdalsysteem.

Deelgebied 8

Dit deelgebied, de streng Koelanden ligt in de oorsprong van het Voorste Diep, als onderdeel van het Hunze-systeem. De huidige waterhuishouding is afgestemd op de agrarische functie van het gebied. Het perceel is belangrijk omdat het de gradiënt vormt tussen bos en heide naar het beekdal. Realisatie van het beoogde natuurdoeltype 'dotterbloemgrasland beekdal/bloemrijk grasland' is mogelijk als drainerende watergangen worden opgeheven.

Natuur en verdroging

Een deel van de percelen bevindt zich binnen het TOP-gebied Drentsche Aa. Binnen de TOP-gebieden zijn maatregelen vastgesteld om verdroging binnen deze gebieden tegen te gaan. Deze maatregelen worden omschreven in het rapport 'plan van aanpak verdroging TOP-gebieden Drenthe' (DLG 2009).

In het kader van het verhelpen van de verdroging, zijn voor het beekdal Andersche Diep inrichtingsmaatregelen vastgesteld. De volgende maatregelen worden genoemd in het rapport 'plan van aanpak verdroging TOP-gebieden Drenthe' en worden toegepast bij de herinrichting van de percelen:

Voor het Andersche Diep zijn de doelen:

  • 1. Verbeteren van het beekmilieu over circa 2 km,
  • 2. Oplossen van verdroging voor circa 300 ha,
  • 3. Vasthouden van water (wateropgave Waterschap),
  • 4. Inrichten van 78 ha nieuwe natuur.

Dit betekent concreet het uitvoeren van vernattingsmaatregelen in de te verwerven gebieden, het dempen van sloten en greppels op de flanken van het beekdal en vernattingsmaatregelen uitvoeren in de grote aangrenzende boswachterijen, zoals het dempen sloten en bosomvorming naar een minder verdampend bostype of natuurtype.

Om deze maatregelen uit te kunnen voeren is onderzoek nodig naar het oppervlaktewater- en grondwatersysteem, de gebiedsfuncties en hun droogleggingseisen, en welke maatregelen geschikt zijn om de doelen te kunnen bereiken. Uitgangspunt is dat voor elk gebied op basis van de gebiedsfunctie de vereiste drooglegging en afvoer wordt gewaarborgd en dat negatieve effecten in de omgeving als gevolg van te nemen maatregelen worden voorkomen.

Planning, beheer en onderhoud

Binnen de deelgebieden zijn kavelsloten, perceelsloten en soms ook hoofdwatergangen aanwezig. Zodra voor de verworven percelen de functieverandering planologisch is geregeld, is het nodig om op basis van gebiedsonderzoek te bepalen welke maatregelen op korte en lange termijn zijn uit te voeren.

Fasering van inrichting is nodig omdat niet alle verworven percelen aan elkaar grenzen of omdat de hoofdwatergang vooralsnog voor natuur en landbouw een functie moet blijven vervullen, zoals in deelgebied 3. Hierdoor is er in deze deelgebieden op perceelsniveau sprake van verschillende gebiedsfuncties met soms tegengestelde hydrologische eisen. In andere deelgebieden is wel sprake van overeenkomstige gebiedsfuncties zodat hier de gewenste hydrologische situatie gerealiseerd kan worden.

Het benodigde gebiedsonderzoek kan voor een deel aansluiten op het proces en onderzoek zoals dat voor de TOP-gebieden is/wordt uitgevoerd.

Belangrijk is om op korte termijn geen maatregelen te nemen die de lange termijn doelen kunnen frustreren. Als dit dreigt is het belangrijk om voor de korte termijn een overgangsbeheer te voeren ten aanzien van het water- en perceels/vegetatiebeheer.

In de toekomstige situatie geldt voor schouwsloten dat het onderhoud van watergangen komt te liggen bij de nieuwe eigenaar van de aanliggende percelen. Rondom hoofdwatergangen moet een beschermingszone van 5 meter gevrijwaard blijven van obstakels. Obstakels kunnen bijvoorbeeld zijn: heggen, afrastering, bomen, verharde paden.

Voor het bepalen van de uiteindelijke maatregelen is het nodig overleg met het waterschap te voeren. Voor alle wijzigingen in de waterstructuur en werken binnen de beschermingszone van 5 meter langs de hoofdwatergangen dient een watervergunning in het kader van Keur van het waterschap aangevraagd te worden.