direct naar inhoud van Artikel 3 Centrum
Plan: Bestemmingsplan Uitbreiding Mercuriuscentrum
Status: voorontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0106.00BP20099C-B002

Artikel 3 Centrum

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Centrum' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a. detailhandel;

b. dienstverlening;

c. horeca, met dien verstande dat deze is beperkt tot horeca categorie 3 sub 2, die zich qua exploitatie en qua openingstijden richt op de winkel-activiteiten;

d. kantoor;

e. maatschappelijk;

f. sportief-recreatief;

g. woningen op de verdieping van gebouwen,

met daarbij behorende:

h. gebouwen - een bedrijfswoning niet daaronder begrepen;

i. bouwwerken, geen gebouw zijnde;

j. nutsvoorzieningen, waaronder begrepen een transformatorstation;

k. verkeers- en verblijfsvoorzieningen.

3.2 Bouwregels

a. Op de voor 'centrum' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwer-ken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

b. Voor een gebouw gelden de volgende regels:

1. de bouwhoogte mag niet meer dan de ter plaatse aangeduide bouw-hoogte bedragen.

c. Voor een ander-bouwwerk gelden de volgende regels:

1. de bouwhoogte mag niet meer dan 3,5 m bedragen.

3.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan:

a. de plaats en afmeting van de bebouwing;

ten behoeve van:

b. het straat- en bebouwingsbeeld

c. de milieusituatie;

d. de verkeersveiligheid;

e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;

f. de sociale veiligheid;

g. externe veiligheid.

3.4 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt be-grepen:

a. het gebruik van gronden voor prostitutiebedrijven;

b. het gebruik van gronden voor opslag van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijk gebruik onttrokken voorwerpen, stoffen en materialen.

3.5 Afwijken van gebruiksregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.1 voor het toestaan van escortbedrijven, indien geen onevenredige aan-tasting plaatsvindt van:

a. het straat- en bebouwingsbeeld;

b. de verkeersveiligheid;

c. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;

d. de sociale veiligheid.